COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
voor
Menken Drinks B.V.
te Bodegraven
Voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities 5
Artikel 2 Verplichtingen van partijen 7
Artikel 3 Verplichtingen van werkgever en werknemer 7
HOOFDSTUK II: NORMALE ARBEIDSDUUR
Artikel 4 Arbeidsduur 9
Artikel 5 Vaststelling van de werktijdenregeling 10
Artikel 6 Arbeidsduur oudere werknemers 10
Artikel 7 Dagelijkse arbeidstijden 12
HOOFDSTUK III: ALGEMENE BELONINGSBEPALINGEN
Artikel 8 Functiegroepen en salarisschalen 13
Artikel 9 Toepassing van de salarisschalen 15
Artikel 9A Loonontwikkeling 15
Artikel 10 Persoonlijke toeslag 15
Artikel 11 EHBO-diplomatoeslag en BHV-toeslag 16
Artikel 12A Betaling van de beloning 16
HOOFDSTUK IV: ARBEID WELKE RECHT GEEFT OP EEN TOESLAG
Artikel 13 Arbeid op onaangename uren 18
Artikel 14 Arbeid in het weekeinde 18
Artikel 15 Toeslag overplaatsing naar andere werktijden regeling 19
Artikel 16 Ploegendienst en ploegentoeslag 20
Artikel 17 Overwerk 21
Artikel 18 Beloning bij afwijking rooster 23
Artikel 19 Arbeid op feestdagen 23
Artikel 20 Vergoeding van consignatie en extra opkomst 24
Artikel 21 Vervallen
HOOFDSTUK V: ENIGE SPECIALE CATEGORIEËN WERKNEMERS Artikel 22 Deeltijdwerknemer 26
Artikel 23 Leerlingen 26
Artikel 24 Partieel leerplichtige werknemers 28
HOOFDSTUK VI: VAKANTIE
Artikel 25 Vakantie 30
Artikel 26 Toeslagen 32
HOOFDSTUK VII: VERZUIM
Artikel 27 Kort verzuim 34
Artikel 28 Onbetaald verlof 36
Artikel 29 Verzuim voor het bijwonen van vergaderingen, congressen
en cursussen 37
Artikel 30A Uitkering bij AO etc. voor 1 januari 2004 39
Artikel 30B Uitkering bij AO etc. op of na 1 januari 2004 41
Artikel 31 Xxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 31A WGA-verzekering 445
HOOFDSTUK VIII: AANVANG EN EINDE DIENSTBETREKKING
Artikel 32 lndiensttreding en ontslag 45
Artikel 33 Aanvullende uitkering na einde dienstbetrekking 45
Artikel 33A Pensioenregeling 457
HOOFDSTUK IX: WERKGELEGENHEID
Artikel 34 Overleg op ondernemingsniveau 47
HOOFDSTUK X: SLOTBEPALINGEN
Artikel 35 Personeelsvertegenwoordiging 50
Artikel 35A Bedrijvenwerk 50
Artikel 36 Duur van de overeenkomst 51
BIJLAGEN
BIJLAGE I Functielijst Menken Drinks
BIJLAGE I-A Bezwaar en beroepsprocedure functiewaardering BIJLAGE II Tabellen schaalsalaris
BIJLAGE III Protocol afspraken BIJLAGE IV Invaliditeitspensioenregeling
BIJLAGE V Sanctiebepalingen ziekte- en arbeidsongeschiktheid (als bedoeld in artikel 27 lid 6 van de CAO)
BIJLAGE VI-A Collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen BIJLAGE VI-B Pensioenafspraken
CAO VOOR MENKEN DRINKS B.V.
voor de periode van
1 JANUARI 2009 TOT EN MET 31 DECEMBER 2000
Tussen
Menken Drinks B.V., gevestigd te Bodegraven,
enerzijds, en de
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht CNV BedrijvenBond, gevestigd te Utrecht
anderzijds
zijn op 5 december 2008 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen.
HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Werkgever: de in de aanhef genoemde rechtspersoon.
2. Werknemer: ieder die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever en van wie de functie is ingedeeld of gezien het functieniveau behoort te worden ingedeeld in één van de functiegroepen I t/m VIII als vermeld in bijlage 1.
3. Groep: salarisgroep.
4. Schaalsalaris: het bedrag dat is vermeld in de tabellen, opgenomen in bijlage II van deze CAO.
5. Functiesalaris: het bedrag dat is vermeld in de tabellen, opgenomen in bijlage II van deze CAO plus eventuele persoonlijke toeslag als bedoeld artikel 10.
6. Xxxxxxxx: al hetgeen door de werknemer, indien deze werkzaam is geweest in de functie die hij gewoonlijk uitoefent over de voorafgaande 12 of 13 weken of een veelvoud hiervan met een maximum van 52 weken is, verdiend krachtens het bepaalde in de hoofdstukken III en IV doch met uitzondering van de reiskostenvergoeding en van 20% van de verdiende beloning voor overwerk. In afwijking van het voorgaande kan de werkgever met de personeelsvertegenwoordiging en de betrokken werknemersorganisaties voor de duur van minimaal één jaar overeenkomen dat als tijdloon zal gelden al hetgeen door de werknemer, indien deze werkzaam zou zijn geweest in de functie die hij gewoonlijk uitoefent, zou zijn ontvangen krachtens het bepaalde in de hoofdstukken III en IV met inbegrip van de beloning voor roostermatig of te verwachten overwerk, doch met uitzondering van de beloning voor alle overige overwerk en van reiskostenvergoeding, met dien verstande dat deze afwijkingen gemeld worden bij de werknemersorganisaties.
7. Personeelsvertegenwoordiging (PV): de ondernemingsraad (OR) dan wel bij ontbreken daarvan de personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in artikel 35.
8. Dienst: de aaneengesloten uren waarin werkzaamheden worden verricht onder vermelding van de begintijd en de eindtijd, eventueel onderbroken door pauzes.
9. Ploeg: een groep personen die gezamenlijk hetzelfde collectieve rooster doorlopen. Een ploeg kan ook uit één persoon bestaan.
10. Werktijdenregeling
Een regeling die aangeeft op welke dagen van de week en tijdstippen van de dag (groepen van) werknemers hun werkzaamheden verrichten. De werktijdenregeling wordt vormgegeven door voor een periode van minimaal één roostercyclus de diensten van (groepen van) werknemers van een afdeling of ploeg weer te geven, aangevuld met eventuele collectieve verlofdagen, onder vermelding van het aantal weken dat één roostercyclus omvat en het aantal medewerkers op wie de werktijdenregeling van toepassing is.
11. Rooster Cyclus: een aaneengesloten periode waarin een afdeling of ploeg een reeks van alle voorkomende soorten en opeenvolgende diensten in het desbetreffende collectieve rooster volledig heeft doorlopen. Daarvan is sprake als de desbetreffende reeks van diensten volgens welke de afdeling of ploeg van de werknemer(s) werkzaam is (zijn), zich in de werktijdenregeling begint te herhalen.
12. Rooster: een schema dat per werknemer aangeeft welke werktijdenregeling en diensten gedurende een bepaalde kalenderperiode (week/weken/maand) van toepassing zijn.
13. BW: het burgerlijk wetboek, boek 7 titel 10.
14. Basisuurloon: Het basisuurloon bedraagt 0,605% van het basismaandsalaris (= schaalsalaris zoals opgenomen in bijlage II).
Artikel 2
Verplichtingen van partijen
Partijen verplichten zich alle uit deze overeenkomst voortvloeiende of daarmee samenhangende verplichtingen naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen en gedurende de duur van deze overeenkomst geen werkstaking te zullen toepassen of toepassing daarvan te zullen bevorderen en in het algemeen generlei actie te voeren of te steunen, ook niet van derden, welke ten doel heeft anders dan door middel van overleg wijziging te brengen in het bepaalde in de CAO dan wel van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer.
Artikel 3
Verplichtingen van werkgever en werknemer
1. Werkgever en werknemer zijn verplicht het in deze CAO bepaalde naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen en zich te gedragen gelijk een goed werkgever en een goed werknemer betaamt.
2. Het is de werknemer niet geoorloofd zonder toestemming van de werkgever betaalde arbeid voor derden te verrichten, indien daardoor de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 4 wordt overschreden.
3. Het is de werkgever niet toegestaan een werknemer in dienst te nemen, die in dienst getreden zijnde, tegelijkertijd in volledige dienst is van een andere werkgever in of buiten de drankindustrie.
4. De werkgever is verplicht de werknemers in voldoende mate werkkleding gratis in bruikleen te geven indien de werkgever na overleg met de personeelsvertegenwoordiging van oordeel is dat de werknemer bij de uitoefening van zijn functie aangepast schoeisel dient te dragen, zal de werkgever hem dat gratis in bruikleen geven. De werknemer dient het hem in bruikleen verstrekte met zorg te behandelen.
5. De werkgever is verplicht de werknemer het materiaal – vervoermiddelen daaronder begrepen - te verschaffen dat deze voor de uitoefening van zijn werkzaamheden nodig heeft dan wel de werknemer voor het gebruik van eigen materiaal een redelijke vergoeding te verstrekken.
6. De werkgever zal een beleid voeren gericht op het bestrijden van ongewenste intimiteiten in de werkorganisatie. Dit beleid zal per onderneming nader worden uitgewerkt.
HOOFDSTUK II: NORMALE ARBEIDSDUUR
Artikel 4
Arbeidsduur
1 . De normale arbeidsduur van werknemers in dagdienst bedraagt over een jaar berekend 1983 uur of te wel gemiddeld 38 uur peek.
Een normale werkweek van werknemers in dagdienst bedraagt over een jaar berekend 2087 uur of te wel gemiddeld 40 uur per week
De gemiddelde arbeidsduur voor werknemers in een vijfploegendienst is vastgesteld op 33,6 uur per week.
2. Bij de inrichting van de collectieve roosters dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a de arbeidsduur per dienst bedraagt maximaal 9 uur per dag.
b De arbeidsduur bedraagt gemeten over een aaneengesloten periode van
6 weken maximaal 228 uur. In afwijking hiervan kan met de personeelsvertegenwoordiging worden overeengekomen dat gemeten over een tijdvak van 13 weken de arbeidsduur gemiddeld maximaal 40 uur per week bedraagt.
3. De werknemers met een fulltime arbeidsovereenkomst ontvangen op jaarbasis 104 uur (oftewel 13 dagen) arbeidstijdverkorting (atv). Parttime werknemers ontvangen deze atv naar rato van het aantal te werken uren.
De atv uren dienen in het jaar waarin deze worden toegekend te worden opgenomen. Op 31 december van het jaar waarin de atv dagen zijn toegekend vervallen de atv dagen/uren die nog niet zijn opgenomen.
Het inplannen van atv dagen/uren vindt plaats in blokken van minimaal 4 uur (= ½ dag).
Het collectief inplannen van de atv dagen geschiedt in overleg met de Ondernemingsraad.
Artikel 5
Vaststelling van de werktijdenregeling
1 . De werkgever is verplicht om in overleg met de personeelsvertegenwoordiging de collectieve roosters voor de vestiging(en) van de onderneming vast te stellen met inachtneming van het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). De vaststelling dient ten minste 4 weken vóór de invoering van desbetreffende roosters plaats te vinden.
2. De werkgever is verplicht het voor de werknemers geldende rooster uiterlijk 7 dagen vóór aanvang van het rooster voor de betreffende week aan de werknemer mee te delen. Indien het rooster, nadat de werknemer hiervan in kennis is gesteld wordt gewijzigd, is het bepaalde in artikel 18 van toepassing.
Artikel 6
Arbeidsduur oudere werknemers
1. Werknemers van 58 jaar en ouder kunnen op verzoek - in afwijking van de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 4 in het kader van leeftijds- en gezondheidsbeleid dat integraal deel uit maakt van het personeelsbeleid - korter gaan werken met een arbeidsduur van 32 uur gemiddeld per week1. De wens daartoe dient de werknemer tijdig aan de werkgever kenbaar te maken. In overleg met betrokken werknemer stelt de werkgever, in beginsel voor een periode van één jaar, het rooster vast waarin de verkorte wekelijkse arbeidsduur van de werknemer is vastgelegd.
2. Voor de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn de bepalingen van deze CAO op overeenkomstige wijze van toepassing als voor een deeltijdwerknemer, met uitzondering van de aanspraken op pensioen. De opbouw van pensioenaanspraken wordt onverkort door de werkgever voortgezet alsof de werknemer werkzaam is op basis van de tot dat moment voor hem geldende arbeidsduur per week.
1 In het algemeen in een rooster van 4 dagen.
3. Vanaf 1 januari 2003 ontvangt de werknemer als bedoeld in lid 1 en 2 over de als gevolg van de verkorte arbeidsduur niet gewerkte uren 73,1% van het tijdloon exclusief de in het tijdloon begrepen beloning voor overwerk.
Werknemers, die op grond van dit lid een beloning ontvangen voor niet gewerkte uren verrichten in principe geen meerwerk dan wel overwerk. Ingeval het toch noodzakelijk is meerwerk of overwerk te verrichten vervalt voor de betreffende uren, de beloning conform dit lid. De vakantietoeslag en eindejaarsuitkering worden ook toegekend over de beloning voor de niet gewerkte uren.
