MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8658
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 3-12-1996 nr. 234
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HORECA- EN AANVERWANTE BEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf namens het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en aanverwante bedrijf Horeca Nederland als partij te ener zijde en namens de Horecabond FNV en de CNV Industrie- en Voedingsbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, strekkende tot algemeen verbin- dendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bezwaren zijn inge- bracht door:
X. Xxxxxx Maris namens Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V. (MP) en Martinair Partyservice B.V. (MPS);
B. Buruna Maris namens de Stichting Nederlandse Jeugdherberg Cen- trale (NJHC);
X. X.X.X. Xxxxxxxxx Wegrestaurants (Siemonsma);
D. het Nederlands Horeca Gilde (NHG);
dat ten aanzien van het onder A. genoemde bezwaar het volgende kan worden opgemerkt:
Tussen de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf ener-
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 CAO865896
6C0172 1
zijds en MPS en MP anderzijds is een overeenkomst gesloten krachtens welke onder meer partie¨le ontheffing van de onderhavige cao is verleend/ zal worden verleend. Bezwaarden hebben naar aanleiding hiervan hun bezwaren tegen de inwilliging van het verzoek tot algemeen verbindend- verklaring van bepalingen van deze cao ingetrokken.
dat de overige ingebrachte bezwaren als volgt kunnen worden samenge- vat:
Ad B.
NJHC verzoekt om integrale ontheffing van toepasselijkheid van de onderhavige cao. Voor werknemers in dienst van bij de NJHC aangeslo- ten jeugdherbergen geldt de cao voor de NJHC 1996/98. Volgens be- zwaarde zijn de bepalingen van deze cao minimaal gelijkwaardig aan die van de onderhavige cao. In voorgaande jaren is herhaaldelijk schriftelijk om integrale ontheffing van de NJHC van deze cao verzocht. In het ver- leden zijn op werknemers van de bij de NJHC aangesloten jeugdherber- gen de besluiten tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze cao niet van toepassing verklaard. In de omstandigheden van voor- gaande jaren is geen wijziging opgetreden; eerdere argumenten zijn nog steeds van kracht.
Ad C. en D.
Bezwaarden stellen dat KHN en de vakbonden zichzelf zien als ,,sociale partners’’, met veronachtzaming van het gegeven dat KHN slechts een derde van de bedrijven omvat terwijl de vakbonden hooguit 10% van de horeca-werknemers vertegenwoordigen.
Bezwaarden zijn van mening dat het gehanteerde systeem van ,,automa- tische’’ avv onjuist, achterhaald en in strijd met beleidsuitspraken van de Minister van SZW is
Algemeen verbindendverklaring impliceert dat de cao-afspraken materi- eel het effect van een wet hebben. Dat is volgens bezwaarden een laak- bare situatie, omdat particuliere organisaties geen wetteksten maken.
De onderhavige cao dient volgens bezwaarden niet algemeen verbindend verklaard te worden, omdat deze politieke beleidsdoelen ondermijnt.
Het in de onderhavige cao opgenomen systeem van functiewaardering met daaraan gekoppeld de looninschaling achten bezwaarden volstrekt ongeschikt voor de horeca-praktijk. Deze regeling leidt tot bureaucrati- sering en betekent een daadwerkelijke verzwaring van de administratie. De hoge loonschalen maken het bij de doorsnee horecabedrijven onmo- gelijk op legale wijze de hulp in te roepen van werknemers. Gekoppeld aan de administratieve rompslomp betekent dit dat de werkgelegenheid bepaald niet wordt bevorderd.
De drukte in de bedrijven afzonderlijk is erg verschillend; de zwaarte
2
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van de taak voor hetzelfde werk dus ook. Dientengevolge werkt een col- lectief loonschalensysteem averechts.
Algemeen verbindendverklaring van de onderhavige cao staat het afslui- ten van een alternatieve cao voor het midden- en kleinbedrijf binnen de horeca in de weg. Onder andere via het Nederlands Horeca Gilde is een groeiende groep bedrijven bezig daaraan te werken.
Overwegende ten aanzien van de onder B., C. en D. genoemde bezwa- ren:
Ad B.
In de omstandigheden ten aanzien van het dispensatieverzoek van de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen ten opzichte van de besluiten tot algemeen verbindendverklaring van de onderhavige cao d.d. 30 oktober 1989 (Stcrt. 1989, nr. 216), 19 februari 1992 (Stcrt. 1992, nr. 39), 18
november 1993 (Stcrt. 1993, nr. 226) en 22 december 1994 (Stcrt. 1994, nr. 249) zijn geen wijzigingen opgetreden. De overwegingen bij ge- noemde besluiten moeten hier derhalve als herhaald en ingelast worden beschouwd. Aan de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen kan mits- dien een integrale vrijstelling worden verleend.
Ad C. en D.
In de Wet CAO is de representativiteit van de werkgevers- of werkne- mersorganisatie niet als voorwaarde opgenomen voor het afsluiten van een rechtsgeldige cao. Overigens kan uit de door cao-partijen verstrekte gegevens en op basis van de door de Hoge Raad gesanctioneerde berekeningsmethode worden geconcludeerd dat aan het represen- tativiteitsvereiste als genoemd in de Wet AVV wordt voldaan.
Verder kan ten aanzien van de bezwaren nog het volgende worden over- wogen. Algemeen verbinendverklaring is een cao-ondersteunend instru- ment, waardoor concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden wordt tegengegaan. Financie¨le bezwaren geven geen aanleiding tot ho- norering van de bezwaren, aangezien lastenverzwaring uit de aard van het instrument van algemeen verbindendverklaring kan voortvloeien. Overigens is er geen aanleiding om op basis van de huidige avv- gedragslijn niet tot algemeen verbindendverklaring over te gaan.
Voorts kan worden opgemerkt dat in de cao een dispensatiemogelijkheid is opgenomen, op grond waarvan bezwaarden cao-partijen om onthef- fing van een of meerdere bepalingen van de cao kunnen verzoeken.
3
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd, dat de onder C. en D. genoemde bezwaren van dien aard zijn, dat ze algemeen verbin- dendverklaring van de bepalingen van de onderhavige cao niet in de weg staan.
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid; Besluit:
I. Trekt in zijn besluiten van 22 decenber 1994 (Stcrt. 1994, nr. 249), 27 februari 1995 (Stcrt. 1995, nr. 44), 4 september 1995 (Stcrt. 1995, nr. 173), 20 oktober 1995 (Stcrt. 1995, nr. 207) en van 13 februari 1996 (Stcrt. 1996, nr. 33), voor zover daarin werd overgegaan tot het alge- meen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeids- overeenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, zulks met in- achtneming van hetgeen onder V, VI, VII en VIII is bepaald;
II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1997 (en voor zover het betreft artikel 16 lid 3 met uitzondering van sub g, artikel 16 lid 5 en artikel 16 lid 6 en de daarbij behorende statuten en reglementen tot en met 31 december 2000) de navolgende bepalingen van de collec- tieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf als- mede de daarbij behorende statuten en reglementen, zulks met inachtne- ming van hetgeen onder III, IV, V, VI, VII en VIII is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze CAO en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:
1. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanver- wante bedrijf.
2. Werkgever: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die e´e´n bedrijf (of meerdere bedrijven) exploiteert waarvoor het Bedrijf- schap Horeca is ingesteld en bij wie een werknemer in het desbetref- fende bedrijf werkzaam is.
Het instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca is opgenomen in het Staatsblad 1954, nr. 05.
4
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Werknemer: iedere mannelijke of vrouwelijke werknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7A:1637a van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van een werkgever, uitgezon- derd:
a. de werknemer/directeur van een N.V./B.V. die niet (langer) ver- plicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
b. de werknemer, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de hierboven in a genoemde werknemer/directeur;
c. de werknemer, die familielid (tot en met de derde graad) van de in a genoemde werknemer/directeur en tevens (mede)bestuurder of financieel deelgenoot is in de onderneming van de werkgever;
d. de musicus en de artiest;
e. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden verricht in het ban- ketbakkersbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor het banketbakkersbedrijf en op wie uit dien hoofde de CAO voor het banketbakkersbedrijf van toepassing is;
f. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht in een zweminrichting als bedoeld in artikel 1 sub A lid 1 van de CAO voor de Zweminrichtingen en op wie uit dien hoofde de CAO voor de Zweminrichtingen van toepassing is.
g. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel I.1 lid 1 van de op 1 juli 1996 geldende CAO voor de Contract-Cateringbranche en op wie uit dien hoofde de CAO voor de Contract-Cateringbranche van toepassing is.
4. Categoriee¨n werknemers:
a. Xxxxxxxxxxxx werknemer: de werknemer van 22,5 jaar en ouder.
b. Seizoenwerknemer: de werknemer van 18 jaar of ouder die in dienst is van een werkgever die in het bezit is van een verklaring seizoenbedrijf op naam van zijn bedrijf. Deze verklaring dient afgegeven te zijn door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC).
Uit de arbeidsovereenkomst moet blijken dat de werknemer als seizoenwerknemer is aangenomen.
c. Hulpkracht: de werknemer die uitsluitend als vakantiewerker tij- dens de vakanties van het dagonderwijs en/of op vrijdag vanaf
17.00 uur en/of op zaterdag en/of op zondag die werkzaamheden uitvoert, die behoren tot een bedrijfsfunctie die is ingedeeld in functiegroep I of II of III. Daarnaast kunnen per bedrijf op e´e´n vaste dag in de week hulpkrachten worden ingezet vanaf 17.00
5
uur. Die vaste dag wordt bepaald in overleg tussen werkgever en werknemers in het bedrijf.
d. Leerling: de werknemer die een opleiding volgt in de beroeps- begeleidende leerweg en die is aangenomen krachtens een leer- overeenkomst van het SVH Leerlingstelsel. Hieronder vallen de leerling-horeca-assistent, de leerling-restaurantkok, de leerling- gastheer/gastvrouw, de leerling-fast food-specialist, de leerling- bartender, de leerling-receptionist, de leerling-zelfstandig wer- xxxx xxx, de leerling-zelfstandig werkend gastheer/vrouw en de leerling-horeca-ondernemer cafe´/bar of fast food.
e. Stagiair: degene die een opleiding volgt in de beroepsopleidende leerweg.
f. Deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten: de deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten van de Regionale Horeca Commissies (RHC) die tijdens de opleiding bij een werkgever werkzaam is.
g. Gehandicapte werknemer: de geheel of gedeeltelijk arbeidsonge- schikte werknemer als bedoeld in de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers (WAGW).
5. SVH Leerlingstelsel: de werknaam waaronder het praktijkdeel van de opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg wordt uitgevoerd, ressorterend onder bestuur van de Stichting Landelijk Orgaan Be- roepsonderwijs voor Horeca, Instellingskeuken, Contract-Catering en Toerisme/Recreatie (LOB HICT).
6. Het dienstverband:
a. Losse dienst: een dienstverband van 2 weken of korter.
Vaste dienst: een dienstverband van langer dan 2 weken. Voor een werknemer die in vaste dienst wordt aangenomen, geldt een dienstverband van minimaal 4 uren per week.
b. Fulltime (Voltijd) dienstverband: een dienstverband van 38 uren per week.
Parttime (Deeltijd) dienstverband: een dienstverband van minder dan 38 uren per week. Voor een werknemer die in vaste dienst wordt aangenomen, geldt een dienstverband van minimaal 4 uren per week.
c. Bepaalde tijd: het begin en eind van het dienstverband zijn bepaald. Dit moet blijken uit de arbeidsovereenkomst. Onbepaalde tijd: alleen de begindatum van het dienstverband staat vast.
7. De functie-indeling:
a. Functie: het totaal van taken en verantwoordelijkheden dat aan een werknemer binnen een bedrijf is opgedragen.
b. Bedrijfsfunctie: de functie zoals die in een bepaald bedrijf door de werkgever is vastgesteld.
c. Referentiefunctie: het uit onderzoek vastgestelde totaal van taken en verantwoordelijkheden, dat als toetssteen fungeert voor de bedrijfsfunctie bij de indeling in een functiegroep.
6
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
d. Functiecategorie: de verzameling van functies die naar de aard van de werkzaamheden hetzelfde zijn (keuken, bediening etc.).
e. Functiegroep: de groep waarin de bedrijfsfunctie van een werk- nemer wordt ingedeeld na vergelijking van zijn bedrijfsfunctie met een referentiefunctie.
f. Handboek: het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca waarin zijn opgenomen de referentiefunctie-omschrijvingen en de handleiding aan de hand waarvan de bedrijfsfuncties van de werknemers in functiegroepen moeten worden ingedeeld. Het handboek is verkrijgbaar bij partijen bij de CAO en bij Bureau Voorlichting Horeca-CAO.
8. Lonen:
a. Schaalsalaris: het bruto bedrag vermeld in de functiejarenschaal. Dit is de schaal behorende bij een functiegroep, waarin de vak- volwassen werknemer wordt ingedeeld.
b. Weekloon: het op weekbasis berekende feitelijk verdiende bruto- loon in geld.
c. Maandloon: het op maandbasis berekende feitelijk verdiende bru- toloon in geld.
d. Uurloon: het op urenbasis berekende feitelijk verdiende bruto- loon in geld.
9. Volledige (nacht)dienst: een (nacht)dienst van minimaal 7,6 uur.
10. Roosterweek: maandag tot en met zondag.
11. Vakantierechten: betaling van vakantietoeslag en loon over vakantie- dagen.
12. Erkende feestdagen: Nieuwjaarsdag, Eerste Paasdag, Tweede Paas- dag, Hemelvaartsdag, Eerste Pinksterdag, Tweede Pinksterdag, Eer- ste Kerstdag, Tweede Kerstdag, de dag waarop krachtens een besluit van de overheid Koninginnedag wordt gevierd en 5 mei, mits 5 mei als nationale feestdag wordt gevierd.
13. (Xxxxxx)partner: de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert als ware hij gehuwd. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn indien gezamenlijk wordt voorzien in de huisvesting en boven- dien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onder duurzaam wordt verstaan dat er langer dan een jaar aantoonbaar gezamenlijk een huishouding is gevoerd danwel dat er een samenlevingscontract is afgesloten.
7
1. Toepassing CAO
Artikel 2
Werkingssfeer
Deze CAO is van toepassing op de arbeidsovereenkomst die is geslo- ten tussen een werkgever en werknemer.
Voorzover de werkgever activiteiten verricht die gedeeltelijk zijn te beschouwen als een bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca is ingesteld, is de CAO alleen van toepassing op de werknemers die werkzaam zijn in het bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca is ingesteld.
2. Uitzondering stagiairs
a. De CAO is niet van toepassing op de stagiairs die:
– op grond van het leerplan van een hogere hotelschool, een middelbare hotelschool, een korte middelbare beroepsoplei- ding horeca of een andere onderwijsinstelling de beroeps- opleidende leerweg, hierna te noemen stage, volgen die ver- plicht onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma e´n bij wie tussen de instelling, het leerbedrijf en de stagiair een praktijkovereenkomst voor stagiairs is gesloten conform de in bijlage IV van deze CAO opgenomen model praktijk- overeenkomst of
– op grond van een leerplan van een onderwijsinstelling, een stage lopen van 13 dagen of minder.
b. Op andere stagiairs dan hierboven onder a genoemd is deze CAO we´l van toepassing met uitzondering van artikel 16 leden 3, 5, 6, 7 en 8 en 9.
c. Onder een leerbedrijf wordt hierboven in a verstaan ieder bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca is ingesteld en dat aan een sta- giair een stage aanbiedt.
3. Uitzondering contract-cateringactiviteiten
a. Deze CAO is niet van toepassing op de dienstbetrekkingen tus- sen werkgevers die zich bezighouden met het verrichten van contract-cateringactiviteiten en hun werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 3 sub g die in het kader van hun dienstverband betrokken zijn bij activiteiten van hun werkgever op het gebied van contract-catering.
b. Voor contract-cateringactiviteiten is karakteristiek het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe rela- tie tot die band.
c. Bij geschil over de vraag of in een concreet geval sprake is van contract-cateringactiviteiten in deze overeenkomst bedoelde zin, beslist de Commissie Werkingssfeer op verzoek van de meest
8
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gerede partij. De uitspraak van de Commissie Werkingssfeer heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspra- ken als zodanig te accepteren.
Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
d. De samenstelling, taak en werkwijze van de Commissie Wer- kingssfeer zijn geregeld bij een van deze CAO deel uitmakend reglement en de bijlage bij dat reglement (zie bijlagen XIV en XIV-a).
4. Uitzendkrachten
Uitzendkrachten dienen te worden betaald volgens het loonniveau (lonen en toeslagen) van deze CAO. Partijen bij deze CAO zullen deze bepaling ter kennis brengen van de Stichting Meldingsbureau Uitzendbranche, zoals dit op grond van de CAO voor Uitzendkrach- ten vereist is.
5. Toepassing van de CAO naar evenredigheid
Voor een werknemer met een dienstverband van minder dan 38 uren per week worden de in deze CAO opgenomen arbeidsvoorwaarden naar evenredigheid toegepast.
6. Minimum karakter
Deze CAO draagt een minimum karakter. Dat wil zeggen dat mini- maal de in deze CAO opgenomen bepalingen toegepast dienen te worden.
7. Ontheffing
Indien de werkgever om moverende redenen ontheffing wenst van de toepassing van bepalingen uit deze CAO, kan hij daartoe een ver- zoek indienen bij de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horeca- bedrijf (LBC).
Alleen als de LBC ontheffing heeft verleend voor de toepassing van bepalingen van deze CAO, behoeven de bepalingen waarvoor door de LBC ontheffing is verleend, niet toegepast te worden.
In alle andere gevallen blijven de bepalingen van deze CAO onver- minderd van kracht. Zie ook artikel 16 lid 2 van deze CAO.
Het adres van het secretariaat LBC is Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
9
Artikel 3
Aangaan van een dienstverband
1. In losse dienst
a. Een werknemer treedt in losse dienst, indien hij is aangenomen voor een periode van 2 weken of korter.
b. Een werknemer in losse dienst wordt voor bepaalde tijd aange- steld.
2. In vaste dienst
a. Een werknemer treedt in vaste dienst, indien hij is aangenomen voor een periode die langer duurt dan 2 weken.
b. De werkgever moet een werknemer in vaste dienst voor mini- maal 4 uren per week aannemen. Het is toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 32 uren werken per 8 weken te hanteren (zie ook artikel 6), waarbij een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
c. Een werknemer in vaste dienst wordt voor bepaalde of onbe- paalde tijd aangesteld.
3. Proeftijd
a. Een proeftijd duurt maximaal 2 maanden.
b. Indien er sprake is van een proeftijd, moet dit uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst blijken.
c. In de proeftijd kan zowel de werkgever als de werknemer het dienstverband bee¨indigen zonder dat een opzegtermijn in acht behoeft te worden genomen.
4. Schriftelijke arbeidsovereenkomst
a. De werkgever is verplicht met een werknemer die in vaste dienst treedt een schriftelijke arbeidsovereenkomst te sluiten.
b. Hij dient hiervoor het model arbeidsovereenkomstformulier te gebruiken dat is vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommis- sie voor het Horecabedrijf (zie lid 5).
c. Indien de werkgever met de werknemer in vaste dienst geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangegaan, bestaat met deze werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zon- der proeftijd.
d. Indien de bedrijfsfunctie van een in dienst zijnde werknemer wij- zigt, of als de duur van het dienstverband wijzigt, moet een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst worden aangegaan.
e. De schriftelijke arbeidsovereenkomst wordt in tweevoud opge- maakt (alleen voor leerlingen in drievoud). De werkgever is ver- plicht de werknemer voor de aanvang van het dienstverband een door beide partijen ondertekend exemplaar van de schriftelijke arbeidsovereenkomst te verstrekken.
10
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. Model arbeidsovereenkomstformulier
a. De Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) stelt het model arbeidsovereenkomstformulier vast: voor leerlin- gen van het SVH Leerlingstelsel en voor deelnemers aan Regio- nale personeelsvoorzieningsprojecten is een afzonderlijk model vastgesteld (zie bijlagen I, II en III).
b. Het is toegestaan de letterlijke tekst van het model arbeidsovereenkomstformulier op te nemen in de computer en af te drukken op eigen papier.
6. Nietige bedingen
a. Een werkgever, of ieder ander die namens de werkgever optreedt, mag voor het in dienst nemen of in dienst houden van een werk- nemer noch van deze, noch van anderen enige betaling aanne- men.
b. Nietig is een beding tussen een werkgever en een werknemer, waarbij deze laatste zich verbindt tot enige betaling anders dan van:
– sociale verzekeringspremies of loonheffing, voortvloeiende uit een wettelijk voorschrift;
– de premie voor een verzekering ter dichting van het WAO- gat, waarbij niet meer premie kan worden ingehouden dan verschuldigd is ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeids- ongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA-CAO);
– de helft van de voor de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf verschuldigde premie, welke helft de werk- gever verplicht is op het loon van de betrokken werknemer in te houden;
– het aandeel, dat de werknemer in de bijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf is verschuldigd;
– de boete, door de werkgever gesteld op overtreding van de voorschriften van een bedrijfsreglement, vastgesteld met in- achtneming van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek;
– de aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;
– de vergoeding voor genoten kost en/of inwoning, voorzover de werknemer daar conform de afspraken in deze CAO geen recht op heeft.
