MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8764
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 17-4-1997, nr. 74
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DOKTERSASSISTENTEN
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het gezamenlijk verzoek van de Landelijke Huisartsen Vereni- ging als partij te ener zijde en de Nederlandse Vereniging van Dokters- assistenten als partij te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereen- komst voor Doktersassistenten, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsover- eenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst op 1 mei 1997 in wer- king zal treden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 CAO876497
7C0035 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 april 1999 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Dokters- assistenten, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
b. Werkgever: de huisarts die als zelfstandig gevestigd arts praktijk uit- oefent.
c. Werknemer:
1. de persoon die een arbeidsovereenkomst is aangegaan met de onder artikel 1b genoemde werkgever en die,
2. in het bezit is van een door de KNMG en NVDA erkend diploma doktersassistent, of een diploma van een opleiding ingeschreven in het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO),
3. de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt,
4. niet incidenteel werkzaam is in de praktijk,
5. niet in de praktijk werkzaam is uitsluitend ter vervulling van een stage.
d. Praktijk: het als bedrijf verlenen van genees-, heel- of verloskundige raad of bijstand, uitgeoefend door de werkgever, in welk bedrijf de werknemer is te werk gesteld.
e. Arbeidsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in boek 7A, arti- kel 1637a van het Burgerlijk Wetboek.
f. Xxxxxxx: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandloon exclusief de vakantietoeslag en de in deze CAO ge- noemde vergoedingen en/of toeslagen.
g. Uurloon: 1/173e deel van het salaris bij een 40-urige werkweek.
h. Overwerk: De tijd die de werknemer in opdracht van de werkgever in de praktijk doorbrengt en die de arbeidsduur van de individuele arbeidsovereenkomst te boven gaat.
Tijd die aansluit aan de eerdergenoemde arbeidsduur en korter duurt dan een half uur, geldt niet als overwerk.
i. Bereikbaarheidsdienst: de omstandigheid dat de werknemer buiten het bij de arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal arbeidsuren in opdracht van de werkgever zich beschikbaar moet houden om op afroep zo snel mogelijk arbeid te verrichten buiten de werktijden, zoals deze bepaald zijn op de voet van artikel 15.
j. Feestdagen: Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkster- maandag, Eerste en Tweede Kerstdag en de als zodanig door de over- heid erkende nationale feest- en gedenkdagen, alsmede de bijzondere feest- en gedenkdagen door de werkgever aangewezen.
2
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
k. Relatiepartner: de persoon met wie de werknemer, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een ten bewijze daarvan door de werknemer aan de werkgever overlegde notariële verklaring.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Deze CAO is van toepassing op de werkgever en de werknemer, zoals gedefinieerd in artikel 1 onder b en c.
De werknemer die niet in het bezit is van een in artikel 1 onder c genoemd diploma, doch die op 31 december 1993 werkzaam is als doktersassistent, valt eveneens onder de toepassing van deze CAO.
2. Partijen bij deze CAO zullen een commissie instellen die bevoegd is om:
c. Kennis te nemen van klachten in het kader van seksuele intimi- datie. Hiertoe wijst de commissie een vertrouwenspersoon aan.
Artikel 3
Karakter CAO
Het is de werkgever toegestaan ten gunste van de werknemer af te wij- ken van de bepalingen van deze CAO.
Artikel 4
2. De bij deze CAO gevoegde bijlagen (A: arbeidsovereenkomst, B: salarisparagraaf en vergoedingsregelingen, C: toelichting artikel 16, overwerk en D: functieprofiel van de doktersassistent en dokters- assistent-plus) worden geacht met de CAO een geheel uit te maken.
3. Indien bij of in gevolge van wettelijke bepalingen regelen zijn of worden getroffen waarvan niet mag worden afgeweken, is deze CAO slechts van toepassing voorzover deze niet met wettelijke bepalingen in strijd is.
3
HOOFDSTUK 2 INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 5
De individuele arbeidsovereenkomst wordt, overeenkomstig bijlage A, schriftelijk aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
Artikel 6
Overeenkomst voor bepaalde tijd
De arbeidsovereenkomst kan slechts voor bepaalde tijd worden aange- gaan:
a. indien de werkzaamheden waarmee de werknemer wordt belast naar aard of naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard zijn, doch ten hoogste voor één jaar, dan wel
b. indien de dienstbetrekking strekt tot een tijdelijke vervanging, dan wel
c. indien de werknemer slechts tijdelijk beschikbaar is dan wel de zelf- standige vestiging van de werkgever een tijdelijk karakter draagt, dan wel
d. indien werknemer en werkgever xxxxx overeenkomen.
Artikel 7
Proeftijd
Ongeacht de vraag of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, maakt een proeftijd van maxi- maal twee maanden onderdeel van de overeenkomst uit. Partijen kunnen in de individuele arbeidsovereenkomst een kortere proeftijd overeenko- men, danwel de proeftijd uitsluiten.
Artikel 8
Wijzigingen
Wijzigingen in de individuele arbeidsovereenkomst worden steeds schrif- telijk overeengekomen.
4
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK 3 WEDERZIJDSE RECHTEN EN PLICHTEN VAN WERKGEVER EN WERKNEMER
Artikel 9
Goed werknemerschap
1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen óf na te laten.
2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aan- wijzingen door de werkgever gegeven.
3. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voorzover het belang van het werk zulks vordert, na overleg worden verplicht voor een periode van drie maanden tot het verrichten van andere passende werkzaamheden. Hieronder wordt verstaan werkzaamheden op het niveau van de werknemer, zoals verwoord in het functieprofiel van de doktersassistent en de doktersassistent-plus. Het functieprofiel is als bijlage D bij de CAO gevoegd.
4. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
5. Indien de werknemer verhinderd is zijn werkzaamheden te verrich- ten, is hij verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever.
6. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, zorgvuldig te beheren.
7. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeelte- lijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid.
Artikel 10
Goed werkgeverschap
1. De werkgever is verplicht:
5
– de werknemer in staat te stellen de overeengekomen werkzaam- heden naar diens beste vermogen te verrichten, en
– daarbij aanwijzingen te geven met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de praktijk, en
– al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van wat hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn functie als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het ver- strekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestem- ming geeft.
Toelichting:
Goed werkgeverschap brengt met zich mee dat seksuele intimidatie wordt voorkomen.
– Iedere werknemer heeft het recht op eerbiediging van de per- soonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het lichaam. In hun gedrag jegens elkaar dienen werkgever en werknemer onder- ling dit recht te respecteren en tevens te handelen overeenkom- stig de algemene regels van moraal en fatsoen. In dit kader kun- nen opmerkingen of gedragingen van seksuele aard of met een seksuele ondertoon, die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, binnen de arbeidsverhoudingen niet worden toe- gestaan.
– Van ongewenste intimiteiten kan worden gesproken indien een werknemer:
– door oneigenlijk gebruik van het gezag in de werksituatie waaraan de werknemer krachtens arbeidsovereenkomst is on- derworpen, uitdrukkelijk tegen haar of zijn wil wordt ge- dwongen seksuele handelingen te ondergaan en/of
– in de werksituatie wordt geconfronteerd met woorden of daden op seksueel gebied waarvan zij of hij duidelijk laat blijken deze ongewenst te vinden en/of waarvan de pleger redelijkerwijs kan begrijpen dat betrokkene deze ongewenst vindt.
HOOFDSTUK 4 SALARIËRING
Artikel 11 De salariëring geschiedt volgens bijlage B.
6
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 12
Aanpassing salaris
Aanpassing van het salaris vindt plaats zoals vermeld in bijlage B.