4. Werknemers met wie een parttime dienstverband is overeengekomen op basis van 32 uur of minder gemiddeld per week komen niet in aanmerking voor de regeling als bedoeld in lid 1 t/m 3. De werknemer, die gebruik maakt van de regeling als bedoeld in lid 1 t/m 3 en die in deeltijd gaat werken met een arbeidsduur korter dan 32 uur gemiddeld per week, komt met ingang van de datum waarop deze kortere arbeidsduur per week ingaat niet meer in aanmerking voor de beloning als genoemd in lid 3. Cumulatie van de regeling als bedoeld in lid 1 t/m 3 en de regeling als bedoeld in lid 5 t/m 10 is niet toegestaan.
5. Werknemers van 61, 62, 63 en 64 jaar kunnen, voor zover zij niet deelnemen aan de regeling zoals genoemd in lid 1 t/m 3, op hun verzoek extra vrije uren opnemen tot ten hoogste:
2 uur per week voor 61-jarigen; 3 uur per week voor 62-jarigen; 4 uur per week voor 63-jarigen; 5 uur per week voor 64-jarigen;
te rekenen vanaf de dag waarop de betrokken werknemers de 61-, 62-, 63- resp. 64-jarige leeftijd hebben bereikt.
6. De werknemers die van de regeling als bedoeld in lid 5 gebruik willen maken, dienen hun wens daartoe tijdig aan de werkgever kenbaar te maken. In overleg met betrokkene worden door de werkgever de tijdstippen waarop de werknemer de extra vrije uren opneemt, in beginsel voor een periode van een jaar vastgesteld onder vastlegging in een rooster in de vorm van een aantal uren per week of hoogstens één dag in een zekere periode.
7. Niet-opgenomen extra vrije uren als bedoeld in lid 5 van dit artikel als gevolg van een samenloop met vakantie, arbeidsongeschiktheid en dergelijke, vervallen en mogen niet vervangen worden door een uitkering in geld, ook niet bij beëindiging van het dienstverband.
8. De werknemer ontvangt over de opgenomen extra vrije uren als bedoeld in lid 5 van dit artikel 85% van het basisuurloon voor die uren.
Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid vindt over die uren aanvulling tot 85% van het basisuurloon plaats.
Het hierboven gestelde zal geen gevolgen hebben voor de pensioenrechten van de betrokken werknemers.
9. Een werknemer als bedoeld in lid 5 van dit artikel, die in een kwartaal gemiddeld minder dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 4 werkt heeft aanspraak op een proportioneel gedeelte van de in lid 5 genoemde aantallen uren.
10. De werknemers als bedoeld in lid 5 van dit artikel komen in beginsel niet voor het verrichten van overwerk in aanmerking. In geval dit toch noodzakelijk is, geldt als overwerk door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de normale wekelijkse arbeidsduur, als bedoeld in artikel 4, inclusief extra vrije uren, wordt overschreden. De als gevolg van overwerk niet opgenomen extra vrije uren kunnen op een ander tijdstip alsnog worden genoten, mits binnen een periode van 30 dagen nadien.
Artikel 7
Dagelijkse arbeidstijden
De normale arbeidstijden voor werknemers niet zijnde administratief personeel, dienen zoveel mogelijk te vallen tussen 06.30 uur en 17.00 uur, met dien verstande dat het de werkgever is toegestaan na overleg met de Ondernemingsraad genoemde tijdstippen een half uur vroeger of later te stellen onder handhaving van het totaal van 10½ uur binnen deze tijdstippen.
De normale dagelijkse arbeidstijden voor het administratief personeel dienen zoveel mogelijk te vallen tussen 07.30 uur en 18.00 uur.
HOOFDSTUK III: ALGEMENE BELONINGSBEPALINGEN
Artikel 8
Functiegroepen en salarisschalen
1. De functies van de werknemers worden ingedeeld in functiegroepen aan de hand van de functielijst, als vermeld in bijlage I van deze CAO. De werkgever is verplicht de werknemer schriftelijk mede te delen welke functie hij verricht en in welke functiegroep deze functie is ingedeeld. Het voorgaande is eveneens van toepassing in geval van functiewijziging.
2. Het schaalsalaris dat de werknemer toekomt naar gelang van de groep waarin zijn functie is ingedeeld, zijn leeftijd en zijn functiejaren, staat vermeld in de tabellen welke als bijlage II bij deze CAO zijn gevoegd en geacht worden daarvan deel uit te maken.
3. De werknemer die langer dan één week een functie volledig waarneemt, die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt gedurende die periode het schaalsalaris dat hij zou hebben gekregen wanneer hij definitief in die hogere functie was geplaatst. Indien de waarneming korter dan een aaneengesloten periode van een jaar heeft geduurd, ontvangt de werknemer na afloop het salaris dat hij ontving vóór waarneming indien de waarneming een aaneengesloten periode van een jaar of langer heeft geduurd, geldt na afloop het bepaalde in artikel 8 lid 7. Onder zijn oorspronkelijke salaris wordt in het laatste geval verstaan het salaris dat is toegekend tijdens de waarneming.
4. Werknemers die definitief worden overgeplaatst in een hoger ingedeelde functie worden in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer die de voor die functiegroep geldende vakvolwassen leeftijd heeft bereikt of overschreden, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris ten minste de helft van het verschil tussen de schaalsalarissen bij 0-functiejaren van de twee betrokken salarisschalen of zoveel meer functiejaren als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende hogere bedrag in de hogere salarisschaal.
5. Indien een werknemer al dan niet op eigen verzoek in een lager ingedeelde functie wordt overgeplaatst, gaat een eventuele wijziging van het schaalsalaris in met ingang van de betalingsperiode volgend op die, waarin de plaatsing in de lagere functie heeft plaatsgevonden.
6. Indien een werknemer op eigen verzoek in een lager ingedeelde functie wordt overgeplaatst en de in die functiegroep geldende vakvolwassen leeftijd heeft bereikt of overschreden, bedraagt de verlaging van het schaalsalaris de helft van het verschil tussen de schaalsalarissen bij 0- functiejaren van de twee betrokken salarisschalen of zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
7. Indien een werknemer als gevolg van bedrijfsomstandigheden dan wel op grond van een medisch attest, in een lager ingedeelde functie wordt geplaatst, wordt hem via inschaling een schaalsalaris toegekend dat ten minste gelijk is aan zijn oorspronkelijke salaris. Indien het toekennen van functiejaren daartoe niet toereikend is, wordt het tekort omgezet in een persoonlijke toeslag.
8. Werknemers zullen ten hoogste één jaar in functiegroep I ingedeeld blijven en vervolgens ingedeeld worden in functiegroep II met dien verstande dat degenen aan wie 1 of 2 functiejaren in groep I zijn toegekend, in groep II met 0-functiejaren worden ingeschaald. Bij toekenning van 3 resp. 4 functiejaren in groep I worden zij met 2 functiejaren in groep II ingeschaald.
9. De bezwaar en beroepsprocedure functiewaardering is in bijlage I-A van deze overeenkomst opgenomen.
Artikel 9
Toepassing van de salarisschalen
1 . Werknemers ontvangen een schaalsalaris op basis van hun aantal functiejaren d.w.z. het aantal jaren dat zij op 1 januari van enig jaar onafgebroken in een zelfde functiegroep ingedeeld zijn geweest.
2. De trede verhoging van het schaalsalaris op grond van functiejaren vindt plaats per 1 januari van elk kalenderjaar, tenzij de betrokken werknemer op 1 juli daaraan voorafgaande nog niet in dienst was, in welk geval hem 1 jaar later, op 1 januari van het daarop volgende jaar, een trede verhoging zal worden toegekend van het schaalsalaris op grond van functiejaren.
Artikel 9A
Loonontwikkeling
1. Partijen zijn voor de duur van deze overeenkomst de navolgende structurele loonontwikkeling overeengekomen:
Datum | Structurele Loonsverhoging |
1 januari 2009 | 3% |
Voorts is overeengekomen aan werknemers waarop deze CAO van toepassing is, in december 2008 een éénmalige uitkering toe te kennen, van bruto € 250,-..
2. De variabele beloning wordt gehandhaafd op 1,5% per jaar. De eventuele uitkering vindt, indien het budget van Menken Drinks voor het betreffende jaar wordt gehaald, in maart van het daarop volgende jaar plaats.
Artikel 10
Persoonlijke toeslag
1. De werknemer, die voor 1 januari 1999 een arbeidsovereenkomst is aangegaan met Menken Drinks B.V., ontvangt een Persoonlijke Toeslag
gelijk aan het op dat moment geldende basisloon van 10%. Deze PT wordt meegenomen bij de berekening van alle toeslagen.
2. De persoonlijke toeslag vervalt geheel of gedeeltelijk bij overplaatsing in een hoger ingedeelde functie indien en voor zover het nieuwe schaalsalaris gelijk of hoger is dan het oude schaalsalaris plus persoonlijke toeslag, dat de werknemer genoot voordat hij werd overgeplaatst.
Artikel 11
EHBO-diplomatoeslag en BHV-toeslag
1. Een werknemer die in het bezit is van een geldig EHBO- diploma en aan wie door de werkgever een taak in het bedrijf is toebedeeld waarvoor het bezit van het diploma nodig of gewenst is, ontvangt daarvoor een bedrag ter grootte van 3% van het schaalsalaris van functiegroep VI bij 8 functiejaren per betalingsperiode.
2. Een werknemer die binnen de onderneming een taak vervult als bedrijfshulpverlener en in het bezit is van het daarvoor vereiste en geldige certificaat respectievelijk diploma ontvangt een bedrag ter grootte van 1% van het schaalsalaris van functiegroep VI bij 8 functiejaren per betalingsperiode. Indien de werknemer reeds op grond van het eerste lid van dit artikel een toeslag ontvangt, komt de werknemer niet in aanmerking voor voornoemde BHV-toeslag.
3. De werknemer ontvangt daarenboven een vergoeding voor de werkelijk gemaakte extra reis- en studiekosten nodig voor het behalen van het EHBO-diploma respectievelijk BHV-certificaat. Cursussen, verbonden aan het verkrijgen en het in stand houden van het EHBO-diploma respectievelijk BHV-certificaat, worden zo mogelijk in werktijd, met doorbetaling van het tijdloon, gehouden. Indien en voor zover een werknemer daarvoor zijn vrije tijd moet bestemmen, ontvangt hij per cursusuur het basisuurloon.
Artikel 12
Betaling van de beloning
1 . De werkgever stelt de beloning van de werknemer vast per maand.
2. De werkgever is verplicht de beloning uiterlijk op de laatste dag van het bepaalde tijdvak aan iedere werknemer uit te betalen vergezeld van een salarisbrief waarop is vermeld:
a de naam en het registratienummer van de werknemer; b het tijdvak waarop de betaling betrekking heeft;
c het bruto loonbedrag, gespecificeerd volgens het functiesalaris, functiegroep, toeslagen, overwerkgeld en andere beloningen;
d de loonheffing en premie voor sociale verzekeringswetten; e andere toegepaste kortingen, gespecificeerd.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 is de werkgever bevoegd de wisselende bestanddelen van de beloning te specificeren en uit te betalen uiterlijk in de eerstvolgende betalingsperiode.
HOOFDSTUK IV:
ARBEID WELKE RECHT GEEFT OP EEN TOESLAG
Artikel 13
Arbeid op onaangename uren
1 . Onder arbeid op onaangename uren wordt verstaan arbeid buiten de in artikel 7 bedoelde normale dagelijkse arbeidstijd.
2. De werknemer met een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week, ontvangt voor arbeid op onaangename uren, per uur een toeslag van 35% van het uurloon,, tenzij deze arbeid wordt verricht op het weekeinde of in aanmerking komt voor een toeslag als bedoeld in artikel 19 lid 4.
% van het functie salaris per week | % van het functie salaris per maand | % van het uurloon |
0,926 % | 0,213 % | 35 % |
Artikel 14
Arbeid op het weekeinde
1. Onder arbeid in het weekeinde wordt verstaan arbeid op zaterdag, op zondag, dan wel op maandag vóór 06.30 uur.
2. Voor arbeid in het weekeinde ontvangt de werknemer de navolgende toeslagen voor elk uur:
arbeid op | tijdstip | % van het functie salaris per week | % van het functie salaris per maand | % van het uurloon |
Maandag tot en met Vrijdag | na 17.30 uur | 0,926% | 0,213% | 35% |
zaterdag | Vóór 17.00 uur | 1,316% | 0,303% | 50% |
zaterdag | na 17.00 uur | 2,632% | 0,605% | 100% |
zondag | nvt | 3,158% | 0,726% | 120% |
maandag | vóór 07.00 uur | 1,316% | 0,303% | 50% |
Artikel 15
Toeslag bij overplaatsing naar een andere werktijden regeling
1. De werknemer die, na gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 1 jaar werkzaam te zijn geweest in een werktijdenregeling, waarbij regelmatig per week op onaangename uren als bedoeld in artikel 13 moest worden gewerkt dan wel regelmatig arbeid op het weekeinde als bedoeld in artikel 14 is verricht, wordt overgeplaatst anders dan door eigen toedoen - behoudens het bepaalde in lid 2 - in een werktijdenregeling, die tenminste gemiddeld 5 onaangename uren per week minder telt dan het voorgaande voor hem geldende werktijdenregeling en/of waarin geen of lager beloonde weekendarbeid als bedoeld in artikel 14 lid 2 voorkomt, ontvangt nog gedurende de navolgende tijd het gehele of een deel van het bedrag ter hoogte van de oude verdiende toeslagen als bedoeld in artikel 13 lid 2 en/of artikel 14 lid 2:
1.a indien xxxxxx dan één jaar ononderbroken in een zelfde werktijdenregeling is gewerkt: de nog lopende maand plus 1 maand zijn oude toeslag, en vervolgens:
2 maanden 80%
2 maanden 60%
1 maand 40%
1 maand 20%
van zijn oude toeslag.