Artikel 4
Rechten en plichten van de werkgever en de werknemer
1. Anti-discriminatie
11
Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- en geloofsovertuiging, huidskleur of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
2. Voorkoming sexuele intimidatie
a. In hun gedrag jegens elkaar dienen werkgever en werknemer onderling het recht op eerbiediging van de persoonlijke levens- sfeer en onaantastbaarheid van het lichaam te respecteren en tevens te handelen overeenkomstig de algemene regels van mo- raal en fatsoen. In dit kader kunnen opmerkingen of gedragingen van sexuele aard of met een sexuele ondertoon, die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, binnen de arbeids- verhoudingen niet worden toegestaan.
b. Van sexuele intimidatie is sprake indien de werknemer door onei- genlijk gebruik van het gezag, waaraan hij krachtens zijn arbeids- overeenkomst is onderworpen, uitdrukkelijk tegen zijn wil wordt gedwongen sexuele handelingen te ondergaan c.q. te verrichten en/of indien een werkgever of werknemer in de werksituatie wordt geconfronteerd met woorden of daden op sexueel gebied, waarvan hij duidelijk laat blijken deze ongewenst te vinden en/of waarvan de pleger redelijkerwijs kan begrijpen dat betrokkene deze ongewenst vindt.
c. Indien de werknemer wordt geconfronteerd met sexuele intimi- datie door een gast heeft hij het recht om de werkzaamheden voor die gast te onderbreken en de plicht dit zo spoedig moge- lijk te melden aan zijn werkgever en, indien aanwezig, de ver- trouwenspersoon.
d. In bedrijven met 35 of meer werknemers wordt door de werkge- ver, na overleg met de Ondernemingsraad, een vertrouwens- persoon aangewezen. De vertrouwenspersoon heeft tot taak de werknemer en/of de werkgever die een klacht heeft inzake sexuele intimidatie bij te staan en van advies te dienen om zo tot oplos- singen binnen het bedrijf te komen.
e. De vertrouwenspersoon is verplicht tot een strikt vertrouwelijke behandeling van de hem ter kennis gebrachte gegevens. Ook dient hij hierbij de anonimiteit van de desbetreffende werkgever/ werknemer te waarborgen.
f. De vertrouwenspersoon die wordt geconfronteerd met klachten over sexuele intimidatie kan dit melden bij de Landelijke Bedrijfs- commissie voor het Horecabedrijf, telefoon 079-3631461.
3. Vacaturemelding
Om de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, zal de werkgever alle daarvoor relevante vacatures direct kenbaar maken aan het desbetreffende Arbeidsbureau.
12
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Maatregelen in het kader van de WAGW
a. De werkgever dient ten aanzien van deelname aan het arbeids- proces zoveel mogelijk gelijke kansen voor de gehandicapte werknemer te bevorderen als voor de niet-gehandicapte werkne- mer. Daarnaast dient de werkgever waar mogelijk voorzieningen te treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van de werknemer.
b. De werkgever dient de gehandicapte werknemer zoveel mogelijk in staat te stellen arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn krachten en bekwaamheid. De opgedragen arbeid moet in overeenstemming zijn met de opleiding, het arbeidsverleden en de mogelijkheden van de gehandicapte werknemer, tenzij dit van de werkgever uit overweging van bedrijfsbelang niet kan worden gevergd.
c. De werkgever zal in overleg met deskundigen een beleid voeren ter voorkoming van langdurig ziekteverzuim en van uitstroom van werknemers naar de AAW/WAO.
d. Bij herplaatsing van de gehandicapte werknemer wordt uitgegaan van de bestaande arbeidsovereenkomst en kan geen nieuwe proef- tijd worden afgesproken. Indien de functie van een in dienst zijnde werknemer wijzigt, moet een nieuwe schriftelijke arbeids- overeenkomst worden aangegaan.
e. Als bij herplaatsing blijkt dat de werknemer korter zou moeten werken, stelt de werkgever alles in het werk dit mogelijk te maken, indien en voorzover de bedrijfsomstandigheden dit mo- gelijk maken.
5. Sociaal Beleid en Werkoverleg
De werkgever is verplicht tenminste eenmaal per 26 weken op de werkplek binnen werktijd voor alle werknemers werkoverleg uit te (laten) voeren, waarbij echter wel de normale bedrijfsvoering door- gang dient te kunnen vinden.
In het werkoverleg dienen in ieder geval standaard de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
– werkweek, arbeids- en rusttijden, dienst- en werkroosters;
– technologie;
– arbeidsomstandigheden;
– veiligheid.
6. Inschakeling van werknemersorganisaties bij bedrijfsbee¨indiging, fu- sie en/of overname
a. De bepalingen die hier onder 6 worden genoemd, zijn van toe- passing op bedrijven met 35 of meer werknemers en laten onver- let de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer, die
13
voortvloeien uit de Wet op de Ondernemingsraden, de Wet Mel- ding Collectief Ontslag en de SER-Fusiegedragsregels.
b. Indien de werkgever overweegt over te gaan tot:
– overdracht van zeggenschap over – een onderdeel van – de onderneming;
– fusie of overname;
– sluiting van – een belangrijk onderdeel van – de onderne- ming;
– belangrijke inkrimping van de activiteiten en werkzaamheden van de onderneming,
dan zullen de werknemersorganisaties direkt onder de verplich- ting tot geheimhouding worden ingelicht en voor overleg worden uitgenodigd.
c. Bij het opstellen van plannen inzake overdracht, fusie, inkrim- ping van activiteiten en sluiting zal een sociale paragraaf worden opgenomen waarin o.a. de gevolgen voor de werkgelegenheid worden vastgelegd.
d. De werkgever zal bovenomschreven plannen inclusief de sociale paragraaf ter beoordeling voorleggen aan de werknemers- organisaties.
e. Indien de uitvoering van bovenomschreven plannen gevolgen heeft voor de werknemers of voor een deel hiervan, zal de werk- gever in overleg met de werknemersorganisaties een sociaal plan opstellen. In dit sociaal plan dient te worden vastgelegd op welke wijze maatregelen zullen worden getroffen waardoor de belangen van betrokken werknemers zoveel mogelijk worden veilig ge- steld.
7. Veiligheid
De werkgever en de werknemer dragen gezamenlijk verantwoorde- lijkheid voor de veiligheid in de onderneming. De werkgever is ver- plicht zorg te dragen voor een optimale veiligheid van zijn werkne- mers en dient voorzover dit noodzakelijk is afdoende maatregelen te treffen.
8. Technologische vernieuwing(en)/automatisering
a. Over voorgenomen invoering van technologische vernieuwing(en)/automatisering in het bedrijf overlegt de werk- gever vo´o´r de implementatie daarvan met de werknemer. Hij informeert hem over de motieven die aan de voorgenomen tech- nologische vernieuwing(en)/automatisering ten grondslag liggen, de aard, de omvang en de plaats daarvan en de te verwachten effecten op de werkgelegenheid binnen het bedrijf.
b. De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer tijdig ade- quate informatie en/of instructies, scholing en opleiding krijgt, waarvan de noodzaak ter beoordeling aan de werkgever is en die dient om de werknemer inzicht te verschaffen in de nieuwe technologische/automatiseringssystemen. De werkgever stelt de
14
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werknemer zodoende daarmee in staat in het bedrijf te kunnen werken.
c. De hier in 8 genoemde punten laten onverlet de rechten en plich- ten van de werkgever en de werknemer die voortvloeien uit de Wet op de Ondernemingsraden.
9. Waarborgsom
De werkgever heeft het recht van de werknemer betaling van een waarborgsom te verlangen voor de verstrekking van een diendoek, bedrijfskleding, gereedschappen en dergelijke goederen die de werk- nemer in bruikleen ontvangt voor het verrichten van zijn werkzaam- heden. In het geval dat de werkgever om betaling van een waarborg- som vraagt, is hij verplicht een bepaling hierover op te nemen in een bedrijfsreglement dat is vastgesteld met inachtneming van het be- paalde in artikel 7A:1637j van het Burgerlijk Wetboek.
10. Risico voor schade
a. Indien een gast vertrekt zonder te hebben betaald, wordt de door de werkgever en werknemer geleden schade door de werkgever gedragen, tenzij de werkgever de betrokken werknemer opdracht had gegeven om tegelijk met de bediening af te rekenen en er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Als het een gesloten ruimte betreft, dient het feit dat tegelijk met de bediening moest worden afgerekend aan de gasten kenbaar te zijn gemaakt.
b. Schade tengevolge van breuk van aan een werknemer toever- trouwd servies of gereedschap wordt gedragen door de werkge- ver, tenzij deze veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloos- heid van de werknemer.
c. De schade als gevolg van onverkoopbaarheid of waardevermin- dering aan goederen die aan de werknemer ten behoeve van de verkoop zijn toevertrouwd, wordt door de werkgever gedragen, tenzij de schade veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloos- heid van de werknemer.
d. Indien de schade zoals hier onder 10 genoemd door een werkne- mer wordt gedragen, kan aan de werknemer niet meer in reke- ning worden gebracht dan hetgeen de werkgever zelf tot herstel van die schade moet betalen.
12. Zitgelegenheid
a. De werknemer is verplicht de maaltijden en dranken te gebrui- ken op door de werkgever vastgestelde tijden en plaatsen.
b. De werkgever zorgt voor voldoende zitgelegenheid, waarvan de
15
werknemer het recht heeft gebruik te maken als de bedrijfsdrukte dit toelaat.
Artikel 5
Bee¨indiging van een dienstverband
1. Bee¨indiging van het dienstverband conform het Burgerlijk Wetboek Voor de bee¨indiging van het dienstverband gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
Uitzonderingen:
2. De werknemer van 65 jaar
De arbeidsovereenkomst van een werknemer die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Dit is niet van toepassing als werkgever en werknemer anders overeenkomen.
3. Bee¨indiging van een verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
a. In afwijking van het bepaalde in artikel 7A:1639f, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek is geen opzegging nodig voor de bee¨indiging van een voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
b. Indien de werkgever of de werknemer dit verlengde dienstver- band voor bepaalde tijd niet wenst voort te zetten, moet hij de wederpartij hiervan tijdig schriftelijk in kennis stellen. Onder tij- dig wordt verstaan een termijn van 1 week bij een arbeidsover- eenkomst van korter dan 6 maanden en een termijn van 1 maand bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer.
c. Indien een partij deze verplichting niet nakomt, heeft de weder- partij aanspraak op schadevergoeding.
Artikel 6
Arbeidstijden en rusttijden
1. Dienst- en werkrooster
a. De werkgever is verplicht een dienstrooster te hanteren waarmee een werknemer 2 weken voorafgaand aan de roosterweek van werken de wekelijkse vrije dagen verneemt en minimaal 1 week voorafgaand aan de te werken dag zijn werkroostertijden ver- neemt.
b. De werknemer met een parttime dienstverband, die minder dan naar rato 120 uren per 8 weken, ofwel minder dan gemiddeld 15 uren per week in dienst is, heeft het recht tot 3 weken vooraf- gaand aan de roosterweek van werken aan te geven op welke dagen c.q. roostertijden hij niet beschikbaar is, tenzij er vaste (rooster)afspraken zijn.
16
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Een en ander laat onverlet de overeengekomen arbeidstijd. De werkgever is verplicht hiermee rekening te houden.
c. Na overleg tussen werkgever en werknemer is aanpassing van het dienstrooster door de werkgever mogelijk als bedrijfsomstandig- heden dat noodzakelijk maken met uitzondering van de door onder b genoemde werknemer aangegeven dagen en roostertijden waarop hij niet beschikbaar is.
d. De onder a bedoelde dienstroosters dienen te voldoen aan een duidelijke schriftelijke registratie. Deze registratie moet mini- maal de informatie bevatten zoals is weergegeven in de in bijla- gen VI en VI-a bij deze CAO opgenomen modellen.
2. Normale en maximale arbeidstijd: Onder normale arbeidstijd wordt verstaan:
a. Voor de werknemer van 18 jaar en ouder:
In 8 aaneengesloten weken 304 uren werken, waarbij de werkne- mer niet langer mag werken dan maximaal 45 uren in 1 week en maximaal 10 uren per dag.
Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week.
b. Voor de werknemer jonger dan 18 jaar:
In 8 aaneengesloten weken 304 uren werken, waarbij de werkne- mer niet langer mag werken dan maximaal 40 uren in 1 week en maximaal 8 uren per dag.
Dit betekent een gemiddelde arbeidsduur van 38 uren per week. De werkgever mag en kan de werknemer die jonger is dan 18 jaar niet verplichten meer te werken dan 8 uren per dag en 40 uren per week.
(In bijlage VIII is een overzicht opgenomen van de werktijden van de werknemers hier in a en b genoemd.)
c. Normale en maximale arbeidstijd voor leerlingen
In het dienstverband van een leerling zijn altijd 6 schooluren inbegrepen.
Hierdoor gelden voor een leerling de volgende arbeidstijden:
– in 8 aaneengesloten weken 256 uren, als de leerling in deze weken 8 dagen de school bezoekt;
– in 8 aaneengesloten weken 268 uren, als de leerling in deze weken 6 dagen de school bezoekt en 2 dagen schoolvakantie heeft;
– in 8 aaneengesloten weken 280 uren, als de leerling in deze weken 4 dagen de school bezoekt en 4 dagen schoolvakantie heeft;
– in 8 aaneengesloten weken 292 uren, als de leerling in deze weken 2 dagen de school bezoekt en 6 dagen schoolvakantie heeft.
17
De leerling van 18 jaar en ouder mag niet langer werken dan:
– maximaal 10 uren per dag;
– maximaal 39 uren in een schoolweek; en
– maximaal 45 uren per week in schoolvakanties;.
De leerling jonger dan 18 jaar mag niet langer werken dan
– maximaal 8 uren per dag;
– maximaal 32 uren in een schoolweek; en
– maximaal 40 uren per week in schoolvakanties.
De werkgever mag de leerling niet verplichten om, op de school- dag nadat de school is bezocht, nog in het leerbedrijf te komen werken.
(In bijlage IX is een overzicht opgenomen van de werktijden van de leerling SVH Leerlingstelsel.)
d. Normale arbeidstijd voor de werknemer met een parttime dienst- verband
– Een werknemer met een parttime dienstverband kan niet ver- plicht worden meer dan 25% langer te werken dan het aantal uren waarvoor hij is aangesteld.
– Indien werknemer met een parttime dienstverband structureel meer uren werkt dan overeengekomen is en het een over- schrijding betreft van 25% of meer van de overeengekomen arbeidsduur, dan wordt de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever en/of werknemer aangepast aan de werke- lijk bestaande situatie. De momenten waarop bezien wordt of er sprake is van structureel meerwerk zijn 1 januari en 1 juli van elk jaar. Voor de toepassing van deze bepaling wordt gehanteerd het gemiddeld aantal gewerkte uren gedurende tenminste de laatste 6 maanden voorafgaande aan 1 januari en 1 juli.
– Bij een dienstverband van minimaal 4 uren per week is het toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 32 uren werken per 8 weken te hanteren, waar- bij wel de loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
e. Normale en maximale arbeidstijd voor de seizoenwerknemer Voor de seizoenwerknemer geldt de normale arbeidstijd, zoals in a genoemd. Een overzicht van de werktijden van de seizoenwerk- nemers is opgenomen in bijlage X.
f. Normale en maximale arbeidstijd voor de werknemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT-regeling
De werknemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT-regeling mag niet langer of korter werken dan 50% van de normale arbeidstijd. Dit betekent 152 uren in 8 aaneengesloten weken werken, met ten hoogste 10 uren per dag.
Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 19 uren per week. Het is de werkgever niet toegestaan deze werknemer te verplich- ten meer uren te werken.
18
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
g. Normale arbeidstijd voor de werknemer van 53 jaar en ouder als- mede voor de werkneemster die zwanger is
In afwijking van het vorenstaande geldt voor de werknemer van 53 jaar en ouder alsmede voor de werkneemster die zwanger is een normale arbeidstijd van 38 uren per week.
h. Uitzondering: de normale arbeidstijd is niet van toepassing op de werknemer bedoeld in artikel 2.1:5 lid 1d van het Arbeidstijden- besluit.
3. Afwijking normale arbeidstijd
Indien de werkgever geen rooster hanteert als bedoeld in de CAO, geldt een normale arbeidstijd van 38 uren per week.
4. Nachtarbeid
b. De onafgebroken rusttijd na een reeks van tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten bedraagt tenminste 48 uren.
c. De overgangsperiode inzake de toepassing van bepalingen van het Arbeidstijdenbesluit inzake permanente nachtarbeid bedraagt 10 jaar.
d. Leerlingen en stagiairs onder de leeftijd van 21 jaar mogen niet verplicht worden om volledige nachtdiensten te vervullen. Indien zij uit hoofde van het leerproces toch nachtdiensten moeten/wensen te vervullen, mogen deze diensten nooit alleen (zelfstandig) uitgevoerd worden; dit moet altijd onder begelei- ding van een werknemer van 21 jaar of ouder gebeuren.
e. Voor het overige gelden de in bijlagen VIII, IX en X opgenomen regelingen.
5. Vijfdaagse werkweek en vrije weekenden
a. De werknemer heeft elke week recht op tenminste 2 vrije dagen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de werk- nemer:
– in iedere periode van 6 weken 2 maal recht heeft op een vrije zondag en
– in 1 kalenderjaar recht heeft op 17 vrije weekenden. Onder een vrij weekend wordt verstaan een vrije zaterdag en zon- dag, of een vrije zondag en maandag.
b. Indien de 2 vrije dagen aaneengesloten worden genoten, dient de totale duur ervan tenminste 60 uren te bedragen.
6. Vrij op erkende feestdagen
De werkgever mag de werknemer op 2 erkende feestdagen per kalen- derjaar niet inroosteren.
Op verzoek van de werknemer kan 1 van deze 2 dagen worden
19
omgeruild voor een dag vrij bij het einde van de Ramadan of op Eid Curban (Ledul-ad-Ha) of op Wali.
7. Gebroken diensten
a. De werkgever mag de werknemer per dag maximaal 1 gebroken dienst opdragen.
b. De werkgever mag de werknemer per week tot maximaal 2 gebroken diensten verplichten, tenzij het bedrijf alleen tijdens lunch en diner geopend is.
c. Een werknemer van 53 jaar en ouder kan niet verplicht worden tot het verrichten van gebroken diensten.
8. Arbeidstijdverkorting voor de werknemer van 53 jaar en ouder die in vaste dienst is aangenomen
a. De werknemer in vaste dienst, die 53 jaar of ouder is, heeft recht op arbeidstijdverkorting met behoud van loon. De arbeidstijdver- korting bedraagt voor de werknemer die op de eerste dag van een kalenderkwartaal:
53 jaar is 12 uur per kwartaal,
54 jaar is 15 uur per kwartaal,
55 jaar is 18 uur per kwartaal,
56 jaar is 21 uur per kwartaal en
57 jaar of ouder is 24 uur per kwartaal.
b. De werkgever kan het aantal uren, dat de werknemer gemiddeld minder werkt dan 38 uren per week, verrekenen met de arbeids- tijdverkorting zoals hier in a genoemd.
c. Voor de aanvang van het kalenderkwartaal regelt de werkgever in overleg met de werknemer of de arbeidstijdverkorting in het desbetreffende kwartaal per dag, per week of per maand wordt opgenomen. De werknemer heeft het recht de bedoelde uren een- maal per jaar op te nemen, wanneer hij een cursus wil volgen met het oog op zijn aanstaande pensionering of VUT.
d. In een periode van vakantie of arbeidsongeschiktheid worden de uren van de arbeidstijdverkorting naar evenredigheid verminderd.
Artikel 7
Overwerk
1. Overuren
Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opge- dragen arbeid waardoor de normale arbeidstijd van 304 uren per 8 aaneengesloten weken wordt overschreden.
Tot overuren worden gerekend de meer dan 304 uren per 8 aaneen- gesloten weken gewerkte uren.
2. Maximum aantal overuren
a. Een werknemer mag in 8 aaneengesloten weken niet meer dan
20
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
24 uren overwerken. De arbeidstijd inclusief overwerk wordt voor werknemers van 18 jaar en ouder beperkt tot ten hoogste 10 uren per dag (9 uren per nachtdienst) en 45 uren per week (bij arbeid die geheel of gedeeltelijk in nachtdienst wordt verricht: 40 uren) behoudens de mogelijkheid van verlenging in verband met calamiteiten.
b. De werkgever kan en mag de werknemer die jonger is dan 18 jaar niet verplichten langer te werken dan 8 uren per dag en 40 uren in 1 week.
3. De seizoenwerknemer
Voor de seizoenwerknemer, in dienst van een werkgever die in het bezit is van een Verklaring Seizoenbedrijf, gelden gedurende de in deze verklaring vermelde tijdvakken de maximale arbeidstijden, als genoemd in bijlage X van de CAO.
Het bepaalde in lid 1 is onverminderd op de seizoenwerknemer van toepassing.
4. De werknemer van 53 jaar en ouder, alsmede de werkneemster die zwanger is
De werknemer van 53 jaar en ouder, alsmede de werkneemster die zwanger is, kan niet worden verplicht overwerk te verrichten.
5. Uitzonderingen
Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die in losse dienst is aangesteld en de werknemer die wordt bedoeld in artikel 2.1:5 lid 1d van het Arbeidstijdenbesluit.
Artikel 8
Functie-indeling, functievervulling
1. Functie-indeling
a. Bij de functie-indeling dient de werkgever gebruik te maken van het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca (zie voor Functie-indelingshandleiding bijlage XI).
b. De werkgever stelt een bedrijfsfunctie vast door een omschrij- ving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkhe- den die aan de werknemer worden opgedragen.
c. De werkgever vergelijkt de bedrijfsfunctie met de in de meest passende functiecategorie voorkomende referentiefuncties en be- paalt bij welke referentiefunctie(s) de bedrijfsfunctie geheel of het meest past. Mocht dit aan de hand van de in de functie- categorie voorkomende referentiefuncties niet mogelijk zijn, dan
21
maakt hij gebruik van de referentiefuncties in andere functie- categoriee¨n.
d. De bedrijfsfunctie wordt aan de hand van de, langs de in c beschreven procedure, gevonden vergelijkbare referentie- functie(s) ingedeeld in een functiegroep.
e. De werkgever is verplicht aan de werknemer mede te delen in welke functiegroep de door hem te vervullen bedrijfsfunctie wordt ingedeeld en met welke referentiefuncties de werkgever de bedrijfsfunctie heeft vergeleken. Voorts is hij verplicht de desbe- treffende functiegroep te vermelden in de schriftelijke arbeids- overeenkomst.
f. Uitzondering leerlingen, deelnemers aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten en hulpkrachten: de leerlingen, deelnemers aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten en hulpkrachten worden niet conform de hierboven omschreven methode ingedeeld in een functiegroep.
