MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8578
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 24-7-1996, nr. 140
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BETREFFENDE DE LOON- EN ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HET PERSONEEL WERKZAAM IN HET BAGGERBEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken als partij te ener zijde mede namens de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 CAO857896
6C0115 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1996 en voor- zover het betreft artikel 36 en Bijlage IV (Vakantierechtjaar en dagrecht- waarden) tot en met 4 april 1997 de navolgende bepalingen van de col- lectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoor- waarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vacantie- fonds Baggerbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Definities
A. Onder deze collectieve arbeidsovereenkomst (nader ook genoemd
,,deze overeenkomst’’) wordt verstaan de mantelovereenkomst teza- men met de daarbij behorende bijlagen en reglementen.
B. Onder ,,werkgever’’ wordt verstaan de natuurlijke of rechtspersoon, wiens onderneming geheel of ten dele valt binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst, als omschreven in artikel 2, en in wiens onderneming werknemers werkzaam zijn.
C. Onder ,,werknemer’’ wordt verstaan degene, die in dienst van een onderneming of een deel van een onderneming, vallende onder de werkingssfeer van deze overeenkomst als omschreven in artikel 2, werkzaam is en voor zover voor hem of haar in deze overeenkomst een basisloon is bepaald of bepaald kan worden op grond van artikel 12 en 13.
Artikel 2
Werkingssfeer
A. Naar de aard van het werk
Ondernemingen, die baggermaterieel exploiteren en/of bagger- en bijkomende werken aannemen of uitvoeren en/of zich bezighouden met het daarbij betrokken natte transport, de werkzaamheden op het natte stort, de baggerwerkzaamheden voor kabel- en zinkersleuven alsmede het baggeren en/of zuigen en/of opspuiten en/of verplaatsen en/of winnen van materialen voor industrie¨le of andere doeleinden dan wel voor het aanleggen, verbeteren en onderhouden van water- keringen, water-, spoor-, rij- of wandelwegen, havens, grondwerken en terreinen voor industrie, recreatie en burgerlijke en utiliteitsbouw.
B. Naar de plaats van het werk
De bepalingen van deze overeenkomst zijn slechts van toepassing op ondernemingen en werknemers voor zover zij betrokken zijn bij de in lid A genoemde werkzaamheden, wanneer deze worden uitge-
2
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voerd binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat waarover Nederland souvereine rechten heeft.
C. Samengestelde ondernemingen
Ingeval in een samengestelde onderneming naast het baggerbedrijf als bedoeld in de leden A en B tevens het bouwbedrijf wordt uitge- oefend en de produktie van het baggerbedrijf overheerst, dan geldt deze overeenkomst. De overheersende produktie wordt bepaald door vergelijking van de in de produktie verloonde bedragen.
D. Afzonderlijke afdeling
Ingeval in een afzonderlijke afdeling van een onderneming zich een situatie voordoet als beschreven in lid C dan is de onder C bepaalde werkingssfeer op die afdeling van toepassing.
Artikel 5
Verplichting van de werknemers
A. De werknemer is verplicht de hem door of vanwege de werkgever in het kader van zijn functie en in bijzondere omstandigheden redelij- kerwijs opgedragen werkzaamheden naar beste kunnen te verrichten.
B. De werknemer is verplicht de eigendommen van de werkgever en aan diens bedrijf door derden toevertrouwde goederen met grote zorgvuldigheid te behandelen en beschadiging of vermissing dezer eigendommen en goederen onmiddellijk te melden aan de werkge- ver.
Artikel 6
Uitlening en inlening van werknemers
A. De werkgever is bevoegd een werknemer uit te lenen voor werk- zaamheden binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat, waarover Nederland souvereine rechten heeft, ter gelegenheid van verhuur van materieel of wegens deelneming van de werkgever in een combinatie. In alle andere gevallen mag uitlening alleen geschieden met instemming van de werknemer.
B. Bij uitlening is de werkgever verplicht van de inlener te bedingen, dat de inlener ten behoeve van de aldus door hem geleende werkne- mers deze overeenkomst volledig zal toepassen.
3
C. Bij uitlening blijft de uitlenende werkgever aansprakelijk voor de juiste toepassing van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
D. Indien een werknemer wordt uitgeleend, blijft het dienstverband met de uitlenende werkgever gehandhaafd. Voornoemde werkgever is te allen tijde bevoegd de uitlening te bee¨indigen. De inlenende werk- gever is niet bevoegd enige handeling te verrichten, die betrekking heeft op het eindigen van de individuele arbeidsovereenkomst van de aan hem uitgeleende werknemer.
E. Op ingeleende werknemers is deze overeenkomst van toepassing.
F. Ongeacht de bepalingen van dit artikel blijven de wettelijke voor- schriften ten aanzien van de inlening respectievelijk uitlening van arbeidskrachten onverkort van toepassing.
Artikel 7
Sterkte en samenstelling van de bemanning op het materieel
A. Op een schip of werktuig is de kapitein c.q. de molenbaas c.q. de zuigerbaas de eerst verantwoordelijke functionaris.
B. Bij de vaststelling van de sterkte van de basisbemanning wordt reke- ning gehouden met de veiligheid van de werknemer, de werk- en/of weersomstandigheden, het behoud van het werktuig en de technische en economische mogelijkheden van het materieel.
C. De vaststelling van deze basisbemanningssterkte geschiedt in goed overleg tussen enerzijds de werkgever en anderzijds de kapitein c.q. molenbaas c.q. zuigerbaas en de eerste machinist.
E. Aan boord van elk werktuig wordt een mededeling opgehangen, die de samenstelling van de basisbemanning onder normale omstandig- heden bevat. Daartoe dient een door de Paritaire Commissie Bagger- bedrijf verstrekt formulier te worden gebruikt. Van dit, door werkge- ver en eerstverantwoordelijken getekende formulier, wordt tevens een exemplaar naar de Paritaire Commissie Baggerbedrijf gezonden. Indien een of meer van de onder lid B genoemde factoren daartoe aanleiding geven, kan in goed overleg verandering worden aange- bracht in de basisbemanningssterkte.
F. Jeugdige werknemers beneden de leeftijd van 20 jaar, die een oplei- ding volgen in het kader van het Leerlingstelsel voor het Bagger- bedrijf of een machinistenopleiding volgen, zullen boven de bemanningssterkte te werk worden gesteld.
4
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Betaling van het loon
A. Op de betaaldag zal de werkgever het loon van de werknemer uitbe- talen. Dit geldt ook voor het geval de werknemer op een andere dan de betaaldag is ontslagen of zelf ontslag heeft genomen. Het loon wordt wekelijks uitbetaald, echter met inachtneming van de leden B, C en D van dit artikel.
B. Het invoeren van e´e´n tot en met maximaal vijf pendagen wordt aan het oordeel van de werkgever overgelaten. Indien echter me´e´r dan twee pendagen zijn ingevoerd, is de werkgever verplicht op de weke- lijkse betaaldag een voorschot te verstrekken, dat tenminste gelijk is aan het over de gewerkte dagen verschuldigde basisloon. Het is de werkgever niet toegestaan genoemd voorschot geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen op volgende uitbetalingen. Bij bee¨indiging van het dienstverband zal eerdergenoemd voorschot met het laatste loon worden verrekend.
C. De werkgever is bevoegd de betaling van een gedeelte van het in een bepaalde week verdiende loon te verschuiven naar de eerstvolgende betaaldag, met dien verstande, dat dan op de normale betaaldag van die bepaalde week tenminste het over de gewerkte dagen verschul- digde basisloon moet worden uitbetaald.
D. De werkgever is tevens bevoegd het loon over een periode van ten hoogste vier weken te berekenen en dat loon ten laatste in de week volgende op die periode uit te betalen, mits op de betaaldag van iedere week een voorschot wordt verstrekt, dat de gemiddelde week- verdienste dicht benadert.
E. In overleg en in samenwerking met de werknemersorganisaties en de betrokken werknemers kan de werkgever het loon via de Postbank of via een door de werknemer te verkiezen bank doen uitbetalen.
F. Bij de betaling van het loon aan de werknemer zal een schriftelijke specificatie worden gevoegd van:
a. Het brutoloon, gespecificeerd als volgt: basisloon, diensten- toeslag, eventuele overuren, eventuele wachtvergoedingen, be- lastbare deel dagrechtwaarde, eventuele vergoedingen en/of toe- slagen enz.;
b. de overhevelingstoeslag;
c. de inhoudingen ingevolge: loonheffing, bedrijfspensioen, VUT,
5
alsmede het door de werknemer verschuldigde aandeel in de pre- mie der sociale verzekeringswetten;
x. xxxxxxxxxxxxxxx.
G. Het herhaaldelijk niet betalen van het volledige loon en/of het niet verstrekken van de dagrechtwaarden op de betaaldag, in acht geno- men het bepaalde in de leden B, C en D van dit artikel, kan voor de werknemer opleveren een dringende reden tot onmiddellijke bee¨in- diging van het dienstverband als bedoeld in artikel 1639q van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 9
Beloning
A. Per 1 januari 19961) zijn de beloningen van kracht zoals deze zijn aangegeven in bijlage III van deze c.a.o.
B. De dienstentoeslag bedraagt 6% van het basisweekloon.
C. Het basisweekloon wordt verkregen door het uurloon kolom A van de betreffende groep te vermenigvuldigen met het aantal uren van de gemiddelde basiswerkweek conform artikel 18.
In de basisweeklonen zijn ten volle begrepen alle vergoedingen voor reistijd woon-werk verkeer en reistijd op het werk, m.u.v. het in arti- kel 15 bepaalde.
Artikel 10
Indexering en loonsverhoging
A. Per 1 juli 19961) en per 31 december 1996 zullen de lonen worden verhoogd met 0,5%.
Per 1 juli 19961) en 31 december 1996 worden de lonen verhoogd met de procentuele stijging van de Consumentenprijsindex CBS (reeks Werknemersgezinnen laag inkomen, afgeleid) van respectie- velijk
– april 1996 t.o.v. oktober 1995
– oktober 1996 t.o.v. april 1996 met een maximum van totaal 1,75%.
Voorzover voornoemd prijsindexcijfer over de periode oktober 1995 t/m oktober 1996 meer bedraagt dan 1,75% dan zal dit meerdere per 31 december 1996 in de lonen worden verwerkt.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
6
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
B. Wijzigingen in de lonen zullen worden doorgevoerd in de eerste volle loonweek na´ genoemde wijzigingsdata tenzij de wijzigings- datum valt op een maandag.
Artikel 11
Xxxxx voor jeugdigen
A. Aan een werknemer beneden de leeftijd van 21 jaar zullen de vol- gende percentages van de in bijlage III genoemde lonen van een vol- wassen werknemer in groep I worden betaald:
Leeftijd | zonder of in vakopleiding | met vakopleiding |
16 jaar | 50 % | 55% |
17 jaar | 57,5 % | 65% |
18 jaar | 68,75% | 75% |
19 jaar | 80 % | 85% |
20 jaar | 90 % | 95% |
Aan de werknemer die vanaf 1 april 1995 voor het eerst in de bedrijfstak werkzaam is en geen vakopleiding volgt wordt gedurende maximaal 1 jaar een loon betaald op basis van de hierboven ge- noemde percentages van het loon van een volwassen werknemer in groep 0.
B. Met jeugdige werknemers in het leerlingstelsel wordt de leer- arbeidsovereenkomst tijdens de periode dat men dagonderwijs geniet gehandhaafd met het bedrijf waar men voor deze periode geplaatst was. Tijdens de periode van dagonderwijs (2 x 5 weken gedurende 1 leerjaar) ontvangt de jeugdige een vergoeding van 100% van het loon onder A genoemd.
De dagrechtwaarde blijft gebaseerd op het onder A genoemde basis- loon en de daarbij behorende dienstentoeslag.
Artikel 12
Functies
A. Ten aanzien van de bepaling van het basisloon geldt onderstaande functie-indeling.
7
Groep 0
Een werknemer zonder werkervaring in de bedrijfstak die na 1 april 1995 in de bedrijfstak in dienst treedt. Na e´e´n jaar werkervaring wordt deze werknemer ingedeeld in de groep behorend bij zijn func- tie.
Groep I
x. xxxxxxxxx
b. bakschipper op gesleepte bak
x. xxxxxxxxx/xxx, verzorging t/m 5 personen
d. bediende/hulpkok
Groep II
a. bevaren dekknecht
b. bevaren bakschipper op gesleepte bak
c. bevaren dekknecht/xxx, verzorging t/m 5 personen
x. xxx, verzorging t/m 10 personen
e. 3e machinist op sleephopperzuigers met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer of op zuigers met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
Groep III
x. xxx, verzorging 11 t/m 20 personen
b. achterman
c. stortwerker op natte stort
Groep IV
a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter
b. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
c. 2e machinist op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
d. assistent-schipper M.S.B.-opleiding
e. assistent scheepselectricie¨n/electronica monteur
Groep V
a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter
b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter
c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 1.000 t/m 1.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
d. 2e machines op zuiger met een vermogen van 1.000 t/m 1.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
e. machinist-waterpomp voor natte stort
f. chauffeur/stortwerker onder andere op pijpenlader
g. 2e kok sleephopperzuiger
8
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
x. xxx, verzorging 21 t/m 30 personen
i. stuurman/motordrijver op zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een laadruiminhoud kleiner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxx/motordrijver op sleep-/duwboot of vlet
Groep VI
a. 2e molenbaas op een baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter
b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter
c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 2.000 t/m 2.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
d. 2e machinist op zuiger met een vermogen van 2.000 t/m 2.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
x. xxxxxxxx op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1.000 m3, of op steenstortvaartuig, of op blokkenvaartuig
f. 2e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud klei- ner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxxx op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxx/motordrijver op een zelfvarende onderlosser of elevator- bak met een laadruiminhoud van 1.000 m3 of meer
i. stuurman op sleep-/duwboot of vlet
j. 2e stuurman op steenstortvaartuig
k. 2e machinist op steenstortvaartuig
Groep VII
a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer
b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer
c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
d. 2e machinist op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
e. 2e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
f. 2e machinist op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
x. xxxxxxxx op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
h. zelfstandige lasser/bankwerker op sleephopperzuiger met laadruiminhoud van 1.000 m3 of meer
9
i. pijpenman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
j. 1e kok sleephopperzuiger
x. xxx, verzorging van 31 personen of meer
l. stortbaas op natte stort
x. xxxxxxxx op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen kleiner dan 299 IPK
x. xxxxxxxx op drijvende kraan met een vermogen kleiner dan 50 tonmeter
o. machinist op tussenstation met een vermogen kleiner dan 999 IPK
p. 2e bestuurder dieplepel
Groep VIII
a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter
b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter
d. 1e machinist op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
x. xxxxxxxx op sleepboot met een vermogen van 300 t/m 499 IPK
f. machinist op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 500 IPK of meer
x. xxxxxxxxxxxx op drijvende kraan met een vermogen kleiner dan 50 tonmeter
x. xxxxxxxx op drijvende kraan met een vermogen van 50 tonmeter of meer
i. scheepselectricie¨n/electronica monteur
j. machinist op tussenstation met een vermogen van 1.000 t/m 1.999 IPK
Groep IX
a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter
b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 1.000 t/m 1.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter
d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 1.000 t/m 1.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
x. xxxxxxxx op zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een ver- mogen van 300 IPK of meer op de hoofdmotor en een laadruim- inhoud kleiner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxx op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 500 t/m 999 IPK
10
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
x. xxxxxxxxxxxx op drijvende kraan met een vermogen van 50 ton- meter of meer
h. 1e stuurman op steenstortvaartuig
i. 1e machinist op steenstortvaartuig
x. xxxxxxxxx op tussenstation met een vermogen van 2.000 t/m 2.999 IPK
k. monteur dieplepel
x. xxxxxxxx op afvierponton
m. machinist op afvierponton
Groep X
a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter
b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 2.000 t/m 2.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter
d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 2.000 t/m 2.999 IPK op grondpomp(en) plus cutter
e. kapitein op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxx op een zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een vermogen van 300 IPK of meer op de hoofdmotor en bovendien een laadruiminhoud van 1.000 m3 of meer
g. 1e machinist op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud klei- ner dan 1.000 m3
x. xxxxxxxxxx (chef xxxxxxxxx) op sleephopperzuiger (indien deze functie aanwezig is)
i. kapitein op steenstortvaartuig
j. machinist op tussenstation met een vermogen van 3.000 IPK of meer
k. senior scheepselectricie¨n/electronica monteur
x. xxxxxxxx op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 100 IPK of meer
m. 1e bestuurder dieplepel
Groep XI
a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer
b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op de grondpomp(en) plus cutter
c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer
11
d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
Groep XII
a. 1e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
b. 1e machinist op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van
1.000 m3 of meer
c. hoofdschipper op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
d. hoofdmachinist op zuiger met een vermogen van 3.000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter
e. scheepselectronicus
Groep XIII
a. kapitein op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1.000 m3 of meer
b. hoofdwerktuigkundige op sleephopperzuiger met een laadruim- inhoud van 1.000 m3 of meer
B. Bij de beoordeling in welke functiegroep een werknemer geplaatst dient te worden, werkzaam op een bodem- of bakkenzuiger welke voorzien is van een jetpompmotor, die dezelfde functie vervult als de cuttermotor, dient het vermogen van de jetpompmotor in IPK bij het vermogen van de grondpomp(en) in IPK opgeteld te worden.