1.b indien 5 jaren of langer ononderbroken in eenzelfde werktijdenregeling is gewerkt: de nog lopende maand plus 1 maand zijn oude toeslag, en vervolgens:
4 maanden 80%
4 maanden 60%
3 maanden 40%
3 maanden 20%
van zijn oude toeslag.
1.c bij 58-jarige leeftijd en ouder mits 5 jaren of langer ononderbroken in eenzelfde werktijdenregeling is gewerkt: de nog lopende maand plus 1 maand zijn oude toeslag, en vervolgens:
6 maanden 80%
6 maanden 60%
6 maanden 40%
6 maanden 20%
van zijn oude toeslag.
Dit alles evenwel met dien verstande dat het onder a, b en c gestelde plaatsvindt totdat de beloning, behorende bij de nieuwe werktijdenregeling, bereikt is.
2. Bij herplaatsing in een met een hogere toeslag voor onaangename uren en/of weekenduren beloonde werktijdenregeling of bij plaatsing in een hoger ingedeelde functie, wordt de onder lid 1 sub 1. bedoelde dan geldende toeslag evenveel verminderd als het maandinkomen stijgt.
2. Werknemers van 55 jaar of ouder kunnen op hun verzoek uit de ploegendienst treden, indien er een vervangende dagdienstfunctie voor hen beschikbaar is. Het bepaalde in lid 1 sub 1.c. is op hen van toepassing.
Artikel 16
Ploegendienst en ploegentoeslag
1. Onder arbeid in ploegendienst wordt verstaan arbeid welke door een werknemer in regelmatig wederkerende volgorde in twee of meer ploegen afwisselend wordt verricht, terwijl tussen het einde van de arbeidstijd van de ene ploeg en de aanvang van de arbeidstijd van de daarop aansluitende ploeg geen grotere tijdsduur dan 1½ uur mag liggen.
2. De werknemer werkzaam in ploegendienst, ontvangt daarvoor een toeslag zoals geregeld in artikel 13 (arbeid op onaangename uren).
Voor werknemers in tweeploegendienst geldt een vaste ploegentoeslag van 12% van het functiesalaris.
Voor werknemers in drieploegendienst geldt een vaste ploegentoeslag van 21,5% van het functiesalaris.
Er wordt een proef gehouden voor het werken in een vijfploegendienst. Deze proef is aangevangen op 1 januari 2008 en voortgezet gedurende de looptijd van deze CAO. Voor werknemers in deze vijfploegendienst geldt
een vaste ploegentoeslag van 29% van het functiesalaris. Gedurende de proef wordt voor het werken in een vijfploegendienst een extra toeslag van 2% toegekend.
De proef, wordt in de loop van 2009 geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie wordt met de vakorganisaties besproken.
Resumerend gelden de volgende ploegentoeslagen:
Ploegendienst | Vaste ploegentoeslag |
Tweeploegendienst | 12% |
Drieploegendienst | 21,5% |
Vijfploegendienst | 29% |
Vijfploegendienst gedurende proefperiode | + 2% |
Artikel 17
Overwerk
1. a Onder overwerk wordt verstaan door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de in het voor de betrokken werknemer geldende rooster - met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 - vastgelegde arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week wordt overschreden. In de arbeidsduur per week zijn tevens begrepen de in betreffende week verzuimde uren, waarover op grond van bepalingen in deze CAO het tijdloon is doorbetaald dan wel op grond van het bepaalde in artikel 28 en in lid 4 van dit artikel is verzuimd.
b Van overwerk is voor een deeltijdwerknemer sprake, indien deze werknemer meer uren arbeid verricht dan het voor hem geldende dienstrooster per week aangeeft en de werktijd valt buiten de grenzen van het in de betreffende afdeling of ploeg normaal geldende rooster per week.
2. Het uitgangspunt van werkgever is overwerk zoveel mogelijk te voorkomen en alleen tot overwerk over te gaan indien zich onvoorzienbare omstandigheden voordoen. De werknemer in volledige dienst is verplicht overwerk te verrichten, indien de werkgever overwerk in verband met de werkzaamheden in het bedrijf noodzakelijk acht.
De werkgever dient, indien de werknemer overwerk dient te verrichten, hem dit zo mogelijk tenminste 5 uur van tevoren mede te delen. De verplichting tot het verrichten van overwerk geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder. Moet overwerk worden verricht over een tijdvak van enige duur, dan dient de werkgever vooraf overleg te plegen met de personeelsvertegenwoordiging, met inachtneming van het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden voor zover van toepassing. Voorts is de werkgever verplicht periodiek aan de personeelsvertegenwoordiging, alsmede desgevraagd aan de betrokken werknemersorganisaties, verslag uit te brengen van het aantal werkt overuren.
3. Voor ieder uur overwerk dat de werknemer met een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week verricht geldt een vergoeding van 40% van het uurloon.
% van het functie salaris per week | % van het functie salaris per maand | % van het uurloon | |
Normale uurloon | 2,632% | 0,605% | 100% |
Uur vergoeding (toeslag) overwerk | 1,063% | 0,245% | 40% |
Totale vergoeding overuur | 3,695% | 0,850% | 140% |
4. Indien de werknemer zulks uitdrukkelijk wenst, zullen de overuren worden gecompenseerd met vrije tijd. Voor werknemers niet werkzaam in de vervoerssector geldt, dat overuren gewerkt boven een totaal van 20 uur per 4 weken en voor werknemers in drieploegendienst boven een totaal van 15 uur per drie weken in alle gevallen dienen te worden gecompenseerd met vrije tijd.
5. Indien compenserende vrije tijd wordt opgenomen conform de daartoe in lid 4 gegeven mogelijkheid, ontvangt de betrokkene voor ieder uur overwerk alleen de overwerktoeslag van 40% van het uurloon.
% van het functie salaris per week | % van het functie salaris per maand | % van het uurloon |
1,063% | 0,245% | 40% |
6. De werknemer in de Technische Dienst, die buiten zijn normale arbeidsrooster werkt op uren die vallen tussen 23.00 en 07.00 uur de volgende ochtend en die dat werk heeft aangevangen vóór 07.00 uur, behoeft niet eerder met zijn normale arbeid te beginnen dan nadat hij binnen hetzelfde etmaal tenminste 8 uren heeft gerust, waartoe hij maximaal 8 uur kan verzuimen. Indien de tussen genoemde uren gewerkte tijd minder dan een uur beloopt, wordt niettemin één verzuimuur gerekend.
Deze verzuimuren kunnen uitsluitend worden opgenomen vanaf de aanvang van de dagdienst volgend op de hier bedoelde nachturen en worden normaal doorbetaald. Niet of niet tijdig opgenomen verzuimuren vervallen zonder dat de werkgever gehouden is tot betaling van enige vergoeding.
Artikel 18
Beloning bij afwijking rooster
Indien het individuele rooster nadat de werknemer hiervan in kennis is gesteld wordt gewijzigd, ontvangt de werknemer minimaal de bij het oorspronkelijke rooster behorende toeslagen, tenzij het gewerkte rooster beloond wordt met hogere toeslagen. In het laatste geval ontvangt de werknemer de bij het gewerkte rooster behorende toeslagen.
Artikel 19
Arbeid op feestdagen
1 . Onder arbeid op feestdagen wordt verstaan arbeid op één der volgende dagen: Nieuwjaarsdag, le en 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, le en 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag en de door de overheid aan te wijzen dag te vieren van Koninginnedag, alsmede om de 5 jaar, te rekenen vanaf 1980, 5 mei ter viering van de Nationale Bevrijdingsdag.
2. In beginsel wordt op een feestdag niet gewerkt. Indien de werknemer vanwege een feestdag verzuimt op uren, die hij volgens zijn normale rooster zou dienen te werken, wordt over de vanwege de feestdag verzuimde uren het tijdloon doorbetaald. Ten minste eenmaal per jaar zal
de werkgever met zijn personeelvertegenwoordiging overleg plegen over de arbeid op feestdagen.
3. Indien de werknemer op een feestdag als bedoeld in lid 1 van dit artikel arbeid verricht, worden de gewerkte uren in vrije tijd gecompenseerd. Daarenboven ontvangt de werknemer voor elk gewerkt uur op de feestdag de toeslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 sub 1.
4. Voor arbeid die eindigt of begint op een feestdag ontvangt de werknemer de navolgende toeslagen voor elk uur:
Feestdag | Toeslag van het functiesalaris |
op de dag voor feestdag na 17.00 uur | 50% |
op de feestdag zelf | 120% |
op de dag na de feestdag vóór 06.30 uur | 50% |
Valt de feestdag op het weekeinde, dan ontvangt de werknemer uitsluitend de toeslag als bedoeld onder sub b van dit lid en dus niet de toeslagen vermeld in artikel 19. Indien de arbeid als bedoeld onder sub a of c van dit lid valt op het weekeinde, geldt uitsluitend de toeslag als bedoeld in artikel 14.
5. Op bid- en dankdagen worden, in overleg met de personeelsvertegenwoordiging, de werknemers die daarom verzoeken in de gelegenheid gesteld hun kerkdiensten en/of bijeenkomsten bij te wonen. Indien op deze dagen vrijaf genomen of gegeven wordt, worden deze dagen als snipperdagen beschouwd.
Artikel 20
Vergoeding van consignatie en extra opkomst
1. Werknemers die in opdracht van de werkgever volgens een daarvoor opgesteld rooster geconsigneerd zijn, ontvangen voor de consignatie per periode van 24 uur een consignatievergoeding van:
3,2% van het functiesalaris per week bij consignatie op maandag tot en met vrijdag; en van 8% van het functiesalaris per week bij consignatie op
zaterdagen, zondagen en feestdagen. Voor gedeelten van de periode van 24 uur (met een minimum van 4 uur) geldt een betaling pro rato.
Consignatie over een periode van 24 uur op | % van het functie salaris per maand |
Maandag tot en met vrijdag | 0,736% |
Op zaterdag, zondag of op een feestdag | 1,840% |
2. Geconsigneerde werknemers die in opdracht van de werkgever een extra gang van huis naar het bedrijf moeten maken, ontvangen per extra opkomst additioneel de navolgende vergoeding:
2,4% van het functiesalaris per van maandag tot en met vrijdag;
6% van het functiesalaris per op zaterdagen, op zondagen en feestdagen.
Extra opkomst tijdens consignatie | % van het functie salaris per maand |
Maandag tot en met vrijdag | 0,552% |
Op zaterdag, zondag of op een feestdag | 1,380% |
De werknemer, die niet geconsigneerd is en die - na in kennis te zijn gesteld over zijn individuele rooster en het daarin aangegeven aantal opkomsten verneemt dat hij in opdracht van de werkgever een extra gang van huis naar het bedrijf moet maken, ontvangt per extra opkomst eveneens de bovenstaande vergoeding.
Vervallen.
Artikel 21
Inconveniëntentoeslag
HOOFDSTUK V:
ENIGE SPECIALE CATEGORIEËN WERKNEMERS
Artikel 22
Deeltijdwerknemer
1. Een deeltijdwerknemer is een werknemer, met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan, waarin de arbeidsduur is gesteld op minder uren per week dan de normale arbeidsduur, onverminderd het bepaalde in artikel 6 lid 5.
2. Voor de deeltijdwerknemer als bedoeld in lid 1 zijn de bepalingen van deze CAO - tenzij anders vermeld - naar rato van de individuele arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing.
3. Indien een deeltijdwerknemer meer uren werkt dan het voor hem geldende rooster per week aangeeft, doch de werktijd binnen de grenzen van het in de betreffende afdeling of ploeg normaal geldende rooster blijft, is sprake van meerwerk.
4. Over meerwerk vindt betaling plaats ter grootte van het voor de deeltijd werknemer geldende uurloon. Het meerwerk wordt zowel voor de berekening van het vakantierecht als voor de bepaling van de eindejaarsuitkering en de vakantietoeslag volledig in aanmerking genomen. Deze uren tellen ook mee voor het bepalen van de berekeningsbasis bij doorbetaling van en aanvulling op het loon tijdens arbeidsongeschiktheid alsmede voor de hoogte van de VUT-uitkering.
