COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BITUMINEUZE EN KUNSTSTOF DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BITUMINEUZE EN KUNSTSTOF DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN
1 JANUARI 2018 TOT EN MET 31 DECEMBER 2018
Uitgave van:
Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland VEBIDAK, FNV Bouwen & Wonen en CNV Xxxxxxxxx.xx
Nieuwegein, juli 2018
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1a begripsbepalingen 11
Artikel 2 algemene verplichtingen van partijen 14
Artikel 3 algemene verplichtingen van de werkgever 14
Artikel 3a arbeidsgehandicapte werknemers 15
Artikel 3c nalevingonderzoeken 16
Artikel 3d werkingssfeeronderzoeken 16
Artikel 4 algemene verplichtingen van de werknemer 16
Artikel 5 het aangaan en beëindigen van de dienstbetrekking 18
Artikel 7b buitenlandse werknemers 22
Artikel 8 arbeidsduur en arbeidstijden 23
Artikel 8a roostervrije dagen 23
Artikel 8c begeleidend vakman 27
Artikel 8d vierdaagse werkweek voor oudere werknemers 27
Artikel 9 levensloopregeling 31
Artikel 11 verschoven arbeid 32
Artikel 13 arbeid op zaterdag, zondag en feestdagen 33
Artikel 14 arbeidsomstandigheden 33
Artikel 15 preventiemedewerker 35
Artikel 16 verplichtingen in het kader van terugdringing ziekteverzuim 35
Artikel 17 reisurenvergoeding 36
Artikel 18 B werkkostenregeling 37
Artikel 20 ziekte in kosthuis 38
Artikel 21 feestdagen, zaterdagen en zondagen 38
Artikel 24a stervensbegeleiding en rouwverlof 44
Artikel 25 bijzonder verlof 44
Artikel 27 onderbreking wegens vorst en sneeuwval 45
Artikel 30 wga-hiaatverzekering uitgebreid 47
Artikel 31 aanvullingen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid .47 Artikel 32 vervoer stoffelijk overschot 47
Artikel 34 aanspraak op derden 48
Artikel 35 uitkering bij overlijden 49
Artikel 36 aansprakelijkheid bij vervoer 49
Artikel 37 ongevallenverzekering 49
Artikel 38a pensioen uta-werknemer 50
Artikel 38b omwisseling roostervrije dagen tbv pensioen 51
Artikel 39 arbeidsreglement 51
Artikel 40 vakbondsactiviteiten in de onderneming 51
Artikel 40a faciliteit vakbondscontributie 52
Artikel 41 werkoverleg en overig overleg 53
Artikel 42 cao-partijen en dispensatie 53
Artikel 43 duur, opzegging en verlenging 53
Bijlage III afspraken van algemene strekking 64
Bijlage IV model voor een arbeidsreglement 65
Bijlage VI bedrijfsvoorschriften en bijbehorend sanctiereglement 110
Bijlage VII functieprofiel preventiemedewerker 115
Bijlage VIII mantelovereenkomst wga-hiaatverzekering uitgebreid 118 Bijlage IX mantelovereenkomst coll. ongevallenverzekering 127
Bijlage X dispensatieverzoeken 135
Bijlage XI uitzendarbeid 137
Bijlage XII buitenlandse werknemers 142
Bijlage XIII gewijzigde artikelen 145
Bijlage XIV nota van wijzigingen 147
Bijlage XV adressen 166
Partijen bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (BIKUDAK) – te weten FNV Bouwen & Wonen en CNV Xxxxxxxxx.xx als partij ter ene zijde en de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland VEBIDAK als partij ter andere zijde – zijn overeengekomen de tussen hen afgesloten, per 1 januari 2018 geëxpireer- de, CAO te verlengen voor de duur van 12 maanden, tot en met 31 de- cember 2018. In dit CAO-boekje nemen we de wijzigingen op ten opzichte van het voorgaande boekje (2015-2017), alsmede de integrale CAO-tekst, inclusief bijlagen. Hieronder noemen we – los van correcties en redactionele aanpassingen – de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen.
TUSSENTIJDSE WIJZIGING 2017
In het voorjaar van 2017 hebben partijen bij de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven enkele tussentijdse CAO-wijzigingen afgesproken. We noemen ze hieronder.
Buitenlandse werknemers
Met het nieuwe artikel 7B (Buitenlandse werknemers) is de XXX XXXXXXX aangepast aan de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU). Deze wet regelt de arbeidsvoorwaarden waarop werknemers van Europese bedrijven recht hebben wanneer zij tijde- lijk in Nederland werken. Ook maakt deze wet een betere controle mogelijk op de naleving van deze arbeidsvoorwaarden door de Europese bedrijven. Deze wet geldt voor bedrijven uit andere EU-landen die tijdelijk met hun personeel in Nederland een klus komen verrichten. Hun personeel heeft in ieder geval recht op de belangrijkste arbeidsvoorwaarden die de Nederland- se wet voorschrijft, zoals: het minimumloon, voldoende rusttijden, veilige ar- beidsomstandigheden, gelijke behandeling van mannen en vrouwen en een minimum aantal vakantiedagen. Als er een algemeen verbindend verklaarde CAO van toepassing is, geldt ook de harde kern van arbeidsvoorwaarden uit deze CAO. Deze harde kern staat weergegeven in een tabel in de nieuwe bijlage XII van de CAO.
Uitzendkracht en roostervrije dagen
Roostervrije dagen gelden ook voor uitzendkrachten en moeten worden uitbetaald conform het individueel overeengekomen loon. Sinds de CAO’s voor uitzendbureaus werken met de zg. inlenersbeloning in hun eigen uit- zend-CAO’s, moeten zij voor hun uitzendkrachten een deel van de CAO’s van de inlenende werkgevers volgen. Omdat de status van roostervrije da-
gen niet altijd even duidelijk was voor uitzendbureaus, is een bepaling opge- nomen in de XXX XXXXXXX dat een inlenende werkgever in de BIKUDAK sector hierover afspraken dient te maken in de inleenovereenkomst met de uitzendonderneming. Naast een aanpassing in artikel 7A (uitzendarbeid) en artikel 8A (roostervrije dagen) is hiertoe bijlage XI toegevoegd.
Verdiscontering in uurloon
In plaats van het maken van bovenstaande afspraken in de inleenovereen- komst kunnen de roostervrije dagen ook worden verdisconteerd in het uur- loon van de uitzendkracht. Uitzendkrachten hebben conform de ABU en de NBBU CAO recht op de zogenaamde inlenersbeloning. Hier vallen ook de roostervrije dagen onder. Volgens de XXX XXXXXXX heeft een werknemer met een voltijd dienstverband (de normale arbeidsduur in de BIKUDAK-sec- tor is 40 uur per week) recht op 20 roostervrije dagen of wel 160 uren per jaar (stand van zaken 2017). Nu uitzendkrachten deze roostervrije dagen in de meeste gevallen niet betaald krijgen in tijd, dient hun uurloon verhoogd te worden met de waarde van deze dagen. Daarvoor kan deze formule worden gebruikt.
160 X het garantie-uurloon of het individueel overeengekomen uurloon / 2085,60
(toelichting: dit zijn de arbeidsuren per jaar bij een 40-urige werkweek)
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Een klein comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de vakbonden en VEBIDAK en een arbovoorlichter van de Stichting Bedrijfstakregelingen Dakbedekkingsbranche (SBD) heeft gewerkt aan een actualisatie van de Arbocatalogus Platte Daken. Dit heeft geleid tot een wijziging van artikel 14, vierde lid, van de XXX XXXXXXX (persoonlijke beschermingsmiddelen).
Artikel 14 (arbeidsomstandigheden), lid 4:
De werkgever is verplicht de onderstaande persoonlijke beschermingsmid- delen en collectieve- en/of individuele valbeveiligingsmiddelen aan de bij hem in dienst zijnde werknemer ter beschikking te stellen:
oud | nieuw |
• oordoppen; • een gezichtsmasker of stofkap; • veiligheidsschoenen; • werkhandschoenen; • hekwerk; • harnas; • vallijnen. | • gehoorbescherming (bijvoorbeeld oordoppen); • adembescherming (bijvoorbeeld een gezichtsmasker of stofkap); • veiligheidsschoenen; • werkhandschoenen; • hekwerk; • harnas met toebehoren. |
De CAO stelt geen nadere vereisten aan de persoonlijke beschermingsmid- delen (pbm’s). Dit betekent dat deze pbm’s moeten voldoen aan de overige geldende wet- en regelgeving op dat gebied.
ONDERHANDELINGSRESULTAAT 2018
Partijen bij de XXX XXXXXXX hebben op vrijdag 16 maart 2018 een onderhandelingsresultaat bereikt voor een nieuwe CAO met een looptijd van 1 januari tot en met 31 december 2018. De belangrijkste afspraken daaruit staan hieronder in hoofdlijnen vermeld.
Loon en vergoedingen
Er is een structurele loonsverhoging afgesproken per 1 juni 2018 van 2,75% en per 1 september 2018 van 0,50%. De vergoedingen worden niet ver- hoogd.
Reisurenvergoeding
De reisurenvergoeding (artikel 17) is op enkele onderdelen gewijzigd. De reisurenvergoeding wordt als volgt aangepast.
• Chauffeur:
- 15 minuten per dag van de totale reistijd voor eigen rekening. In de voorgaande CAO was dat 30 minuten.
• Overige werknemers:
- 45 minuten per dag van de totale reistijd voor eigen rekening. In de voorgaande CAO was dat 90 minuten.
De ingangsdatum van deze aanpassing is 1 maart 2018. De reisurenvergoe- ding zoals bepaald in de CAO BIKUDAK van 1 januari 2015 t/m 31 december 2017 loopt onverminderd door tot 1 maart 2018.
Flexregeling
De flexregeling zoals afgesproken in de XXX XXXXXXX 2015-2017 is verval- len. Hier komt een nieuwe afspraak over flex voor terug. Deze luidt als volgt.
• Een werknemer kan in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 2,5 dagen worden ingepland op een zaterdag.
• Deze 2,5 dagen worden behandeld als verschoven arbeid, maar zonder de bestaande toeslag voor verschoven arbeid.
• De toeslag voor het werken op een zaterdag als bedoeld in deze regeling is 50%.
• Het verschuiven van een (halve) dag in het kader van deze regeling dient uiterlijk 36 uur van tevoren te worden meegedeeld aan de werknemer.
• Het aanwijzen van een zaterdag als werkdag in het kader van deze rege- ling dient uiterlijk 48 uur van tevoren te worden meegedeeld.
• Het geniet de voorkeur de verschoven arbeid in dezelfde week op zaterdag te verrichten. De werkgever is niet gehouden om de verschoven arbeid in diezelfde week op zaterdag in te plannen. In de praktijk kan de zaterdag arbeid, zoals in dit artikel bedoeld, leiden tot een zesdaagse werkweek.
• Niet opgenomen uren in het kader van deze regeling zijn voor risico van de werkgever.
• Bovengenoemde afspraak betekent niet automatisch dat er 5 dagen in een jaar kunnen worden ingepland op een zaterdag.
• Evaluatie vindt plaats na afloop van de regeling.
Uitzendkrachten
De inlenersbeloning voor uitzendkrachten is minimaal gelijk aan het CAO- loon in de CAO BIKUDAK en omvat ook de regelingen zoals omschreven in de nieuwe bijlage 12 van de XXX XXXXXXX. Deze regelingen worden doorberekend in het uurloon volgens de systematiek van het voorbeeld van de roostervrije dagen. Verder is met betrekking tot uitzendkrachten het vol- gende afgesproken.
a. Opnemen in de CAO BIKUDAK dat er gebruik gemaakt moet worden van de Verklaring inlenersbeloning. Met deze verklaring doet de inle- ner opgave van het voor de inleenkracht geldende loon aan zowel de inleenkracht als de uitzender. Het formulier moet worden ingevuld en ondertekend vóór tekening van de arbeidsovereenkomst en de inlener verplicht zich het formulier tegelijkertijd ter beschikking te stellen aan de inleenkracht en het uitzendbureau.
b. Opname in de CAO BIKUDAK van een vergewisplicht. “De werkgever is verplicht zich ervan te verzekeren en zegt toe dat de uitzendkracht van het uitzendbureau de beloning ontvangt conform het bepaalde in deze CAO. Indien de werkgever/inlener niet aan deze verplichtingen voldoet is hij ten aanzien van de ingeleende uitzendkracht aansprakelijk voor de uitbetaling van de beloning van de uitzendkracht als ware de uitzend- kracht bij de werkgever zelf in dienst.”
c. Als de uitzendkracht één jaar vast wordt ingeleend door dezelfde werkgever heeft deze recht op contract voor onbepaalde tijd bij deze werkgever. Indien uitzendkrachten korter dan een jaar bij een werkgever uitgeleend zijn dan telt / tellen bij terugkeer, bij dezelfde werkgever, eerdere periode(s) (binnen een tijdsbestek van drie jaar) mee voor de bepaling van inleentijd van één jaar.
Quick scan
Sociale partners willen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de werknemers op een gezonde manier de AOW-leeftijd te laten halen. Daar wordt een onafhankelijk bureau bij betrokken. Insteek van het onderzoek is haalbaarheid, betaalbaarheid en toekomstbestendigheid (voor jong en oud) van een mogelijke regeling. De uitkomst van dit onderzoek is niet bindend maar adviserend en het heeft als doel duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Partijen hebben afgesproken om daartoe op de kortst mogelijke termijn een quick scan te laten uitvoeren, waarvan het resultaat gedurende de looptijd van deze CAO dient te worden opgeleverd.
Vakantie, roostervrije dagen en feestdagen
XXX-partijen hebben onderstaande afspraak gemaakt over de indeling van de (rooster)vrije dagen in 2018. Deze luidt als volgt.
• Vakantie
De werknemer heeft in 2018 recht op 25 vakantiedagen:
- Zomervakantie: 15 van de beschikbare verlofdagen moeten aaneen- gesloten worden opgenomen in een periode welke wordt bepaald na redelijk overleg met de werknemer(s).
- 10 verlofdagen (vrij opneembaar in redelijk overleg met de werkgever).
• Roostervrije dagen
Het aantal roostervrije dagen blijft 20. De indeling hiervan wordt als volgt.
- 1 dag op Goede Vrijdag
- 1 dag na Hemelvaartsdag
- 2 dagen ter beschikking van de werknemer
- 4 dagen ter vaststelling door de werkgever
- 7 collectief vastgestelde roostervrije dagen in de Kerstvakantie 2018/2019, te weten maandag 24 december 2018 tot en met vrijdag 4 januari 2019 (3 feestdagen en 7 roostervrije dagen).
- 5 dagen kunnen worden aangewend om in de periode van 1 januari tot 1 maart en 1 december tot en met 21 december de dagelijkse arbeidsduur te verkorten met maximaal 1,5 uur.
De in 2019 vastgestelde roostervrije dagen (2, 3 en 4 januari 2019) komen ten laste van het tegoed aan roostervrije dagen over 2018.
• Feestdagen
Op grond van artikel 21 van de CAO geldt dat iedere werknemer recht heeft op verlof tijdens de algemeen erkende christelijke feestdagen, te weten: de beide Kerstdagen, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinkster- dag, alsook over Nieuwjaarsdag en Koningsdag (vrijdag 27 april 2018).
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BITUMINEUZE EN KUNSTSTOF DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN
ARTIKEL 1A Begripsbepalingen
In deze Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) wordt verstaan onder:
a. Collectieve arbeidsovereenkomst
Deze overeenkomst met de daarbij behorende bijlagen.
b. Werkgever
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die in Nederland door één of meer (UTA-)werknemer(s) arbeid doet verrichten als bedoeld in artikel 1B.
c. Inlener: iedere werkgever die personeel inhuurt van een uitzendonder- neming/ uitzendbureau, met de bedoeling dat dit personeel onder zijn toezicht en leiding werk verricht.
d. Onderaannemer
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die in Nederland in opdracht van een werkgever als bedoeld in sub b. van dit artikel arbeid verricht of doet verrichten als bedoeld in artikel 1B, sub a van deze CAO, zonder bij de werkgever in dienst te zijn. Voor zover het een onderaannemer met personeel betreft, wordt/worden hieronder tevens de werknemer(s) van deze onderaannemer begrepen.
e. Uitzendonderneming/ uitzendbureau
De werkgever als bedoeld in artikel 7:690 BW.
f. 1. Werknemer
Iedere werknemer in loondienst van een werkgever, voor zover zijn functie is opgenomen in bijlage I van deze CAO.