C. Ten aanzien van de plaatsing van dekknecht x.x. xxxxxxxxxxx in groep I dan wel in groep II geldt het volgende:
1. Xxxxxxxxxxxx en dekknechten van 21 jaar en ouder en in het bezit van het diploma leerlingstelsel baggerbedrijf worden in groep II geplaatst.
2. Xxxxxxxxxxxx en dekknechten van 23 jaar en ouder, die in het bezit zijn van het door partijen bij de c.a.o. in te stellen praktijk- diploma, worden ook in groep II geplaatst.
De praktijktest voor het behalen van dit diploma kan echter eerst worden afgelegd nadat men gedurende 2 jaar in het baggerbedrijf werkzaam is geweest.
3. Ongeacht het bepaalde in de leden 1 en 2 heeft de werkgever de bevoegdheid een dekknecht of bakschipper in groep II te plaat- sen, indien daartoe naar het oordeel van de werkgever gezien vakbekwaamheid, ervaring en verantwoordelijkheid aanleiding is.
D. De werkgever is bevoegd voor de functies, genoemd in de groepen X, XI, XII en XIII een hoger basisloon vast te stellen. De van de basislonen afgeleide bedragen en de dagrechtwaarden zullen in zo’n geval overeenkomstig worden verhoogd.
12
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
E. De werkgever is bevoegd met de werknemers van groep XIb en d, XIIb en XIIIa en b een afwijkende arbeidsovereenkomst af te slui- ten, waarbij de arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen ten- minste van gelijke strekking moeten zijn als die behorend bij hun indeling in de functielijst.
Artikel 13
Niet met name genoemde functies
A. Ten aanzien van functies, die niet met name zijn genoemd in het voorgaande artikel, zal voor de beloning zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij een functie die naar de aard van de werkzaam- heden en de omstandigheden waaronder de werkzaamheden worden verricht, in overwegende mate overeenkomt met een functie, die in het voorgaande artikel is genoemd. De werknemer wordt dan inge- deeld in de daarvoor geldende groep.
B. Indien een overeenkomstige functie niet in deze c.a.o. is te vinden, wordt de aansluiting gezocht bij een functie in de c.a.o. van een rele- vante andere bedrijfstak.
Artikel 14
Tewerkstelling in een andere functie
A. Indien een werknemer voor een korte periode wordt tewerkgesteld in een hogere functie, zijn de loon- en arbeidsvoorwaarden van toepas- sing, die voor die hogere functie gelden, over de gehele periode van vervanging, mits deze tewerkstelling aaneengesloten een werkweek of meer heeft geduurd.
Na een tijdelijke tewerkstelling in een hogere functie, waar dan ook in eigen bedrijf vervuld, die langer dan 9 maanden heeft geduurd, kan de werknemer voor wat loon- en arbeidsvoorwaarden betreft niet meer worden teruggeplaatst naar een lagere functiegroep dan die gedurende die 9 maanden van toepassing was.
B. Tewerkstelling in een lagere functie zal slechts voor tijdelijk plaats vinden en met behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden, die voor de desbetreffende werknemer gedurende de laatste vier weken van toepassing waren.
13
Artikel 15
Basisloon en Dienstentoeslag
A. Aan personeel, dat dienst doet op werktuigen, die zijn opgelegd aan een opslagplaats, voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of zijn stilgelegd (bijv. tengevolge van vorst), dan wel voor personeel, dat in een daarmee vergelijkbare situatie verkeert, wordt het basis- weekloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.
B. Reiskosten, voedingstoeslag, wachtvergoeding alsmede uitrustings- toeslag en de dagrechtwaarden zullen, indien toepasselijk, in de onder lid A van dit artikel genoemde gevallen daarenboven worden betaald.1)
C. De werknemer heeft recht op een dienstentoeslag.
Hiervan is uitgezonderd de werknemer die geen functie uitoefent aan boord van een werktuig en wiens functie conform artikel 13 is inge- deeld.
De dienstentoeslag dient boven het basisloon te worden betaald. De dienstentoeslag bedraagt 6%.
De dienstentoeslag is bij de bepaling van de dagrechtwaarde reeds meegeteld.
Artikel 162)
Toeslagen en vergoedingen
A. Als voedingstoeslag zal een bedrag van f 13,30 per dag worden betaald, doch niet voor die werknemers, die op de plaats van hun woning zijn tewerkgesteld, of die als regel iedere avond naar huis gaan, tenzij de werknemer 1 uur of meer nodig heeft voor het afleg- gen van de afstand van huis tot plaats van werken en hij later dan
19.00 uur thuiskomt.
B. Voor noodzakelijk gebruik door de werknemer van zijn eigen uitrus- ting zal een bedrag van f 3,00 per dag worden betaald.
C. De vergoedingen, genoemd onder A en B, zullen slechts worden gegeven over dagen, waarop de werknemer arbeid heeft verricht. Wachtdoen geldt in dit verband als arbeid.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Xxxxxxxx worden betaald voor zover daar volgens Art. 27 recht op bestaat’’.
2) Noot van CAO-partijen:
,,Voor aanvullende bepalingen ten aanzien van dubbele ploeg zie artikel 21’’.
14
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 17
E.H.B.O.-diploma
A. Een werknemer die in het bezit is van een geldig E.H.B.O.-diploma en regelmatig de vereiste herhalingscursussen volgt, ontvangt in de laatste loonweek van elk jaar een bedrag van f 400,– over dat jaar, uit te keren door de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken VBKO.
B. Onder werknemer wordt ten deze mede verstaan personen die een WW-, vorstverlet- of ziektewetuitkering krijgen mits deze niet lan- ger heeft geduurd dan een vol jaar en deze personen tevoren werk- nemer waren in de zin van artikel 1 lid C van deze c.a.o.
Als peildatum geldt 31 maart van elk jaar.
C. Het in de vorige leden bedoelde jaar is gelijk aan de looptijd van deze c.a.o1).
Artikel 18
Arbeidsduur
A. De individuele gemiddelde basiswerkweek bedraagt 36 uur.
Artikel 19
Werken in dagdienst
A. Werken in dagdienst zal kunnen geschieden in een 4- dan wel in een 5-daagse werkweek. In gevallen, dat dit technisch noodzakelijk is, kan de werkgever na goed overleg met de betrokken werknemers tot een 5-daagse werkweek besluiten.
In alle andere gevallen geldt een 4-daagse werkweek van maandag tot en met donderdag, behalve als de meerderheid van de betrokken werknemers tot het instellen van een 5-daagse werkweek besluit.
B. Bij een 4-daagse c.q. 5-daagse werkweek valt de normale werktijd tussen 06.00 en 18.00 uur.
Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dag tussen
11.00 en 14.00 uur. Het materieel draait door tijdens deze schaft-
1) Bedoeld wordt de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996.
15
periode. De vergoeding voor dit doordraaien is in het basisloon begrepen.
C. Voor gevallen, waarin het vervoer van winplaats tot de plaats van verwerking meer dan twee uur vordert, kan de werktijd, genoemd in lid B, worden verschoven, doch slechts zo, dat niet vo´o´r 05.00 uur, noch na` 21.00 uur mag worden gewerkt. Van een verschuiving van de tijden, waarbinnen wordt gewerkt, moet tijdig aan de wederpartij bij de overeenkomst mededeling worden gedaan.
D. Aan werknemers, die dagdienst verrichten, wordt het basisloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.
E. Voor getijdewerk kunnen de tijdstippen van begin en einde van de werktijd aan de eisen, welke het getij aan het werk stelt, worden aan- gepast, echter op voorwaarde, dat niet langer dan 36 uur per man per week mag worden gewerkt. Aan de werknemer zal dan over elke volle loonweek een toeslag van 9% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon.
F. Bij verblijf wegens reparatie aan een scheepswerf kunnen de werk- tijden worden aangepast aan die van de werf.
Artikel 20
Ploegendiensten
§ 1. Algemene bepalingen
A. De werkgever, die een ploegendienst wil instellen, dient dit tijdig te melden bij de in artikel 23 genoemde commissie.
B. Met inachtname van een gemiddelde individuele basiswerkweek van 36 uur worden de werkzaamheden in ploegendiensten uitgevoerd tussen maandag 09.00 en zaterdag 15.00 uur. M.u.v. de volcontinue- dienst zoals genoemd in artikel 21. In onderling overleg tussen werk- nemer en werkgever worden de begin- en eindtijden van de ploegen- dienst binnen de hierboven aangegeven grenzen gesteld.
C. Voor de werknemer, die op grond van medische bezwaren hemzelf of zijn gezin betreffende, niet kan worden ingezet voor het werken in ploegen, zal de werkgever in overleg met de in artikel 23 ge- noemde commissie een passende oplossing zoeken met inachtne- ming van de voor betrokkene geldende loon- en arbeidsvoorwaarden.
D. Ter voorlichting van de werknemers zal de werkgever zorgdragen voor het in voldoende aantal aan boord en in verblijfsgelegenheden
16
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ophangen van afschriften van de door de Arbeidsinspectie afgegeven vergunning(en).
E. Tenzij in dit artikel anders geregeld, zijn alle bepalingen van deze
c.a.o. op het werken in ploegendienst van toepassing.
F. Op werkdagen, welke op een in deze c.a.o. erkende feestdag volgen, zal de werktijd aanvangen als op maandag gebruikelijk is.
G. Op werkdagen, welke aan een in deze c.a.o. erkende feestdag voor- afgaan, zal de werktijd eindigen als op gewone dagobjecten (dag- dienst) gebruikelijk is.
H. Voor de in de leden F en G van deze paragraaf genoemde gevallen, zullen geen uren worden ingehaald.
I. In verkorte werkweken wordt de beloning voor de betreffende week voor elk van de werknemers in het ploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werk- tijd in de betreffende week. Ten aanzien van de verstrekking van dag- rechtwaarden geldt artikel 36 lid J.
J. Voor zover het werk zulks toelaat, zullen de werknemers van de dag- ploeg en de nachtploeg zoveel mogelijk in hun eigen diensten het onderhoud, de reparaties en soortgelijke werkzaamheden verzorgen, alsmede de voorbereidingen daartoe treffen.
K. Bij het werken in ploegen moet de dienst worden overgedragen, zodanig dat het productieproces doorgang vindt.
L. De vergoeding voor de in de leden J en K genoemde werkzaamhe- den is in de beloning inbegrepen.
M. Aan de met de weekend-wacht belaste werknemer, werkende in het 2-ploegensysteem voor dag en nacht, zal boven de in artikel 26 genoemde wachtvergoeding een bedrag worden betaald, zoals opge- nomen in de toepasselijke bijlage van de c.a.o.
N. De ploegen zullen worden gehuisvest in een aan de wal staande verblijfsgelegenheid, als bedoeld in het Veiligheidsbesluit voor Fa- brieken of Werkplaatsen van 20 september 1960. Ingeval het mate- rieel daartoe is ingericht, kan de commissie, als bedoeld in artikel 23, anders bepalen.
17
O. Indien een ploegendienst aanvangt dan wel eindigt binnen de nor- male werkweek zal de van toepassing zijnde ploegentoeslag over de gehele werkweek worden betaald. Voorwaarde hiervoor is dat in deze werkweek de ploegendienst 3 of meer dagen van toepassing is op de werknemer.
Deze bepaling geldt niet indien over de andere dagen in deze werk- week een hogere ploegentoeslag van toepassing is.
P. De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd in bijzondere ge- vallen van de bepalingen van dit artikel af te wijken en nadere regels te stellen.
§ 2. Dienstrooster en beurtgang 11⁄2-ploeg
A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden: maandag 09.00 tot 21.00 uur
dinsdag t/m vrijdag 07.00 tot 19.00 uur.
Het personeel schaft afwisselend 2 x 1⁄2 uur per dag tussen resp.
11.00 en 13.00 uur en 16.00 en 18.00 uur. Het materieel draait gedu- rende deze periodes door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
B. Steeds zijn 2 halve ploegen op het werk en 1 halve ploeg thuis, zodat iedere individuele werknemer 2 weken werkt en 1 week vrij is bij toerbeurt.
C. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 22% worden betaald op het voor hem gel- dende basisweekloon. Ongeacht of hij in de werkende danwel rus- tende ploeg is ingedeeld.
§ 3. Dienstrooster en beurtgang 2-ploegen
(A) 1 In dagdienst
A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A | Ploeg B | |
maandag | 09.00–14.00 | 14.00–23.00 |
dinsdag | 05.00–14.00 | 14.00–22.00 |
woensdag | 05.00–14.00 | 14.00–22.00 |
donderdag | 05.00–14.00 | 14.00–22.00 |
vrijdag | 05.00–14.00 | 14.00–22.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
18
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
B. De ploegen wisselen wekelijks.
C. Aan de werknemers zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 27% worden betaald op het voor hem gel- dende basisweekloon.
(A) 2 In dag- en nachtdienst
A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A | Ploeg B | |
maandag | 09.00–18.00 | ma/di 18.00–06.00 |
dinsdag | 06.00–18.00 | di/wo 18.00–06.00 |
woensdag | 06.00–18.00 | wo/do 18.00–06.00 |
donderdag | 06.00–18.00 | do 18.00–21.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
B. De ploegen wisselen wekelijks.
C. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 38,5% worden betaald op het voor hem gel- dende basisweekloon.
§ 4. Dienstrooster en beurtgang 21⁄2-ploeg
A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A | Ploeg B | |
maandag | 10.00–18.00 | ma/di 18.00–06.00 |
dinsdag | 06.00–18.00 | di/wo 18.00–06.00 |
woensdag | 06.00–18.00 | wo/do 18.00–06.00 |
donderdag | 06.00–18.00 | do/vr 18.00–06.00 |
vrijdag | 05.00–13.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
B. De ploegen wisselen wekelijks.
19
C. Steeds zijn 2 ploegen op het werk en 1 halve ploeg thuis, zodat iedere werknemer 4 weken werkt en 1 week vrij is bij toerbeurt.
D. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 29% worden betaald op het voor hem gel- dende basisweekloon, ongeacht of hij in de werkende danwel rus- tende ploeg is ingedeeld.
§ 5. Dienstenrooster en beurtgang 3-ploegen
A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden: Eerste week:
Ploeg A Ploeg B Ploeg C (vrij)
maandag 10.00–18.00 ma/di 18.00–06.00 vrij
dinsdag 06.00–18.00 di/wo 18.00–06.00 vrij
woensdag 06.00–18.00 wo/do 18.00–06.00 vrij
donderdag 06.00–18.00 do/vr 18.00–06.00 vrij
vrijdag 06.00–18.00 vr/za 18.00–04.00 vrij
Tweede week:
Ploeg C (dagd.) Ploeg A
(nachtd.)
Ploeg B (vrij)
Derde week:
Ploeg B (dagd.) Ploeg C
(nachtd.)
Ploeg A (vrij)
Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
B. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 421⁄2% worden betaald op het voor hem gel- dende basisweekloon, ongeacht of hij in de werkende danwel rus- tende ploeg is ingedeeld.
Artikel 21
Continudienst in 4 ploegen (168 uur)
In geval van een zich voordoende calamiteit, dan wel een objectief vast te stellen noodzakelijkheid tot het verrichten van werkzaamheden, waar de hiervoor vermelde diensten niet in voorzien, kan worden overgegaan tot het instellen van een 4-ploegendienst.
20
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Het aanwezig zijn van een objectief vast te stellen noodzaak dient ten behoeve van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf te worden aange- toond. De voor deze 4-ploegendienst geldende, afwijkende arbeidsvoor- waarden zijn als bijlage bij deze c.a.o. opgenomen.
Artikel 22
Arbeidsomstandigheden
A. Bij werkzaamheden met verontreinigde waterbodems zijn de veilig- heidsvoorschriften van toepassing conform het betreffende P-blad.
B. Tussen de Centrale overheid en de c.a.o.-partijen is een Convenant gesloten inzake de verbetering van de arbeidsomstandigheden in het baggerbedrijf.
De bepalingen uit dit convenant1) en de uitwerking daarvan zijn van toepassing.
Artikel 23
Paritaire Commissie Baggerbedrijf
A. Door partijen is ingesteld de Paritaire Commissie Baggerbedrijf, welke is gevestigd te Leidschendam, Vlietweg 17.
B. Deze commissie behandelt o.a.
– verzoeken tot afwijkingen van de in de c.a.o. overeengekomen dienstroosters en schema’s in een 4-daagse werkweek dan wel in ploegensysteem;
– verzoeken als bedoeld in artikel 36, leden C en E;
– bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 20 en/of 21;
– de dispensatie van bepalingen verband houdende met de verzekeringsplicht als bedoeld in artikel 28;
– de vaststelling van de aaneengesloten vakantieperiode ingevolge artikel 36 lid C.