2. Beroepsmogelijkheid functie-indeling
a. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste indeling van de bedrijfsfunctie.
b. Is de werknemer het niet eens met de indeling, of is hij van mening dat zijn bedrijfsfunctie zodanig is gewijzigd dat de inde- ling moet worden herzien, dan dient de werknemer eerst te trach- ten in goed overleg met zijn directe chef tot een oplossing te komen. Als de werknemer geen directe chef heeft, is de werkge- ver hiervoor de aangewezen persoon. Aan deze overlegfase is een termijn gebonden van ten hoogste 30 dagen.
c. Als de hierboven in b genoemde overlegfase niet tot een voor de werknemer bevredigende oplossing leidt, kan de werknemer zich wenden tot een interne geschillencommissie, als die in het bedrijf is ingesteld. In deze interne geschillencommissie dienen beide partijen (werkgevers- en werknemerspartij) gelijk vertegenwoor- digd te zijn.
De interne geschillencommissie doet uitspraak binnen 30 dagen bij wijze van advies aan de werkgever, die zijn eerdere beslissing binnen een termijn van 14 dagen herziet danwel handhaaft.
d. Indien de werknemer van mening is dat de beslissing van de werkgever, zoals hierboven in c genoemd, niet tot een bevredi- gende oplossing van het geschil heeft geleid, kan hij het geschil voorleggen aan de Beroepscommissie Functie-indeling en Functiewaardering Horeca (BFH). Dit geldt ook bij het ontbre- ken van een geschillencommissie in het bedrijf.
De uitspraak van deze beroepscommissie heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen, indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspraak als zodanig te accepteren.
Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
e. Het beroep dient binnen twee maanden nadat de werknemer rede-
22
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
lijkerwijs kennis had kunnen nemen van de beslissing van de werkgever na uitspraak van de interne paritaire geschillencom- missie bij de BFH aangetekend te worden. Bij het ontbreken van deze interne commissie dient beroep binnen twee maanden nadat de werknemer en zijn werkgever in intern overleg hebben ge- tracht tot een oplossing te komen, aangetekend te worden bij de BFH.
f. De samenstelling, taak en werkwijze van de BFH zijn geregeld in een reglement dat deel uitmaakt van deze CAO (zie bijlage XV).
3. Functiewaarneming
De werknemer, die de bedrijfsfunctie van een andere werknemer waarneemt van wie de bedrijfsfunctie in een hogere functiegroep is ingedeeld, heeft recht op extra betaling als de waarneming langer dan 2 aaneengesloten weken heeft geduurd. Deze extra betaling is tenminste gelijk aan het verschil tussen het schaalsalaris van de bedrijfsfunctie die hij tijdelijk waarneemt en het schaalsalaris van zijn eigen bedrijfsfunctie, met inachtneming van zijn leeftijd en uit- gaande van 0 functiejaren. Hij kan nooit een hoger loon ontvangen, dan het loon dat de werknemer wiens bedrijfsfunctie hij tijdelijk waarneemt, geniet.
Dit artikel is niet van toepassing als de functiewaarneming wegens vakantie plaatsvindt.
4. Functievervulling
De werknemer is verplicht tijdelijk andere dan zijn gewone werk- zaamheden te verrichten als de werkgever dit noodzakelijk acht. De werkgever zal dit beperken tot de werkzaamheden die in redelijkheid aan de betrokken werknemer kunnen worden opgedragen en daarbij zoveel mogelijk rekening houden met de door de werknemer ver- vulde bedrijfsfunctie.
5. Grove werkzaamheden
Xxxxx werkzaamheden als schrobben, dweilen en boenen, mogen in de regel uitsluitend worden verricht door de werknemer bij wie deze werkzaamheden tot de bedrijfsfunctie kan worden gerekend, zoals bedrijfsfuncties die vergeleken zijn met bijvoorbeeld de referentie- functies schoonmaker of medewerker kamerschoonmaak.
23
Artikel 9
Loon en prijscompensatie
1. Loon voor de werknemer die in vaste dienst is aangenomen
a. De werknemer die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, ont- vangt het schaalsalaris, zoals aangegeven in en behorende bij de functiegroep, waarin zijn bedrijfsfunctie is ingedeeld, zoals weer- gegeven in bijlage XII.
De vakvolwassen werknemer ontvangt tenminste het schaalsalaris behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin zijn bedrijfsfunctie is ingedeeld.
b. Jeugdlonen: de werknemer die nog niet de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, heeft per 1 januari van elk jaar recht op tenminste een loon dat wordt berekend met toepassing van onderstaande percentages op de schaalsalarissen behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin zijn bedrijfsfunctie is ingedeeld: leeftijd
16 jr. | 40% |
17 jr. | 45% |
18 jr. | 55% |
19 jr. | 65% |
20 jr. | 75% |
21 jr. | 85% |
22 jr | 95% |
22,5 jr. en ouder | 100% |
De werknemer die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft be- reikt, zal met ingang van de loonbetaling die volgt op de loon- betalingsperiode waarin hij een jaar ouder wordt in elk geval het loon ontvangen van het bij zijn leeftijd behorende percentage toe- gepast op de schaalsalarissen behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin hij is ingedeeld.
c. Loon voor de werknemer met een parttime dienstverband: het weekloon van een werknemer met een parttime dienstverband bedraagt tenminste het (schaal)salaris per week zoals genoemd in 1.a, 1.b, 1.d of 1.f gedeeld door 38 en vermenigvuldigd met het aantal met hem overeengekomen te werken uren per week. Deze werknemer heeft in ieder geval recht op het loon voor mini- maal 4 uren per week.
d. Loon voor de leerling: de leerling met uitzondering van de leerling-horeca-assistent ontvangt een loon, gebaseerd op functie- groep II met 0 functiejaren. De leerling-horeca-assistent ontvangt een loon, gebaseerd op functiegroep I met 0 functiejaren. De lonen van de leerlingen zijn opgenomen in bijlagen XII-a en XII-b.
– Xxxx xxxx is verschuldigd over de dagen waarop de leerling geen arbeid verricht, maar de school bezoekt ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht of in verband met het volgen
24
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van beroepsbegeleidend onderwijs in het kader van de oplei- ding volgens het SVH Leerlingstelsel. Voor een schooldag worden 6 uren gerekend. In dat geval wordt het loon naar evenredigheid verminderd.
– Tijdens de schoolvakanties moet het loon over de schooldag worden doorbetaald, als de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid. Dit betekent dat alleen dan voor leerlingen met een dienstverband van 38 uren per week het loon van een 38-urige werkweek moet worden uitbetaald.
– Vanaf de datum dat de uitslag van het examen bekend is, heeft de leerling die een volledig examen heeft afgelegd aan- spraak op een loon op basis van functiewaardering, vanaf de eerstvolgende datum van loonbetaling.
e. Loon voor de deelnemer Regionale personeelsvoorzienings- projecten: de deelnemer ontvangt zolang hij in opleiding is een loon gebaseerd op functiegroep I. Na de opleiding heeft de deel- nemer aanspraak op een loon op basis van functiewaardering.
f. Loon voor de hulpkracht: de hulpkracht ontvangt het minimum- loon (zie bijlage XII-c).
2. Functiejaren
a. De werkgever is gerechtigd de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking, bijvoorbeeld op grond van elders verworven kundigheden en/of ervaring, een hoger schaalsalaris toe te ken- nen dan het schaalsalaris bij 0 functiejaren.
De werknemer heeft minimaal recht op een schaalsalaris dat behoort bij het aantal functiejaren behorende bij de functiegroep waarin zijn bedrijfsfunctie is ingedeeld.
b. Een werknemer die op 1 januari van enig jaar minstens een vol jaar in dezelfde bedrijfsfunctie in dienst is van een werkgever, heeft telkens recht op een functiejarenverhoging, totdat het maxi- mum aantal functiejaren in de functiegroep is bereikt, behoudens van hetgeen in sub d is bepaald. Dit houdt in dat de werknemer minimaal recht heeft op een schaalsalaris dat behoort bij het aan- tal functiejaren behorende bij de functiegroep waarin zijn bedrijfs- functie is ingedeeld.
c. De seizoenwerknemer die gedurende een seizoen tenminste 20 weken bij een werkgever in dienst is en die aansluitend in het daarop volgende seizoen bij dezelfde werkgever voor het seizoen (tenminste 20 weken) in dezelfde bedrijfsfunctie in dienst treedt, heeft recht op een functiejarenverhoging, totdat het maximum aantal jaren in de functiegroep is bereikt, behoudens van hetgeen in sub d is bepaald.
d. De werkgever is bevoegd de werknemer e´e´nmaal in het totaal
25
van functiejaren behorende bij zijn functiegroep e´e´n functiejaren- verhoging te onthouden bij aantoonbaar slecht functioneren of onbehoorlijk gedrag gebaseerd op concrete feiten. De werkgever dient de werknemer tenminste twee maal met redenen omkleed en gebaseerd op concrete voorbeelden bij aangetekend schrijven te hebben gewaarschuwd, waarbij een tussenliggende periode van een half jaar in acht is genomen.
Tevens is de werkgever bevoegd de werknemer een functiejaren- verhoging te onthouden, indien de werknemer in het refertejaar langer dan 6 maanden wegens ziekteverzuim niet heeft kunnen functioneren, tenzij dit ziekteverzuim is veroorzaakt door een bedrijfsongeval.
3. Loon voor de werknemer die in losse dienst is aangenomen
a. Voor een werknemer die voor 2 weken of korter is aangenomen, wordt een uurloon vastgesteld aan de hand van de schaalsalarissen zoals die in bijlage XII zijn opgenomen. Voor de werknemer in losse dienst die nog niet de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, geldt hetzelfde jeugdloonpercentage als in 1.b genoemd.
b. Het uurloon van deze werknemer bedraagt het weekloon van de voor hem geldende functiegroep gedeeld door 38, of het maand- loon gedeeld door 164,67.
c. Indien deze werknemer korter dan 4 uren aaneengesloten heeft gewerkt, heeft hij in ieder geval recht op het loon dat hij zou ont- vangen als hij 4 uren had gewerkt.
Een gedeelte van een uur, dat minstens 15 minuten of meer telt, wordt voor een uur gerekend. Een gedeelte van een uur dat min- der dan 15 minuten telt, blijft buiten beschouwing.
4. Prijscompensatie
a. Per 1 juli 19961) worden alle schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de afge- leide consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een lager gezinsinkomen voor de maand april 1996 is gestegen ten opzichte van dat voor de maand oktober 1995. Dit met inachtne- ming van hetgeen hier in d is bepaald.
Dit percentage bedraagt 1,07%.
b. Per 1 januari 1997 worden alle schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de afge- leide consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een lager gezinsinkomen voor de maand oktober 1996 is gestegen ten opzichte van dat voor de maand april 1996. Dit met inachtneming van hetgeen hier in d is bepaald.
c. De op grond van a en b te berekenen percentages worden pas in de lonen verwerkt als het niveau van het prijsindexcijfer van april 1994 (109,6) wordt overschreden. Dit systeem wordt in die zin
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
26
toegepast dat indien er op grond van de vorige volzin prijscom- pensatie wordt uitbetaald, een prijscompensatie wordt toegekend ter hoogte van het positieve procentuele verschil met het daar- voor bereikte hoogste peil van het prijsindexcijfer.
d. De prijscompensatie is niet van toepassing op de wettelijke mini- mumlonen.
5. Beloning in natura
a. Iedere werknemer heeft recht op minstens twee koppen koffie of thee per werkdag zonder hiervoor enige vergoeding aan de werk- gever verschuldigd te zijn.
b. De werknemer die werkzaam is in de keuken en die een bedrijfs- functie vervult die overeenkomt met de referentiefuncties ge- noemd onder de functiecategorie keuken (zie handboek), alsmede de leerlingen en deelnemers van de Regionale Personeels- voorzieningsprojecten die op grond van hun opleiding in de keu- ken werkzaam zijn, hebben indien zij dit wensen recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf.
Er bestaat in geen geval recht op een geldelijke vergoeding in plaats van deze maaltijd.
6. Loonstrook
a. De werkgever is verplicht voor iedere werknemer per betalings- periode, maar minimaal e´e´n keer per maand, gespecificeerd te berekenen wat hij ingevolge deze CAO en de sociale en fiscale wettelijke voorschriften aan de werknemer verschuldigd is, of van de werknemer heeft te vorderen.
b. De werkgever dient minimaal e´e´n keer per maand het verschul- digde aan de werknemer uit te betalen voorzien van een loon- strook. Op deze loonstrook moet duidelijk vermeld zijn:
– de naam van de werkgever;
– de naam van de werknemer;
– de periode waarop de betaling betrekking heeft;
– het brutobedrag van het loon;
– de overeengekomen arbeidsduur;
– de vakantietoeslag;
– het loon over vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid of bij einde van het dienstverband;
– de toeslagen (zie artikel 10). De toeslagen moeten afzonder- lijk worden vermeld. Alleen de zondagtoeslag, nachttoeslag en/of de consignatietoeslag mogen in het loon zijn inbegre- pen als dit op de arbeidsovereenkomst is vermeld;
– de inhouding aan loonheffing en premies volksverzekeringen;
27
– de overhevelingstoeslag;
– het sofinummer;
– het door de werknemer te betalen aandeel in premies, ver- schuldigd krachtens de sociale verzekeringswetten;
– de door de werknemer verschuldigde premie aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf;
– de door de werknemer aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf verschuldigde bijdrage;
– de door de werknemer aan de Stichting Aanvullende Voorzie- ningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf ver- schuldigde bijdrage;
– andere bedragen, die de werknemer verschuldigd is, nauw- keurig gespecificeerd.
Artikel 10
Toeslagen en kostenvergoedingen
1. Overwerkvergoeding
a. Het bepaalde over de overwerkvergoeding is alleen van toepas- sing op de werknemer die in vaste dienst is aangenomen.
Het bepaalde over de overwerkvergoeding is niet van toepassing op de werknemer die wordt bedoeld in artikel 2.1:5 lid 1d van het Arbeidstijdenbesluit.
b. De werknemer heeft recht op overwerkvergoeding, als dit over- werk hem door of namens de werkgever is opgedragen.
c. Overwerkvergoeding: in vrije tijd.
De gewerkte overuren worden vergoed in vrije tijd. De vergoe- ding in vrije tijd is gelijk aan het aantal uren of gedeelte van uren dat is overgewerkt.
Bij een tegoed van 4 of meer overuren, dient de vrije tijd te wor- den gegeven in tenminste 4 aaneengesloten uren.
Deze vrije tijd moet worden gegeven buiten de 2 wekelijkse vrije dagen om in de periode van uiterlijk 1 maand voorafgaande aan, of 4 maanden volgend op de week waarin het overwerk wordt verricht.
De vrije uren moeten zoveel mogelijk aaneengesloten worden gegeven.
De tijdstippen waarop compensatie conform de CAO plaats vindt, dienen steeds na overleg met de werknemer te worden vastge- steld.
Indien de compensatie in vrije tijd vooraf wordt toegekend, dient de werknemer erop gewezen te worden dat deze vrije tijd binnen een maand ingehaald dient te worden in de vorm van overwerk.
d. Overwerkvergoeding: in geld.
Als vergoeding in vrije tijd zoals hierboven in c genoemd niet mogelijk is, moet uiterlijk in de 5e maand, na het verrichte over-
28
werk, per gewerkt overuur of gedeelte van een overuur 150% van het uurloon worden uitbetaald.
2. Zondagtoeslag
a. Het bepaalde over de zondagtoeslag is alleen van toepassing op de werknemer die in vaste dienst is aangenomen.
b. De zondagtoeslag bedraagt 50% van het uurloon en wordt per gewerkt uur of gedeelte van een uur uitbetaald.
c. De zondagtoeslag is van toepassing op de gewerkte uren vanaf zondagochtend 02.00 uur tot maandagochtend 02.00 uur daarop- volgend.
d. Afschaffing zondagtoeslag voor hulpkrachten
Met ingang van 1 juli 19931) vervalt de zondagtoeslag voor hulp- krachten. De hulpkracht die op 30 juni 1993 in dienst was van de werkgever behoudt zijn individueel verworven rechten in dezen. Dit geldt ook voor de hulpkracht die voor 1 juli 1993 als seizoenwerknemer in dienst was van de werkgever die in het bezit is van een verklaring seizoenbedrijf, en in de komende jaren elk seizoen bij diezelfde werkgever wederom als seizoenwerk- nemer in dienst treedt.
3. Feestdagenvergoeding en -toeslag
a. Het bepaalde over de feestdagenvergoeding en -toeslag is alleen van toepassing op de werknemer die in vaste dienst is aangeno- men.
b. Voor het werken op een erkende feestdag die op zondag valt, gel- den de bepalingen van de zondagtoeslag.
c. Feestdagenvergoeding: in vrije tijd.
Als een werknemer werkzaamheden heeft verricht op een er- kende feestdag die niet op zondag valt, heeft hij recht op vergoe- ding in vrije tijd. De vergoeding in vrije tijd is gelijk aan het aan- tal uren of gedeelte van uren dat op de feestdag is gewerkt.
Deze vrije tijd moet worden gegeven buiten de 2 wekelijkse vrije dagen om in de periode van uiterlijk 1 maand voorafgaande aan, of 4 maanden volgend op de feestdag.
De vrije uren moeten aaneengesloten worden gegeven.
d. Feestdagentoeslag: in geld.
Als vergoeding in vrije tijd zoals hierboven in c genoemd niet mogelijk is, moet uiterlijk in de 5e maand na de feestdag per gewerkt uur of gedeelte van een uur een toeslag van 50% van het uurloon worden uitbetaald.
e. De feestdagenvergoeding en -toeslag is van toepassing op de
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
29
gewerkte uren van een erkende feestdag vanaf 02.00 uur tot
02.00 uur van de dag daaropvolgend.
4. Toeslag voor de werknemer die in losse dienst is aangenomen Het berekende uurloon van de werknemer die in losse dienst is aan- genomen, wordt verhoogd met een toeslag van 25%.
Deze toeslag van 25% is niet van toepassing als de werknemer zijn arbeid voor de werkgever in principe niet beroepsmatig verricht en/of zijn werkzaamheid overwegend gericht is op het volgen van dagonderwijs, zoals vakantiewerkers, scholieren en studenten.
5. Nachttoeslag
a. Aan de werknemer aan wie een volledige nachtdienst wordt opgedragen, wordt een toeslag uitbetaald van minimaal 10% van het uurloon per gewerkt uur of gedeelte van een uur. Er bestaat geen aanspraak op deze toeslag of dat deel van de toeslag als uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat de compensatie van de nacht- arbeid is inbegrepen in het loon.
b. Onder een volledige nachtdienst wordt verstaan een dienst van minimaal 7,6 uur, waarvan de begin- en eindtijd ligt tussen 22.00 uur en 08.00 uur de volgende ochtend.
6. Consignatietoeslag
a. De werknemer die is aangenomen in een technische dienst- functie, die buiten het voor hem geldende dienstrooster bereik- baar dient te zijn voor het bedrijf (bereikbaarheidsdienst), heeft recht op consignatietoeslag.
b. De onder a bedoelde werknemer die in opdracht van de werkge- ver gedurende een periode van minimaal 24 uren bereikbaar is, ontvangt op grond daarvan per 24 uren een vergoeding van:
– 1% van het weekloon, als de bereikbaarheidsdienst plaats- vindt van maandag tot en met vrijdag;
– 2% van het weekloon, indien de bereikbaarheidsdienst plaats- vindt van zaterdag tot en met zondag of op een erkende feest- dag.
c. Als de werknemer in opdracht van de werkgever voor het ver- richten van werkzaamheden tijdens de bereikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, ontvangt de werknemer over de te werken uren het voor hem geldende uurloon en dient de werkgever de reiskosten die hiervoor worden gemaakt te vergoeden.
7. Bedrijfskleding
a. Onder bedrijfskleding wordt verstaan de kleding die de werkge- ver de werknemer verplicht te dragen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Deze kleding is daartoe door de werkgever aan- geschaft.
b. De kosten van de aanschaf, het herstellen en het chemisch reini- gen van de bedrijfskleding zijn voor rekening van de werkgever,
30
tenzij het herstellen of chemisch reinigen noodzakelijk is gewor- den door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
c. De bedrijfskleding is het eigendom van de werkgever, ook indien deze op naam van de werknemer is gekocht. De werknemer ont- vangt de bedrijfskleding van de werkgever in bruikleen.
De regelingen in het Burgerlijk Wetboek inzake bruikleen zijn hierbij van toepassing.
8. Kledingtoeslag
a. De werknemer die niet verplicht is bedrijfskleding te dragen, ont- vangt een kledingtoeslag van ƒ 8,20 per week of ƒ 35,52 per maand als tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf, het onderhoud en het schoonhouden van de eigen kleding die bij de uitvoering van de werkzaamheden gedragen wordt.
Deze toeslag is niet van toepassing op de werknemer die in losse dienst is aangenomen. De werknemer met een part-time dienst- verband ontvangt de toeslag naar evenredigheid.
b. Afschaffing kledingtoeslag
Met ingang van 1 juli 19931) komt de kledingtoeslag te verval- len. De werknemer die op 30 juni 1993 in dienst was van de werkgever behoudt zijn individueel verworven recht op de uitbe- taling van de kledingtoeslag.