Artikel 23
Leerlingen
1. a. Een leerovereenkomst in het kader van het leerlingstelsel kan alleen afgesloten worden op basis van een arbeidsovereenkomst met de betrokken werknemer, welke arbeidsovereenkomsten schriftelijk worden aangegaan. De arbeidsovereenkomst is als dan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en eindigt, ongeacht het bepaalde in artikel 33, door het eindigen of niet op de normale tijd
aangaan van de leerovereenkomst. Een model van een dergelijke arbeidsovereenkomst is als bijlage III bij deze CAO gevoegd.
b. Indien een werknemer tijdens het bestaan van een arbeidsovereenkomst die niet vooruitlopende op het afsluiten van een leerovereenkomst is aangegaan, de opleiding in het kader van het leerlingstelsel gaat volgen, eindigt de arbeidsovereenkomst niet door het eindigen van de leerovereenkomst, doch blijven de ontslagbepalingen van hoofdstuk VIII onverminderd van toepassing.
2. a. Werknemers die werkzaam zijn als leerling volgens het leerlingstelsel, hebben de voor het volgen van een vakopleiding benodigde tijd vrijaf met behoud van loon.
In afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 1, 2 en 3 ontvangen deze werknemers:
- bij het volgen van een opleiding voor niveau II (beginnend beroepsbeoefenaar), gedurende het eerste jaar het schaalsalaris van de CAO, functieschaal I en gedurende het tweede jaar het schaalsalaris van de CAO, functieschaal II;
- bij het volgen van een opleiding voor niveau III (zelfstandig beroepsbeoefenaar), gedurende het eerste jaar het schaalsalaris van de CAO, xxxxxxxxxxxxx XXX en gedurende het tweede jaar het salaris op basis van de CAO, xxxxxxxxxxxxx XX dan wel de leeftijdsschaal;
b. Werknemers die vóór het sluiten van de leerovereenkomst reeds in een hogere functiegroep waren ingedeeld, blijven na het sluiten van de leerovereenkomst in deze functiegroep ingedeeld.
3. Op de werknemer bedoeld in dit artikel is artikel 11 van deze CAO niet van toepassing.
4. De tijd die de leerling binnen zijn arbeidsrooster besteedt aan het volgen van aanvullend algemeen vormend en/of op het beroepsgericht onderwijs volgens het programma van de Regionaal Opleidingscentrum (ROC) wordt mede tot de normale wekelijkse arbeidsduur gerekend en als zodanig beloond.
5. De werkgever zal, indien een vakopleiding wordt gevolgd, de reiskosten en de kosten voor noodzakelijke leermiddelen vergoeden.
6. De door de leerling wegens schoolbezoek gemaakte reiskosten zullen door de werkgever worden vergoed, indien en voor zover zij meer dan 2% van het voor de leerling geldende schaalsalaris bedragen.
7. Aan niet-leerplichtige werknemers tot en met 17 jaar wordt, indien zij deelnemen aan vakonderwijs dan wel aan cursussen van erkende vormingsinstituten, maximaal 1 dag per week vrijaf met behoud van salaris gegeven.
8. Het in de voorgaande leden bepaalde is, voor zover relevant, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van leerlingen voor functies in de administratieve sector.
9. Het hiervoor in de leden 1 t/m 8 bepaalde heeft niet betrekking op partieel leerplichtige werknemers.
Artikel 24
Partieel leerplichtige werknemers
1. Voor een werknemer die partieel leerplichtig is, geldt dat de in de CAO vastgestelde normale wekelijkse arbeidsduur voor hem wordt verminderd in evenredigheid met het aantal dagen waarop hij aan de leerplicht onderworpen is.
2. Over de tijd waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling moet bezoeken is geen salaris verschuldigd en geldt dat het in de CAO vastgestelde salaris voor hem naar evenredigheid wordt verminderd.
3. Het aantal in de CAO bepaalde basisvakantiedagen zal, met in-achtneming van de verhouding welke bestaat tot de normale werktijd van betrokkene, in evenredigheid voor hem worden verminderd.
4. Op de dagen waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet of anderszins vrijaf heeft, kan hij niet verplicht worden in de onderneming werkzaam te zijn.
5. In geval een werknemer op de dag(en) waarop hij van de onderwijsinstelling vakantie geniet of anderszins vrijaf heeft, vrijwillig arbeid verricht, zal hij daarvoor het normale voor hem geldende salaris ontvangen in evenredigheid met de vrijwillig gewerkte tijd.
Het werken op de in 5. bedoelde dagen brengt geen wijziging in het berekende aantal vakantiedagen, zoals bepaald in 3.
6. Als overwerk wordt beschouwd de arbeid waardoor de normale wekelijkse arbeidsduur als bedoeld in lid 1. van dit artikel wordt overschreden met uitzondering van de arbeid als bedoeld in lid 5.
HOOFDSTUK VI: VAKANTIE
Artikel 25
Vakantie
1. De werknemer heeft recht op:
a. 16,67 uur vakantie per maand dienstverband, indien hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt tot het bereiken van de 60-jarige leeftijd.
b. 18 uur vakantie per maand dienstverband, indien hij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Van de tijd, die de werknemer beneden de leeftijd van 18 jaar besteedt aan het deelnemen aan een kamp (een zgn. werkweek) dat georganiseerd wordt binnen het cursusprogramma van een vormingsinstituut, mag ten hoogste 24 uren als vakantie worden aangemerkt.
c. 18 uur vakantie per maand dienstverband, indien hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
2. De werkgever is verplicht tijdig overleg te plegen met de personeelsvertegenwoordiging over het vakantieschema en de eventuele algemene snipperdagen met inachtneming van het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden voor zover van toepassing.
3. Voor de berekening van de vakantie wordt een werknemer die voor of op de 15e van die maand in dienst treedt dan wel de dienst verlaat, geacht op de eerste dag van de maand in dienst te zijn getreden dan wel de dienst te hebben verlaten. Wanneer een werknemer na de 15e van een maand in dienst treedt dan wel de dienst verlaat, wordt hij geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden dan wel de dienst te hebben verlaten. In afwijking hiervan zal indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd de werknemer een evenredig recht op vakantie krijgen.
4. Indien de werknemer in het lopende contractjaar arbeid verricht in een rooster, dat gepaard gaat met ten minste 44 nachtdiensten per jaar, waarbij tussen 23.00 uur en 04.00 uur wordt gewerkt, heeft hij onverminderd het bepaalde in lid 3 recht op 24 uren extra vakantie per jaar.
5. De werkgever is verplicht ten behoeve van iedere werknemer een vakantieregistratie bij te houden, waaruit het tegoed aan vakantierecht blijkt, waarop de werknemer lopende het vakantiejaar aanspraak heeft. Hierin dient te worden aangetekend de vakantie, die door de werknemer is genoten, met dien verstande, dat de oudste aanspraak geacht wordt het eerste te worden gerealiseerd. Het vakantiejaar loopt van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar.
6. Over de vakantie-uren wordt aan de werknemer het tijdloon doorbetaald.
7. Van de vakantie dient een tijdvak van tenminste twee weken dan wel indien de werknemer xxxxx verzoekt, drie weken aaneengesloten te worden genoten tussen 15 mei en 15 september, resp. - indien het bedrijfsbelang zulks vereist, in overleg met de personeelsvertegenwoordiging met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 van de Wet op de Ondernemingsraden, voor zover van toepassing - tussen 30 april en 1 oktober.
De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie stelt de werkgever vast in overleg met de werknemer, waarbij de werknemer tijdig, vóór 1 december van enig jaar, duur en tijdstip van de door hem gewenste aaneengesloten vakantie dient op te geven en de werkgever hem vóór 1 januari daaraanvolgend dient mede te delen in hoeverre aan zijn wensen met betrekking tot de aaneengesloten vakantie kan worden voldaan. De werkgever is bevoegd ten hoogste drie dagen aan te wijzen als algemene snipperdagen.
8. De bij beëindiging van de dienstbetrekking nog aan de werknemer toekomende vakantie-uren worden verrekend. Deze uren mogen - tenzij anders tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen - niet in de opzegtermijn worden gegeven.
9. Vakantie-uren dienen in beginsel opgenomen te worden in het vakantiejaar waarin zij zijn opgebouwd. Bij niet-opneming daarvan vóór 1 oktober van het nieuwe vakantiejaar is de werkgever gerechtigd data vast te stellen, waarop de werknemer deze uren zal genieten.
10. Ten aanzien van de vakantie van werknemers uit niet-EU-landen dient de werkgever met inachtneming van de Wet op de Ondernemingsraden, voor zover van toepassing, een voor zijn onderneming geldende regeling te
treffen, waarin mede een regeling voor twee vrije dagen voor Islamitische werknemers ter vervulling van hun godsdienstplichten kan worden opgenomen.
A. Eindejaarsuitkering
Artikel 26
Toeslagen
1. De werkgever zal aan het einde van het kalenderjaar aan de werknemer een eindejaarsuitkering toekennen van 3% van het in dat jaar genoten inkomen.
2. Voor de uitbetaling van de in lid 1 bedoelde uitkering geldt als minimum voor de werknemer van 21 jaar of ouder een bruto bedrag per jaar van € 528,57.
3. Aan de werknemer die in de loop van het kalenderjaar de dienstbetrekking verlaat, zal de in lid 1 van dit artikel genoemde eindejaarsuitkering worden uitbetaald naar rato van het aantal maanden dienstverband in het betreffende kalenderjaar.
4. Onder inkomen wordt verstaan alle uit de CAO en de sociale verzekeringswetten voortvloeiende inkomensbestanddelen, met uitzondering van de eindejaarsuitkering, de vakantietoeslag en de vergoeding van kosten die door de werknemer in verband met zijn dienstverband zijn gemaakt.
B. Vakantietoeslag
1. De werknemer heeft per maand dienstverband recht op een vakantietoeslag van 8% van zijn inkomen over die maand.
2. Voor de uitbetaling van de verschuldigde vakantietoeslag geldt als minimum voor de werknemer van 21 jaar of ouder een bruto bedrag per jaar van € 1.521,45.
De werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, ontvangt ten minste een bedrag dat berekend wordt door de jeugd afleidingspercentages van functiegroep I op bovengenoemd minimum toe te passen. Bij een dienstverband van minder dan 12
maanden in het betrokken vakantiejaar als bedoeld in artikel 25 lid 5 vindt een berekening plaats naar rato van het aantal maanden dienstverband, zowel ten aanzien van de vakantietoeslag als ten aanzien van het minimum.
3. Onder inkomen wordt verstaan alle uit de CAO en de sociale verzekeringswetten voortvloeiende inkomensbestanddelen, met uitzondering van de eindejaarsuitkering, de vakantietoeslag en de vergoeding van kosten die door de werknemer in verband met zijn dienstverband zijn gemaakt.
4. Behalve bij beëindiging van de dienstbetrekking - in welk geval het volle tegoed aan vakantietoeslag wordt uitbetaald - zal de betaling van de over enig vakantiejaar verdiende vakantietoeslag, voor zover nog niet genoten, plaatsvinden in de maand mei van het daarop volgende vakantiejaar.
HOOFDSTUK VII: VERZUIM
Artikel 27
Kort verzuim
1 . Ten aanzien van de doorbetaling van het salaris bij korte verzuimen vindt artikel 629b van het Burgerlijk Wetboek geen toepassing.
2. De werkgever is verplicht de werknemer op diens verzoek vrijaf te geven en het voor hem geldende tijdloon door te betalen in de navolgende gevallen, waarbij in geval van deeltijdarbeid deze bepalingen in redelijkheid naar analogie dienen te worden toegepast.
le. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e), eigen inwonende kinderen en huisgenoten van de dag van het overlijden af tot en met de dag van de lijkbezorging;
2e. gedurende 2 werkdagen:
a bij huwelijk van de werknemer of registratie partnerschap, b bij bevalling van de echtgenote;
c bij 40-jarig dienstverband van de werknemer; d bij adoptie van een kind door de werknemer;
3e. gedurende maximaal 1 dag per week ingeval de werknemer beneden de leeftijd van 19 jaar op de dag vormings- of scholingscursussen bijwoont, onverminderd het in artikel 28 bepaalde.
4e. gedurende 1 dag ingeval van overlijden van één der eigen uitwonende of aangehuwde kinderen, ouders, schoonouders, broeders of zusters of aangehuwde broeders of zusters;
5e. gedurende 1 dag bij 25-jarig dienstjubileum van de werknemer alsmede bij zijn 25- of 40-jarig huwelijksfeest;
6e. voor het bijwonen van de plechtigheid gedurende 1 dag:
a bij huwelijk van één der eigen of pleegkinderen, broeders of zusters of één der ouders en aangehuwde broeders of zusters, c.q.
bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders;
b bij begrafenis of crematie van één der eigen uitwonende of aangehuwde kinderen, ouders, schoonouders, broeders of zusters, aangehuwde broeders of zusters, grootouders of kleinkinderen;
c bij priesterwijding van een broeder of zoon alsmede bij de grote professie van een eigen kind, broeder of zuster;
7e. gedurende de werkelijk benodigde tijd tot ten hoogste 1 dag: a bij ondertrouw van de werknemer;
b ingeval van noodzakelijke medische verzorging voor zover deze verzorging niet buiten de arbeidstijd plaats kan vinden;
c voor het zoeken van een nieuwe werkgever, indien de werknemer is opgezegd en tenminste gedurende 6 weken onmiddellijk aan deze opzegging voorafgaande onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest;
8e. gedurende de werkelijk benodigde tijd tot ten hoogste 5 dagen voor werknemers in de laatste 2 jaar voorafgaand aan hun vervroegde uittreding c.q. pensionering voor het volgen van cursussen, die voorbereiden op zijn niet actieve levensfase;
9e. gedurende de werkelijk benodigde tijd:
a voor het afleggen van een examen aansluitende aan een studie, die in het belang van zijn werkzaamheden geacht kan worden te zijn;
b voor het vervullen van een wettelijk voorschrift of door de Overheid zonder Zedelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen;
c bij het uitoefenen van het stemrecht, indien en voor zover dit niet buiten de arbeidstijd kan plaatsvinden.