Artikel 13
Periodieken, schaalverhoging
1. Twaalf maanden na het bereiken van de periodiek in de schaal vol- gens welke de werknemer wordt gesalarieerd, wordt de volgende periodiek uit de betreffende schaal toegekend. Dit wordt na twaalf maanden herhaald totdat het maximum van de betreffende schaal is bereikt. Aan het toekennen van een periodiek is een beoordelings- gesprek verbonden.
2. Indien bovengenoemde beoordeling negatief is, wordt geen periodiek toegekend.
HOOFDSTUK 5 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN
Artikel 14
Arbeidsduur
1. De arbeidsduur bedraagt bij een volledige dagtaak 40 uur per week.
2. Op feestdagen, niet vallend op zaterdag of zondag, heeft de werkne- mer een vrije dag met behoud van salaris.
3. Indien de werknemer op dagen als bedoeld in lid 2 van dit artikel arbeid verricht, wordt daarvoor volledige compensatie in vrije tijd met behoud van salaris verleend, tenzij de werknemer kiest voor compensatie in geld.
Toelichting:
Werkt de werknemer op een feestdag vallend op een zaterdag of zon- dag, dan is de overwerkregeling van toepassing.
7
Artikel 15
Werktijden
Met inachtneming van hetgeen bij of ingevolge de wet is bepaald, wordt de indeling van de werktijden door de werkgever geregeld met dien ver- stande dat de werktijden zo regelmatig mogelijk worden verdeeld en de reguliere werktijden in elk geval liggen op maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 18.00 uur.
HOOFDSTUK 6 VERGOEDING OVERWERK EN BEREIKBAARHEIDSDIENST
Artikel 16
Overwerk
1. Voor elk in overwerk in de praktijk doorgebracht uur, waardoor de 40 uur per week wordt overschreden, ontvangt de werknemer een vergoeding ter grootte van het uurloon, zoals dat bepaald is op de voet van artikel 1 sub g, alsmede een toeslag op het uurloon naar de percentages als is weergegeven in bijlage B.
2. Een werknemer met een deeltijdaanstelling ontvangt voor ieder uur overwerk verricht binnen de in artikel 14 lid 1 vermelde arbeidsduur het uurloon en vakantietoeslag. Daarnaast heeft de werknemer recht op opbouw van vakantiedagen.
3. Voor toepassing van het in dit artikel gestelde wordt een periode lan- ger dan een half uur afgerond op een heel uur. Een periode korter dan een half uur geldt niet als overwerk.
Artikel 17
Bereikbaarheidsdienst
1. Voor elk uur waarin de werknemer zich bij wijze van bereikbaar- heidsdienst beschikbaar houdt, ontvangt deze een compensatie zoals vermeld in bijlage B.
2. Indien tijdens de bereikbaarheidsdienst arbeid wordt verricht, is onverminderd de compensatie van lid 1 van dit artikel de compen- satie terzake van overwerk (artikel 16) van toepassing.
8
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 18
Werkgever en werknemer kunnen in onderling overleg overeenkomen dat de in dit hoofdstuk geregelde vergoedingen en toeslagen geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een evenredige compensatie in vrije tijd.
HOOFDSTUK 7 VAKANTIETOESLAG
Artikel 19
Hoogte vakantietoeslag
De werknemer ontvangt een vakantietoeslag die gelijk is aan het in arti- kel 15 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantietoeslag vermelde percentage: thans 8%.
Artikel 20
Uitkering vakantietoeslag
1. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar in de maand mei uitge- keerd over het werkelijk genoten salaris gedurende de periode van twaalf maanden daaraan voorafgaand, waarbij bij wijze van voor- schot over de reeds opgebouwde rechten een gedeelte kan worden gegeven bij het opnemen van de aaneengesloten vakantie.
2. Indien de werknemer op 31 mei nog geen vol jaar in dienst is geweest dan wel het dienstverband voortijdig wordt beëindigd, vindt er een evenredige betaling van de opgebouwde rechten van de vakantietoeslag plaats.
HOOFDSTUK 8 VERGOEDINGSREGELINGEN
Artikel 21
Vergoeding reiskosten
1. Aan de werknemer wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk met inachtneming van het bepaalde in het hiernavolgende.
9
2. De vergoeding is gebaseerd op de door de Rijksoverheid toegestane forfaitaire reiskostenvergoeding, algemeen, met een maximum van f 160,– per maand.
Artikel 22
1. Indien de werknemer in het kader van het gestelde in hoofdstuk 6 overwerk en bereikbaarheidsdienst, extra reiskosten maakt of indien de werknemer in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reiskosten maakt, worden de reiskosten vergoed op basis van het openbaar vervoer (laagste klasse). Indien de werknemer gedwongen is van eigen vervoer gebruik te maken, vindt vergoeding plaats op basis van de fiscaal toegestane belasting- vrije kilometervergoeding1).
2. Indien de werknemer in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel verblijfskosten maakt, worden deze vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten voor zover deze redelijk en billijk zijn.
3. Indien een werknemer aansluitend op de normale werkdag tot 19.00 uur of later arbeid moet verrichten, heeft hij tenzij de werkgever daarin voorziet recht op een maaltijdvergoeding conform de bedra- gen als genoemd in Bijlage B.
Artikel 23
Bij- en nascholing
1. De werkgever zal, indien de werknemer op verzoek van de werkge- ver deelneemt aan na- respectievelijk bijscholingsactiviteiten ter be- vordering van de deskundigheid van de doktersassistent, 100% van de studiekosten, waaronder tevens de reiskosten zijn begrepen, ver- goeden.
2. De werkgever zal, indien de werknemer op eigen verzoek in overleg met de werkgever deelneemt aan na- en bijscholingsactiviteiten ter bevordering van de deskundigheid van de doktersassistent, 75% van de studiekosten, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, echter met uit- zondering van de reiskosten, vergoeden.
3. De werkgever verleent de werknemer in het kader van na- respectie- velijk bijscholingsactiviteiten, zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel, betaald verlof gedurende maximaal drie werkdagen, zonodig
1) Noot van CAO-partijen:
,,De fiscaal toegestane belastingvrije kilometervergoeding bedraagt in 1997: f 0,60.’’
10
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
te verspreiden over zes dagdelen, per jaar. Onder dit verlof valt niet de voor studie benodigde tijd, maar wel het afleggen van examens.
4. De werknemer zal in het kader van de in dit artikel bedoelde kosten- vergoeding de desbetreffende bescheiden overleggen aan de werkge- ver.
5. Partijen bij deze CAO zullen ten behoeve van de in dit artikel bedoelde na- en bijscholingscursussen een accrediteringsorgaan in- stellen.
Toelichting:
Vanaf 1 januari 1997 vindt accreditering plaats door de Commissie Accreditering Deskundigheidsbevordering Praktijkassistente (CADP). De CADP is paritair uit LHV- en NVDA-vertegenwoordigers samenge- steld.
Artikel 24
Bedrijfskleding
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die gezien de aard van zijn functie door de werkgever verplicht wordt bedrijfskleding te dragen.
2. De bedrijfskleding als genoemd in lid 1 wordt door de werkgever aan de werknemer in bruikleen verstrekt of de werkgever vergoedt de kosten verbonden aan de aanschaf van de bedrijfskleding.
3. De kosten verbonden aan het onderhoud van de in bruikleen gege- ven bedrijfskleding komen voor rekening van de werkgever.
4. De werknemer draagt de verantwoordelijkheid voor een goed ge- bruik van de bedrijfskleding.
HOOFDSTUK 9 VAKANTIE
Artikel 25
Vakantiedagen
1. De werknemer met een voltijdaanstelling heeft per kalenderjaar recht op vakantie met behoud van salaris over 24 dagen.