Dit verworven recht blijft ook bestaan voor de seizoenwerknemer die voor 1 juli 1993 als seizoenwerknemer in dienst was van de werkgever die in het bezit is van een verklaring seizoenbedrijf en die elk aansluitend seizoen weer als seizoenwerknemer in dienst treedt.
9. Reiskosten, reistijd- en inwoonvergoeding voor de werknemer die in losse dienst is aangenomen
a. De werknemer die voor 2 weken of korter is aangenomen, heeft recht op vergoeding van de door hem betaalde reiskosten, als hij buiten zijn woonplaats werkt. Aan hem moet voor de heen- en terugreis het tarief van de laagste klasse van het openbaar ver- voer worden vergoed.
b. Hij heeft tevens recht op tenminste 1 uurloon als reistijd- vergoeding als hij zijn werkzaamheden verder dan 20 km. van zijn woonplaats moet verrichten.
c. Indien hij tengevolge van zijn werkzaamheden buiten zijn woon- plaats moet overnachten, heeft hij recht op inwoning, overeen- komstig de eisen van gezondheid en goede zeden, of een vergoe-
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
31
xxxx tot een redelijk bedrag voor een overnachting elders in de werkomgeving.
Artikel 11
Xxxxxxxxxx, leermeesters en de svgl
1. Leerbedrijven
De leerling kan uitsluitend werkzaam zijn in een bedrijf dat is erkend als leerbedrijf door of namens het SVH Leerlingstelsel.
2. Arbeidsovereenkomst voor leerlingen
a. De werkgever is verplicht met een leerling, danwel bij diens min- derjarigheid, zijn wettelijke vertegenwoordiger(ster) een schrifte- lijke arbeidsovereenkomst te sluiten.
b. Hij dient hiervoor het model arbeidsovereenkomstformulier voor leerlingen te gebruiken dat is vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (zie bijlage II).
c. De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor leerlingen wordt in drievoud opgemaakt. De werkgever is verplicht de leerling voor de aanvang van het dienstverband een exemplaar van de schrif- telijke arbeidsovereenkomst te verstrekken. Het derde exemplaar is voor het SVH Leerlingstelsel.
3. Het dienstverband
In het dienstverband van een leerling zijn altijd 6 schooluren inbe- grepen.
4. Xxxxxxxxxxxxxxxx
Ten overstaan van het bestuur van de LOB HICT dient een leerover- eenkomst te zijn gesloten tussen de werkgever en de leerling, dan- wel bij diens minderjarigheid, zijn wettelijke vertegenwoordiger (ster).
5. Koppeling leerovereenkomst/arbeidsovereenkomst voor leerlingen De arbeidsovereenkomst voor leerlingen en de leerovereenkomst zijn aan elkaar gekoppeld. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst ver- valt indien de leerovereenkomst eindigt en de leerovereenkomst ver- valt indien de arbeidsovereenkomst eindigt.1)
6. Bee¨indiging leerovereenkomst
a. De leerovereenkomst eindigt, vanwege de koppeling met de arbeidsovereenkomst, indien de arbeidsovereenkomst eindigt.
b. De leerovereenkomst eindigt mede op de wijzen zoals die zijn
1) Het bepaalde in artikel 7A: 1639n van het Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van kracht.
32
aangegeven in artikel 2.22 lid 5 van de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs.
c. Indien de leerovereenkomst eindigt als gevolg van het afleggen van het examen als genoemd in artikel 2.22 lid 5 van de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs, wordt dit examen als afgelegd beschouwd op 31 augustus van het jaar waarin het examen is afgelegd. Dit is de aangenomen datum waarop het diploma be- schikbaar komt.
7. Schoolbezoek
a. De werkgever is verplicht de leerling in de gelegenheid te stel- len het aanvullend theoretisch en beroepsbegeleidend onderwijs te volgen aan de inrichting bedoeld in de leerovereenkomst.
b. De werkgever mag de leerling niet verplichten om op de school- dag, nadat de school is bezocht, nog in het leerbedrijf te komen werken.
8. De leermeester en het leermeesteroverleg
a. De leermeester is degene die in een erkend leerbedrijf in het kader van een opleiding van het SVH Leerlingstelsel het praktijk- gedeelte daarvan verzorgt.
b. De leermeester is verplicht het leermeesteroverleg bij te wonen. De werkgever dient de leermeester in de gelegenheid te stellen dit leermeesteroverleg binnen de arbeidstijd bij te wonen voor maximaal 4 maal een halve dag per jaar. De leermeester kan op zo’n dag slechts worden verplicht een halve werkdag in het leer- bedrijf werkzaam te zijn.
9. De SVGL
Er is een Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL) gevestigd in Zoetermeer. Het reglement en de statuten van de SVGL maken deel uit van deze CAO (zie bij- lagen XIX en XIX-a).
10. Overgangsbepaling
Als gevolg van de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonder- wijs (WEB) is een aantal in dit artikel genoemde begrippen niet meer van toepassing. Binnen de overgangsregeling van de WEB is het echter toegestaan de in dit artikel binnen de WEB niet meer voorko- mende begrippen te hanteren.
33
Artikel 12
Buitengewoon verlof
1. Algemene bepalingen met betrekking tot buitengewoon verlof
Dit artikel is van toepassing op de werknemer die in vaste dienst is aangenomen.
a. Onder buitengewoon verlof wordt verstaan de tijd die de werk- nemer in verband met bijzondere omstandigheden moet verzui- men binnen de arbeidstijd. De duur van het verlof wordt in dit artikel per omstandigheid aangegeven.
b. Tenzij anders vermeld, wordt tijdens het verlof het loon doorbe- taald voor de in dit artikel vermelde duur van het verlof.
c. Het verzuim wordt toegestaan in het geval de werknemer om- standigheid en tijdstip tijdig aan de werkgever, of aan degene in het bedrijf die dit verzuim aangaat, heeft medegedeeld. Als de werknemer dit niet zo tijdig mogelijk van te voren heeft gedaan, verliest hij het recht op betaling van loon.
d. Indien het verlof samenvalt met de wekelijkse vrije dag(en), is de werkgever verplicht het verlof alsnog aan de werknemer te geven, als de werknemer de omstandigheid en het tijdstip tijdig aan de werkgever heeft medegedeeld. De werknemer krijgt dan op een ander tijdstip verlof, waarvan de duur gelijk is aan de duur van het verlof zoals die voor de desbetreffende omstandigheid is aangegeven.
Hetzelfde geldt als het verlof plaatsvindt als gevolg van overlij- den van echtgenoot/ote, ouders of kinderen, of het huwelijk van de werknemer en dit samenvalt met de vakantiedagen van de werknemer.
2. Buitengewoon verlof bij persoonlijke en familie-omstandigheden
a. Bij overlijden van: zijn echtgenoot/ote (indien hij ook de begra- fenis of crematie moet regelen) danwel van een inwonend kind van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie met een minimum van 4 dagen
e´e´n van zijn ouders of een niet inwonend kind 2 dagen
b. Bij begraven of cremeren van: e´e´n van zijn huisgenoten of exe´n van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte linie tot en met de overgrootouders (niet zijnde echtgenoot, echtgenote, ouders of kinderen van de werknemer), een broer, zuster, zwager, schoon- zuster of schoonouders 1 dag
c. Bij huwelijk van: de werknemer 2 dagen
e´e´n van zijn kinderen, pleegkinderen of kleinkinderen, broer, zuster, zwager of schoonzuster, vader, schoonvader, moeder of xxxxxxxxxxxx, mits de plechtigheid wordt bijgewoond 1 dag
d. Bij ondertrouw van: de werknemer 1 dag
e. Bij 25- of 40-jarig huwelijksfeest van: de werknemer, zijn ouders,
34
schoon- of grootouders, mits hij gedurende een jaar aaneengeslo- ten in dienst is (dit laatste geldt niet voor een leerling) 1 dag Bij 50- of 60-jarig huwelijksfeest van: ouders, schoonouders of grootouders van de werknemer, mits hij gedurende een jaar aan- eengesloten in dienst is (dit laatste geldt niet voor een leerling) 1 dag
f. Bij bevalling van echtgenote 2 dagen
g. Ter gelegenheid van de eerste Heilige Communie: het dopen, xx Xxxxxx xxxx, het afleggen van de belijdenis, de Bar mitswah van e´e´n van zijn kinderen, pleegkinderen of kleinkinderen, mits de plechtigheid wordt bijgewoond 1 dag
h. Bij verhuizing van: de werknemer hoogstens e´e´nmaal per jaar 1 dag
i. Bij het vervullen van een door de wet of de overheid zonder gel- delijke vergoeding opgelegde verplichting, daaronder begrepen het verschijnen voor een bedrijfscommissie, voor zover deze ver- plichting persoonlijk moet worden nagekomen, dit niet buiten de arbeidstijd kan geschieden en voor zover hiervoor van de over- heid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen
Over een redelijke tijd tot ten hoogste 1 dag
j. Bij de uitoefening van het kiesrecht voor de daarvoor benodigde tijd ten hoogste 2 uren
Voor zover mogelijk zal het bepaalde hier in 1d en 2 betreffende de familie-omstandigheden overeenkomstig worden toegepast in de situatie, dat sprake is van duurzaam samenleven in een met een huwelijk gelijk te stellen relatie. Daarbij wordt onder duur- zaam samenleven verstaan dat langer dan 1 jaar aantoonbaar is samengeleefd, danwel dat er een samenlevingscontract is afge- sloten.
3. Buitengewoon verlof in verband met vakbondswerk
a. Voor het bijwonen van landelijke bijeenkomsten van werknemers- organisaties, als aangewezen officie¨le afgevaardigde, mits de werknemer de werkgever aantoont, dat hij als zodanig de bijeen- komst dient bij te wonen. Hiervan zijn uitgezonderd CAO- bijeenkomsten over andere CAO’s dan de CAO’s voor het hore- cabedrijf per jaar ten hoogste 6 dagen
b. Voor het bijwonen van scholings- en vormingscursussen, mits de werkzaamheden dit toelaten en de werknemer tijdig tevoren over- leg met de werkgever heeft gepleegd. De werknemer kan hoog- stens e´e´nmaal per jaar zo’n cursus volgen per jaar ten hoogste 5 dagen.
35
4. Buitengewoon educatief verlof
a. De vakvolwassen werknemer heeft recht op educatief verlof met behoud van loon gedurende maximaal 3 dagen per kalenderjaar. In het geval de cursusduur langer is dan 3 dagen, komen 3 dagen per kalenderjaar in aanmerking voor educatief verlof.
b. Het verlof moet her- en/of bijscholing betreffen ten nutte van de horecabedrijfstak, wat in overleg met de werkgever moet worden vastgesteld. Ook het tijdstip waarop het verlof wordt genoten, moet in overleg met de werkgever worden bepaald.
c. Onder educatief verlof vallen de volgende scholingsactiviteiten:
– mondelinge cursussen van de Stichting Permanente Educatie in de Horeca (SPEH) en mondelinge cursussen erkend door het Onderwijscentrum Horeca (OCH)1), met uitzondering van de vestigingsopleidingen en de leerlingstelselopleidingen;
– schriftelijke opleidingen van de SVH Open Academie, met uitzondering van de vestigingsopleidingen;
– kortlopende thematische cursussen;
– branchevreemde opleidingen, die niet door het OCH1) of door de SPEH-scholen worden verzorgd, mits deze opleidin- gen door het OCH1) zijn erkend. Erkenning door het OCH vindt plaats als deze door een andere bedrijfstak in het kader van een scholingsverlofregeling door sociale partners van desbetreffende bedrijfstak zijn erkend.
d. Voor alle opleidingen geldt dat ze door het OCH1) erkend moe- ten zijn.
Alle scholingsactiviteiten dienen te worden afgesloten met een SVH waardepapier (SVH-diploma, SVH-certificaat, of SVH- verklaring van deelname).
5. Buitengewoon verlof bij het afleggen van examens
De werknemer heeft bij het doen van een examen of een examen- gedeelte voor het behalen van een diploma of certificaat van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de bedrijfstak Horeca of het SVH Leerlingstelsel telkens recht op buitengewoon verlof van ten hoogste 1 dag, op de dag dat het examen wordt afgelegd.
6. Bevallingsverlof
a. Het wettelijk bevallingsverlof bedraagt 16 weken. Het kan flexi- bel worden opgenomen: het verlof kan ingaan op zijn vroegst 6 weken en op zijn laatst 4 weken voor de verwachte bevallings- datum.
b. De werknemer kan daarnaast aanspraak maken op 2 extra weken bevallingsverlof, die worden opgenomen direct voorafgaand aan
1) Noot van CAO-partijen:
Vanaf 1 januari 1997: Stichting Vakopleiding Horeca Onderwijscentrum (SVH Onderwijscentrum).
36
het wettelijk bevallingsverlof (zie a) gedurende welke weken de werkgever verplicht is het loon door te betalen.
c. Uiterlijk 2 maanden voordat zij het verlof wenst op te nemen, moet de werknemer dit kenbaar maken aan de werkgever.
7. Onbetaald verlof in verband met de verzorging van een ziek kind, inwonende familieleden tot en met de eerste graad en een inwonende partner
a. De werknemer heeft recht op onbetaald verlof over een periode van maximaal 21 werkdagen per vakantiejaar (het jaar van 1 juni tot en met 31 mei).
Dit recht op verlof bestaat als het verlof nodig is voor de verzor- ging van een ziek kind (of kinderen) tot 12 jaar voor wie de werknemer de feitelijke verzorging heeft, inwonende familiele- den tot en met de eerste graad en een inwonende partner.
b. In het geval de werknemer gebruik wenst te maken van deze onbetaald verlofregeling, moet hij de werkgever onmiddellijk informeren over de vermoedelijke duur van zijn afwezigheid. Als de werkgever dit wenst, dient de werknemer een doktersverklaring te overleggen.
c. Tijdens de periode van onbetaald verlof blijft het dienstverband gehandhaafd onder opschorting van alle uit het dienstverband voortvloeiende rechten en plichten.
De premie van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Ho- recabedrijf (ofwel van een daarvoor in de plaats getreden pensioenregeling) wordt, zowel het werkgevers- als het werknemersaandeel, door de werkgever afgedragen, als ware de werknemer normaal werkzaam in de onderneming. Hiervoor geldt een maximum van de premie van de Stichting Bedrijfspensioen- fonds voor het Horecabedrijf.
Artikel 13
Vakantierechten: vakantiedagen en vakantietoeslag
1. Vakantiedagen
a. Een dag geldt als een vakantiedag wanneer de werknemer anders op die dag zou hebben gewerkt. De werknemer heeft recht op doorbetaling van loon over de vakantiedag.
b. Als vakantiedagen worden niet beschouwd:
– dagen of gedeelten van dagen gedurende welke de werkne- mer wegens arbeidsongeschiktheid geen arbeid heeft verricht;
– dagen of gedeelten van dagen gedurende welke de werkne- mer geen arbeid heeft verricht wegens het bijwonen van het
37
leermeesteroverleg, hij gebruik maakte van de arbeidstijdver- korting voor de werknemer van 53 jaar en ouder, of hij afwe- zig was wegens buitengewoon verlof;
– de tijd gedurende welke de werknemer geen arbeid verricht, omdat hij, anders dan voor de vervulling van de militaire dienstplicht, een verplichting naleeft die hem is opgelegd door de wet, of die voortvloeit uit een verbintenis, door hem jegens de overheid aangegaan ten aanzien van ’s lands verde- diging of ter bescherming van de openbare orde;
– de tijd gedurende welke een jeugdige werknemer geen arbeid verricht, omdat hij onderwijs volgt, waartoe hij krachtens de wet of deze CAO door de werkgever in de gelegenheid is gesteld.
Met uitzondering van het bepaalde over de arbeidsongeschiktheid geldt, dat deze dagen niet als vakantiedagen worden beschouwd als de werknemer tijdig aan de werkgever mededeling heeft gedaan van de hierboven genoemde omstandigheden.
2. Vakantiejaar
Onder het vakantiejaar wordt verstaan de periode, waarover de vakantietoeslag en het aantal vakantiedagen wordt berekend. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.
3. Berekening van het aantal vakantiedagen
a. In het vakantiejaar heeft de werknemer van 18 jaar en ouder recht op 25 vakantiedagen en de werknemer die jonger is dan 18 jaar op 27 vakantiedagen als hij:
– het hele vakantiejaar in dienst is geweest e´n
– een werkweek heeft van 5 dagen.
b. Een werknemer die een werkweek heeft van 5 dagen en die niet het hele vakantiejaar in dienst is geweest, heeft voor elke maand van het dienstverband recht op 1/12 van dat aantal vakantieda- gen. Hierbij wordt een dienstverband van 15 dagen of meer als volle maand gerekend en een dienstverband van minder dan 15 dagen wordt niet gerekend.
c. Het aantal vakantiedagen van de werknemer die minder werkt dan 5 dagen per week, wordt naar evenredigheid verminderd. Voor een werknemer die op een wisselend aantal dagen werkt, wordt het aantal vakantiedagen steeds berekend na afloop van het vakantiejaar danwel bij einde van het dienstverband.
De werknemer kan in overleg met de werkgever vakantiedagen opnemen in het vakantiejaar dat ze zijn verdiend. In dat geval, kan aan het eind van het vakantiejaar bijstelling van het aantal vakantiedagen plaatsvinden.
4. Berekening van de duur van de vakantiedag
a. Berekening van de duur van de vakantiedag bij de werknemer die niet op een vast aantal dagen en/of uren werkt:
38
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die een vast aantal dagen per week werkt, maar niet een vast aantal uren, is het gemiddeld aantal gewerkte uren per week, gedeeld door het vaste aantal gewerkte dagen per week.
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die een vast aantal uren per week werkt, maar niet op een vast aantal dagen, is het vaste aantal gewerkte uren per week, gedeeld door het gemiddeld aantal gewerkte dagen per week.
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die geen vast aantal dagen e´n geen vast aantal uren per week werkt, wordt per uur berekend. Een werknemer van 18 jaar en ouder bouwt per gewerkt uur 0,096 vakantie-uur op en een werknemer van jonger dan 18 jaar 0,104 vakantie-uur.
b. De duur van de vakantiedag, zoals hier in a genoemd, wordt steeds berekend na afloop van het vakantiejaar danwel bij einde van het dienstverband. De werknemer kan in overleg met de werkgever vakantiedagen opnemen in het vakantiejaar dat ze zijn verdiend. In dat geval kan aan het eind van het vakantiejaar bij- stelling van de duur van de dagen plaatsvinden.
5. Opbouw van vakantiedagen
a. De werknemer bouwt geen vakantiedagen op over de tijd dat hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen recht heeft op zijn loon.
b. In de volgende situaties bouwt de werknemer wel vakantiedagen op:
– wanneer de werknemer verhinderd is te werken wegens arbeidsongeschiktheid tenzij de arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt.
De werknemer bouwt in dit geval vakantiedagen op over de periode van de laatste 6 maanden dat hij wegens arbeids- ongeschiktheid niet heeft gewerkt;
– wanneer de werknemer niet heeft gewerkt, omdat hij, anders dan voor eerste oefening, een verplichting naleeft die hem is opgelegd door de wet, of die voortvloeit uit een verbintenis, door hem jegens de overheid aangegaan ten aanzien van ’s lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde;
– wanneer een jeugdige werknemer niet heeft gewerkt, omdat hij onderwijs volgt, waartoe hij krachtens de wet of deze CAO door de werkgever in de gelegenheid is gesteld;
– wanneer de werknemer onvrijwillig werkloos is en het dienst- verband gehandhaafd wordt;
– wanneer de werknemer vakantiedagen geniet, die hij in een
39
vorig dienstverband heeft opgebouwd. Het dienstverband wordt dan geacht te zijn verlengd met deze vakantiedagen;
– wanneer de werknemer met toestemming van de werkgever deelneemt aan bijeenkomsten van een werknemersorganisa- tie, waarvan hij lid is;
– in de periode dat de werknemer bevallingsverlof heeft.
De opbouw van vakantiedagen als genoemd onder het eerste, vierde en laatste gedachtenstreepje vervalt, als het dienstverband door de werknemer wordt bee¨indigd, voordat de werkzaamheden zijn hervat.
c. Het bepaalde in artikel 7A:1638dd van het Burgerlijk Wetboek blijft onverminderd van toepassing.
6. Extra vakantiedagen bij langdurig dienstverband
De werknemer met een onafgebroken diensttijd van tenminste 12,5 of 25 of 40 jaar bij dezelfde werkgever of onderneming heeft recht op resp. 1, 3, of 5 extra vakantiedagen per vakantiejaar met behoud van loon. Voor de toepassing hiervan wordt het dienstverband van de werknemer geacht niet te zijn onderbroken door een overdracht van de onderneming c.q. het bedrijf aan een nieuwe werkgever als die werknemer in dienst van danwel werkzaam blijft bij die nieuwe werkgever.
7. Vaststellen van de vakantieperiode
a. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie en snipperdagen vast na overleg met de werknemer. Hij dient de tijdstippen van de vakantieperiode, tenzij bijzondere omstandigheden dit verhinderen, tijdig aan de werknemer ken- baar te maken, zodat de werknemer de gelegenheid heeft tot het treffen van voorbereidingen voor de besteding van de vakantie.
b. De werknemer heeft het recht een vakantieperiode van 3 aaneen- gesloten weken op te nemen.
Als de werknemer dit wenst, of als de werkzaamheden dit nood- zakelijk maken, kan de aaneengesloten vakantie worden beperkt tot 2 weken. In dat geval heeft de werknemer nog recht op een aaneengesloten vakantie van 1 week en 10 snipperdagen of op 15 snipperdagen.
c. De aaneengesloten vakantie wordt, indien de werknemer (met uitzondering van de seizoenwerknemer) dit wenst en de werk- zaamheden dat toelaten, gegeven in de maanden april tot en met september.
d. Als daar gewichtige redenen voor zijn, kan de werkgever na overleg met de werknemer, het door hem eerder vastgestelde tijd- vak van een aaneengesloten vakantie wijzigen. De schade die de werknemer als gevolg van die wijziging lijdt, moet door de werk- gever worden vergoed.
