Cao A&O fonds Gemeenten
Cao A&O fonds Gemeenten
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gevestigd te Den Haag en
Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO), gevestigd te Den Haag en
FNV, sector Overheid, gevestigd te Utrecht,
CNV Overheid, onderdeel van CNV Connectief, gevestigd te Utrecht en FDO-MHA, gevestigd te Den Haag,
in deze cao verder te noemen ‘partijen’,
verklaren de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst (cao) te zijn overeengekomen.
Artikel 1. Definities
1. cao-partijen: de VNG, de WSGO en de vakbonden die deze cao hebben afgesloten en ondertekend.
2. werkgever:
a. een gemeente, zijnde een lid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of
b. een lid van de Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO).
3. werknemer: de persoon die bij de werkgever als bedoeld in lid 2 werkzaam is op grond van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW.
4. stichting: de Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten (A&O fonds Gemeenten).
5. bestuur: het bestuur van de stichting.
6. statuten: de statuten van de in lid 4 genoemde stichting.
7. reglement: het uitvoeringsreglement van de in lid 4 genoemde stichting.
Artikel 2. Looptijd
1. Deze cao loopt van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.
2. Deze cao eindigt van rechtswege na afloop van de overeengekomen looptijd.
3. Partijen kunnen besluiten tot tussentijdse wijziging van deze cao.
Artikel 3. Doel
1. De stichting heeft ten doel het bevorderen, (doen) uitvoeren en (mede)financieren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de gemeentelijke sector. De stichting tracht zijn doel te bereiken door middel van de volgende activiteiten:
a. het leveren van een bijdrage door middel van activiteiten als onderzoek, publicaties, voorlichting, informatiebijeenkomsten en subsidieverstrekking aan het bevorderen en stimuleren van vernieuwingen in de gemeentelijke sector, teneinde te bewerkstelligen dat de gemeentelijke sector en de daarvan deel uitmakende organisaties en werkzame personen optimaal kunnen functioneren en daarmee hun maatschappelijke doelen kunnen verwezenlijken;
b. het stimuleren van arbeidsmarkt- en opleidingsactiviteiten die door de gemeenten als werkgevers in overleg en met instemming van hun werknemersvertegenwoordiging tot stand worden gebracht ten behoeve van die werkgevers, hun werknemers en werkzoekenden;
c. het ondersteunen en/of initiëren van educatieve en onderzoeksactiviteiten die van belang zijn voor de goede werking van de arbeidsmarkt in de gemeentelijke sector;
d. het faciliterend optreden ten behoeve van activiteiten van sociale partners op nationaal en internationaal niveau, alsmede werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijk belang van de gemeentelijke sector;
e. het ondersteunen van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA): de cao-onderhandelingen, technische overleggen en uit die onderhandelingen en overleggen vloeiende werkzaamheden
en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2. De stichting beoogt niet het maken van winst.
3. Ten behoeve van het bereiken van het doel van de stichting heft de stichting jaarlijks een bijdrage van de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder a. De werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder a is verplicht tot betaling hiervan.
Artikel 4. Uitvoering
1. Uitvoering van deze cao gebeurt volgens de statuten en het reglement van de stichting, die als bijlage onderdeel uitmaken van deze overeenkomst.
2. De uitvoering gebeurt door de stichting.
Artikel 5. Bijdrage
1. De stichting wordt gefinancierd door middel van de in artikel 3 lid 3 bedoelde bijdrage.
2. De bijdrage per kalenderjaar van elke werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder a is gelijk aan
€0,3838 per inwoner van de gemeente. Het aantal inwoners per gemeente wordt vastgesteld op basis van CBS Statline per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar.
3. De stichting is bevoegd tot inning van de in artikel 3 lid 3 bedoelde bijdragen en stuurt daartoe jaarlijks een factuur aan de gemeenten.