C. Deze commissie geeft desgevraagd advies aan de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden en/of de Arbeidsinspectie ten aanzien van ver- zoeken van ondernemingen om vergunning voor werktijdverkorting.
1) Het convenant is verkrijgbaar bij CAO-partijen p/a Vereniging Centrale Baggerbedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx.
21
D. Verzoeken en/of meldingen bij de Paritaire Commissie Baggerbedrijf kunnen slechts in behandeling worden genomen indien tenminste de gevraagde of vereiste gegevens tijdig in bezit van het secretariaat van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf zijn.
Tijdig is voor aanvang van het werk, dan wel bij wijziging van een werkschema op een lopend werk, of bij aanvang van een nieuwe fase van het werk, tot uiterlijk e´e´n week na ontstaan van de reden tot wij- ziging.
Een verzoek c.q. melding dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:
– omschrijving van het werk;
– tijdsduur van het werk;
– in te zetten materieel;
Een verzoek c.q. melding dient gedaan te worden op een standaard- formulier dat bij de Paritaire Commissie beschikbaar is.
Artikel 24
Uren voor reparatie en andere aanpassingswerkzaamheden in dagdienst
A. Indien voor het doen van herstellingen of andere aanpassings- werkzaamheden langer dan 36 uur per man per week wordt gewerkt, zullen de daarvoor gemaakte werkuren worden betaald als volgt:
1. Voor de eventuele uren, vallende tussen 05.00 en 22.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom A van bijlage III.
2. Voor de eventuele uren, vallende tussen 22.00 en 05.00 uur, als- mede de uren op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur zijn van toe- passing de uurbedragen volgens kolom B van bijlage III.
3. Voor reparatie- of andere aanpassingswerkzaamheden, vallende tussen zondag 00.00 uur en maandagmorgen 05.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom C van bijlage III.
B. In afwijking van het onder A gestelde kan de werkgever voor wer- ken, die zich daartoe lenen, aan partijen voorstellen een vast percen- tage van het basisweekloon te betalen voor de hierboven bedoelde werkzaamheden.
C. In afwijking van het bovenstaande worden aan vletschippers, die de uitvoerder of de directie plegen te vervoeren en dientengevolge tij- dens de normale werktijd gedurende lange perioden geen arbeid behoeven te verrichten, alleen extra-uren betaald voor arbeid, ver- richt vo´o´r 06.30 uur en na 18.00 uur.
D. Indien in een week gedurende meer dan 10 uren voor het doen van onder A bedoelde herstellingen c.q. aanpassingswerkzaamheden wordt gewerkt, zullen deze meerdere uren worden beschouwd als overwerk, bedoeld in artikel 25.
22
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 25
Overwerk
A. Indien voor andere dan in artikel 24 genoemde werkzaamheden lan- ger dan 36 uur per man per week wordt gewerkt, zullen overuren worden betaald als volgt:
1. Voor de eventuele overuren, vallende tussen 05.00 en 22.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom A van bijlage III.
2. Voor de eventuele overuren, vallende tussen 22.00 en 05.00 uur, alsmede de uren op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom B van bijlage III.
3. Voor werkzaamheden, vallende tussen zondag 00.00 uur en maandagmorgen 05.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom C van bijlage III.
B. In afwijking van het bovenstaande worden aan vletschippers, die de uitvoerder of de directie plegen te vervoeren en dientengevolge tij- dens de normale werktijd gedurende lange periode geen arbeid be- hoeven te verrichten, alleen overuren betaald voor arbeid, verricht vo´o´r 06.30 uur en na 18.00 uur.
Artikel 26
Wacht
A. Door de werkgever zullen dusdanige regelingen worden getroffen dat de bemanningsleden van een werktuig niet met de wacht behoeven te worden belast.
B. Teneinde aan het in lid A van dit artikel bepaalde te kunnen voldoen zal het in de meeste gevallen nodig blijken dat de werkgever voor de uitoefening van de wachtfunctie speciale werknemers in dienst neemt. Het loon van deze wachtslieden zal minimaal bedragen de in lid H van dit artikel genoemde bedragen. Bij verlengde weekendwacht val- lende op feestdagen zal het loon voor die dagen minimaal het dub- bele van de in lid H voorziene vergoeding voor een etmaal bedragen. Deze werknemers hebben verder aanspraak op:
– een dienstentoeslag van 6%;
– vergoeding van reiskosten;
– de voedingstoeslag;
– 5 weekenden verlof per jaar met doorbetaling van het overeen- gekomen loon en dienstentoeslag;
23
– 8% vakantietoeslag over het bruto loonbedrag en dienstentoeslag. Bij een dienstverband korter dan een jaar wordt het recht op verlof en vakantie naar rato berekend.
C. In bijzondere, plotseling optredende omstandigheden, waardoor geen wachtsman aanwezig is, terwijl naar het oordeel van de werkgever de situatie een wachtsman noodzakelijk maakt, blijft deze verplich- ting op de bemanning rusten, dan wel kunnen hiervoor werknemers worden ingezet die op dat moment geen actieve dienst op het mate- rieel vervullen.
D. Tijdens de normale werkweek is het personeel overigens buiten de werktijd afwisselend verplicht voor de veiligheid van het mede door hen bevaren materieel zorg te dragen zonder daarvoor betaling te kunnen vorderen, met dien verstande, dat op het werktuig steeds iemand boven de leeftijd van 20 jaar aanwezig is. Indien de wacht door twee personen wordt gedaan, behoeft slechts e´e´n wachtsman 20 jaar of ouder te zijn. De hiervoorgenoemde leeftijden zijn ook van toepassing bij wachtdoen tijdens de weekeinden.
E. Het bepaalde in lid D van dit artikel is niet van toepassing op per- soneel dat dienst doet op werktuigen die zijn opgelegd aan een opslagplaats of voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of in een daarmee vergelijkbare situatie verkeren.
F. Tot de verplichtingen van de wachtsman behoort de zorg voor de vei- ligheid en het behoud van het aan hem toevertrouwde materieel, waaronder mede wordt verstaan een juiste naleving van de scheepvaartreglementen en verzorging van verlichting en verwar- ming aan boord.
G. Een werknemer die belast wordt met het wachthouden van vrijdag tot maandag, ontvangt daarvoor een wachtvergoeding zoals opgeno- men in bijlage III van deze c.a.o.
H. Voor een werknemer die uitsluitend in dienst genomen is als wachts- man, zoals in lid B genoemd, bedraagt het loon:
voor een weekend f 475,56;
voor een etmaal f 237,78;
voor een nacht f 116,71.
Artikel 27
Beurtgang, reisduur en reiskosten
A. Wekelijkse reis
1. De werknemers zullen wekelijks in de gelegenheid worden ge-
24
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
steld naar huis te gaan, wanneer de in artikel 19 c.q. artikel 20 en 21 bedoelde werkweek zal zijn voltooid.
2. De werknemers zullen op maandag weer naar het werk vertrek- ken op een tijdstip, dat niet vroeger is dan 06.00 uur, gerekend van het punt van vertrek.
3. Wanneer door de werkgever wordt verzocht in het hierboven sub 2 genoemde tijdstip enige verandering aan te brengen, zal er naar worden gestreefd hieraan op een redelijke wijze te voldoen, opdat de voorgeschreven werktijd zoveel mogelijk wordt bereikt.
4. Werknemers die werkzaamheden verrichten zoals genoemd in artikel 15 worden in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd of aan de werknemer wordt de duur van de wekelijkse heen- en terugreis door de werkgever vergoed waarbij voor een reisuur het voor de werknemer vastgestelde uurbedrag in kolom A van bijlage III wordt betaald.
B. Dagelijkse reis
Werknemers die werkzaamheden verrichten zoals genoemd in artikel 15 worden in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd of aan de werknemer wordt de duur van de dagelijkse heen- en terug- reis indien deze dagelijkse reis geschiedt op verzoek van de werkge- ver door de werkgever vergoed, met uitzondering van de eerste 60 minuten per dag, waarbij voor een reisuur het voor de werknemer vastgestelde uurbedrag in kolom A van bijlage III wordt betaald.
C. Reisduur
1. Onder ,,duur’’ van de heen- en terugreis, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gemaakt met een openbaar of door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel, wordt verstaan het tijdsverloop tussen vertrek van het vervoermiddel naar en aankomst op de plaats van het werk en omgekeerd.
2. Ter bepaling van de ,,duur’’ van de heen- en terugreis, als be- doeld in de leden A en B van dit artikel, gemaakt met een eigen vervoermiddel, wordt aangenomen, dat per uur de volgende af- standen worden afgelegd:
– per rijwiel 15 km;
– per rijwiel met hulpmotor 25 km;
– per twee- of driewielig xxxxxxxxxxxxx 00 xx;
– per auto 60 km.
D. Reiskosten
1. Indien de werknemer bij het zich naar en van het werk begeven, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gebruik moet maken van een openbaar vervoermiddel, zullen hem de reiskos-
25
ten volledig worden vergoed, waarbij wordt aangenomen, dat het reizen in tweede of daarmee gelijk te stellen klasse geschiedt.
2. Indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, zullen hem hiervoor de hierna genoemde vergoedingen worden betaald:
– voor het gebruik van een rijwiel f 1,60 per dag;
– voor het gebruik van een rijwiel met hulpmotor f 0,24 per km, met dien verstande, dat de vergoeding ten minste f 2,60 per dag zal bedragen;
– voor het gebruik van een twee- of driewielig motorvoertuig f 0,37 per km;
– voor het gebruik van een auto f 0,19 per km per inzittende met een minimum van f 0,57 per km en een maximum van f 0,65.
3. Indien niet met openbaar vervoer, door de werkgever beschikbaar gesteld vervoer of met instemming van de werkgever met eigen vervoermiddel wordt gereisd, zal bij een af te leggen afstand van 2 km of meer enkele reis in ieder geval de rijwielvergoeding wor- den betaald.
Artikel 28
Ongevallenverzekering
A. Verzekeringsplicht
1. De werkgever is verplicht voor de werknemers, die onder de c.a.o.-baggerbedrijf vallen, een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.
2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van:
f 65 000,– ingeval van overlijden;
f 100 000,– ingeval van algehele blijvende invaliditeit; een en ander volgens de bepalingen in bijlage VII.
Artikel 29
Aanvang en einde van het dienstverband
A. De dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, dan wel bepaalde tijd (benoemd) en wordt schriftelijk vastgelegd. Daarin wordt minimaal vastgelegd de datum van indiensttreding, de functie en de beloning.
Opzegging van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd zal schrif- telijk geschieden.
26
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Wanneer een proeftijd tussen werkgever en werknemer wordt over- eengekomen, dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. Een der- gelijke proeftijd mag volgens artikel 1639n van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek ten hoogste twee maanden bedragen.
B. Bij aanneming of ontslag worden de reiskosten naar of van het werk, alsmede de vervoerskosten van de bagage, door de werkgever ver- goed, behoudens in gevallen bedoeld in artikel 1639p van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.
C. In afwijking van het bepaalde in artikel 1639i van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek worden de opzeggingstermijnen als volgt vast- gesteld:
– voor de werknemer bedraagt de opzeggingstermijn:
1. indien hij minderjarig is: e´e´n week;
2. indien hij meerderjarig is: e´e´n week voor elke twee jaren dienstverband na zijn meerderjarigheid met een minimum van e´e´n week en een maximum van zes weken.
– Voor de werkgever bedraagt de opzeggingstermijn:
1. ten aanzien van een minderjarige werknemer: e´e´n week;
2. ten aanzien van een meerderjarige werknemer: e´e´n week voor elk geheel jaar dienstverband na diens meerderjarigheid met een minimum van e´e´n week en een maximum van dertien weken.
3. in overeenstemming met artikel 1639j tweede lid van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek wordt de termijn van opzeg- ging krachtens het voorgaande lid voor de werkgever ver- lengd met een week voor elk vol jaar gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar bij hem in dienst is geweest; de duur van de verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
D. In afwijking van het bepaalde in artikel 1639h lid 3 van boek 7A van het BW waarin is bepaald dat de werkgever niet kan opzeggen gedu- rende de tijd, dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en in afwijking van het bepaalde in artikel 1639h lid 5 van boek 7A van het BW waarin is bepaald, dat de werk- gever niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer als dienstplichtige of als lid van het reservepersoneel onder de wapenen is voor militaire oefening, kan de werkgever in deze gevallen wel opzeggen indien de opzegging ook zou zijn geschied indien de genoemde omstandigheden zich niet zouden hebben voorgedaan. Een dienstbetrekking die aldus is opgezegd, eindigt niet indien de werknemer op de laatste dag van de opzegtermijn ongeschikt is tot
27
het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van boek 7A BW. De dienstbetrekking eindigt in dat geval – zonder dat herhaalde opzegging vereist is – eerst op de dag dat de werknemer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van boek 7A BW.
Indien echter, op de dag dat de werknemer weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van boek 7A BW, weer werk voorhanden is en de werknemer op basis van het dienstjarenbeginsel voor dit werk in aanmerking komt, zal de dienst- betrekking worden voortgezet.
E. Een werknemer die gedurende de looptijd van deze c.a.o. recht heeft op een werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, heeft gedurende het eerste halfjaar van uitkering, overeenkomstig de in het Reglement van de Stichting Aanvullings- fonds WW voor de Bouwnijverheid (AVW) gestelde nadere voor- waarden jegens het AVW aanspraak op aanvulling van de dagrecht- waarde tot 100% en op voortzetting van de pensioenopbouw, een en ander overeenkomstig zijn aanspraken bij werken.
F. Een werknemer die recht verkrijgt op een werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, heeft gedurende de eerste 13 weken van de werkloosheid, overeenkomstig de in het reglement van de stichting AVW gestelde voorwaarden, aanspraak op aanvulling van de WW-uitkering met 10% van het betreffende dag- loon.
De kosten van de in lid E en F genoemde regeling zullen door het SFB periodiek in rekening worden gebracht bij de voormalige werk- gever.
G. De uitvoering van de in lid E en lid F genoemde regeling wordt ver- zorgd door het AVW, dat de administratie heeft opgedragen aan de Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid, hierna te noemen SFB, met dien verstande dat de heffing en invordering van de bijdrage bij werkgevers die administratief zijn ingedeeld bij de Risicogroep Baggerbedrijf van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid zal worden verzorgd door de Stichting Sociaal Fonds Baggerbedrijf. De nadere voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het Regle- ment AVW.
H. Elke werkgever die werknemers in dienst heeft waarop deze c.a.o. van toepassing is, dient, voorzover hij lid is van de Bedrijfsvereni- ging voor de Bouwnijverheid, aan het SFB danwel de Stichting Sociaal Fonds Baggerbedrijf de loongegevens te verstrekken die deze stichtingen noodzakelijk achten voor de jaarlijkse heffing van de bijdrage ten behoeve van het AVW.
28
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 29A
Seniorenbeleid
A. Werknemers van 45 jaar en ouder zullen in de gelegenheid worden gesteld om tweejaarlijks medisch gekeurd te worden.
B. Werknemers van 50 jaar en ouder zullen in de gelegenheid worden gesteld om jaarlijks medisch gekeurd te worden.
Artikel 30
Kort verzuim1)
A. Geen loon is verschuldigd over de tijd gedurende welke de werkne- mer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Evenwel zal artikel 1638 c en artikel 1638 d van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, echter met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 30 en 31 dezer overeenkomst.
B. In de volgende gevallen zal de werkgever het loon ten hoogste over de daarbij vermelde tijdsduur vergoeden, mits van het verlof het gebruik wordt gemaakt, waartoe het bestemd is:
vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van uitvaart:
1. bij overlijden van de levenspartner van de werknemer;
2. bij overlijden van een in gezinsverband opgenomen kind of pleegkind van de werknemer danwel inwonende vader/moeder of schoonvader/schoonmoeder.
over twee dagen:
3. bij huwelijk van de werknemer, mits tien dagen tevoren aange- kondigd;
4. bij overlijden van een niet in gezinsverband opgenomen kind of pleegkind van de werknemer;
5. bij overlijden van xxe´n der ouders of schoonouders van de werk- nemer;
6. bij bevalling van de levenspartner van de werknemer.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Ongehuwd samenwonenden zullen in de zin van de c.a.o. worden gelijkgesteld met gehuwden indien op objectieve wijze kan worden aangetoond dat deze personen met gehuwden dienen te worden gelijkgesteld’’.
29
over e´e´n dag:
7. bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
8. bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van ouders of schoon- ouders van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
9. bij huwelijk van een kind of pleegkind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
10. bij huwelijk van een broer, zwager, zuster, schoonzuster of klein- kind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
11. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van e´e´n der grootouders van de werknemer of diens levenspartner;
12. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van een zuster, broer, xxxxxxxxxxxx, zwager, xxxxxxxxxxxxx, schoonzoon of kleinkind van de werknemer;
13. bij 25-jarig of 40-jarig dienstverbandjubileum.