3. In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde dient ten aanzien van werknemers in ploegendienst voor 'dag' gelezen te worden 'dienst'. Voor zover de betrokken werknemer 8 uur of langer afwezig is in verband met vorenbedoeld verzuim dient werkgever in overleg met betrokkene hem in de gelegenheid te stellen ten minste 8 uur nachtrust te genieten.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgeno(o)t(e) aangemerkt de persoon van 22 jaar en ouder, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, waarmee de werknemer een gemeenschappelijke huishouding voert op één adres. De gemeenschappelijke huishouding dient tenminste 2 jaar te hebben geduurd, alsmede 2 jaar te zijn vastgelegd in een notariële akte. Uit de bepalingen van deze notariële akte dient te blijken dat er sprake is van een zorgplicht van de werknemer jegens zijn respectievelijk haar partner. Daarnaast dient de akte bepalingen te bevatten omtrent de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van de samenleving.
Artikel 28
Onbetaald verlof
1. De werknemer kan - indien hierdoor de goede voortgang van de werkzaamheden niet wordt belemmerd - per kalenderjaar maximaal 5 dagen onbetaald verlof opnemen, desgewenst in de vorm van halve dagen. Een verzoek hiertoe moet ten minste twee en in drukke perioden tenminste vier weken tevoren worden ingediend.
2. Opneming van onbetaald verlof geschiedt voor eigen rekening van de werknemer. Hiertoe wordt per dag onbetaald verlof een aftrek toegepast van 113,5% van het tijdloon over die dag. Het percentage van 113,5% geldt bij een basisvakantie van 25 dagen per jaar en rekening houdend met 6 door de week vallende feestdagen per jaar volgens de formule:
260 (werkdagen per jaar, waarover tijdloon wordt betaald) = 113,5% 260 - (25 + 6)
Eindejaarsuitkering en vakantietoeslag worden conform artikel 26 berekend over het aldus gekorte jaarinkomen.
3. Deze regeling geldt bij een volledig dienstverband. Voor deeltijdwerknemers geldt een pro-rato toepassing.
4. De werknemer, die voor het bijwonen van de viering van een niet- christelijke godsdienstige feest- of gedenkdag tijdig een daartoe strekkend verzoek indient, zal onbetaald verlof worden gegeven, indien hierdoor de goede voortgang van de werkzaamheden niet wordt belemmerd.
Artikel 29
Verzuim voor het bijwonen van vergaderingen, congressen en cursussen
1.a. Voor het bijwonen van vergaderingen en congressen van de werknemersorganisaties en de daaraan gelieerde jeugdorganisaties zal de werknemer die deel uitmaakt van één van de besturende organen dan wel afgevaardigde is van een afdeling, vrijaf worden gegeven en het voor hem geldende tijdloon worden doorbetaald gedurende de werkelijk benodigde tijd, mits het verzuim naar het oordeel van de werkgever in verband met de te verrichten werkzaamheden toelaatbaar is. Onder besturende organen als bedoeld in de eerste volzin worden verstaan:
1. de in de statuten en reglementen van de werknemersorganisaties vastgelegde besturende organen op lokaal, regionaal en landelijk niveau;
2. de door de werknemersorganisaties bij de werkgevers schriftelijk aangemelde andere dan onder punt 1 genoemde besturende organen op lokaal, regionaal en landelijk niveau, zoals kadergroepen en concerngroepen.
1.b. Tussen de werkgever en de werknemersorganisaties zal overleg worden gepleegd over een regeling van betaald vrijaf voor werkgroepen op lokaal, regionaal en landelijk niveau, die bij bijzondere omstandigheden zoals reorganisaties en fusies - door de werknemersorganisaties incidenteel kunnen worden opgericht, mits schriftelijk aangemeld bij de werkgevers(organisaties).
1.c. Voor het bijwonen van cursussen van werknemersorganisaties zal vrijaf worden gegeven en het voor hem geldende tijdloon worden doorbetaald voor wie door de werknemersorganisaties daartoe een verzoek wordt ingediend mits het verzuim naar het oordeel van de werkgever in verband met de te verrichten werkzaamheden toelaatbaar is. Het maximum aantal op basis van de eerste volzin toe te kennen cursusdagen bedraagt op jaarbasis drie dagen vermenigvuldigd met het aantal vooraf bij de werkgever aangemelde kaderleden, vastgesteld per werknemersorganisatie.
1.d. Afwijzingen op verzoeken uit hoofde van deze bepaling zullen door de werkgever gemotiveerd ter kennis worden gebracht aan de betrokken werknemersorganisatie(s).
2. Voor zover een ploegendienstwerknemer 8 uur of langer afwezig is in verband met voren bedoeld verzuim, dient werkgever in overleg met betrokkene hem in de gelegenheid te stellen tenminste 8 uur nachtrust te genieten.
Artikel 30A
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid, loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij de eerste ziektedag ligt voor 1 januari 2004
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, ongeval, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag voor 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de Ziektewet (ZW) zoals die luidden tot 1 januari 2004, hoofdstuk 3 van de Wet Arbeid en Zorg (WAZ), de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. a Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende maximaal
52 weken 70% 2 van het naar tijdruimte vastgestelde loon3, doch maximaal het voor de betrokken werknemer geldende dagloon inzake de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (WFSC), worden doorbetaald. Daarboven ontvangt de werknemer hierop een aanvulling tot 100% van het netto tijdloon. Indien na afloop van de 52 weken de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van werkgever wordt verlengd respectievelijk de WAO niet of later ingaat als gevolg van een door het UWV opgelegde sanctie aan de werkgever of als gevolg van een gezamenlijk verzoek van werknemer en werkgever de WAO uit te stellen, dan zal de in dit lid bedoelde aanvulling dienovereenkomstig worden verlengd.
2 Indien deze termijn op basis van artikel 629 B.W. als gevolg van te late melding door de werkgever wordt verlengd, wordt de aanvullingsperiode eveneens met de duur van de vertraging verlengd.
3 Hieronder wordt verstaan alle van tevoren overeengekomen vaste loonbestanddelen.
b Indien een werknemer na het verstrijken van de wettelijke periode van 52 weken een uitkering ontvangt krachtens de WAO, is de werkgever verplicht, zolang de werknemer deze uitkering ontvangt, doch niet langer dan een jaar aan de werknemer het netto tijdloon te verstrekken onder aftrek van de netto loondervingsuitkeringen, welke de werknemer ontvangt krachtens de sociale verzekeringswetten (Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering,Werkloosheidswet), alsmede van de eventuele netto inkomsten uit arbeid van de werknemer; De uitkering zal in elk geval nooit meer bedragen dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid 4. De duur van de onder a. en b. genoemde aanvullingen zal tezamen in totaliteit nooit meer bedragen dan 104 weken.
c Voor de berekening van de hiervoor bedoelde aanvullingen op de uitkeringen krachtens de WAO geldt het uitkeringsregime van vóór de wetswijziging van 1 augustus 1993 5.
d Onder netto tijdloon van de werknemer, vermeld onder a. en b. van dit artikel, wordt verstaan het tijdloon als omschreven in artikel 1 lid 6, dat de werknemer, na inhouding van de loonheffing, AOW-premie en de overige te zijnen laste komende sociale verzekeringspremies zou hebben genoten, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
Onder netto-uitkeringen resp. inkomsten uit arbeid als bedoeld onder b. worden verstaan de bruto bedragen, verminderd met de daarover ingehouden loonheffing en premie AOW, alsmede met de overige sociale verzekeringspremies, voor zover deze ten laste van de werknemer komen.
3. In afwijking van het in lid 2 a bepaalde is de werkgever verplicht aan de werknemer, met wie schriftelijk is overeengekomen dat het dienstverband korter dan één jaar zal duren, de in lid 2 a genoemde aanvulling gedurende 6 weken uit te keren.
4 Met ingang van 1 januari 1989 is een invaliditeitspensioen voor werknemers van 25 jaar en ouder ingevoerd (zie bijlage VI).
5 Vóór de hier bedoelde wetswijziging bedroeg de WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het loon.
4. Indien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is veroorzaakt door een derde, is de werknemer verplicht zijn volledige medewerking te verlenen aan het uitoefenen van het verhaalsrecht van de werkgever op de derde.
5. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde aanvullingen op te schorten, te weigeren of in te trekken. Tevens heeft de werkgever op basis van artikel 629 BW het recht om de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling op te schorten en/of te weigeren. De nadere uitwerking van het bepaalde in dit lid is opgenomen in bijlage V van deze CAO.
6. De medewerker die een second opinion aanvraagt in het kader van de reïntegratie in passend werk, behoudt voor de duur van maximaal één maand (en indien korter dan één maand tot ten hoogste de datum van uitspraak inzake deze aanvraag) het recht op doorbetaling van het tijdloon. Deze doorbetaling tijdens behandeling van een second opinion als bedoeld in dit lid wordt ten hoogste eenmaal per kalenderjaar verleend.
Artikel 30B
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid, loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 629 BW, de Ziektewet (ZW) zoals die luidden vanaf 1 januari 2004, hoofdstuk 3 van de Wet Arbeid en Zorg (WAZ), de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)/Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) bestaande uit onder meer de IVA (Inkomen bij volledige Arbeidsongeschiktheid) en de WGA (Wet Gedeeltelijke Arbeidsgeschikten), voor zover hierna uitdrukkelijk niet anders is bepaald.
2. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer, waarvan de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 2004 ligt gedurende de eerste 52 weken (het eerste ziektejaar) 70% van het maandinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende dagloon inzake de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (WFSV) worden doorbetaald. Daarenboven ontvangt de werknemer een aanvulling tot 100% van het netto maandinkomen.
3. Gedurende de daarop volgende 52 weken (het tweede ziektejaar vanaf week
53 tot en met week 104) zal aan deze werknemer xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid 70% van het maandinkomen worden doorbetaald. Werknemers die zich in deze periode intensieve medewerking verlenen aan de inspanningen voor reïntegratie en voldoen aan de hieromtrent gestelde eisen in de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de afspraken zoals opgenomen in het verzuimprotocol, ontvangen gedurende het tweede ziektejaar een aanvulling van 20% (tot 90% van het netto tijdloon). De voornoemde aanvulling vindt plaats vanuit de pensioenverzekeraar conform het gestelde in het pensioenreglement onder die voorwaarden dat er eerst een keuring door het UWV heeft plaatsgevonden en er op basis van die keuring en de mate van arbeidsongeschiktheid (opnieuw) is vastgesteld. Deze aanvulling vindt plaats na 104 weken verzuim.
Indien niet aan de voornoemde inspanningen wordt voldaan vindt geen aanvulling plaats en kan tot korting van de loondoorbetaling worden overgegaan.
4. Indien na afloop van de 104 weken de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van werkgever wordt verlengd respectievelijk de WIA niet of later ingaat als gevolg van een door het UWV opgelegde sanctie aan de werkgever of als gevolg van een gezamenlijk verzoek van werknemer en werkgever de WIA uit te stellen, dan zal de in dit lid bedoelde aanvulling dienovereenkomstig worden verlengd. Indien een werknemer na het verstrijken van de wettelijke periode van 104 weken een uitkering ontvangt krachtens de WIA, is de werkgever verplicht, zolang de werknemer deze uitkering ontvangt, doch niet langer dan een jaar aan de werknemer het netto tijdloon te verstrekken onder aftrek van de netto loondervingsuitkeringen, welke de werknemer ontvangt krachtens de sociale verzekeringswetten (Ziektewet, WIA Werkloosheidswet), alsmede van de eventuele netto inkomsten uit arbeid van de werknemer; De uitkering zal in elk geval nooit meer bedragen dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid 6. De duur van de hiervoor bedoelde aanvullingen zal tezamen in totaliteit nooit meer bedragen dan 104 weken.
6 Met ingang van 1 januari 1989 is een invaliditeitspensioen voor werknemers van 25 jaar en ouder ingevoerd (zie bijlage VI).
5. De arbeidsovereenkomst van de volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemer die in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de IVA, wordt na 2 jaar met in achtneming van de geldende wettelijke regels, beëindigd.
Deze werknemer ontvangt bij uitdiensttreding tot aan het pensioen op 65 jaar een aanvulling tot 80% van het laatstverdiende loon (inclusief de overheidsuitkering van thans 70% van het (gemaximeerde) dagloon). De pensioenpremie voor deze werknemer is premievrij en wordt gefinancierd door ZwitserLeven tot aan het pensioen op 65 jaar.