11
2. Dit aantal dagen wordt eveneens met behoud van salaris verhoogd met:
– twee dagen voor de werknemer die tijdens het kalenderjaar de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
– twee dagen voor de werknemer in de leeftijdscategorie 45 t/m 49, zulks in het kalenderjaar waarover de vakantie wordt opge- bouwd;
– vier dagen voor de werknemer in de leeftijdscategorie 50 t/m 54, zulks in het kalenderjaar waarover de vakantie wordt opge- bouwd;
– zes dagen voor de werknemer in de leeftijdscategorie 55 t/m 59, zulks in het kalenderjaar waarover de vakantie wordt opge- bouwd;
– acht dagen voor de werknemer in de leeftijdscategorie 60 jaar en ouder, zulks in het kalenderjaar waarover de vakantie wordt opgebouwd.
Artikel 26
Opnemen vakantiedagen
1. In overleg tussen werkgever en werknemer worden de vakantiepe- rioden vastgelegd.
2. Indien werkgever en werknemer niet tot overeenstemming komen, heeft de werkgever het recht om maximaal 15 dagen van het aantal vakantiedagen aaneengesloten aan te wijzen in de periode van 1 mei tot 1 oktober. De aanwijzing geschiedt vóór 1 maart van het kalen- derjaar.
3. Indien de werkgever geen gebruik maakt van het in lid 2 vermelde recht heeft de werknemer het recht tenminste 10 en ten hoogste 15 dagen van het aantal vakantiedagen aaneengesloten op te nemen.
4. De werknemer heeft het recht om van het resterend aantal vakantie- dagen maximaal vijf dagen aaneengesloten op te nemen. Hiervan dient de werknemer de werkgever vóór 1 maart van het kalenderjaar op de hoogte te stellen. De overblijvende dagen zijn snipperdagen, die de werknemer in overleg met de werkgever kan opnemen.
5. Indien daartoe gewichtige redenen bestaan, kan de werkgever na overleg met de werknemer de overeengekomen vakantieperiode wij- zigen. De schade welke de werknemer tengevolge van deze wijzi- ging lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
6. De werknemer behoudt zijn aanspraak op vakantie over de periode
12
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dat deze arbeidsongeschikt is tengevolge van ziekte. Deze aanspraak wordt opgebouwd over een periode van ten hoogste één jaar.1)
7. Bij beëindiging van het dienstverband wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld de hem toekomende vakantiedagen op te nemen. De werkgever zal, indien daartoe gewichtige redenen bestaan, na overleg met de werknemer, bij beëindiging van het dienstverband de nog bestaande rechten op vakantie omzetten in een geldelijke ver- goeding2).
8. De vakantie dient in principe te worden opgenomen in het desbetref- fende kalenderjaar, doch uiterlijk vóór 1 april in het eerstvolgende kalenderjaar. In bijzondere gevallen kan hiervan in overleg tussen werkgever en werknemer worden afgeweken.
HOOFDSTUK 10 BUITENGEWOON VERLOF
Artikel 27
Tenzij ernstige belangen van de praktijk zich daartegen verzetten, wordt in de hierna genoemde gevallen aan de werknemer buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend, indien de werknemer op de betreffende dag of dagen arbeid zou moeten verrichten. De duur van het buitenge- woon verlof wordt door de werkgever vastgesteld, tenzij in het onder- staande de duur ervan uitdrukkelijk is geregeld.
a. Bij huwelijksaangifte van de werknemer: de daarvoor benodigde tijd. Bij het huwelijk van de werknemer: twee aaneengesloten dagen, welke naar eigen verkiezing voor en/of na en aansluitend aan en met inbegrip van de huwelijksdatum kunnen worden opgenomen.
Bij het huwelijk van één van de leden van zijn gezin en van bloed- en aanverwanten in de eerste graad en de tweede graad: één dag.
b. Bij bevallingen van zijn echtgenote: twee dagen.
c. Bij ernstige ziekte van de echtgenoot of echtgenote, van kinderen, ouders of schoonouders, pleegouders of pleegkinderen: twee dagen mits de verzorging van de zieke door de werknemer vereist is.
d. Bij het overlijden van de echtgenoot of echtgenote of van kinderen: van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie.
1) Ingevolge artikel 7:645 van het Burgerlijk Wetboek is een afwijking van artikel 7:635 lid 3 ten nadele van de werknemer nietig.
2) Onverminderd het bepaalde in artikel 7:641 juncto 7:645 van het Burgerlijk Wetboek.
13
e. Bij het overlijden van bloed- en aanverwanten in de eerste graad: één dag.
f. Voor het bijwonen van de begrafenis/crematie van bloed- en aanver- wanten in de eerste en tweede graad en pleegkinderen: één dag. Indien de werknemer xxxxxxx is belast met de regeling van de begrafenis/crematie, van de dag na overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie.
g. Bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer en bij 25-, 40-, 50- en 65-jarig huwelijksfeest van ouders, schoonouders of pleeg- ouders: één dag.
h. Bij sollicitaties: de daarvoor benodigde tijd.
i. Daar waar sprake is van echtgenoot of echtgenote wordt de relatie- partner daarmee gelijk gesteld.
Artikel 28
Noodzakelijke medische behandeling wordt zoveel mogelijk buiten diensttijd ondergaan. Indien dat niet mogelijk is, wordt buitengewoon verlof verleend voor de daarvoor benodigde tijd.
Artikel 29
Opnemen buitengewoon verlof
1. Indien de werknemer op de betreffende dag of dagen arbeid zou moeten verrichten, wordt tenzij ernstige belangen van de praktijk zich daartegen verzetten buitengewoon verlof verleend voor een tijdsduur vast te stellen door de werkgever na overleg met de werk- nemer, behoudens de gevallen waarin de duur uitdrukkelijk in de navolgende regeling is vermeld.
1a. Voor het bijwonen van c.q. deelnemen aan statutaire vergaderin- gen, conferenties of werkgroepen etc. van werknemersorgani- saties, voorzover de werknemer lid is van het bestuur van de betreffende organisatie: maximaal 40 uur per jaar.
2. In andere gevallen waarin de werkgever bijzondere omstandigheden aanwezig acht.
HOOFDSTUK 11 ZIEKTEKOSTEN
Artikel 30
De werknemer die niet verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet heeft recht op een bijdrage van zijn werkgever in de premie van de door hem gesloten ziektekostenverzekering. Deze vergoeding bedraagt de helft van de door de werknemer verschuldigde premie met als maximum 100% van het werkgeversaandeel in de premie ingevolge de Ziekenfondswet.
14
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK 12 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 31
Aanvulling op loondoorbetalingsverplichting
1. De werkgever zal de loondoorbetalingsverplichting ten aanzien van de werknemer in verband met de arbeidsongeschiktheid ex artikel 0000x XX aanvullen tot het netto-salaris van de desbetreffende werknemer gedurende zes maanden.
2. Indien de werknemer na beëindiging van zijn arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen een termijn van vier weken na deze hervatting opnieuw arbeidsongeschikt wordt, zal de arbeidsongeschiktheid als ononderbroken worden beschouwd voor de bepaling van de duur waarover aanspraak op een aanvullende uit- kering bestaat.
HOOFDSTUK 13 OP NON-ACTIEF-STELLING
Artikel 32
1. a. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoog- ste twee weken op non-actief stellen, indien naar het oordeel van de werkgever de voortgang van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd.
Deze termijn kan ten hoogste éénmaal met twee weken worden verlengd.
b. De werkgever kan de werknemer, nadat het dienstverband rechts- geldig is opgezegd, voor de verdere duur van die opzegtermijn op non-actief stellen indien zwaarwegende belangen naar het oor- deel van de werkgever zulks noodzakelijk achten.
2. Het besluit tot op non-actief-stelling, alsmede het eventuele besluit tot verlenging daarvan wordt door de werkgever binnen 24 uur schriftelijk aan de werknemer medegedeeld onder vermelding van de redenen waarom de maatregel naar zijn oordeel is vereist.
