ARBEIDSHOF TE BRUSSEL
xxx.xx ~'o_A~)~ . 9.
3e KAMER
ARBEIDSHOF TE BRUSSEL
ARREST
OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 MAART TWEEDUIZEND EN TWAALF.
bediendecontract tegenspraak
heropening der debatten
. In de zaak:
Xxxxxxxxx op hoofdberoep en geïntimeerde op incidenteel beroep, die op. de openbare. terechtzitting wordt vertegenwoordigd door meester Xxxxxxx Xx, advocaat te Brussel,
tegen
1/ CONTRACT AIR Ltd., vennootschap naar Engels recht met maatschappelijke zetel gevestigd te Verenigd Koninkrijk, Basingstoke RG21 0 XX, Xxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxx X, 0xx Xxxxx ;
Eerste geïntimeerde op hoofdberoep en geïntimeerde op incidenteel beroep, die op de openbare terechtzitting wordt vertegenwoordigd door meester Xxxxxxx Xxxxx loco meester Xxxxxxxx 'Xxxxx, advocaat te Antwerpen,
2/ GmbH EUROPEAN AIR TRANSPORT Leipzig
(afgekort EAT), vennootschap naar Duits recht, met maatschappelijke zetel gevestigd te Duitsland, Xxxxxx Xxxxx-Xxxxxxx 0, te 04435 Sthkeuditz
Tweede geïntimeerde op hoofdberoep en appellante op incidenteel beroep, die op de openbare terechtzitting wordt vertegenwoordigd door meester Xxxxxxx Xxxx, advocaat te Brussel.
* * *
*
Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel volgend arrest uit : Gelet op de stukken van de rechtspleging en meer bepaald op :
- het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak, door de 23e kamer van de
arbeidsrechtbank te Brussel op 21 december 2010 ;
- het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 4 maart 2011 ;
- de conclusies voor de appellant neergelegd ter griffie op 15 september 2011;
- de conclusies en de aanvullende en syntheseconclusies voor de eerste geïntimeerde, neergelegd ter griffie op 16 juni 2011 en 27 oktober 2011 ;
- de conclusies en de aanvullende en syntheseconclusies voor de tweede geïntimeerde, neergelegd ter griffie op 1 augustus 2011 en 15 december 2011 ;
- de voorgelegde stukken;
De partijen werden gehoord in de mondelinge uiteenzetting van hun middelen en conclusies op de openbare terechtzitting van 14 februari 2012, waarna de debatten werden gesloten en de zaak voor uitspraak werd gesteld op heden.
**
*
FEITEN EN RECHTSPLEGING
De heer' die de Britse nationaliteit heeft, trad ais captain (gezagvoerder) voor A 300-B4 vliegtuigen in dienst van EAT met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 11-8-2006 tot en met 10-8-2007.
EAT is een luchtvaartmaatschappij gevestigd te Zaventem (Brussels Airport) die diensten levert, o.m. voor DHL.
Met een email van 18-3-2007 deelde de heer mee dat hij de overeenkomst opzegde om vanaf 1 april 2007 onder de voorwaarden van Contractair bij EAT te werken.
EAT antwoordde met een aangetekende brief van 27-3-2007 het volgende:
"Wij ontvingen uw onts/ag via emai/op 18 maart 2007 waarin ume/dt uw arbeidsovereenkomsf met European Air Transport te beëindigen zonder verme/ding van een opzeggingsperiode.
Wij bevestigen hierbij dat wij op uw uitdrukkelijke vraag, akkoord gaan met uw onts/ag en uw vraag om vanaf 1apri/ niet meer in dienst te zijn van EA T. We bevestigen dat uw /aatste dag in dienst 31-3-2007 is."
De heer werkte vervolgens ais werknemer van Contractair Ltd. voor EAT met opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid van bepaalde duur tijdens volgende periodes:
- van 1-4~2007 tot 30-9-2007
- van 1-10-2007 tot 1-4-2008
- van 2-4-2008 tot 2-10-2008
- van 3-10-2008 tot 3-12-2008.
Contractairis een Engelse onderneming gespeciaIiseerd in het uitbesteden van vliegdekbemanning.
Voor elk van die periodes van ter beschikking stelling werden een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid en een overeenkomst van vliegdekbemanning ondertekend.