C. Zowel bij opname van de levenspartner in, als bij ontslag uit het zie- kenhuis zal verlof met behoud van loon worden verleend voor de benodigde tijd met een maximum van 1 dag.
D. Voor de medische keuring op verzoek van de werkgever zal de duur van het werkelijk verzuim worden vergoed.
E. De werkgever zal in geval van verzuim om onder lid B en D van dit artikel vermelde redenen de werkelijk gemaakte reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse) vanaf de plaats van tewerkstel- ling tot de woonplaats van de werknemer en terug, vergoeden.
F. Bij militaire inspectie en het vervullen van andere militaire verplich- tingen, anders dan bij opkomst in werkelijke dienst, zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed tot ten hoogste e´e´n dag.
Bij militaire keuring zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed tot ten hoogste e´e´n dag.
G. Xxxxx een werknemer door zijn behandelend geneesheer voor onder- zoek naar een specialist of een medisch consultatiebureau verwezen en kan hem krachtens de Ziektewet over dit verzuim geen uitkering worden verleend, dan zal hem door de werkgever per bezoek ten hoogste e´e´n dag loon worden vergoed.
H. Voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma en verband houdende met de bedrijfstak, zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed, alsmede de dienstentoeslag.
I. Onder het te vergoeden loon, bedoeld in de leden B t/m G van dit
30
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
artikel, dient te worden verstaan per dag 1/5 van het basisweekloon en dienstentoeslag.
J. Bij niet te voorziene calamiteiten in het gezin van de werknemer zul- len in goed overleg met de werkgever de daarvoor benodigde verzuimuren met behoud van loon worden vergoed.
Artikel 31
Arbeidsongeschiktheid
A. In geval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht zich vo´o´r 10.00 uur ’s morgens, doch in ieder geval op de eerste dag, waarop wegens ziekte niet gewerkt kan worden, bij de werkgever ziek te melden.
B. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte ontvangt de werk- nemer gedurende maximaal 52 weken van de werkgever per dag het vast overeengekomen loon, incl. de laatstelijk bij werken geldende toeslagen en de gemiddelde vergoeding wegens overuren over de laatste 13 weken van het dienstverband. Dit loonbedrag, is gemaxi- meerd op het maximum dagloon ingevolge de Ziektewet (per 1-1-1996: f 289,–) vermenigvuldigd met de factor 100/92.5. Gedu- rende maximaal 26 weken verstrekt de werkgever aan de werknemer de vakantierechtwaarden die de werknemer zou hebben ontvangen indien hij had gewerkt. Daarna wordt een vakantierechtwaarde ver- strekt waarin geen opbouw van vakantiedagen is opgenomen1). De overige afdrachten worden gerelateerd aan het betaalde loon tijdens ziekte.
C. Op de referteperiode van 13 weken worden – gedurende de eerste 2 weken – de volgende uitzonderingen ingevoerd:
– nadat een werknemer is aangezegd dat hij van dienst zal veran- deren en de werknemer xxxxx zich ziek, zal gedurende de eerste twee weken van ziekte de ploegentoeslag worden betaald welke zou gelden indien de werknemer had gewerkt. Op het basisloon, eventuele andere toeslagen en de overuren blijft de referteperiode van 13 weken van toepassing;
– voor wat betreft de werknemer die van dagdienst over gaat naar werkzaamheden op de werf zal gedurende de eerste 2 weken van ziekte de gemiddelde overuren worden betaald, die zijn directe
1) Ingevolge artikel 1638mm BW is een afwijking van artikel 1638dd BW ten nadele van de werknemer nietig.
31
collega’s, die eveneens op de werf tewerk zijn gesteld, hebben gewerkt.
Op het basisloon en eventuele toeslagen blijft de referteperiode van 13 weken van toepassing.
D. De zieke werknemer die gedurende zijn ziekteperiode vakantie op- neemt heeft gedurende deze periode geen recht op loondoorbetaling van zijn werkgever.
E. De zieke werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling op alge- meen erkende christelijke feestdagen alsmede op nieuwjaarsdag (1 januari) indien deze niet op een zaterdag of zondag valt alsmede op Koninginnedag indien deze wordt gevierd op maandag.
F. Wanneer op medisch advies een arbeidsongeschikte werknemer moet worden vervoerd, zullen de vervoerskosten van, en bij herstel naar het werk, door de werkgever worden vergoed.
G. Wanneer een werknemer op de plaats van tewerkstelling dan wel naar en van het werk, arbeidsongeschikt wordt en om medische rede- nen niet naar huis mag worden vervoerd, zal, wanneer deze situatie langer dan een week duurt, de levenspartner of een ander gezinslid van deze werknemer op kosten van de werkgever in de gelegenheid worden gesteld hem eenmaal per week te bezoeken. De werkgever is niet tot deze vergoeding verplicht, wanneer het uitvoeringsorgaan van Ziektewet en WAO deze kosten vergoedt.
H. Indien een werknemer in de loop van zijn dienstverband voor zijn functie geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt, zal zijn werk- gever binnen zijn onderneming (eventueel bedrijfstak) zoeken naar mogelijkheden om voor deze werknemer passend werk te vinden.
Artikel 31A
Ziekteverzuim
A. Indien ten behoeve van de terugkeer in het arbeidsproces van een zieke werknemer, die een uitkering ingevolge de Xxxxxxxxx ontvangt, een zogenaamd terugkeerplan wordt opgesteld, zijn de zieke werk- nemer en zijn werkgever verplicht hieraan mee te werken.
B. De werkgever zal in zijn aanname- en ontslagbeleid de ziekterisico’s van de werknemer niet als selectiecriterium mogen hanteren.
32
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 32
Vervoer bij overlijden
Xxxxxxx een werknemer overlijdt tijdens het werk, op weg naar of van zijn werk, of tijdens verblijf buiten zijn woonplaats in verband met zijn werk, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk over- schot, althans voor zover binnen Nederland, naar de woonplaats van overledene vergoeden aan de nabestaande(n), voor zover deze die kos- ten heeft (hebben) gedragen.
Artikel 33
Uitkering bij overlijden
Overeenkomstig artikel 1639 L van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek zal de werkgever, indien een werknemer overlijdt, aan de nagelaten betrekkingen van deze werknemer, indien hij niet duurzaam gescheiden van deze leefde, of, bij ontstentenis van deze, aan de minderjarige wet- tige of natuurlijke kinderen van deze werknemer, een uitkering verlenen ten bedrage van het voor de betrokken werknemer geldende loon en dienstentoeslag over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaats vond, met inachtneming van de bepalingen van bovengenoemd artikel van het Burgerlijk Wetboek. Deze verplichting van de werkgever is ver- zekerd bij de Risicogroep Baggerbedrijf, waar de werkgever zich in voorkomend geval toe dient te wenden.
Artikel 34
Verlies van uitrusting en andere eigendommen van de werknemer
Behoudens indien anders door de wet geregeld zal de werkgever bij ver- lies of schade aan uitrusting of andere eigendommen van de werknemer ten gevolge van brand, ontploffing, zinken van vaartuigen en andere calamiteiten, toe te rekenen aan de werken of het materieel een schade- vergoeding betalen tot een maximum van f 3 000,– per werknemer per evenement onder de volgende voorwaarden.
Het bestaan en de omvang van het verlies of de schade dienen door de werknemer ten genoegen van de werkgever te worden aangetoond. Ver- goeding vindt alleen plaats, indien het voorwerpen of andere eigendom- men betrof, die de werknemer redelijkerwijze nodig heeft voor zijn ver- blijf op het werk c.q. aan boord, en hij redelijke voorzorgen genomen heeft om bij normale werkomstandigheden teloorgaan te voorkomen.
33
Artikel 35
Vorstverlet
Tijdens vorstverlet heeft de werknemer recht op een uitkering, vastge- steld overeenkomstig de in het Dagloonbesluit Bouwnijverheid Werkloosheidswet genoemde vorstdagloonberekening.
Indien deze uitkering per dag minder bedraagt dan 1/5 gedeelte van het basisweekloon en dienstentoeslag is de werkgever verplicht dit mindere aan te vullen.
Indien en voor zover de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid tij- dens de vorstwerkloosheid geen pensioenpremie zal betalen voor het Bedrijfspensioenfonds voor het Baggerbedrijf, zal de werkgever een pre- mie aan dit bedrijfspensioenfonds betalen, gelijk aan de tijdens de wachtgelduitkering vastgestelde premie.
De werkgever kan deze verplichtingen verzekeren bij de daartoe be- stemde ,,Stichting Aanvullingsfonds Vorstwerkloosheidsuitkeringen Baggerbedrijf’’.
Artikel 36
Vakantie, snipperdagen, feestdagen
A. Gedurende het vakantiejaar 1996/1997 heeft iedere werknemer recht op vakantie- en snipperdagen gedurende zesentwintig werkdagen per jaar. Bovendien heeft hij recht op vrijaf op Nieuwjaarsdag (1 januari) indien deze niet op een zaterdag of zondag valt en tijdens de alge- meen erkende christelijke feestdagen. Koninginnedag geldt als een normale werkdag, waarop geen recht op vrijaf bestaat; behoudens in het geval Koninginnedag wordt gevierd op maandag.
Voor de bepaling van de vakantie- en snipperdagen wordt de werk- week geacht vijf dagen te bevatten.
B. Gedurende het vakantiejaar 1996/1997 hebben de volgende werkne- mers recht op extra verlof en wel, tezamen met het in lid A van dit artikel genoemde aantal, tot een totaal van:
– werknemers beneden 18 jaar 29 werkd.
– werknemers geboren vo´o´r 1-1-1942 39 werkd.
– werknemers geboren vo´o´r 1-1-1937 42 werkd. Op de extra dagen bestemd voor werknemers geboren vo´o´r 1-1-1942 en 1-1-1937 (resp. 13 en 16 extra dagen) heeft de werknemer recht op vrijaf met doorbetaling van het loon door de werkgever.
C. Door de werknemers moeten vijftien dagen van het verlof aaneenge- sloten worden genomen gedurende een aaneengesloten periode in de maanden juli en/of augustus. De vaststelling van dit verlof dient tij- dig en in onderling overleg te worden vastgesteld.
34
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd van het bepaalde in de voorgaande alinea dispensatie te verlenen.
Ingeval van collectieve bedrijfssluiting zal de werknemer als bedoeld in artikel 31 lid D ingeval van onvoldoende vakantieopbouw in staat dienen te worden gesteld werkzaamheden te verrichten.
D. Op verzoek van een werknemer kan, in overleg tussen werknemer en werkgever, in afwijking van het in lid C bepaalde, op een ander tijd- stip een aaneengesloten vakantieperiode van 15 werkdagen worden opgenomen.
De werknemer heeft de mogelijkheid om 20 vakantiedagen aaneen- gesloten op te nemen mits dit niet strijdig is met het bedrijfsbelang.
E. De na aftrek van de aaneengesloten zomervakantie overblijvende verlofdagen zijn snipperdagen, welke in onderling overleg tussen werkgever en werknemer en met inachtneming van het overigens in dit lid bepaalde verspreid over het vakantiejaar zullen worden opge- nomen.
Als verplichte snipperdagen zijn aangewezen in het vakantiejaar 1996/1997: 27, 30 en 31 december.
De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd van deze ver- plichte snipperdagen dispensatie te verlenen, mits de werkgever een daartoe strekkend verzoek 3 weken tevoren heeft ingediend.
Aan de werknemer, werkzaam in een ploegendienst, wordt in geval van een, overeenkomstig het hiervoor bepaalde opgenomen snipper- dag de gemaakte reiskosten door de werkgever vergoed op basis van openbaar vervoer (tweede klasse) vanaf de plaats van de tewerkstel- ling tot de woonplaats van de werknemer vice versa.
F. Voor elke vakantiedag of gedeelte van een vakantiedag gedurende welke de werknemer wegens zeer bijzondere omstandigheden of redenen, als bedoeld in artikel 1638 ee van boek 7A van het Burger- lijk Wetboek, verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten moet hem alsnog een (gedeelte van een) dag verlof worden gegeven op een tijdstip na overleg met de werknemer door de werkgever vast te stellen, mits de werknemer voor de aanvang van de verhindering dit aan de werkgever heeft medegedeeld. In elk geval van arbeidsonge- schiktheid tijdens de collectieve zomervakantie kan er tussen werk- gever en werknemer overlegd worden over een eventueel compense- rende vakantie, voor zover daarop recht zou bestaan.
G. Indien een bemanningslid gedurende de zomervakantie van maandag tot en met vrijdag de wacht houdt, zal hij het loon ontvangen, dat hij gedurende zijn eigen vakantie aan boord zou hebben verdiend.
35
H. Het bemanningslid, dat in de zomervakantie wacht doet op mate- rieel, zal zijn aaneengesloten vakantie als regel opnemen in de weken, die direct aan de zomervakantie voorafgaan of daarop vol- gen.
I. Als toeslag ten behoeve van de aaneengesloten vakantie zal in het vakantiejaar 1996/1997 21 dagen loon worden gegeven.
Bij een dienstverband korter dan een vakantiejaar wordt de toeslag naar verhouding vastgesteld.
J. Ter vergoeding van:
a. de loonderving over de in lid A c.q. B van dit artikel bedoelde vakantiedagen, snipperdagen en over de niet op zaterdag of zon- dag vallende algemeen erkende christelijke feestdagen en Nieuw- jaarsdag, en over eventueel extra vrijaf, indien door of namens de Regering daarvoor in een bepaald jaar toestemming wordt ver- leend en de toeslag als bedoeld in lid I van dit artikel, zal de werkgever aan de werknemer bij iedere loonbetaling een zoda- nige dagrechtwaarde verstrekken zoals wordt omschreven in het reglement van het Vakantiefonds Baggerbedrijf, gevestigd te Leidschendam, welke bepalingen werkgevers en werknemers op gelijke wijze binden als de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, alsmede in de bijlagen hierbij.
Voor elke volle werkweek en/of vrije week ingevolge een drie- ploegensysteem worden steeds 5 dagrechtwaarden verstrekt.
Indien bij werken in een 4 daagse werkweek de werkweek wordt verkort door feest- of snipperdagen, ziekteverzuim, tussentijdse indiensttreding, dan wel door ontslag, worden per werkweek de volgende aantallen zegels verstrekt:
1 werkdag = 1 dagrechtwaarde
2 werkdagen = 2 dagrechtwaarden
3 werkdagen = 4 dagrechtwaarden.
In alle andere gevallen wordt, indien de werkweek door feest- of snipperdagen wordt verkort, het aantal dagrechtwaarden in de betref- fende week met deze dagrechtwaarden verminderd.
Hetzelfde geldt in deze gevallen indien door ziekteverzuim, tussen- tijdse indiensttreding dan wel door ontslag een onvolledige werk- week ontstaat. Voor de berekening van de loonderving, resp. toeslag wordt voor het vakantiejaar 1996/1997 uitgegaan van het basisloon vermeerderd met de dienstentoeslag. Deze grondslag wordt verhoogd met 5%.
K. Aan werknemers behorende tot de functiegroepen O, I en II zal voor het vakantiejaar 1996/1997 een dagrechtwaarde als bedoeld in lid J worden verstrekt, corresponderend met het basisloon van groep III vermeerderd met de dienstentoeslag en de daarop gebaseerde verho- ging van 5%.
36
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
L. De werkgever, die heeft voldaan aan zijn verplichting, neergelegd in lid J van dit artikel, is niet gehouden loon, noch toeslag, bedoeld in lid I van dit artikel, tijdens de vakantie aan de bij hem in dienst zijnde werknemers door te betalen.
Artikel 38
Spaarloon/Premiesparen
De werkgever is verplicht om iedere werknemer in de gelegenheid te stellen optimaal gebruik te kunnen maken van de wettelijk toegestane spaarloon- en premiespaarfaciliteiten. Indien de werknemer gebruik maakt van de mogelijkheid van premiesparen zal het door de werkne- mer gespaarde bedrag door de werkgever met een gelijk bedrag worden aangevuld met als maximum het wettelijk bepaalde.
Artikel 39
Bijzonder verlof
A. Een kaderlid van werknemersorganisaties kan ter bijwoning van een vergadering of studiebijeenkomst van zijn organisatie, waarvoor hij in persoon is uitgenodigd, vrijaf krijgen.
B. Het betrokken kaderlid zal ter verkrijging van dit verlof tijdig over- leg plegen met zijn werkgever. Het gevraagde verlof zal worden toe- gestaan mits het werktuig dan wel het werk hierdoor niet stil komt te liggen.
C. Het onder lid A van dit artikel bedoelde verlof zal maximaal 10 dagen per jaar bedragen.
Door werkgever zal per jaar gedurende 5 dagen het loon worden doorbetaald.
Over meerdere dagen is werkgever niet verplicht loonderving te ver- goeden.
Artikel 39A
Scholing
Een werknemer die voor een periode van 12 maanden aaneengesloten bij een werkgever in dienst is, krijgt de mogelijkheid gedurende 1 dag een bijscholingscursus te volgen voor rekening van de werkgever met be- houd van loon.