3. Op non-actief-stelling geschiedt steeds met behoud van alle overige rechten voortvloeiend uit deze CAO en uit de individuele arbeids- overeenkomst.
4. Zowel de werkgever als de werknemer is verplicht binnen twee
15
weken met elkaar in overleg te treden om een situatie te creëren waardoor de werknemer zijn werkzaamheden kan hervatten.
5. Na het verstrijken van de periode van twee c.q. vier weken is de werknemer gerechtigd zijn werkzaamheden te hervatten.
6. Op non-actief-stelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
HOOFDSTUK 14 OPZEGGING
Artikel 33
1. Onverminderd de xxxxxxx geldende wettelijke bepalingen geschiedt opzegging schriftelijk met inachtneming van een opzegtermijn welke voor de werkgever twee maanden beloopt en voor de werknemer een maand, tenzij in de individuele arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk anders is overeengekomen. In geval van opzegging door de werkge- ver dient de reden van opzegging te worden vermeld, tenzij de werk- nemer daartegen bezwaar heeft.
2. Beëindiging van een overeenkomst vindt steeds tegen het einde van een kalendermaand plaats.
3. Opzegging door de werkgever op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte kan slechts geschieden nadat de arbeidsongeschikt- heid twee jaren onafgebroken heeft voortgeduurd. Indien die arbeids- ongeschiktheid één of meer malen is onderbroken voor een periode korter dan een maand, wordt de arbeidsongeschiktheid geacht onon- derbroken te zijn gebleven.
HOOFDSTUK 15 UITKERING BIJ OVERLIJDEN
Artikel 34
1. Xxxxxxx van overlijden van de werknemer wordt door de werkgever aan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e), van wie de werknemer niet duurzaam ge- scheiden leefde, en bij ontstentenis van deze aan
b. diens minderjarige wettelijke en natuurlijke kinderen, 1)
een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten xxxxxxx over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
1) Artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek is onverkort van toepassing.
16
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Met de echtgenoot of echtgenote wordt de relatiepartner gelijkge- steld.
3. De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt in de maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvindt belasting- en premievrij uit- betaald.
4. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven ge- noemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oor- deel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
5. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt vermin- derd met het bedrag der uitkering xxxxxxx van overlijden krachtens de Ziektewet of de wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
c.q. Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
Toelichting
De bedoeling van artikel 34 is, dat gedurende de maand van overlijden op het salaris van de overleden werknemer nog de gebruikelijke inhou- dingen worden gedaan en vervolgens een eenmalige uitkering ter grootte van drie maanden brutosalaris zonder inhoudingen van loonbelasting en premies wordt uitbetaald.
HOOFDSTUK 16 GEZONDHEID
Artikel 35
De werkgever zal in zijn beleid grote aandacht besteden aan het schep- pen van arbeidsomstandigheden die een gezond klimaat waarborgen. Daarnaast zal de werkgever maatregelen c.q. voorwaarden scheppen die de gezondheidstoestand van de werknemer beschermen.
HOOFDSTUK 17 AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 36
1. De werkgever is verplicht een verzekeringsovereenkomst te sluiten voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de werknemer voor schade aan derden toegebracht in de uitoefening van zijn functie. De werkgever vrijwaart de werknemer voor aansprakelijkheid terzake.
17
2. De werkgever is verplicht de schade van de werknemer te vergoe- den, welke deze lijdt tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking en welke uit de werkzaamheden voortvloeit, behalve wanneer er sprake is van schade aan vervoermiddelen en/of grove schuld of ern- stige nalatigheid van de werknemer.
3. Indien de werknemer tegenover derden rechten kan doen gelden op vergoeding van geleden schade, heeft hij slechts recht op schadever- goeding door de werkgever indien hij de rechten die hij jegens genoemde derden heeft aan de werkgever xxxxxxx. De kosten van invordering zijn in dat geval voor rekening van de werkgever.
18
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE A
INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST
Ondergetekenden, de heer/mevrouw gevestigd te
verder te noemen de werkgever, ten deze vertegenwoordigd door,
en wonende te adres
geboren ..-..-19.. te
verder te noemen de werknemer,
verklaren een arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de na- volgende voorwaarden:
Artikel 1
Dienstverband
De werknemer treedt met ingang van 19.. in dienst van de werkge-
ver in de functie van doktersassistent, respectievelijk doktersassistent- plus, waarvan de hoofdlijnen zijn omschreven in bijlage D, van de CAO. De werknemer heeft een/geen diploma van een de KNMG/NVDA er- kende opleiding tot doktersassistent.
19
Artikel 2
Aard van de overeenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd respec- tievelijk voor bepaalde tijd tot1)
op grond van
Artikel 3
Proeftijd
De eerste twee maanden na indiensttreding zullen gelden als wettelijke proeftijd, zoals bedoeld in artikel 1639 n van het Burgerlijk Wetboek2).
Artikel 4
Arbeidsduur en werktijden
De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer uren per week.
De werktijden worden, na overleg met de werknemer, door de werkge- ver vastgesteld.
Artikel 5
Salaris
Het salaris bij indiensttreding bedraagt f bruto per maand volgens
salarisschaal ... periodiek ......
Artikel 6
Vakantiedagen
Het aantal vakantiedagen waarop de werknemer recht heeft bedraagt ....
en voor het kalenderjaar van indiensttreding dagen3).
1) Invullen wat van toepassing is.
2) Partijen hebben de mogelijkheid om hiervan in de individuele arbeidsovereenkomst af te wijken, met dien verstande dat de termijn niet kan worden verlengd.
3) Het aantal vakantiedagen invullen waarop de werknemer per kalenderjaar recht heeft en het aantal dagen vermelden waarop de werknemer bij indiensttreding in de loop van het kalenderjaar nog aanspraak kan maken.
20
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Opzegging1)
De opzegtermijn bedraagt voor de werkgever ... maand(en) en voor de werknemer ... maand(en).
Artikel 10
De werknemer verklaart van de werkgever te hebben ontvangen:
– Een ondertekend afschrift van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 12
Tussen werkgever en werknemer gelden de navolgende bijzondere bepa- lingen en regelingen2).
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te ....................., de ..-..-19...
De werkgever, de werknemer,
Handtekening(en)3)
1) Dit artikel vervalt wanneer een overeenkomst voor bepaalde tijd wordt gesloten.
2) Xxxxxxxx, die bepalingen die werkgever en werknemer in afwijking van de CAO- bepalingen ten gunste van de werknemer zijn overeengekomen.
3) Wanneer de werknemer xxxxxxxxxxx is of onder curatele is gesteld, moet de arbeids- overeenkomst door de ouder(s)/voogd/curator worden meegetekend.
21
BIJLAGE B
SALARISPARAGRAAF EN VERGOEDINGSREGELINGEN
1. Salarisschalen
De salariëring van de doktersassistent bestaat uit drie salarisschalen. Salarisschaal I is van toepassing op een niet-gediplomeerde dokters- assistent, salarisschaal II is van toepassing op een gediplomeerde doktersassistent en salarisschaal III is van toepassing op de doktersassistent-,,plus’’.
Salarisschaal I per 1 mei 1997 (niet-gediplomeerde dokters- assistent)
(maandsalaris exclusief overhevelingstoeslag)
Het maandsalaris bedraagt:
vanaf 23 jaar
periodiek 1 f 2.285,–
periodiek 2 f 2.363,–
periodiek 3 f 2.448,–
periodiek 4 f 2.570,–
periodiek 5 f 2.699,–
Vanaf 1 januari 1998 bedraagt het maandsalaris:
vanaf 23 jaar
periodiek 1 f 2.319,–
periodiek 2 f 2.399,–
periodiek 3 f 2.485,–
periodiek 4 f 2.609,–
periodiek 5 f 2.740,–
Ongediplomeerden jonger dan 23 jaar ontvangen het wettelijk mini- mum (jeugd-)loon.