Na 3-12-2008 werden de overeenkomsten niet hernieuwd en de heer bood zich evenmin nog aan bij EAT.
Op 24-3-2009 schreef de raadsman van de heer EAT aan. Hij schreef dat uit de overeenkomsten bleek dat het de bedoeling van Contractair was om de heer tijdelijk ter beschikking te stellen van EAT in het raam van de Belgische wet van 24-7-1987
Bovendien stelde hij dat de tewerkstelling van de heer bij EAT niet beantwoordde aan de wettelijke voorwaarden opgelegd door de uitzendarbeidswet.
Hij besloot daaruit:
- dat de heer , bijgevolg geacht werd met EAT verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanaf het begin van de uitvoering van de arbeid, hetzij vanaf 10-8-2006, overeenkomstig art 20 en 31992 en 3 van de uitzendarbeidswet.
- dat EAT en Contractair hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van sociale bijdragen, lonen, vergoedingen en voordelen die uit de tewerkstelling voortvloeiden
- dat de heer bijgevolg gerechtigd was op een opzeggingsvergoeding berekend overeenkomstig het Belgisch arbeidsrecht, wegens de beëindiging van 'de overeenkomst op 3-12- 2008 overeenstemmend met een opzegtermijn van 8 maanden, gelijk aan 79.547,09 euro en de wettelijke intresten daarop vanaf de ontslagdatum.
Hij maakte daarnaast aanspraak op de pro rata eindejaarspremie en op het vakantiegeld bij uitdiensttreding.
Partijen kwamen niet tot een vergelijk, zodat de heer ' met dagvaarding van 6-5-2009 een geding aanspande voor de arbeidsrechtbank.
Hij vorderde de veroordeling van de verwerende partijen in solidum, de ene bij gebreke aan de andere tot betaling van volgende bedragen.
-79.547,09 euro ais opzeggingsvergoeding gelijk aan 8 maanden loon;
-1 euro provisioneel ais pro rata eindejaarspremie
-1 euro provisioneel ais vertrekvakantiegeld
de wettelijke intresten op die bedragen vanaf de ontslagdatum
Hij vorderde tevens de veroordeling van beide verwerende partijen tot afgifte van de sociale documenten met betrekking tot het gevorderde bedrag, onder verbeurte van een dwangsom van 50 euro
per dag en per ontbrekend document vanaf de betekening van het vonnis.
Tevens vorderde hij verwerende partijen op grond van art 877 Gerechtelijk Wetboek, te bevelen de loonfiches voor de maand december 2008 over te leggen en hen ten slotte te veroordelen tot de kosten van het geding.
De vennootschap Ltd. Contractair stelde een tegenvordering in die ertoe strekte de heer . 1 na veroordeling van Contractair Ltd. van welk bedrag ook, op zijn beurt te veroordelen tot terugbetaling van hetzelfde bedrag en de compensatie tussen beide schuldvorderingen uit te spreken.
Op 19-7-2010 heeft de xxxx Xxxxxx de vennootschap naar Duits recht, EAT Leipzig Gmbh. in gedwongen gedinghervatting gedaagd daar EAT bij wijze van fusie door die vennootschap was overgenomen, met ontbinding van de NV EAT zonder vereffening door overdracht van al haar activa en passiva aan EAT Leipzig Gmbh.
Mef het bestreden vonnis gaf de arbeidsrechtbank die vennootschap naar Duits recht akte van haar akkoord het geding te hervatten voor de NV EAT
Ze verklaarde de hoofdvordering ontvankelijk, verklaarde de vordering m.b.t. toekenning van een opzegvergoeding ongegrond evenals deze m.b.t. de eindejaarspremie en verklaarde de vordering
m.b.t. het vertrekvakantiegeld gegrond ten belope van 1 euro provisioneel.
Ze verklaarde de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond.
De arbeidsrechtbank achtte niet bewezen dat EAT de arbèidsovereenkomst had verbroken.
Zij stelde vast dat de heer zich na 3-12-2008 niet meer had aangeboden bij EAT en niet had geëist om verder te worden tewerk gesteld. Zij oordeelde dat evenmin bleek dat de heer zelf de arbeidsovereenkomst eenzijdig had beëindigd en besloot dat partijen in onderling akkoord de arbeidsovereenkomst hadden beëindigd, wat zij door het langdurig stilzitten van de heer . J bevestigd zag.