Namens werkgevers:
Namens het College van Arbeidszaken VNG en de werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties
Ton Heerts
Voorzitter CvA en Voorzitter WSGO
Namens werknemers: FNV, sector Overheid
Xxxxxxx Xxxxxxxx FNV Overheid Bestuurder
CNV Overheid, onderdeel van CNV Connectief
Xxxx Xxxxx CNV
Bestuurder
FDO-MHA
Gezina ten Hove CMHF
Bestuurder
Toelichting
Met ingang van 2018 is de financiering van het A&O fonds Gemeenten veranderd. Met ingang van 2018 zijn rechtstreekse betalingen uit het gemeentefonds aan derden – niet zijnde gemeenten- niet meer mogelijk.
De bedragen waar het om gaat, worden voortaan rechtstreeks naar de gemeenten overgemaakt, als onderdeel van hun totale gemeentefondsuitkering. Voor de bekostiging van het A&O fonds Gemeenten wordt vanaf 2018 jaarlijks een bedrag gestort in het gemeentefonds van € 6.640 miljoen. Dit bedrag wordt over de gemeenten verdeeld via het aantal inwoners.
Voor de bekostiging van het A&O fonds Gemeenten wordt jaarlijks een bedrag gestort in het gemeentefonds van € 6,640 miljoen. Dit bedrag wordt over de gemeenten verdeeld via de verdeelsleutel van het aantal inwoners.
De financiële basis van deze afspraak is destijds vastgelegd in de meicirculaire 2017.
Partijen spreken af dat gemeenten vanaf 1 januari 2021 tot en 31 december 2021, met de huidige bijdrage de financiering van het A&O fonds Gemeenten continueren. De bijdrage per gemeente is voor de looptijd van deze afspraak gebaseerd op het inwoneraantal van die gemeente op 1 januari 2019.
Uitwerking
Conform bovenstaande afspraak wordt met ingang van 2021 het genoemde bedrag van € 6.640 miljoen bij de gemeenten in rekening gebracht. Elke gemeente ontvangt een factuur voor haar aandeel in het totaalbedrag. Dit aandeel wordt eveneens bepaald aan de hand van het aantal inwoners. Op die manier kan de gezamenlijke uitvoering van A&O taken voortgang vinden.
Deze bepaling verloopt voor de gemeenten budgettair neutraal: het bedrag dat aan het gemeentefonds wordt toegevoegd is gelijk aan het bedrag dat in totaal aan de gemeenten wordt gefactureerd. Het bedrag per inwoner dat per jaar aan u wordt gefactureerd bedraagt € 0,3838. Dit is de uitkomst van de berekening waarin het totaalbedrag van € 6,640 miljoen wordt gedeeld door het aantal inwoners van Nederland op 1 januari 2019. Dat zijn er 17300000.
STATUTEN
Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten
Begripsbepalingen
In de statuten wordt verstaan onder:
a. accountant: een registeraccountant of een andere accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. benoemende partijen: FNV, CMHF, CNV Connectief en VNG.
c. CMHF: de statutair te 's-Gravenhage gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen Bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF), ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 40409940, (of haar rechtsopvolger(s) onder algemene titel);
d. CNV Connectief: de statutair te Utrecht gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: CNV Connectief, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 62348167, (of haar rechtsopvolger(s) onder algemene titel);
e. FNV: de statutair te Utrecht gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Federatie Nederlandse Vakbeweging, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 40531840, (of haar rechtsopvolger(s) onder algemene titel);
f. LOGA: het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden;
g. schriftelijk: per post, per telefax, per e-mail, of via enig ander elektronisch communicatiemiddel, waarmee het mogelijk is een bericht te verzenden dat leesbaar en reproduceerbaar is, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld;
h. VNG: de statutair te 's-Gravenhage gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Vereniging van Nederlandse Gemeenten, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 40409418, (of haar rechtsopvolger(s) onder algemene titel);
i. Cao: de cao A&O fonds Gemeenten.
Naam en zetel Artikel 1
1. De stichting draagt de naam: Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten.
De verkorte naam van de stichting is: Stichting A&O fonds Gemeenten.