Xxxxxxxxxxxxx XX per 1 mei 1997 (gediplomeerde doktersassistent)
(maandsalaris exclusief overhevelingstoeslag)
Het maandsalaris bedraagt:
periodiek 1 | f 2.446,– |
periodiek 2 | f 2.576,– |
periodiek 3 | f 2.707,– |
periodiek 4 | f 2.854,– |
periodiek 5 | f 3.036,– |
periodiek 6 | f 3.225,– |
periodiek 7 | f 3.418,– |
periodiek 8 | f 3.627,– |
periodiek 9 | f 3.836,– |
periodiek 10 | f 4.068,– |
22
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Vanaf 1 januari 1998 bedraagt het maandsalaris:
periodiek 1 | f 2.483,– |
periodiek 2 | f 2.615,– |
periodiek 3 | f 2.748,– |
periodiek 4 | f 2.897,– |
periodiek 5 | f 3.082,– |
periodiek 6 | f 3.273,– |
periodiek 7 | f 3.469,– |
periodiek 8 | f 3.681,– |
periodiek 9 | f 3.893,– |
periodiek 10 | f 4.129,– |
Xxxxxxxxxxxxx XXX per 1 mei 1997 (gediplomeerde doktersassistent- plus)
(maandsalaris exclusief overhevelingstoeslag)
Het maandsalaris bedraagt:
periodiek 1 | f 2.878,– |
periodiek 2 | f 3.025,– |
periodiek 3 | f 3.218,– |
periodiek 4 | f 3.422,– |
periodiek 5 | f 3.636,– |
periodiek 6 | f 3.855,– |
periodiek 7 | f 4.081,– |
periodiek 8 | f 4.312,– |
Vanaf 1 januari 1998 bedraagt het maandsalaris:
periodiek 1 | f 2.922,– |
periodiek 2 | f 3.070,– |
periodiek 3 | f 3.267,– |
periodiek 4 | f 3.474,– |
periodiek 5 | f 3.691,– |
periodiek 6 | f 3.913,– |
periodiek 7 | f 4.142,– |
periodiek 8 | f 4.377,– |
Bij de inschaling dient rekening te worden gehouden met opleiding en ervaring.
Aanpassing salaris
Het salaris is met ingang van 1 mei 1997, de aanvangsdatum van deze CAO, verhoogd met 2,4%. Het salaris zal vervolgens met ingang van 1 januari 1998 worden verhoogd met 1,5%.
23
2. Vergoeding overwerk en bereikbaarheidsdienst
Overwerk
De werknemer ontvangt voor ieder uur overwerk zoals bedoeld in artikel 16 van de CAO een toeslag in de vorm van een percentage van het uurloon.
Dit percentage bedraagt:
– 25% voor ieder uur overwerk verricht op maandag tot en met vrijdag;
– 50% voor ieder uur overwerk verricht op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen.
Bereikbaarheidsdienst
De werknemer ontvangt voor ieder uur bereikbaarheidsdienst, zoals bedoeld in artikel 17 van de CAO, de volgende compensatie afhan- kelijk van diens keuze in vrije tijd of geld:
– voor elk etmaal op maandag t/m vrijdag: 1 uur compensatie;
– voor elk etmaal op algemeen erkende feestdagen en weekeinde: 2 uur compensatie.
Deze compensatie wordt pro rato verminderd indien de dienst min- der dan een etmaal omvat.
3. Vergoeding woon/werkverkeer
Belastingvrij gedeelte reiskostenvergoeding/algemeen met een maxi- mum van ƒ 160,– per maand
24
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Enkele reis- afstand woning- werk
Belastingvrij gedeelte vergoeding bij reizen op
meer | dan t/m | 1 dag per week | 2 dagen per week | 3 dagen per week | 4 of meer dagen per week |
0 | 10 km | f 0,00 p.m. f 0,00 p.w. | f 0,00 p.m. f 0,00 p.w. | f 0,00 p.m f 0,00 p.w | f 0,00 p.m f 0,00 p.w |
10 | 15 km | f 39,80 p.m. f 9,19 p.w. | f 79,60 p.m. f 18,38 p.w. | f 119,40 p.m. f 27,57 p.w. | f 159,20 p.m. f 36,76 p.w |
15 km of meer | f 40,00 p.m. f 9,25 p.w. | f 80,00 p.m. f 18,45 p.w. | f 120,00 p.m. f 27,70 p.w. | f 160,00 p.m. f 36,90 p.w |
4. Vergoeding maaltijd
De werknemer ontvangt een maaltijdvergoeding, zoals bedoeld wordt in artikel 22, lid 3 van de CAO van f 21,70.
25
BIJLAGE C
TOELICHTING ARTIKEL 16, OVERWERK
Zowel voor werknemers met een volledig dienstverband als met een deeltijdaanstelling geldt dat er geen verplichting bestaat om overwerk te verrichten. Indien de bereidheid tot het verrichten van overwerk vast- staat dan geldt als overwerk de tijd die wordt overgewerkt op verzoek (opdracht) van de werkgever.
Indien blijkt dat het overwerk van een medewerker met een deeltijd- aanstelling meerdere weken in beslag neemt, is het noodzakelijk dat werkgever en werknemer een tijdelijk arbeidscontract voor de duur van het overwerk sluiten. CAO-partijen vinden dat de termijn voor overwerk aaneensluitend maximaal zes maanden mag bedragen. Uiterlijk drie maanden na aanvang van het tijdelijke contract vindt overleg plaats of de bereidheid tot het verrichten van overwerk nog bestaat.
Is bij een deeltijdaanstelling sprake van structureel overwerk, dan ligt het in de rede de overeengekomen arbeidsduur daaraan aan te passen. Voorwaarde is wel dat de werknemer bereid is meer uren te gaan wer- ken.
26
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE D 1)
FUNCTIEPROFIEL DOKTERSASSISTENT EN DOKTERSASSISTENT-PLUS
2. FUNCTIEKENMERKEN VAN DE DOKTERSASSISTENT EN DE DOKTERSASSISTENT-PLUS
Onderstaand worden de vijf taakgebieden die het werk van dokters- assistenten kenmerken, beschreven. Er wordt aangegeven:
– een beschrijving van de inhoud en de betekenis van het taak- gebied in de totale werksituatie van doktersassistenten;
– een globale omschrijving van de eigenschappen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de werkzaamheden binnen dit taak- gebied;
– een opsomming van de taken die tot dit taakgebied worden gere- kend; hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene taken en specifieke taken voor de doktersassistent en doktersassistent- plus.
– in hoeverre de doktersassistent eigen verantwoordelijkheid draagt bij haar werkzaamheden.
Bij de uitvoering van handelingen door de doktersassistenten is de mate waarin zij bepaalde gedelegeerde handelingen uitvoert van groot belang.
Globaal kunnen drie niveaus worden onderscheiden:
– De doktersassistent voert in opdracht van de arts vaardig en effi- ciënt een aantal taken uit.
– De doktersassistent handelt bij een aantal werkzaamheden vol- gens mondeling of schriftelijk gemaakte afspraken respectieve- lijk protocollen.
De doktersassistent heeft een eigen verantwoordelijkheid t.a.v. het moment en de situatie waarin de werkzaamheden worden ver- richt;
– De doktersassistent oordeelt op basis van eigen kennis, vaardig- heden en beroepsverantwoordelijkheid en handelt zelfstandig
t.a.v. specifieke problemen van patiënten.
Voor de doktersassistent-plus is in dit verband nog van belang dat deze in staat is zelfstandig beslissingen te nemen boven het gebruikelijke niveau van de doktersassistent.