37
Artikel 42
Werkgelegenheidsoverleg in de onderneming
A. De werkgever is gehouden de volgende onderwerpen, voor zover niet in deze c.a.o. geregeld, aan de ondernemingsraad voor te leggen op de wijze die in overeenstemming is met het terzake van elk onder- werp bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden:
– het jaarplan (toekomstverwachtingen ook ten aanzien van werk- gelegenheid, orderportefeuille en investeringen);
– de jaarrekeningen (evaluatie van het jaarplan);
– het sociale beleid;
– de werktijden, indeling van werktijd, ploegendiensten;
– uitvoering onderhanden werken.
B. In aansluiting op artikel 16 lid I van de Wet op de Ondernemingsra- den kan de meerderheid van de gekozen leden van de ondernemings- raad deskundige vertegenwoordigers van werknemersorganisaties, die partij zijn bij deze c.a.o., betrekken in een overleg over de onder- werpen als in lid A genoemd.
C. Overigens is de werkgever gehouden aan de werknemersorganisaties tijdig informatie te verstrekken over alle voorgenomen beslissingen die omvang en inhoud van de werkgelegenheid in het bedrijf wezen- lijk kunnen be¨ınvloeden.
Dit geldt niet bij bee¨indiging van een werk.
Artikel 43
Fusies en bedrijfssluitingen
Ten aanzien van fusie, bedrijfsoverdracht en bedrijfssluiting zullen de
S.E.R. Fusiegedragsregels 1975 van toepassing zijn.
Artikel 44
Vrijwillige Vervroegde Uittreding
A. Terzake van de vrijwillige vervroegde uittreding is tussen partijen een aparte collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
38
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
STORTPERSONEEL
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf
Voor stortpersoneel, werkzaam op het natte stort, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf, met uit- zondering van de artikelen 7, 16A, 16B, 24, 25, 26.
Deze artikelen worden vervangen en aangevuld door de hieronder staande.
Artikel 1
Beloning
De beloning is vermeld in de bijlagen bij deze c.a.o., waarbij de stort- baas is ingedeeld in groep VII (a) en de stortwerker in groep III (e) (zie artikel 12 van de c.a.o.).
Artikel 2
Voeding en logies
A. Aan de wekelijks naar huis gaande werknemer zullen op kosten van de werkgever behoorlijke voeding en logies worden verstrekt.
B. De hierbedoelde werknemer behoudt het recht op vrije voeding en logies, indien hij arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats, waar hij te werk is gesteld. De werkgever heeft het recht op zijn kosten zodanige werknemer naar zijn woonplaats te doen vervoeren, indien dit vervoer medisch verantwoord wordt ge- acht; is evenwel vervoer naar de woonplaats medisch noodzakelijk, dan is de werkgever verplicht de kosten voor zijn rekening te nemen.
Artikel 3
Eigen uitrusting
Voor noodzakelijk gebruik door de werknemer van zijn eigen uitrusting zal een bedrag van f 3,– per dag worden betaald.
39
Artikel 4
Versteluren en overwerk
A. De werknemer is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, gehouden tot het verrichten van werkzaamheden voor het verstellen van leidingen e.d. en aanpassingswerkzaamheden. Daarvoor zullen hem de volgende uurlonen worden uitbetaald:
1. voor het eerste, tweede en derde uur werken per dag, aansluitend aan de gewone werktijd, volgens kolom A van bijlage III;
2. voor de volgende uren tot het uur, waarop de gewone werktijd begint, volgens kolom B van bijlage III.
Indien in een week gedurende meer dan 5 uren voor het verrichten van bovengenoemde werkzaamheden wordt gewerkt, zullen deze meerdere uren worden beschouwd als overwerk bedoeld in de vol- gende leden van dit artikel.
B. Voorts is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, de werknemer gehouden langer te werken dan in artikel 18 van de
c.a.o. voor het baggerbedrijf is bepaald. Daarvoor zullen hem de vol- gende uurlonen worden uitbetaald:
1. voor het eerste, tweede en derde uur werken per dag, aansluitend aan de gewone werktijd, volgens kolom A van bijlage III;
2. voor de volgende uren tot het uur, waarop de gewone werktijd begint, volgens kolom B van bijlage III.
C. Tevens is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, de werknemer gehouden te arbeiden buiten de uren in artikel 19 sub B van de c.a.o. voor he baggerbedrijf bepaald. In gevallen, waarin op het betreffende werk niet van toepassing is het in het tweede lid van dit artikel bepaalde, zal als uurloon voor buiten de grenzen van artikel 19 sub B van de c.a.o. voor het baggerbedrijf vallende uren worden betaald volgens kolom A van bijlage III.
D. Indien op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur arbeid wordt verricht, wordt het uurloon als uurloon betaald volgens kolom B van bijlage III.
E. Indien op zondag tussen 00.00 en 24.00 uur arbeid wordt verricht, wordt het uurloon als uurloon betaald volgens kolom C van bijlage III.
Indien een werknemer bezwaren heeft tegen zondagsarbeid, kan hij daartoe niet worden verplicht.
F. Met zondagsarbeid wordt gelijkgesteld het werk op feestdagen, ge- noemd in artikel 36 sub A van de c.a.o. voor het baggerbedrijf.
40
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
KLEINSCHALIG BAGGEREN
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf
Voor personeel, werkzaam in het kleinschalig baggeren, gelden de bepa- lingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf, met uitzondering van de artikelen 7, 12 en de bijlage III.
Deze artikelen worden vervangen en aangevuld door de hieronder staande.
Artikel 1
Kleinschalig baggerwerk
Kleinschalig baggerwerk is baggerwerk dat in de regel wordt uitgevoerd
d.m.v. eenmansbediende werktuigen.
Artikel 2
Loonklassen
Ten aanzien van de bepaling van het basisloon geldt onderstaande loonklassenindeling.
Klasse 0:
Een werknemer zonder werkervaring in de bedrijfstak, die na 1 april 1995 in de bedrijfstak in dienst treedt. Na e´e´n jaar werkervaring wordt deze werknemer ingedeeld in de groep behorend bij zijn functie.
Klasse 1:
Werknemers, die onder leiding werkzaamheden verrichten van eenvou- dige aard waarvoor geen vakkennis en slechts geringe ervaring is ver- eist.
Werknemers, ingedeeld in klasse 1, gaan automatisch na e´e´n jaar dienst- verband bij dezelfde werkgever naar klasse 2.
Werknemers die hieraan niet voldoen, dienen voor indeling in klasse 2 te bewijzen dat zij elders in het kleinschalig baggerwerk in totaliteit een dienstverband van e´e´n jaar hebben gehad.
41
Klasse 2:
Werknemers, die onder leiding werkzaamheden verrichten waarvoor enige vakkennis en vaardigheid is vereist.
Klasse 3:
Werknemers die de uit te voeren werkzaamheden voor een deel zelfstan- dig en voor een deel onder toezicht of na instructie verrichten.
Klasse 4:
Werknemers die zelfstandig alle voorkomende uit te voeren werkzaam- heden verrichten. Zij onderkennen factoren die de bedrijfsuitoefening kunnen verstoren, nemen hiertegen maatregelen of melden deze.
Zij geven incidenteel aanwijzingen bij de uitvoering van werkzaamhe- den.
Werknemers die voor het merendeel als chauffeur voor vrachtwagens waarvoor rijbewijs C nodig is, werkzaam zijn.
Klasse 5:
Werknemers die zelfstandig alle voorkomende uit te voeren werkzaam- heden, zoals bedoeld in klasse 4, verrichten, over speciale vakkennis beschikken en/of aan machines in belangrijke mate zelf onderhoud en reparatiewerk verzorgen.
Werknemers die speciaal belast zijn met alle voorkomende onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan machines, deze zelfstandig kunnen uit- voeren en hierbij leiding geven.
Artikel 3
Beloning
A. Voor de werknemers vallend in loonklasse 0 t/m 5 zijn de volgende basislonen van toepassing:
per 1 januari 19961)
klasse 0 f 651,02
klasse 1 f 675,40
klasse 2 f 701,37
klasse 3 f 738,16
klasse 4 f 774,58
klasse 5 f 810,28
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
B. Het basisloon is gebaseerd op een werkweek van 36 uur.
Indien langer wordt gewerkt zijn de uurlonen van toepassing zoals vermeld in bijlage III.
Als uurloon dient te worden gerekend met voor
42
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
klasse 0 de uurlonen van loongroep 0 klasse 1 de uurlonen van loongroep I klasse 2 de uurlonen van loongroep III klasse 3 de uurlonen van loongroep V klasse 4 de uurlonen van loongroep VII klasse 5 de uurlonen van loongroep IX
C. Indien zich een situatie voordoet dat het materieel doordraait tijdens de schaft gelden de basislonen conform de bijlage III van deze c.a.o.
Het loon van
klasse 0 komt dan overeen met loongroep 0 klasse 1 komt dan overeen met loongroep I klasse 2 komt dan overeen met loongroep III klasse 3 komt dan overeen met loongroep V klasse 4 komt dan overeen met loongroep VII klasse 5 komt dan overeen met loongroep IX
Artikel 4
Dagrechtwaarde
A. Voor de bepaling van de dagrechtwaarde wordt gebruik gemaakt van de factoren genoemd in bijlage IV.
B. Voor werknemers ingedeeld in klasse 1 wordt voor de berekening van de dagrechtwaarde uitgegaan van het basisloon van klasse 2.
43
BIJLAGE III
Tijdvak 1-1-1996 t/m 30-6-19961)
Groep | Basisloonloon | Uurloontarief | ||||
A | B | C | D | E | ||
0 | 708,84 | 19,69 | 21,48 | 28,62 | 17,90 | 3,58 |
I | 735,48 | 20,43 | 22,28 | 29,69 | 18,58 | 3,70 |
II | 749,16 | 20,81 | 22,72 | 30,24 | 18,90 | 3,82 |
III | 763,56 | 21,21 | 23,09 | 30,85 | 19,33 | 3,76 |
IV | 783,36 | 21,76 | 23,75 | 31,60 | 19,77 | 3,98 |
V | 803,52 | 22,32 | 24,30 | 32,41 | 20,34 | 3,96 |
VI | 822,96 | 22,86 | 24,94 | 33,26 | 20,78 | 4,16 |
VII | 843,12 | 23,42 | 25,52 | 34,04 | 21,32 | 4,20 |
VIII | 864,36 | 24,01 | 26,11 | 34,84 | 21,91 | 4,20 |
IX | 882,36 | 24,51 | 26,72 | 35,66 | 22,30 | 4,42 |
X | 922,68 | 25,63 | 27,94 | 37,25 | 23,32 | 4,62 |
XI | 961,92 | 26,72 | 29,11 | 38,83 | 24,33 | 4,78 |
XII | 1.002,60 | 27,85 | 30,34 | 40,47 | 25,36 | 4,98 |
XIII | 1.041,84 | 28,94 | 31,52 | 42,04 | 26,36 | 5,16 |
Wachtvergoedingen
Weekend ..................................................................................... | 378,87 |
Etmaal ......................................................................................... | 189,48 |
Etmaal verlenging ...................................................................... | 189,48 |
Nachtwacht ................................................................................. | 92,48 |
Aanvulling weekendwacht ......................................................... | 94,75 |
(dubbele ploeg) |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
44
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IV
FACTOREN VOOR HET BEREKENEN VAN DE DAGRECHTWAARDEN
Voor het berekenen van de dagrechtwaarden gelden de volgende facto- ren:
Voor de periode van 8 april 1996 t/m 6 april 1997
Voor volwassenen is de factor 0,05197269 x het basisloon
Voor werknemers, jonger dan 18 jaar is de factor 0,05565000 x het basisloon
Voor werknemers die langer dan een halfjaar ziek zijn is de factor 0,02375573 x het basisloon
Voor de berekening van de dagrechtwaarde wordt voor de loongroepen 0, I en II uitgegaan van het basisloon in loongroep III.
Voor jeugdigen zijn tevens percentages van kracht zoals vermeld in arti- kel 11.
Voor het Kleinschalig baggeren wordt voor de berekening van de dag- rechtwaarde voor klasse 0 en 1 uitgegaan van het basisloon in klasse 2.
De berekeningen van de exacte dagrechtwaarden door het Sociaal Fonds Baggerbedrijf zijn bindend.
45
BIJLAGE V
AFWIJKING VOORWAARDEN CONTINUDIENST IN 4 PLOEGEN
(168 uur)
– De werkgever, die een vier-ploegendienst wil instellen, dient dit tij- dig te melden en toestemming te vragen, bij de in artikel 23 ge- noemde commissie.
– Het aanwezig zijn van een objectief vast te stellen noodzaak dient ten behoeve van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf te worden aangetoond.
– Een aanvraag om te – of toestemming tot – werken in vier- ploegendienst, heeft uitsluitend betrekking op het werk en of mate- rieel waarvan in de aanvraag melding is gedaan en voor de in de aan- vraag genoemde periode.
– Voor aanvang van het werk dienen met betrekking tot de uitvoering van de sociale verzekering afdoende administratieve regelingen met de bedrijfsvereniging te worden overeengekomen. Een eventuele ziektewetuitkering zal via de werkgever plaats vinden.
– Ter voorlichting van de werknemers zal de werkgever zorgdragen voor het in voldoende aantal aan boord en in verblijfsgelegenheden ophangen van afschriften van: het door de Paritaire Commissie Baggerbedrijf goedgekeurde dienstrooster en de arbeidsvoorwaar- den, alsmede de door de Arbeidsinspectie afgegeven vergunning(en).
– Er zal niet gewerkt worden op beide Paas-en Pinksterdagen alsmede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode 25 december t/m 1 januari. Voor ploegen die op dat moment zouden moeten werken, dus niet de ploegen welke volgens schema vrijaf zijn, zal het loon worden doorbetaald over:
– beide paasdagen;
– beide pinksterdagen;
– beide kerstdagen;
– nieuwjaarsdag;
– Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd.
– Indien het technisch onmogelijk is de werkzaamheden te onderbre- ken en het werk niet wordt stilgelegd, zal aan de dan werkende ploe- gen compenserende, doorbetaalde, vrije tijd worden verleend voor:
– beide paasdagen;
– beide pinksterdagen;
– beide kerstdagen;
– nieuwjaarsdag;
– Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd.
Voor de vrije dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, alsmede voor de 3-wekelijkse vakantieperiode wordt geen loon betaald, omdat deze betaling in de dagrechtwaarde is opgenomen.
– Bij de aanvraag om toestemming voor het instellen van een vier- ploegendienst dient de werkgever aan te geven of het noodzakelijk is om door te werken gedurende beide paas- en pinksterdagen als-
46
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode 25 december t/m 1 januari.
De Paritaire Commissie zal de noodzakelijkheid van het doorwerken op genoemde dagen bij haar beoordeling betrekken.
– Voor Hemelvaartsdag en daarop volgende vrijdag wordt aan de dan werkende ploegen bij het einde van het werk compenserende, door- betaalde, vrije tijd verleend voor de betreffende dag.
– In normale werkweken zal de draaitijd van het materieel op het werk 168 uur zijn. De dagdiensten worden ingedeeld van 07.00 tot 19.00 uur. Voor de nachtdiensten geldt 19.00 tot 07.00 uur, derhalve in twee weken een totale werk/draaitijd 84 uur per ploeg.
– De wisseling van de ploegen zal op dinsdag/woensdag 07.00 en
19.00 uur geschieden.
– Op werkdagen, die aan in deze regeling genoemde erkende feestda- gen voorafgaan, zal de werktijd eindigen op 19.00 uur, met dien ver- stande dat het personeel dezelfde avond de woning kan bereiken.
– Op werkdagen, die op een in deze regeling genoemde erkende feest- dag volgen zal de werktijd aanvangen om 09.00 uur.
– In onderling overleg kan van de tijdstippen genoemd in deze rege- ling worden afgeweken. In geval er sprake is van verkorte werktijd
t.o.v. het normale ploegenschema i.v.m. feestdagen e.d. wordt de beloning van de werknemers in het vier-ploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werktijd in de betreffende periode.
Ten aanzien van de verstrekking van dagrechtwaarden geldt artikel 36, lid j.
– Voor de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens ein- digen op 19.00 uur.
– Na de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens om
09.00 uur aanvangen.
– Voor, dan wel na, de zomervakantie zal de werknemer boven de drie- weekse aaneengesloten periode aansluitend de rustperiode opnemen, die bij werken in de voorafgaande periode op grond van het dienst- rooster opgebouwd is.
– Indien een werknemer overeenkomstig artikel 36 een snipperdag wenst op te nemen, zal de looninhouding plaatsvinden op basis van de voor hem geldende werkdag (1/5 deel van vierploegenloon).
– De werkgever draagt zorg voor huisvesting en voeding.
– Indien een werknemer recht heeft op vrijaf volgens artikel 30, lid b t/m i is de c.a.o. van toepassing.