VORDERINGEN IN HOGER BEROEP
De heer kan zich niet akkoord verklaren met de uitspraak van de arbeidsrechtbank. Hij verzoekt het hof deze te hervormen en zijn
oorspronkelijke vordering volledig in te willigen.
EAT vordert dat het hof het hoger beroep van de heer ongegrond zou verklaren en hem zou veroordelen tot de kosten.
Zij stelde op haar beurt incidenteel hoger beroep in en vordert dat het hof het bestreden vonnis zou hervormen
- in de mate werd geoordeeld dat zij met de heer verbonden was door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur die op 1-4- 2007 een aanvanghad genomen.
- en in de mate de vordering met betrekking tot het vertrekvakantiegeld gegrond werd verklaard voor 1 euro provisioneel en zij werd veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan de heer
Zij verzoekt het hof de vordering van de heer . . m.b.t. het vertrekvakantiegeldongegrond te verklaren en de heer 1 te veroordelen tot de kosten van beide aanleggen.
Contractair vordert dat het hof het hoger beroep van de heer 1
ais ongegrond zou afwijzen en het bestreden vonnis zou bevestigen in de mate het aile vorderingen t.a.v. Contractair ongegrond heeft verklaard.
ln o'ndergeschikte orde,
Te zeggen voor recht dat de Belgische rechtbanken geen rechtsmacht hadden om kennis te nemen van het geschil t.a.v. Contractair en de vorderingen t.a.v. Contractair niet toelaatbaar en onontvankelijk te verklaren of minstens ongegrond
ln meer ondergeschikte orde
De vorderingen van de heer verklaren
t.a.v. Contractair ongegrond te
ln meest ondergeschikte orde
De vordering van de heer' t.a.v. Contractair tot betaling van een opzeggingsvergoeding ongegrond te verklaren in de mate dat de hoofdelijke aansprakelijkheid de betaling van een bedrag van 38.673,87 euro overschrijdt, de overige vorderingen ongegrond te verklaren
Akte te nemen van haar tegenvordering en deze ontvankelijk en gegrond te verklaren, de heer zodoende, na veroordeling van Contractair tot betaling van welk bedrag ook, op zijn beurt te veroordelen tot terugbetaling aan Contractair van hetzelfde bedrag en de compensatie tussen beide schuldvorderingen uit te spreken;
De heer , 1 te veroordelen tot de kosten van het geding
BEOORDELING
1. ONTVANKELlJKHEID
Nu geen betekeningakte van het bestreden vonnis wordt voorgelegd, kan worden aangenomen dat het hoger beroep dat regelmatig is naar vorm, binnen de wettelijke termijn werd ingesteld. Aan de andere ontvankelijkheidvereisten is eveneens voldaan. Het is derhalve ontvankelijk.
Dit geldt eveneens voor het incidenteel hoger beroep.
Il. TEN GRONDE
BEVOEGDHEID VAN DE BELGISCHE ARBEIDSGERECHTEN
Contractair houdt voor, evenwel slechts in ondergeschikte orde, dat de partijen de Engelse gerechtshoven ais exclusief bevoegd hebben aangeduid in de 5 opeenvolgende overeenkomsten voor vliegdekbemanning die het heeft afgesloten met de heer . , zodat de Belgische rechter geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het geschil.
Het hof is gevat door vorderingen die gesteund zijn op de ongeldigheid van de overeenkomsten voor uitzendarbeid.
Op basis van de Brussel 1verordening (Verordening EG 44/2001 van
22-12-2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken) zijn de Belgische rechtbanken bevoegd om van het geschil kennis te nemen. In voorliggend geval is meer bepaald deze van' Brussel territoriaal bevoegd.
Voigens art. 19 van die verordening heeft de werknemer de keuze om het geschil te brengen voor het gerecht van de plaats waar hij gewoonlijk werkt of ... van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt. De plaats van tewerkstelling in het raam van de versèhillende overeenkomsten voor uitzendarbeid was Brussel, de zetel van EAT was immers gevestigd in Brussels Airport te Zaventem.
De overeenkomsten voor vliegdekbemanning vermelden eveneens België ais plaats van tewerkstell,ing.
