Collectieve Arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage
Collectieve Arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage
aan de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw 1 januari 2022 - 31 december 2025
Tussen:
a. Koninklijke CBM , gevestigd te Haarlem;
hierna gezamenlijk te noemen: De 'Werkgeversverenigingen' of 'Werkgeversorganisaties'; en
b. FNV, gevestigd te Utrecht;
c. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;
hierna gezamenlijk te noemen: 'De Vakverenigingen' of 'Werknemersorganisaties';
is overeenkomstig het advies van de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 1 Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst is van toepassing in ondernemingen die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer der onder a tot en met g omschreven werkzaamheden uitvoeren.
Voorts is deze overeenkomst van toepassing in afdelingen van een onderneming, die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a tot en met g genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij voor het merendeel van het personeel van de onderneming een andere CAO van toepassing is en deze CAO tevens voor de bedoelde afdeling van toepassing is verklaard.
a. het vervaardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan of van aanverwante artikelen (tenzij deze uitsluitend van metaal worden vervaardigd). Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken-, kerk-, en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen. Onder het bewerken van meubelen of onderde- len daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaam- heden. Eén en ander geldt voorzover de genoemde werkzaamheden niet worden verricht als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf of van de confectie-industrie;
b. het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderlijke interieurs voor caravans en dergelijke. Het plaatsen, monteren en/of stellen van keukens valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten. Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans. Onder vervaardigen wordt mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voorzover dit niet geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf, het parketvloerenbedrijf, de confectie-industrie of het schildersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend tot of gelijkgesteld met (producten van) het sub a. en sub b. van dit artikel omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf;
d. het vervaardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan;
e. het vervaardigen en/of verwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen of onderde- len daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreerwerkzaamheden);
f. het vervaardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan;
g. het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten, vaste omkastingen van audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, verlichtingsproducten en dergelijke van hout, of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend tot of gelijkgesteld met (producten van) het sub a. van dit artikel omschreven meubelbedrijf;
Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de genoemde werkzaamheden bezig te houden, indien het aantal daarbij betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers betrokken bij eventuele andere activiteiten van de werkgever.
2. Deze overeenkomst is tevens van toepassing op Samenwerkingsverbanden. Onder 'Samenwerkingsverband' wordt verstaan een door hierboven genoemde ondernemingen opgerichte, regionaal werkende rechtspersoon die ten doel heeft met een (jeugdige) werknemer uit de betrokken regio een arbeidsovereenkomst te sluiten en deze een opleiding te geven volgens de richtlijnen van de landelijke organen zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, wet van 31 oktober 1995, Stb 1995, 501.
3. Deze overeenkomst is tevens van toepassing in de navolgende ondernemingen of haar rechtsopvolgers:
Berkvens Deursystemen Productie B.V. , Bosman en Zn te Enschede, Bruynzeel Multipanel B.V. te Vledderveen, Java deurenfabriek B.V. te Velsen, Kegro Deuren B.V. te Groesbeek, Lambri Industries te Maarssen, Lambri International te Maarssen, Lambri Trade Services te Maarssen alsmede Svedex B.V. en Svedex Deuren B.V. te Varsseveld.
4. Deze overeenkomst is tevens van toepassing in de volgende ondernemingen:
a. de naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen;
b. de niet naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon die a) ingevolge het toepasselijke belastingverdrag ter voorkoming van dubbele heffing wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, én b) voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (wet van 8 oktober 1969, Stb 1969, 469) wordt aangemerkt als binnenlands belastingplichtige;
c. de niet naar Nederland recht opgerichte rechtspersoon die ter zake van de werkzaamheden in Nederland a) ingevolge het toepasselijke belasting verdrag wordt geacht een vaste inrichting dan wel een vaste vertegenwoordiging in Nederland te hebben én b) voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt aangemerkt als buitenlands belastingplichtige.
Tenslotte is deze overeenkomst van toepassing in ondernemingen opgericht na 1 januari 2000 c.q waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap zijn aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de in lid 1 genoemde ondernemingen een ondersteunende functie hebben en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoren met uitzondering van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden worden verricht als onderdeel van een toonzaal- en/of winkelbedrijf.
Artikel 2 Begripsbepalingen
De Stichting: de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw.
Werkgever: iedere werkgever in de Meubelindustrie en Interieurbouw als bedoeld in artikel 1.
Werknemer: een ieder die in een arbeidsverhouding werkzaam is in een onderneming of samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 met uitzondering van bestuurders. Onder bestuurder wordt verstaan de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister.
Artikel 3 Duur van de overeenkomst
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2022 en loopt tot en met 31 december 2025.
Artikel 4 Bijdrageregeling
1. a. De bijdrage wordt per kalenderjaar vastgesteld.
b. De werkgever betaalt jaarlijks uiterlijk binnen 4 weken nadat hem de nota is aangeboden aan de Stichting een door het bestuur van de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw vast te stellen percentage van het inkomen als bedoeld in artikel 5 van deze CAO. De bijdrage is 0,9 % van het inkomen als bedoeld in artikel 5 van deze CAO. Van het percentage van 0,9% is het gedeelte van 0,1% bestemd voor de Regeling Vervroegd Uittreden Meubelindustrie en Interieurbouw en deze premie van 0,1% geldt in principe gedurende de gehele looptijd van de cao. Indien partijen het percentage willen wijzingen dan maken partijen hierover tijdig afspraken.
2. Indien in enig jaar geen overeenstemming wordt bereikt omtrent de hoogte van de bijdrage zal gedurende dat kalenderjaar het bedrag van het daaraan voorafgaande kalenderjaar gelden. Deze regeling kan éénmaal achtereenvolgend worden toegepast.
Artikel 4a Inning der bijdrage
Het bestuur van de Stichting kan nadere regels vaststellen betreffende de invordering en het tijdstip van inning der bijdrage.
Artikel 5 Definitie inkomen
Waar sprake is van 'inkomen' wordt hieronder verstaan de bruto verdienste uit arbeid, doch niet de reistijdvergoeding buiten de in de onderneming normaal geldende arbeidsduur en de vergoeding van de reis en verblijfskosten.