1) Het functieprofiel is gebaseerd op het door de NVDA in augustus 1993 ontwikkelde beroepsprofiel doktersassistent.
27
Huisartspraktijken zijn zeer verschillend, in organisatiestructuur: in het aantal artsen en andere personen dat er werkzaam is, in activitei- ten die de huisartsen ondernemen bij de zorg voor hun patiënten en ook in de taken en verantwoordelijkheden die aan een dokters- assistent worden gedelegeerd.
De vijf hoofdfuncties die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, worden door doktersassistenten, werkzaam in soms heel verschil- lende huisartspraktijken, in een of andere vorm vervuld.
2.1 De intake-functie
Hiermee wordt bedoeld de ontvangst van de patiënt die zich meldt in de praktijk.
Meestal is de doktersassistent degene die de patiënt het eerst te woord staat. Zij is daardoor bepalend voor het beeld dat de patiënt krijgt van de praktijk.
De patiënten melden zich bij de doktersassistent, aan de telefoon of aan de balie.
Er wordt van haar verwacht, dat zij inlichtingen geeft over de gang van zaken in de praktijk vragen van patiënten beantwoordt, luistert naar en belangstelling toont voor patiënten en er op let dat, met inachtneming van het beroepsgeheim, de privacy wordt gewaar- borgd.
Dit alles vraagt patiëntgerichte, communicatieve vaardigheden, flexi- biliteit en een zekere mate van zelfstandig handelen.
Het is belangrijk dat de doktersassistent een afweging maakt van belangen, de patiënt open en persoonlijk benadert, hem goed infor- meert, signaleert hoe de patiënt zich voelt en daar op de juiste wijze op reageert.
Taken m.b.t. de intake functie in het algemeen
De doktersassistent handelt volgens gemaakte afspraken bij:
– het geven van informatie over de organisatie van de praktijk en de spreekuren.
De doktersassistent voert zelfstandig beleid bij:
– in ontvangst nemen van o.a. verwijskaarten;
– ontvangen van patiënten;
– de telefoon correct aannemen;
– telefonisch gemelde gegevens op de juiste wijze doorgeven.
De doktersassistent handelt soms in opdracht van de arts, soms op eigen initiatief en op grond van eigen oordeel bij:
– contact tot stand brengen met andere personen of instanties.
De doktersassistent heeft een grote eigen verantwoordelijkheid bij:
– verhelderen van de hulpvraag van de patiënt;
– bepalen van haar beleid bij de hulpvraag van de patiënt.
28
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De intake-functie van de doktersassistent in de huisartspraktijk Kenmerkend voor de intake-functie in de huisartspraktijk is het aan- nemen van consult- en visite-aanvragen, met beoordeling op nood- zaak, spoed alsmede receptaanvragen. Een ander kenmerk is het wegwijs maken van nieuwe patiënten in de praktijk.
Na de anamnese (het stellen van relevante vragen) en de evaluatie van het probleem van de patiënt (wat zou er aan de hand kunnen zijn en hoe ernstig is het) moet de doktersassistent in staat zijn een juiste afweging te maken; daarbij moet hij/zij er rekening mee houden dat het beleid dat hij/zij kiest:
– recht doet aan de hulpvraag van de patiënt;
– medisch verantwoord is;
– de arts niet meer mag belasten dan noodzakelijk is;
– een ordelijk verloop van de praktijkorganisatie mogelijk maakt.
Uit de intake-functie kunnen de volgende belangrijke werkzaamhe- den voortvloeien.
– de arts waarschuwen of andere hulp organiseren en de aanwezi- gen adviseren omtrent eerste hulp en/of hen gerust stellen bij spoedgevallen;
– advies geven bij niet-ernstige stoornissen van de gezondheid;
– verzoeken aannemen om (herhalings)recepten, verwijskaarten, machtigingen e.d. en deze gereedmaken voor ondertekening door de arts;
– overleggen met de arts en het resultaat daarvan aan de patiënt doorgeven;
– de patiënt doorverbinden met de arts of verwijzen naar het tele- fonisch spreekuur;
– met de patiënt of de vertegenwoordiger van de patiënt overleg- gen of er voor een aangevraagd arts-patiëntencontact een consult of een visite-consult wordt genoteerd;
– het maken van een afspraak voor het spreekuur;
– een visite afspreken;
– afspraken met specialisten en eventuele andere instanties organi- seren of de patiënt informatie geven hoe hij zelf een afspraak kan maken.
De intake-functie van de doktersassistent-plus in de huisarts- praktijk
De doktersassistent-plus verricht ook nog taken (opvang en wegwijs) voortvloeiend uit de regelgeving rond ziekteverzuim van patiënten in het kader van TZ Arbo - WULBZ - WAO en de relatie daarvan met de huisartspraktijk.
29
2.2 De patiëntenvoorlichtingsfunctie
Patiëntenvoorlichting is een veelomvattende taak die geïntegreerd is in het werk van de doktersassistent.
De voorlichtingsactiviteiten kunnen o.a. gericht zijn op medicijn- gebruik, therapietrouw, zelfzorg en vermindering van angst voor bepaalde onderzoeken, behandelingen.
De doktersassistent maakt in haar werk een juiste inschatting van wat de patiënt wenst en houdt rekening met de opname- en verwerkings- capaciteit van de eigen thuissituatie.
De voorlichting die zij geeft, is gebaseerd op voldoende medisch- technische deskundigheid op het brede gebied van de gezondheids- zorg en de meest voorkomende ziekten en problemen.
De doktersassistent kiest, bij het geven van voorlichting, voor een voorlichtingsmethode die past bij de persoon waaraan, de situatie waarin en het tijdstip waarop zij voorlichting geeft.
De doktersassistent draagt in de organisatie waarin zij werkt, mede zorg voor de uniformiteit en de onderlinge afstemming van de voor- lichting die gegeven wordt.
Naast mondelinge voorlichting is het werken met patiënten- voorlichtingsfolders, wachtkamervoorlichting en groepsvoorlichting, essentieel.
De doktersassistent heeft een taak in de organisatie van patiënten- voorlichting, met name schriftelijk en audiovisueel voorlichtings- materiaal.
Zij heeft wat betreft de continuïteit en de kwaliteit van de patiënten- voorlichting, een bewakings- en signaleringsfunctie en schakelt waar nodig, andere hulpverleners in.
Voorlichting geven vereist gemotiveerd zijn voor en zich bewust zijn van het belang van doelgerichte, systematische en patiëntgerichte voorlichting.
Taken m.b.t. patiëntenvoorlichting in het algemeen
De doktersassistent handelt volgens gemaakte afspraken bij:
– uitslagen doorgeven van medisch onderzoek.
De doktersassistent handelt soms in opdracht van de arts, soms op eigen initiatief en op grond van eigen oordeel bij:
– informatie geven over het doel van en de werkwijze bij onder- zoeken, behandelingen en verrichtingen.
– inlichtingen geven over patiëntenverenigingen, zelfhulpgroepen en bepaalde voor de patiënt relevante instanties;
– adviezen geven over voorbereiding en nazorg van behandelings- methoden en onderzoeken;
– uitleg geven over noodzaak van bepaalde maatregelen, behande- lingen en onderzoeken;
– uitleg geven over de termijn en de volgorde van onderzoeken, behandelingen en verrichtingen.
30
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De doktersassistent heeft een grote eigen verantwoordelijkheid, waar- bij vooraf bepaalde afspraken worden gemaakt, bij:
– adviezen geven bij niet-ernstige gezondheidsstoornissen;
– aanwijzingen geven m.b.t. onderwerpen als zelfzorg, hygiëne, voeding, medicijngebruik, zorg voor ouderen e.d.;
– aanwijzingen geven m.b.t. preventie t.a.v. onderwerpen als dia- betes, vetzucht, hoge bloeddruk, roken e.d.;
– verrichten van andere voorlichtingstaken, zoals werken met en verzorgen van schriftelijk en audiovisueel voorlichtingsmateriaal, bijhouden van patiëntenfolders en affiches, wachtkamervoor- lichting en meewerken aan groepsvoorlichting.