De heer merkt terecht op dat partijen slechts na het ontstaan
van het geschil een afwijkend forumbeding kunnen afsluiten, zoals bepaald in art. 21 van de Brussel 1 Verordening.
Het beding waarop Contractair zich beroept voldoet niet aan die voorwaarde.
Op basis van art 8bis van de Detacheringwet van 5-3-2002 waarmee de Europese Detacheringrichtlijn (98/71/EG) in Belgisch recht werd omgezet zijn de Belgische rechtbanken eveneens bevoegd. Daarin is immers bepaald dat de ter beschikking gestelde werknemers hun vordering in België kunnen instellen om hun rechten te doen gelden.
De arbeidsrechtbank heeft zich bijgevolg terecht bevoegd verklaard. TOEPASSELIJK RECHT
Het Belgisch recht, meer bepaald de wet van 24-7-1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en de ter beschikking stelling van werknemers ten behoeve van gebruikers (hierna genoemd uitzendarbeidswet) is op het geschil van toepassing.
ln de verschillende overeenkomsten voor uitzendarbeid werd overigens uitdrukkelijk verwezen naar de uitzendarbeidswet van 24- 7-1987, evenals naar enige andere wettelijke bepaling ter zake, met inbégrip van de toepasselijke CAO's.
Datin de overeenkomsten voor vliegdekbemanning keuze werd gedaan voor het Engels recht is niet relevant m.b.t. voorliggend geschil nu de overeenkomsten voor uitzendarbeid in België aan de orde zijn.
Bovendien merkt de heer terecht op dat zowel op grond van de Detacheringwet ais op basis van het EVO-verdrag (Verdrag van 19-6-1980 dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) toepassing van het Belgisch recht moet worden gemaakt.
Het EVO-verdrag bepaalt immers in art 6 dat een eventuele rechtskeuze de werknemer niet kan beroven van de bescherming geboden door de dwingende bepalingen van het recht dat zonder rechtskeuze van toepassing zou zijn geweest: dit is het land van gewoonlijke tewerkstelling.
Uit de voorliggende stukken blijkt dat de overeenkomst tussen Contractair en de heer gelijktijdig werden gesloten met de uitz~ndarbeidsovereenkomsten voor tewerkstelling bij EAT in België. Er IilOet dus worden besloten tot een gewoonlijke tewerkstelling in België op het ogenblik van het ohtstaan van het geschil.
2011/AB/220 ge blad.
Bov~ndien is de Belgische uitzendarbeidwet van toepassing ais bijzonder dwingend recht in de zin van art 7 van het EVO-Verdrag.
De ~rbeidsrechtbank heeft dan ook terecht beslist dat het Belgisch recht van toepassing is op voorliggend geschil.
GELDIGHEID VAN DE OVEREENKOMSTEN VOOR UITZENDARBEID
De betwisting betreft de vraag of de wettelijke voorschriften in zake uitzendarbeid, zoals bepaald in de wet van 24-7-1987 werden nageleefd.
De ~rbeidsrechtbank is het standpunt van de heer bijgetreden dat dit niet het geval is.
Geïntimeerden menen van weI.
De tleer i haalde hiervoor verschillende argumenten aan:
- Aanvankelijk riep hij in dat Contractair niet over de nodige vergunningen beschikte om in Belgiëeen activiteit ais uitzendkantoor te kunnen uitoefenen, doch hij handhaaft deze bewering niet langer. Contractair heeft de nodige bewijzen voorgelegd dat zij wei over de vereiste vergunning beschikte en het erkenningnummer werd telkens vermeld op de overeenkomsten voor uitzendarbeid.
- Ais tweede argument wierp de heer op dat niet voldaan was aan de voorwaarde, dat op uitzendarbeid enkeleen beroep mag worden gedaan in geval van door de wet toegelaten tijdelijke arbeid,
d. i.
•.om te voorzien in de vervanging van een vaste werknemer
- te beantwoorden aaneen tijdelijke vermeerdering van werk
- te zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, zoals bepaald in art 191 uitzendarbeidwet.