Artikel 6 Doel
1. De Stichting heeft, overeenkomstig de bepalingen van deze CAO ten doel het bevorderen van de goede arbeidsverhoudingen, de werkgelegenheid en scholing, de arbeidsomstandigheden en de bedrijfsgezondheidszorg in de bedrijfstakken, vallende onder de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw.
2. De Stichting realiseert het in het eerste lid genoemde doel door de subsidiëring dan wel financiering van de kosten verbonden aan:
a. de werkzaamheden van de Stichting Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw en haar commissies en instellingen, met dien verstande dat kosten van het eigenlijke CAO-overleg en uitwerking daarvan zijn uitgezonderd:
- de Stichting Vakraad ontwikkelt en implementeert beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt;
- de Stichting Vakraad verstrekt algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein;
- onder werkzaamheden van de Stichting Vakraad vallen voorts de werkzaamheden van:
- de Aansluitingencommissie: de Aansluitingencommissie oordeelt over haar voorgelegde geschillen inzake de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomsten die tussen werkgevers- en werknemersorganisaties tot stand komen;
- de Commissie Arbeidsomstandigheden: de commissie Arbeidsomstandigheden initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de bedrijfstak.
b. de werkzaamheden van de Werkgevers- en Werknemersorganisaties, voortvloeiende uit:
- het in bestuurlijke en secretariële zin deelnemen aan de vakopleidingsorganen, welke zich richten op het organiseren, instandhouden en verbeteren van de vakopleidingen binnen de Meubelindustrie;
- het in bestuurlijke zin deelnemen aan instituten die zich richten op:
- de ontwikkeling van (om- her- en bij)scholing in het kader van de employability van werknemers;
- de ontwikkeling van werkgelegenheids- en re-integratieprojecten die toegankelijk zijn voor werknemers;
- de ontwikkeling van het beroepsonderwijs en de afstemming in opleidingen en examens van het beroepsonderwijs gericht op werknemers;
- het organiseren en in stand houden van verplicht gestelde pensioenregelingen en spaar - en fonds- regelingen ten behoeve van werkgevers en werknemers, voorzover geen sprake is van het eigenlijke cao -overleg.
- de algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van iedere werknemer;
- de aan de ondernemingen en werknemers in het belang van goede arbeidsverhoudingen te verlenen diensten in het kader van het bevorderen van het goed functioneren van ondernemingsraden als vormen van overleg binnen de ondernemingen;
- de algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein;
het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg;
- de activiteiten van de 'commissie De Xxxx'. Deze commissie initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de meubelindustrie;
- het verstrekken van (zakelijke) informatie en voorlichting over de toepassing en uitleg van de WOR en het verrichten van advisering en bemiddeling bij geschillen tussen een werkgever en de ondernemingsraad, c.q. personeelsvertegenwoordiging.
c. de werkzaamheden van de instituten voor vakopleiding in de meubelindustrie en Interieurbouw: de activiteiten die in dit kader worden verricht zijn erop gericht werkgevers en werknemers te begeleiden bij deelname van de vakopleiding, de deelname aan de vakopleiding te stimuleren en de kwaliteit van de vakopleiding binnen de meubelindustrie en Interieurbouw, zowel op het niveau van individuele ondernemingen als op bedrijfstakniveau in stand te houden c.q. te verhogen.
x. de werkzaamheden van de volgende instituten:
- Stichting Expertisecentrum Meubel: de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit op het gebied van om- her- en bijscholing van werknemers die vallen onder deze CAO in het kader van employability; de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit ten behoeve van werkgelegenheids- en reïntegratieprojecten ter ondersteuning van werkgevers en werknemers; de Stichting bevordert het beroepsonderwijs aan werknemers en bevordert de kwaliteit, de onderlinge afstemming en doorstromingsmogelijkheden binnen de vakopleidingen en examens.
e. de werkzaamheden van de Stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.
f. de kosten verbonden aan de afgesloten collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werkgevers en werknemers.
g. de kosten verbonden aan het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg.
h. de kosten verbonden aan het bevorderen van algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van werknemers.
i. het verstrekken van uitkeringen (ter vervanging van arbeidsinkomsten) aan degenen die, indien zij daarvoor conform het reglement in aanmerking komen, vrijwillig hun dienstverband in de meubelindustrie en Interieurbouw, die door het bestuur van de SFM zijn toegelaten, beëindigen.
Artikel 7 Vergoedingen werknemers en Samenwerkingsverbanden.
Voortvloeiend uit artikel 6 verstrekt de Stichting onderstaande vergoedingen en tegemoetkomingen aan werknemers en Samenwerkingsverbanden.
a. De werknemer die de assistentenopleiding (niveau 1) via de beroepsbegeleidende leerweg volgt, heeft recht op een tegemoetkoming in de opleidingskosten ter grootte van € 80,-. De werknemer die de basisberoepsopleiding (niveau 2) via de beroepsbegeleidende leerweg volgt, heeft recht op een tegemoetkoming in de opleidingskosten ter grootte van € 300,-. De werknemer die de vakopleiding (niveau 3) via de beroepsbegeleidende leerweg volgt, heeft recht op een tegemoetkoming in de opleidingskosten ter grootte van € 420,-. De werknemer die reeds de tegemoetkoming voor niveau 2 heeft ontvangen, kan geen aanspraak maken op vergoeding op niveau 3. De tegemoetkoming dient door de werknemer aan het begin van de opleiding te worden aangevraagd bij het Expertisecentrum Meubel (ECM). Verdere informatie over deze regeling en een aanvraagformulier voor de tegemoetkoming is verkrijgbaar bij ECM, tel. 0000-000000 (Postbus 452, 3440 AL Woerden).
b. Samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 1 van deze CAO, hebben gedurende maximaal 3 maal 48 weken recht op een vergoeding voor werknemers die de Basisberoepsopleiding of Vakopleiding via de BBL volgen, vereveningsbijdrage genoemd.
c. Samenwerkingsverbanden ontvangen een hogere vergoeding, indien het een vrouwelijke werknemer betreft, onverminderd de overige bepalingen van dit lid.