2. Oudere werknemer
In 2018: werknemer met een leeftijd van 56 jaar of ouder.
De in dit artikel bedoelde leeftijd stijgt synchroon met de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien de AOW-leeftijd gedurende de looptijd van deze CAO wordt verhoogd, betekent dit dat de in dit artikel bedoelde leeftijd met dezelfde periode wordt verhoogd.
3. UTA-werknemer
Iedere werknemer in loondienst van een werkgever wiens functie niet is opgenomen in bijlage I van deze CAO.
4. Niet als werknemer wordt beschouwd de zelfstandige zonder per- soneel. Hieronder wordt verstaan een natuurlijke persoon van wie het aannemelijk is dat hij in fiscale zin als ondernemer kan worden aangemerkt (1), die is ingeschreven in de Kamer van Koophandel (2), die zelfstandig is bij de inrichting en uitvoering van eigen werk- zaamheden (3), die een afgebakende overeenkomst van opdracht met de opdrachtgever met resultaatsverplichting heeft afgesloten (4), die voor eigen rekening en risico werkzaamheden verricht (5), een winstperspectief heeft (6) en werkzaam is op basis van een door de Belastingdienst goedgekeurde overeenkomst.
g. Uitzendwerknemer/ uitzendkracht
Iedere werknemer als bedoeld in artikel 7:690 BW.
h. Garantieloon
Het loon waarop de werknemer recht kan doen gelden volgens bijlage II.
i. Garantieweekloon
Het loon waarop de werknemer per week recht kan doen gelden volgens bijlage II.
j. Garantie-uurloon
Het voor de werknemer vastgestelde garantieweekloon, gedeeld door het volgens artikel 8 van de CAO genoemde aantal normale werkuren per week.
k. Individueel overeengekomen loon
Het voor de werknemer volgens bijlage II, artikel 2 overeengekomen loon.
l. Individueel overeengekomen uurloon
Het voor de werknemer volgens bijlage II, artikel 2 per uur overeen- gekomen loon.
m. Seniorendag(en)
Extra verlofdag(en), zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, waarop een werknemer op grond van zijn leeftijd recht heeft.
n. Sociaal Fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (SF BIKUDAK)
Het fonds dat in de branche voor de bitumineuze en kunststof dakbe- dekkingsbedrijven belast is met de bevordering van scholing, opleiding en ontwikkeling, werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden, het doen uitvoeren van een regeling voor stervensbegeleiding en rouwverlof, het verstrekken van informatie, alsmede het verstrekken van aanvullingen op uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
o. SBD
p. APG
De ondernemingen die onder leiding staan van APG Groep N.V.
q. TECTUM
Het opleidingsinstituut binnen de bitumineuze en kunststof dakbedek- kingsbranche te Nieuwegein. Werkgever in de zin van deze CAO/oplei- der in het kader van BBL-opleidingen.
ARTIKEL 1B Werkingssfeer
a. Bitumineus en/ of kunststof dakbedekkingsbedrijf
De bepalingen van deze CAO zijn van toepassing op de ondernemingen die werkzaamheden verrichten dan wel doen verrichten in de zin van of verband houdende met het aanbrengen, onderhouden (waaronder be- grepen reinigen) of herstellen van dakbedekkingen van bitumen en/of kunststof materialen, waaronder tevens begrepen het leveren, plaatsen en zogenaamde inwerken of anderszins waterdicht aanbrengen van per- manente veiligheidsvoorzieningen.
b. De bepalingen van deze CAO zijn mede van toepassing op de onderne- mingen die uitsluitend of in hoofdzaak gericht zijn op ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van ondernemingen als bedoeld onder sub a. Onder ondersteunende werkzaamheden worden financiële, admi- nistratieve, logistieke, leidinggevende en/of organisatorische werkzaam- heden verstaan.
c. Ondernemingen waarop deze CAO niet van toepassing is De bepalingen van deze CAO zijn niet van toepassing op:
1. de onderneming die in hoofdzaak andere activiteiten verricht dan de uitvoering van bitumineuze en/of kunststof dakbedekkingen (met dien verstande dat het aandeel van de loonsom voor de uitoefening van bitumineuze en/of kunststof dakbedekkingen niet overweegt);
d. Uitzendondernemingen
De bepalingen uit deze CAO zijn van toepassing op: Uitzendondernemingen die voor meer dan 50% van de loonsom arbeids- krachten ter beschikking stellen (in de zin van artikel 7:690 BW (Staats- blad 1998, 300)) aan ondernemingen als bedoeld in sub a en b, met uitzondering van uitzendondernemingen die lid zijn van de ABU of de NBBU, en die hun arbeidskrachten ter beschikking stellen aan onderne- mingen als bedoeld in sub a en b.
ARTIKEL 2 Algemene verplichtingen van partijen
1. Partijen verplichten zich over en weer deze CAO te goeder trouw na te leven en de toepassing daarvan met alle hun ter beschikking staande middelen te bevorderen.
ARTIKEL 3 Algemene verplichtingen van de werkgever
1. Introductie
De werkgever zal zorgdragen voor een goede introductie van de werk- nemer en hem bij de aanvang van het dienstverband laten kennismaken met collega’s met wie zal worden samengewerkt.
2. Fusie en bedrijfssluiting
a. De werkgever die overweegt:
- een fusie aan te gaan, of
- een bedrijf dan wel een bedrijfsonderdeel te sluiten, zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties daarvan betrekken.
b. In verband daarmee zal de werkgever zo spoedig mogelijk, maar in elk geval voordat definitieve besluiten genomen worden, met de werkne- mersorganisaties, de erkende contactpersonen en de ondernemings- raad in gezamenlijk overleg treden over de voorgenomen besluiten.
c. Aansluitend hieraan zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen, bespreken met de werknemersorganisaties, de erkende contactpersonen en de ondernemingsraad.
d. Inzake de gevolgen welke voor de werknemers of een aantal werkne- mers in verband met de fusie of de bedrijfssluiting zijn te verwachten, zal de werkgever in overleg met de werknemersorganisaties, de er- kende contactpersonen en de ondernemingsraad, een sociaal plan opstellen waarin wordt aangegeven met welke belangen van de werk- nemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmee kunnen worden getroffen.
3. Het is de werkgever niet toegestaan, met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
4. De werkgever zal aan de werknemer die op 31 december van enig jaar in zijn dienst is, of in dat jaar in zijn dienst is geweest, een jaaropgave verstrekken inzake brutoloon, belasting- en premie-inhoudingen. Hij zal dit doen uiterlijk vóór 1 maart van het nieuwe jaar.
5. De werkgever gaat met de werknemer een individuele schriftelijke ar- beidsovereenkomst aan en is verplicht daarin deze CAO en het eventu- eel geldende arbeidsreglement van toepassing te verklaren.
6. Loonstrook
Bij elke loonbetaling zal aan de werknemer een schriftelijke specificatie worden verstrekt van:
x. xxxxxxxxx, verdeeld in individueel overeengekomen loon, overuren, reisuren en/of reiskostenvergoeding en andere vergoedingen en/of toeslagen;
b. de inhoudingen van loonheffing en het aandeel van de werknemer ingevolge de sociale verzekeringswetgeving of deze CAO.
ARTIKEL 3A Arbeidsgehandicapte werknemers
De werkgever zal er naar streven arbeidsgehandicapte werknemers op passende wijze te werk te stellen.
ARTIKEL 3B Re-integratie
De werknemer is gerechtigd om, indien hij binnen 3 maanden na zijn ziekmelding geen gebruik kan maken van daadwerkelijke en noodzakelijke re-integratie-activiteiten, zelfstandig een re-integratiebedrijf van zijn keuze in te schakelen. De kosten daarvan komen voor rekening van de werkgever.
ARTIKEL 3C Nalevingonderzoeken
1. De werkgever is gehouden de bepalingen van deze CAO na te leven.
2. Onder ‘nalevingonderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de CAO naleeft.
3. De Stichting Sociaal Fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbe- dekkingsbedrijven stelt namens CAO-partijen nalevingonderzoeken in.
4. De werkgever dient te allen tijde mee te werken aan een nalevingonderzoek.
6. Wanneer de CAO niet wordt nageleefd door de werkgever, kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld.
7. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onder- zoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade.
8. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Naleving neergelegd. Dit reglement maakt deel uit van de CAO Bedrijfstakeigen regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
ARTIKEL 3D Werkingssfeeronderzoeken
1. Onder ‘werkingssfeeronderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of ondernemingen werkzaamheden verrichten of gaan verrich- ten die al dan niet onder de werkingssfeer vallen van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven en de CAO Bedrijfs- takeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkings- bedrijven.
3. SF BIKUDAK is namens CAO-partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de werkingssfeeronderzoeken.
4. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn neergelegd in het Reglement Werkingssfeer. Dit reglement maakt onderdeel uit van de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
ARTIKEL 4 Algemene verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werk- gever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukke- lijke opdracht daartoe gegeven is.
2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. De werknemer is mede verantwoordelijk voor de orde, de veiligheid en zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever. Hij is gehouden tot stipte naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften welke de werkgever zal vaststellen in redelijk overleg met en met instemming van een representatief deel van de werknemers in zijn onderneming.
4. De werknemer zal zich onthouden van seksuele intimidatie, agressie en geweld zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, sub e van de Arbeidsomstandig- hedenwet.
5. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar het eventueel gelden- de arbeidsreglement als bedoeld in artikel 39.
6. De werknemer die zich schuldig maakt aan alcoholgebruik en/of drugs- gebruik kan met onmiddellijke ingang worden ontslagen. Voor zover voorafgaand alcoholgebruik en/of drugsgebruik leidt tot verminderde inzetbaarheid tijdens de werkzaamheden kan de werkgever aan de werknemer de toegang tot het werk ontzeggen zonder behoud van salaris voor een termijn van ten hoogste 2 dagen. Bij herhaling kan de werknemer met onmiddellijke ingang worden ontslagen.
7. Het is de werknemer zonder schriftelijke toestemming van de werkgever niet geoorloofd werkzaamheden voor derden, liggende in de sfeer waar- in het bedrijf van de werkgever wordt uitgeoefend, te verrichten.
8. De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem ten gevolge van de dienstbetrekking bekend wordt, zoals bij- voorbeeld omtrent de inrichting van het bedrijf, grondstoffen, bewerking daarvan en de producten, maar ook de specificaties en het gebruik van software alsmede de aard en de inhoud van aanwezige gegevensbestanden. Deze verplichting geldt ook tot 1 jaar na beëindiging van de dienst- betrekking.
9. De werknemer is gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te te- kenen waarbij deze CAO en het eventueel geldende arbeidsreglement van toepassing worden verklaard.
ARTIKEL 5 Het aangaan en beëindigen van de dienstbetrekking
1. Wanneer een proeftijd tussen werkgever en werknemer wordt overeen- gekomen dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. Een dergelijke proeftijd mag ten hoogste 8 weken bedragen. Bij een tijdelijke arbeids- overeenkomst korter dan 6 maanden mag geen proeftijd worden afge- sproken.
2. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de dienstbetrekking aange- gaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
c. hetzij voor het verrichten van een bepaald karwei;
d. hetzij voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.
3. In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienst- betrekking van toepassing is. Indien deze vermelding ontbreekt, wordt de dienstbetrekking geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
4 a. Indien de werknemer, in de gevallen zoals bedoeld in lid 2 sub b, c of d langer dan 24 maanden in dienst is geweest, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn. Voor de berekening van de duur van het dienstverband is het bepaalde in artikel 7: 668a BW van toe- passing. Binnen een periode van 24 maanden mogen maximaal 3 contracten voor bepaalde tijd worden aangegaan. Bij overschrijding van die periode of dat aantal ontstaat een contract van onbepaalde tijd, tenzij een tussenpoos van 6 maanden in acht wordt genomen.
b. In afwijking van het bepaalde in lid 4 sub a geldt het bepaalde in artikel 7:668a BW onverkort ten aanzien van werknemers die:
- hetzij nooit eerder in een bitumineuze en kunststof dakbedek- kingsbedrijf werkzaam zijn geweest
- hetzij het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf vrij- willig hebben verlaten en langer dan 2 maanden in een andere bedrijfstak werkzaam zijn geweest.
Het bepaalde in dit artikellid is niet van toepassing op werknemers die na een dienstverband binnen het bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf
– na een periode van (onvrijwillige) werkloosheid – maximaal 6 maanden werkzaam zijn geweest in een andere bedrijfstak en op werknemers die na (volledige) arbeidsongeschiktheid hun werkzaamheden hervatten.
5. Behoudens in geval van ontslag op staande voet en behoudens tijdens of bij het beëindigen van de proeftijd, in welke gevallen de dienstbetrekking wederzijds zonder opzegging kan worden beëindigd, neemt de dienst- betrekking een einde:
a. voor de werknemers voor onbepaalde tijd in dienst:
1. door opzegging door de werkgever met een termijn van ten min- ste zoveel weken als de dienstbetrekking van de werknemer gehele jaren geduurd heeft, welke termijn ten hoogste dertien weken zal bedragen;
2. door opzegging door de werknemer met een termijn van zoveel weken als de dienstbetrekking van de werknemer tijdvakken van twee gehele jaren heeft geduurd, welke termijn ten hoogste 6 weken zal bedragen; met dien verstande dat de termijn van op- zegging voor beide partijen ten minste 1 week zal bedragen en de opzegging alleen tegen het einde van een kalenderweek kan geschieden;
b. voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst:
op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeids- overeenkomst dan wel op het tijdstip bepaald op grond van artikel 7 667 lid 1 BW;
c. voor werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaald karwei: bij het beëindigen van het karwei waarvoor de werknemer is aangenomen.
6.
a. Bij afloop van een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer moet een aanzegtermijn van één maand in acht worden genomen. De werkgever moet de werknemer schriftelijk informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, alsmede over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst eventueel wordt voortgezet. Deze aanzegtermijn geldt ook voor opvolgende (nieuwe) contracten van 6 maanden of langer. Bij niet (tijdige) naleving is de werkgever een vergoeding verschuldigd ter hoogte van het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor een maand.
b. Als de werkgever in staat van faillissement, surseance of schuldsane- ring verkeert, vervalt de verplichting om een vergoeding te betalen.
c. Als de werkgever de arbeidsovereenkomst wil voortzetten, maar niet heeft vermeld onder welke voorwaarden, wordt de arbeidsovereen- komst geacht te zijn voortgezet voor dezelfde periode en onder de vroegere voorwaarden, maar voor ten hoogste één jaar.
7. De beroepspraktijkvormingsovereenkomst mag door de werkgever niet tussentijds worden beëindigd, tenzij de werknemer de opleiding voortij- dig heeft beëindigd dan wel aanleiding heeft gegeven voor een ontslag op staande voet.
8. Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op grond van bedrijfs- economische redenen, zal de werkgever de werknemer een aanbod
doen tot hervatting ervan onder ten minste dezelfde voorwaarden (doch met inbegrip van eventuele in de tussentijd uit de CAO voortvloeiende wijzigingen) in het geval zich binnen 12 maanden wederom een vacature voor de door de werknemer uitgeoefende functie voordoet. De toezeg- ging daartoe dient de werknemer voorafgaand aan de uitdiensttreding schriftelijk te worden gedaan.
9. Indien de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW, kunnen kosten die zien op het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt alleen in mindering worden gebracht op de transitievergoe- ding indien de werknemer daarmee nadrukkelijk schriftelijk heeft ingestemd. Alle kosten die gemaakt worden voor een collectieve scholingsregeling zullen niet verrekend worden met een eventuele transitievergoeding.
Verrekening van kosten worden als volgt verminderd:
• 80% van de opleidingskosten in geval van vertrek van de werknemer voor 1/3e van de overeengekomen periode (bij een duur van drie jaar, is dit dus in het eerste jaar);
• 50% van de opleidingskosten in geval van vertrek van de werknemer tussen 1/3e en uiterlijk 2/3e van de overeengekomen periode;
• 20% van de opleidingskosten in geval van vertrek van de werknemer na 2/3e van de overeengekomen periode.
Voor de werknemer die de Ondernemers- en Kaderopleiding Dakbedekkingsbranche gaat volgen, geldt een afwijkende regeling zoals omschreven in artikel 8B, lid 3 van deze CAO.