Het behoort de geïntimeerden het bewijs te leveren dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Art 9 van de Uitzendarbeidwet bepaalt dat
"De.arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid moet melding ma ken van de naam van de gebruiker, de reden, a/smede in voorkomend geval de duur van de overeenkomst en de reden van de vervanging, de beroepskwalificatie van de uitzendkracht, de plaats van tewerkstelling, de arbeidstijdregeling, het bedongen loon en de ver{Joedingen waarop de uitzendkracht recht heeft. JJ
EAT hield eerst voor dat aile vermelde opties van toepassing waren
Mocht dit al het geval zijn, dan moet in ieder geval worden vastgesteld dat bij vervanging van een vaste werknemer ook de reden van die vervanging moet worden vermeld en dat gelet op de door EAT verstrekte uitleg bezwaarlijk sprake kan zijn van de uitvoering van een uitzonderlijk werk.
Contractair heeft steeds ais reden de "bijzondere vermeerdering van werk" ingeroepen. In latere conclusies sloot EAT zich daarbij aan.
Die reden blijkt niet uit de verschillende overeenkomsten die tussen partijen werden afgesloten. Daarin werden de verschillende mogelijke redenen die de wet voorziet vermeld, doch geen ervan werd aangekruist.
HeUeit dat de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid steeds voor een bepaalde tijd werden afgesloten impliceert volgens geïrjtimeerden dat de overeenkomst werd gesloten wegens een tijdelijke vermeerdering van werk daar er in de andere door de wet toegelaten gevaHen geen enkele reden was om een contract voor bep~alde tijd af te sluiten.
Het hof kan die redenering niet bijtreden. Ook in andere doo!'"de wet voorziene gevallen kunnen contracten voor een bepaalde tijd worden afgesloten.
Bij vervanging van een ontslagen werknemer moet de ter beschikking stelling op grond van art 6 van CAO nr. 58 immers ook in de tijd beperkt worden.
EAT stelt dat die reden bovendien voldoende uit de feitelijke context blijkt.
Zij zet uiteen dat de tijdelijke vermeerdering van werk erin bestond dat zij tijdens die periode op vraag van het netwerk van DHL extra A 300: vliegtuigen diende in te schakelen.
Het aantal airbussen werd uitgebreid en in maart was de 15e klaar
om in gebruik te worden genomen. Dit werd inderdaad vermeld in het verslag van de ondernemingsraad van 5-3-2007 waarnaar EAT venÀtijst.
Er zou echter niet onmiddellijk personeel beschikbaar zijn geweest om ,met die airbussen te vliegen zodat zij beroep moest doen op uitzEmdkrachten.
EAT verduidelijkt verder dat zij voor het besturen van die vliegtuigen geen eXterne gezagvoerders kon aanwerven daar volgens het binnen de sector geldende carre'erplan, voorrang diende te worden gegeven aan interne werknemers.
Zij voegt er nog aan toe dat, aangezien zij voornamelijk korte afstandvluchten binnen Europa vliegt, het opbouwen van vlieguren vereist voor captainfuncties niet zo snel gaat ais bij lange afstandsvluchten.
Uit het verslag van de ondernemingsraad blijkt de aankoop van nieuwe A 300 vliegtuigen. Dm met dergelijke vliegtuigen te vliegen is een aangepaste vliegvergunning vereist. Uit dat versiag blijkt eveneens dat er ontevredenheid was bij de werknemers omdat zij extra dagen moesten presteren.
Het hof acht daarmee niet aangetoond dat er inderdaad sprake is
geweest van een tijdelijke vermeerderinq van werk over de volledige periode van tewerkstelling van de heer . Evenmin kan daaruit worden afgeleid dat het "carreerplan" het aanwerven van externe captains in de weg stond.
- Voigens de heer werd bovendien de procedure niet nageleefd die geldt bij het inzetten van uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van werkt, zoals beschreven in de CAO nr. 58 afgesloten binnen de NAR ter vervanging van de CAO nr. 47 van 18- 12-1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid.
Die procedure bestaat erin dat de toestemming moet worden gevraagd aan de syndicale afvaardiging, zoals bepaald in art 7 van CAO nr. 58.
De werkgever moet in zijn aanvraag het aantal betrokken
werknemers vermelden en de periode waarin de uitzendarbeid zal worden uitgeoefend.
De gebruiker moet binnen de drie dagen na ontvangst van de
toestemming van de syndicale afvaardiging ook de inspecteur districtshoofd van de administratie arbeidsbetrekkingen en - reglementering op de hoogte brengen.