Artikel 8 Ongevallenverzekering
1. De werkgever is verplicht voor de werknemers een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval de werknemer, in of buiten arbeidstijd, overkomen.
2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering (van € 61.752,80 op 1 januari 2022) bij overlijden of algehele invaliditeit. Bij gedeeltelijke invaliditeit gelden lagere bedragen, gerelateerd aan de mate van invaliditeit.
3. De uitkeringsbedragen worden jaarlijks, per 1 januari, geïndexeerd met de loonsverhogingen van de CAO regelende de lonen en andere arbeidsvoorwaarden, over de 12 maanden, voorafgaand aan 1 oktober van het voorgaande jaar.
4. De werkgever dient ter voldoening aan de in lid 1 genoemde verplichting, deel te nemen aan het door het Sociaal Fonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven afgesloten collectieve verzekeringscontact.
5. Van de in lid 4 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie verkrijgen van het bestuur van het Sociaal Fonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, indien door hem
wordt aangetoond, dat voor de werknemers een verzekering is afgesloten, waarvan de verzekerde bedragen ten minste gelijk zijn aan en de algemene en bijzondere voorwaarden niet minder gunstig zijn dan de in lid 4 genoemde verzekering. Indien de werkgever dispensatie verkrijgt wordt navenant minder premie voor dit Fonds in rekening gebracht.
6. De werknemers hebben in het geval een bedrijf dispensatie heeft overeenkomstig lid 5, een aanspraak op hun werkgever.
Artikel 9 Dispensatie
1. Werkgevers vallende onder de werkingssfeer hebben de mogelijkheid om dispensatie te verzoeken van de toepassing van deze cao of van 1 of meer artikelen daarvan.
2. Een verzoek tot dispensatie dient te worden ingediend bij Sociaal Fonds Meubel Postbus 693, 4200 AR Gorinchem/ Xxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxx Xxx.xx: 0183 - 822 901/E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
3. Het verzoek dient ten minste te vermelden:
- Naam en adres van de verzoeker;
- Ondertekening door de verzoeker;
- Een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek;
- De argumenten van verzoeker om voor dispensatie in aanmerking te komen;
- De dagtekening.
6. Indien het verzoek onvoldoende omschreven, gemotiveerd of gedocumenteerd is, dan zal binnen 2 weken aan verzoeker worden medegedeeld op welke punten en met welke documenten het verzoek dient te worden aangevuld. Aan verzoeker zal een termijn van 2 weken worden gesteld om de aanvullende gegevens in te dienen.
7. Het verzoek zal niet in behandeling worden genomen indien de aanvullende gegevens niet (voldoende) worden verstrekt. Verzoeker zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd.
8. Binnen 4 weken na ontvangst van een voldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd verzoek dan wel binnen 4 weken na ontvangst van de gevraagde aanvullende gegevens, zal verzoeker worden bericht dat het verzoek in behandeling zal worden genomen.
9. Bij de beoordeling of tot dispensatieverlening kan worden overgegaan, zal het bestuur als criteria hanteren:
a) Of er (tijdelijk) sprake is van bijzondere omstandigheden, afwijkend van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is, op grond waarvan het in redelijkheid niet van verzoeker kan worden gevergd dat de cao (-of bepalingen daarvan) onverkort wordt toegepast en;
b) Of er sprake is van een andere, tenminste aan deze cao (-of bepalingen daarvan) gelijkwaardige regeling die tot stand is gekomen in samenspraak met een representatieve werknemersorganisatie die onafhankelijk is van werkgever.
10. Het bestuur doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken nadat het verzoek in behandeling is genomen, uitspraak. Het bestuur kan deze termijn eenmaal met 8 weken verlengen.
11. Het bestuur zal de uitspraak schriftelijk en gemotiveerd mededelen aan verzoeker.
Artikel 10 Besteding der gelden
Het bestuur van de Stichting is gehouden om desgevraagd bijdrageplichtigen te informeren over de besteding van de ter beschikking gekomen gelden.
Artikel 11 Uitvoering
De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.
Namens: CBM
X.X. Xxxxxx Xxxxxxxxxx
FNV
X. Xxxxxxx Voorzitter
CNV Vakmensen
P. Fortuin Voorzitter
Statuten Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en interieurbouw
Naam en zetel Artikel 1
1. De Stichting draagt de naam: "Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw”.
2. De Stichting is gevestigd te Gorinchem.
Doel Artikel 2
1 De Stichting heeft, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en het reglement, ten doel het bevorderen van de goede arbeidsverhoudingen, de werkgelegenheid en scholing, de arbeidsomstandigheden en de bedrijfsgezondheidszorg in de bedrijfstakken.
2. De Stichting realiseert het in lid 1 genoemde doel door de subsidiëring dan wel financiering van de kosten verbonden aan:
a. De werkzaamheden van de Stichting Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw en haar commissies en instellingen, met dien verstande dat kosten van het eigenlijke CAO- overleg en uitwerking daarvan zijn uitgezonderd;
- de Stichting Vakraad ontwikkelt en implementeert beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt;
- de Stichting Vakraad verstrekt algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein;
- Onder werkzaamheden van de Stichting Vakraad vallen voorts de werkzaamheden van:
o de Aansluitingencommissie: de Aansluitingencommissie oordeelt over haar voorgelegde geschillen inzake de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomsten die tussen werkgevers- en werknemersorganisaties tot stand komen;
o de Commissie Arbeidsomstandigheden: de Commissie Arbeidsomstandigheden initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de bedrijfstak.