Indien na herkeuring wijziging in een lager percentage arbeidsongeschiktheid plaats vindt wordt de aanvulling door de pensioenuitvoerder aangepast zoals opgenomen in het pensioenreglement.
6. De werknemer die na het 2-ziektejaar (dus na week 104) gedeeltelijk het werk weer hervat, ontvangt over het gewerkte gedeelte het bruto maandinkomen naar rato behorende bij de functie die deze werknemer op dat moment verricht.
7. De werkgever zal voor gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer met een arbeidsongeschiktheidspercentage tussen de 35 en 80% (WGA gerelateerd) een maximale inspanning leveren de (resterende) verdiencapaciteit van deze werknemer te behouden.
8. De intentie is de werknemer bedoeld in lid 7 afhankelijk van de mogelijkheden van deze werknemer en de mogelijkheden binnen de eerste 2- ziektejaren binnen de onderneming intern passend werk aan te bieden. Indien blijkt dat interne herplaatsing niet mogelijk is dan wordt extern gezocht naar passende herplaatsingsmogelijkheden.
9. Het streven daarbij, zowel intern als extern de onderneming, te komen tot vervangend werk in hetzelfde of een aangepast minder aantal uren. Het gezamenlijk streven is tevens te komen tot een maximale benutting van 50% of meer van de resterende verdiencapaciteit. Bij aangepast werk en of een lager aantal uren wordt de arbeidsovereenkomst v.w.b. beloning conform de nieuwe werkzaamheden dan wel het gewijzigde aantal uren, dienovereenkomst aangepast.
10. Indien voor de werknemer als bedoeld in lid 7 na het 2de ziektejaar blijkt dat er geen interne en externe mogelijkheden tot herplaatsing aanwezig dan wel voorzienbaar zijn, wordt beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangevraagd.
11. Voor de werknemer met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%, die niet in aanmerking komt voor een uitkering uit hoofde van de WIA, geldt het volgende:
a. Het is de intentie van de werkgever deze werknemer afhankelijk van zijn mogelijkheden en de mogelijkheden van de onderneming intern werk te laten verrichten in hetzelfde of een minder aantal uren.
b. Bij onverminderd functioneren in dezelfde functie blijven het inkomen en de arbeidsvoorwaarden ongewijzigd. Indien geen sprake is van onverminderd functioneren dan wordt aanpassing van de arbeidsvoorwaarden bespreekbaar gemaakt.
c. Bij het werken in een andere of een aangepaste functie of een ander aantal uren, wordt de beloning conform de nieuwe functie of het nieuw aantal uren, aangepast.
d. De mate van arbeidsongeschiktheid vormt bij onverminderd functioneren geen reden tot ontslag.
e. Indien er naar het oordeel van werkgever en de werknemer als bedoeld in lid 11 een betere fit buiten de onderneming kan worden gerealiseerd, zal deze werknemer worden begeleid naar een andere werkgever.
f. Indien zich ten aanzien van vorenstaande punten ‘knelpunten’ voor-doen dan zal door werkgever contact met vakorganisaties gezocht worden.
12. Het gestelde in artikel 30A lid 4 tot en met 6 zijn hierbij overeenkomstig van toepassing.
Artikel 31
Zorgverzekering
Door werkgever zijn per 1 januari 2006 collectieve voorwaarden voor de zorgverzekering afgesproken, zijnde een basispakket en een aanvullend toppakket.
Menken Drinks geeft een tegemoetkoming van € 12,50 bruto per maand voor de werknemer en € 7,50 bruto per maand voor de partner van de werknemer indien deelgenomen wordt aan de collectieve verzekering en waarbij minimaal het toppakket als aanvulling wordt meeverzekerd.
Artikel 31A
WGA-verzekering
De WGA premie komt voor de duur van deze overeenkomst volledig voor rekening van de werkgever.
HOOFDSTUK VIII:
AANVANG EN EINDE DIENSTBETREKKING
Artikel 32
lndiensttreding en ontslag
1 . Het dienstverband wordt geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
2. Indien schriftelijk een proeftijd is bedongen, is gedurende de proeftijd het in artikel 670 leden 1 en 3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde niet van toepassing.
3. De opzegging van een dienstverband geschied met inachtneming van de opzegtermijnen als genoemd in artikel 672, leden 1 tot en met 4 BW, behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringen reden in de zin van artikel 678 BW (dwingende reden voor werkgever) en artikel 679 BW (dwingende reden voor werknemer) en in geval van beëindiging gedurende de proeftijd als bedoeld in lid 2 van dit artikel in welke gevallen de dienstbetrekking wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd.
4. De dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de 65- jarige leeftijd bereikt dan wel in het kader van vervroegde uittreding eerder vanaf de 62-jarige leeftijd, indien de werknemer op grond van het voor deze werknemer van kracht zijnde pensioenreglement van Menken Drinks BV, behorend bij de CAO inzake pensioenen, een pensioenuitkering ontvangt.
Artikel 33
Aanvullende uitkering na einde dienstbetrekking
1. Indien de werknemer na beëindiging van een dienstbetrekking welke ten minste één jaar onafgebroken heeft geduurd, aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, dan wel een zodanige aanspraak gehad zou hebben, indien hij niet een nieuwe betrekking zou hebben
kunnen aanvaarden, ontvangt hij van zijn voormalige werkgever een aanvulling tot het voor hem laatstelijk geldende tijdloon:
a hetzij op de uitkering krachtens de WW;
b hetzij op het salaris dat hij in de nieuwe dienstbetrekking ontvangt, met inbegrip van een eventuele werkloosheidsuitkering, voor zover dat minder is.
Deze aanvulling wordt verstrekt gedurende evenveel weken als de dienstbetrekking gehele jaren heeft geduurd, doch met een minimum van 6 weken. De aanvulling bedraagt maximaal het verschil tussen het voor de werknemer laatstelijk geldende tijdloon en de uitkering krachtens de Werkloosheidswet, waarop geen korting is toegepast vanwege verwijtbare werkloosheid.
2. De in het eerste lid onder a vermelde verplichting van de werkgever geldt niet met betrekking tot dagen waarover de voormalige werknemer geen uitkering ontvangt krachtens de Werkloosheidswet.
3. Indien de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter onder toekenning van een schadeloosstelling dan wel onder de voorwaarden van een sociaal plan wordt beëindigd, is het bepaalde in de eerste twee leden van dit artikel niet van toepassing.
Artikel 33A
Pensioenregeling
Werkgever is voor de werknemers waarop deze CAO van toepassing is een pensioenregeling met vakorganisaties overeengekomen. De gemaakte afspraken hieromtrent zijn opgenomen in bijlage
Het pensioenakkoord maakt integraal deel uit van het bereikte onderhandelingsresultaat en wordt derhalve hieronder opgenomen. Het pensioenreglement, dat onderdeel uitmaakt van deze CAO, zal op deze afspraken en uitgangspunten zijn gebaseerd. Het als dan geldende pensioenreglement geeft de feitelijke aanspraken weer. Het pensioenakkoord is met vakbonden en de Ondernemingsraad van Menken Drinks overeengekomen.
HOOFDSTUK IX: WERKGELEGENHEID
Artikel 34
Overleg op ondernemingsniveau
1. a. De werkgever zal tenminste tweemaal per jaar de betrokken werknemersorganisaties uitnodigen, teneinde hen te informeren over de economische gang van zaken en de economische vooruitzichten van de ondernemingen, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden geschonken aan de werkgelegenheids- en milieuaspecten. Hierbij zullen tevens die plannen - waaronder die op het terrein van de automatisering - worden betrokken die in voorbereiding zijn en die bij realisering ingrijpende gevolgen voor de werkgelegenheid van de betrokken onderneming hebben, één en ander onverlet de taak en de bevoegdheden van de ondernemingsraad. Ook zal informatie worden verstrekt over de aanpak van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en het leeftijdsbewust personeelsbeleid. De hierop betrekking hebbende gegevens - bedoeld om de werknemersorganisaties inzicht te geven in die plannen - zullen tijdig door de werkgever worden verstrekt, alsmede één keer per jaar gegevens omtrent het personeelsverloop.
1.b. Partijen zijn van oordeel dat in beginsel alle functionele arbeidsplaatsen met een structureel karakter bezet dienen te worden door werknemers met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Het aantal flexibele arbeidsrelaties per onderneming zal maximaal 10% van het totaal aantal arbeidsplaatsen bedragen, waarbij afwijkingen van deze norm naar boven mogelijk zijn in overleg met de werknemersorganisaties. In het in de vorige volzin bedoelde overleg zal de werkgever aan de hand van een vestigingsplaatsenplan aangeven waarom hij van de norm wenst af te wijken. Hierbij zal - indien de onderneming meerdere vestigingen omvat
- tevens de onderlinge relatie tussen vestigingen aan de orde komen, toegelicht met een getalsmatige onderbouwing van het betreffende aantal flexibele arbeidsrelaties.
Voor deze bepaling wordt onder flexibele arbeidsrelaties verstaan:
1. werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met uitzondering van scholieren en andere vakantiewerkers in de periode van 1 juni tot 1 september;
2. uitzendkrachten, met uitzondering van scholieren en andere vakantiewerkers in de periode van 1 juni tot 1 september.
1.c. De werkgever zal - mede in het kader van het bepaalde in sublid 1 b – tenminste tweemaal per jaar de betrokken werknemersorganisaties informatie verstrekken over het aantal werknemers in de onderneming, uitgesplitst per vestiging:
- met een dienstverband voor onbepaalde tijd;
- met een dienstverband voor bepaalde tijd;
- met een afroepcontract;
- werkzaam als uitzendkracht,
waarbij zal worden aangegeven hoeveel van de flexibele contracten een incidenteel dan wel een structureel karakter dragen en hoeveel van de flexibele contracten op de peildata zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
2. Uitgangspunt is dat tijdens de looptijd van de CAO geen gedwongen collectieve ontslagen zullen plaatsvinden. Indien de werkgever ontslagen toch noodzakelijk acht, zal vooraf overleg met de werknemersorganisaties worden gepleegd. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden geschonken aan mobiliteitsbevorderende maatregelen, zoals overplaatsing binnen de onderneming resp. het concern, overplaatsing naar andere soortgelijke ondernemingen, her- en bijscholing.
3. Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming, zal de werkgever de werknemer in die onderneming bij voorrang in de gelegenheid stellen hiernaar te solliciteren, onverlet de mogelijkheid gelijktijdig tot een wervingsprocedure, met name via het Regionaal Bureau Arbeidsvoorzieningen, buiten de onderneming over te gaan. In advertenties voor de werving van personeel zullen geen leeftijdsgrenzen worden aangegeven.
4. Teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, zal de werkgever alle daarvoor relevante, volledige en deeltijdvacatures aan het
desbetreffende Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) melden, c.q. afmelden.
5. De werkgever zal het gebruikmaken van door particuliere uitzendbureaus bemiddelde ingeleende krachten tot het uiterste beperken. In situaties waarin dit noodzakelijk is, zal de OR hierover geïnformeerd worden, met inachtneming van het ter zake in de Wet op de Ondernemingsraden bepaalde, overigens onverminderd de bevoegdheid van de werknemersorganisaties hierover inlichtingen te vragen. Als regel geldt een maximale inleenperiode voor ingeleende krachten van 6 maanden. De beloningsbepalingen van de CAO zijn ook van toepassing op ingeleende krachten, met uitzondering van scholieren van 23 jaar of jonger in de periode 1 juni tot 1 september. Voor ingeleende krachten met uitzondering van de hiervoor genoemde scholieren, geldt dat de wettelijke vakantietoeslag wordt genoten over alle in de hoofdstukken III en IV van deze CAO genoemde beloningsbepalingen alsmede over de beloning van meerwerk als bedoeld in artikel 21.
6. Als onderdeel van het totale sociale beleid in de onderneming zal speciale aandacht worden geschonken aan de tewerkstelling van werknemers uit de zgn. zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt (oudere, jongere en gehandicapte werknemers), alsook aan hun arbeidsomstandigheden. De werkgever zal ten minste tweemaal per jaar aan de betrokken werknemersorganisaties informatie verstrekken over het gevoerde beleid met betrekking tot gehandicapte werknemers.
7. Her-, bij- en omscholing zal zoveel mogelijk bevorderd worden.
8. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een extern organisatie bureau om een onderzoek in te stellen betreffende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de werknemers ingrijpende gevolgen voor de werkgelegenheid zijn verbonden, overleg plegen met de ondernemingsraad en de werknemersorganisaties inlichten. De procedure met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek en de informatie van de betrokken werknemers vormen een punt van overleg met de ondernemingsraad, één en ander met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden voor zover van toepassing.
HOOFDSTUK X: SLOTBEPALINGEN
Artikel 35
Personeelsvertegenwoordiging
Indien in een onderneming geen ondernemingsraad in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden is ingesteld, wordt door de werknemers gezamenlijk een representatieve personeelsvertegenwoordiging (PV) aangewezen, bestaande uit ten minste drie leden.
Artikel 35A
Bedrijvenwerk
1 . Activiteiten van de werknemersorganisaties in het kader van het bedrijvenwerk in de onderneming zijn toegestaan, mits hierdoor de voortgang van de werkzaamheden en het functioneren van de personeelsvertegenwoordiging niet geschaad worden en mits de voorzitter en andere bestuursleden van de bedrijfsledengroep als zodanig bij werkgever bekend zijn.