EAT repliceert dat de heer Xxxx L 1 secretaris, de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx en de heer Xxxx Xx 'jie in de ond~rnerningsraad zetelden allen ook vakbondsafgevaardigden zijn en ~elf captain en dat de afspraak om voor de tijdelijke
verrileerdering van werk een beroep te doen op interim- medewerkers en de toestemmilig hiervoor volgt uit een directe toepassing van het "carreerplan" op grand waarvan de
Het hof stelt vast dat EAT niet aantoont dat de vakbondsafvaardiging om toestemming werd verzocht met betrekking tot het inzetten van 'captains via uitzendarbeid.
Dat leden van de vakbondsafvaardigingin de ondernemingsraad zetelen, kan niet volstaan. Die twee organen zijn van elkaar te onderscheiden.
Hetblijkt verder niet dat het inzetten van uitzendarbeidkrachtenin de ondernemingsraad werd besproken en a fortiori niet tijdens welke periode dat het geval zou zijn. De toestemming van de vakbondsafvaardiging moet worden bekomen zowel m.b.t. het aantal betrokken werknemers ais met betrekking tot de periode tijdens dewelke op uitzendarbeid een beroep zal worden gedaan.
Hethof is van oordeel dat overigens geen impliciete toestemming uit het verslag van de ondernemingsraad met betrekking tot die twee punten kan worden afgeleid.
Verder beweert EAT dat hierover herhaaldelijk gesprekken hebben plaats gevonden op de zetel van de maatschappij met de xxxx Xxxxxxxxx, sociaal inspecteur. '
Hiervan wordt evenmin bewijs voorgelegd.
Er blijkt aldus niet voldaan te zijn aan de in art 7 CAO nr. 58 gestelde voorwaarden.
Overeenkomstig art 9 van de CAO nr. 58 is de arbeidsovereenkomst tussen het uitzendbureau en de uitzendkracht beëindigd en deze laatste en de gebruiker zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd indien de gebruiker in
strijd met de voorafgaande voo~schriften de uitzendkracht tewerkstelt of doorgaat met de tewerkstelling van de uitzendkracht.
Dit is een herhaling van de regel die geformuleerd is in art 20 van de uitzendarbeidswet.
Daaruit volgt dat de heer _. en EAT verbonden waren door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanaf 1-4-2007, volgend op een voorafgaande arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die in onderling akkoord door partijen ward beëindigd voor de einddatum.
Het incidenteel hoger beroep van EAT dat ertoe strekt te horen zeggen dat zij met de heer na 31-3-2007 op geen enkele wijze verbonden was door een àrbeidsovereenkomst, is bijgevolg niet gegrond.
Hoofdelijkheid tussen gebruiker en uitzendkantoor
De heer . _.._. meent dat beide ge'intimeerden hoofdelijk gehouden zijn op grond van art 31 van de uitzendarbeidswet.
Contractair betwist dit.
Art 3191,1ste lid van de uitzendarbeidswet, verbiedt de activiteit die buiten de in hoofdstukken 1 en Il voorgeschreven regels, door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt uitgeoefend om door hen in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van derden die deze werknemers gebruiken en over hen enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Die bepaling houdt een algemeen verbod in van elke terbeschikkingstelling die niet in overeenstemming is met de regels voor tijdelijke arbeid en uitzendarbeid.
Een uitzendkantoor dat werknemers ter beschikking stelt en zich niet houdt aan de voorschriften voor toegelaten tijdelijke arbeid ais bepaald in art 1 van de Uitzendarbeidswet, overtreedt art 3191 van die wet.
Wanneer een uitzendkracht wordt tewerkgesteld voor een niet in het
xxxxx xxx xx uitzendarbeid toegelaten tijdelijke arbeid, zijn overeenkomstig art 31 94 de gebruiker en de persoon of het uitzendkantoor dat de werknemer ter beschikking stelt van de
gebruiker in strijd met de bepalingen van art 31 9 1, hoofdelijk
aansprakelijk voor de betaling van de socia~e bijdragen, lonen vergoedingen en voordelen die uit de bij art 31 93 bedoelde arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur tussen de werknemer en de gebruiker voortvloeien. (Cass. 1-12-2008, xxx.xxxxxxx.xx)
Nu niet is aangetoond dat de door de heer. uitgevoerde arbeid toegelaten arbeid was in de zin van art 1 van de
uitzendarbeidwet, volgt daaruit dat Contractair, op grond van art 31 9
4 hoofdelijk gehouden is tot betaling van de sociale bijdragen, het loon en de voordelen en de vergoedingen die uit de arbeidsovereenkomst met EAT voorivloeien.