2. Zij is gevestigd te 's-Gravenhage.
Doel Artikel 2
1. De stichting heeft tendoel het bevorderen, (doen) uitvoeren en (mede)financieren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de gemeentelijke sector. De stichting tracht zijn doel te bereiken door middel van de volgende activiteiten:
a. het leveren van een bijdrage door middel van activiteiten als onderzoek, publicaties, voorlichting, informatiebijeenkomsten en subsidieverstrekking aan het bevorderen en stimuleren van vernieuwingen in de gemeentelijke sector, teneinde te bewerkstelligen dat de gemeentelijke sector en de daarvan deel uitmakende organisaties enwerkzamepersonen optimaal kunnen functioneren en daarmee hun maatschappelijke doelen kunnen verwezenlijken;
b. het stimuleren van arbeidsmarkt- en opleidingsactiviteiten die door de gemeenten als werkgevers in overleg en met instemming van hun werknemersvertegenwoordigingtot stand wordengebrachttenbehoevevandie werkgevers, hun werknemers en werkzoekenden;
c. het ondersteunen en/of initiëren van educatieve en onderzoeksactiviteiten die van belang zijn voor de goede werking van de arbeidsmarkt in de gemeentelijke sector;
d. het faciliterend optreden ten behoeve van activiteiten van sociale partners op nationaal en internationaal niveau, alsmede werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijk belang van de gemeentelijke sector,
e. het ondersteunen van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA): de cao-onderhandelingen, technische overleggen en uit die onderhandelingen en overleggen vloeiende werkzaamheden,
en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2. De stichting beoogt niet het maken vanwinst.
Vermogen Artikel 3
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
1. bijdragen van werkgevers als bedoeld in artikel 5 van de CAO,
2. subsidies en donaties,
3. schenkingen, erfstellingen en legaten,
4. gekweekte renten en eventuele andere baten.
Structuur van de stichting Artikel 4
1. De stichting kent het bestuur als orgaan van de stichting. De stichting kent tevens een titulaire directie, hierna te noemen 'directie".
2. Daarnaast kunnen binnen de stichting één of meerdere commissies en/of adviesraden worden ingesteld.
Bestuur; samenstelling, benoeming en arbeidsvoorwaarden Artikel 5
1. Het bestuur bestaat uit acht leden, waarvan een gelijk aantal werkgevers- en werknemersleden.
2. Ter zake van de benoeming van bestuurders geldt dat:
a. CMHF het recht heeft één werknemersbestuurder te benoemen;
b. CNV Connectief het recht heeft één werknemersbestuurder te benoemen;
c. FNV het recht heeft twee werknemersbestuurders te benoemen;
d. VNG, in casu het College voor Arbeidszaken, het recht heeft de werkgeversledenvan het bestuur te benoemen.
Het bestuur kan uit zijn midden een voorzitter en een secretaris/penningmeester aanwijzen.
3. De werkgeversleden respectievelijk de werknemersleden wijzen beurtelings uit hun midden de voorzitter respectievelijk plaatsvervangend voorzitter en de secretaris/penningmeester respectievelijk plaatsvervangend secretaris/penningmeester aan. Indieneenwerkgeverslid voorzitter is, wordt de functie van secretaris/penningmeester bekleed door een werknemerslid en vice versa. Het bestuur kan voorts besluiten tot een portefeuilleverdeling. De portefeuilleverdeling laat de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur onverlet.
4. De benoeming van een bestuurder geschiedt aan de hand van een door het bestuur vast te stellen selectieprocedure en een profielschets. De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een bestuurder dient te voldoen en kan deel uitmaken van een reglement.
5. Bestuurders worden benoemd voor de duur van maximaal vier jaren. Bestuurders kunnen terstond worden herbenoemd.
6. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Ingeval van vacatures behoudt het bestuur zijn bevoegdheden.
Indien binnen zes maanden na het ontstaan van een vacature in het bestuur geen benoeming van een opvolgende bestuurder tot stand is gekomen, dan wel binnen die termijn het bestuur niet heeft besloten het aantal bestuurders te verminderen, geschiedt de benoeming door de rechtbank op verzoek van de meest gerede belanghebbende, onverminderd de mogelijkheid aan de president van die rechtbank om een voorlopige voorziening te verzoeken.