b. De werkzaamheden van de werkgevers- en werknemersorganisaties voortvloeiende uit:
- het in bestuurlijke en secretariële zin deelnemen aan de vakopleidingsorganen, welke zich richten op het organiseren, in stand houden en verbeteren van de vakopleidingen binnen de Meubelindustrie;
- het in bestuurlijke zin deelnemen aan instituten die zich richten op:
o de ontwikkeling van (om- her- en bij)scholing in het kader van de employability van werknemers;
o de ontwikkeling van werkgelegenheids- en re-integratieprojecten die toegankelijk zijn voor werknemers;
o de ontwikkeling van het beroepsonderwijs en de afstemming in opleidingen en examens van het beroepsonderwijs gericht op werknemers;
o de algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van iedere werknemer;
o de aan de ondernemingen en werknemers in het belang van goede arbeidsverhoudingen te verlenen diensten in het kader van het bevorderen van het goed functioneren van ondernemingsraden als vormen van overleg binnen de ondernemingen;
o de algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein;
o het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg;
o de activiteiten van de 'commissie De Xxxx'. Deze commissie initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de meubelindustrie;
o het verstrekken van (zakelijke) informatie en voorlichting over de toepassing en uitleg van de WOR en het verrichten van advisering en bemiddeling bij geschillen tussen een werkgever en de ondernemingsraad, casu quo personeelsvertegenwoordiging.
c. De werkzaamheden van de instituten voor vakopleiding in de meubelindustrie en Interieurbouw: de activiteiten die in dit kader worden verricht zijn erop gericht werkgevers en werknemers te begeleiden bij deelname van de vakopleiding, de deelname aan de vakopleiding te stimuleren en de kwaliteit van de vakopleiding binnen de meubelindustrie en Interieurbouw, zowel op het niveau van individuele ondernemingen als op bedrijfstakniveau in stand te houden casu quo te verhogen.
d. De werkzaamheden van de volgende instituten:
- Stichting Expertisecentrum Meubel:
- de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit op het gebied van om- her- en bijscholing van werknemers die vallen onder deze CAO in het kader van employability;
- de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit ten behoeve van werkgelegenheids- en re-integratieprojecten ter ondersteuning van werkgevers en werknemers;
- de Stichting bevordert het beroepsonderwijs aan werknemers en bevordert de kwaliteit, de onderlinge afstemming en doorstromingsmogelijkheden binnen de vakopleidingen en examens.
e. De werkzaamheden van de Stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.
f. De kosten verbonden aan de afgesloten collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van werkgevers en werknemers.
g. De kosten verbonden aan het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg.
h. De kosten verbonden aan het bevorderen van algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van werknemers.
i. het verstrekken van uitkeringen (ter vervanging van arbeidsinkomsten) aan degenen die, indien zij daarvoor conform het reglement in aanmerking komen, vrijwillig hun dienstverband in de meubelindustrie en Interieurbouw, die door het bestuur van de SFM zijn toegelaten, beëindigen.
3. De wijze waarop de Stichting haar doel tracht te bereiken wordt door het bestuur nader vastgelegd in het reglement.
Vrijwillige aansluiting Artikel 3
Het bestuur van de Stichting is - te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden - bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot vrijwillige aansluiting met ondernemingen die een aan de Meubelindustrie en Interieurbouw verwant bedrijf uitoefenen of met ondernemingen of organisaties waarin werkzaamheden worden verricht die in relatie staan tot de Meubelindustrie en Interieurbouw.
Bestuur Artikel 4
1. Het bestuur bestaat uit zes leden. De leden van het bestuur worden benoemd door:
a. Koninklijke CBM, branchevereniging voor interieurbouw en meubelindustrie (hierna te noemen: de werkgeversorganisatie), die drie leden benoemt (verder te noemen: de werkgeversleden);
b. FNV en CNV Vakmensen (hiema gezamenlijk te noemen: de werknemersorganisaties), die drie leden benoemen (verder te noemen: de werknemersleden).
2. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester, alsmede een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris en een plaatsvervangend penningmeester.
Zittingsduur en einde lidmaatschap Artikel 5
1 . De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van twee jaar. Aftredende bestuursleden komen voor herbenoeming in aanmerking.
2. In een tussentijdse vacature wordt, zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan, voorzien overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. Het nieuwe lid heef zitting gedurende de tijd, die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Het bestuur behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.
3. Op één januari van het ene jaar treden vier bestuursleden af te weten twee werkgeversleden alsmede twee werknemersleden.
Op één januari van het andere jaar treden twee bestuursleden af, te weten het overgebleven andere werkgeverslid alsmede het overgebleven andere werknemerslid.
4. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt voorts:
- door het verstrijken van de periode waarvoor de benoeming geldt;
- door schriftelijk bedanken;
- door overlijden;
- als de bestuurder de beschikkingsbevoegdheid over zijn vermogen verliest;
- door een besluit van de organisatie(s) die het betrokken bestuurslid benoemde(n).
5. Voor het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders berust het bestuur van de Stichting tijdelijk bij één door het bestuur in haar jaarvergadering daartoe aangewezen persoon. Het bestuur heeft het recht om ook ingeval van ontstentenis of belet van één of meer, doch niet alle bestuurders, een persoon als bedoeld in de vorige zin, aan te wijzen die alsdan mede met het bestuur is belast.
Onder belet wordt in deze statuten in ieder geval verstaan de omstandigheid dat:
a. de bestuurder gedurende een periode van meer dan zeven (7) achtereenvolgende dagen onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken; of
b. de bestuurder is geschorst.
Onder "ontstentenis" wordt in deze statuten verstaan de situatie waarin een vacature ontstaat.
Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging Artikel 6
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en (indien vastgesteld) het reglement. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de Stichting. Dat geldt ook voor de handelingen bedoeld in artikel 291 , tweede lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de administrateur of aan één of meer uit zijn midden aangewezen commissies. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
3. De Stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur of door de voorzitter en de secretaris tezamen. Bij ontstentenis van de voorzitter en/of de secretaris treedt de plaatsvervangend voorzitter en/of de plaatsvervangend secretaris in hun plaats.
Bestuursvergaderingen Artikel 7
1. Het bestuur vergadert minimaal eenmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter of bij diens afwezigheid degene die hem als zodanig vervangt het wenselijk acht. Het bestuur vergadert bovendien, indien ten minste drie bestuursleden dit wenselijk achten.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld.
Reis en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regeling.
Besluitvorming Artikel 8
1. Besluiten van het bestuur worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. Voor het nemen van besluiten dient ten minste de helft van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig te zijn waarvan ten minste één van de door de werkgeversorganisatie benoemde bestuursleden en ten minste één van de door de werknemersorganisaties benoemde bestuursleden.
2. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem indien de aantallen der ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgevers-, respectievelijk van de werknemersleden in het bestuur evenveel stemmen uit als van de andere groep leden van het bestuur aanwezig zijn.
3. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
4. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is aan het bepaalde in het eerste lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal leden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen beslissing kon worden genomen. besluiten worden genomen.
5. Bij het staken der stemmen wordt in een volgende vergadering welke ten hoogste één maand later plaatsvindt, andermaal over hetzelfde onderwerp gestemd. Staken de stemmen in tweede instantie wederom, dan wordt over het betreffende onderwerp beslist door de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw. De beslissing welke door de Vakraad wordt genomen is bindend.
6. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in de leden 1, eerste volzin, en 5, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen, het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld. Xxxx besluit komt tot stand als een van de bestuursleden aangeeft het voorstel in de eerstvolgende vergadering te willen behandelen.
7. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich tijdens bestuursvergaderingen door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd lid van het bestuur te laten vertegenwoordigen.
8. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de Stichting. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, beslist de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw.
Adviseurs Artikel 9
De bestuursleden kunnen zich in de vergadering van het bestuur laten bijstaan door adviseurs.
Accountant Artikel 10
1. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant, die tot taak heeft jaarlijks de balans en de rekening van baten en lasten te controleren.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de Stichting. De waarden van de Stichting worden hem desverlangd getoond.
Geldmiddelen Artikel 11
1. a. De geldmiddelen van de Stichting met betrekking tot de overige activiteiten worden gevormd door:
- het Stichtingskapitaal;
- bijdragen, die worden verstrekt door de ondernemers in de bedrijfstakken vallende onder de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds voor de Meubelindustrie en Interieurbouw, ingevolge het bepaalde in die overeenkomst;
- eventuele andere baten.
b. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:
a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 2 omschreven doel;
b. de overige uitgaven.
Xxxxxx en administratie/administrateur Artikel 12
1 De gelden van de Stichting worden door het bestuur beheerd. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.
2 Voor zover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
3 Gerede gelden worden in rekening courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
4 Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
5 De kosten van het administratief en geldelijk beheer komen voor rekening van de Stichting.
Boekjaar Artikel 13
Het boekjaar van het Stichting valt samen met het kalenderjaar.
Jaarstukken en begroting Artikel 14
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant of een accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de toestand van de
Stichting vast. Het verslag is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. Uit het jaarverslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven zijn gedaan overeenkomstig de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen. De verklaringen van de subsidie-ontvangende instellingen maken deel uit van het jaarverslag, De stukken geven een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het afgelopen jaar.
Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. bij de organisaties zoals genoemd in artikel 4 eerste lid;
b. ten kantore van de administrateur;
c. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij de Stichting betrokken organisaties van werkgevers en werknemers. Voorts wordt op verzoek van een bij het fonds betrokken werkgever of werknemer, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten, aan deze een exemplaar van het jaarverslag en de accountantsverklaring toegezonden.
5. Voorafgaand aan ieder jaar stelt het bestuur een begroting voor het eerstvolgende boekjaar vast. Deze begroting is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.
De begroting is beschikbaar voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.
Verantwoording Artikel 15
1. Jaarlijks zal door de gesubsidieerde instellingen aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen worden afgelegd. De ontvangen verantwoordingen worden opgenomen in de door de Stichting over te leggen rekening en verantwoording als bedoeld in het derde lid. Tevens zullen deze verantwoordingen deel uit maken van het jaarverslag als bedoeld in artikel 14 lid 1.
2. De begroting van inkomsten en uitgaven wordt door het bestuur van de Stichting ter kennisneming toegezonden aan de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw. De begroting van inkomsten en uitgaven kan door het bestuur worden goedgekeurd, indien binnen één maand na toezending van de Vakraad geen schriftelijke bezwaren zijn ontvangen.
3 Ook legt het bestuur jaarlijks aan de Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw rekening en verantwoording af over het gevoerde beleid, Deze rekening en verantwoording kan door het bestuur worden goedgekeurd indien binnen één maand na toezending van de Vakraad geen schriftelijke bezwaren zijn ontvangen. De Vakraad kan de overgelegde rekening en verantwoording op kosten van de Stichting door een accountant doen controleren.
Reglement Artikel 16
1. Het bestuur stelt een reglement vast, waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.
2. De bepalingen van het reglement welke in strijd zijn met de statuten zijn nietig.
Wijziging van de statuten en het reglement Artikel 17
1. De statuten en het reglement kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur.
2. Wijziging van de statuten en/of het reglement kan slechts plaatsvinden nadat een voorstel daartoe door het bestuur aan de werkgeversorganisaties en aan de werknemersorganisaties, genoemd in artikel 4, eerste lid, is toegezonden en op voorwaarde dat binnen een termijn van veertien dagen na toezending geen schriftelijke bezwaren van genoemde organisaties zijn ontvangen.
3. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten en/of het reglement in een vergadering waarin ten minste twee/derde (2/3) der bestuursleden aanwezig is. Een besluit tot wijziging van de statuten en/of het reglement kan slechts worden genomen met algemene stemmen.
4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid, kan een besluit tot wijziging van de statuten en/of het reglement schriftelijk door het bestuur worden genomen. Bij schriftelijke besluitvorming dienen alle leden van het bestuur hun stem uit te brengen en dient het besluit met algemene stemmen te worden genomen.
5. Van een wijziging in de statuten wordt een notariële akte opgemaakt.
Ontbinding en liquidatie van de Stichting Artikel 18
1. De Stichting kan onder goedkeuring van de in artikel 4 vermelde organisaties worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van de Stichting kan slechts worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering.
2. Bij ontbinding van de Stichting is het bestuur met de vereffening belast, tenzij bij het besluit tot ontbinding een of meer liquidateurs zijn aangewezen.
3. Het liquidatiesaldo zal door het bestuur van de Stichting zoveel mogelijk overeenkomstig de doeleinden van de Stichting worden verdeeld.
4. De stukken van de ontbonden Stichting dienen zeven jaar bewaard te worden.
Slotbepaling Artikel 19
In alle gevallen waarin niet is voorzien in deze statuten en (indien vastgesteld) het reglement en evenmin in de wet, beslist het bestuur.
reglement
Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw
ARTIKEL 1
Definities
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 2 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw, hierna te noemen “CAO”.