BEEINDIGING VAN DE OVEREENKOMST
Aangezien tussen EAT en de heer aen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, kon deze slechts worden beëindigd op een van de door de wet voorZiene wijzen, hetgeen een initiatief van één van beide contractpartijen of een onderling akkoord vereist.
--._----~.....• -
2011/AB/220 14e blad.
De heer' houdt voor dat EAT het initiatief heeft genomen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en vordert op grond daarvan betaling van een opzeggingsvergoeding. Hij draagt daarvan de bewijslast.
EAT betwist dat zij dé overeenkomst zou hebben beëindigd. Ze stelt dat de heer' eenvoudigweg niet meer is komen opdagen en merkt op dat hij haar op geen enkel ogenblik heeft aangemaand hem werk te verschaffen, hem Ibon te betalen etc.
Het hof vermoedt dat geen der partijen op 3-12-2008 de juridische gevolgtrekkingen hadden gemaakt verbonden aan de niet correcte toepassing van de uitzendarbeidswet.
Pas via de brief van zijn raadsman van 24-3-2009 beriep de heer zich op de verbreking van de overeenkomst op 3-12-2008.
Het blijkt niet dat hij zich.zou hebben aangeboden om verder te worden tewerk gesteld.
EAT houdt staande dat zij op geen enkel ogenblik schriftelijk noch telefonisch door de heer werd gecontacteerd met het oog op de voortzetting van de samenwerking.
ln het raam van de beroepsprocedure .Iegde de heer '. ~1 een brief voor uitgaande van mevrouw Xxxxxxx Xx van Contractair, gedateerd op 24-11-2008, doorgestuurd bp 1-1-2001 (een niet correcte datum) met ais onderwerp "Midex" waarmee hij aangetoond acht dat de arbeidsovereenkomst door EAT werd beëindigd niettegenstaande zijn uitdrukkelijke vraag om de samenwerking verder te zetten.
Die brief luidt:
"Beste p, .en R "
Heb eindelijk met hen gesproken en zij zouden geïnteresseerd zijn natuurlijk maar zij zullen het contract niet wijzigen. Hebben jullie rechtstreekse aanbiedingen van hen gehad en aIs dat het geval is kan ik jullie niet echt verlegenwoordigen. 11 •
Ge'irltimeerden verduidelijken dat MIDEX AIRUNES LCC een vliegtuigmaatschappij is van de Verenigde Arabische Emiraten die evenals DHL met het vliegtuigtype A 300 opereert.
Kennelijk houdt dat bericht verband met een mogelijke tewerkstelling bij die maatschappij en staat het niet in verband met een vraag tot verlenging van de tewerkstelling bij EAT.
De oeer legt nog een aantal verklaringen voor van hemzelf waa,rin hij stelt herhaaldelijk te hebben gevraagd om na 3-12-2008 verder te worden tewerkgesteld en dat zijn enig alternatief was om tewerkgesteld te worden in de Golfstaten, waar hij geen zin in had.
Verklaringen van partijen zelf kunnen niet ais bewijs gelden.
Hoe dan ook meent het hof eruit te kunnen opmaken dat die vragen werden geste Id voor 3 december 2008, waarmee nog niet vaststaat dat de maatschappij op 3-12-2008 ook daadwerkelijk het contract heeft verbroken. De heer 1 . stelt namelijk dat, aangezien hij
geen positief antwoord kreeg, hij verplicht was om werk te zoeken in de Golf.
Indien dit in verband wordt gebracht met het Midex-bericht, dan dateerde die vraag van voor 24-11-2008 en waren er toen al onderhandelingen aan de gang met de maatschappij Midex met het oog,op tewerkstelling in de Golf.
Xxxxxxxxx legtde heer nog een verklaring voor van de heer Selwood, die eveneens ais Captain werd tewerkgesteld door EAT. Deze verklaart dat hij in hetzelfde geval verkeerde ais de xxxx
Xxxxxx en dat zijn diensten niet langer werden gewenst vanaf januari 2009.