7. Bestuurders ontvangen geen bezoldiging, maar kunnen een vergoeding voor gemaakte kosten en een niet bovenmatig vacatiegeld ontvangen. Het bestuur bepaalt de regeling voor de vergoeding.
8. Jaarlijks beoordeelt het bestuur het functioneren van het bestuur en de bestuurders, de directie, evenals hun onderlinge functioneren. De wijze waarop deze beoordeling plaatsvindt, kan worden uitgewerkt in een bestuursreglement.
Bestuur; schorsing, ontslag, defungeren enontstentenis Artikel 6
1. Een bestuurder kan te allen tijde worden geschorst of ontslagen door de partij die hem heeft benoemd, al dan niet op voorstel van hetbestuur:
a. indien hij niet naar behoren functioneert;
b. in alle gevallen wegens gedragingen waardoor de goede naam of belangen van de stichting worden geschaad.
Indien een bestuurder is geschorst, dient het bestuur binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van de bestuurder dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing.
Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop het bestuur het besluit tot handhaving heeft genomen.
Een bestuurder die is geschorst, wordt in de gelegenheid gesteld zich in een bestuursvergadering te verantwoorden en zich daarbij door een vertrouwenspersoon te laten bijstaan.
2. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat de bestuurder over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om teworden gehoord.
3. Een bestuurder defungeert voorts:
a. doordat hijfailliet wordtverklaardofhem surseance van betaling wordtverleend dan wel de schuldsaneringregeling natuurlijke personen - al dan nietvoorlopig - op hem van toepassing wordtverklaard;
b. door zijn onder curatelestelling;
c. doordat zijn vermogen (nagenoeg) geheel onder bewind wordt gesteld;
d. door zijn vrijwillig of periodiek aftreden;
e. door zijn ontslag door de rechtbank;
f. indien hij ten tijde van zijn benoeming werkzaam was bij de benoemende partij, door het eindigen van die relatie met de benoemende partij;
g. door zijn overlijden.
4. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders, berust het bestuur tijdelijkbijde overblijvendebestuurder(s).Deoverblijvende bestuurder(s) blijven (blijft) alsdan bevoegd rechtsgeldig besluiten te nemen. Bij ontstentenis of belet van alle bestuurders wordt het bestuur waargenomen door een persoon die daartoe door de president van de rechtbank, waar de stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen.
Bestuur; taken en bevoegdheden Artikel 7
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Aan het bestuur komen in de stichting alle taken en bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2. Het bestuur is belast met het beheer van het vermogen van de stichting.
3. Bij de vervulling van haar taken en bevoegdheden richt het bestuur zich naar het doel en het maatschappelijk belang van de stichting. Het bestuur ziet toe op de wijze waarop de directie invulling geeft aan de door het bestuur aan haar opgedragen taken en bevoegdheden.
4. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding enbezwaringvan registergoederen, entot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
Bestuur; vertegenwoordiging Artikel 8
1. Uitgezonderd het bepaalde in het volgende lid wordt de stichting vertegenwoordigd door het bestuur dan wel door de voorzitter of diens plaatsvervanger samen met de secretaris/penningmeester of diens plaatsvervanger.
2. In alle gevallen waarin een bestuurder naar het oordeel van het bestuur een tegenstrijdig belang heeft met de stichting dan wel er sprake is van verstrengeling van belangen, wordt de stichting vertegenwoordigd door de overige bestuurder(s) .
Indien de enige bestuurder van de stichting of alle bestuurders een met de stichting tegenstrijdig belang heeft of hebben dan wel er sprake is van verstrengeling van belangen, blijft het bestuur bevoegd de stichting te vertegenwoordigen.
3. Het bestuur kan aan één of meer van de bestuurders, directeuren en/of andere personen een doorlopende schriftelijke volmacht verlenen om de stichting te vertegenwoordigen. De gevolmachtigde vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de grenzen van zijn volmacht.