ARTIKEL 2
Bijdrage
1. De werkgever is ter financiering van de Stichting jaarlijks een bijdrage verschuldigd aan de Stichting. Zoals bepaald in artikel 4 van de CAO bedraagt de bijdrage 0,9 % van het inkomen als bedoeld in artikel 5 van de CAO. Van het percentage van 0,9% is het gedeelte van 0,1% bestemd voor de Regeling Vervroegd Uittreden Meubelindustrie en Interieurbouw en deze premie van 0,1% geldt in principe gedurende de gehele looptijd van de cao. Indien partijen het percentage willen wijzingen dan maken partijen hierover tijdig afspraken.
2. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig acht om de door de werkgever op grond van de CAO verschuldigde bijdrage vast te stellen.
3. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de in het vorige lid bedoelde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.
4. De werkgever is verplicht de door hem volgens de CAO verschuldigde bijdrage te voldoen binnen 4 weken na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting. Het bestuur is bevoegd van de werkgever te vorderen, dat deze op door het bestuur vast te stellen tijdstippen en tot door het bestuur vast te stellen bedragen voorschotten op de verschuldigde bijdrage aan de Stichting zal betalen. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
5. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.
De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag van de dag volgend op die waarop het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging volgens de wet. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van ‡ 50,--.
ARTIKEL 3
Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door de subsidiëring dan wel financiering van de kosten verbonden aan:
a. de werkzaamheden van de Stichting Vakraad voor de Meubelindustrie en Interieurbouw en haar commissies en instellingen, met dien verstande dat kosten van het eigenlijke CAO- overleg en uitwerking daarvan zijn uitgezonderd;
- de Stichting Vakraad ontwikkelt en implementeert beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt;
- de Stichting Vakraad verstrekt algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein.
- Onder de werkzaamheden van de Stichting Vakraad vallen voorts de werkzaamheden van:
- de Aansluitingencommissie: de Aansluitingencommissie oordeelt over haar voorgelegde geschillen inzake de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomsten die tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties tot stand komen;
- de Commissie Arbeidsomstandigheden: de Commissie Arbeidsomstandigheden initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de bedrijfstak.
b. de werkzaamheden van de werkgevers- en werknemersorganisaties, voortvloeiende uit:
- het in bestuurlijke en secretariële zin deelnemen aan de vakopleidingsorganen, welke zich richten op het organiseren, instandhouden en verbeteren van de vakopleidingen binnen de Meubelindustrie;
- het in bestuurlijke zin deelnemen aan instituten die zich richten op:
- de ontwikkeling van (om- her- en bij)scholing in het kader van de employability van werknemers;
- de ontwikkeling van werkgelegenheids- en re-integratieprojecten die toegankelijk zijn voor werknemers;
- de ontwikkeling van het beroepsonderwijs en de afstemming in opleidingen en examens van het beroepsonderwijs gericht op werknemers;
- de algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van iedere werknemer;
- de aan ondernemingen en werknemers in het belang van goede arbeidsverhoudingen te verlenen diensten in het kader van het bevorderen van het goede functioneren van ondernemingsraden als vormen van overleg binnen de ondernemingen;
- de algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein;
- het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg;
- de activiteiten van de ‘commissie de Xxxx’. Deze commissie initieert, begeleidt en voert projecten uit ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de meubelindustrie;
- het verstrekken van (zakelijke) informatie en voorlichting over de toepassing en uitleg van de WOR en het verrichten van advisering en bemiddeling bij geschillen tussen een werkgever en de ondernemingsraad, c.q. personeelsvertegenwoordiging.
c. de werkzaamheden van de instituten voor vakopleiding in de meubelindustrie en Interieurbouw: de activiteiten die in dit kader worden verricht zijn erop gericht werkgevers en werknemers te begeleiden bij deelname van de vakopleiding, de deelname aan de vakopleiding te stimuleren en de kwaliteit van de vakopleiding binnen de meubelindustrie en Interieurbouw, zowel op het niveau van individuele ondernemingen als op bedrijfstakniveau in stand te houden c.q. te verhogen.
x. de werkzaamheden van de volgende instituten:
- Stichting Expertisecentrum Meubel: de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit op het gebied van om- her- en bijscholing van werknemers die vallen onder deze CAO in het kader van employability; de Stichting initieert, ontwikkelt en voert activiteiten uit ten behoeve van werkgelegenheids- en re-integratieprojecten ter ondersteuning van werkgevers en werknemers; de Stichting bevordert het beroepsonderwijs aan werknemers en bevordert de kwaliteit, de onderlinge afstemming en doorstromingsmogelijkheden binnen de vakopleidingen en examens.
e. de werkzaamheden van de Stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten en reglementen en CAO genoemde activiteiten.
f. de kosten verbonden aan de afgesloten collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van werkgevers en werknemers.
g. de kosten verbonden aan het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg.
h. de kosten verbonden aan het bevorderen van algemene scholing in het kader van de employability en vakopleiding ten behoeve van werknemers.
i. het verstrekken van uitkeringen (ter vervanging van arbeidsinkomsten) aan degenen die, indien zij daarvoor conform het reglement in aanmerking komen, vrijwillig hun dienstverband in de meubelindustrie en Interieurbouw, die door het bestuur van de SFM zijn toegelaten, beëindigen.
ARTIKEL 4
Werkwijze
1. De aanvragen voor subsidiëring dan wel financiering dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel;
- voor éénmalige subsidies/financieringen: zo spoedig mogelijk;
- voor periodieke subsidies/financieringen: jaarlijks voor de 1e december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
2. Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden. Deze begroting dient te zijn gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen, zoals die zijn geformuleerd in artikel 2 van de statuten.
3. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient door middel van een verklaring schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel
- voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;
- voor periodieke subsidies: jaarlijks voor 15de mei volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.