ARTIKEL 6 Functie-indeling
Iedere werknemer moet worden ingedeeld in de functiegroep waartoe de door hem vervulde functie - volgens de als bijlage I van deze CAO opgenomen functielijst - behoort.
ARTIKEL 7 Loonregeling
1. De werkgever zal aan de werknemers van 22 jaar en ouder per volle werkweek minimaal het garantieweekloon betalen dat voor de functie- groep waarin de werknemers zijn ingedeeld, geldt. De voor de werk- nemers geldende loonregeling is opgenomen in bijlage II, welke deel uitmaakt van deze CAO.
2. Voor jeugdige werknemers van 16 tot 22 jaar geldt de loonregeling als genoemd in bijlage II.
b. Nieuwe instromers kunnen gedurende maximaal 1 jaar worden beloond conform deze inloopschaal.
4. Voor een deel van de UTA-werknemers geldt een structurele loonsverho- ging. In bijlage II is opgenomen welke UTA-functies het betreft en wat de desbetreffende loonregeling inhoudt. De voor het desbetreffende deel van de UTA-werknemers geldende loonregeling is opgenomen in bijlage II.
ARTIKEL 7A Uitzendarbeid
1.
a. De inlener vergewist zich ervan dat, als door een uitzendbureau een Nederlandse of buitenlandse uitzendkracht ter beschikking gesteld wordt aan een onderneming die ressorteert onder de werkingssfeer van deze CAO, de bepalingen, zoals genoemd in bijlage XI bij deze CAO, van overeenkomstige toepassing zijn op de uitzendkracht, indien deze een functie uitoefent zoals opgenomen in bijlage I. Deze bepaling is tevens van toepassing op andere gedetacheerde werknemers.
Deze regelingen worden doorberekend in het uurloon volgens de systematiek van het voorbeeld van de roostervrije dagen, als omschreven in bijlage XI, lid 1, sub b.
b. Indien de inlener niet aan deze verplichtingen voldoet is hij ten aanzien van de ingeleende uitzendkracht aansprakelijk voor de uitbe- taling van de beloning van de uitzendkracht als ware de uitzendkracht bij de werkgever zelf in dienst.
c. Er moet gebruik worden gemaakt van een verklaring waarin de inle- ner opgave doet van alle voor de inleenkracht geldende elementen aan zowel de inleenkracht als het uitzendbureau zoals genoemd in bijlage XI bij deze CAO. De desbetreffende verklaring moet worden ingevuld en ondertekend vóór tekening van de arbeidsovereenkomst en de inlener verplicht zich de verklaring tegelijkertijd ter beschikking te stellen aan de inleenkracht en het uitzendbureau.
d. Als de uitzendkracht één jaar vast wordt ingeleend door dezelfde inlener, heeft deze recht op een contract voor onbepaalde tijd bij deze inlener. Indien de uitzendkracht korter dan een jaar bij dezelfde inle- ner werkzaam is, dan telt / tellen bij terugkeer, bij dezelfde inlener, eerdere periode(s) (binnen een tijdsbestek van drie jaar) mee voor de bepaling van de inleentijd van één jaar.
ARTIKEL 7B Buitenlandse werknemers
1. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 1A, sub e en de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU), zijn de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit deze CAO die zijn opgenomen in bijlage XIII van toepassing op gedetacheer- de werknemers die tijdelijk vanuit het buitenland ter beschikking worden gesteld aan een werkgever die in de hoedanigheid als opdrachtgever valt onder de werkingssfeer van deze CAO. Dit geldt eveneens indien wordt gewerkt met buitenlandse onderaannemers of buitenlandse uitzend- bureaus. Het betreft verbindend verklaard bepalingen ten aanzien van:
a. maximale werktijden en minimale rusttijden;
b. minimum aantal vakantiedagen en roostervrije dagen, gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat, en extra vergoedingen in verband met vakantie;
c. minimumloon, waarbij tot dit minimumloon in ieder geval behoren:
1. het geldende garantieloon;
2. toeslagen voor overwerk, verschoven uren, nachtarbeid, arbeid op zaterdag, zondag en feestdagen;
3. tussentijdse loonsverhoging;
4. kostenvergoeding: reiskosten en reisurenvergoeding, logies en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie;
5. extra vergoedingen in verband met vakantie, en daaronder niet begrepen: aanspraken op aanvullende bedrijfspensioenregelingen en op bovenwettelijke sociale zekerheidsaanspraken en vergoe- dingen boven het loon voor door de werknemer in verband met de detachering te maken onkosten voor reizen, huisvesting of voeding;
d. voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers;
e. gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;
f. beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoor- waarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en van zwangere of pas bevallen werkneemsters;
g. gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie.
2. De CAO is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die door vreemd recht worden beheerst waarbij een gelijkwaardige of betere bescherming wordt geboden dan in de opgenomen punten in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.
ARTIKEL 8 Arbeidsduur en arbeidstijden
1. De normale arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. De werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag.
2. a. De normale arbeidstijden liggen van maandag tot en met vrijdag tussen 07.00cen 18.30 uur. De dagelijkse arbeids- en rusttijden wor- den door de werkgever, na redelijk overleg met en met instemming van een representatief deel van de werknemers in zijn onderneming respectievelijk op het werkobject, vastgesteld.
b. Bij een verwachte buitentemperatuur van 25 graden Celsius of hoger kan de werkgever een tropenrooster instellen. De normale arbeidstijd begint dan om 05.30 uur.
3. Indien een werknemer buiten de normale arbeidstijden wordt opgeroe- pen zal (met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 van deze CAO) ten minste 2 uur loon worden uitbetaald.
4. De werkgever die een regeling inzake de arbeidsduur en arbeidstijden wenst te treffen dient daartoe een aanvraag in te dienen bij CAO-partijen (zie artikel 42 van deze CAO), met vermelding van de gewenste arbeids- duur en begin en einde van de arbeidstijden. Hij dient daarbij aan te tonen dat de aanvraag tot stand is gekomen in overleg met en met instemming van een representatief deel van de werknemers in zijn onderneming, respectievelijk op het object, waarop de aanvraag betrekking heeft.
6. Werken in deeltijd zal worden toegestaan, tenzij de werkgever gemo- tiveerd aangeeft dat bedrijfsorganisatorische redenen zich hiertegen verzetten.
ARTIKEL 8A Roostervrije dagen
1. Roostervrije dagen zijn werkdagen waarop niet gewerkt wordt. De werk- gever zal aan de werknemer over een roostervrije dag het individueel overeengekomen loon betalen.
2. a. In de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 heeft de werknemer recht op 20 roostervrije dagen.
b. De 20 roostervrije dagen uit de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 worden als volgt vastgesteld:
- 1 dag op Goede Vrijdag
- 1 dag na Hemelvaartsdag
- 2 dagen ter beschikking van de werknemer
- 4 dagen ter vaststelling door de werkgever
- 7 collectief vastgestelde roostervrije dagen in de Kerstvakantie 2018/2019, te weten maandag 24 december 2018 tot en met vrijdag 4 januari 2019 (3 feestdagen en 7 roostervrije dagen).
- 5 dagen kunnen worden aangewend om in de periode van 1 januari tot 1 maart en 1 december tot en met 21 december de dagelijkse arbeidsduur te verkorten met maximaal 1,5 uur.
De in 2019 vastgestelde roostervrije dagen (2, 3 en 4 januari 2019) komen ten laste van het tegoed aan roostervrije dagen over 2018.
c. 5 mei zal eenmaal in de vijf jaar worden vastgesteld als roostervrije dag, voor het eerst in 2020.
d. Indien de werkgever alle op grond van artikel 8B beschikbare scho- lingsdagen voor iedere werknemer heeft ingevuld, zal de werknemer voor omscholing tijdens werktijd als bedoeld in artikel 8E maximaal vier roostervrije dagen inzetten.
e. Het recht op de collectief vastgestelde roostervrije dagen vervalt indien de werknemer op deze dagen arbeidsongeschikt is.
3. De werknemer bouwt de in lid 2 sub b genoemde niet collectief vastge- stelde dagen op, naar rato van het dienstverband.
Bij beëindiging van het dienstverband heeft de werknemer recht op het opnemen van de nog openstaande dagen. Indien de werknemer op de ontslagdatum meer dan 2 roostervrije dagen teveel heeft opgenomen, kunnen deze dagen worden verrekend met het nog verschuldigde loon.
4. De werkgever zal aan de werknemer over een roostervrije dag het indivi- dueel overeengekomen loon betalen dat deze zou ontvangen indien op de genoemde dag wel arbeid zou zijn verricht, exclusief de vergoeding van reisuren gelegen buiten de normale arbeidsduur en kostenvergoedingen.
CAO-partijen (zie artikel 42 van deze CAO) zijn bevoegd in bijzondere ge- vallen toestemming te verlenen tot het werken op een collectief vastgestelde roostervrije dag genoemd in lid 2 sub a van dit artikel, onder voorwaarde dat deze dag binnen 4 weken na de desbetreffende dag voor betrokken werk- nemer(s) vervangend wordt vastgesteld en opgenomen. Verzoeken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de in lid 2 genoemde data in bezit te zijn van CAO-partijen.
Bereiken werkgever en werknemer geen overeenstemming over het vast- stellen van roostervrije dagen, dan kunnen zij zich gezamenlijk wenden tot CAO-partijen. Het gegeven oordeel is bindend.
CAO-partijen zijn bereikbaar via het partijensecretariaat te Nieuwegein.
7. a. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer kunnen 5 roos- tervrije dagen per jaar door de werknemer aan de werkgever worden verkocht tegen 0,4% van het jaarsalaris per roostervrije dag. Voor deze verkoop komen alle soorten roostervrije dagen in aanmerking. Deze regeling is structureel.
b. Indien de werkgever een Ondernemingsraad (OR) of een perso- neelsvertegenwoordiging (PVT) kent, bestaat de mogelijkheid om de verkoop van (maximaal) vijf roostervrije dagen per jaar zoals bedoeld in lid 7a op dàt niveau overeen te komen, waarbij de noodzaak tot overeenstemming tussen de werkgever en de individuele werknemer dus komt te vervallen.
ARTIKEL 8B Scholing
1. a. De werkgever is verplicht voor de werknemers in zijn onderneming een inzichtelijk opleidings- en scholingsbeleid te ontwikkelen. De werknemer kan recht doen gelden op gemiddeld 2 scholingsdagen per 12 maanden met behoud van loon, teneinde aldus in de gelegen- heid te zijn tot het volgen van opleidingen die verband houden met zijn beroep, georganiseerd door een daartoe door of namens partijen aangewezen instelling.
Indien het opleidings- en scholingsbeleid van de werkgever niet voor ziet in het recht op scholingsdagen voor de werknemer is deze ge- rechtigd zelfstandig een cursus te volgen. De cursuskosten komen voor rekening van de werkgever, indien met de werkgever overleg gevoerd is over de aard van de cursus.
De werkgever die geen scholingsbeleid en geen scholingsplan heeft opgesteld en zijn werknemers derhalve niet in staat stelt scholing te volgen, is verplicht genoemde 2 scholingsdagen uit te betalen. Werk- gevers en werknemers zullen jaarlijks via APG een overzicht ontvan- gen van de genoten scholingsdagen.
Uit dit overzicht zal blijken hoeveel dagen gemiddeld in de achter- liggende periode van 3 jaar zijn aangewend in het kader van scho- ling voor elke individuele werknemer. Indien het voortschrijdend ge- middelde over een periode van 3 jaar en na 3 jaar – voor het eerst op 1 januari 2009 – onder de 2 dagen is, dient het restant aan de werknemer uitbetaald te worden. Ter vervanging daarvan kunnen ook doorbetaalde verlofdagen gegeven worden, als daar een geteken- de verklaring van de werknemer tegenover staat. Onder bepaalde voorwaarden kunnen leverancierscursussen aangemerkt worden als scholingsdagen. De exacte voorwaarden staan vermeld in het Scho- lingsreglement van de CAO bedrijfstakeigen Regelingen.
b. De werkgever is gerechtigd zijn UTA-werknemer(s) gemiddeld 6 scholingsdagen per 3 jaar te laten volgen met behoud van loon, ten- einde aldus in de gelegenheid te zijn tot het volgen van opleidingen die verband houden met zijn beroep, georganiseerd door een daar- toe door of namens partijen aangewezen instelling. Het dient daarbij te gaan om branchespecifieke opleidingen. Uitgezonderd van deze regeling zijn dus opleidingen die uitsluitend of in hoofdzaak zijn ge- richt op het ontwikkelen of bijhouden van vaardigheden die in andere branches gelijkelijk toepasbaar zijn
2. De nadere voorwaarden waaronder recht op scholing en vergoeding van kosten, verbonden aan het volgen van de in lid 1 bedoelde opleidingen bestaat, zijn opgenomen in het reglement Scholing van de Stichting SF BIKUDAK, zoals genoemd in artikel 29 van deze CAO.
3. In afwijking van artikel 5, lid 9 van deze CAO geldt dat de werknemer die de Ondernemers- en Kaderopleiding Dakbedekkingsbranche (OKD) gaat volgen en tijdens de cursus of binnen 3 jaar na het behalen van het diploma ontslag neemt, zal, mits het nog steeds dezelfde werkgever betreft bij wie hij ook in dienst was toen hij aan deze cursus begon, een evenredig deel van de cursuskosten – naar rato van het verstreken deel van deze 3 jaar – in rekening gebracht krijgen.
Dit evenredig deel bedraagt bij ontslagname
- tijdens de cursus: de volledige cursuskosten, voor zover deze niet door het opleidingsinstituut aan de werkgever worden gerestitueerd;
- in het eerste jaar na afronding van de opleiding: eveneens de volledige cursuskosten;
- in het tweede jaar na afronding van de opleiding: 2/3 van de cursuskosten;
- in het derde jaar na afronding van de opleiding: 1/3 van de cursuskos- ten.
4. a. De werkgever is verplicht iedere werknemer uiterlijk binnen drie jaar na zijn indiensttreding de cursus VakScan (X1), inclusief een drie-
jaarlijkse herhaling, te laten volgen. Verplicht onderdeel hiervan is de cursus ‘Gezond en veilig werken op het dak’(C1). Iedere werknemer dient te beschikken over een bewijs van deelname, niet ouder dan drie jaar, aan deze cursus cq. aan deze herhaling. In afwijking hiervan dient een nieuwe intreder in de branche binnen zes maanden na zijn indiensttreding de cursus ‘Gezond en veilig werken op het dak’ (C1) te hebben gevolgd.
b. In zijn hoedanigheid van inlener vergewist de werkgever zich ervan dat de cursus ‘Gezond en veilig werken op het dak’ (C1), inclusief een driejaarlijkse herhaling, is gevolgd door elke arbeidskracht die - hetzij op uitzendbasis of via detachering - tot zijn beschikking is gesteld. Alle arbeidskrachten zoals hier bedoeld dienen te beschikken over een bewijs van deelname, niet ouder dan drie jaar, aan deze cursus.
c. In zijn hoedanigheid van opdrachtgever vergewist de werkgever zich ervan dat de cursus ‘Gezond en veilig werken op het dak’ (C1), inclu- sief een driejaarlijkse herhaling, is gevolgd door alle onderaannemers die door hem worden ingezet en, voor zover het onderaannemers met personeel betreft, ook door de werknemer(s) van deze onder- aannemers. Alle onderaannemers en hun eventuele personeelsleden dienen te beschikken over een bewijs van deelname, niet ouder dan drie jaar, aan deze cursus.
5. De jeugdige werknemer die krachtens de Leerplichtwet voltijds onder- wijs zou moeten volgen, maar op wie een besluit Vervangende Leerplicht van toepassing is, volgt 1 of 2 dagen per week beroepsonderwijs via de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL).
ARTIKEL 8C Begeleidend vakman
De werknemer die optreedt als begeleidend vakman van de minderjarige dient met behoud van loon voor een gedeelte van zijn normale werktijd te worden vrijgesteld van productieve arbeid, dit om de bij bedoelde begelei- ding behorende taken naar behoren te kunnen uitoefenen.
ARTIKEL 8D Vierdaagse werkweek voor oudere werknemers
1. De oudere werknemer die 5 jaar in dienst is bij zijn huidige werkgever heeft het recht om de werkweek aan te passen tot 4 dagen (32 uur) per week. De leden 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van dit artikel zijn van toepassing. De pensioen- en vroegpensioenrechten dienen door werkgever en werk- nemer over het volledige voltijdssalaris te worden betaald en worden derhalve ook over het voltijdssalaris opgebouwd.