De patiëntenvoorlichtingsfunctie van de doktersassistent in de huisartspraktijk
Patiëntenvoorlichting wordt een steeds belangrijker begrip in de huisartspraktijk.
De huisartspraktijk leent zich uitstekend voor voorlichtings- activiteiten op eigen initiatief van de doktersassistent en voor het geven van voorlichting naar aanleiding van klachten en/of vragen van de patiënt.
De doktersassistent heeft een belangrijke taak bij het stimuleren van de patiënt tot ander gedrag door middel van voorlichting.
Kenmerkend voor de voorlichtingsfunctie in de huisartspraktijk zijn:
– informatie geven over onderzoeken, behandelingen en verrichtin- gen in de huisartspraktijk;
– informatie geven over patiëntenverenigingen, zelfhulpgroepen en instanties in de gezondheidszorg;
– voorlichtingsadviezen en -instructies geven in het kader van pre- ventie, eventueel m.b.v. protocollen;
– voorlichting geven met het doel de zelfzorg bij patiënten te sti- muleren;
– voorlichtingstaken vervullen m.b.v. bijvoorbeeld patiëntenfolders en/of videobanden.
De voorlichtingsfunctie van de doktersassistent-plus in de huisartspraktijk.
Kenmerkend voor de doktersassistent-plus is:
– voorlichting geven aan patiëntengroepen bv. diabeten.
– voorlichting geven over de transmurale zorg aan anderen, werk- zaam in de gezondheidszorg en patiënten.
2.3 De managementfunctie
Hiermee wordt bedoeld een zodanige organisatie van de werkzaam-
31
heden en van de gang van zaken in de huisartspraktijk dat er effi- ciënt en effectief wordt gewerkt.
De doktersassistent is in staat haar eigen deskundigheid af te bake- nen. Zij moet duidelijk kunnen laten blijken aan een patiënt dat zij op een bepaald gebied deskundig is en met gezag handelt, oordeelt en adviseert. Daarbij moet zij weten waar de grenzen van haar des- kundigheid liggen en dit aan de patiënt duidelijk kunnen maken.
De doktersassistent zorgt voor een goede voorbereiding, begeleiding en afhandeling van het spreekuur.
Zij heeft een bewakings- en signaleringsfunctie ten aanzien van bij- voorbeeld periodieke controles. Ze houdt de agenda bij en zorgt voor het voorraadbeheer.
De managementfunctie vraagt van de doktersassistent een grote mate van eigen initiatief en flexibiliteit, een groot verantwoordelijkheids- gevoel en een goed vermogen tot samenwerken.
Taken m.b.t. de managementfunctie in het algemeen
De doktersassistent handelt in opdracht van de arts bij:
– regelen van afspraken voor patiënten in andere gezondheidsin- stellingen en het regelen van een ziekenhuisopname;
– voorbereidingen treffen voor onderzoeken en/of behandelingen die door de arts worden verricht.
De doktersassistent handelt volgens vooraf gemaakte afspraken, maar met een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de organisatie van de werkzaamheden bij:
– regelen van spreekuurafspraken en visite-aanvragen;
– voorbereiden en afhandelen van de spreekuren;
– oproepen/ophalen van patiënten uit de wachtkamer;
– verzorgen van telefoon en/of semafoonoproepen en inspreken en bedienen van communicatie-apparatuur;
– beheren, controleren en bestellen van de voorraden;
– controleren van de visite-, verlos- en ongevallentas;
– bijhouden van agenda, mededelingenbord, planbord of folder- materiaal;
– oproepen van patiënten voor controles en periodieke onderzoe- ken;
– controleren of de benodigde informatie is bijgewerkt in dossiers/ kaarten;
– doorgeven van informatieve gegevens aan de desbetreffende per- sonen en/of instanties;
– samenwerken met artsen in opleiding.
De managementfunctie van de doktersassistent in de huisarts- praktijk
De managementfunctie in de huisartspraktijk betekent plannen, orga- niseren en controleren. Er zijn verschillen in taakvervulling t.o.v. de andere werkvelden.
32
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Kenmerkend voor de managementfunctie in de huisartspraktijk zijn:
– het plannen van het reguliere spreekuur;
– het organiseren van speciale spreekuren voor patiënten met bij- voorbeeld wratten;
– controleren of patiënten afspraken nakomen;
– verzorgen van de bereikbaarheid van de huisartspraktijk;
– verzorgen van semafoonoproepen;
– inspreken en bedienen van de telefoonbeantwoorder;
– controleren van de visite-, verlos- en ongevallentas;
– beheer van de voorraden in de praktijk;
– signaleren van overmatig medicijngebruik;
– de arts attenderen op huis- en/of ziekenhuisbezoek;
– opzetten en bijhouden van afspraken- en oproepsystemen m.b.t. systematische surveillance (bijvoorbeeld bij hypertensie- en dia- betespatiënten).
De doktersassistent handelt met een grote mate van eigen verant- woordelijkheid en initiatief bij:
– verzorgen van de werkruimten;
– signaleren van overmatig medicijngebruik;
– registreren van ziekenhuisopnamen en -ontslagen;
– attenderen van de arts op huis- en/of ziekenhuisbezoeken;
– leveren van deskundige inbreng in overlegsituaties;
– deelnemen aan bij- en nascholingsactiviteiten;
– zonodig regelen van vervoer van patiënten;
– begeleiden van doktersassistenten in opleiding.
De managementfunctie van de doktersassistent-plus in de huisartspraktijk
Kenmerkend voor de managementfunctie van de doktersassistent- plus is dat deze niet alleen de uitvoerende kant, maar ook de beleids- voorbereidende en -bepalende kant van de functie omvat:
– gedelegeerde managementtaken op onderscheiden gebieden als praktijkorganisatie, samenwerken met hagro’s, enz;
– het zijn van intermediair voor de huisartsengroep;
– het voeren van personeelsbeleid en -beheer;
– het coördineren van en leidinggeven aan een team van doktersas- sistenten en eventuele stagiaires;
– het toezicht houden op bij- en nascholing van de doktersassisten- ten en het doen van voorstellen terzake;
– het aanleveren van gegevens t.b.v. het jaarverslag van de praktijk en het mede opstellen daarvan.
33
2.4 De medisch-technische functie
Het gaat hierbij om het zelfstandig verrichten van medisch-technische handelingen in laboratorium en behandelkamer.
De doktersassistent assisteert de arts bij verrichtingen en draagt zorg voor het onderhoud van instrumentarium en apparatuur.
Deze taak vereist nauwkeurigheid en verantwoordelijkheidsgevoel, waarbij het begeleiden van de patiënt centraal staat.
Taken m.b.t. de medisch-technische functie in het algemeen
De doktersassistent zal in opdracht van de arts:
– assisteren bij ingrepen, onderzoeken en behandelingen en daarbij de patiënt begeleiden.
De doktersassistent handelt volgens vooraf gemaakte afspraken en met eigen verantwoordelijkheid t.a.v. de organisatie van de werk- zaamheden bij:
– correct noteren van onderzoeksresultaten;
– verrichten van biometrisch onderzoek;
– desinfecteren en steriliseren.
De doktersassistent handelt met een grote mate van zelfstandigheid en op eigen initiatief bij:
– hygiënisch en netjes werken;
– huishoudelijk schoonmaken van instrumentarium en apparatuur.