– Beloning
– basisweekloon;
– dienstentoeslag;
– toeslag 43%;
47
– f 125,– bonus.
– I.v.m. de gemiddelde basiswerkweek van 36 uur bestaat voor iedere 4 weken in volcontinudienst recht op 1 vrije dag tegen een beloning van 1/5 deel van het voor de werknemer geldende vier-ploegenloon. Deze dag kan in overleg met de werkgever worden opgenomen.
48
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE VIII A
STATUTEN STICHTING VACANTIEFONDS BAGGERBEDRIJF
Artikel 1
Naam en Zetel
1. De Stichting draagt de naam ,,Stichting Vacantiefonds Bagger- bedrijf’’.
2. De Stichting is gevestigd te Leidschendam.
Artikel 2
Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze statuten en de reglementen wordt verstaan onder:
Fonds: de in artikel 1 genoemde stichting;
C.A.O.: de geldende collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Bagger- bedrijf, met inbegrip van de daarvan deeluitmakende bijlagen en regle- menten;
Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon in wiens onderneming het Baggerbedrijf wordt uitgeoefend en waarop de bepalingen van de col- lectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn;
Werknemer: de natuurlijke persoon op wie de bepalingen van de collec- tieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn in dienst van een werk- gever;
Bestuur: het bestuur van het fonds als bedoeld in artikel 6; Directie: de directie van het fonds, als bedoeld in artikel 11;
Organisaties: de organisaties van werkgevers en werknemers als ge- noemd in artikel 6 lid 1;
Werkgeverslid: het (plaatsvervangend) bestuurslid aangewezen door de Vereniging ,,Centrale Baggerbedrijf’’ te Leidschendam; Werknemerslid: het (plaatsvervangend) bestuurslid aangewezen door hetzij de Bouw- en Houtbond FNV te Woerden of door de Hout- en Bouwbond CNV te Odijk.
De Statuten: deze statuten;
Reglement: een reglement als bedoeld in artikel 10.
49
Artikel 3
Doel
Het fonds heeft ten doel om, overeenkomstig het bepaalde in de collec- tieve arbeidsovereenkomst, de bepalingen van deze statuten en het be- paalde in de reglementen, de werknemers werkzaam in het bagger- bedrijf, vergoeding wegens loonderving bij vakantiedagen, snipperdagen, algemeen erkende Christelijke feestdagen, en eventuele andere, nader aan te wijzen dagen te verschaffen, alsmede, tijdens de aaneengesloten vakantie, de vakantietoeslag.
Artikel 4
Middelen ter bereiking van het doel
1. Ter uitvoering van het doel van het fonds worden door de werkge- vers ter zake van de opbouw van vakantierechten van werknemers bijdragen aan het fonds betaald.
2. De door de werkgevers verschuldigde bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten kunnen worden verhoogd met een per- centage bestemd voor administratiekosten.
Deze administratiekosten zijn eveneens verschuldigd aan het fonds.
3. De hoogte van het in het vorige lid bedoelde percentage wordt vast- gesteld door het bestuur van het fonds.
4. Het fonds zal de ten behoeve van de werknemers ontvangen bijdra- gen beheren en op nader te bepalen wijze en tijdstippen uitbetalen aan de rechthebbenden.
Artikel 5
Vermogen en reserve
1. Het vermogen van het fonds zal worden gevormd door:
a. het stichtingskapitaal;
b. de inkomsten ingevolge het bepaalde in artikel 4;
x. xxxxxx;
d. andere baten.
2. Eventuele overschotten zullen worden gestort in een reserve, waar- uit bij tekorten kan worden geput.
Wanneer het tekort het bedrag van de reserve overtreft, zal het ver- schil ten laste van het volgende fondsjaar komen.
Bij voldoende reserve kan een overschot ten gunste van een volgend fondsjaar komen.
50
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Samenstelling van het bestuur
1. Het bestuur van het fonds bestaat uit zes leden, waarvan worden aan- gewezen:
drie leden door de Vereniging ,,Centrale Baggerbedrijf’’, gevestigd te Leidschendam;
twee leden door de Bouw- en Houtbond FNV, gevestigd te Woerden; een lid door de Hout- en Bouwbond CNV, gevestigd te Odijk.
2. De in het vorige lid genoemde organisaties benoemen een gelijk aan- tal plaatsvervangende leden, die in een door de betrokken organisa- ties te bepalen volgorde zitting zullen nemen in het bestuur bij ont- stentenis van e´e´n of meer der zittende bestuursleden.
3. De betrokken organisaties zijn te allen tijde bevoegd de aanwijzing van een bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid te herroepen.
4. In geval van een vacature onder de bestuursleden of plaatsvervan- gende bestuursleden wordt binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de organisatie, die het betrokken bestuurslid of het betrokken plaatsvervangende bestuurslid heeft aan- gewezen.
5. Het bestuur kiest uit zijn midden twee voorzitters: een van werkgeverszijde en e´e´n van werknemerszijde.
Bij ontstentenis van e´e´n hunner wordt voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien.
Om beurten treden de voorzitters gedurende een kalenderjaar als voorzitter en tweede voorzitter op, waarbij de tweede voorzitter tij- dens een vergadering van het bestuur zonodig de voorzitter vervangt.
Artikel 7
Taak en bevoegdheden van het bestuur
1. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is bevoegd tot alle handelingen, de zaken van het fonds betreffende, voorzover daarom- trent in de statuten en de reglementen niet anders is bepaald.
Het fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de twee voorzitters, als bedoeld in het vorige artikel, tezamen.
51
2. Het bestuur is belast met het beheer van de bezittingen van het fonds en met de uitvoering van deze statuten en reglementen van het fonds.
3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
4. Het bestuur kan voor bepaalde tijd of tot wederopzegging toe de uit- oefening van onderdelen van zijn taak delegeren aan een dagelijks bestuur bestaande uit een of twee werkgeversbestuursleden en een gelijk aantal werknemersbestuursleden.
Artikel 8
Vergaderingen van het Bestuur: Stemrecht
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee andere be- stuursleden zulks wenselijk achten, doch ten minste e´e´n maal per jaar.
De convocatie voor vergaderingen van het bestuur geschiedt behou- dens in spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste veertien dagen.
De convocatiebrieven vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.
Zoveel mogelijk worden alle te behandelen onderwerpen op schrift gesteld en, als bijlagen, bij de convocatie gevoegd.
In vergaderingen welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeen- geroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.
2. Geldige besluiten kunnen, tenzij uit deze statuten het tegendeel uit- drukkelijk blijkt, slechts genomen worden in de vergaderingen, waarin ten minste de helft der bestuursleden aanwezig is, met dien verstande, dat ten minste twee werkgeversleden en twee werknemers- leden aanwezig moeten zijn.
3. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet is voldaan aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand na de eerste een tweede vergadering bij- eengeroepen, waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden, besluiten kunnen worden genomen.
4. De besluiten van het bestuur worden, voorzover daarvan bij deze sta- tuten niet anders is bepaald, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden niet als uitge- brachte stemmen beschouwd.
52
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden.
Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.
6. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling; stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.
Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.
7. Bij staken van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Bij staken van stemmen over personen beslist het lot.
8. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding voor vacatiekosten en de door hen in hun func- tie gemaakte reiskosten.
Artikel 9
Beheer van het Vermogen
1. De beleggingen van het fonds zullen door het bestuur op zodanige wijze geschieden dat:
a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;
b. een optimaal rendement wordt verkregen;
c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.
Daarenboven zal in een door het bestuur vast te stellen verhouding tot het totaal van de spaarsaldi der deelnemers uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico van vermogensverliezen.
2. De aan het fonds toebehorende zaken worden indien zij niet ten kan- tore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde kredietinstelling.
3. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.
4. Het bestuur kan zich terzake van het beheer laten adviseren.
53
Artikel 10
Reglementen
1. Het bestuur kan e´e´n of meer reglementen vaststellen.
2. Een reglement behoeft de goedkeuring van de in artikel 6 lid 1 genoemde organisaties.
3. De bepalingen van de reglementen zijn, voorzover zij strijdig zijn met deze statuten, nietig.
Artikel 11
Administratie en directie
1. Het fonds draagt zijn administratie op aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland.
2. De directie van het fonds wordt gevormd door de directie van de in het vorige lid genoemde Stichting.
3. De taken en bevoegdheden van de directie kunnen in een door het bestuur vast te stellen instructie nader worden omschreven.
4. De directie woont de vergaderingen van het bestuur bij tenzij het bestuur in enig geval anders beslist.
5. Het is de directie verboden, hetgeen haar nopens het fonds blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dat haar opdracht met zich brengt.
Artikel 12
Boekjaar: Accountant en Jaarverslag
1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar, met dien verstande, dat het boekjaar negentienhonderd zevenenzeventig/ negentienhonderd achtenzeventig loopt van een juli negentienhon- derd zevenenzeventig tot en met eenendertig december negentien- honderd achtenzeventig.
2. De boekhouding van het fonds wordt onder toezicht van een register- accountant gesteld, aan te wijzen door het bestuur van het fonds. Deze accountant brengt elk jaar, of zoveel vaker als het bestuur nodig zou oordelen, verslag uit.
54
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en beschei- den van het fonds.
De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden ver- toond.
4. Het bestuur brengt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk een jaarverslag uit.
5. Het in het vorige lid genoemde verslag bevat:
a. een algemeen overzicht van de werking van het fonds gedurende het afgelopen boekjaar;
b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van het fonds bestaande uit een balans en een staat van lasten en baten, verge- zeld van een verklaring van de accountant xxxxxxx van zijn bevin- dingen bij de controle opgedaan;
c. in voorkomende gevallen mededeling omtrent de wijzigingen, die in de statuten en/of het reglement hebben plaatsgehad.
6. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de organisaties, genoemd in artikel 6 lid 1.
7. Het jaarverslag wordt ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van het fonds;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wij- zen plaatsen.
8. Het jaarverslag wordt op aanvraag van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daar- aan verbonden kosten.
Artikel 13
Wijziging statuten en reglementen
1. De statuten, de reglementen, kunnen worden gewijzigd bij besluit van het bestuur.
2. Het bestuur mag over een wijziging van de statuten of van de regle- menten niet stemmen, als het voorstel niet op de agenda van de des- betreffende bestuursvergadering is vermeld en niet ten minste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn, waarvan ten minste twee werkgeversleden en twee werknemersleden.
55
3. Ingeval het vereiste aantal bestuursleden niet ter vergadering aanwe- zig is, wordt na ten minste drie dagen, doch uiterlijk binnen vier weken, een nieuwe bestuursvergadering belegd, welke gehouden zal worden binnen twee maanden na de eerst bedoelde vergadering, en waarin over het wijzigingsvoorstel wordt gestemd, ongeacht het aan- tal aanwezige bestuursleden.
4. Een besluit tot wijziging van de statuten of van reglementen wordt genomen met ten minste drie vierde van de geldig uitgebrachte stem- men en behoeft de goedkeuring van de in artikel 6 lid 1 genoemde organisaties.
Gelijktijdig met het besluit tot wijziging van de statuten, of van enig reglement wordt bepaald op welke datum de wijziging in werking zal treden.
5. Elke wijziging van de statuten moet bij notarie¨le akte worden vast- gelegd.
De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kan- tore van het Stichtingenregister gehouden bij de Kamer van Koop- handel en Fabrieken te ’s-Gravenhage.
6. Reglementen, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen, zullen niet in werking treden, alvorens een volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht, binnen welks ressort de stichting is gevestigd.
Artikel 14
Ontbinding en Vereffening
1. Het bestuur is bevoegd het fonds te ontbinden.
Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 13 is bepaald ten aanzien van een besluit tot wijziging van de statuten.
2. Het fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit voor de vereffening nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten voorzover nodig van kracht.
5. Het bestuur bepaalt de bestemming van een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting, met dien verstande, dat het saldo zoveel
56
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mogelijk moet worden besteed overeenkomstig het doel van de Stichting.
Artikel 15
Slotbepaling
In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
57
BIJLAGE VIII B
REGLEMENT VAN DE STICHTING VACANTIEFONDS BAGGERBEDRIJF
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
vakantiefonds: de Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf.
stichting: de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Neder- land.
bestuur: het bestuur van het vakantiefonds.
collectieve arbeidsovereenkomst: de geldende collectieve arbeidsover- eenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het perso- neel werkzaam in het Baggerbedrijf, met inbegrip van de daarvan deel- uitmakende bijlagen en reglementen.
werkgever: de werkgever op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
werknemer: de werknemer op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn en voor de toepassing van de artikelen 5 tot en met 11 van dit reglement, de werknemers genoemd in artikel 5, tweede lid van dit reglement.
vakantiejaar: de periode die begint op de tweede maandag van de maand april en eindigt op de zondag direct voorafgaande aan de tweede maan- dag van de maand april in het daaropvolgende kalenderjaar. vakantierechten: de door partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde vergoeding voor de loonderving over de conform de collec- tieve arbeidsovereenkomst vastgestelde vakantiedagen, snipperdagen en feestdagen, alsmede de vakantietoeslag zoals vastgesteld in de collec- tieve arbeidsovereenkomst.
rechtdag: elke dag, waarover de werkgever ingevolge de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ten behoeve van de werknemer vakantierechten aan het vakantiefonds dient af te dragen. dagrechtwaarden: de door partijen bij de collectieve arbeidsovereen- komst vastgestelde bedragen ter vergoeding van vakantierechten per rechtdag.
Vakantierechten Systeem Baggerbedrijf (VRSB): het girale systeem waarin per werknemer vakantierechten worden bijgeboekt.
VRSB-perioden: dertien perioden van elk vier weken, waarvan de eer- ste aanvangt bij het begin van het vakantiejaar.
verlofdagen: de conform de collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemer vastgestelde vakantiedagen, snipperdagen en feestdagen.
58
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2
De door de werkgever aan het vakantiefonds verschuldigde bijdragen
1. De werkgever is conform de bepalingen van de c.a.o. voor het Baggerbedrijf jegens de werknemer ter zake van diens opbouw van vakantierechten gehouden tot het doen van bijdragen aan het vakantiefonds.
2. De in het eerste lid bedoelde bijdragen worden per VRSB-periode vastgesteld.
De hoogte van de bijdragen wordt verkregen door het produkt te berekenen van het aantal rechtdagen en de daarbij behorende dag- rechtwaarde(n) in een VRSB-periode.
3. De hoogte van de dagrechtwaarden en het aantal rechtdagen worden vastgesteld door partijen bij de c.a.o. voor het Baggerbedrijf.
4. De door de werkgever verschuldigde bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten kunnen worden verhoogd met een per- centage bestemd voor administratiekosten. Deze administratiekosten zijn eveneens verschuldigd aan het vakantiefonds.
5. De hoogte van het in het vorige lid bedoelde percentage wordt vast- gesteld door het bestuur van het vakantiefonds.
6. Het vakantiefonds is jegens de werkgever c.q. werknemer niet aan- sprakelijk voor schade, die is ontstaan doordat de bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten van een werknemer niet conform de bepalingen van de c.a.o. voor het Baggerbedrijf zijn gedaan.
Artikel 3
Het tijdstip van betalen van de werkgeversbijdragen
1. De werkgever is verplicht binnen tien werkdagen na afloop van een VRSB-periode de aan het vakantiefonds over die VRSB-periode ver- schuldigde bijdragen te voldoen.
2. De betaling van de in het vorige lid bedoelde bijdragen wordt gedaan aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland.
59
Artikel 4
Het verstrekken van rechtenopgaven door de werkgever
1. De werkgever is verplicht binnen tien werkdagen na afloop van een VRSB-periode aan het vakantiefonds opgave te doen van de door zijn werknemers conform de bepalingen van de c.a.o. voor het Baggerbedrijf over die periode opgebouwde vakantierechten.
2. Het bestuur van het vakantiefonds stelt in verband met de in het eer- ste lid bedoelde verplichting vast welke gegevens de door de werk- gever te verstrekken rechtenopgaven dienen te bevatten.
Artikel 5
Het bijboeken van vakantierechten in voor de werknemers bestemde tegoeden
1. Zodra de door de werkgever verschuldigde bijdragen en rechten- opgaven, zoals bedoeld in de artikelen 2 en 4 door de stichting zijn ontvangen, zullen ten behoeve van de werknemers voor wie de werk- gever bijdragen en rechtenopgaven heeft verstrekt, in voor werkne- mers bestemde tegoeden bedragen worden geboekt ter grootte van de door de werkgever voor hen afgedragen vakantierechten.
2. Het vorenstaande geldt eveneens in het geval:
a. een bedrijfsvereniging bijdragen heeft betaald en rechtenopgaven heeft verstrekt ten behoeve van een werknemer;
b. een werkgever op vrijwillige basis bijdragen heeft betaald en rechtenopgaven heeft verstrekt ten behoeve van een werknemer, op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst niet van toepassing zijn.