Daaruit kan echter niet opgemaakt worden dat die persoon was tewerkgesteld in strijd met de bepalingen van de uitzendarbeidwet. Dat een tijdelijke tewerkstelling die aan de voorgeschreven regels beantwoordt wordt beëindigd, houdt geen onregelmatigheid in.
Die persoon bevestigt dat de heer op het eind van 2008 herhaaldelijk heeft gevraagd of hij verder kon worden tewerkgesteld na 3-12-2008 doch dat hij ais antwoord kreeg dat er na die datum voor hem geen plaats meer was.
Ook uit die verklaring kan niet worden opgemaakt op welk tijdstip precies die vragen zouden zijn gesteld. Wanneer dit in'verband wordt gebracht met de verklaring van de heer' zelf, dan Xxxxx die vraag alleszins te dateren van voor 3-12-2008.
Verder geeft de heer geen enkele informatie over zijn tewerkstelling na 3-12-2008, zodat niet kan worden nagegaan of hij niet al een contract had ondertekend voor tewerkstelling in de Golfstaten.
Het hof treedt de zienswijze van de arbeidsrechtbank bij dat inderdaad niet is aangetoond dat EAT de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd op 3-12-2008.
VAKANTIEGELD
De heer' maakt aanspraak op het vertrekvakantiegeld.
Geïntimeerde partijen betwisten die vordering. Zij stellen dat dit n maandelijkse schijven werd uitbetaald, samen met het loon, zoals gebruikelijk is voor uitzendkrachten.
De heer-. acht dit niet duidelijk
Het hof is van oordeel dat uit de voorgelegde stukken niet kan worden opgemaakt of het vertrekvakantiegeld daadwerkelijk werd betaald.
Het hof verzoekt geïntimeerden hun berekeningen en betalingsbewijzen voor te leggen waaruit zulks zou blijken.
OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF
Gelet op de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in het bijzonder op het artikel 24;
Rechtsprekend op tegenspraak;
Verklaart het principaal en het incidenteel hoger beroep beide ontvankelijk,
Verklaart het principaal hoger beroep ongegrond in de mate het de solidaire veroordeling van geïntimeerde partijen beoogt tot betaling van een opzeggingsvergoeding.
Verklaart het incidenteel hoger beroep van EAT ongegrond in de mate het ertoe strekte te horen zeggen dat het met de heer
niet verbonden was door een arbeidsovereenkomst tijdens de periode vanaf 1-4-2007. '
Heropent daartoe de debatten,
Staat de geïntimeerden toe uiterlijk op 14 mei 2012 conclusies over te maken en neer te leggen, samen met hun stukken ;
Staat de heer toe uiterlijk op 16 juli 2012 besluiten over te maken en neer te leggen;
Stelt de zaak voor heropening der debatten op de openbare terechtzitting van de derde kamer van het arbeidshof te Brussel, zetelend in zaal 0.6 (gelijkvloers), Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx op 23 oktober 2012 om 14u voor een totale pleitduur van 30 minuten.
Aldus gewezen door de derde kamer en ondertekend door:
X. Xxxxx, kamervoorzitter;
X. Xxxxxxx, raadsheer in sociale zaken, ais werkgever;
H. Vandenput, raadsheer in sociale zaken, ais werknemer- bediende;
Bijgestaan door
X. Xxxx, afgevaardigd griffier.
X. Xxxxx
X. Xxxxxxx
1<.Maes
R. Vandenput
Xxxxxxx X. Xxxxxxx, raadsheer in sociale zaken, ais werkgever, die bij de debatten aanwezig was en aan de beraadslaging heeft deelgenomen, verkeert in de onmogelijkheid om het arrest te ondertekenen.
Overeenkomstig artikel 785 Gerechtelijk Wetboek wordt het arrest ondertekend door X. Xxxxx, kamervoorzitter en R. Vandenput, raadsheer in sociale zaken, ais werknemer-bediende.
~
X. Xxxx, afgevaardigd griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van de derde kamer van het arbeidshof te Brussel op 13 maart tweeduizend en twaalf door:
X. Xxxxx kamervoorzitter
Bijgestaan door
X. Xxxx
1""- ,
X. Xxxxx
afgevaardigd griffier.
X. Xxxx