2. De ingangsleeftijd van deze regeling stijgt verder, in hetzelfde tempo als de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Dit betekent een ingangsleeftijd van 56 jaar in 2018.
3. De oudere werknemer die nog geen 5 jaar in dienst is bij zijn huidige werkgever, kan de werkgever verzoeken zijn werkweek aan te passen tot 4 dagen (32 uur) per week. Indien de werkgever daarin toestemt, is het bepaalde in de leden 4 tot en met 9 van toepassing. De pensioen- en vroegpensioenrechten dienen door werkgever en werknemer over het volledige voltijdssalaris te worden betaald en worden derhalve ook over het voltijdssalaris opgebouwd.
4. Om per kalenderjaar te komen tot een 4-daagse werkweek gebruikt de oudere werknemer de feestdagen, zijn verlofdagen, zijn roostervrije dagen en zijn seniorendagen, met dien verstande dat 15 verlofdagen worden aangewend voor de zomervakantie conform artikel 22 lid 2. De werknemer als bedoeld in lid 3 is daarnaast gehouden zijn verplichte snipperdagen en collectieve roostervrije dagen aan te wenden ten be- hoeve van een tweeweekse wintersluiting conform artikel 22 lid 3.
De werknemer als bedoeld in lid 3 dient het resterende aantal benodigde dagen te kopen conform het bepaalde in lid 6. De oudere werknemer die dagen te kort komt om tot een 4-daagse werkweek te komen dient het resterende aantal dagen te kopen conform het bepaalde in lid 6.
5. In onderling overleg tussen de werknemer en de werkgever worden de verschillende soorten vrije dagen gelijkelijk over het jaar gespreid en (minimaal 1 maand voorafgaande aan de invoeringsdatum dan wel aan het volgende kalenderjaar) schriftelijk vastgelegd. In weken waarin een feest- of collectieve roostervrije dag valt, geldt deze feest- of collectieve roostervrije dag als de vrije dag van die week. De genoemde spreiding vindt zodanig plaats dat de eventueel resterende vrije dagen verlofdagen zijn als bedoeld in artikel 22.
6. De werknemer als bedoeld in lid 1 of lid 3 die dagen tekort komt om tot een 4-daagse werkweek te komen, dient om tot deze werkweek te komen het resterende aantal dagen te kopen.
De waarde van het aantal te kopen dagen wordt ingehouden met be- hulp van een aankooppercentage. Dit percentage is 0,4% van het bruto jaarsalaris per te kopen dag. Het totale aankoopbedrag is gelijk aan het aantal te kopen dagen vermenigvuldigd met genoemd percentage. Het aankoopbedrag per loonbetalingsperiode wordt in mindering gebracht op het brutoloon SV.
Voor 2018 is het maximum aantal te kopen dagen als volgt.
56 jaar tot 61 jaar | 61 jaar tot 66 jaar | Maximum aantal te declareren dagen bij SF BIKUDAK (wintersluitingsregeling) | |
Werknemer korter dan 5 jaar in dienst | 12 | 9 | 0 |
Werknemer 5 jaar en langer in dienst | 5 | 2 | 7 |
7. Bij arbeidsongeschiktheid op een verlofdag, seniorendag of gekochte vrije dag behoudt de werknemer het recht om deze dag op een ander moment op te nemen. Het recht op een vervangende roostervrije dag vervalt bij arbeidsongeschiktheid.
8. De werknemer kan zijn werkgever verzoeken eenmalig de extra vrije dagen weer in te ruilen voor loon en over te gaan tot een volledige werkweek van 5 dagen. Artikel 8D lid 6 is van toepassing.
9. Bij beëindiging van het dienstverband wordt, met inachtneming van het reeds ingehouden aankoopbedrag, berekend op hoeveel extra vrije dagen de betrokken werknemer nog recht heeft. Indien blijkt dat de werknemer op het tijdstip van beëindiging van het dienstverband recht heeft op een groter aantal extra vrije dagen dan feitelijk is opgenomen, zullen deze dagen worden uitbetaald.
Indien blijkt dat de werknemer op het tijdstip van beëindiging van het dienstverband een groter aantal extra vrije dagen heeft opgenomen dan waarop hij recht heeft, zullen deze dagen worden verrekend.
10. Voor werknemers zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoeven de roostervrije dagen en verplichte snipperdagen, die gemoeid zijn bij de collectieve wintersluiting (maximaal 8 dagen), niet te worden ingeleverd. De werkgever kan deze dagen declareren bij de Stichting SF BIKUDAK.
11. Werknemers die buiten hun schuld geen gebruik kunnen maken van de regeling, zoals in lid 1 van dit artikel is bedoeld, kunnen het bestuur van de Stichting SF BIKUDAK verzoeken alsnog in aanmerking te komen voor deze regeling. Op basis van de besluitvorming van het bestuur van de Stichting SF BIKUDAK worden de extra kosten door de Stichting SF BIKUDAK vergoed.
ARTIKEL 8E Omscholing
1. De werknemer heeft een zelfstandig en individueel recht op omscholing. Hij kan een opleiding of cursus kiezen die binnen de bedrijfstak past, aansluit bij zijn eigen mogelijkheden en past binnen zijn beeld van een mogelijke loopbaan. Indien de werknemer arbeidsongeschikt dreigt te worden, is hij verplicht tot omscholing. In dat laatste geval kan hij ook een opleiding buiten de bedrijfstak volgen.
2. De nadere voorwaarden waaronder recht op scholing en vergoeding van kosten verbonden aan het volgen van de in lid 1 bedoelde opleidingen bestaat, zijn opgenomen in het reglement Scholing van de Stichting SF BIKUDAK zoals genoemd in artikel 29 van deze CAO.
4. De aanvraag van de werknemer voor een cursus of opleiding als in dit artikel bedoeld, hetzij binnen of buiten de bedrijfstak, wordt van een advies voorzien door de werkgever en ingediend bij en getoetst door de Stichting SF BIKUDAK.
ARTIKEL 8F Flexregeling
a Een werknemer kan in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 2,5 dagen worden ingepland op een zaterdag.
b. Deze 2,5 dagen worden behandeld als verschoven arbeid, maar zonder de bestaande toeslag voor verschoven arbeid.
c. De toeslag voor het werken op een zaterdag als bedoeld in deze regeling is 50%.
d. Het verschuiven van een (halve) dag in het kader van deze regeling dient uiterlijk 36 uur van tevoren te worden meegedeeld aan de werknemer.
e. Het aanwijzen van een zaterdag als werkdag in het kader van deze regeling dient uiterlijk 48 uur van tevoren te worden meegedeeld.
f. Het geniet de voorkeur de verschoven arbeid in dezelfde week op zaterdag te verrichten. De werkgever is niet gehouden om de verschoven arbeid in diezelfde week op zaterdag in te plannen. In de praktijk kan de zaterdag arbeid, zoals in dit artikel bedoeld, leiden tot een zesdaagse werkweek.
g. Niet opgenomen uren in het kader van deze regeling zijn voor risico van de werkgever.
h. Bovengenoemde afspraak betekent niet automatisch dat er 5 dagen in een jaar kunnen worden ingepland op een zaterdag.
ARTIKEL 9 Levensloopregeling
ARTIKEL 10 Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan de door de werkgever opgedragen arbeid op uren boven de in artikel 8 geregelde, of ingevolge een vergun- ning afwijkende, dagelijkse arbeidsduur.
2. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, is de werk- nemer gehouden overwerk te verrichten.
3. In geval van overwerk kan de werknemer een keuze maken of hij de gemaakte overwerkuren in geld gecompenseerd wil hebben, dan wel of hij omzetting in vrije tijd wenst.
4. Ingeval de werknemer kiest voor compensatie in geld, dan moet voor overwerkuren het individueel overeengekomen uurloon met de volgende percentages worden verhoogd:
a. voor het eerste, tweede en derde overuur voorafgaande aan het be- gin en aansluitend aan het einde van de dagelijkse arbeidstijd: 25%;
b. voor overige overuren op een normale werkdag vanaf maandag
05.00 uur alsmede voor arbeid op zaterdag tot 21.00 uur: 50%.
c. voor arbeid tussen zaterdag 21.00 uur en maandag 05.00 uur: 100%.
5. Ingeval de werknemer kiest voor omzetting in vrije tijd, zullen de percen- tages zoals genoemd in het vorige lid echter dienen te worden uitbetaald.
6. Als een oudere werknemer, zoals bedoeld in artikel 1A, sub e, lid 2 van deze CAO, de wens te kennen geeft om niet over te werken, dan kan hij daartoe niet worden verplicht.
7. Structureel overwerk is niet toegestaan, behoudens in bijzondere geval- len. Hiervoor is krachtens artikel 42 van deze CAO toestemming vereist van CAO-partijen.
ARTIKEL 11 Verschoven arbeid
1. Onder verschoven arbeid wordt verstaan in opdracht van de werkgever verrichte arbeid op uren buiten de in artikel 8 geregelde arbeidstijden, zonder dat er sprake is van overwerk.
3. Verschoven arbeid wordt extra beloond met een toeslag van 25% over het individueel overeengekomen uurloon tenzij het nachtarbeid betreft, in welk geval het bepaalde in artikel 12 van kracht is.
4. Geen vergoeding voor verschoven uren wordt betaald indien de ver- schuiving geschiedt op verzoek van de meerderheid van de betrokken werknemers.
ARTIKEL 12 Nachtarbeid
1. Onder nachtarbeid wordt verstaan in opdracht van de werkgever verrich- te arbeid op uren tussen 22.00 en 06.00 uur. Arbeid op uren direct voor- afgaande aan het begin van de normale arbeidstijd wordt extra beloond als overwerk en niet als nachtarbeid.
2. Indien op een bepaald werk alleen ‘s nachts kan worden gewerkt, is de werknemer daartoe gehouden.
3. Nachtarbeid wordt extra beloond met een toeslag van 50% over het individueel overeengekomen uurloon.
4. Indien er niet zoveel uren gewerkt kunnen worden als op de desbetref- fende dag volgens rooster normaal zou zijn geweest, dan worden de minder gewerkte uren vergoed met het individueel overeengekomen uurloon.
ARTIKEL 13 Arbeid op zaterdag, zondag en feestdagen
1. Onder arbeid op zaterdag en zondag wordt verstaan door de werkgever opgedragen arbeid op zaterdag of zondag van zaterdag 21.00 uur tot maandag 05.00 uur. Met arbeid op zondag wordt gelijkgesteld arbeid op feestdagen, bedoeld in artikel 21 lid 1. Bij arbeid op zaterdag is het bepaalde in artikel 10 lid 4 van toepassing.
2. Bij calamiteiten, ter beoordeling van de werkgever, is de werknemer ge- houden zondagsarbeid te verrichten. Indien een werknemer principiële be- zwaren heeft tegen zondagsarbeid, kan hij daartoe niet worden verplicht.
4. Arbeid op Koningsdag en/of Nieuwjaarsdag wordt extra beloond met een toeslag van 100% over het individueel overeengekomen uurloon of een gelijk aantal uren vrij met behoud van het individueel overeengekomen loon.
ARTIKEL 14 Arbeidsomstandigheden
1. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat bij werkzaamhe- den op het dak minimaal twee brandblussers van 12 kilogram per stuk aanwezig zijn.
2. De werkgever dient ervoor zorg te dragen dat op het werk een deugde- lijke EHBO-doos voorhanden is.
3. Het handmatig tillen van dakbedekkingsmaterialen zwaarder dan 25 kilo is verboden. Dakbedekkingsmaterialen zwaarder dan 25 kilo worden mechanisch getransporteerd.
4. De werkgever is verplicht de onderstaande persoonlijke beschermings- middelen en collectieve- en/of individuele valbeveiligingsmiddelen aan de bij hem in dienst zijnde werknemer ter beschikking te stellen:
- gehoorbescherming (bijvoorbeeld oordoppen);
- adembescherming (bijvoorbeeld een gezichtsmasker of stofkap);
- veiligheidsschoenen;
- werkhandschoenen;
- hekwerk;
- harnas met toebehoren.
5. Het slopen, bewerken en verwerken van asbest is verboden. Van dit verbod zijn bedrijven uitgesloten, die voldoen aan de wettelijke eisen voor asbestsloop, zoals gesteld bij of krachtens het Asbestverwijderings- besluit 2005 zoals vastgesteld door het Ministerie van VROM.
6. De werkgever is verplicht het door zijn werknemers te gebruiken klim- en hijsmateriaal jaarlijks te laten keuren.
7. Indien een werknemer, naar het oordeel van de werkgever, niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van de persoonlijke beschermings- middelen en/of collectieve en individuele valbeveiligingsmiddelen als ge- noemd in lid 4 van dit artikel, kan de werkgever – met inachtneming van het onderstaande – de betreffende werknemer een hierna te noemen sanctie opleggen.Bij geen gebruikmaking van ter beschikking gestel- de persoonlijke beschermingsmiddelen en/of collectieve en individuele valbeveiligingsmiddelen gelden de volgende sanctiebepalingen:
a. de eerste overtreding zal per aangetekend schrijven worden mee- gedeeld aan betrokken werknemer en wordt beschouwd als een waarschuwing;
b. de tweede overtreding zal per aangetekend schrijven worden meege- deeld en wordt beboet met een bedrag van € 100, - in te vorderen via inhouding op het netto salaris van de werknemer op de uitbetalings- dag volgend op het constateren van de tweede overtreding;
c. de derde overtreding wordt beschouwd als een dringende reden in de zin van artikel 7: 678, lid 2 sub h en j BW, waarop ontslag op staande voet met onmiddellijke ingang kan worden gegeven. Indien ook het bedrijfsreglement voorziet in een sanctie bij geen ge- bruikmaking van de persoonlijke beschermingsmiddelen en/of col- lectieve en individuele valbeveiligingsmiddelen, zal de werkgever de op te leggen sanctie bepalen conform het bovenstaande sub a tot en met c, hetzij op basis van het bedrijfsreglement. Samenloop van sancties zal nimmer plaatsvinden.
8. Indien de werkgever de in de leden 1, 2 en 4 genoemde persoonlijke beschermingsmiddelen en collectieve en/of individuele valbeveiligings- middelen niet heeft verstrekt, is de werknemer niet verplicht zijn werk- zaamheden aan te vangen dan wel heeft hij het recht bedoelde werk- zaamheden te beëindigen na zijn werkgever daarvan in kennis te hebben gesteld. De werkgever is in dat geval verplicht het loon door te betalen.
9. De werknemer is niet verplicht zijn werkzaamheden in de buitenlucht aan te vangen dan wel voort te zetten bij sneeuw of ijzel of indien sprake is van een glad dak. De werkgever is in die gevallen verplicht het loon door te betalen, tenzij sprake is van vorst-WW als gevolg van onwerk- baar weer.
10. De werknemer is niet verplicht zijn werkzaamheden in de buitenlucht aan te vangen dan wel voort te zetten indien sprake is van een gevoels- temperatuur van – 6 graden Celsius of lager. De werkgever is in dat ge- val verplicht het loon door te betalen, tenzij sprake is van vorst-WW als gevolg van onwerkbaar weer.
11. De werknemer is niet verplicht zijn werkzaamheden in de buitenlucht aan te vangen dan wel voort te zetten bij een temperatuur van 40 gra- den Celsius of hoger, gemeten op een hoogte van 1,50 meter boven de werkplek. De werkgever is in dat geval verplicht het loon door te betalen.
12. Sociale partners hebben in de Arbocatalogus Platte Daken 1 vastgelegd op welke wijze een werkgever kan voldoen aan de door de overheid gestelde doelvoorschriften over veilig en gezond werken.
De werkgever dient binnen zijn bedrijf gebruik te maken van de in de Ar- bocatalogus opgenomen maatregelen toe te passen cq. door te voeren dan wel aantoonbare zodanige maatregelen te treffen dat er minimaal voldaan wordt aan het in de arbowetgeving, de Arbocatalogus en deze CAO bepaalde beschermingsniveau.
13. De Branche-Risico Inventarisatie & Evaluatie (Branche-RI&E) 2 maakt integraal onderdeel uit van deze CAO.
ARTIKEL 15 Preventiemedewerker
ARTIKEL 16 Verplichtingen in het kader van terugdringing ziekteverzuim
1. De werkgever is verplicht een ziekteverzuimregistratiesysteem bij te houden.
2. De ondernemingsraad, dan wel bij ontstentenis daarvan een vertegen- woordiging van werknemers, heeft inzage in dit systeem en wordt door de werkgever gerapporteerd over het ziekteverzuim in de onderneming.