De doktersassistent handelt soms in opdracht van de arts, soms op eigen initiatief en op grond van eigen evaluatie van de situatie van de patiënt bij:
– verrichten van laboratoriumonderzoek.
De doktersassistent handelt, soms direct in opdracht van de arts, maar ook vaak op eigen initiatief, volgens vooraf gemaakte afspra- ken bij:
– kiezen en gereed maken van de juiste instrumenten en materia- len en begeleiden van de patiënt bij ingrepen, onderzoeken en behandelingen;
– zelfstandig verrichten van medische handelingen en daarbij de patiënt begeleiden bijvoorbeeld in de vorm van een eigen spreek- uur voor de doktersassistent.
De medisch-technische functie van de doktersassistent in de huisartspraktijk
In de medisch-technische functie valt op dat het aantal verschillende laboratoriumbepalingen dat doktersassistenten uitvoeren, afneemt. Daarnaast is er een tendens om doktersassistenten een grotere ver- antwoordelijkheid te geven om binnen schriftelijk vastgestelde werk- plannen en/of protocollen zelfstandig medisch-technische taken te verrichten.
34
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Kenmerkende zelfstandig te verrichten medisch-technische taken van de doktersassistent kunnen dan bijvoorbeeld zijn:
– het verlenen van EHBO;
– het aanstippen van wratten;
– het hechten van kleine wondjes;
– de controle van hypertensie- en diabetespatiënten;
– het in het kader van programmatische preventie maken van uit- strijkjes en het geven van griepinjecties;
– het uitspuiten van oren;
– het doen van beperkt longfunctie-onderzoek;
– het tapen van de enkel;
– het verbinden van een open been.
De medisch-technische functie van de doktersassistent-plus in de huisartspraktijk
De medisch-technische functie van de doktersassistent-plus is de- zelfde als die van de doktersassistent.
2.5 De administratieve functie
Het gaat hierbij vooral om de patiëntenadministratie die verricht wordt i.v.m. de voorbereiding en de afhandeling van de spreekuren. Daarnaast worden secretariaatswerkzaamheden verricht en in som- mige gevallen hoort ook de financiële administratie tot dit taak- gebied.
De doktersassistent verricht de administratieve werkzaamheden zo- wel handmatig als m.b.v. geautomatiseerde systemen.
De administratieve functie vereist nauwkeurigheid en het correct toe- passen van de Nederlandse taal.
Taken m.b.t. de administratieve functie in het algemeen
De doktersassistent handelt in opdracht van de arts bij:
– invullen van formulieren, verwijskaarten en machtigingen;
– verzorgen van correspondentie;
– verslaggeving verzorgen van verrichtingen, vergaderingen en werkoverleg.
De doktersassistent kan omgaan met het in de praktijk gebruikte automatiseringssysteem.
De doktersassistent handelt volgens vooraf gemaakte afspraken, maar met eigen verantwoordelijkheid t.a.v. de organisatie van het werk bij:
– beheren en archiveren van dossiers;
– inschrijven van patiënten en het klaarmaken van een dossier of werkkaart;
35
– klaarleggen, sorteren en opbergen van dossiers en werkkaarten;
– aanvragen en verwerken van medische gegevens en uitslagen van onderzoeken in dossiers en op werkkaarten;
– naschrijven van recepten en registreren van uitgeschreven recep- ten;
– hanteren van keuringsvragenlijsten;
– verzenden, sorteren en archiveren van post;
– registreren van spreekuurgegevens en epidemiologische gege- vens;
– registreren van verrichtingen;
– klaarmaken en verzenden van rekeningen;
– bijhouden van een debiteurensysteem, kas en kasboek en de ziekenfondsadministratie.
De administratieve functie van de doktersassistent in de huisarts- praktijk
Bij de administratieve functie van doktersassistenten in huisarts- praktijken, wordt gebruik gemaakt van speciaal voor de huisarts ont- wikkelde administratieve systemen, zowel voor medische als voor de financiële administratie.
Administratieve taken die vrijwel alleen in de huisartspraktijk regel- matig voorkomen zijn:
– omgaan met en bijhouden van het Huisarts Informatie Systeem (HIS-systeem) waaronder het elektronisch-medisch dossier als- mede het bijhouden van de financiële administratie;
– het bijhouden van de sociale kaart m.b.t. hulpverleners, patiënten- verenigingen e.d.
De administratieve functie van de doktersassistent-plus in de huisartspraktijk
De doktersassistent-plus verricht daarnaast taken in het kader van het beheer van automatisering en informatisering.
3. FUNCTIE-EISEN DOKTERSASSISTENT-PLUS
Enkele aspecten die van betekenis kunnen zijn voor de kwalificatie
doktersassistent-plus:
– Enige jaren ervaring als doktersassistent, bij voorkeur in een samenwerkingsverband.
– Bijzondere vaardigheden, zoals bijvoorbeeld leidinggevende ca- paciteiten.
– Bijzondere eigenschappen, zoals bijvoorbeeld stress- bestendigheid.
– Uitgebreide opleiding, zoals bijvoorbeeld een management- opleiding op middenkaderniveau.
36
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Toelichting
De doktersassistent-plus moet in staat zijn de hierboven genoemde extra taken te vervullen, hetgeen kan blijken uit desbetreffende geac- crediteerde certificaten van nascholing/opleiding.
In de arbeidsovereenkomst moet vastgelegd worden of er een
doktersassistent-plus functie wordt vervuld.
37
BIJLAGE E
REGLEMENT COMMISSIE EX ARTIKEL 2 LID 2 CAO
Artikel 1
Taak
De Commissie heeft tot taak:
c. Kennis te nemen van klachten in het kader van seksuele intimidatie.
Artikel 2
Samenstelling
1. De commissie bestaat uit vier leden en vier plaatsvervangende leden en een onafhankelijk voorzitter.
2. Ieder der CAO-partijen benoemt twee leden en twee plaatsvervan- gende leden.
3. De CAO-partijen benoemen gezamenlijk een onafhankelijk voorzit- ter.
Artikel 3
Zittingstermijn
1. De leden worden benoemd voor de duur van de CAO.
2. Bij de voorziening van een tussentijdse vacature wordt het lid be- noemd voor de resterende zittingsduur van het afgetreden lid.
Artikel 4
Afwezigheid voorzitter
Bij afwezigheid van de voorzitter benoemt de commissie uit haar mid- den voor de desbetreffende vergadering een voorzitter.
Artikel 5
Vestigingsplaats/secretariaat
1. De commissie is gevestigd in het gebouw van de KNMG te Utrecht.
2. Het bureau van de LHV voert het secretariaat van de commissie.
38
Doktersassistenten 1997/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11
Geheimhouding
De commissie is verplicht tot geheimhouding van al datgene zij bij de uitoefening van haar taak te weten zijn gekomen.
Artikel 16
Vertrouwenspersoon
Na ontvangst van een klacht inzake seksuele intimidatie wijst de com- missie een vertrouwenspersoon aan. De vertrouwenspersoon behandelt de ter kennis gebrachte gegevens strikt vertrouwelijk en waarborgt de anonimiteit van de desbetreffende werkgever en werknemer.
Artikel 17
Kostenverdeling CAO-commissie
1. Ieder der CAO-partijen betaalt de kosten van haar leden en plaats- vervangende leden als bedoeld in artikel 2.
2. De LHV neemt de kosten van de secretariaat als bedoeld in artikel 5 lid 2 voor haar rekening.
3. Ieder der CAO-partijen betaalt de helft van de overige kosten van het functioneren van de commissie als bedoeld in artikel 1.
Toelichting
Over de kostenverdeling van het secretariaat vindt overleg plaats, wan- neer de werkzaamheden onvoorziene proporties aannemen.
39
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeids- voorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, pre- valeren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 1997.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.
’s-Gravenhage, 14 april 1997
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
40