2. Tussen de werkgever en de werknemersorganisaties zal overleg gepleegd worden over de aard, omvang en vorm van de eventueel nodige faciliteiten. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan:
a. het toestaan van aankondigingen op publicatieborden van bijeenkomsten van bedrijfsledengroepen van de werknemersorganisaties;
b. de mogelijkheid van contact binnen het bedrijf maar buiten de werktijd met leden van de werknemersorganisaties;
c. contact van de voorzitter der bedrijfsledengroep met bezoldigde functionarissen van de werknemersorganisaties binnen de werktijd indien dit door bijzondere omstandigheden buiten de werktijd niet mogelijk is;
d. beschikbaarstelling door de werkgever - als regel buiten de werktijd - van vergaderruimten.
3. De werkgever zal er nauwgezet op toezien dat de werknemers die een functie in een vakvereniging vervullen, niet op grond daarvan in hun positie worden benadeeld en dat ook inzake ontslag ten aanzien van hen dezelfde maatstaven worden aangelegd als die, welke gelden voor werknemers, die niet met een dergelijke vakbondsfunctie zijn belast.
4. Tenzij een bestuurslid van een bedrijfsledengroep aanleiding geeft tot een dringende reden als bedoelt in artikel 678 BW, zal de werkgever, met inachtneming van het bepaalde artikel 670 BW, geen ontslag toepassen dan na overleg met een bezoldigde vertegenwoordiger van de betrokken werknemersorganisatie en alleen bij wijze van uitzondering schorsing met behoud van loon toepassen.
5. De werkgever die wil overgaan tot ontslag van een bestuurslid van een bedrijfsledengroep die als zodanig bij de werkgever bekend is, kan de dienstbetrekking niet doen eindigen dan na voorafgaande toestemming van de kantonrechter. Deze verleent de toestemming slechts indien het hem aannemelijk voorkomt dat de opzegging geen verband houdt met de bovenomschreven hoedanigheid van de werknemer. Xxxxxxxx toestemming is niet vereist wanneer de beëindiging geschiedt wegens een dringende reden of wegens ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen. Het bepaalde in dit lid geldt voor een maximaal aantal leden van het bestuur van een bedrijfsledengroep volgens onderstaande staffel:
- voor een vestiging met minder dan 100 werknemers: maximaal 3 bestuursleden;
- voor een vestiging van 100 en meer maar minder dan 300 werknemers: maximaal 5 bestuursleden;
- voor een vestiging van 300 en meer werknemers: maximaal 7 bestuursleden.
Artikel 36
Duur van de overeenkomst
1. Deze CAO treedt in werking per 1 januari 2009 en eindigt van rechtswege, derhalve zonder dat enige opzegging vereist is, op 31 december 2009.
2. Indien gedurende de looptijd van dit contract zich buitengewone en ingrijpende veranderingen voordoen in de algemene sociaal-economische situatie of in de loon- en prijspolitiek van de regering, is zowel ieder van de werkgever als ieder van de werknemersorganisaties bevoegd wijziging der overeenkomst, welke met deze verandering in verband staat, aan de orde te stellen. In dit geval zijn de wederpartijen verplicht de aan de orde gestelde voorstellen in behandeling te nemen.
3. Indien binnen één maand nadat de in het vorige lid bedoelde voorstellen schriftelijk bij de andere partij aanhangig zijn gemaakt, daarover geen overeenstemming is bereikt, zijn de partijen die deze voorstellen aan de orde hebben gesteld, bevoegd de overeenkomst met inachtneming van een termijn van één maand op te zeggen.
Aldus overeengekomen
namens FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht
De heer X.X. Xxxxxxx
Bestuurder Industrie
namens CNV BedrijvenBond, gevestigd te Utrecht
De xxxx X. Xxxxxxxx De heer G.H. Koudijs
Voorzitter Vakgroepbestuurder
Anderzijds
B.A. Grijpstra G.C. Heijstek
Managing Director Refresco Benelux HR Director Refresco Benelux
BIJLAGE I
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
FUNCTIELIJST MENKEN DRINKS, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 9 LID 1.
Functielijst 2008 | Functiegroep |
- | 1 |
Startende 3 en 4 en uitzendkrachten | 2 |
Schoonmaker | 3 |
Assistent kantinemedewerker | |
Allround logistiek medewerker | 4 |
Kantinemedewerker | |
Operator A | 5 |
Voorraadbeheerder | |
Administratief medewerker logistiek | |
Operator B | 6 |
Coördinator Goederenontvangst | |
Assistent financiële administratie | |
Microbiologisch laborant | |
Adm. medewerker Salaris Administratie | |
Coördinator Technisch Magazijn | |
Operator Kwaliteit Fysisch Lab | 7 |
Operator C | |
Siroopbereider | |
Plantsecretaresse | |
Storingsmonteur | 8 |
Personeelfunctionaris | |
Medewerker QA | |
Medewerker financiële administratie | |
Assistent Teamleider | |
BIJLAGE I-A
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
BEZWAAR EN BEROEPSPROCEDURE FUCNTIEWAARDERING, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8 LID 9
Inleiding
Deze procedure maakt deel uit van de ORBA-methode voor functieonderzoek en waardering.
In deze procedure is vastgelegd op welke wijze bezwaar kan worden gemaakt respectievelijk in beroep kan worden gegaan tegen het uitgevoerde functieonderzoek en de resultaten van de waardering.
Fase A Bezwaarfase
In deze fase maakt de medewerker bezwaar bij zijn directe leidinggevende en motiveert zijn bedenkingen. Indien dit niet leidt tot tevredenheid dan kan fase B worden ingezet.
Fase B Interne beroepsfase
In deze fase doet de medewerker een beroep, via de directie, op AWVN om zijn bedenkingen en motieven te beoordelen. Leidt ook dit niet tot tevredenheid dan kan fase C in gang worden gezet.
Fase C Externe beroepsfase
In deze fase doet de medewerker een beroep op een externe functiewaarderingsdeskundige van de vakvereniging waarbij hij is aangesloten, dan wel via de directie, op een functiewaarderingsdeskundige van de AWVN.
Procedurestappen
Bezwaarfase
Een bezwaar dient binnen drie maanden, na datum bekendmaking van het resultaat, schriftelijk ingediend te worden bij de afdeling HR.
1. Een medewerker kan bezwaar aantekenen indien hij van mening is dat zijn functieomschrijving waarop de waardering is gebaseerd, niet meer in overeenstemming is met de feitelijke inhoud van de functie of indien hij zich niet kan verenigen met de waardering respectievelijk de indeling van zijn functie.
2. Dit bezwaar met verzoek tot heroverweging van het resultaat dient ingediend te worden bij de afdeling HR. Na de indiening vindt op initiatief van HR in eerste instantie een gesprek plaats tussen de medewerker en zijn leidinggevende. Het gesprek alsmede de schriftelijke weergave van het gespreksresultaat dient binnen een maand na ontvangst van het bezwaarschrift plaats te vinden.
3. Indien de leidinggevende het waarderingsresultaat zodanig heeft weten te motiveren dat de medewerker alsnog akkoord gaat met het resultaat moet dit schriftelijk worden meegedeeld aan HR. Indien de leidinggevende achter het ingediende bezwaar staat of indien de medewerker van mening is dat het gesprek niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid, dient HR ingeschakeld te worden door de leidinggevende resp. de medewerker.
Interne beroepsfase
Binnen één maand na het gesprek conform het gestelde gedurende de bezwaarfase en de vastlegging daarvan dient het interne beroep ingediend te worden bij de afdeling HR.
4. De afdeling HR draagt zorg voor een tijdige beschikbaarstelling van alle documentatie omtrent het beroep.
5. Indien het beroep aan alle formele eisen voldoet en door de directie ontvankelijk wordt verklaard, wordt het in behandeling genomen.
De directie schakelt de betrokken AWVN-adviseur in voor het uitvoeren van een nader onderzoek en waardering. De uitslag van het onderzoek en de gevolgen daarvan dienen schriftelijk te worden vastgelegd en aan HR ter beschikking te worden gesteld voor afhandeling en mededeling aan betrokken medewerker.
6. Indien de medewerker zich niet kan vinden in de uitkomsten van het interne onderzoek, kan hij/zij de externe procedure in gang zetten.
De afhandeling van het interne beroep dient binnen drie maanden na het indienen van het interne beroep plaats te vinden.
Externe beroepsfase
Binnen één maand na het afhandelen van het interne beroep dient het externe beroep ingediend te worden.
7. In geval van een externe beroepsprocedure kan de medewerker zijn bezwaar voorleggen aan de vakvereniging waarbij hij is aangesloten, dan wel aan de directie (indien de medeweker geen lid is van een vakvereniging).
8. Het nadere onderzoek wordt uitgevoerd door deskundige(n) van de vakvereniging en een voorheen in dit kader niet-betrokken AWVN-
adviseur resp. alleen een AWVN-adviseur. Beoordeeld wordt of de functie juist is gewaardeerd.
Gestreefd wordt het resultaat van dit externe onderzoek binnen drie maanden na het interview met de medewerker bekend te maken.
BIJLAGE II
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
Loongebouw in Euro per maand CAO Menken Drinks per 1 januari 2009 (incl. 3% verhoging) | ||||||||
I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | |
0 | 1.639,18 | 1.688,16 | 1.742,18 | 1.817,54 | 1.906,26 | 2.000,55 | 2.119,21 | 2.245,54 |
1 | 1.654,82 | 1.705,22 | 1.761,67 | 1.841,70 | 1.932,67 | 2.029,17 | 2.150,72 | 2.279,35 |
2 | 1.669,83 | 1.722,86 | 1.781,78 | 1.866,76 | 1.959,08 | 2.047,65 | 2.182,11 | 2.313,01 |
3 | 1.685,06 | 1.740,64 | 1.802,73 | 1.891,90 | 1.985,45 | 2.086,53 | 2.213,91 | 2.346,70 |
4 | 1.700,75 | 1.758,83 | 1.823,93 | 1.916,95 | 2.011,75 | 2.115,28 | 2.245,62 | 2.380,41 |
5 | 1.716,99 | 1.777,17 | 1.846,52 | 1.942,13 | 2.038,07 | 2.144,07 | 2.277,40 | 2.414,09 |
6 | 1.733,29 | 1.796,51 | 1.869,67 | 1.967,15 | 2.064,52 | 2.172,67 | 2.309,18 | 2.447,72 |
7 | 1.750,04 | 1.815,77 | 1.892,72 | 1.992,28 | 2.090,95 | 2.201,52 | 2.341,05 | 2.481,46 |
8 | 1.775,04 | 1.841,71 | 1.919,76 | 2.020,74 | 2.117,32 | 2.230,55 | 2.372,78 | 2.515,17 |
9 | 1.800,04 | 1.867,65 | 1.946,80 | 2.049,20 | 2.147,57 | 2.262,41 | 2.404,57 | 2.548,80 |
10 | 1.825,04 | 1.893,58 | 1.973,83 | 2.077,66 | 2.177,81 | 2.294,28 | 2.438,92 | 2.582,37 |
11 | 1.850,04 | 1.919,52 | 2.000,87 | 2.106,12 | 2.208,06 | 2.326,14 | 2.473,27 | 2.619,27 |
12 | 1.875,05 | 1.945,46 | 2.027,91 | 2.134,58 | 2.238,31 | 2.358,01 | 2.507,62 | 2.656,16 |
13 | 1.900,05 | 1.971,40 | 2.054,95 | 2.163,04 | 2.268,56 | 2.389,87 | 2.541,97 | 2.693,05 |
14 | 1.925,05 | 1.997,34 | 2.081,99 | 2.191,51 | 2.298,80 | 2.421,74 | 2.576,32 | 2.729,94 |
15 | 2.329,05 | 2.453,60 | 2.610,67 | 2.766,83 | ||||
16 | 2.645,02 | 2.803,72 | ||||||
17 | 2.840,61 |
Leeftijdsschaal in euro per maand CAO Menken Drinks per 1 januari 2009
Incl. 3% CAO verhoging
I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | |
16 jaar | 775,55 | 798,46 | 815,51 | 841,94 | ||||
17 jaar | 903,47 | 921,92 | 951,44 | 983,74 | 1.013,16 | 1.034,03 | ||
18 jaar | 1.039,38 | 1.070,10 | 1.104,37 | 1.152,12 | 1.180,48 | 1.219,37 | 1.260,67 | |
19 jaar | 1.199,28 | 1.234,72 | 1.274,25 | 1.329,37 | 1.357,06 | 1.404,72 | 1.446,67 | 1.467,21 |
20 jaar | 1.399,18 | 1.440,51 | 1.469,62 | 1.515,48 | 1.552,26 | 1.599,80 | 1.632,65 | 1.664,32 |
21 jaar | 1.599,05 | 1.646,29 | 1.664,98 | 1.701,59 | 1.747,46 | 1.794,89 | 1.818,65 | 1.839,51 |
22 jaar | 1.699,00 | 1.772,49 | 1.803,22 | 1.872,93 | 1.901,34 | 1.927,10 | ||
23 jaar | 1.859,00 | 1.950,96 | 1.984,00 | 2.014,70 | ||||
24 jaar | 2.066,66 | 2.102,30 | ||||||
25 jaar |
BIJLAGE III
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst Menken Drinks B.V.