1 De Arbocatalogus Platte Daken is raadpleegbaar via xxx.xxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx.xx.
2 De Branche-RI&E is te verkrijgen via SBD, Xxxxxxx 0000, 0000 XX XXXXXXXXXX, tel. 030 – 000 00 00, xxxx@xxx.xx, xxx.xxx.xx.
ARTIKEL 17 Reisurenvergoeding
1. Indien een werknemer door een werkgever te werk wordt gesteld op een werkobject dat buiten zijn woonplaats is gelegen, is de werknemer ver- plicht voor de reis van de woonplaats naar object vice versa gebruik te maken van een door de werkgever aan te wijzen vervoermiddel, mits dit aan de door de wet gestelde eisen voldoet, hetgeen, indien dit vervoer- middel een auto is, moet blijken uit een erkend veiligheidsvignet of een ander bewijs van onderhoud, niet ouder dan zes maanden.
2. De duur van de reis, welke wordt gemaakt met een:
a. door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel;
b. eigen vervoermiddel; zal door de werkgever aan de werknemer worden vergoed tegen het geldende garantie-uurloon, tot 1 maart 2018 behoudens de eerste 90 minuten per dag, vanaf 1 maart 2018 behoudens de eerste 45 minuten per dag. In afwijking van het voorgaande bepaalde zullen tot 1 maart 2018 de eerste 30 minuten per dag en vanaf 1 maart 2018 de eerste 15 minuten per dag niet worden vergoed aan de werknemer, die optreedt als bestuurder van een vervoermiddel als genoemd in sub a of b.
De reisuren gaan in vanaf het huisadres van de werknemer. Hieruit volgt dat het arrest van de Hoge Raad der Nederland van 22 november 2013 (NJB 2013/2515) niet langer doorwerkt in de XXX XXXXXXX en meer specifiek niet in de reisurenregeling.
3. Onder ‘duur van de reis’ bedoeld in lid 2 wordt verstaan het tijdsverloop tus- sen het vertrek van het vervoermiddel naar het werk en de aankomst op het werk, eventueel met een tussenstop op het bedrijfsadres van de werkgever, alsmede het tijdsverloop terug van het werk naar de plaats van vertrek.
De duur van de reis wordt door de werkgever en werknemer in onderling reëel overleg vastgesteld, zulks met inachtneming van de af te leggen route.
ARTIKEL 18A Vergoedingen
1. Indien een werknemer, naar het oordeel van de werkgever, bij het zich naar en van het werk begeven, gebruik moet maken van een eigen ver- voermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, zal hem een vervoermiddelenvergoeding worden betaald.
2. De in lid 1 genoemde vervoermiddelenvergoeding bedraagt:
VERVOERMIDDELENVERGOEDING | VANAF 1 JANUARI 2018: |
voor het gebruik van een fiets per dag: | € 1,05 |
voor het gebruik van een bromfiets of snorfiets per dag: | |
1. voor de eerste 25 kilometer: | € 1,31 |
2. voor elke kilometer boven 25 kilometer per dag: | € 0,07 |
voor het gebruik van een motorfiets, per kilometer: | € 0,26 |
Voor het gebruik van een auto: | |
3. voor een werknemer, die alleen naar het werk reist, per kilometer: | € 0,36 |
4. voor de werknemer, die met één collega naar en van het werk reist, per kilometer: | € 0,37 |
5. voor de werknemer, die met twee collega’s naar en van het werk reist, per kilometer: | € 0,42 |
6. voor de werknemer, die met drie of meer collega’s naar en van het werk reist, per kilometer: | € 0,44 |
4. Het in de leden 2 en 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing bij een bezoek aan de arbodienst als bedoeld in artikel 24 lid 1 van deze CAO.
5. De werknemer heeft aanspraak op een dagelijkse vergoeding voor werk- kleding, tenzij werkkleding door de werkgever aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld. Deze vergoeding bedraagt per 1 januari 2018
€ 1,20 per dag.
ARTIKEL 18 B Werkkostenregeling
Indien de werkgever tegen het eind van het kalenderjaar of zoveel later als de werkgever de nota inzake de vakbondscontributie van de werknemer heeft ontvangen, nog de beschikking heeft over fiscale ruimte, behoudt de werknemer het recht op fiscaalvriendelijke verrekening van de vakbondscon- tributie, waarbij de nog benodigde ruimte voor de rest van het kalenderjaar in acht wordt genomen.
ARTIKEL 19 Logies
2. De inlener vergewist zich ervan dat, ingeval van uitzend- of detacherings- personeel, het uitzendbureau zorgt voor behoorlijke voeding en huisvesting.
ARTIKEL 20 Ziekte in kosthuis
Zolang de werknemer tijdens tewerkstelling buiten de woonplaats wordt verpleegd in een andere plaats dan waar hij woonachtig is, zal de partner van de betreffende werknemer deze eenmaal per week op kosten van de werkgever kunnen bezoeken.
ARTIKEL 21 Feestdagen, zaterdagen en zondagen
1. Iedere werknemer heeft recht op verlof tijdens de algemeen erkende christelijke feestdagen, te weten: de beide Kerstdagen, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag, alsook over Nieuwjaarsdag en de dag die als Koningsdag wordt gevierd.
2. Op feestdagen, zaterdagen en zondagen wordt als regel niet gewerkt.
3. Indien op een feestdag - niet zijnde een zaterdag of zondag - geen ar- beid wordt verricht, wordt het voor de werknemer geldende individueel overeengekomen loon doorbetaald.
4. Een werknemer heeft recht op het opnemen van een snipperdag ten behoeve van een voor hem geldende religieuze, niet-christelijke feest- of gedenkdag. Deze snipperdag dient uiterlijk 1 maand van tevoren aan de werkgever kenbaar gemaakt te worden. Slechts wanneer de bedrijfs- omstandigheden hierdoor in ernstige mate verhinderd worden, kan een dergelijke snipperdag door de werkgever geweigerd worden.
ARTIKEL 22 Vakantie
1. Vakantierechten
Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Ten aanzien van iedere werknemer is het recht op verlof over het vakantiejaar 2018 als volgt geregeld:
- werknemer tot 56 jaar 25 werkdagen
- werknemer van 56 jaar of ouder 34 werkdagen
- werknemer van 61 jaar of ouder 37 werkdagen
Een werknemer die gedurende het kalenderjaar de leeftijd bereikt waar- op hij recht heeft op seniorendagen, heeft recht op deze dagen naar rato. Hierbij zal het aantal op hele dagen worden afgerond.
De ingangsleeftijd van de seniorendagen loopt synchroon op met de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien de AOW-leeftijd gedurende de looptijd van deze CAO wordt verhoogd, betekent dit dat de in dit artikel bedoelde leeftijd met dezelfde periode wordt verhoogd.
2. Zomervakantie
15 van de beschikbare verlofdagen moeten aaneengesloten worden opgenomen in een periode welke wordt bepaald na redelijk overleg met de werknemer(s).
3. Vrije snipperdagen
De 10 resterende verlofdagen in vakantiejaar 2018 zijn vrij opneembaar door de werknemer in redelijk overleg met de werkgever.
5. Over vakantie- en snipperdagen wordt het voor de werknemer geldende individueel overeengekomen loon doorbetaald.
6. Een werknemer die gedurende de vakantie betaalde arbeid voor derden verricht, kan op staande voet worden ontslagen.
7. Bij beëindiging van de dienstbetrekking worden de nog niet genoten vakantierechten in geld uitgekeerd aan de werknemer dan wel op verlangen van de werknemer overgeboekt naar zijn nieuwe werkgever.
De werkgever is verplicht bij het einde van de dienstbetrekking aan de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit de duur van de vakantie en van het verlof met behoud van loon blijkt, welke aan de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
8. De werknemer, die niet een geheel vakantiejaar in dienst van de werk- gever is, heeft recht op een evenredig deel van de vakantie; gedeelten van vakantiedagen worden daarbij te zijnen gunste op halve dan wel hele dagen afgerond.
9. Indien de werknemer bij beëindigen van de dienstbetrekking blijkt te veel vakantie- en/of snipperdagen te hebben genoten, zal een verrekening plaatsvinden.
10. Voor iedere vakantiedag of gedeelte van een vakantiedag, gedurende welke de werknemer wegens bijzondere omstandigheden of redenen als bedoeld in artikel 7:636 BW verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, moet hem alsnog een (gedeelte van een) dag verlof worden gegeven op een tijdstip na overleg met de werknemer door de werkgever vast te stellen, mits de werknemer voor de aanvang van de verhindering dit aan de werkgever heeft medegedeeld dan we over de betrokken dag wettelijk ziekengeld genoot.
11. a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld loon heeft.
2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sub-lid in meer dan 1 vakantiejaar valt, wordt het in het vorige jaar vallende deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen.
3. De verworven vakantierechten in de onder 1 van dit sub-lid genoemde gevallen vervallen, indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
ARTIKEL 23 Vakantietoeslag
1. Aan een werknemer wordt, indien hij een vol jaar voorafgaande aan de aaneengesloten zomervakantie in dienst van de werkgever is geweest, een vakantietoeslag betaald ter grootte van 8% van het individueel overeen- gekomen loon dat gedurende dat jaar voor de werknemer gegolden heeft.
2. De werknemer die op het tijdstip van de aaneengesloten zomervakantie geen vol jaar in dienst van de werkgever is geweest heeft voor elke maand dienstverband voorafgaand aan het moment van uitkering van de vakantietoeslag in het vakantiejaar recht op een pro rato deel van het in lid 1 bedoelde bedrag.
3. De werkgever is bevoegd een gedeelte van deze toeslag uit te beta- len als wintervakantietoeslag met dien verstande, dat ten minste 60% van de vakantietoeslag zal worden uitbetaald ter gelegenheid van de aaneengesloten zomervakantie. De vakantietoeslag in de zomer wordt uiterlijk in de maand mei betaald.
ARTIKEL 24 Korte verzuimen
1. In de hierna volgende gevallen heeft de werknemer aanspraak op verzuim met behoud van het individueel overeengekomen loon geduren- de de voor ieder geval vastgestelde tijd, mits het verzuim gedurende de arbeidstijd naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is, de werk- nemer de gebeurtenis zo mogelijk bijwoont en de werkgever tijdig - zoals in de volgende leden aangegeven - op de hoogte stelt:
a. bij ondertrouw van de werknemer, gedurende een halve dag;
b. bij huwelijk van de werknemer, mits 3 dagen van tevoren aangekon- digd, gedurende 2 dagen;
c. bij huwelijk van één van zijn kinderen, pleegkinderen, broers, zusters, schoonzusters en zwagers, mits 3 dagen van tevoren aangekondigd, gedurende 1 dag;
x. bij bevalling van de partner van de werknemer, gedurende 2 dagen;
e. bij overlijden van de partner, een inwonend kind of pleegkind van de werknemer, vanaf de dag van overlijden tot en met de dag na de uitvaart, tenzij de stervensbegeleiding en het rouwverlof, een en ander zoals bedoeld in artikel 24A, gezamenlijk een aaneengesloten periode van 20 dagen of meer hebben geduurd;
f. bij overlijden van één van zijn ouders, schoonouders, niet onder lid e bedoelde kinderen of pleegkinderen, gedurende 2 dagen. Indien de werknemer belast is met het regelen van de uitvaart van een ouder, schoonouder of een niet thuiswonend (pleeg)kind, is het bepaalde sub e van dit lid van toepassing, tenzij de stervensbegeleiding en het rouwverlof, een en ander zoals bedoeld in artikel 24A, gezamenlijk een aaneengesloten periode van 20 dagen of meer hebben geduurd;
g. in alle overige gevallen bij overlijden en/of uitvaart van één van zijn grootouders, behuwd-grootouders, overgrootouders, pleegouders, kinderen (waarin begrepen schoonzoons en schoondochters), klein- kinderen, pleegkinderen, broers en zusters, halfbroers en halfzus- ters, schoonbroers, zwagers, schoonzusters en een in het gezin opgenomen huisgenoot, gedurende 1 dag, tenzij – voor zover het kinderen betreft – de stervensbegeleiding en het rouwverlof, een en
ander zoals bedoeld in artikel 24A, gezamenlijk een aaneengesloten periode van 20 dagen of meer hebben geduurd; indien een kerke- lijk huwelijk en/of burgerlijk huwelijk, of de bevalling van de partner van de werknemer, plaatsvindt op een zaterdag, een zondag, een christelijke feestdag, dan wel op de laatste werkdag van de verplichte bedrijfssluiting (vakantie en de periode rond Kerst en Nieuwjaar) zal een vergoeding gedurende 1 dag worden gegeven;
h. voor werknemers een jaar voorafgaande aan de eerst mogelijke da- tum van uittreding of pensioen voor het volgen van een cursus ter voorbereiding op de tijd van pensionering gedurende ten hoogste 2 dagen. Hiertoe dient een inschrijvingsbewijs van een door het be- drijfsleven algemeen aanvaarde cursus aan de werkgever te worden overlegd;
i. bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de werknemer, respectievelijk van zijn ouders of schoonouders (mits door hem bijgewoond) gedurende 1 dag;
j. bij 25-, 40- of 50-jarig dienstjubileum van de werknemer gedurende 1 dag;
k. voor medische keuring op verzoek van de werkgever gedurende 1 dag;
l. voor een bezoek aan de arbodienst gedurende de daarvoor benodig- de tijd;
m. indien een werknemer door zijn behandelende geneesheer voor on- derzoek naar een specialist of een medisch consultatiebureau wordt verwezen, gedurende het daaruit voortvloeiende verzuim tot ten hoogste 1 dag per bezoek, tenzij gedurende dit verzuim uitkering kan worden verleend;
n. bij doktersbezoek, voor zover dit niet mogelijk is buiten de normale arbeidstijd en hiervan tijdig kennis is gegeven. Zo mogelijk wordt van dit bezoek bewijs geleverd;
voor het noodzakelijke bezoek aan een tandarts ter verkrijging of vernieuwing van een kunstgebit, voor zover dit bezoek niet mogelijk is buiten de normale arbeidstijd en hiervan tijdig kennis is gegeven. Zo mogelijk wordt van dit bezoek bewijs geleverd;
voor het noodzakelijk bezoek aan een tandarts voor halfjaarlijkse controle, voor zover dit bezoek niet mogelijk is buiten de normale arbeidstijd en hiervan tijdig kennis is gegeven. Zo nodig wordt de saneringskaart getoond.
In deze gevallen geldt dat het verzuim zal worden vergoed tot ten hoogste 2 uur indien de werknemer woonachtig is in de plaats waar het werkobject is gelegen en tot maximaal 3 uur indien de werkne- mer woonachtig is in een andere plaats dan waar het werkobject is gelegen;
o. indien de werknemer, ten gevolge van de vervulling van een bij of krachtens de wet opgelegde verplichting, verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden, gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van 2 dagen en onder aftrek van een vergoeding, welke de werknemer van derden zou hebben kunnen ontvangen.
2. Ingeval van aantoonbare calamiteiten heeft de werknemer, ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor de verzorging van zijn partner of kind(eren) die tot zijn huishouding behoren, recht op maximaal 4 uur onbetaald verlof. De reiskosten werkplek-woonplaats zijn voor rekening van de werknemer. Indien een verzuim van langer dan 4 uur noodzakelijk is, bestaat het recht een snipperdag op te nemen.
3. Voor de werknemers, bedoeld in artikel 1 lid c, zal de werkgever in geval van verzuim, genoemd in lid 1 sub a tot en met l van dit artikel, de gemaakte reiskosten van een openbaar vervoermiddel (laagste klas- se), vanaf de plaats van tewerkstelling tot ten hoogste zijn woonplaats en terug, alsmede de duur van de reis, tegen het voor de werknemer geldende individueel overeengekomen uurloon vergoeden.