40
8. Opnemen van vakantiedagen
a. Vakantiedagen kunnen in overleg met de werkgever worden opgenomen in het vakantiejaar dat ze zijn verdiend.
b. Leerlingen
De werkgever is verplicht de leerling de mogelijkheid te geven het tegoed aan vakantiedagen tijdens de duur van het dienstver- band op te nemen.
c. De werkgever is verplicht aan de Mohammedaanse werknemer op zijn verzoek in verband met het eind van de Ramadan opname van een vakantiedag toe te staan, tenzij de bedrijfsomstandig- heden dit verhinderen.
d. Indien de werknemer zijn vakantiedagen niet heeft opgenomen voor 31 mei, volgend op het einde van het vakantiejaar waarin ze zijn verdiend, stelt de werkgever de data voor deze vakantieda- gen vast.
9. Aanspraak op en verrekening van vakantiedagen bij einde dienstver- band
a. Bij bee¨indiging van het dienstverband worden de nog niet geno- ten vakantiedagen onmiddellijk na het einde van het dienstver- band aaneengesloten gegeven. Het dienstverband wordt dan ge- acht te zijn verlengd met deze vakantiedagen, voor zover de werknemer niet bij een andere werkgever in dienst treedt.
b. Wenst de werknemer de vakantiedagen niet bij einde van het dienstverband op te nemen, dan dient de werkgever het tegoed aan vakantiedagen uit te betalen. De werkgever is dan tevens ver- plicht een verklaring uit te reiken, waarin het aantal vakantieda- gen wordt vermeld welke de werknemer nog niet heeft genoten. De werknemer kan deze vakantiedagen bij zijn nieuwe werkge- ver zonder behoud van loon alsnog opnemen.
c. Indien de werknemer teveel vakantiedagen heeft opgenomen, heeft de werkgever het recht deze bij bee¨indiging van het dienst- verband met het loon te verrekenen.
d. Bij bee¨indiging van het dienstverband mogen vakantiedagen niet in de opzegtermijn worden begrepen, tenzij dit tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen.
10. Vakantietoeslag
a. De vakantietoeslag bedraagt 8% van het loon dat de werknemer in het vakantiejaar (1 juni t/m 31 mei) bij de werkgever heeft ver-
41
diend. Hierin zijn niet inbegrepen toeslagen, eventuele gratifica- ties en beloning in natura1).
b. Uitzondering hulpkrachten: voor hulpkrachten geldt het bepaalde in de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag 1968.
11. Uitbetalen vakantietoeslag
a. De werkgever is verplicht de vakantietoeslag in de maand juni aan de werknemer uit te betalen.
Uitzondering de seizoenwerknemer: de werkgever mag aan de seizoenwerknemer de vakantietoeslag uitbetalen aan het einde van het dienstverband.
b. Bij bee¨indiging van het dienstverband voor 1 juni is de werkge- ver verplicht de vakantietoeslag op de dag van bee¨indiging uit te betalen.
12. Vakantierechten in geval van arbeidsongeschiktheid en bij overlijden
a. De werknemer die tijdens zijn vakantiedagen arbeidsongeschikt wordt, zal dit zo spoedig mogelijk aan de werkgever melden. Wanneer de arbeidsongeschiktheid door de bevoegde deskundi- ge(n) wordt erkend, gelden de op te nemen dagen niet als vakan- tiedagen. Wordt de arbeidsongeschiktheid niet door de bevoegde deskundige(n) erkend, dan gelden desbetreffende dagen wel als vakantiedagen.
b. De werknemer, die als gevolg van ziekte geen arbeid kan verrich- ten, behoudt over de periode(n) van arbeidsongeschiktheid recht op vakantietoeslag. Dit recht op vakantietoeslag geldt over een periode van maximaal 52 weken.
c. Wanneer de werknemer is overleden, worden de vakantierechten die de werknemer nog niet had genoten, betaald aan de nabe- staanden.
13. Vakantierechten bij einde dienstverband van de werknemer die in losse dienst is aangenomen
a. Aan de werknemer die voor 2 weken of korter is aangenomen, worden de vakantierechten toegekend bij bee¨indiging van het dienstverband. Voor deze vakantierechten zijn de volgende per- centages vastgesteld:
18 jaar en ouder: 10,64% dagen + 8,85% toeslag
jonger dan 18 jaar: 11,59% dagen + 8,93% toeslag
b. De bovengenoemde percentages worden berekend over het loon dat op de werknemer die in losse dienst is aangenomen van toe- passing is.
1) Het bepaalde in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag blijft onverkort van toepassing.
42
14. Verjaren van vakantierechten
a. Ieder vorderingsrecht tot het toekennen van vakantierechten ver- jaart na afloop van 2 jaar na het einde van het vakantiejaar.
b. Als daar gewichtige redenen voor zijn, kan de werkgever na overleg met de werknemer, het door hem eerder vastgestelde tijd- vak van een aaneengesloten vakantie wijzigen. De schade die de werknemer als gevolg van die wijziging lijdt, moet door de werk- gever worden vergoed.
Een vordering van zo’n schadevergoeding verjaart na 6 maanden.
Artikel 14
Bovenwettelijke voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid
1. Wachtdagen
Bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte wordt loon als bedoeld onder 2a doorbetaald, met inachtneming van 1 wachtdag per ziekte- geval.
2. Doorbetaling van loon bij ziekte
a. De werknemer die wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, behoudt met inachtneming van het bepaalde in lid 1 over wachtdagen, gedurende een periode van maximaal 52 weken in aanvulling op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7A:1638c van het Burgerlijk Wetboek, recht op een aanvulling tot 100% van het bruto loon. De wettelijke loon- doorbetaling en de aanvulling hierop kunnen tezamen niet meer bedragen dan het maximum dagloon ingevolge de Coo¨rdinatie- wet Sociale Verzekering. Deze aanspraak op aanvulling bestaat voorzover en zolang de werknemer recht heeft op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7A:1638c van het Burger- lijk Wetboek en voorzover en zolang aan de voorwaarden als genoemd onder b voor die aanvulling is voldaan.
De aanvulling tot 100% van het bruto loon geldt ook in geval van zwangerschap en bevalling.
b. Indien de werkgever een ARBO-dienst heeft ingeschakeld, dan zijn de aanvullingen onder a aan de volgende voorwaarden ver- bonden:
– de werknemer werkt mee aan re¨ıntegratie en/of mogelijk ver- haal op derden van doorbetaald loon en aanvulling;
– de arbeidsongeschiktheid is geen gevolg van een niet medisch- noodzakelijke ingreep;
– de ziekte of arbeidsongeschiktheid is geen vastgesteld gevolg
43
van opzet, grove schuld en/of verwijtbare nalatigheid van de werknemer.
c. De wettelijke loondoorbetalingsverplichting wordt verlengd inge- val de werkgever de ziekte van de werknemer te laat meldt bij de bedrijfsvereniging.
d. Voor werknemers met een wisselend aantal arbeidsuren wordt de hoogte van het loon gerelateerd aan het gemiddeld aantal ge- werkte arbeidsuren over een periode van 13 weken voorafgaande aan de eerste ziektedag met een minimum van het aantal uren dat op de arbeidsovereenkomst staat vermeld. Indien de periode van 13 weken kennelijk geen juiste maatstaf voor vaststelling van het loon biedt, dan wordt uitgegaan van een periode van 13 vierweekse-tijdvakken of 12 maand-tijdvakken.
3. Voorschriften
Als de werkgever in het overleg met zijn werknemers, personeels- vertegenwoordiging of de ondernemingsraad geen voorschriften bij ziekte op papier heeft vastgelegd, gelden de modelvoorschriften die als bijlageXIII in de CAO zijn opgenomen.
4. Aanvulling op de AAW/WAO-uitkering in het eerste jaar van een uit- kering AAW/WAO
Voor zover en voor zolang de arbeidsongeschiktheid na 52 weken nog voortduurt, wordt de AAW/WAO-uitkering van de werknemer die een AAW/WAO-uitkering geniet op basis van een arbeidsonge- schiktheidspercentage van 80 tot 100%, door de werkgever aange- vuld met 30% van het nettoloon bij werken gedurende het eerste jaar van een uitkering AAW/WAO.
5. Aanvulling op de AAW/WAO-uitkering in het tweede jaar van een uitkering AAW/WAO
Voor zover en voor zolang de arbeidsongeschiktheid na het eerste jaar WAO nog voortduurt, wordt de AAW/WAO-uitkering van de werknemer die een AAW/WAO-uitkering geniet op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%, door de werkge- ver aangevuld met 20% van het nettoloon bij werken gedurende het tweede jaar van een uitkering AAW/WAO.
6. Doorbetaling loon bij ziekte en aanvulling op de AAW/WAO- uitkering voor zover het dienstverband voortduurt
Doorbetaling van loon bij ziekte en aanvulling op de uitkering AAW/ WAO, zoals in de leden 2, 4 en 5 genoemd, vindt alleen plaats voor- zover en zolang het dienstverband voortduurt.
7. Verhaalsrecht
a. Indien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer of het hem overkomen ongeval veroorzaakt is of mede veroorzaakt is door een zodanig handelen of nalaten van een derde, dat deze derde
44
xxxxxxx jegens de werknemer aansprakelijk is, heeft de werkge- ver jegens de derde recht op schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek.
b. De arbeidsongeschikte werknemer is in dit kader gehouden zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de feitelijke omstandigheden van het ongeval c.q. afdoende medewerking te verlenen bij het verzamelen van gegevens, welke voor de werk- gever noodzakelijk zijn om zijn recht op schadevergoeding te kunnen effectueren. Indien de werknemer weigert mee te werken, verliest hij zijn aanspraak op de aanvulling op de wettelijk ver- plichte loonbetaling en op de aanvulling op de wettelijke uitke- ring.
8. Preventie- en re¨ıntegratiebeleid
Ingeval er met de werknemer overeenstemming is bereikt over aan- gepaste werkzaamheden als gevolg van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, mag de werkgever de arbeidsovereenkomst wij- zigen. In deze gewijzigde arbeidsovereenkomst kunnen de gewij- zigde functie als mede het daarbij behorende loon dat is vastgesteld conform artikel 8 van de CAO worden opgenomen.
10. Aanvulling op de werkloosheidsuitkering als gevolg van betalings- onmacht of faillissement in de zin van Hoofdstuk IV van de WW
a. De werknemer die aansluitend aan een uitkering op grond van Hoofstuk IV van de Werkloosheidswet een WW-uitkering ont- vangt, heeft recht op een aanvulling op deze uitkering gedurende maximaal 52 weken. De hoogte van de aanvulling is het netto verschil tussen een WW-uitkering van 70% en 100% van het laatst verdiende loon.
b. Deze aanvullingsregeling wordt uitgevoerd door de Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx. Het reglement en de statu- ten van de Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx maken deel uit van deze CAO (zie bijlage XXI en XXI-a).
Artikel 16
Commissies/stichtingen en fondsen
1. Algemeen
a. Administrateur
De in dit artikel genoemde fondsen wijzen ten behoeve van de werkzaamheden voor deze fondsen en stichtingen een admini- strateur aan die de van toepassing zijnde regeling uitvoert, waar- onder de inning van de bijdragen.
45
b. Verstrekken van gegevens
De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan de in dit arti- kel genoemde stichtingen en fondsen, of de aldus aangewezen administrateur, de inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de regelingen. Indien de werkgever of de werknemer – ook na aanmaning – niet aan deze verplichting voldoet, zijn de genoemde stichtingen en fondsen, of de aldus aangewezen administrateur, bevoegd deze gegevens zelf naar beste weten vast te stellen.
c. Uitwisseling van informatie tussen de onder deze XXX xxxxxxxx fondsen en/of stichtingen.
De in dit artikel genoemde commissies, stichtingen en fondsen, of de door hen aangewezen administrateur, zijn gerechtigd bij elkaar, bij het Bedrijfschap Horeca en bij de Bedrijfsvereniging Horeca gegevens op te vragen en uit te wisselen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de regelingen, ongeacht de vraag of de betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werk- gever zijn opgevraagd.
De werknemer heeft hiertoe blijkens de schriftelijke arbeidsover- eenkomst mee ingestemd.
Hierbij worden de bepalingen uit de Wet Persoonsregistraties (WPR) in acht genomen.
2. Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC)
Er is een Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de LBC. De LBC is gevestigd in Zoetermeer1).
a. Samenstelling LBC
De LBC bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van de LBC is opge- nomen in het reglement (zie bijlage XVI).
b. Taken van de LBC
De taken van de LBC bestaan uit:
– Bevordering naleving CAO:
De LBC bevordert de naleving van de CAO door het ver- strekken van neutrale en feitelijke informatie op het totale gebied van de arbeidsvoorwaarden en de daarmee verband houdende sociale verzekeringen, VUT- en pensioenrechten
e.d. De informatie kan worden verkregen bij Bureau Voor- lichting Horeca-CAO: telefoon 079-3631414;
– Het geven van een bindend advies bij geschillen:
Als een werkgever en werknemer betrokken zijn bij een geschil over de uitvoering en toepassing van deze CAO en zij hiertoe gezamenlijk een verzoek indienen, neemt de LBC een beslissing in de vorm van een bindend advies. Hiervan zijn geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling uit- gezonderd.
1) Adres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx; tel.: 079 - 0000000.
46
Werkgever(s) en werknemer(s) dienen bij een verzoek om behandeling van een geschil schriftelijk te hebben verklaard dat zij zich zonder voorbehoud aan de door de LBC te nemen beslissing zullen onderwerpen. Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
– Het geven van ontheffing voor bepalingen van deze CAO: De LBC is bevoegd tot het geven van een ontheffing voor afwijking van e´e´n of meer bepalingen van deze CAO of van de CAO vrijwillig vervroegd uittreden voor het horecabedrijf. Een ontheffing wordt voor bepaalde tijd gegeven.
– Verstrekken van verklaringen seizoenbedrijf:
Als de werkgever aan de volgende voorwaarden voldoet, ver- strekt de LBC op verzoek van de werkgever een verklaring seizoenbedrijf:
* De horeca-CAO moet van toepassing zijn;
* 2/3 van de jaaromzet dient te worden gerealiseerd in een aaneengesloten periode van 5 maanden binnen een pe- riode van 12 aaneengesloten maanden;
* de werknemer moet als seizoenwerknemer worden aange- nomen.
Met de door de LBC verstrekte verklaring is de werkgever bevoegd in zijn bedrijf de werk- en rusttijden toe te passen als opgenomen in bijlage X bij deze CAO;
– Adviseren Arbeidsinspectie
De LBC geeft op verzoek advies aan de Arbeidsinspectie inzake aanvragen vergunningen ex artikel 8 lid 3 Buitenge- woon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) 1945 (werktijd- verkorting);
– Behandelen klachten Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca:
De LBC behandelt op grond van artikel 23 van de Gedrags- code Anti-Rassendiscriminatie Horeca klachten en doet uit- spraak daarover. De Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca is opgesteld door het Bedrijfschap Horeca en op schriftelijk verzoek verkrijgbaar bij de LBC;
– Vrijwillige aansluiting:
De LBC adviseert de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittre- ding voor het Horecabedrijf (SUHOR) en/of de Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA) inzake verzoeken tot vrijwillige aan- sluiting bij de SUHOR en/of de SAVA. Het advies van de LBC heeft een bindend karakter.
47
– Secretariaat Commissie Werkingssfeer:
De LBC voert het secretariaat van de Commissie Werkings- sfeer.
c. Bezwaar
– Tegen beslissingen van de LBC, uitgezonderd beslissingen, betrekking hebbend op functie-indeling, kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horeca- bedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het secretariaat van de Bezwaar- commissie CAO’s voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
– De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk door de LBC is bekend- gemaakt.
– Samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie XXX’x voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de LBC vastgesteld reglement.
– Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het be- zwaarschrift danwel op schriftelijk verzoek worden toegezon- den.
– De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
– De LBC neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe beslissing over de betreffende kwestie onder vermel- ding van en met inachtneming van het advies van de Bezwaar- commissie XXX’x voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uit- sluitend bij de daartoe bevoegde rechter.
d. Reglement LBC
– De taken en werkwijze van de LBC, het aanhangig maken en behandelen van geschillen en het behandelen van ontheffings- aanvragen worden nader geregeld bij een door de LBC vast- gesteld reglement.
– Het reglement van de LBC is een onderdeel van deze CAO (zie bijlage XVI).
– De LBC xxxxx een exemplaar van haar reglement aan een werkgever of werknemer, als deze hiertoe een schriftelijk ver- zoek heeft ingediend.
3. Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI) Er is een Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf, hierna te noemen de FBI. De FBI is gevestigd in Zoetermeer.
a. Samenstelling FBI
De FBI wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de organi-
48
saties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van het bestuur van de FBI is opgenomen in de statuten.
b. Doelstelling van de FBI
De FBI stelt zich ten doel een ge¨ıntegreerd arbeidsmarktbeleid te voeren. Daarnaast tracht de FBI het scholingsbeleid ten behoeve van de bedrijfstak horeca te bevorderen.
In dit verband worden de volgende doelstellingen onderscheiden:
– het bevorderen van instroom van geschoolde en ongeschoolde werknemers in de horecabedrijfstak;
– het bevorderen van de scholingsgraad in de horecabedrijfstak;
– het tegengaan van de uitstroom van werknemers uit de horecabedrijfstak;
– het bevorderen van de toegankelijkheid van de horeca- arbeidsmarkt en scholingsinfrastructuur voor de doelgroepen, zoals hieronder in e genoemd.
c. Bijdrage FBI
De werkgever is verplicht per kalenderjaar een bijdrage aan de FBI te betalen. De bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld.
– Werkgever:
De bijdrage voor het jaar 19961) is vastgesteld op 0,70% van de loonsom. Dit betreft de loonsom Werkloosheidswet met een maximum van 1,5 maal het maximum premieloon in de zin van de Werkloosheidswet. Voor de vaststelling van de loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever en die vallen onder deze CAO meegenomen. Tot het heffingsloon wordt ook het loon van de werknemer gere- kend, die niet (meer) voor de wettelijke werknemers- verzekeringen verplicht verzekerd is, maar op wie wel deze CAO van toepassing is. Dit loon zou ook in aanmerking zijn genomen, als deze verplichte verzekeringen wel voor hem zouden gelden.
De werkgever moet deze loongegevens vermelden op de indi- viduele jaaropgave.
d. Bestemming van de bijdrage
De bijdrage voor de FBI wordt verdeeld in drie deelheffingen en is bestemd voor de volgende activiteiten:
– Eerste deelheffing bestemd voor:
voorlichtings- en wervingscampagnes die worden gehouden ten behoeve van de doelgroepen die hieronder in e worden genoemd;
promotieactiviteiten;
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
49
scholings-, opleidings-, en arbeidsinpassingsprojecten, indien daarvoor geen andere subsidiemogelijkheden bestaan; kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktonderzoek;
andere kwaliteitsbevorderende maatregelen die in het belang zijn van de doelstelling van de FBI
de werkzaamheden van de FBI.
Deze deelheffing is voor het jaar 19961) gesteld op 0,00%.
– Tweede deelheffing bestemd voor:
de financie¨le bijdragen aan opleidingsplaatsen biedende be- drijven;
voorlichtings- en wervingscampagnes die worden gehouden ten behoeve van de doelgroepen die hieronder in e worden genoemd;
promotieactiviteiten;
andere kwaliteitsbevorderende maatregelen die in het belang zijn van de doelstellingen van de FBI;
de werkzaamheden van de FBI.
Deze deelheffing is voor het jaar 19961) gesteld op 0,70%.
– Derde deelheffing bestemd voor:
de realisatie van kinderopvang, zoals omschreven in artikel 16 lid 3 sub g van deze CAO;
de werkzaamheden van de FBI.
Deze deelheffing is voor het jaar 19961) gesteld op 0,00%.
e. De doelgroepen van de FBI
Onder de doelgroepen van de FBI worden verstaan:
– leerlingen;
– langdurig werklozen;
– allochtonen;
– (her)intreders;
– (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten;
– jongeren met een afgebroken vakopleiding;
– overige werkenden.
f. Administrateur
De incasso van de bijdrage vindt plaats door de administrateur: Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
g. Kinderopvang
– De werkgever, de werknemer en de cursist wordt de moge- lijkheid van kinderopvang aangeboden. De kinderopvang vindt plaats via een landelijk netwerk van gastouderbureaus die bemiddelen tussen degene die opvang zoekt en degene die kinderen opvangt (gastouder).
De voorwaarden waaraan de werkgever, werknemer en de cursist dienen te voldoen zijn geregeld in een door het bestuur van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horeca-
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
50
bedrijf (FBI) vastgesteld reglement. Dit reglement is een onderdeel van deze CAO (zie bijlage XVII).
– De organisatie- en bemiddelingskosten van de kinderopvang komen voor rekening van de FBI.
Daarnaast betaalt de FBI aan de werknemer/werkgever/cursist een tegemoetkoming in de kosten die hij maakt ten behoeve van de gastouder. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van de financie¨le mogelijkheden van de FBI en afhankelijk van het gezamenlijk netto inkomen van de werkgever/werknemer/ cursist en de levenspartner.
– Aanmeldingsformulieren voor kinderopvang kunnen worden opgevraagd bij Bureau Hop Marjanneke, Xxxxxxxxxx 0X, 0000 XX Xxxxxxxxxx, telefoonnummer 0172-650009.