PROTOCOL AFSPRAKEN
Voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009
1. In het kader van leeftijdsbewust personeelsbeleid wordt jaarlijks een opleidings- en scholingsplan opgesteld.
2. De fiscaal vriendelijke verrekening van de kosten voor de vakbondscontributie wordt voor de duur van de CAO gecontinueerd. Zo mogelijk vindt, zolang dit fiscaal en juridisch verantwoord is, deze verrekening met het loon plaats. De werknemer die aan deze fiscale verrekening wenst deel te nemen kan hiervoor een ‘declaratieformulier vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie’ bij de afdeling HR indienen. De werknemer dient hiervoor het lidmaatschap aan te tonen en een afschrift te overleggen dat de vakbondscontributie is betaald.
3. De werkgever draagt voorts als tegemoetkoming in de contributie voor het lidmaatschap van een vakorganisatie netto € 100,- bij. Deze afspraak wordt voor de duur van de looptijd van deze overeenkomst gecontinueerd.
4. Werkgever faciliteert voor haar werknemers de mogelijkheid voor een levensloopregeling. In overleg wordt hiervoor een reglement opgesteld.
5. De werkgever zal voor de duur van deze overeenkomst deelnemen aan de zogenaamde AWVN werkgeversbijdrageregeling.
6. Gedurende de looptijd van deze CAO wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden om de arbeidsvoorwaarden van de verschillende bedrijven van Refresco te stroomlijnen en om te bouwen naar 1 CAO. De resultaten van dit onderzoek wordt met de vakorganisaties besproken.
BIJLAGE IV
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
INVALIDITEITSPENSIOENREGELING VOOR MENKEN DRINKS B.V.
Artikel 1
Aanspraken bij opname in de invaliditeitspensioenregeling
De werkgever neemt de werknemer in de invaliditeitspensioenregeling op met ingang van de dag waarop hij in dienst treedt conform het pensioenreglement Menken Drinks BV.
BIJLAGE V
van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
SANCTIEBEPALINGEN ZIEKTE- EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 1 Controlevoorschriften
Indien de werknemer zich niet houdt aan de controlevoorschriften als bedoeld in deze bijlage, kan de werkgever de volgende sanctiebepalingen toepassen.
Artikel 2 Algemene bepalingen
1 . Indien de werkgever op grond van de wet, artikel 30 van de CAO dan wel de bepalingen in deze bijlage de loondoorbetaling en/of de aanvulling weigert of opschort brengt de werkgever de werknemer tijdig vóór de weigering of de schorsing van zijn voornemen daartoe en de reden(en) daarvan op de hoogte. In geval de werkgever gerechtigd is de loondoorbetaling en aanvulling voor een zekere periode te weigeren, kan hij voorschotten verschaffen. Deze voorschotten kunnen, als de loondoorbetaling en de aanvulling terecht blijken te zijn geweigerd, worden verrekend.
2. Indien de werkgever op grond van de wet, de CAO of deze bijlage de loondoorbetaling en aanvulling opschort is hij verplicht tot betaling van het achterstallige loon over te gaan, indien achteraf komt vast te staan dat de werknemer gedurende de opschortingsperiode arbeidsongeschikt was, onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 4 en volgende van deze bijlage. De werknemer heeft geen recht op de wettelijke verhoging.
Artikel 3
Weigering loondoorbetaling
De werkgever heeft op basis van artikel 629 lid 3 BW het recht de in artikel 30 van de CAO bedoelde loondoorbetaling te weigeren indien de werknemer:
1. door opzet arbeidsongeschikt is geworden;
2. arbeidsongeschikt is geworden ten gevolge van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing van de voor de functie opgestelde belastbaarheids eisen niet juist kon worden uitgevoerd;
3. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd en/of zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht.
Artikel 4 Opschorten loondoorbetaling
De werkgever heeft op basis van artikel 629 lid 5 BW het recht om de in artikel 30 van de CAO bedoelde loondoorbetaling op te schorten indien de werknemer zich niet houdt aan de voor hem geldende controleregels en aanwijzingen bij ziekte.
Artikel 5 Weigering aanvullingen
De werkgever heeft het recht om de in artikel 30 van de CAO bedoelde aanvullingen op te schorten, te weigeren of in te trekken indien de werknemer:
1. door opzet arbeidsongeschikt is geworden;
2. arbeidsongeschikt is geworden ten gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing van de voor de functie opgestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd;
3. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd en/of zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht;
4. zich niet houdt aan de voor hem geldende controleregels en aanwijzingen bij ziekte;
5. weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion;
6. heeft geweigerd gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid heeft overtreden en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is geworden;
7. misbruik maakt van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6
Ziek- en herstelmelding
In aanvulling op en als uitwerking van het bepaalde in artikel 6 lid 4 geldt het volgende:
1. De werknemer dient zijn arbeidsongeschiktheid direct, conform de bij de werkgever vastgestelde voorschriften, bij zijn werkgever te melden. Indien de werknemer dit nalaat, is de werkgever gerechtigd:
a Bij de 1e overtreding binnen 1 jaar en indien de ziekmelding maximaal een week te laat is een waarschuwing te geven;
b Indien de werknemer de voorschriften inzake ziekmelding voor de 2e keer binnen 1 jaar overtreedt en de ziekmelding is meer dan een week, maar minder dan een maand te laat, geldt het volgende. De werkgever is dan gerechtigd de aanvulling te weigeren of terug te vorderen gedurende de eerste week over het aantal dagen dat de werknemer te laat de melding doet en voor de tweede en volgende week gedurende 3 dagen per week of gedeelte van een week dat de werknemer te laat de melding doet;
c Vanaf de 3e overtreding binnen 1 jaar of de ziekmelding is 1 maand of meer te laat, is de werkgever bevoegd de aanvulling te weigeren of terug te vorderen over de gehele periode van de arbeidsongeschiktheid.
2. De werknemer dient zijn arbeidsgeschiktheid direct, conform de bij de werkgever vastgestelde voorschriften bij zijn werkgever te melden. Indien de werknemer dit nalaat is de werkgever gerechtigd:
a bij de le overtreding binnen 1 jaar en indien de herstelmelding maximaal een week te laat is een waarschuwing te geven;
b indien de werknemer de voorschriften inzake herstelmelding voor de 2e keer binnen 1 jaar overtreedt en de herstelmelding is meer dan een week, maar minder dan een maand te laat, geldt het volgende. De werkgever is dan gerechtigd de aanvulling te weigeren of terug te vorderen gedurende de eerste week over het aantal dagen dat de werknemer te laat de melding doet, en voor de tweede en volgende week gedurende 3 dagen per week of gedeelte van een week dat de werknemer te laat de melding doet;
c vanaf de 3e overtreding binnen 1 jaar of de herstelmelding is 1 maand of meer te laat, is de werkgever bevoegd de aanvulling te weigeren of terug te vorderen over de gehele periode van de arbeidsongeschiktheid.
Artikel 7 Controle
In aanvulling op en als uitwerking van het bepaalde in artikel 6 lid 4 geldt het volgende:
1. Indien de werknemer controle verhindert doordat hij niet thuis blijft tot het eerste bezoek van de controlerende instantie dan wel het eerste bezoek onmogelijk maakt of tijdens thuisblijf uren ten onrechte niet thuis is of ten onrechte geen gehoor geeft, is de werkgever gerechtigd: a bij de 1e overtreding een waarschuwing te geven;
b bij de 2e overtreding binnen 1 jaar de aanvulling over 3 dagen te weigeren, en;
c bij meer dan 2 overtredingen binnen 1 jaar de aanvulling te weigeren met ingang van de dag van overtreding tot controle weer mogelijk is.
2. Indien de werknemer controle verhindert doordat hij niet verschijnt op het spreekuur van de controlerende instantie of nalaat een adreswijziging tijdens zijn uitkering door te geven, is de werkgever gerechtigd:
a bij de 1e overtreding de aanvulling over 3 dagen te weigeren en; b bij de 2e overtreding binnen 1 jaar de aanvulling te weigeren met
ingang van de dag van overtreding tot controle weer mogelijk is.
3. Wanneer de werknemer een verkeerd adres heeft opgegeven en daardoor geen kennis heeft kunnen nemen van oproep voor het spreekuur van de controlerende instantie, wordt dit als een overtreding als bedoeld in lid 2 gezien.
4. Onder een 2e overtreding als bedoeld in dit artikel wordt verstaan een overtreding van zowel een voorschrift als bedoeld in lid 1 als in lid 2.
BIJLAGE VI-A
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE PENSIOENREGLEMENT MENKEN DRINKS B.V. ZIJNDE HET ZWITSERLEVEN BEDRIJFSPENSIOEN.
voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007.
Tussen Menken Drinks B.V., gevestigd te Bodegraven enerzijds, de heer F.J. Barèl,
Datum ............ Plaats ...................
en de
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht,
Datum .................... Plaats ........................
CNV BedrijvenBond, gevestigd te Utrecht,
Datum .................... Plaats .........................
anderzijds,
zijn overeengekomen de in hoofde genoemde XXX te volgen met de instemming van de Ondernemingsraad.
BIJLAGE VI-B
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Menken Drinks B.V.
PENSIOENAFSPRAKEN
De volgende pensioenafspraken, die integraal deel uit maken van deze CAO, zijn tussen partijen overeengekomen.
A. Nieuwe Pensioenregeling voor de huidige werknemers van Menken Drinks BV.
1. Regeling is fatsoenlijk, acceptabel en door partijen geaccepteerd. Op hoofdlijnen en conform de voorgestelde subvariant Optie III met de wettelijke minimum franchise à € 11.354,-, zijnde:
a. Vanaf 1.1.2006 ML regeling voor iedere pensioengerechtigde huidige medewerker werkzaam binnen Menken Drinks vanaf 22 jaar. (vanaf 1 januari 2007 wordt deze leeftijd 21 jaar). Xxxx uitzonderingspositie voor de medewerkers geboren op of voor 31/12/1949.
b. Maximale fiscale ruimte: opbouw = 2,25% en de wettelijke minimumfranchise à € 11.354,-.
c. Pensioenleeftijd 65 jaar.
d. Vervroegde uittreding mogelijk op 62 jaar / indicatie uitkeringsniveau zoals in maatmens berekeningen.
e. NP: 70% op risicobasis.
f. Badkuip effect correctie zoals besproken met evenredige opbouw.
2. Totale kostenniveau van de pensioenregeling in enig jaar bedraagt maximaal 17,5% van de pensioengevende salarissom van Menken Drinks met de volgende verdeling:
a. Werkgever maximaal: 16%
b. Werknemer: 1,5%
3. Voorwaardelijke indexatie inhoudende:
a. Als de dekkingsgraad < 110% en dus geen overrente aanwezig:
i. Voor actieven:
Indexatie conform de huidige ML regel met die beperking dat financiële ruimte voor indexering gemaximeerd wordt door de maximering van de totale kosten van de pensioenregeling op 17,5% van de pensioengevende salarissom.
ii. Voor inactieven en slapers: geen indexatie
b. Als de dekkingsgraad > 110% en dus een bepaalde mate van overrente aanwezig:
Indexatie voor actieven en inactieven en slapers conform de huidige ML regels met die beperking dat financiële ruimte voor indexering gemaximeerd wordt door de mate van aanwezige overrente voor zover deze hoger is dan 110%. Mocht deze overrente onvoldoende blijken te zijn, de resterende ruimte tot het financieringsplafond van 17,5%.
4. In geval de totale kosten van de pensioenregeling > 17,5% van de pensioengevende salarissom:
a. De extra kosten boven de 17,5% van de pensioengevende salarissom komen niet ten laste van de werkgever; dit punt kan wel onderdeel zijn van CAO overleg.
b. De overrente – dekkingsgraad > 110% - kan worden benut
c. Overleg tussen werkgever en bonden over de scenario’s om de extra kosten boven de 17,5% niet ten laste van de werkgever te laten komen. Mogelijke scenario’s, niet limitatief:
i. eigen bijdrage verhogen / kwaliteit regeling behouden
ii. franchise verhogen / kwaliteit verlagen
iii. opbouw percentage verlagen / kwaliteit verlagen
iv. loonstijging beperken / kwaliteit regeling behouden
v. etc.
B. Pensioenregeling voor de werknemers van Menken Drinks BV die na 1 januari 2006 in dienst van werkgever treden.
Voor deze werknemers gelden de volgende uitgangspunten voor het bepalen van de pensioenregeling:
1. De bovenvermelde ML regeling waarbij vervroegde uittreding op 62 jaar tot de mogelijkheden blijft behoren met ook een NP op 70% op risicobasis en tegen dezelfde voorwaarden en condities als bovenvermelde regeling met als enige verschil dat het te bereiken ouderdomspensioen gemaximeerd is op 100% van de pensioengrondslag.
2. Ten aanzien van het maximale totale kostenniveau van deze regeling gelden dezelfde afspraken als omschreven in punt A.4.
3. Ten aanzien van de indexatie afspraken gelden dezelfde afspraken zoals omschreven in punt A.3.