4. a. Het bepaalde in artikel 7:628 BW, met betrekking tot de doorbetaling van loon, is in de daar bedoelde gevallen van kracht in zoverre dat de werkgever niet gehouden is loon door te betalen in de volgende gevallen:
1. de schorsing van de werknemer door de werkgever in de gevallen en onder de voorwaarden als geregeld in het arbeidsreglement;
2. de invoering van een verkorte werkweek (een zogenaamde nul- urenweek daaronder begrepen) mits de werkgever voor die invoering de vereiste vergunning heeft verkregen en niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat, dan nadat met de werk- nemersorganisaties overleg is gepleegd. Partijen achten een ter- mijn van een week voor dit voorafgaande overleg voldoende;
3. de verlenging van een verkorte werkweek (een zogenaamde nul-urenweek daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging, die ten aanzien van de aantallen erbij betrok- ken werknemers en/of het aantal uren dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven sub 2 omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, de werknemers- organisaties tijdig - dat wil zeggen ten minste een week - vóór het ingaan van de verlenging daarvan mededeling doet.
5. De ongehuwde werknemer die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander heeft bij de toepassing van lid 1 en lid 2 dezelfde rechten als ware hij gehuwd.
ARTIKEL 24A Stervensbegeleiding en rouwverlof
Er bestaat een regeling voor stervensbegeleiding en rouwverlof in de bedrijfstak voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven. De voorwaarden waaronder recht op vergoeding van de kosten van zorg en rouwverlof bestaat zijn opgenomen in het reglement Stervensbegeleiding en Rouwverlof dat deel uitmaakt van de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven zoals genoemd in artikel 29 van deze CAO. Deze regeling geldt voor elke werknemer (inclusief UTA-werknemer(s).
ARTIKEL 25 Bijzonder verlof
Indien een werknemer die lid is van één der organisaties welke partij is bij deze CAO, wenst deel te nemen aan een door zijn organisatie belegde ver- gadering dan wel studiebijeenkomst, waarvoor hij persoonlijk is uitgenodigd en het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, is de werkgever gehouden hem daartoe in de gelegenheid te stellen, zonder daarvoor loonderving te vergoeden of andere vergoedingen te verstrekken.
ARTIKEL 26 Wachttijden
1. Als wachttijden worden beschouwd alle op het werk doorgebrachte, alsmede alle met toestemming van de werkgever niet op het werk doorgebrachte niet-productieve uren, ten gevolge van:
a. weersomstandigheden, uitgezonderd vorst, de directe gevolgen van vorst, alsmede de aanwezigheid van een sneeuwdek;
b. het ontbreken van opdrachten van de werkgever of diens vertegen- woordiger;
c. het niet kunnen aanvangen van het werk wegens onvoldoende voorzieningen door de opdrachtgever;
d. het niet meer aanwezig zijn van voldoende materiaal buiten schuld van de werknemer;
e. vertraging, ontstaan door schuld van de opdrachtgever tijdens de uitvoering van het werk;
x. xxxxxxxxxx, voortvloeiende uit moeilijkheden met materialen, gereed- schappen of machines, buiten de schuld van de werknemer.
2. De werknemer is verplicht zijn werkgever terstond op de hoogte te bren- gen van de technische storingen, als bedoeld onder lid 1 van dit artikel. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, zal de wachttijdvergoe- dingsregeling bedoeld in lid 3 van dit artikel niet van toepassing zijn.
3. a. Alle wachttijden worden met het individueel overeengekomen uurloon vergoed.
b. De uren die ingevolge de bepalingen van dit artikel als wachttijd kun- nen worden aangemerkt, tellen mee ter vaststelling van de normale arbeidsduur.
ARTIKEL 27 Onderbreking wegens vorst en sneeuwval
1. Indien niet kan worden gewerkt wegens vorst, de directe gevolgen van vorst of door aanwezigheid van een sneeuwdek, is de werkgever niet verplicht enige betaling te verrichten, behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
Dit is tevens van toepassing wanneer er sprake is van een gevoels- temperatuur van -6 graden Celsius of lager, zoals bedoeld in artikel 14, lid 10 van deze CAO. Hierbij geldt niet de voorwaarde dat er sprake moet zijn van vorst.
2. Over elke volle dag, dat ten gevolge van de in het vorige lid bedoelde oorzaken niet gewerkt kan worden, verstrekt de werkgever op de aan de werknemer verstrekte uitkering krachtens de Werkloosheidswet een aanvulling tot 100% van het voor de werknemer geldende individueel overeengekomen loon.
3. De werkgever is gehouden de werknemer direct na de onderbreking op te roepen en weer aan het werk te stellen en de werknemer is gehouden direct na de onderbreking het werk te hervatten.
ARTIKEL 28 Ziekte
Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 7:629 BW bepaalde geldt het volgende:
1. In geval van arbeidsongeschiktheid behoudt de werknemer gedurende maximaal 8 maanden aanspraak op doorbetaling van het individueel overeengekomen loon. Na 8 maanden ziekte behoudt de werknemer gedurende maximaal 8 maanden aanspraak op 85% doorbetaling van het individueel overeengekomen loon. Na 16 maanden ziekte behoudt de werknemer gedurende maximaal 8 maanden aanspraak op 70% doorbetaling van het individueel overeengekomen loon. Als de betrok- ken werkgever en werknemer gezamenlijk besluiten om na het tweede ziektejaar nog niet over te gaan tot de WIA-aanvraag, blijft doorbeta- ling van het individueel overeengekomen loon – met inachtneming van bovenstaande – gehandhaafd tot maximaal 156 weken.
2. De werknemer die wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten dient zijn werkgever of de door deze aangewezen uitvoerder of andere functionaris hiervan op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid voor aanvang werktijd in kennis te stellen.
Indien deze dag een zaterdag of zondag is en op die dagen in het bedrijf van de werkgever niet wordt gewerkt, dient de ziekmelding op de eerstvolgende werkdag voor aanvang van de werktijd te geschieden. Indien de arbeidsongeschiktheid tijdens arbeidstijd ontstaat, dient de werknemer deze melding terstond na het staken van het werk te doen. Bijlage VI (bedrijfsvoorschriften en bijbehorend sanctiereglement voor werknemers vallend onder deze CAO) is van toepassing.
4. Tijdens ziekte bouwt de werknemer alleen bovenwettelijke vakantie- dagen op over het eerste half jaar van arbeidsongeschiktheid.
ARTIKEL 29 Sociale Fondsen
Er is een CAO inzake de Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (CAO BTER).
In de CAO BTER worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van de Regelingen van de Stichting Sociaal Fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (SF BIKUDAK).
ARTIKEL 30 WGA-hiaatverzekering Uitgebreid
ARTIKEL 31 Aanvullingen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid
1. Een werknemer die bij werken werkzaam was onder deze CAO en recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, ontvangt aan- vulingen op zijn WW-uitkering.
2. Een zieke werkloze die laatstelijk werkzaam was onder deze CAO, heeft recht op aanvullingen op zijn uitkering.
3. Een werknemer die bij werken werkzaam was onder deze CAO en op 1 december van enig jaar recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Inkomens- voorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA), ontvangt in de maand december een uitkering. Deze regeling geldt voor elke werknemer (inclusief UTA-werknemer(s).
ARTIKEL 32 Vervoer stoffelijk overschot
Ingeval de werknemer tijdens het werk dan wel op weg van of naar het werk overlijdt, zal werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats in Nederland van betrokkene vergoeden aan de nabe- staande(n) dan wel aan die perso(o)n(en) die de kosten van het vervoer in eerste instantie gedragen heeft (hebben).
ARTIKEL 33 Vakopleiding
1. Werkgevers en werknemers zullen de vakopleiding en de beroepsbege- leidende leerweg (BBL) via de Stichting SF BIKUDAK, zoals genoemd in artikel 29 van deze CAO, bevorderen. De nadere invulling hiervan is opge- nomen in het desbetreffende reglement van de Stichting SF BIKUDAK.
2. De werkgever is verplicht op verzoek van een werknemer die langer dan een half jaar in dienst is op basis van een dienstverband voor onbe- paalde tijd dan wel binnen een tijdsbestek van 2 jaar in totaal 1 jaar in de bedrijfstak heeft gewerkt, een leer-/arbeidsovereenkomst met deze werknemer af te sluiten.
De dienstbetrekking met een werknemer met wie een leer-/arbeids- overeenkomst is gesloten kan niet eerder worden beëindigd dan na voltooiing van de primaire opleiding.
4. De werkgever is een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de beroepsbegeleidende leerweg. Voornoemde bijdrage is verschuldigd aan de Stichting SF BIKUDAK zoals genoemd in artikel 29 van deze CAO. De Stichting SF BIKUDAK is belast met de administratieve uitvoe- ring van de regeling. De hoogte van de bijdrage is opgenomen in het bijdragereglement.
ARTIKEL 34 Aanspraak op derden
1. Het bepaalde in de artikelen 28 en 32 van deze CAO is niet van kracht, indien en voor zover de werknemer ter zake van zijn algehele dan wel gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of uit hoofde van een hem overkomen ongeval jegens één of meer derden een vorde- ring tot schadevergoeding wegens loonderving kan doen gelden.
2. Indien en voor zover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als bedoeld in lid 1 ten belope van het bedrag van de in de artikelen 28 en 32 geregelde bovenwettelijke uitkering aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever echter aan de werknemer voorschotten uitkeren tot het be- loop van de aanvullende uitkeringen, welke de werknemer van hem zou hebben moeten ontvangen als hij geen vordering tot schadevergoeding jegens derden had gehad.
De op deze wijze door de werknemer genoten voorschotten zullen zworden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schade- vergoeding ontvangt.
ARTIKEL 35 Uitkering bij overlijden
Indien een werknemer overlijdt, is het bepaalde in artikel 7: 674 BW van kracht. In afwijking van artikel 7: 674 lid 2 zal bij de beëindiging van de arbeidsverhouding door het overlijden van de werknemer de werkgever aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer de periode waarover een wettelijke overlijdensuitkering wordt betaald met 1 maand verlengen, waarbij de uitkeringen netto worden uitgekeerd.
ARTIKEL 36 Aansprakelijkheid bij vervoer
2. De werknemer die, in opdracht van de werkgever, van eigen vervoermid- delen gebruik maakt tijdens en ten behoeve van zijn functie, is verplicht in zijn verzekeringspolis een clausule te doen opnemen, dat de werkge- ver medeverzekerd is, indien deze krachtens artikel 6: 170 BW naast of in plaats van de werknemer tot schadevergoeding wordt aangesproken.
ARTIKEL 37 Ongevallenverzekering
1. De werkgever is verplicht voor iedere werknemer vallend onder de CAO een ongevallenverzekering aan te bieden met inachtneming van het be- paalde in lid 2 en lid 3 en met een 24-uurs-dekking gedurende 7 dagen per week. CAO-partijen hebben hiertoe een mantelovereenkomst afge- sloten. Werkgevers die geen gebruik wensen te maken van de middels de mantelovereenkomst afgesloten collectieve ongevallenverzekering, kunnen onder voorwaarden dispensatie aanvragen bij CAO-partijen. De van toepassing zijnde voorwaarden van deze collectieve ongeval- lenverzekering en de dispensatieregeling zijn opgenomen als bijlage IX van deze CAO.
Voor een uitzendkracht, zoals bedoeld in artikel 7A van deze CAO, geldt dat voor de ongevallenverzekering, zoals bedoeld in dit artikel, uitsluitend functiedekking van toepassing behoeft te zijn. Hiermee wordt bedoeld dekking voor de tijd dat daadwerkelijk arbeid wordt verricht, alsmede de reis van huis naar het werk en weer terug volgens de meest gebruikelijke weg en tijdens eventuele dienstreizen.
2. De in lid 1 bedoelde verzekering zal minimaal een dekking geven voor de volgende bedragen per persoon:
a. bij overlijden een uitkering van € 35.000;
b. bij volledige invaliditeit een uitkering van € 70.000;
Genoemde uitkeringen dienen rechtstreeks aan de werknemer, of, in geval van diens overlijden, aan zijn rechtsopvolger(s) onder algeme- ne titel, dan wel aan de door hem daartoe aangewezen begunstig- de(n) te worden uitgekeerd. Op deze uitkeringen zijn de daarvoor in aanmerking komende sociale en fiscale wetten van toepassing.
4. Het slachtoffer of zijn nabestaanden hebben een autonome vordering op de werkgever als de vereiste ongevallendekking ontbreekt.
5. Dit artikel is niet van toepassing op gedetacheerde werknemers, zoals bedoeld in artikel 7A van deze CAO.
ARTIKEL 38 Pensioen
ARTIKEL 38A Pensioen UTA-werknemer
De UTA-werknemer van 18 jaar of ouder heeft, op de grondslag van de des- betreffende uitkeringsvoorwaarden, recht op een pensioenuitkering van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) voor
ARTIKEL 38B
Omwisseling roostervrije dagen ten behoeve van pensioen
1. De werknemer is jaarlijks gerechtigd roostervrije dagen in te zetten ter bekostiging van de door hem te betalen premie voor de pensioenregeling. Kiest hij daarvoor, dan wordt de met de aldus ingezette dagen gelijkgestelde premie door de werkgever voldaan. Aan op deze wijze ingezette roostervrije dagen wordt een premiepercentage van 0,5% per dag gelijkgesteld.
2. De in lid 1 bedoelde keuze betreft een vrije keuze van de werknemer.
ARTIKEL 39 Arbeidsreglement
1. De werkgever kan in overleg met en met instemming van een meerderheid van de werknemers in zijn onderneming een arbeidsreglement*, houden- de nadere voorschriften ten aanzien van de arbeid in het bedrijf, invoeren.
* Voor een voorbeeld van een arbeidsreglement zie bijlage IV.
2. Het arbeidsreglement mag geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met het in deze CAO bepaalde.
ARTIKEL 40 Vakbondsactiviteiten in de onderneming
1. Om contacten mogelijk te maken tussen de werknemersorganisaties en hun leden en tussen deze leden onderling, evenals om de werknemers- organisaties in staat te stellen gekozen leden van de Ondernemingsraad in hun werk te ondersteunen, zijn partijen het volgende overeengekomen.
2. De werknemersorganisaties kunnen elk uit de kring van hun leden binnen elke onderneming een contactpersoon aanwijzen. Van deze aanwijzing wordt de werkgever mededeling gedaan.
3. De contactpersoon wordt in de gelegenheid gesteld buiten werktijd contact te hebben met de overige leden van zijn vakorganisatie die binnen de onderneming werkzaam zijn.
4. Wanneer dit door omstandigheden buiten werktijd niet mogelijk is, wordt de contactpersoon in de gelegenheid gesteld contact te hebben met bezoldigde bestuurders van zijn vakorganisatie.
5. De contactpersoon kan binnen de arbeidstijd contact hebben met de leden van de Ondernemingsraad wanneer het initiatief daartoe van deze leden uitgaat.
6. De contactpersonen zullen in redelijke mate gebruik maken van de mogelijkheid vrijaf te krijgen met behoud van het individueel overeenge- komen loon voor de in de leden 4 en 5 genoemde activiteiten. Daarbij zal een maximum van 1 manuur per jaar per bij de betreffende organisatie aangesloten werknemer niet worden overschreden.
8. De werkgever draagt er zorg voor dat de contactpersoon niet vanwege zijn werkzaamheden in het kader van het vakbondswerk in de onderne- ming wordt benadeeld in zijn positie in de onderneming, bijvoorbeeld ten aanzien van promotie of beloning. Een vakbondscontactpersoon heeft dezelfde rechten en rechtsbescherming als leden van de Onderne- mingsraad, vastgelegd in de Wet op de Ondernemingsraden.
ARTIKEL 40A Faciliteit vakbondscontributie
Indien de werknemer daar schriftelijk om verzoekt, zal de werkgever onder hierna genoemde voorwaarden de door de werknemer te betalen jaarcon- tributie aan de vakbond eenmaal per jaar aan hem vergoeden onder ge- lijktijdige verlaging van het brutoloon met het bedrag van die vergoeding. Deze verplichting van de werkgever geldt alleen indien en voor zover:
- deze constructie fiscaal is toegestaan;
- de werknemer een bewijs van betaling van de jaarcontributie aan de werkgever overlegt;
- de werknemer voor de uitvoering van de verplichting eventueel verder benodigde informatie verstrekt.
Ongeacht de keuze van de werkgever zoals bedoeld in artikel 18 B voor hetzij het oude, hetzij het nieuwe regime van verstrekkingen en vergoedin- gen zal de werknemer bij de betaling van zijn vakbondscontributie hetzelfde voordeel genieten als hij vóór 1 januari 2014 genoot.
ARTIKEL 41 Werkoverleg en overig overleg
1. Er dient overleg tussen de werkgever en de werknemers plaats te vinden. Werkoverleg op bedrijfsniveau geschiedt binnen de normale arbeids- tijden.