Bestuur; vergadering en besluitvorming Artikel 9
1. Het bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dan wel twee of meer bestuurders dit wenselijk acht(en).
2. De oproeping tot de bestuursvergadering geschiedt schriftelijk aan iedere bestuurder en wordt verzonden door het bestuur in opdracht van degene(n) die het houden van de vergadering heeft of hebben verlangd.
De bijeenroeping vermeldt de plaats en het tijdstip van de vergadering en de in de vergadering te behandelen onderwerpen.
3. De termijn van oproeping bedraagt ten minste vijf dagen, de dag van oproeping en die van vergadering niet meegerekend. In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van de voorzitter van het bestuur, kan de termijn van oproeping worden verkort tot één dag, die van oproeping en die van vergadering niet meegerekend.
4. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter of bij diens ontstentenis of afwezigheid door zijn plaatsvervanger, die dan ad hoc door de vergadering en alleen voor die vergadering wordt benoemd.
5. Een bestuurder kan zich ter vergadering door een schriftelijke gevolmachtigde andere bestuurder doen vertegenwoordigen.
6. De notulen van een vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris/penningmeester van de betreffende vergadering dan wel vastgesteld door een volgende vergadering en dan ten blijke van vaststelling door de voorzitter en de secretaris/penningmeester van die volgende vergadering ondertekend.
7. In de vergadering van het bestuur heeft iedere bestuurder recht op het uitbrengen van één stem. Voor zover de statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
8. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering waarin ten minste vijf bestuursleden aanwezig zijn. Zijn in een vergadering minder dan vijf van de bestuursleden aanwezig dan kan een volgende vergadering bijeengeroepen worden, te houden ten minste één week nadien. In deze volgende vergadering kan worden besloten omtrent de onderwerpen die in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover In die vergadering bij ontbreken van het quorum niet rechtsgeldig besloten kon worden, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden.
Indien de voorschriften betreffende de oproeping niet in acht zijn genomen, kunnen niettemin geldige besluiten worden genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering, waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
9. Besluiten van het bestuur kunnen ook buiten vergadering tot stand komen, mits dil schriftelijk geschiedt en alle bestuurders zich voor het desbetreffende voorstel uitspreken. Zodanige besluiten worden aan de notulen toegevoegd.
10. De overige regeling van de werkwijze en besluitvorming van het bestuur, alsmede de eventuele onderlinge verdeling van taken, kan bij bestuursreglement geschieden dat alsdan wordt vastgesteld door het bestuur.
Directie; samenstelling, benoeming en arbeidsvoorwaarden Artikel 10
1. De directie bestaat uit een door het bestuur te bepalen aantal directeuren.
2. De directeuren worden benoemd door het bestuur.
3. Directeuren worden benoemd voor de duur van hun arbeidsovereenkomst.
4. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Ingeval van vacatures behoudt de directie haar bevoegdheden.
5. De vaststelling van het salaris en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van de directie geschiedt door hetbestuur.
Directie; xxxxxxxxx, ontslag, defungeren en ontstentenis Artikel 11
1. Het bestuur kan een directeur te allen tijde schorsen of ontslaan.
Indien een directeur is geschorst, dient het bestuur binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van de directeur dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing.
Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop het bestuur het besluit tot handhaving heeft genomen.
Een directeur die is geschorst, wordt in de gelegenheid gesteld zich in een bestuursvergadering te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te laten bijstaan.
2. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat de directeur over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord.
3. Een directeur defungeertvoorts:
a. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel de schuldsaneringregeling natuurlijke personen - al dan niet voorlopig - op hem van toepassing wordt verklaard;
b. door zijn onder curatelestelling;
c. doordat zijn vermogen (nagenoeg) geheel onder bewind wordt gesteld;
d. door zijn vrijwillig of periodiek aftreden;
e. door zijn overlijden.
4. In geval van ontstentenis of belet van één of meer directeuren blijft de directie bevoegd. Bij ontstentenis of belet van alle directeuren of de enig directeur wordt de directie waargenomen door één of meer door het bestuur, eventueel uit zijn midden, aan te wijzenpersonen.