– Bijdrage:
De werkgever betaalt per kalenderjaar een bijdrage aan de FBI (zie artikel 16 lid 3). Een deel van deze bijdrage wordt gebruikt om de kinderopvang te financieren.
– Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder cursist verstaan de cursist als genoemd in het door het bestuur van de FBI vastgestelde reglement kinderopvang.
h. Statuten FBI
De statuten van de FBI worden geacht deel uit te maken van deze CAO (zie bijlage XVIII).
4. Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL)
Er is een Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf, hierna te noemen SVGL. De SVGL is geves- tigd in Zoetermeer.1)
a. Samenstelling SVGL
De SVGL wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de orga- nisaties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van het bestuur van de SVGL is opgenomen in de statuten.
b. Doelstelling en taken van de SVGL
De SVGL heeft ten doel het bevorderen van een goed arbeidskli- maat voor leerlingen van het SVH Leerlingstelsel.
De SVGL tracht haar doel te bereiken door middel van:
– de bevordering van de naleving van de bepalingen van de CAO ten aanzien van leerlingen;
– het geven van voorlichting over arbeidsvoorwaarden van leer- lingen;
1) Adres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx; tel.: 079 - 0000000.
51
– het fungeren als meldadres voor punten van geschil ten aan- zien van arbeidsvoorwaarden van leerlingen;
– geschillenbehandeling binnen het kader van de SVGL;
– het verstrekken van aanbevelingen aan het Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs en de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf.
c. Procedure ten aanzien van geschillenbehandeling
De SVGL betrekt Regionale Commissies Arbeidsvoorwaarden Leerlingen (RCAL’s) bij haar werkzaamheden.
De procedure ten aanzien van melding en behandeling van ge- schillen omtrent de naleving van de CAO bij leerlingen en de taken en bevoegdheden van de RCAL’s zijn vastgelegd in een reglement.
d. Statuten en reglement SVGL
Het reglement en de statuten van de SVGL worden geacht deel uit te maken van deze CAO (zie bijlage XIX en XIX-a).
5. Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf (SFH)
Er is een Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de SFH. De SFH is gevestigd in Zoetermeer.
a. Samenstelling SFH
De SFH wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de organi- saties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van het bestuur van de SFH is opgenomen in de statuten.
b. Taken van de SFH
De SFH int bijdragen van werkgevers waarvan de opbrengst strekt tot financiering van de kosten voor:
– de werkzaamheden van de SFH;
– de vorming, scholing en opleiding van alle werkgevers en werknemers die vallen onder deze CAO. De financiering betreft vorming, scholing en opleiding zoals die door de Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de bedrijfstak ho- reca te Zoetermeer en door andere betrokkenen bij deze CAO worden verzorgd;
– de activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties die rechtstreeks verband houden met het uitvoeren en doen naleven van de CAO. Hieronder vallen ook de kosten die door de LBC en/of deze organisaties worden gemaakt ten behoeve van voorlichting en onderzoek op het gebied van de bij de CAO geregelde of te regelen arbeidsvoorwaarden.
c. Bevoegdheden van de SFH
De SFH is bevoegd op te treden als administrateur voor collec- tieve bedrijfstakfondsen, indien deze fondsen de SFH als zoda- nig in een CAO hebben aangewezen.
d. Bijdrage SFH
De werkgever is verplicht per kalenderjaar een bijdrage aan de SFH te betalen. Deze bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld.
52
– Werkgever:
De bijdrage van de werkgever1) is voor 1996 vastgesteld op 0,5% van de loonsom. Dit betreft de loonsom Werkloosheids- wet met een maximum van 1,5 maal het maximum premie- loon in de zin van de Werkloosheidswet. Voor de vaststelling van de loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever en die vallen onder deze CAO meegeno- men.
Tot het heffingsloon wordt ook het loon van de werknemer gerekend, die niet (meer) voor de wettelijke werknemers- verzekeringen verplicht verzekerd is, maar op wie wel deze CAO van toepassing is. Dit loon zou ook in aanmerking zijn genomen, als deze verplichte verzekeringen wel voor hem zouden gelden.
De werkgever moet deze loongegevens vermelden op de indi- viduele jaaropgave.
– Werknemer:
De werknemer betaalt een aandeel van de bijdrage van de werkgever zoals hierboven genoemd. In 19962) is de werkne- mer 0,25% van zijn loon verschuldigd aan de werkgever. Dit betreft het loon Werkloosheidswet met een maximum van 1,5 maal het maximum premieloon in de zin van de Werkloosheidswet. Tot het loon wordt ook het loon van de werknemer gerekend, die niet (meer) voor de wettelijke werk- nemersverzekeringen verplicht verzekerd is, maar op wie wel deze CAO van toepassing is. Dit loon zou ook in aanmerking zijn genomen, als deze verplichte verzekeringen wel voor hem zouden gelden.
De werkgever moet dit aandeel van de werknemer vorderen door het elke week of elke maand in te houden op zijn loon.
e. Bijdrage SFH ten behoeve van FBI en AEF
De werkgever is verplicht per kalenderjaar een bijdrage aan de SFH te betalen ten behoeve van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI; zie lid 3) en de Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx (AEF; zie lid 6). Ook deze bijdragen worden jaarlijks vastgesteld.
f. Administrateur
De secretaris van de SFH vervult tevens de functie van admini- strateur.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
2) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
53
g. Statuten SFH
De statuten van de SFH worden geacht deel uit te maken van deze CAO (zie bijlage XX).
6. Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx (AEF)
Er is een Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx, hierna te noemen de AEF. De AEF is gevestigd in Zoetermeer1).
a. Samenstelling AEF
De AEF wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de organi- saties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van het bestuur van de AEF is opgenomen in de statuten.
b. Taken van de AEF
De AEF int bijdragen van de werkgevers waarvan de opbrengst strekt tot financiering van de kosten voor:
– de werkzaamheden die ten behoeve van de AEF door de AEF en door derden worden verricht;
– de aanvulling op de werkloosheidsuitkering voor werknemers die onder deze CAO vallen en die als gevolg van faillisse- ment of betalingsonmacht van de werkgever werkloos zijn geworden en aan wie tevens een uitkering is toegekend op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet.
c. Bijdrage AEF
De werkgever is verplicht per kalenderjaar een bijdrage aan de AEF te betalen. De bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld.
– Werkgever:
De bijdrage van de werkgever is voor het jaar 19962) vastgesteld op 0,02%, van de loonsom. Dit betreft de loonsom Werkloosheids- wet met een maximum van 1,5 maal het maximum premieloon in de zin van de Werkloosheidswet. Voor de vaststelling van de loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werk- gever en die vallen onder deze CAO meegenomen. Tot het heffingsloon wordt ook het loon van de werknemer gerekend, die niet (meer) voor de wettelijke werknemersverzekeringen ver- plicht verzekerd is, maar op wie wel deze CAO van toepassing is. Dit loon zou ook in aanmerking zijn genomen, als deze ver- plichte verzekeringen wel voor hem zouden gelden.
De werkgever moet deze loongegevens vermelden op de indivi- duele jaaropgave.
d. Administrateur
De uitvoering van de regeling en de incasso van de bijdrage vindt plaats bij de administrateur: Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
e. Statuten en reglement AEF
Het reglement en de statuten van de AEF vormen een integrerend onderdeel van deze CAO (zie bijlagen XXI en XXI-a).
1) Adres: Xxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxx, tel.: 070 - 000 00 00 (Hotelschool Den Haag).
2) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
54
f. Bezwaar
– Tegen beslissingen van de AEF kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het secretariaat van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx- meer.
– De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk van de AEF is bekend- gemaakt.
– Samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie XXX’x voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de LBC vastgesteld reglement.
– Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het be- zwaarschrift danwel op schriftelijk verzoek worden toegezon- den.
– De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
– De AEF neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe beslissing over de betreffende kwestie onder vermel- ding van en met inachtneming van het advies van de Bezwaar- commissie XXX’x voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uit- sluitend bij de daartoe bevoegde rechter.
7. Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf (SUHOR)
Er is een collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uit- treden voor het Horecabedrijf (horeca-VUT-CAO).
8. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF)
Er is een Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf, hierna te noemen BPF. De BPF is gevestigd in Zoetermeer.
9. Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA)
Er is een collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Aan- vullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabe- drijf (SAVA-CAO).
55
1. Verworven rechten
Artikel 17
Slotbepalingen
Rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden zullen onverkort worden gehandhaafd.
56
BIJLAGE I
ARBEIDSOVEREENKOMST
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 juli 1996)
De ondergetekenden
– Bedrijf: ..................................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: ...............................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Naam: ...................................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
– Geboren op: ......................................... te: .........................................
– Sofinummer: ........................................................................................
en ◻ gehuwd ◻ gehuwd geweest ◻ ongehuwd1) hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer treedt met ingang van ....... ◻ in vaste dienst ◻ losse dienst1)
De werknemer is aangenomen voor1) ◻ bepaalde tijd
◻ de tijd van ... tot 1)
De werknemer treedt in dienst voor een ◻ fulltime dienstverband
(38 uren per week)
◻ parttime dienstverband1) (minder dan 38 uren per week).
Indien de werknemer voor minder dan 38 uren per week in dienst treedt, bedraagt het aantal uren waarvoor hij in dienst treedt ◻ per week
◻ per maand1).
De werknemer is ◻ wel ◻ niet1) als seizoenwerknemer aangenomen op grond van de verklaring seizoenbedrijf die d.d. ......... aan het bedrijf werd verstrekt.
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
57
Artikel 2
Arbeidstijd
– Voor een werknemer met een fulltime dienstverband bedraagt de nor- male arbeidstijd in 8 aaneengesloten weken 304 uren. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week.
– Voor een werknemer met een parttime dienstverband van minimaal 4 uren per week is het toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 32 uren werken per 8 weken te han- teren, waarbij een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
Artikel 3
Proeftijd
De werknemer is aangenomen1) ◻ met een proeftijd van ◻ dagen
◻ .... weken ◻ maanden2) ◻ zonder proeftijd.
Artikel 4
Opzegtermijn
– Voor de bee¨indiging van een dienstverband voor onbepaalde tijd na de proeftijd gelden de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.
– In afwijking van het vorenstaande eindigt de arbeidsovereenkomst van een werknemer die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt van rechts- wege op de 1e dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt tenzij anders overeengekomen wordt.
– Een dienstverband voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege door het verstrijken van de afgesproken termijn.
– Voor een bee¨indiging van een dienstverband voor bepaalde tijd is in afwijking van het bepaalde in artikel 7A:1639f, lid 3 van het Bur- gerlijk Wetboek geen opzegging nodig voor de bee¨indiging van een voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Indien de werkgever of de werknemer dit verlengde dienstverband voor bepaalde tijd niet wenst voort te zetten, moet hij de wederpartij hiervan tijdig schriftelijk in kennis stellen. Onder tijdig wordt ver- staan een termijn van 1 week bij een arbeidsovereenkomst van kor- ter dan 6 maanden en een termijn van 1 maand bij een arbeidsover- eenkomst van 6 maanden of langer.
Indien een partij deze verplichting niet nakomt, heeft de wederpartij aanspraak op schadevergoeding.
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
2) Aankruisen wat van toepassing is en invullen tot een maximum van twee maanden.
58
Artikel 5
Functie
De werknemer wordt aangenomen in de bedrijfsfunctie van .....
De werknemer zal werkzaam zijn in het bedrijf van werkgever te .......
(plaats waar de arbeid wordt verricht).
Artikel 6
Salaris
– De werknemer wordt ingedeeld in werknemerscategorie1) ◻ A
◻ B ◻ C en functiegroep ..... met functiejaren.
Hij geniet een brutoloon van f .... per ◻ uur ◻ dag ◻ week
◻ maand ◻ 4 weken1)
◻ inclusief ◻ exclusief1) zondagtoeslag
◻ inclusief ◻ exclusief1) nachttoeslag
◻ inclusief ◻ exclusief1) consignatietoeslag.
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking
van een loonstrook.
– Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op ver- langen van de werknemer zal verstrekken1):
◻ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
◻ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ......... per ......
◻ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ......... per ......
◻ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
◻ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
59
Artikel 7
Vakantie
De werknemer heeft per vakantiejaar recht op dagen vakantie met
behoud van xxxxxxx.
Artikel 8
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 9
Bedrijfsreglement
De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle tot de in artikel 5 genoemde bedrijfsfunctie behorende werkzaamheden te zullen verrich- ten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voor- schriften alsmede eventueel die, welke vervat zijn in het door de werk- gever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 7A:1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mee te vereni- gen.
Artikel 10
Geheimhoudingsplicht/hygie¨ne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
60
Nadere bepalingen:
Opgemaakt in tweevoud en getekend te ......
Datum .......19....
De werkgever1)
.....................................................................................................................
De werknemer2)
.....................................................................................................................
1) De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.
2) Een minderjarige is bekwaam een arbeidsovereenkomst aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemach- tigd.
Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aange- gaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door zijn wettelijke ver- tegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.
61
BIJLAGE II
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR LEERLINGEN
ingeschreven bij het SVH Leerlingstelsel
dat ressorteert onder de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs voor Horeca, Instellingskeuken,
Contract-Catering en Toerisme/Recreatie (LOB HICT) (vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabe-
xxxxx op 19 juli 1996)
De ondergetekenden: .................................................................................
– Leerbedrijf: ..........................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: ...............................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Leerling: ...............................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
– Geboren op: ......................................... te: .........................................
– Sofinummer: en ◻ gehuwd ◻ gehuwd geweest ◻ ongehuwd1)
hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer wordt aangenomen voor het tijdvak dat begint op .........
en
◻ eindigt op 30 juni 19. (leerling-horeca-ondernemer cafe´/bar en fast
food)
◻ eindigt op 31 augustus 19. (overige leerlingen)
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
62
Arbeidsduur
De werknemer treedt in vaste dienst voor uur per week (dit is inclu-
sief de 6 schooluren, waarover de werkgever geen salaris hoeft te beta- len.1)
Artikel 3
Arbeidstijd
In het dienstverband van de werknemer zijn altijd 6 schooluren inbegre- pen. Hierdoor gelden voor de werknemer de volgende arbeidstijden:
– in 8 aaneengesloten weken 256 uren, als de werknemer in deze weken 8 dagen de school bezoekt;
– in 8 aaneengesloten weken 268 uren, als de werknemer in deze weken 6 dagen de school bezoekt en 2 dagen schoolvakantie heeft;
– in 8 aaneengesloten weken 280 uren, als de werknemer in deze weken 4 dagen de school bezoekt en 4 dagen schoolvakantie heeft;
– in 8 aaneengesloten weken 292 uren, als de werknemer in deze weken 2 dagen de school bezoekt en 6 dagen schoolvakantie heeft.
Artikel 4
Proeftijd
De werknemer is aangenomen ◻ met ◻ zonder2) proeftijd van twee maanden.
In afwijking van het bovenstaande eindigt de arbeidsovereenkomst eer- der indien de leerovereenkomst wordt bee¨indigd op grond van artikel
2.22 lid 5 van de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs.
Als gevolg van de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) is een aantal in dit artikel genoemde begrippen niet meer van toepassing. Binnen de overgangsregeling van de WEB is het echter toe- gestaan de in dit artikel binnen de WEB niet meer voorkomende begrip- pen tot en met 31 juli 1997 te hanteren.
1) Slechts tijdens de schoolvakanties moet, indien de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid, het loon over de schooldag worden doorbetaald. Dit betekent dat alleen voor fulltime aangenomen leerlingen het loon vastgesteld moet worden aan de hand van een 38-urige werkweek.
2) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
63
Artikel 5
Functie
De werknemer wordt aangenomen als1)
◻ leerling-xxxxxx-assistent in het leerjaar
◻ leerling-xxx in het leerjaar
◻ leerling-gastheer/gastvrouw in het leerjaar
◻ leerling-fast food-specialist in het leerjaar
◻ leerling-bartender in het leerjaar
◻ leerling-receptionist in het leerjaar
◻ leerling-zelfstandig werkend kok in het leerjaar
◻ leerling-zelfstandig werkend gastheer/gastvrouw in het leerjaar
◻ leerling-horeca ondernemer cafe´/bar en fast food in het leerjaar
De werknemer zal werkzaam zijn in het bedrijf van werkgever te .......
(plaats waar de arbeid wordt verricht).
Artikel 6
Salaris
– De werknemer wordt ingedeeld in werknemerscategorie1) ◻ A ◻ B
◻ C
en1) ◻ functiegroep I (leerling-xxxxxx-assistent)
◻ functiegroep II (overige leerlingen).
Hij geniet een brutoloon van f per ◻ week ◻ maand ◻ 4 weken1)
◻ inclusief exclusief1) zondagtoeslag
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking
van een loonstrook.
– Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op ver- langen van de werknemer zal verstrekken1):
◻ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
◻ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ......... per ......
◻ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ......... per ......
◻ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
◻ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ......
Leerlingen die op grond van hun opleiding in de keuken werkzaam zijn, hebben recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf.
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
64
Artikel 7
Vakantie
De werknemer heeft recht op dagen vakantie met behoud van salaris.
Artikel 8
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 9
Bedrijfsreglement
De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle tot de in artikel 4 genoemde bedrijfsfunctie behorende werkzaamheden te zullen verrich- ten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voor- schriften alsmede eventueel die, welke vervat zijn in het door de werk- gever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 7A:1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mee te vereni- gen.
Artikel 10
Geheimhoudingsplicht/hygie¨ne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
65
Artikel 12
Opleidingsverplichting
De werkgever verplicht zich de leerling op te leiden in de praktijk van het in de leerovereenkomst vermelde beroep volgens het praktijk- programma dat is vastgesteld in het takenboek van de leerling, uitgereikt door het SVH Leerlingstelsel.
Nadere bepalingen:
Opgemaakt in drievoud en getekend te ... Datum 19..
De werkgever1)
..............
De werknemer2)
.......
1) De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.
2) Een minderjarige is bekwaam een arbeidsovereenkomst aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemach- tigd.
Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aange- gaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door zijn wettelijke ver- tegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.
66
BIJLAGE III
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DEELNEMERS AAN DE RE- GIONALE PERSONEELSVOORZIENINGSPROJECTEN
van de Regionale Horeca Commissies, die in dienst zijn bij een bedrijf gedurende de opleiding.
(Vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 juli 1996.)
De ondergetekenden:
– Bedrijf: .................................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: .....................................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Deelnemer: ...........................................................................................
– Adres: ...................................................................................................
– Postcode: ..............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
– Geboren op: ..................................... ...... te: .....................................
– Sofinummer: ........................................................................................
en ◻ gehuwd ◻ gehuwd geweest ◻ ongehuwd1) hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer treedt in dienst voor de duur van het feitelijk volgen van de opleiding.
Artikel 2
Arbeidsduur
De werknemer treedt in dienst voor uren ◻ per week ◻ per maand.1)
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid de school te bezoe- ken voor het volgen van de opleiding die in deze overeenkomst wordt genoemd, zonder doorbetaling van loon.
1) Aankruisen wat van toepassing is.
67
Artikel 3
Proeftijd
De werknemer treedt in dienst ◻ met ◻ zonder1) proeftijd van twee maanden.
De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag waarop de uitslag van het examen bekend wordt.
Artikel 4
Functie
De werknemer volgt de opleiding tot ......
De werkgever stelt de werknemer in staat gedurende de opleiding in het bedrijf die vaardigheden aan te leren, zoals die op school worden onder- wezen en passen bij de formule van het bedrijf.
Artikel 5
Salaris
– De werknemer wordt ingedeeld in werknemerscategorie1) ◻ A ◻ B
◻ C en functiegroep I van de CAO.
Hij geniet een brutoloon van f per ◻ week ◻ maand ◻ 4 weken1)
◻ inclusief ◻ exclusief1) zondagtoeslag.
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrek-
king van een loonstrook.
– Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op ver- langen van de werknemer zal verstrekken1):
◻ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f .... per .....
◻ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ....
per .....
◻ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ....
per .....
◻ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f ....
per .....
◻ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f ....
per .....
Artikel 6
Vakantie
De werknemer heeft recht op dagen vakantie met behoud van salaris.
1) Aankruisen wat van toepassing is.
68
Artikel 7
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 8
Bedrijfsreglement
De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle tot de in artikel 4 genoemde bedrijfsfunctie behorende werkzaamheden te zullen verrich- ten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voor- schriften alsmede eventueel die, welke vervat zijn in het door de werk- gever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 7A:1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mee te vereni- gen.
Artikel 9
Geheimhoudingsplicht/hygie¨ne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
69
Nadere bepalingen:
Opgemaakt in tweevoud en getekend te .....
Datum ... 19...
De werkgever1)
.....................................................................................................................
De werknemer
.....................................................................................................................
1) De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.
70
BIJLAGE IV
PRAKTIJKOVEREENKOMST VOOR STAGIAIRS
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 juli 1996)
De ondergetekenden:
1. De praktijkplaatsbiedende organisatie
– Bedrijf: ...........................................................................................
– Adres: .............................................................................................
– Postcode: ........................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
hier vertegenwoordigd door: .....................................................................
hierna te noemen het leerbedrijf
2. De Instelling
– Naam: .............................................................................................
– Adres: .............................................................................................
– Postcode: ........................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
hier vertegenwoordigd door: .....................................................................
– Naam: .............................................................................................
– Functie: ..........................................................................................
hierna te noemen de instelling
3. De stagiair
– Naam: .............................................................................................
– Adres: .............................................................................................
– Postcode: ........................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
– Geboren op: ................................. ........ te: .................................
– Sofinummer: ..................................................................................
en ◻ gehuwd ◻ gehuwd geweest ◻ ongehuwd1) hierna te noemen de stagiair
Overwegende
dat op grond van het door de instelling gehanteerde praktijkplan de beroepsopleidende leerweg een integraal onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
1) Aankruisen/invullen wat van toepassing is.
71
Artikel 1
Duur van de praktijkperiode
De stagiair die de opleiding volgt aan de instelling, loopt gedurende de periode(n) van .. tot en met .. stage bij het leerbedrijf.