2. In ondernemingen waar vóór 4 maart 1998 een ondernemingsraad functioneerde, dient deze te blijven gehandhaafd. In ondernemingen met ten minste 10, doch minder dan 50 werknemers, dient een personeels- vertegenwoordiging te worden ingesteld. In ondernemingen met minder dan 10 werknemers dient ten minste 2 maal per kalenderjaar personeel- soverleg plaats te vinden.
ARTIKEL 42 CAO-partijen en dispensatie
1. CAO-partijen komen periodiek bijeen om overleg te plegen over alle onderwerpen, de bedrijfstak betreffende. Tevens hebben zij tot taak om:
- te beslissen op verzoeken om ontheffing (dispensatie) van een of meerdere artikelen van deze CAO, aangezien afwijking van het gestelde in deze CAO de goedkeuring van CAO-partijen behoeft voor zover niet al in deze CAO daarin is voorzien. De voorwaarden waaronder dispensatie kan worden aangevraagd zijn nader omschreven in bijlage X bij deze CAO.
- te oordelen over geschillen over de inhoud en toepassing van deze CAO.
2. Het secretariaat van CAO-partijen is gevestigd:
Xxxxxxx 0000, 0000 XX XXXXXXXXXX, telefoonnummer 030 – 6063238, e-mail-adres xxxx@xxxxxxxxxx.xx.
ARTIKEL 43 Duur, opzegging en verlenging
1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
2. De duur van deze overeenkomst is bepaald op 12 maanden en loopt op 31 december 2018 van rechtswege af zonder dat formele opzegging vereist is.
3. Voorstellen tot wijziging van deze CAO worden schriftelijk ter kennis ge- bracht aan ieder der partijen bij deze arbeidsovereenkomst. Partijen zijn verplicht zo spoedig mogelijk in onderhandeling te treden over de even- tuele ingediende voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze CAO.
BIJLAGE I FUNCTIELIJST
Als bedoeld in artikel 1A en artikel 6 van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
Functielijst
Groep 1A Dakassistent
Een werknemer die op het dak eenvoudige werkzaamheden verricht welke niet in overwegende mate bestaan uit het aanbrengen van dakbedekkingen en waarvoor geen specifieke kennis is vereist. Tot deze eenvoudige werk- zaamheden worden in elk geval gerekend:
- onderhoudswerkzaamheden;
- sloopwerkzaamheden;
- het leggen van isolatie;
- fysiek en/of machinaal transport van dakbedekkingsmaterialen en mate- rieel op het dak c.q. vanaf de begane grond naar het dak;
- schoonmaken, corveeën en opruimen.
Groep 1B Aankomend dakdekker
Een werknemer die niet zelfstandig kan werken en onder toezicht van de eerste dakdekker zijn werkzaamheden verricht.
Groep 2 Dakdekker
Een werknemer, die eenvoudige werkzaamheden zelfstandig kan verrichten, doch niet de bekwaamheid bezit van de eerste dakdekker. Met ingang van 1 augustus 2013 geldt dat een werknemer die het diploma van de vak- opleiding heeft behaald, uiterlijk wordt ingedeeld in deze groep zodra hij de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt.
Groep 3 Eerste dakdekker en chauffeur
a. Een werknemer die het vak beheerst doch nog niet als voorman geschikt is.
b. Chauffeur. Een werknemer wiens arbeidstijd als regel in beslag wordt genomen door het vervoer van materialen in opdracht van zijn werk- gever. Hij helpt bij het laden en lossen en draagt zorg dat dusdanig geladen wordt, dat verlies dan wel beschadiging van materiaal zoveel mo- gelijk wordt voorkomen en dat het verkeer niet in gevaar wordt gebracht. Hij controleert of de geladen dan wel geloste goederen in overeenstem- ming zijn met de hem verstrekte staten en laat voor ontvangst tekenen.
Indien gedurende enige tijd geen chauffeurswerkzaamheden voorhanden zijn, kan hij worden verplicht andere hem passende werkzaamheden in de onderneming te verrichten. Deze arbeid zal geen wijziging brengen in de voor hem geldende loonbepalingen.
In bijzondere gevallen dan wel indien vervoer van de werknemers dit noodzakelijk maakt, is hij gehouden langer te werken dan is gesteld in artikel 8 van deze CAO; een en ander in het raam van het Rijtijdenbesluit.
Groep 4 Voorman-dakdekker B
Een werknemer die bij alle voorkomende werkzaamheden bekwaam is leiding te geven aan een ploeg dakdekkers en op elk gebied van het vak allround is.
De voorman-dakdekker B is tevens belast met het toezicht op de veiligheid op het werk en op het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 14 lid 4 van de CAO, door de dakdekkers die onder zijn leiding staan.
Groep 5 Voorman-dakdekker A
De voorman-dakdekker B, die als regel leiding geeft aan 5 of meer personen. De voorman-dakdekker A is tevens belast met het toezicht op de veiligheid op het werk en op het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 14 lid 4 van de CAO, door de dakdekkers die onder zijn leiding staan.
BIJLAGE II LOONREGELINGEN
Als bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
Artikel 1 Loonregeling
1. De garantieweeklonen en garantie-uurlonen bedragen (in Euro):
Garantielonen voor volwassenen
FUNCTIEGROEP | WEEKLOON | UURLOON | ||||
Per | Per | Per | Per | Per | Per | |
01-01- | 01-06- | 01-09- | 01-01- | 01-06- | 01-09- | |
2018 | 2018 | 2018 | 2018 | 2018 | 2018 | |
1A en 1B | 510,40 | 524,44 | 527,06 | 12,76 | 13,11 | 13,18 |
2 | 540,00 | 554,85 | 557,62 | 13,50 | 13,87 | 13,94 |
3 | 570,40 | 586,09 | 589,02 | 14,26 | 14,65 | 14,73 |
4 | 601,20 | 617,73 | 620,82 | 15,03 | 15,44 | 15,52 |
5 | 631,60 | 648,97 | 652,21 | 15,79 | 16,22 | 16,31 |
Garantielonen voor jeugdigen met diploma vakopleiding
LEEFTIJD | WEEKLOON | UURLOON | ||||
Per 01-01- 2018 | Per 01-06- 2018 | Per 01-09- 2018 | Per 01-01- 2018 | Per 01-06- 2018 | Per 01-09- 2018 | |
17 jaar | 256,80 | 263,86 | 265,18 | 6,42 | 6,60 | 6,63 |
18 jaar | 296,40 | 304,55 | 306,07 | 7,41 | 7,61 | 7,65 |
19 jaar | 340,40 | 349,76 | 351,51 | 8,51 | 8,74 | 8,79 |
20 jaar | 435,60 | 447,58 | 449,82 | 10,89 | 11,19 | 11,25 |
21 jaar | conform functiegroep 1B* als bedoeld in bijlage I | conform functiegroep 1B* als bedoeld in bijlage I | ||||
22 jaar | conform functiegroep 1B* of 2 als bedoeld in bijlage I | conform functiegroep 1B* of 2 als bedoeld in bijlage I |
* Een werknemer die het diploma van de vakopleiding heeft behaald, wordt ingedeeld in deze groep zodra hij de leeftijd van 21 jaar heeft be- reikt of, indien hij bedoeld diploma op een latere datum behaalt, met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op deze latere datum. Een werknemer die over bedoeld diploma beschikt, kan maximaal één jaar onder deze groep ressorteren.
Garantielonen voor jeugdigen zonder diploma vakopleiding
LEEFTIJD | WEEKLOON | UURLOON | ||||
Per 01-01- 2018 | Per 01-06- 2018 | Per 01-09- 2018 | Per 01-01- 2018 | Per 01-06- 2018 | Per 01-09- 2018 | |
16 jaar | 217,60 | 223,58 | 224,70 | 5,44 | 5,59 | 5,62 |
17 jaar | 242,00 | 248,66 | 249,90 | 6,05 | 6,22 | 6,25 |
18 jaar | 270,00 | 277,43 | 278,81 | 6,75 | 6,94 | 6,97 |
19 jaar | 302,40 | 310,72 | 312,27 | 7,56 | 7,77 | 7,81 |
20 jaar | 400,00 | 411,00 | 413,06 | 10,00 | 10,28 | 10,33 |
21 jaar | 450,40 | 462,79 | 465,10 | 11,26 | 11,57 | 11,63 |
Garantielonen voor nieuwe instromers (zonder ervaring in de sector), per 1 januari 2018
LEEFTIJD | 1E HALFJAAR | 2E HALFJAAR | ||
Weekloon | Uurloon | Weekloon | Uurloon | |
16 jaar | 148,80 | 3,72 | 171,60 | 4,29 |
17 jaar | 168,40 | 4,21 | 193,20 | 4,83 |
18 jaar | 197,20 | 4,93 | 221,60 | 5,54 |
19 jaar | 226,00 | 5,65 | 251,60 | 6,29 |
20 jaar | 291,20 | 7,28 | 327,60 | 8,19 |
21 jaar | 344,80 | 8,62 | 380,00 | 9,50 |
22 jaar en ouder | 400,80 | 10,02 | 437,20 | 10,93 |
Garantielonen voor nieuwe instromers (zonder ervaring in de sector), per 1 juni 2018
LEEFTIJD | 1E HALFJAAR | 2E HALFJAAR | ||
Weekloon | Uurloon | Weekloon | Uurloon | |
16 jaar | 150,00 | 3,75 | 174,80 | 4,37 |
17 jaar | 170,40 | 4,26 | 196,40 | 4,91 |
18 jaar | 199,20 | 4,98 | 225,20 | 5,63 |
19 jaar | 228,00 | 5,70 | 255,60 | 6,39 |
20 jaar | 294,00 | 7,35 | 333,20 | 8,33 |
21 jaar | 348,00 | 8,70 | 386,40 | 9,66 |
22 jaar en ouder | 404,00 | 10,10 | 444,40 | 11,11 |
Garantielonen voor nieuwe instromers (zonder ervaring in de sector), per 1 juli 2018
LEEFTIJD | 1E HALFJAAR | 2E HALFJAAR | ||
Weekloon | Uurloon | Weekloon | Uurloon | |
16 jaar | 151,20 | 3,78 | 175,60 | 4,39 |
17 jaar | 171,60 | 4,29 | 197,20 | 4,93 |
18 jaar | 200,40 | 5,01 | 226,40 | 5,66 |
19 jaar | 229,60 | 5,74 | 256,80 | 6,42 |
20 jaar | 296,00 | 7,40 | 334,40 | 8,36 |
21 jaar | 350,40 | 8,76 | 388,00 | 9,70 |
22 jaar en ouder | 407,20 | 10,18 | 446,40 | 11,16 |
Garantielonen voor nieuwe instromers (zonder ervaring in de sector), per 1 september 2018
LEEFTIJD | 1E HALFJAAR | 2E HALFJAAR | ||
Weekloon | Uurloon | Weekloon | Uurloon | |
16 jaar | 151,60 | 3,79 | 176,00 | 4,40 |
17 jaar | 171,60 | 4,29 | 198,00 | 4,95 |
18 jaar | 200,80 | 5,02 | 226,80 | 5,67 |
19 jaar | 230,00 | 5,75 | 257,60 | 6,44 |
20 jaar | 296,40 | 7,41 | 335,60 | 8,39 |
21 jaar | 350,80 | 8,77 | 389,20 | 9,73 |
22 jaar en ouder | 408,00 | 10,20 | 447,60 | 11,19 |
De bedragen van de garantielonen op basis van de inloopschaal worden als volgt samengesteld:
- gedurende het eerste halfjaar: het Wettelijk Minimumloon (WML), vermeerderd met 1/4 van het verschil tussen het Wettelijk Minimum- loon en het garantieloon van functiegroep 1.
- het Wettelijk Minimumloon, vermeerderd met 1/2 van het verschil tus- sen het Wettelijk Minimumloon en het garantieloon van functiegroep 1.
2. Het garantieloon voor jeugdige werknemers wordt in verband met de leeftijd verhoogd met ingang van de eerste volle loonweek na de verjaar- dag van de betrokkene.
3. De werkgever is bevoegd bepaalde jeugdige werknemers op grond van hun prestaties of bekwaamheid een garantieloon toe te kennen dat hoger is dan in de leden 1 en 2 van dit artikel is aangegeven. Een dergelijk hoger loon mag niet meer bedragen dan het garantieloon voor de eerstvolgende leeftijdsklasse van de groep, waarin de betrokken werknemer is ingedeeld.
4. CAO-partijen kunnen toestemming verlenen om aan jeugdige werk- nemers een hoger garantieloon - eventueel het garantieloon van de volwassen werknemer - te betalen.
Artikel 2 Individueel overeengekomen loon
Onder individueel overeengekomen loon wordt verstaan het garantieloon plus een persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag wordt in een per- centage van het garantieloon uitgedrukt. Het individueel overeengekomen loon kan niet worden verlaagd.
Artikel 3 Prestatiebeloning
Indien men werkt met een productiviteitsbevorderend beloningssysteem, dienen de maatstaven door de werkgever te worden vastgesteld in redelijk overleg met de ondernemingsraad of bij gebreke daarvan een representatief deel van de werknemers in de onderneming. De werkgever dient van de in- voering van vorenbedoeld beloningssysteem kennis te geven aan CAO-par- tijen. Indien niet wordt gewerkt met een dergelijk systeem, zal de werkgever aan de werknemer een percentage van het voor die werknemer gelden- de garantieloon als extra beloning uitbetalen, naar gelang de werknemer naar het oordeel van de werkgever op grond van zijn prestatie daarvoor in aanmerking komt.
Artikel 4 Algemene loonsverhogingen
1. De garantielonen worden gedurende de looptijd van deze CAO volgens de gebruikelijke systematiek op de volgende wijze verhoogd:
- per 1 juni 2018: 2,75%
- per 1 september 2018: 0,50%
De procentuele stijging van het consumentenprijsindexcijfer werknemer- slaag (CBS) is daarin begrepen.
2. Aanpassing van individueel overeengekomen lonen, welke hoger zijn dan het garantieloon vindt slechts plaats voor zover dit individueel overeengekomen loon niet hoger is dan 110% van het garantieloon.
3. De structurele loonsverhoging, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, geldt ook voor een deel van de UTA-werknemers.
De desbetreffende UTA-werknemers worden verdeeld in twee categorieën:
• UTA 1: lager ondersteunend personeel, zowel administratief (secreta- resse, financieel-administratief medewerker, telefoniste e.d.) als logistiek (magazijnbediende, terreinwerker e.d.)
Per 01-01-2018 | Per 01-06-2018 | Per 01-09-2018 | |
berekenings- grondslag: | € 1.467,24* | € 1.507,59* | € 1.515,13* |
• UTA 2: middelbaar en hoger kader, zowel administratief (boekhou- der e.d.), commercieel (verkoper e.d.), technisch (werkvoorbereider, calculator e.d.) als leidinggevend (uitvoerder e.d.)
Per 01-01-2018 | Per 01-06-2018 | Per 01-09-2018 | |
berekenings- grondslag: | € 2.096,05* | € 2.153,69* | € 2.164,46* |
Geschillen over de functiegroep waaronder een UTA-werknemer ressor- teert, kunnen met inachtneming van zijn of haar functiebenaming en feitelijke werkzaamheden, worden beslecht door CAO-partijen (op grond van artikel 42 van de CAO). De UTA-werknemer en de werkgever kunnen CAO-partijen hierover om een bindend advies vragen. Een verzoek hiertoe wordt uitslui- tend in behandeling genomen als de UTA-werknemer en de werkgever deze gezamenlijk indienen.
Per categorie UTA-werknemers wordt de loonsverhoging berekend over het contractloon tot maximaal 110 % van de berekeningsgrondslag. Het gaat dus maximaal over de volgende bedragen:
Per 01-01-2018 | Per 01-06-2018 | Per 01-09-2018 | |
UTA 1: | € 1.613,96* | € 1.658,35* | € 1.666,64* |
UTA 2: | € 2.305,66* | € 2.369,06* | € 2.380,91* |
Het voorgaande is niet van toepassing op:
• werknemers met een vast overeengekomen salaris van € 3.144,08,--* (per 01-06-2018: € 3.230,54,--, per 01-09-2018: € 3.246,69) of meer per maand; voor deze medewerkers geldt dat ook het salaris tot deze bedragen niet onderhevig is aan de afgesproken loonsverhoging;
• bedrijfsleiders die rechtstreeks aan de directie rapporteren.