Directie; taken en bevoegdheden Artikel 12
1. De directie is belast met de leiding over de taakuitoefening van de stichting en over de bij de stichting werkzame personen, alsmede de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het bestuur. De wijze waarop hieraan invulling-wordt gegeven, kan worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen directiereglement.
Voorts is de directie belast met de werkzaamheden die aan de directie in deze statuten en het directiereglement zijn opgedragen. Het directiereglement kan deel uitmaken van het bestuursreglement.
2. Bij de vervulling van haar taak richt de directie zich naar het maatschappelijk belang van de stichting.
3. Ingeval de directie uitmeerdere personen bestaat, kan inhet directiereglementworden vastgelegd wie welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft en hoe men als collectief werkt.
4. De directie volgt de door het bestuur gegeven aanwijzingen met betrekking tot de algemene lijnen van het te voeren beleid op en is verantwoording schuldig aan het bestuur ter zake van de uitoefening van de aan haar bij de statuten of directiereglement van de stichting opgedragen taken.
5. De directeuren wonen de vergaderingen van het bestuur bij met een adviserende stem, tenzij het bestuur om hem moverende redenen besluit in afwezigheid van de directeur te vergaderen.
Boekjaar, jaarstukken enbegroting Artikel 13
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
3. Het bestuur stelt jaarlijks uiterlijk een maand voor einde van het lopende boekjaar, een begroting op voor het volgende boekjaar en biedt deze ter bekrachtiging door het LOGA aan. De begroting is gespecificeerd volgens de in artikel 2 lid 1 genoemde activiteiten. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
4. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit wordt door het bestuur binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening opgemaakt bestaande uit een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar en een bestuursverslag waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid. De jaarrekening geeft een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. De jaarrekening is gespecificeerd volgens de onder artikel 2 lid 1 genoemde activiteiten en is voorzien van een controleverklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de lasten overeenkomen met de in artikel 2 lid 1 genoemde activiteiten.
5. De accountant wordt door het bestuur benoemd en brengt aan het bestuur verslag uit over zijn bevindingen.
6. De jaarrekening wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar door het bestuur vastgesteld en ten blijke daarvan door alle bestuurders ondertekend. Ontbreekt de handtekening van één van hun, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gedaan.
7. De jaarrekening, het bestuursverslag en de controleverklaring worden ten kantore van de stichting ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd. Desgevraagd worden zij toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
8. De directie is belast met de voorbereiding van de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening.
9. De jaarrekening, het jaarverslag ende accountantsverklaringworden overlegd aanhet LOGA.
10. Het bestuur is verplicht de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bescheiden ten minste zeven jaren lang te bewaren.
Meerjarenbeleidsplan Artikel 14
1. Het bestuur stelt een meerjarenbeleidsplan op voor een periode van ten minste drie jaren met een bijbehorende begroting. Het meerjarenbeleidsplan beschrijft de visie op het meerjarenbeleid van de stichting.
De hoofdlijnen van het meerjarenbeleidsplan worden kenbaar gemaakt aan de werknemers van de stichting en de overige belanghebbenden.
2. Het bestuur is belast met de uitvoering en de realisatie van het meerjarenbeleidsplan. Het bestuur stelt het meerjarenbeleidsplan zo nodig bij.
Statutenwijziging, juridische fusie en juridische splitsing Artikel 15
1. Het bestuur is bevoegd de statuten tewijzigen.
2. Het besluit tot statutenwijziging dient te worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig ofvertegenwoordigdzijn. Indien in deze vergadering niet alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zal binnen veertien dagen na het houden van de eerste vergadering een tweede vergadering worden bijeengeroepen, waarin ongeacht het ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde aantal bestuurders met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen besluiten over een zodanig voorstel kunnen worden genomen. Voor een besluit tot statutenwijziging is voorts de goedkeuring vereist van het LOGA.
3. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een voorstel tot goedkeuring van de statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is afzonderlijk bevoegd voormelde notariële akte te(doen) verlijden.
Debestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging eneen volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen bij het door de Kamers van Koophandel gehouden handelsregister.