De verklaring met betrekking tot de besteding van de gelden dient te worden gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten, zoals die zijn geformuleerd in artikel 2 van de statuten en maakt een integraal onderdeel uit van het in artikel 14, eerste lid, van de statuten genoemde verslag. De verklaring dient te zijn gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.
4. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
5. Tegen de beslissing van het bestuur over toekenning van de gelden kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
ARTIKEL 5
Begroting
Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks vóór 1 november een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting voor het eerstvolgende boekjaar vast. Deze begroting is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. De begroting is beschikbaar voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.
De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in artikel 11, lid 1 van de statuten;
b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
c. de kosten van de administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
ARTIKEL 6
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 1997. Het is laatstelijk gewijzigd met ingang van 22 november 2007, met dien verstande dat artikel 2, 1e lid, gewijzigd is per 1 januari 2008.
Laatstelijk is artikel 3 onder D. gewijzigd, met ingang van 1 januari 2017 Laatstelijk is artikel 1 gewijzigd met ingang van december 2019 Laatstelijk is artikel 3 gewijzigd met ingang van 1 oktober 2021
Reglement Regeling Vervroegd Uittreden Meubelindustrie en Interieurbouw
Als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub i van de statuten Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw.
Artikel 1 – Definities
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 2 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw, hierna te noemen “cao”. Verder wordt in afwijking van en in aanvulling op die definities verstaan onder:
- De Stichting: de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw.
- Het bestuur: het bestuur van de Stichting.
- De Regeling: Regeling Vervroegd Uittreden
- Uitkeringsgerechtigde: degene aan wie op grond van dit reglement door het bestuur een uitkering istoegekend.
- Uittredingsdatum: de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn werkgever op verzoek van de werknemer feitelijk volledig is beëindigd.
- AOW-gerechtigde leeftijd: de in artikel 7a, eerste lid, van de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx bedoelde leeftijd.
- Fonds cao: collectieve arbeidsovereenkomst regelende de werkgeversbijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Interieurbouw
- Werkgever: iedere werkgever in de Meubelindustrie en Interieurbouw als bedoeld in artikel 1 van de fonds cao.
- Werknemer: werknemer zoals bedoeld in de fonds-cao, die werkzaam is binnen de productie/montage, logistiek/transport of technische dienst,
- Partner: zoals gedefinieerd in pensioenreglement Meubel.
Artikel 2 – Recht op uitkering
1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die:
a. in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 op uittredingsdatum de leeftijd heeft bereikt van 65 jaar, en
b. geboren is tussen 1955 en 1961, en
c. in de periode van 25 jaar direct voorafgaand aan de uittredingsdatum ten minste 20 jaar werkzaam is geweest in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van de fonds-cao als werknemer in de zin van de fonds-cao. Perioden van maximaal 6 maanden niet of elders werken tellen mee als gewerkte tijd.
2. Geen recht op een uitkering heeft degene:
a. die op de uittredingsdatum een dienstbetrekking of een eigen onderneming heeft. Vrijwilligerswerk is toegestaan;
b. die recht heeft op een IVA-uitkering, WW-uitkering of ZW-uitkering;
c. die met pensioen is gegaan en gestopt met werken en die vervolgens weer gaat werken.
3. Er wordt pas tot uitkering overgegaan indien vóór de uittredingsdatum een verklaring omtrent einde dienstverband, getekend door werkgever en werknemer, door de Stichting is ontvangen.
Artikel 3 - Duur, hoogte en uitbetaling uitkering
1. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt een maandelijkse uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de uittredingsdatum. De uitkering wordt toegekend tot aan de dag waarop de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
2. De maandelijkse bruto uitkering is gelijk aan de RVU-drempelvrijstelling (maximumniveau 2021:
€ 1.847,00). Dit geldt voor de uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum werkzaam was op basis van een fulltime dienstverband.
3. De uitkering wordt jaarlijks ingaande 1 januari aangepast aan de voor dat jaar geldende RVU-drempelvrijstelling.
4. Er wordt geen vakantiegeld uitbetaald.
5. De uitkering wordt maandelijks door de Stichting aan de uitkeringsgerechtigde betaald, onder aftrek vande wettelijk verplichte inhoudingen. De uitkeringsgerechtigde ontvangt jaarlijks een specificatie van de betaalde uitkering.
6. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uitredingsdatum gedeeltelijk arbeidsgeschikt was,heeft recht op een uitkering naar rato van het gedeelte dat hij arbeidsgeschikt is.
7. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum een parttime dienstverband had,heeft recht op een uitkering naar rato van zijn arbeidsduur.
8. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum een parttime dienstverband had, heeft recht op een uitkering naar rato van zijn arbeidsduur. Hierbij is maatgevend het gemiddelde parttime percentage in de 12 maanden voorafgaand aan de RVU-uitkering.
Artikel 4 - Einde recht op uitkering
1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum als de uitkeringsgerechtigde:
a. opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in diedienstbetrekking werkzaam is;
b. zich als ondernemer vestigt en wel met ingang van de vestigingsdatum.
3. Xxxxxxx van overlijden van de uitkeringsgerechtigde met ingang van de maand volgend op de maand waarin het overlijden plaatsvond, tenzij er op de datum van overlijden van de uitkeringsgerechtigde sprake is van een partner. In dat laatste geval gaat, wanneer de fiscale wet- en regelgeving dit toestaat, de uitkering over naar de partner van de uitkeringsgerechtigde. De uitkering loopt dan tot maximaal de datum van de AOW-leeftijd die de deelnemer bereikt zou hebben, als genoemd in de toekenningsbrief aan de deelnemer. Een eventuele tussentijdse verhoging van de AOW-leeftijd, verlengt de duur van de uitkering dus niet.
Artikel 5 - Aanvragen uitkering en verstrekken van gegevens
1. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een uitkering op grond van deze regeling dient minimaal drie maanden vóór de uittredingsdatum een daartoe strekkende aanvraag in.
2. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering dient bij de aanvraag alleinformatie in waarom wordt gevraagd.
3. De aanvraag wordt ingediend bij de Stichting met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend, en onder bijvoegingvan de gevraagde bewijsstukken.
4. Tevens dient de werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering alle informatie in waarvan hem bekend is dat die relevant is voor het vaststellen van zijn recht op uitkering.
5. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering verklaart zich bij zijn aanvraag akkoord met de op hem van toepassing zijnde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement.
6. Binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag wordt een beslissing genomen over de aanvraag en deze wordt schriftelijk naar de werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkeringgestuurd. Indien het door omstandigheden niet mogelijk is om binnen zes weken een beslissing te nemen, zal de werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering hierover schriftelijk worden geïnformeerd, waarbij tevens de reden van uitstel zal worden meegedeeld, alsmedede periode waarbinnen de beslissing genomen zal worden.
7. Gedurende de looptijd van de uitkering is de uitkeringsgerechtigde verplicht om uit zichzelf dan wel op verzoek van en op de door de Stichting voorgeschreven wijze alle informatie aan de Stichting te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat die van invloed is
op het voortbestaan vanhet recht, de hoogte en de duur van de uitkering.
Artikel 6 - Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering
1. Indien de uitkeringsgerechtigde de op grond van deze regeling gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet, niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, worden ingetrokken. Uitkeringsgerechtigde wordt geachtde in dit lid bedoelde inlichtingen niet of niet tijdig te hebben verstrekt, indien de Stichting de inlichtingen niet binnen twee maanden na ontvangst van de eerste oproep daartoe of nadat het uit eigenbeweging te melden feit bekend is bij uitkeringsgerechtigde, heeft ontvangen.
2. De Stichting is bevoegd de door de Stichting opgelopen schade als gevolg van door uitkeringsgerechtigde niet, niet tijdig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit te veel betaalde uitkeringen, sociale lasten en rente, te verhalen op uitkeringsgerechtigde. Daarbij behoudt de Stichting zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.
3. Wanneer sprake is van fraude, valsheid in geschrifte of enig ander misdrijf als vermeld in het Wetboek van Strafrecht, dan kan de Stichting daarvan aangifte doen. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civielrechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkene te verhalen.
4. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de uitkeringsgerechtigde van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het nietkennen van de inhoud van deze regeling.
5. De Stichting stuurt aan de uitkeringsgerechtigde, schriftelijk en gemotiveerd, een beslissing van het feit dat een sanctie zoals bedoeld in dit artikel aan de uitkeringsgerechtigde wordt opgelegd, waarbij in iedergeval vermeld zal worden waarom deze sanctie wordt opgelegd en wat de hoogte en duur van de sanctie is.
Artikel 7 - Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
1. Indien de uitkering geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is betaald, kan die uitkering of dat deel van de uitkering door de Stichting worden teruggevorderd van de persoon aan wie onverschuldigd is betaald. Geen terugvordering zal plaatsvinden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de datum waarop de Stichting heeft geconstateerd dat de uitkering onverschuldigd is betaald. De Stichting doet debetreffende persoon van die constatering onverwijld schriftelijk mededeling.
2. Wanneer blijkt dat een uitkering onverschuldigd is betaald, stuurt de Stichting aan degene die de uitkering heeft ontvangen een beslissing, waarin aan deze persoon gemotiveerd
wordt meegedeeld dataan hem onverschuldigd is betaald, alsmede de termijn waarbinnen hij het onverschuldigd betaalde bedrag dient terug te betalen. Deze termijn bedraagt twee weken.
3. Voor zover mogelijk zal de terugvordering worden verrekend met de nog uit te betalen uitkering. De Stichting stelt de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald daarvan schriftelijk op de hoogte in deonder lid 2 bedoelde beslissing.
4. Indien de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet in staat is het nog openstaande bedrag ineens terug te betalen, dan kan hij om een betalingsregeling verzoeken. Hij dient dit verzoek binnen twee weken na dagtekening van de in lid 2 bedoelde beslissing in bij de Stichting. De persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald, geeft de Stichting volledig inzage in zijn financiële situatie en verstrekt deStichting alle informatie die op de beoordeling van het verzoek van invloed is. De Stichting beoordeelt vervolgens of een betalingsregeling overeengekomen kan worden. De Stichting houdt daarbij rekeningmet de beslagvrije voet.
5. Wanneer een betalingsregeling is overeengekomen, bericht de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald schriftelijk over de hoogte van het periodiek terug te betalen bedrag en het moment waarop de periodieke betalingen door de Stichting dienen te zijn ontvangen.
6. Wanneer de Stichting niet tegemoetkomt aan een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, zal de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald hiervan schriftelijk mededeling doen. Aan de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald, wordt dan het verzoek gedaan de onverschuldigd betaalde uitkering alsnog binnen twee weken aan de Stichting terug te betalen.
7. Wanneer terugvordering over het lopende kalenderjaar plaatsvindt zal terugvordering van het netto te veel betaalde bedrag plaatsvinden. Xxxxx terugvordering plaats na afloop van het kalenderjaar waarin de uitkering onverschuldigd is betaald, dan vordert de Stichting het bruto te veel betaalde bedrag terug.
8. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet tijdig aan de verplichting tot terugbetaling voldoet, of – in het geval van een betalingsregeling – zijn periodiek niet tijdig betaalt, zal de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald eenmaal een herinnering sturen met de mededeling dat de betaling binnen 14 dagen door de Stichting moet zijn ontvangen. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet binnen die termijn betaalt of wanneer hij een tweede maal een periodiek mist, zal de gehele vordering zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobureau. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald.
9. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Artikel 8 - Voorschriften
Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering. Deze voorschriften moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten en in dit reglement.
Artikel 9 - Bijzondere gevallen
Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoetkomt aan de bedoelingen van deze regeling.
Artikel 10 - Intern beroep
1. De uitkeringsgerechtigde die zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan zich schriftelijk tot het bestuur wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.
2. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt desgevraagd schriftelijk kennisgegeven van een beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die hem betreft.
3. Een kennisgeving zoals bedoeld in het tweede lid is gedagtekend en vermeldt de gronden waarop de beslissing berust.
Artikel 11 – Uitvoering
De Stichting is bevoegd de uitvoering van dit reglement te delegeren aan een uitvoeringsorganisatie.
Artikel 12 – Slotbepaling
Dit reglement is vastgesteld op 1 oktober 2021.