De werknemers genoemd onder a en b worden voor de verdere toe- passing van het reglement gelijkgesteld met werknemers op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
3. Een verlaging van het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten op verzoek van de werkgever, vindt slechts plaats nadat de werknemer hiervoor een schriftelijke machtiging heeft afge- geven. Het geboekte tegoed kan na de verlaging echter nooit een negatief saldo opleveren.
60
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten
1. Het ten gunste van een werknemer bij het vakantiefonds in diens tegoed geboekte bedrag aan vakantierechten is bestemd voor de ver- goeding van de loonderving over verlofdagen, alsmede de vakantie- toeslag.
2. De uitbetaling van bedragen uit het in het eerste lid bedoelde tegoed vindt plaats conform artikel 7 van dit reglement.
Artikel 7
Het uitbetalen van de voor de werknemer geboekte vakantierechten
1. Uitbetaling van bedragen aan de werknemer in verband met het opnemen van verlofdagen of het – onder bepaalde voorwaarden – opnemen van het gehele tegoed vindt uitsluitend plaats op verzoek van de werknemer.
2. De werknemer kan ter gelegenheid van de voorjaarsuitbetaling, de zomeruitbetaling, de najaarsuitbetaling en voor snipperdagen bedra- gen uit zijn tegoed opnemen.
De voorjaars- en najaarsuitbetaling hebben betrekking op de feest- en verplichte snipperdagen in het voor- en najaar, zoals vastgesteld in de c.a.o. voor het Baggerbedrijf.
De zomeruitbetaling heeft betrekking op de aaneengesloten zomer- vakantie, zoals vastgesteld in de c.a.o. voor het Baggerbedrijf.
3. Ten aanzien van de voorjaars- en najaarsuitbetalingen geldt, dat de werknemer ter gelegenheid van die uitbetalingen maximaal de met die feest- en verplichte snipperdagen corresponderende vakantie- rechten mag opnemen.
4. Ten aanzien van de zomeruitbetaling geldt, dat de werknemer uitslui- tend zijn over het verstreken vakantiejaar resterende opgebouwde tegoed aan vakantierechten volledig mag opnemen.
5. Per verlofdag worden aan de werknemer vijf dagrechtwaarden uit het voor hem geboekte tegoed uitbetaald.
Bij de vaststelling van de hoogte van de uit te betalen dagrecht-
61
waarden, wordt uitgegaan van de hoogste dagrechtwaarde, die voor de werknemer in het VRSB is geboekt.
Het uit te betalen bedrag kan nooit me´e´r bedragen dan het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten.
6. Voor een snipperdag wordt slechts tot uitbetaling overgegaan indien een schriftelijke verklaring van de werkgever is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze met het opnemen van de snipperdag akkoord is gegaan.
7. A. De werknemer kan in de volgende bijzondere situaties gedurende het lopende vakantiejaar zijn gehele tegoed opnemen:
a. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
b. het gebruik maken van een VUT-regeling of de Overbruggingsregeling van de Stichting Bedrijfspensioen- fonds voor het Baggerbedrijf;
c. opkomst in militaire dienst voor de eerste oefening;
d. emigratie;
e. arbeidsongeschiktheid, waarvoor een AAW/WAO-uitkering is toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 pro- cent;
f. vertrek naar het buitenland in verband met werkzaamheden, waardoor men aan het einde van het vakantiejaar niet in Nederland is;
g. definitief vertrek uit de bedrijfstak baggerbedrijf.
7. B. De werknemer dient het van toepassing zijn van een bijzondere situatie als onder A genoemd, aan te tonen.
Afhankelijk van de onder A genoemde reden voor het opnemen van het gehele tegoed, wordt respectievelijk door de stichting als bewijsstuk geaccepteerd:
a. de brief, waarin door een pensioenfonds ouderdomspensioen wordt toegekend;
b. de brief, waarin door een VUT-fonds c.q. het pensioenfonds VUT-uitkering c.q. Overbruggingsuitkering wordt toegekend;
c. de oproep voor eerste oefening militaire dienst;
x. xxxxxxxxxx van de Emigratiedienst, dan wel een schriftelijk bewijs van vestiging in het buitenland afgegeven door de Nederlandse ambassade of door het Nederlandse consulaat ter plaatse;
e. de toekenningsbeslissing AAW/WAO;
f. een schriftelijk bewijs van de werkgever, waarin wordt ver- klaard dat de werknemer zich voor werkzaamheden in het buitenland zal bevinden en niet voor het einde van het vakantiejaar in Nederland terug zal zijn;
g. een schriftelijk bewijs dat de werknemer in dienst is getreden van een werkgever die niet werkzaam is binnen de bedrijfs- tak baggerbedrijf.
62
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
8. Indien een werknemer zijn geboekte vakantierechten uit een vorig vakantiejaar niet volledig heeft opgenomen, worden deze vakantie- rechten op zijn verzoek volledig uitbetaald.
Hierbij geldt de beperking, dat uitbetaling van vakantierechten tot maximaal vijf jaar na afloop van het vakantiejaar, waarin de vakantie- rechten zijn opgebouwd plaatsvindt.
Het tegoed aan vakantierechten, dat niet binnen die termijn is opge- nomen, vervalt aan het vakantiefonds.
9. Indien de werknemer overlijdt, wordt zijn gehele tegoed aan ge- boekte vakantierechten aan zijn rechtverkrijgende(n) uitbetaald. Uit- betaling geschiedt op verzoek van de rechtverkrijgende(n).
De stichting accepteert in dit geval als bewijsstukken de overlij- densakte en een, door de notaris te verstrekken, verklaring van erf- recht.
10. Vo´o´r het tijdstip waarop overeenkomstig het bepaalde in dit regle- ment uitbetaling van geboekte vakantierechten mogelijk is, is de aan- spraak van de werknemer op het te zijner tijd ontvangen van uitbe- taling van vakantierechten:
a. onvervreemdbaar;
b. niet vatbaar voor verpanding of belening.
11. Volmacht tot ontvangst van vakantierechten is steeds herroepelijk. Artikel 8
De wijze van uitbetalen van de geboekte vakantierechten
De uitbetaling van geboekte vakantierechten geschiedt, afhankelijk van de keuze van de werknemer, via:
– de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland, of
– een plaatselijk vertegenwoordiger.
Artikel 9
Het verstrekken van inlichtingen
De werkgever en werknemer zijn verplicht aan het bestuur of een schrif- telijk door het bestuur gemachtigd persoon alle opgaven en inlichtingen te verstrekken, die van hen worden verlangd ten behoeve van de uitvoe- ring van de taak van het vakantiefonds.
63
De werkgever zal desgevraagd gelegenheid geven tot inzage van die boeken en bescheiden, die voor de controle op de naleving en de uitvoe- ring van dit reglement noodzakelijk zijn.
Artikel 10
Bijzondere beslissingen
Het bestuur is tot beslissen bevoegd in gevallen van bijzondere hardheid.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 13 april 1992 en vervangt met ingang van die datum het reglement, dat in de c.a.o. voor het Baggerbedrijf, (looptijd 1 april 1990 tot en met 31 maart 1992) als bijlage II was opge- nomen.
64
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeids- voorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, pre- valeren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.
’s-Gravenhage, 19 juli 1996
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
X. xxx Xxxx.
65
AANHANGSEL
VOORWAARDEN ONGEVALLENVERZEKERING
Rubriek I: Algemene Voorwaarden
Artikel 1
Definities
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
1.1 Maatschappij
Centraal Beheer Schadeverzekering N.V.
1.2 Verzekeringnemer
Verzekeringnemer is degene met wie de verzekering is aange- gaan.
1.3 Verzekerde
a. Verzekerde is iedere werknemer in dienst van de verzekering- nemer die deze voor de verzekering heeft aangemeld en die de verzekeraar voor de verzekering heeft aanvaard;
b. De maatschappij is bevoegd om ook andere personen dan werknemers voor de verzekering te aanvaarden, mits deze personen tot de verzekeringnemer in een bepaalde verhou- ding staan.
1.4 Arbeidsongeschiktheid
Het geheel of gedeeltelijk buiten staat zijn van de verzekerde om voor zijn krachten en bekwaamheid berekende arbeid te verrich- ten, die hem met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of laatstelijk heeft verricht, of op een naburige soortge- lijke plaats, ongeacht of zodanige arbeid ook werkelijk beschik- baar is.
Arbeidsongeschiktheid van minder dan 15% wordt echter niet als arbeidsongeschiktheid in de zin van deze verzekerings- voorwaarden aangemerkt.
1.5 Ongeval
Een plotseling, onverwacht van buiten inwerkend geweld op het lichaam van de verzekerde, waaruit rechtstreeks een medisch vast te stellen letsel is ontstaan, dat arbeidsongeschiktheid teweeg brengt, danwel dat de dood tot gevolg heeft, dan wel dat genees- kundige behandeling nodig maakt.
Onder een ongeval wordt tevens verstaan:
a. ook bij afwezigheid van lichamelijk letsel:
66
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bevriezing, verdrinking, verstikking, zonnesteek, hittebe- roerte;
b. lichamelijke uitputting, verhongering, verdorsting en zonne- brand als gevolg van onvoorziene omstandigheden;
c. acute vergiftiging door het plotseling en ongewild binnenkrij- gen van gassen, dampen, vloeibare of vaste stoffen, anders dan vergiftiging door gebruik van geneesmiddelen en anders dan het binnenkrijgen van ziektekiemen of allergenen;
x. xxxxxxxxxx door ziektekiemen of een allergische reactie, als deze besmetting of reactie een rechtstreeks gevolg is van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof, dan wel het gevolg is van het zich daarin begeven bij een poging tot redding van mens, dier of goederen;
e. het ongewild en plotseling binnenkrijgen van stoffen of voor- werpen in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de ogen of de gehoororganen, waardoor inwendig letsel ontstaat, met uitzondering van het binnenkrijgen van ziektekiemen of aller- genen;
f. wondinfectie of bloedvergiftiging door het binnendringen van ziektekiemen in een door een gedekt ongeval ontstaan letsel;
g. spit, peesschede-ontsteking, zweepslag en blaarvorming, ech- ter alleen indien ook rubriek 3 (artikel 21.1.b) deel uitmaakt van deze voorwaarden;
h. verrekking, ontwrichting, vertilling, verstuiking, mits deze letsels plotseling zijn ontstaan en hun aard en plaats genees- kundig zijn vast te stellen;
i. infectieziekten, echter uitsluitend als deze een gevolg zijn of verband houden met het beroep- en of de bedrijfsuitoefening van de verzekerde;
j. complicaties of verergering van het ongevalsletsel als recht- streeks gevolg van eerste hulpverlening of van de door het ongeval noodzakelijk geworden geneeskundige behandeling.
1.6 Beperkingen
Geen recht op uitkering van kapitalen en/of rentes en vergoeding van de kosten van geneeskundige behandeling bestaat bij ar- beidsongeschiktheid of overlijden als gevolg van een ongeval, indien dat ongeval het gevolg is van:
a. opzet van de verzekerde en/of de begunstigde;
b. gewapend conflict, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij; hieronder wordt verstaan:
– gewapend conflict:
elk geval waarin staten of andere georganiseerde partijen
67
elkaar, of althans de een de ander, gebruik makend van militaire machtsmiddelen, bestrijden;
hieronder wordt tevens verstaan het gewapend optreden van een Vredesmacht van de Verenigde Naties;
– burgeroorlog:
een min of meer georganiseerde, gewelddadige strijd tus- sen inwoners van eenzelfde staat, waarbij een belangrijk deel van de inwoners betrokken is;
– opstand:
georganiseerd gewelddadig verzet binnen een staat, ge- richt tegen het openbaar gezag;
– binnenlandse onlusten:
min of meer georganiseerde gewelddadige handelingen, op verschillende plaatsen zich voordoend binnen een staat;
– oproer:
een min of meer georganiseerde plaatselijke geweldda- dige beweging, gericht tegen het openbaar gezag;
– muiterij:
een min of meer georganiseerde gewelddadige beweging van leden van enige gewapende macht, gericht tegen het gezag waaronder zij gesteld zijn.
Deze nadere omschrijvingen vormen een onderdeel van de tekst, die door het Verbond van Verzekeraars op 2 november 1981 bij de griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage is gedeponeerd;
c. atoomkernreacties en/of radio-activiteit, tenzij toegepast voor medische behandeling;
x. xxxxxxxx voor of deelname aan wedstrijden of recordritten met motorrijtuigen, motorboten, (brom-)fietsen en te paard;
e. het beoefenen van een sport waarvoor betaling wordt ontvan- gen;
f. het verrichten van diensten, al dan niet in corpsverband, voor brandweer, politie of rampendiensten.
1.7 Begunstigde
De begunstigde is, tenzij anders overeengekomen:
a. voor een uitkering bij arbeidsongeschiktheid: de verzekerde;
b. voor een uitkering bij overlijden van de verzekerde: de echt- genote of degene met wie verzekerde een duurzaam gemeen- schappelijke huishouding voerde ten tijde van het overlijden van de verzekerde, of als deze personen er niet zijn, de kin- deren van de verzekerde en als er geen kinderen zijn de verzekeringnemer.
68
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2
Aanmelding
2.1 De verzekeringnemer is, voor zover niet anders is overeengeko- men, verplicht al zijn werknemers voor de verzekering aan te melden.
2.2 Indien de maatschappij andere personen dan werknemers tot de verzekering heeft toegelaten, die in een bepaalde verhouding staan tot de verzekeringnemer, dienen voor zover niet anders is overeengekomen, alle personen die in dezelfde verhouding tot de verzekeringnemer staan, voor de verzekering te worden aange- meld.
Artikel 3
Gegevens voor de berekening van premies en verzekerde bedragen
3.1 De verzekeringnemer is verplicht van alle verzekerde personen alle gegevens, die nodig zijn voor de berekening van de premies en van de verzekerde bedragen, aan de maatschappij te doen toe- komen.
3.2 De maatschappij licht de verzekeringnemer in over de voor de verzekerden verzekerde bedragen en de daarvoor verschuldigde premies. Deze gegevens worden geacht juist te zijn, tenzij de verzekeringnemer daartegen, binnen drie maanden nadat zij hem zijn meegedeeld, bezwaar maakt.
Artikel 4
Aanvang en duur van de verzekering
4.1 Aanvang van de verzekering:
De verzekering vangt aan op het in de polis vermelde tijdstip en wordt afgesloten voor de periode van een jaar.
4.2 Bijzondere voorwaarden:
De maatschappij kan aan de totstandkoming van de verzekering bijzondere voorwaarden verbinden.
4.3 Opzeggingstermijn:
De verzekering wordt telkens stilzwijgend verlengd voor een
69
periode van een jaar, tenzij tenminste twee maanden voor de afloop van deze termijn de verzekering door de verzekering- nemer per aangetekend schrijven aan de andere partij is opge- zegd. De verzekeringnemer heeft het recht op de opzegging terug te komen tot het tijdstip waarop de verzekering zou eindigen.
4.4 Bijzondere bee¨indiging door de maatschappij:
De maatschappij heeft het recht de verzekeringsovereenkomst te bee¨indigen:
a. met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden in- dien de verzekeringnemer de aanpassing van de verzekering en gewijzigde premies en/of voorwaarden overeenkomstig hetgeen in artikel 5 is vermeld, weigert;
b. direct bij opheffing van het bedrijf of bee¨indiging van het beroep waarop de overeenkomst betrekking heeft, alsmede in geval van faillissement van de verzekeringnemer;
c. in geval verzekeringnemer zijn in de polis vermelde betalings- verplichtingen niet binnen de termijn waarop schorsing van de dekking volgt nakomt.
4.5 De verzekering eindigt bovendien in de gevallen bedoeld in arti- kel 5.3 en voorts alleen ten opzichte van de betrokken verze- kerde:
x. xxxxx de dienstbetrekking van de verzekerde bij de verzekeringnemer is bee¨indigd of indien het een verzekerde betreft, die met toepassing van artikel 2.2, tot de verzekering is toegelaten, zodra de bepaalde verhouding tot de verzekeringnemer is bee¨indigd;
b. met ingang van de dag waarop de maatschappij de verzeke- ring bij aangetekend schrijven aan de verzekeringnemer heeft opgezegd wegens door de verzekerde gepleegd bedrog met betrekking tot de verzekering;
c. uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Artikel 5
Tarief
5.1 De verzekeraar stelt het tarief vast, volgens xxxx de premies wor- den berekend.
5.2 Wijzigingen in dit tarief treden in werking op de eerste januari, mits zij vo´o´r de daaraan voorafgaande eerste november ter ken- nis van de verzekeringnemers zijn gebracht.
5.3 Indien een verzekeringnemer zich niet met de verhoging van het tarief kan verenigen, is hij bevoegd de verzekering te bee¨indigen
70
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met ingang van de dag van de inwerkingtreding van het ver- hoogde tarief, mits hij binnen e´e´n maand na de in artikel 5.2 bedoelde kennisgeving hiervan bij aangetekend schrijven aan de maatschappij mededeling doet.