5. Mutatis mutandis geldt het bepaalde in dit artikel voor het besluit tot juridische fusie of juridische splitsing.
Ontbinding envereffening Artikel 16
1. Met betrekking tot het besluit tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in het direct voorafgaande artikel van deze statuten van overeenkomstige toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3 De vereffening geschiedt door hetbestuur.
4. Gedurende devereffening blijven de bepalingenvan deze statuten zoveelmogelijk van kracht.
5. Een eventueel batig saldo wordt overeenkomstig het doel van de stichting uitgekeerd aan het gemeentefonds als bedoeld in artikel 3 Financiële-Verhoudingswet en is bestemd voor het bereiken van de in deze statuten genoemde doelen. Voorafgaand aan de uitkering hebben het bestuur, het LOGA en de beheerder van het gemeentefonds overleg over de toekenning en bestemming.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten onder degene die daartoe door de vereffenaar(s) of het bestuur is aangewezen.
Onvoorziene gevallen Artikel 17
In alle gevallen waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
UITVOERINGSREGLEMENT
Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. cao: de cao A&O Fonds Gemeenten.
2. cao-partijen: de VNG, de WSGO en de vakbonden die de cao hebben afgesloten en ondertekend.
3. werkgever:
a. een gemeente, zijnde een lid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of
b. een lid van de Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO).
4. stichting: de Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Gemeenten (A&O fonds Gemeenten).
5. bestuur: het bestuur van de stichting.
6. statuten: de statuten van de in lid 4 genoemde stichting.
Artikel 2 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel onder meer door het geheel of gedeeltelijk financieren van in artikel 2 lid 1 van de statuten genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 3 Bijdrage
1. De werkgever is verplicht tot het jaarlijks betalen van een bijdrage aan de stichting. De wijze van het vaststellen van de hoogte van de bijdrage wordt bepaald door cao-partijen en is vastgelegd in artikel 5 van de cao.
2. De stichting deelt het te betalen bedrag schriftelijk aan de werkgever mee door middel van een bijdragenota. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage binnen een maand na dagtekening van de nota aan de stichting te voldoen.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting - op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen - de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die, na aanmaning, nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de stichting te voldoen is voor elke ingaande maand verzuim het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 6:119 en 6:120BW verschuldigd, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent. Daarnaast is de werkgever in geval van nalatigheid een bedrag ter hoogte van de invorderingskosten verschuldigd.
Artikel 4 Werkwijze subsidies
Aanvraag en toekenning
1. Subsidie wordt slechts op aanvraag verleend.
2. Subsidieaanvragen moeten schriftelijk bij het bestuur worden ingediend.
3. Een subsidieaanvraag moet zijn voorzien van een projectomschrijving, achtergrondinformatie, planning en een begroting voor de besteding van de aangevraagde subsidie, gespecificeerd naar de in artikel 2 lid 1 van de statuten genoemde activiteiten, alsmede een realisatieplan.
4. Het bestuur toetst of de aanvraag bijdraagt aan en past binnen de doelstellingen van de stichting.
5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften op te stellen waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting dient te voldoen.
6. Het bestuur kan nadere beperkingen stellen aan het te subsidiëren bedrag.
7. De toekenning van subsidie is afhankelijk van de beschikbare middelen van de stichting.
Verantwoording en vaststelling
8. Na verlening van de subsidie dient de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de stichting een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel
- voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;
- voor periodieke subsidies: in ieder geval jaarlijks en zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
- voor projectmatige subsidies: in ieder geval jaarlijks en zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft.
7. Deze verklaring dient ten minste te zijn gespecificeerd volgende de in artikel 2 lid 1 van de statuten genoemde activiteiten. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de jaarrekening van de stichting.
8. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften op te stellen waaraan de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
9. De subsidie wordt door het bestuur definitief vastgesteld op basis van de schriftelijke verantwoording.
10. Het bestuur kan de subsidie intrekken als blijkt dat
- de realisatie van het project niet overeenkomt met de subsidieaanvraag of
- de subsidieontvangende instelling zich niet houdt aan de verplichtingen die voortvloeien uit de subsidieaanvraag op basis waarvan de subsidie is toegekend.