Artikel 2
Doel van de praktijkperiode
De stage heeft tot doel het onder begeleiding opdoen van relevante erva- ring binnen het leerbedrijf en wordt daartoe vervuld onder verantwoor- delijkheid en supervisie van de instelling. De stage heeft een opleidend en voorbereidend karakter en zal leiden tot het door de instelling vast- gestelde leerdoel.
Het programma zal de stagiair in staat stellen praktische ervaring op te doen.
Uit het karakter van de praktijkperiode vloeit voort dat tussen leerbedrijf en stagiair slechts deze praktijkovereenkomst en uitdrukkelijk geen ar- beidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek bestaat.
Artikel 3
Aard taken en activiteiten
Het leerbedrijf zal de stagiair, in overleg met de instellingsmentor als bedoeld in artikel 5 lid 2, activiteiten laten verrichten die passen in het opleidende en voorbereidende karakter van de praktijkperiode.
De algemene praktijkopdrachten zijn opgenomen in het praktijkhandboek van de instelling.
De bedrijfsspecifieke praktijkopdracht, indien althans van toepassing, luidt als volgt:
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
72
Werktijden/arbeidstijden
De leertijd is voor de stagiair in overeenstemming met de arbeidstijd die geldt voor de afdeling(-en) waar de stagiair is geplaatst, een en ander tenzij en voorzover anders is overeengekomen en indien zulks niet in strijd is met de relevante regelgeving terzake.
Artikel 5
Begeleiding/beoordeling
lid 1
Het leerbedrijf wijst ten behoeve van een goede begeleiding van de sta- giair op de praktijkplaats als bedrijfsmentor aan:
naam: .........................................................................................................
functie: .......................................................................................................
lid 2
De instelling wijst ten behoeve van een goede begeleiding van de sta- giair vanuit de instelling aan als instellingsmentor:
naam: .........................................................................................................
functie: .......................................................................................................
lid 3
De instelling zal het verloop van de praktijkperiode volgen door het onderhouden van regelmatige contacten met de bedrijfsmentor en de sta- giair. De instellingsmentor zal daartoe de stagiair in het bedrijf bezoe- ken. Voorts houdt de instellingsmentor minimaal twee maal per praktijk- periode een evaluatiegesprek met de stagiair.
lid 4
Minimaal tweemaal per praktijkperiode houdt de bedrijfsmentor een evaluatiegesprek met de stagiair. Waar nodig wordt de stagiair actief door de bedrijfsmentor begeleid. De stagiair wordt tijdens de praktijk- periode in de gelegenheid gesteld te voldoen aan zijn opleidings- verplichtingen.
lid 5
Voor de aanvang van de praktijkperiode maken partijen bij deze over- eenkomst afspraken over de criteria aan de hand waarvan de praktijk- periode zal worden beoordeeld. De praktijkbegeleiding zal op de bij de
73
instelling gebruikelijke wijze worden betrokken bij de beoordeling van de praktijkperiode.
Artikel 6
Kostenvergoeding, kost en inwoning, verzekeringen
lid 1
Degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau II van de kwalificatiestructuur, ontvangt een kostenvergoeding van het leerbedrijf van ƒ 160,– bruto per week.
De KMBO-stagiair ontvangt geen kostenvergoeding van het leerbedrijf.
lid 2
Het leerbedrijf biedt gratis kost aan de HHS- en MHS-stagiair aan, een en ander gerelateerd aan de in artikel 4 bedoelde leertijd. Het leerbedrijf biedt voorts gratis inwoning aan de HHS- en MHS-stagiair aan. Indien het leerbedrijf niet in staat is deze inwoning in eigen bedrijf te verzor- gen, vergoedt het bedrijf aan de HHS- en MHS-stagiair ƒ 175,– per maand.
lid 3
De HHS en de MHS ontvangen van het leerbedrijf een vergoeding van ƒ 30,– per week en de KMBO instelling ontvangt van het leerbedrijf ƒ 1,50 per uur voor kosten van administratie, praktijkboeken, terugkom- dagen en/of ten behoeve van het stagefonds.
lid 4
Het leerbedrijf verzekert de in het bedrijf geplaatste stagiair voor het risico van ongevallen met lichamelijk letsel, welke plaatsvinden tijdens de praktijkperiode en tegen het financie¨le risico van aansprakelijkheid voor schade die de stagiair aan het bedrijf en/of aan derden binnen de uitoefening van de praktijkwerkzaamheden toebrengt.
Het leerbedrijf verzekert zich voorts tegen het financie¨le risico van wet- telijke aansprakelijkheid voor schade door hem of zijn werknemers toe- gebracht aan de stagiair.
De instelling sluit voor haar stagiairs een aanvullende collectieve ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering af.
Artikel 7
Sociale verzekering
De stagiair is krachtens de wet verzekerd voor de Ziektewet, de Ziekenfondswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid, doch niet voor de Werkloosheidswet.
Het leerbedrijf is verplicht de stagiair (via de MBV) te melden bij de bedrijfsvereniging.
74
Artikel 8
Verzuim
De stagiair is verplicht om zijn/haar afwezigheid wegens ziekte of anderszins uiterlijk 10.00 uur op de eerste dag van afwezigheid aan de bedrijfsmentor te melden, die daarvan de bedrijfsvereniging in kennis stelt. Voorts dient de stagiair zijn ziekte als deze langer duurt, te melden aan de instellingsmentor.
lid 1
Artikel 9
Overige verplichtingen stagiair
De stagiair is verplicht de bij het leerbedrijf in het belang van orde, vei- ligheid, gezondheid en vertrouwelijkheid gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen en alle onveilige handelingen te ver- mijden.
lid 2
Praktijkverslagen bestemd voor de instelling dienen vooraf ter inzage te worden gegeven aan de bedrijfsmentor en door hem/haar voor gezien te worden geparafeerd.
lid 3
Bedrijfseigendommen, daaronder mede begrepen correspondentie, aan- tekeningen betrekking hebbende op de bedrijfsaangelegenheden, dienen aan het einde van de praktijkperiode door de stagiair aan de bedrijfs- mentor te worden overgedragen.
lid 4
De stagiair en de instellingsmentor zijn, in dezelfde mate als de werk- nemers van het leerbedrijf, verplicht tot geheimhouding betreffende bedrijfsgegevens in ruime zin.
Artikel 11
Geschillen, problemen
Ingeval van geschillen, problemen ontstaan tijdens de praktijkperiode richt de stagiair zich in eerste aanleg tot de bedrijfsmentor.
75
Indien het probleem of geschil niet met behulp van de bedrijfsmentor wordt opgelost, dan wordt een en ander (subsidiair) mede aan de instellingsmentor voorgelegd.
In laatste instantie zullen instellingsleiding en bedrijfsleiding aanspreek- baar zijn ter oplossing van geschillen/problemen.
Artikel 12
Bee¨indiging
1. Deze overeenkomst eindigt:
– aan het eind van de afgesproken periode;
– indien de stagiair de instelling verlaat;
– indien alle partijen bij deze overeenkomst xxxxx xxxxxx;
– indien de bedrijfsmentor en/of de stagiair zulks wenst, mits de procedure als bedoeld in artikel 11 is doorlopen zonder dat een oplossing is bereikt voor het gerezen geschil of het opgekomen probleem;
– bij overlijden van de stagiair;
– ingeval het leerbedrijf rechtspersoonlijkheid bezit, door faillisse- ment of ontbinding.
2. Het leerbedrijf is gerechtigd deze overeenkomst terstond tot een einde te brengen indien:
– de stagiair naar het oordeel van het leerbedrijf de voorschriften of aanwijzingen van de bedrijfsmentor niet opvolgt;
– de stagiair en/of de instellingsmentor de geheimhoudingsplicht ex art. 9 lid 4 jegens het leerbedrijf niet nakomt;
– de stagiair zich anderszins zodanig gedraagt dat van het leer- bedrijf redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij zijn mede- werking aan de praktijkperiode blijft verlenen;
– het leerbedrijf om hem moverende redenen redelijkerwijze niet in staat is verder medewerking te verlenen aan de praktijkperiode.
3. De instelling is gerechtigd deze overeenkomst terstond tot een einde te brengen en de stagiair terug te trekken, indien naar het oordeel van de school de praktijkperiode niet verloopt overeenkomstig het praktijkprogramma.
76
Nadere bepalingen
Opgemaakt in drievoud en getekend te .. Datum 19..
Het leerbedrijf
.....................................................................................................................
De instelling1)
.....................................................................................................................
De stagiair2)
.....................................................................................................................
1) De instelling is verplicht een door het leerbedrijf, de instelling en de stagiair onderte- kend exemplaar van de praktijkovereenkomst te verstrekken aan de stagiair.
2) Een minderjarige is bekwaam rechtshandelingen te verrichten, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd. Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige rechtshandelingen heeft verricht en dit gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt hij geacht door zijn wettelijke vertegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.
77
78
79
BIJLAGE VIII
OVERZICHT WERKTIJDEN IN DE HORECA
Normale arbeids- tijd
WERKNEMER JONGER DAN 18 JAAR
* In 8 aaneengesloten weken:
– 304 uren werken met
– max. 40 uren in 1 week en
– max. 8 uren per dag.
WERKNEMER VAN 18 JAAR EN OUDER
* In 8 aaneengesloten weken:
– 304 uren werken met
– max. 45 uren in 1 week en
– max. 10 uren per dag.
Pauze * Na hoogstens 4,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
Dagelijkse rust * Mag niet werken tussen
19.00 en 07.00 uur.
* Dagelijkse rust van minimaal 12 aaneengeslo- ten uren per 24 uren, waarin de periode tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij 23.00 uur en
07.00 uur is begrepen.
Wekelijkse rust * Minimaal 2 vrije dagen
per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
* Mag niet werken op zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/zondag of zondag/maandag.
Overwerk * Mag niet langer werken dan 8 uren per dag en 40 uren in 1 week.
Mag daarom in 8 aaneen- gesloten weken maximaal 16 uren overwerken.
* Na hoogstens 5,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
* Indien tussen het begin en het einde van de werktijd meer dan 12 uren zit, moet 2 uren rust worden gegeven tussen het begin van de werktijd en 3 uren voor het einde van de werktijd.
* Dagelijkse rust van minimaal 11 aaneengesloten uren per 24 uren. (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren)
* Minimaal 2 vrije dagen per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
– hetzij 60 uren per periode van 9 x 24 uren
* Elke 6 weken 2 x een vrije zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/ zondag of zondag/maandag.
* Maximaal 24 uren in 8 aaneengesloten weken.
80
WERKNEMER JONGER DAN 18 JAAR
WERKNEMER VAN 18 JAAR EN OUDER
Nachtarbeid * Na een nachtdienst die
eindigt na 02.00 uur is de minimale rust 14 uren (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
* Na tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten is de minimale rust 48 uren.
* Per nachtdienst is de maximale arbeidstijd 9 uren.
* Maximaal 6 achtereenvol- gende nachtdiensten.
81
BIJLAGE IX
OVERZICHT WERKTIJDEN LEERLINGEN VAN HET SVH LEERLINGSTELSEL
Normale arbeids- tijd
Maximale arbeidstijd
LEERLING JONGER DAN 18 JAAR
* In 8 aaneengesloten schoolweken 256 uren als de leerling in deze weken 8 dagen de school bezoekt.
* In 8 aaneengesloten weken 268 uren, als de leerling in deze weken 6 dagen de school bezoekt en 2 dagen schoolvakantie heeft.
*In 8 aaneengesloten weken 280 uren, als de leerling in deze weken 4 dagen de school bezoekt en 4 dagen schoolvakantie heeft.
* In 8 aaneengesloten weken 292 uren, als de leerling in deze weken 2 dagen de school bezoekt en 6 dagen schoolvakantie heeft.
– maximaal 8 uren per dag;
– maximaal 32 uren in een schoolweek; en
– maximaal 40 uren per week in schoolvakanties.
LEERLING VAN 18 JAAR EN OUDER
* In 8 aaneengesloten schoolweken 256 uren als de leerling in deze weken 8 dagen de school bezoekt.
* In 8 aaneengesloten weken 268 uren, als de leerling in deze weken 6 dagen de school bezoekt en 2 dagen schoolvakantie heeft.
* In 8 aaneengesloten weken 280 uren, als de leerling in deze weken 4 dagen de school bezoekt en 4 dagen schoolvakantie heeft.
* In 8 aaneengesloten weken 292 uren, als de leerling in deze weken 2 dagen de school bezoekt en 6 dagen schoolvakantie heeft.
maximaal 10 uren per dag;
maximaal 39 uren in een schoolweek; en
maximaal 45 uren per week in schoolvakanties.
Pauze * Na hoogstens 4,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
Dagelijkse rust * Mag niet werken tussen
19.00 en 07.00 uur.
* Dagelijkse rust van minimaal 12 aaneengeslo- ten uren per 24 uren, waarin de periode tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij 23.00 uur en
07.00 uur is begrepen.
* Na hoogstens 5,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
* Dagelijkse rust van minimaal 11 aaneengesloten uren per 24 uren.
82
LEERLING JONGER DAN 18 JAAR
Wekelijkse rust * 1 dag per week moet
beroepsbegeleidend onder- wijs worden gevolgd. De leerling werkt niet op de schooldag, nadat hij de school heeft bezocht.
* Minimaal 2 vrije dagen per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
* Mag niet werken op zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/zondag of zondag/maandag.
Overwerk Mag niet langer werken dan 8 uren per dag en 40 uren in 1 week. Mag daarom in schoolweken niet overwerken. In schoolvakantieweken 16 uren overwerken in 8 aan- eengesloten weken.
LEERLING VAN 18 JAAR EN OUDER
* 1 dag per week moet beroepsbegeleidend onder- wijs worden gevolgd. De leerling werkt niet op de schooldag, nadat hij de school heeft bezocht.
* Minimaal 2 vrije dagen per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
– hetzij 60 uren per periode van 9 x 24 uren
* Elke 6 weken 2 x een vrije zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/ zondag of zondag/maandag. Maximaal 24 uren in 8 aan- eengesloten weken.
Nachtdienst * Na een nachtdienst die
eindigt na 02.00 uur is de minimale rust 14 uren (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
* Na tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten is de minimale rust 48 uren.
* Per nachtdienst is de maximale arbeidstijd 9 uren.
* Maximaal 6 achtereenvol- gende nachtdiensten.
83
BIJLAGE X
OVERZICHT WERKTIJDEN SEIZOENWERKNEMERS VAN 18 JAAR EN OUDER
WERKZAAM BIJ EEN WERKGEVER IN HET BEZIT VAN EEN VERKLARING SEIZOENBEDRIJF
Normale arbeids- tijd
Maximale arbeidstijd
* In 8 aaneengesloten weken 304 uren werken.
– max. 10 uren per dag onder voorwaarde dat er:
– max. 45 uren in 1 week en
– max. 200 uren in 4 achtereenvolgende weken en
– max. 552,5 uren in 13 achtereenvolgende weken wordt gewerkt.
Pauze * Na hoogstens 5,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
* Indien tussen het begin en het einde van de werktijd meer dan 12 uur zit, moet 2 uur rust worden gegeven tussen het begin van de werktijd en 3 uur voor het einde van de werktijd.
Dagelijkse rust * Dagelijkse rust van minimaal 11 aaneengesloten uren per 24 uren (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
Wekelijkse rust * Minimaal 2 vrije dagen per week
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
– hetzij 60 uren per periode van 9 x 24 uren
* Elke 6 weken 2 x een vrije zondag.
* Een evenredig aantal vrije weekends (zaterdag/zondag of zondag/maandag) aan de in de CAO genoemde 17 per jaar.
Nachtarbeid * Na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is de minimale rust 14 uren (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
* Na tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten is de minimale rust 48 uren.
* Per nachtdienst is de maximale arbeidstijd 9 uren.
* Maximaal 6 achtereenvolgende nachtdiensten.
84
BIJLAGE XI
FUNCTIE-INDELINGSHANDLEIDING
De volgende stappen dienen door de werkgever te worden genomen om tot een juiste indeling te komen:
1. Inventarisatie en vastlegging van de bedrijfsfunctie
De werkgever dient voor alle werknemers een bedrijfsfunctie vast te stellen door een omschrijving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden die iedere werknemer krijgt opgedragen. De werkgever kan voor de bedrijfsfunctie elke gewenste naam ge- bruiken. Dit hoeft dus niet een in het Handboek referentiefuncties bedrijfstak horeca (Handboek) genoemde referentiefunctie te zijn.
2. Vaststelling van de functiecategorie waarin de bedrijfsfunctie valt De collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanver- wante bedrijf (CAO) kent 12 functiecategoriee¨n. Een functiecategorie is de verzameling van functies die naar de aard van de werkzaamhe- den hetzelfde zijn (keuken, bediening etc.).
3. Vergelijking bedrijfsfunctie met in de functiecategorie voorkomende referentiefuncties
In het Handboek zijn 120 referentiefuncties beschreven. Dit zijn niet alle functies die in de horeca voorkomen, maar het is een weergave van de functies die het meest voorkomen.
Aan de hand van de omschrijving van de bedrijfsfunctie die de werk- gever dus opstelt, dient hij een bijpassende referentiefunctie te zoe- ken. Deze referentiefunctie en de bedrijfsfunctie worden qua taken en verantwoordelijkheden met elkaar vergeleken en moeten qua inhoud en zwaarte bij elkaar aansluiten.
4. Keuze bij welke referentiefunctie de bedrijfsfunctie het meest past Bij het vergelijken van de bedrijfsfunctie met de referentiefunctie kan de e´e´n meer of minder taken en verantwoordelijkheden bevatten dan de ander.
De werkgever moet bepalen of de taken en verantwoordelijkheden van de bedrijfsfunctie meer (= een plus) of minder (= een min) zijn dan die in de referentiefunctie worden omschreven. De werkgever geeft als het ware ,,plussen en minnen’’. Deze weging gaat over de kerntaken (de belangrijkste taken).
5. Indeling in de functiegroep die bij de referentiefunctie past Wanneer het aantal plussen en minnen gering is, dan is de bedrijfs- functie dus gelijk aan de referentiefunctie en dan geldt de functie- groep van de referentiefunctie.
Zijn er grote verschillen tussen de bedrijfsfunctie en de referentie- functie, dan moet gekeken worden welke andere referentiefuncties in aanmerking komen en in welke functiegroep(en) deze vallen. Meestal
85
komt dan de functiegroep van de referentiefunctie waar de bedrijfs- functie het meest op lijkt in aanmerking.
De werkgever heeft bij de uiteindelijke bepaling van de functiegroep een beoordelingsvrijheid en zal ook naar zijn eigen organisatie- en beloningsstructuur kijken in hoeverre indeling in een bepaalde functiegroep zich verhoudt tot andere in het bedrijf voorkomende bedrijfsfuncties.
86
Horeca- en aanverwante bedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE XII
Loontabel
Onderstaande functiejarenschaal geldt voor werknemers van 22,5 jaar en ouder, niet zijnde leerlingen. Deze lonen zijn bruto maandbedragen op basis van 38 uur per week.
Functiegroep: Werknemers- categorie | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | IX | X | XI | ||
A | B | C | ||||||||||
– | – | 0 | 2425.66 2511.64 2603.07 | 2696.67 | 2946.55 | 3284.38 | 3632.88 | 3977.86 | 4336.64 | 4726.93 | 5152.37 | |
– | – | 1 | 2476.19 2563.96 2657.29 | 2752.84 | 3007.93 | 3352.81 | 3708.57 | 4060.74 | 4426.99 | 4825.41 | 5259.71 | |
– | 0 | 2 | 2526.73 2616.29 2711.53 | 2809.03 | 3069.32 | 3421.23 | 3784.25 | 4143.61 | 4517.33 | 4923.89 | 5367.05 | |
0 | 1 | 3 | 2578.31 2669.67 2766.86 | 2866.36 | 3131.96 | 3491.05 | 3861.49 | 4228.16 | 4609.52 | 5024.38 | 5476.57 | |
1 | 2 | 4 | 2628.63 2723.06 2822.21 | 2923.72 | 3194.62 | 3560.90 | 3938.73 | 4312.71 | 4701.71 | 5124.89 | 5586.11 | |
2 | 3 | 5 | 2681.02 2777.53 2878.67 | 2982.19 | 3256.23 | 3632.11 | 4017.47 | 4398.97 | 4795.75 | 5227.38 | 5697.83 | |
3 | 4 | 6 | 2734.66 2833.09 2936.22 | 3041.83 | 3323.68 | 3704.76 | 4097.83 | 4486.97 | 4891.67 | 5331.94 | 5811.79 | |
4 | 5 | 7 | 2994.96 | 3102.66 | 3390.16 | 3778.87 | 4179.79 | 4576.71 | 4989.51 | 5438.58 | 5928.05 | |
5 | 6 | 8 | 3164.73 | 3457.96 | 3854.43 | 4263.40 | 4668.21 | 5089.29 | 5547.34 | 6046.58 | ||
6 | 7 | 9 | 4348.64 | 4761.58 | 5191.08 | 5658.28 | 6167.51 | |||||
7 | 8 | 10 | 5294.90 | 5771.45 | 6290.86 |
I
Voor de bepaling van de categorie waartoe de werknemer behoort geldt het volgende:
Categorie A:
De werknemer, die reeds voor 1 april 1995 in dienst was van een werkgever.
Categorie B:
De werknemer, die op of na 1 april 1995 en voor 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
Categorie C:
87
De werknemer, die op of na 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
88
BIJLAGE XII
Loontabel
Onderstaande functiejarenschaal geldt voor werknemers van 22,5 jaar en ouder, niet zijnde leerlingen. Deze lonen zijn bruto weekbedragen op basis van 38 uur per week .