Artikel 6
Polis en afwijkende voorwaarden
Aan iedere verzekeringnemer wordt een polis verstrekt, waarin de geslo- ten verzekering wordt omschreven. In de polis kan van de bepalingen van deze verzekeringsvoorwaarden worden afgeweken.
Artikel 7
Aanspraken na het einde van de verzekering
7.1 Indien de verzekering eindigt, blijven aanspraken op grond van de verzekering uitsluitend bestaan voor ongevallen, die zich vo´o´r het tijdstip van bee¨indiging van de verzekering hebben voorge- daan.
7.2 Degene die op grond van het in artikel 7.1 bepaalde aanspraak op uitkering maakt, wordt met betrekking tot die aanspraak, voor de toepassing van deze verzekeringsvoorwaarden als verzekerde beschouwd.
Artikel 8
Premiebetaling
8.1 Betalingsverplichtingen:
Verzekeringnemer is verplicht telkens voor de premievervaldag de premie te voldoen.
8.2 Schorsing dekking:
Bij gebreke van betaling binnen 30 dagen na afloop van de in artikel 8.1 gestelde termijn en/of bij weigering tot betaling, wordt de dekking geschorst.
Verzekeringnemer blijft niettemin gehouden tot betaling van pre- mie, wettelijke rente – indien gevorderd – en kosten.
De verzekeringsdekking is eerst weer van kracht de dag nadat de maatschappij de premie, rente en kosten heeft ontvangen.
71
Artikel 9
Verplichtingen bij een ongeval
9.1 Termijnen van aanmelding:
In geval van arbeidsongeschiktheid is de verzekeringnemer ver- plicht, de maatschappij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk bin- nen 3 maanden, kennis te geven van een ongeval, waaruit een recht op een uitkering wegens blijvende arbeidsongeschiktheid zou kunnen ontstaan. Wordt de aanmelding later gedaan, dan kan niettemin een recht op uitkering ontstaan, mits ten genoege van de maatschappij wordt aangetoond, dat:
a. de blijvende arbeidsongeschiktheid het uitsluitend gevolg is van een ongeval;
b. de gevolgen van het ongeval niet door ziekte, gebrekkigheid of abnormale lichaams- of geestesgesteldheid zijn vergroot;
c. de verzekerde in alle opzichten de voorschriften van de be- handelende arts heeft opgevolgd.
9.2 In geval van overlijden is de verzekeringnemer verplicht de maatschappij hiervan tenminste 48 uur vo´o´r de begrafenis of de crematie in kennis te stellen.
9.3 Verplichtingen van de verzekerde:
De verzekerde is verplicht om:
a. zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk binnen een termijn van driemaal 24 uur na het ongeval geneeskundige hulp in te roepen en alles te doen wat voor de genezing bevorderlijk kan zijn;
b. alle door de maatschappij nodig geoordeelde gegevens te ver- strekken of te doen verstrekken aan de maatschappij of aan de door haar aangewezen deskundigen en geen feiten of omstandigheden te verzwijgen, die voor de vaststelling van de mate van blijvende arbeidsongeschiktheid van belang kun- nen zijn;
c. zich desgevraagd op kosten van de maatschappij te laten onderzoeken door een door de maatschappij aan te wijzen arts of zich voor onderzoek te laten opnemen in een door de maatschappij aan te wijzen ziekenhuis of andere medische inrichting;
d. desgevraagd zijn behandelende geneeskundigen en de uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringswetten te machtigen aan een door de maatschappij aangewezen deskun- dige over het ongeval of de ongevalsgevolgen alle inlichtin- gen te verstrekken; waar dit medische gegevens betreft zal de maatschappij een geneeskundige aanwijzen;
e. inzage te verstrekken van alle bescheiden en alle inlichtingen te geven, die voor de beoordeling van het recht op en de
72
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
omvang van de uitkering voor de maatschappij van belang kunnen zijn;
f. de maatschappij direct van zijn geheel of gedeeltelijk herstel in kennis te stellen, als dat van invloed is op een uitkering krachtens een gesloten verzekering.
9.4 De verzekerde, die zich buiten Nederland bevindt en voor wie aanspraak overeenkomstig de bepalingen van deze verzekerings- voorwaarden bestaat, is verplicht de maatschappij zo dikwijls als deze dit verlangt, onder overlegging van e´e´n of meer rapporten en/of verklaringen van daartoe bevoegde artsen, voor eigen reke- ning aan te tonen dat en in hoeverre hij arbeidsongeschikt is. De maatschappij is bevoegd een verzekerde in Nederland te laten onderzoeken, in dat geval komen de reiskosten voor rekening van de maatschappij.
9.5 Verplichtingen van de begunstigde(n):
In geval van overlijden van de verzekerde ten gevolge van een ongeval is/zijn de begunstigde(n) verplicht desgevraagd zijn/hun medewerking te verlenen aan alle maatregelen ter vaststelling van de doodsoorzaak.
9.6 Verplichtingen van de verzekeringnemer:
De verzekeringnemer is verplicht de arbeidsongeschiktheid van de verzekerde bij de maatschappij te melden, zodra aanspraak op een verzekerde uitkering bestaat.
9.7 Sanctie-bepaling:
De verzekering geeft geen dekking, indien e´e´n van deze verplich- tingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maat- schappij zijn geschaad.
9.8 Vervaltermijn:
a. Elk uit deze verzekering voortvloeiend recht op uitkering ver- valt, als binnen vijf jaar na de definitieve schriftelijke beslis- sing van de maatschappij tegen haar geen (rechts-)vordering is ingesteld.
b. In elk geval vervalt het recht op uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid, als de aanmelding niet plaatsvindt bin- nen vijf jaar na de gebeurtenis, waaruit de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde redelijkerwijs had moeten concluderen dat hij een beroep op deze verzekering zou kun- nen doen.
73
Artikel 10
Verzekeringsgebied
De dekking is in de gehele wereld van kracht.
Artikel 11
Vaststelling van de arbeidsongeschiktheid
11.1 De aanwezigheid en de mate van arbeidsongeschiktheid bij een verzekerde wordt door de maatschappij vastgesteld in overleg met een door haar aan te wijzen arts en indien nodig na een arbeidskundig onderzoek naar inkomsten en arbeid van de verze- kerde en vergelijkbare personen.
11.2 Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de door deze arbeidsongeschiktheid veroorzaakte verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van arbeid als bedoeld in artikel
1.4 buiten beschouwing gelaten.
11.3 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.2 wordt voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid een vergelijking gemaakt tussen wat de verzekerde met zijn arbeid normaliter kon verdienen en wat hij als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid nog zou kunnen verdienen.
Artikel 12
Grootte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid
12.1 Met inachtneming van de bepalingen van deze verzekerings- voorwaarden heeft de verzekerde bij tijdelijke of blijvende ar- beidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval aanspraak op een uitkering, welke als onderstaand zal worden vastgesteld. Bij verlies of functieverlies van:
beide benen of voeten | 100% |
beide armen of handen | 100% |
beide nieren | 100% |
een arm of hand en een been of voet tezamen | 100% |
het gezichtsvermogen van beide ogen | 100% |
algehele verlamming | 100% |
de verstandelijke vermogens | 100% |
een arm in het schoudergewricht | 85% |
een arm in het ellebooggewricht of tussen elleboog en schoudergewricht 75%
een hand in het polsgewricht of een arm tussen pols en ellebooggewricht 70%
74
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
een been in het heupgewricht 75% een been in het kniegewricht of tussen knie- en heup- gewricht 60%
een voet in het enkelgewricht of een been tussen enkel-
en kniegewricht | 55% |
het gezichtsvermogen van een oog | 50% |
een lens | 15% |
het gehoor van beide oren | 75% |
het gehoor van een oor | 25% |
een duim | 25% |
een wijsvinger | 15% |
een middelvinger | 5% |
een pink | 10% |
een ringvinger | 8% |
een grote teen | 7% |
iedere andere teen | 3% |
een nier | 10% |
de milt | 5% |
de tong | 50% |
het strottehoofd | 50% |
de baarmoeder | 10% |
de baarmoeder en de eierstokken | 30% |
de teelbal | 5% |
beide teelballen | 30% |
het mannelijk lid | 40% |
het reukvermogen | 10% |
de smaak | 10% |
met dien verstande dat: |
1e bij gedeeltelijk (functie)verlies een evenredig deel van de bovenstaande percentages wordt uitgekeerd.
2e bij verlies van twee of meer der genoemde lichaamsdelen of functies de daarvoor vastgestelde percentages worden opge- teld, doch in totaal ten hoogste 100% wordt uitgekeerd.
3e in totaal voor blijvende invaliditeit nimmer meer zal worden uitgekeerd dan het verzekerde bedrag.
4e indien reeds voor het ongeval lichaamsdelen of functies ge- heel of ten dele verloren of onbruikbaar waren, voor zover dit het reeds bestaande verlies of onbruikbaarheid betreft, geen uitkering wordt verleend en met inachtneming van lid 2 en 3 vast te stellen uitkeringspercentage evenredig wordt verlaagd. In alle andere hierboven genoemde gevallen van blijvende inva- liditeit zal het uitkeringspercentage worden vastgesteld evenredig aan de mate van invaliditeit ongeacht het beroep van de verze-
kerde.
75
De uitkering zal worden vastgesteld zodra de mate van blijvende invaliditeit medisch kan worden vastgesteld.
Indien na twee jaar na het ongeval de mate van invaliditeit nog niet vast staat, kan de verzekeraar de vaststelling der uitkering ten hoogste een jaar uitstellen. Komt in zodanig geval de verze- kerde voordat de uitkering is vastgesteld te overlijden – anders dan door het ongeval – dan wordt de uitkering gesteld op het bedrag dat verschuldigd zou zijn op grond van de mate van inva- liditeit vastgesteld bij het laatste vanwege de verzekeraar inge- stelde geneeskundige onderzoek.
12.2 Indien een voor het ongeval al bestaande arbeidsongeschiktheid, waarvoor de verzekeraar een rente op grond van deze verzeke- ring heeft toegekend, door een ongeval wordt vergroot, dan wordt de vaststelling van de aanspraak op grond van dezelfde verzekering uitgegaan van de mate waarin de bestaande arbeids- ongeschiktheid is toegenomen.
Een verhoging van het verzekerde bedrag na het vorige ongeval wordt in dit verband gezien als een nieuwe verzekering.
Artikel 13
Uitbetaling van een kapitaal
13.1 De uitbetaling van een kapitaal geschiedt binnen een maand nadat de maatschappij de aanspraak op uitkering van het kapitaal heeft vastgesteld.
13.2 De uitkering van een kapitaal of rente wordt verminderd met het bedrag dat de maatschappij en/of de verzekeringnemer als gevolg van wettelijke voorschriften moet inhouden.
13.3 Indien een uitkering van een kapitaal of termijnen van renten niet zijn ingevorderd binnen vijf jaar na de dag van betaalbaarstelling dan vervalt het recht op deze uitkeringen en op uitbetaling ervan.
13.4 Het recht op uitkering vervalt eveneens als binnen twee jaar nadat de verzekering ten opzichte van de verzekerde is gee¨indigd en nadat dit recht is ingegaan geen aanvraag om toekenning van de uitkering is gedaan.
13.5 De uitbetaling van renten geschiedt maandelijks bij achteraf- betaling. Uitkeringen van minder dan f 480,– per jaar worden ter keuze van de verzekeraar uitbetaald in langere termijnen, maar tenminste eenmaal per jaar.
76
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 14
Revalidatie en herscholing
Als er op grond van een andere verzekering geen aanspraak bestaat op vergoeding van kosten van geneeskundige behandeling en voorzieningen ter voorkoming en ter vermindering van arbeidsongeschiktheid door middel van revalidatie en/of herscholing, waaronder begrepen de kosten van aanschaf van prothesen en andere hulpmiddelen, dan kan de maat- schappij een door haar vast te stellen bijdrage in deze kosten leveren.
Artikel 15
Geschillen
15.1 Alle geschillen tussen een verzekerde, een begunstigde of een verzekeringnemer en de maatschappij ontstaan in verband met of als gevolg van de verzekering, waaronder ook te verstaan ge- schillen over de aanwezigheid en/of mate van arbeidsongeschikt- heid bij een verzekerde worden met uitsluiting van de gewone rechter in hoogste ressort beslist door de hieronder bedoelde commissie van arbitrage.
Indien de verzekeringnemer of een andere belanghebbende het geschil aan de bevoegde rechter wenst voor te leggen, dient hij dit kenbaar te maken binnen 30 dagen na het aanhangig maken van het geschil.
15.2 De commissie van arbitrage bestaat uit een voorzitter en twee leden, xxxxxxxx uit een plaatsvervangend voorzitter en twee of meer plaatsvervangende leden, die worden benoemd door de ledenraad van de Coo¨peratieve Vereniging Centraal Beheer U.A. De namen van de arbiters worden gedeponeerd bij de griffie van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen. De voorzitter is be- voegd een niet belanghebbende persoon tot secretaris van de commissie te benoemen.
15.3 Behoudens de kosten van rechtsbijstand van de verzekering- nemer of de verzekerde zullen de kosten van arbitrage worden gedragen door de maatschappij.
15.4 De meest belanghebbende partij wendt zich binnen een maand nadat zij van het definitieve standpunt van de tegenpartij kennis heeft kunnen nemen, schriftelijk tot de commissie van arbitrage met het verzoek het door de partij omschreven geschil te beslis-
77
sen. Indien het verzoek is gedaan na de hiervoor bedoelde maand, dan is de verzoekende partij in haar verzoek niet ontvankelijk.
15.5 De wijze van procederen wordt door de commissie van arbitrage vastgesteld en aan partijen schriftelijk meegedeeld.
Artikel 16
Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin deze verzekeringsvoorwaarden niet voorzien beslist de maatschappij na overleg met de verzekeringnemer.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze voorwaarden van verzekering zijn van kracht vanaf 1 januari 1992 en vervangen de voorwaarden die voor die datum van toepassing waren.
Rubriek 2: Kapitaalsuitkeringen bij overlijden en arbeidsongeschikt- heid
Artikel 18
Omvang van de verzekering
18.1 De verzekering kan al naar gelang met de verzekeringnemer is overeengekomen omvatten:
a. een kapitaal bij overlijden van de verzekerde als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval, mits het overlijden plaatsvindt binnen drie jaar na dat ongeval;
b. een kapitaal bij blijvende arbeidsongeschiktheid als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval.
18.2 De verzekeringen als bedoeld in artikel 18.1 kunnen ook worden gesloten voor het risico van ongeval, de verzekerde overkomen in verband met de uitoefening van een bepaalde dienstbetrekking of functie, in verband met bepaalde werkzaamheden of tijdens een bepaalde gebeurtenis.
18.3 De maatschappij stelt voor de toepassing van de bepalingen van artikel 18.1 de bedragen vast, die maximaal verzekerd kunnen worden. Zij stelt tevens de bedragen vast, die bij samenloop van verzekerde uitkeringen in totaal verzekerd kunnen worden.
78
Baggerbedrijf 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 19
Uitkering van kapitaal bij overlijden
Een uitkering van kapitaal wegens blijvende arbeidsongeschiktheid voor hetzelfde ongeval wordt in mindering gebracht op de voor overlijden verschuldigde uitkering. Terugvordering van een reeds verrichte uitke- ring bij blijvende arbeidsongeschiktheid zal niet plaatsvinden.
Artikel 20
Uitkering van kapitaal bij arbeidsongeschiktheid
20.1 Als aanspraak op een kapitaal bij blijvende arbeidsongeschikt- heid wordt gemaakt, zal de verzekeraar voor de vaststelling van het recht op uitkering een beslissing nemen nadat met betrekking tot de aanwezigheid en/of de mate van arbeidsongeschiktheid een praktisch blijvende toestand is ingetreden, echter uiterlijk twee jaar na de datum van het ongeval.
20.2 Als de verzekeraar van oordeel is, dat nog geen zekerheid bestaat over de aanwezigheid en/of mate van blijvende arbeidsonge- schiktheid, dan kan hij zijn beslissing tot een later tijdstip uitstel- len, echter uiterlijk tot de dag waarop drie jaar na het ongeval zijn verstreken. Hij zal dan, als nadien blijvende arbeidsonge- schiktheid wordt vastgesteld, over het dan uit te keren bedrag een rente van 5% per jaar vergoeden, te rekenen van het begin van het tweede jaar na het ongeval tot het begin van de maand vol- gende op die, waarin de blijvende arbeidsongeschiktheid is vast- gesteld.
20.3 Mocht een verzekerde vo´o´r de vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid zijn overleden anders dan door het onge- val, dan blijft het recht op uitkering bestaan. De hoogte van de uitkering wordt dan bepaald door de op grond van de beschik- bare gegevens verwachte definitieve graad van arbeidsongeschikt- heid als de verzekerde niet zou zijn overleden.
20.4 Als de verzekeraar blijvende arbeidsongeschiktheid heeft vastge- steld en daarvoor een gedeelte van het verzekerde kapitaal heeft uitgekeerd, dan heeft de verzekerde bij later optredende wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid geen aanspraak meer op uitkering van het kapitaal.
79