Functiegroep: | I II III | IV | V | VI | VII | VIII | IX | X | XI |
Werknemers- | |||||||||
categorie | |||||||||
A B C | |||||||||
– – 0 | 559.78 579.60 600.71 | 622.31 | 679.98 | 757.95 | 838.39 | 917.97 | 1000.75 | 1090.86 | 1189.00 |
– – 1 | 571.44 591.66 613.22 | 635.28 | 694.14 | 773.75 | 855.85 | 937.09 | 1021.61 | 1113.58 | 1213.77 |
– 0 2 | 583.10 603.74 625.73 | 648.24 | 708.31 | 789.54 | 873.32 | 956.21 | 1042.46 | 1136.31 | 1238.54 |
0 1 3 | 595.01 616.07 638.51 | 661.47 | 722.76 | 805.65 | 891.13 | 975.72 | 1063.72 | 1159.50 | 1263.82 |
1 2 4 | 606.60 628.42 651.27 | 674.70 | 737.20 | 821.74 | 908.93 | 995.25 | 1085.04 | 1182.66 | 1289.11 |
2 3 5 | 618.71 640.98 664.30 | 688.20 | 751.44 | 838.19 | 927.12 | 1015.15 | 1106.73 | 1206.32 | 1314.90 |
3 4 6 | 631.07 653.79 677.58 | 701.97 | 767.00 | 854.94 | 945.64 | 1035.45 | 1128.83 | 1230.44 | 1341.18 |
4 5 7 | 691.14 | 715.99 | 782.33 | 872.04 | 964.58 | 1056.15 | 1151.41 | 1255.07 | 1368.01 |
5 6 8 | 730.33 | 797.99 | 889.49 | 983.88 | 1077.28 | 1174.45 | 1280.16 | 1395.34 | |
6 7 9 | 1003.53 | 1098.85 | 1197.95 | 1305.76 | 1423.28 | ||||
7 8 10 | 1221.90 | 1331.87 | 1451.74 |
Voor de bepaling van de categorie waartoe de werknemer behoort geldt het volgende:
Categorie A:
De werknemer, die reeds voor 1 april 1995 in dienst was van een werkgever.
Categorie B:
De werknemer, die op of na 1 april 1995 en voor 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
Categorie C:
De werknemer, die op of na 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
BIJLAGE XII-A
XXXXX VOOR LEERLINGEN NIET ZIJNDE LEERLINGEN-HORECA-ASSISTENT
Voor deze leerlingen geldt het functieschaalsalaris van functiegroep II bij 0 functiejaren. Dit betekent een salaris voor deze leerlingen van
WERKNEMERS- CATEGORIE A:
38 urige werkweek (geen schooldag)
Per
32 urige werkweek
(1 schooldag)
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 616.07 | f 2669.67 | f 518.80 | f 2248.14 |
22 jaar | f 585.27 | f 2536.19 | f 492.86 | f 2135.74 |
21 jaar | f 523.66 | f 2269.22 | f 440.98 | f 1910.92 |
20 jaar | f 462.05 | f 2002.25 | f 389.10 | f 1686.11 |
19 jaar | f 400.45 | f 1735.29 | f 337.22 | f 1461.29 |
18 jaar | f 338.84 | f 1468.32 | f 285.34 | f 1236.48 |
17 jaar | f 277.23 | f 1201.35 | f 233.46 | f 1011.66 |
16 jaar | f 246.43 | f 1067.87 | f 207.52 | f 899.26 |
WERKNEMERS- CATEGORIE B:
38 urige werkweek (geen schooldag)
Per
32 urige werkweek
(1 schooldag)
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 603.74 | f 2616.29 | f 508.41 | f 2203.19 |
22 jaar | f 573.55 | f 2485.48 | f 482.99 | f 2093.03 |
21 jaar | f 513.18 | f 2223.85 | f 432.15 | f 1872.71 |
20 jaar | f 452.81 | f 1962.22 | f 381.31 | f 1652.39 |
19 jaar | f 392.43 | f 1700.59 | f 330.47 | f 1432.07 |
18 jaar | f 332.06 | f 1438.96 | f 279.63 | f 1211.76 |
17 jaar | f 271.68 | f 1177.33 | f 228.79 | f 991.44 |
16 jaar | f 241.50 | f 1046.52 | f 203.37 | f 881.28 |
89
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 579.60 | f 2511.64 | f 488.08 | f 2115.07 |
22 jaar | f 550.62 | f 2386.06 | f 463.68 | f 2009.31 |
21 jaar | f 492.66 | f 2134.89 | f 414.87 | f 1797.81 |
20 jaar | f 434.70 | f 1883.73 | f 366.06 | f 1586.30 |
19 jaar | f 376.74 | f 1632.57 | f 317.25 | f 1374.79 |
18 jaar | f 318.78 | f 1381.40 | f 268.45 | f 1163.29 |
17 jaar | f 260.82 | f 1130.24 | f 219.64 | f 951.78 |
16 jaar | f 231.84 | f 1004.66 | f 195.23 | f 846.03 |
Voor de bepaling van de categorie waartoe de werknemer behoort geldt het volgende:
Categorie A: de werknemer, die reeds voor 1 april 1995 in dienst was van een werkgever.
Xxxxxxxxx X: de werknemer, die op of na 1 april 1995 en voor 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
Categorie C: de werknemer, die op of na 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
90
BIJLAGE XIIB
XXXXX VOOR LEERLINGEN-HORECA-ASSISTENT
Voor deze leerlingen geldt het functieschaalsalaris van functiegroep I bij 0 functiejaren. Dit betekent een salaris voor deze leerlingen van
WERKNEMERS- CATEGORIE A:
38 urige werkweek (geen schooldag)
Per
32 urige werkweek
(1 schooldag)
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 595.01 | f 2578.31 | f 501.06 | f 2171.21 |
22 jaar | f 565.26 | f 2449.39 | f 476.01 | f 2062.65 |
21 jaar | f 505.76 | f 2191.56 | f 425.90 | f 1845.53 |
20 jaar | f 446.26 | f 1933.73 | f 375.80 | f 1628.41 |
19 jaar | f 386.76 | f 1675.90 | f 325.69 | f 1411.29 |
18 jaar | f 327.26 | f 1418.07 | f 275.58 | f 1194.16 |
17 jaar | f 267.75 | f 1160.24 | f 225.48 | f 977.04 |
16 jaar | f 238.00 | f 1031.32 | f 200.42 | f 868.48 |
WERKNEMERS- CATEGORIE B:
38 urige werkweek (geen schooldag)
Per
32 urige werkweek
(1 schooldag)
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 583.10 | f 2526.73 | f 491.03 | f 2127.77 |
22 jaar | f 553.95 | f 2400.39 | f 466.48 | f 2021.38 |
21 jaar | f 495.64 | f 2147.72 | f 417.38 | f 1808.61 |
20 jaar | f 437.33 | f 1895.05 | f 368.27 | f 1595.83 |
19 jaar | f 379.02 | f 1642.37 | f 319.17 | f 1383.05 |
18 jaar | f 320.71 | f 1389.70 | f 270.07 | f 1170.27 |
17 jaar | f 262.40 | f 1137.03 | f 220.96 | f 957.50 |
16 jaar | f 233.24 | f 1010.69 | f 196.41 | f 851.11 |
91
Leeftijd | Per week | maand | Per week | Per maand |
22,5 jaar en ouder | f 559.78 | f 2425.66 | f 471.39 | f 2042.66 |
22 jaar | f 531.79 | f 2304.38 | f 447.82 | f 1940.53 |
21 jaar | f 475.81 | f 2061.81 | f 400.68 | f 1736.26 |
20 jaar | f 419.84 | f 1819.25 | f 353.55 | f 1532.00 |
19 jaar | f 363.86 | f 1576.68 | f 306.41 | f 1327.73 |
18 jaar | f 307.88 | f 1334.11 | f 259.27 | f 1123.46 |
17 jaar | f 251.90 | f 1091.55 | f 212.13 | f 919.20 |
16 jaar | f 223.91 | f 970.26 | f 188.56 | f 817.06 |
Voor de bepaling van de categorie waartoe de werknemer behoort geldt het volgende:
Categorie A: de werknemer, die reeds voor 1 april 1995 in dienst was van een werkgever.
Xxxxxxxxx X: de werknemer, die op of na 1 april 1995 en voor 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
Categorie C: de werknemer, die op of na 1 april 1996 voor de eerste maal in dienst is getreden bij een werkgever.
92
BIJLAGE XII-C
Het minimumloon voor hulpkrachten bedraagt op 1 juli 1996 bij een werkweek van 38 uren:
Leeftijd | per week | per maand |
22,5 jaar en ouder | ƒ 508,50 | ƒ 2.203,50 |
22 jaar | ƒ 432,20 | ƒ 1.873,00 |
21 jaar | ƒ 368,70 | ƒ 1.597,50 |
20 jaar | ƒ 312,70 | ƒ 1.355,20 |
19 jaar | ƒ 267,00 | ƒ 1.156,80 |
18 jaar | ƒ 231,40 | ƒ 1.002,60 |
17 jaar | ƒ 200,90 | ƒ 870,40 |
16 jaar | ƒ 175,40 | ƒ 760,20 |
De jeugdlonen van hulpkrachten zijn gebaseerd op de wettelijk vastge- stelde percentages.
93
BIJLAGE XIII
MODELVOORSCHRIFTEN BIJ ZIEKTE
01. Ziekmelding
Bij ziekte geeft de werknemer zelf de ziektemelding door aan de werk- gever of de door de werkgever aangewezen collega, voor 09.00 uur bij dagdienst en voor 13.00 uur bij avonddienst of voor 18.00 uur bij nacht- dienst. Indien de werknemer tijdens het werk ziek naar huis vertrekt, meldt de werknemer zich persoonlijk bij de werkgever of de door de werkgever aangewezen collega af.
Bij de ziektemelding vermeldt de werknemers (voorzover mogelijk):
– de oorzaak van xxxxxxx;
– de vermoedelijke duur van de ziekte;
– zijn/haar (verpleeg)adres en telefoonnummer.
Deze gegevens moet de werkgever doorgeven aan de arbodienst.
02. Raadpleeg een huisarts
Het is in het belang van de werknemer dat hij zich binnen redelijke ter- mijn (24 uur) onder behandeling van zijn huisarts stelt en de voor- schriften van deze arts opvolgt.
03. Thuisblijven
Na de ziekmelding kan de werknemer binnen 2 dagen een huisbezoek van de bedrijfsarts of arbomedewerker van de arbodienst verwachten. Gedurende deze periode is het alleen toegestaan om het (verpleeg)adres te verlaten voor een bezoek aan de huisarts, de bedrijfsarts van de arbo- dienst, om het werk te hervatten en bij toestemming van de werkgever. Daarna mag de werknemer, als de behandelend arts daartegen geen bezwaar heeft, buitenshuis gaan, maar hij dient de eerste twee weken wel thuis te zijn:
– ’s morgens tot 10.00 uur
– ’s middags van 12.00 uur tot 14.30 uur.
Indien de arbeidsongeschiktheid onverhoopt langer dan twee weken zou duren, vervalt de plicht om tijdens de hierboven genoemde uren thuis te zijn, tenzij de bedrijfsarts anders bepaalt.
04. Maak bezoek mogelijk
De bedrijfsarts en arbomedewerker van de arbodienst moeten de werk- nemer kunnen bezoeken of bereiken. Daartoe is het nodig dat zij in de gelegenheid worden gesteld om de werknemer in de woning te bezoe- ken.
De werknemer dient ervoor te zorgen dat, wanneer de bedrijfsarts of de arbomedewerker van de arbodienst hem niet thuis treft, zij op dat adres kunnen vernemen waar hij op dat moment is.
94
05. Het juiste adres
Indien de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid verhuist of tijdelijk elders verblijft of van verpleegadres verandert (bijvoorbeeld opname in of ontslag uit een ziekenhuis of een andere inrichting) behoort hij dit binnen 24 uur aan de werkgever door te geven.
06. Genezing niet belemmeren
Indien de werknemer zich tijdens de arbeidsongeschiktheid zodanig gedraagt, dat daardoor de genezing kan worden belemmerd (hetgeen het geval kan zijn door bijvoorbeeld deel te nemen aan feesten of door sport te beoefenen) kan de werkgever, naar aanleiding van een advies van de bedrijfsarts loondoorbetaling en/of aanvulling weigeren.
07. Het verrichten van werkzaamheden
De werknemer dient tijdens arbeidsongeschiktheid geen arbeid te ver- richten behalve voorzover het werkzaamheden betreft, die voor het her- stel van de gezondheid zijn voorgeschreven, danwel waarvoor toestem- ming is ontvangen van de bedrijfsarts van de arbodienst.
08. Verblijf in het buitenland
Tijdens arbeidsongeschiktheid dient de werknemer voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming te hebben de werkgever.
09. Eigen Verklaring
Indien de werknemer een ,,Xxxxx Xxxxxxxxxx’’ van de arbodienst ont- vangt, dient hij/zij deze ingevuld en per omgaande aan de arbodienst terug te sturen.
Deze verplichting geldt ook als de werknemer daartoe zelf niet in staat is of in het ziekenhuis is opgenomen.
10. Op het spreekuur komen
Aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts of een door de arbodienst aangewezen specialist dient de werknemer gevolg te geven, ook indien de werknemer van plan is op de dag na die, waarop dat onderzoek moet plaatsvinden, of op een latere dag het werk te hervatten.
Indien de werknemer inmiddels de werkzaamheden heeft hervat dan belt de werknemer de arbodienst met de vraag of hij/zij alsnog op het spreek- uur moet verschijnen.
Als de werknemer een geldige reden tot verhindering heeft (bijvoorbeeld bedlegerigheid), dan behoort hij/zij dit terstond telefonisch aan de arbo- dienst mee te delen. Vanzelfsprekend dient de werknemer dan, behalve voor bezoek aan de behandelend arts of in het geval van werkhervatting, de woning tot het eerstvolgende bezoek van de bedrijfsarts of arbome-
95
dewerker van de arbodienst, niet te verlaten. Dit om laatstgenoemde de gelegenheid te geven de werknemer thuis aan te treffen voor een huis- bezoek.
De mogelijkheid bestaat dat de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid ook door de bedrijfsvereniging (via GAK Nederland B.V.) wordt opge- roepen. De werknemer dient hieraan te voldoen.
11. Medisch onderzoek
De werknemer is gehouden mee te werken aan een medisch onderzoek door of in opdracht van de bedrijfsarts van de arbodienst, indien deze in overleg met de huisarts, een dergelijk onderzoek noodzakelijk acht.
12. Hervatten bij herstel
Zodra de werknemer daartoe in staat is, dient hij het werk geheel of gedeeltelijk te hervatten. Hij meldt zijn werkhervatting bij de werkge- ver, waarna de arbodienst wordt ingelicht.
De werknemer hoeft dus niet te wachten op een opdracht tot werk- hervatting.
13. Als de werknemer het er niet mee eens is
Wanneer een werknemer een beslissing van de arbodienst niet begrijpt of het ermee oneens is, dan moet dit terstond aan de werkgever en de arbodienst worden gemeld. Handhaaft de bedrijfsarts van de arbodienst de beslissing dan kan de werknemer een ,,second opinion’’ aanvragen bij de bedrijfsvereniging (GAK). De bedrijfsarts van de arbodienst geeft aan hoe en waar de werknemer de bedrijfsvereniging kan bereiken.
14. Als de werknemer een klacht heeft
Wanneer de werknemer niet tevreden is over de wijze waarop door de medewerkers van de arbodienst is gehandeld dan kan de werknemer een brief schrijven aan de directeur van de betreffende arbodienst vestiging. In deze brief vermeldt de werknemer kort en bondig wat de bezwaren zijn.
15. Ziekmelding vanuit het buitenland
Bij ziekmelding vanuit het buitenland meldt de werknemer zich tevens volgens de geldende wettelijke regels bij het officie¨le orgaan in het bui- tenland en zorgt voor het beschikbaar komen van de vereiste documen- ten teneinde de arbeidsongeschiktheid door ziekte te kunnen beoordelen. De werknemer meldt zich op de voor vertrek naar het buitenland afge- sproken datum van terugkeer in persoon bij de werkgever en zijn arbo- dienst in Nederland teneinde verdere controle en begeleiding volgens de voorschriften mogelijk te maken.
Bij niet reisvaardigheid overlegt de werknemer de werkgever en zijn arbodienst op de voor vertrek naar het buitenland afgesproken datum van terugkeer in Nederland een bewijs van niet reisvaardigheid wegens ziekte en meldt zich bij reisvaardigheid direct in persoon bij de werkge-
96
ver en zijn arbodienst in Nederland teneinde verdere controle en bege- leiding volgens de voorschriften mogelijk te maken.
De werknemer stelt na terugkomst uit het buitenland de documenten ter beschikking van de arbodienst teneinde de validiteit van het verzuim in relatie tot de oorzaak te kunnen beoordelen.
16. Informatieverstrekking aan de werkgever
Met inachtneming van hetgeen onder het medisch beroepsgeheim valt, geeft de arbodienst relevante informatie door aan de werkgever en de verzekeraar. Hieronder zijn begrepen de gegevens die ertoe hebben geleid dat beoordeling en begeleiding niet mogelijk zijn geweest door toedoen van betrokken werknemer.
17. Verhaal van loondoorbetaling
De werknemer overlegt de gegevens die noodzakelijk zijn voor het ver- haal van loondoorbetaling op derden wanneer het verzuim is veroorzaakt door gedragingen van derden.
18. Sancties
Als de arbodienst een overtreding van bovengenoemde controlevoor- schriften constateert, wordt de werkgever hierover ge¨ınformeerd. De werkgever is gerechtigd in dat geval de loondoorbetaling op te schorten. Beroep tegen een opschorting staat open bij de burger rechter.
97
BIJLAGE XIII-A
UITLEG VAN HET BEGRIP NETTOLOON BIJ WERKEN
1. Uitgangspunt is dat in geval van ziekte de werknemer zijn loon op de gebruikelijke wijze en tot de normale hoogte krijgt doorbetaald. Als uitgangspunt voor de berekening van het nettoloon dient te wor- den genomen het uitbetaalde loon dat voor premieheffing voor de sociale verzekeringswetten in aanmerking komt.
Dit houdt in dat tot het loon wordt gerekend bijvoorbeeld: het over- eengekomen loon, alle toeslagen, (niet de extra vergoeding voor inci- denteel overwerk), loon over extra gewerkte uren, loon in natura (maaltijden) en het bovenmatig deel van onkostenvergoedingen.
Tot het loon wordt daarnaast gerekend de bijdrage van werkgever in een particuliere ziektekostenverzekering.
2. Voor werknemers met een vast loon kan worden uitgegaan van het vaste loon.
3. Voor werknemers met een wisselend loon wordt berekend het loon dat de werknemer in de 3 loon-tijdvakken van 4 weken of een maand voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid gemiddeld heeft genoten. Indien de periode van 3 loon-tijdvakken kennelijk geen juiste maat- staf voor vaststelling van het loon biedt, dan wordt uitgegaan van een periode van 13 vierweeks-tijdvakken of 12 maand-tijdvakken.
4. Initie¨le loonsverhogingen, prijscompensatie en functiejaren- en leeftijdsverhogingen worden, ook in geval van een loondoorbetaling tijdens ziekte, op de normale in de CAO geregelde wijze in het loon verwerkt gedurende de ZW-periode van 52 weken.
98
BIJLAGE XIV
REGLEMENT COMMISSIE WERKINGSSFEER
1. De Commissie Werkingssfeer bestaat uit 9 leden, waarvan er 3 wor- den aangewezen door de Koninklijk Horeca Nederland, 3 door Veneca en 3 door de Horecabond FNV en de CNV Industrie- en Voedingsbond tezamen. Een lid kan te allen tijde worden vervangen door de organisatie(s) die hem heeft benoemd. Ontstaat een vacature in de Commissie, dan wordt deze vervuld door de organisatie(s) door wie het gedefungeerde lid was benoemd.
2. De Commissie Werkingssfeer heeft tot taak in concrete gevallen te bepalen of al dan niet sprake is van contract-cateringactiviteiten, waarop de contract-catering-CAO van toepassing is, danwel van activiteiten waarop de collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanverwante bedrijf (horeca-CAO) van toepassing is.
3. De Commissie Werkingssfeer neemt haar onder 2 bedoelde voor de betrokkenen bindende besluit, mits is voldaan aan het gestelde onder artikel 2 lid 3 van de horeca-CAO.
Zodanig verzoek kan worden gedaan door ieder van de partijen bij de CAO voor de contract-cateringbranche en de horeca-CAO als- mede, wat betreft de eigen onderneming, door iedere werkgever op wie e´e´n van die CAO’s in redelijkheid van toepassing kan worden geacht alsmede door iedere werknemer van zodanige werkgever. De Commissie beslist niet dan na genoemde CAO-partijen alsmede de betrokken werkgever in de gelegenheid te hebben gesteld xxxxxxx van hun opvattingen te doen blijken. Het besluit van de Commissie wordt schriftelijk vastgelegd en in afschrift aan belanghebbenden gezonden.
4. Een besluit van de Commissie Werkingssfeer behoeft de steun van 7 of meer leden van de Commissie. Ontbreekt in een voorkomend geval zodanige meerderheid, dan wordt het dossier in handen gesteld van en het besluit genomen door de Vertrouwenspersoon. Komt de functie van Vertrouwenspersoon vacant, dan wordt in die vacature zo spoedig mogelijk voorzien door partijen bij de CAO voor de contract- cateringbranche en de horeca-CAO tezamen en, bij gebreke van een- stemmigheid tussen die partijen, op verzoek van de meest gerede van hen door de voorzitters van de Stichting van de Arbeid.
5. De Commissie Werkingssfeer resp. de Vertrouwenspersoon baseert zich bij haar resp. zijn besluiten op de in de CAO voor de contract-
99