* Op basis van een volledige werkweek (40 uur)
Artikel 5 Minder valide werknemers
De werkgever is bevoegd voor een werknemer, die als gevolg van zijn geestelijke en/of lichamelijke gesteldheid minder valide is, in overleg met de CAO-partijen als bedoeld in artikel 42 van deze CAO een afwijkend garantieloon vast te stellen.
Artikel 6 Toeslag voor sloopwerk
1. Indien een bestaande dakbedekking moet worden gesloopt, of indien bij het aanbrengen van een dakbedekking een isolatie van celglasplaten verwerkt moet worden, zal de werkgever een extra beloning toekennen in de vorm van een afzonderlijke toeslag.
Deze toeslag bedraagt per 1 januari 2018 € 0,41 per uur voor de tijd die daadwerkelijk aan bewerking wordt besteed.
2. De in het eerste lid genoemde toeslag zal aangepast worden aan de hand van het percentage waarmee de garantielonen verhoogd worden.
Artikel 7 Diplomatoeslag
Voor chauffeurs, die in het bezit zijn van het CCV-B diploma Beroeps- en Eigen Goederenvervoer, zal het in artikel 1 genoemd garantieloon worden verhoogd met 5%.
Artikel 8 Premie schadevrij rijden
1. Aan chauffeurs, die in dienst van een werkgever een geheel kwartaal schadevrij hebben gereden, wordt een premie toegekend.
Onder schadevrij wordt verstaan, dat geen schaden zijn veroorzaakt door schuld of nalatigheid van de chauffeur.
2 De hoogte van de premie is als volgt bepaald:
a. Na afloop van het eerste schadevrij kalenderkwartaal bedraagt de premie over dat kwartaal € 12,42.
b. Voor ieder direct aansluitend kalenderkwartaal dat schadevrij wordt gereden, wordt de premie verhoogd met € 1,93 tot een maximum premie van € 19,80 per kwartaal.
Zodra men over een bepaald kwartaal geen premie heeft genoten zal over het eerstvolgende kalenderkwartaal wederom € 12,42 worden uitbetaald.
c. Nadat 12 aaneengesloten kwartalen schadevrij is gereden, wordt een extra bonus van € 25,18 toegekend.
Na elke hierop volgende vier aaneengesloten kwartalen schadevrij rijden zal wederom een extra bonus van € 25,18 worden toegekend.
Bijlage artikel 8: overzicht premie schadevrij rijden
PREMIE SCHADEVRIJ RIJDEN | |
na afloop van het eerste schadevrije jaar | € 12,42 |
verhoging ieder aansluitend kwartaal | € 1,96 |
met een maximum van | € 19,80 |
geen premie genoten eerstvolgende kwartaal | € 12,42 |
na 12 aaneengesloten kwartalen | € 25,18 |
na elk van de volgende vier kwartalen | € 25,18 |
BIJLAGE III AFSPRAKEN VAN ALGEMENE STREKKING
Quick scan
Sociale partners willen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de werk- nemers op een gezonde manier de AOW-leeftijd te laten halen. Daar wordt een onafhankelijk bureau bij betrokken. Insteek van het onderzoek is haal- baarheid, betaalbaarheid en toekomstbestendigheid (voor jong en oud) van een mogelijke regeling. De uitkomst van dit onderzoek is niet bindend maar adviserend en het heeft als doel duurzame inzetbaarheid te bevorderen.
Partijen hebben afgesproken om daartoe op de kortst mogelijke termijn een quick scan te laten uitvoeren, waarvan het resultaat gedurende de looptijd van deze CAO dient te worden opgeleverd.
Flexregeling
Evaluatie van de flexregeling als bedoeld in artikel 8F van deze CAO vindt plaats na afloop van de regeling.
BIJLAGE IV MODEL VOOR EEN ARBEIDSREGLEMENT
MODEL VOOR EEN ARBEIDSREGLEMENT
als bedoeld in artikel 39 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
Artikel 1 Algemene bepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Werkgever:
iedere werkgever in het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf in de zin van artikel 1, lid a van de CAO.
Werknemer:
hetzij: iedere werknemer in dienst van de werkgever op wie de CAO van toepassing is.
hetzij: iedere mannelijke of vrouwelijke werknemer, wiens/wier loon per week wordt uitbetaald.
Bedrijf:
alle objecten waarop de werknemers werkzaam zijn, wier functies zijn opge- nomen in de bij de CAO behorende functielijst.
CAO:
de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.
Artikel 2 Aanneming
Een werknemer wordt niet als zodanig aangenomen voordat hij een arbeids- overeenkomst heeft getekend en aan de werkgever ter hand gesteld, in wel- ke overeenkomst onder meer is gesteld, dat de werknemer een volledig ex- emplaar van de voor hem geldende CAO alsmede van dit arbeidsreglement heeft ontvangen, dat hij van de daarin opgenomen bepalingen goede nota heeft genomen en dat hij zich met de inhoud van die bepalingen zonder enig voorbehoud verenigt.
Artikel 3 Mededelingen aan de werknemers
Voor de werknemers bestemde mededelingen worden per circulaire bekend gemaakt. Deze circulaire bereikt de werknemer per post ofbij de salaris- strook.
Door de werkgever zijn zodanig maatregelen getroffen, dat iedere belanghebben- de in het bezit van een circulaire komt, zodat een beroep op de onbekendheid met de inhoud daarvan niet kan worden aanvaard, tenzij de werknemer kan aantonen dat deze onbekendheid hem redelijkerwijze niet kan worden aangerekend.
Artikel 4 Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is verplicht zich naar dit reglement, naar de CAO en naar de op grond van de CAO aangegane overeenkomst en afspraken alsme- de naar de door de werkgever gegeven instructies te gedragen. Hij dient bij het verrichten van zijn werkzaamheden steeds de grootst mogelijke zorgvuldigheid en voorzichtigheid te betrachten, met volledige inacht- neming van datgene, wat in artikel 4 van de CAO daaromtrent is bepaald.
2. De werknemer is verplicht de door de werkgever ter beschikking gestel- de persoonlijke en/of collectieve beschermingsmiddelen te gebruiken. Onder persoonlijke en/of collectieve beschermingsmiddelen worden o.a. verstaan:
- oordoppen;
- een gezichtsmasker casu quo stofkap;
- veiligheidsschoenen;
- werkhandschoenen;
- hekwerk;
- dakrandbeveiliging.
3. De werknemer dient zich in het bedrijf, waar hij werkzaam is, behoorlijk en correct te gedragen tegenover werkgever, opdrachtgever, architect en hun gemachtigden.
4. Bij overtreding van de verplichting tot geheimhouding, bedoeld in artikel 4 lid 8 van de CAO is de werkgever gerechtigd om - onverminderd de straf bij de wet op schending van geheimen gesteld (artikel 273 Wetboek van Xxxxxxxxxx) - schadevergoeding van betrokken werknemer te vorderen, tenzij hij er de voorkeur aan mocht geven tot toepassing van het in artikel 16 van dit reglement bepaalde over te gaan.
Artikel 5 Arbeidstijd
De arbeidstijden en de rusttijden evenals de reistijd worden door de werk- gever vastgesteld met inachtneming van het in de CAO gestelde. Ze worden per circulaire bekend gemaakt. De werknemer moet zich bij de aanvang van de arbeidstijd bevinden op de plaats waar hij zijn werk moet verrichten en dan xxxxxxxx met het werk aanvangen. De werknemer mag zijn werkzaam- heden niet vóór het einde van de arbeidstijd beëindigen.
Vóór het begin en na het einde van de vastgestelde arbeidstijd mag slechts worden gewerkt indien en voor zover de werkgever daartoe opdracht heeft gegeven dan wel toestemming heeft verleend.
De werknemer mag noch voor, noch tijdens, noch na de arbeidstijd in het bedrijf arbeid voor zichzelf of voor derden verrichten, tenzij hem daartoe door of namens de werkgever opdracht is verstrekt dan wel toestemming is verleend.
De werknemer mag zich gedurende de arbeidstijd slechts uit het bedrijf waar hij werkzaam is verwijderen, wanneer hem daartoe door of namens de werkgever toestemming is verleend.
Artikel 6 Loonbetaling
Het loon moet hetzij door de werkgever hetzij door iemand, aan wie hij een schriftelijke machtiging heeft verstrekt, als regel bij de werkgever of diens gemachtigde worden afgehaald. De uitbetaling aan een gemachtigde zal te allen tijde door de werkgever kunnen worden geweigerd zonder opgave van redenen. In die gevallen, waarin het loon door de werknemer niet bij de werkgever of diens gemachtigde kan worden afgehaald, ontvangt de werknemer het loon via een door de werkgever aan te wijzen tussenpersoon.
De loonbetaling geschiedt op .. dag. Bij elke loonbetaling wordt aan de werknemer een specificatie van de wijze van vaststelling van het bruto- en nettoloon gegeven.
Van het loon kunnen alle bij overheidsmaatregelen voorgeschreven bijdra- gen of aftrek en de op grond van dit reglement, van de CAO of van de op grond van dit reglement, van de CAO of van de op grond van de CAO aange- gane overeenkomsten of afspraken verschuldigde bijdragen of aftrek worden ingehouden.
Indien het ontvangen loonbedrag niet in overeenstemming mocht zijn met het op de specificatie aangegeven nettobedrag moet daarvan terstond bij de uitbetaling kennis worden gegeven. Eventuele bezwaren tegen de loonbere- kening moeten zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van de werkgever worden gebracht, onder overlegging van de desbetreffende specificatie.
Artikel 7 Burgerlijke stand
Een werknemer, die gezinshoofd is, moet van een geboorte of sterfgeval in zijn gezin, evenals van elke andere gebeurtenis, waarvan de bekendheid daarmede voor de werkgever van belang kan zijn in verband met de wettelij- ke bepalingen betreffende de belastingheffing en de sociale verzekeringen, zo spoedig mogelijk aan de werkgever kennis geven onder mededeling van de datum waarop de bewuste gebeurtenis heeft plaatsgevonden en onder overlegging van de door de werkgever verlangde bewijsstukken.
Een werknemer die in het huwelijk treedt, moet daarvan uiterlijk de twee- de dag na de huwelijkssluiting mededeling doen aan de werkgever onder mededeling van de datum van het huwelijk.
In geval van echtscheiding van de werknemer moet deze laatste daarvan aan de werkgever mededeling doen uiterlijk twee dagen na de inschrijving van het echtscheidingsvonnis in de registers van de Burgerlijke stand.
Een werknemer, die van adres verandert, moet dit onmiddellijk na de verhuizing aan de werkgever opgeven.
Artikel 8 Ziekte
In geval van ziekte van de werknemer is de werknemer verplicht hiervan onmiddellijk - dan wel indien de ziekte intreedt tussen de arbeidstijden of de werkdagen in, voor aanvang van de eerste voor hem geldende arbeidstijd volgend op het begin van zijn ziekte - aan de werkgever kennis te geven. De werknemer is verplicht zich gedurende zijn ziekte te gedragen naar de voorschriften en de bepalingen van de Ziektewet, van het uitvoerende orgaan van de Ziektewet en van het Ziekenfondsbesluit.
De werknemer is verplicht aan een door de werkgever of door de betrokken bedrijfsvereniging aangewezen controlerend arts dan wel lekencontroleur de door hem (hen) gevraagde inlichtingen te verstrekken en desgevraagd toegang tot zijn woning te verlenen.
Artikel 9 Ongeval
Onverminderd de in artikel 8 opgenomen bepalingen is de werknemer verplicht zijn werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van elk letsel of ongeval - hoe gering ook - dat hem in verband met de uitoefening van zijn arbeid overkomt. De werknemer moet zich met elke verwonding onmiddel- lijk vervoegen bij zijn directe chef en de door deze gegeven aanwijzingen nauwkeurig opvolgen.
Artikel 10 Medisch onderzoek
De werknemer is gehouden om zich, telkens wanneer de werkgever dat ver- langt, te onderwerpen aan een medisch onderzoek casu quo een periodieke keuring door een door de werkgever aan te wijzen arts. Bij weigering om zich aan een onderzoek casu quo periodieke keuring, als in de vorige alinea van dit artikel bedoeld, te onderwerpen, kan de werknemer met onmiddellijke ingang worden ontslagen.
Artikel 11 Aansprakelijkheid voor schade
De werknemer is - zoals ook in het Burgerlijk Wetboek is bepaald - aanspra- kelijk voor alle schade, waardevermindering, zoekraken of verlies door zijn opzet, schuld of nalatigheid veroorzaakt aan - respectievelijk met betrekking tot - een zaak of zaken, die het eigendom van de werkgever zijn of door derden aan de werkgever zijn toevertrouwd.
In dergelijke gevallen kan de werkgever een schadevergoeding eisen, die door hem voor ieder geval naar billijkheid wordt vastgesteld en op het loon kan worden ingehouden.
De werkgever kan echter, indien hij daaraan in een bepaald geval de voor- keur mocht geven, in plaats van tot het eisen van een schadevergoeding overgaan tot het treffen van een boete krachtens artikel 16 van dit reglement.
Artikel 12 Onwerkbaar weer
Onder alle weersomstandigheden dient de werknemer steeds naar zijn werk te gaan, tenzij door de werkgever anders wordt beslist.
Indien ten gevolge van de weersomstandigheden het werk niet kan worden aangevangen dan wel niet langer kan worden voortgezet is de werknemer verplicht zich onmiddellijk met de opzichter - en bij diens afwezigheid met de werkgever in verbinding te stellen teneinde instructies te ontvangen.
Artikel 13 Einde van de werkweek
De werknemer is gehouden zijn werkkleding en het hem verstrekte gereedschap mee naar huis te nemen aan het einde van de werkweek en bij onderbreking van de werkzaamheden, zulks teneinde moeilijkheden bij overplaatsing naar een ander werk te voorkomen.
Moet hij na een overplaatsing één en ander nog ophalen, dan kan dit slechts geschieden op eigen kosten en buiten arbeidstijd.
Artikel 14 Telefoongesprekken
Van de telefoon mag slechts gebruik worden gemaakt in spoedeisende ge- vallen, het werk betreffende. De gemaakte kosten zullen door de werkgever worden vergoed. In alle andere gevallen worden de kosten niet vergoed. (Mededelingen van persoonlijke aard, zoals aanvragen voor snipper- dagen, loonklachten enzovoorts dienen schriftelijk of mondeling te worden afgedaan; ook ziekte- en ongevalsmeldingen komen voor rekening van de werknemer zelf.).
Artikel 15 Bedrijfskleding
Hetzij:
De werknemer is verplicht om tijdens het werk de door de werkgever voor- geschreven bedrijfskleding te dragen.
De werknemer moet bij het begin van de week met goed gereinigde en goed onderhouden bedrijfskleding op het werk verschijnen.
De werkgever behoudt zich het recht voor om werknemers, die dit voor- schrift niet opvolgen, de toegang tot het werk te ontzeggen totdat zij aan de gestelde eisen hebben voldaan.
De bedrijfskleding wordt ter beschikking gesteld door en blijft eigendom van de werkgever. De uitgifte geschiedt volgens door de werkgever nader vast te stellen regels. Bij vertrek of beëindiging van het dienstverband en in het geval dat de verstrekte bedrijfskleding niet langer benodigd is moet de werknemer deze bij de werkgever inleveren.
De werknemer is verplicht voor de aan hem door de werkgever verstrekte bedrijfskleding de grootste zorg in acht te nemen.
Bij aan zijn schuld, onachtzaamheid of opzet te wijten beschadiging van deze kleding kan de werkgever te zijner keuze vergoeding van de daardoor ontstane schade - welke vergoeding door hem naar billijkheid zal worden vastgesteld en op het loon kan worden ingehouden - eisen, dan wel een boete opleggen krachtens artikel 16 van dit reglement.
Hetzij:
De werknemer is verplicht om tijdens het werk bedrijfskleding te dragen van door de werkgever voorgeschreven aard. Hij dient bij het begin van de week met goed gereinigde en goed onderhouden bedrijfskleding op het werk te verschijnen.
De werkgever behoudt zich het recht voor om werknemers, die dit voor- schrift niet opvolgen, de toegang tot het werk te ontzeggen totdat zij aan de gestelde eisen hebben voldaan.
De werknemers zullen .. maal per jaar in de gelegenheid worden gesteld deze bedrijfskleding tegen een door de werkgever vastgestelde vergoe- ding - welke niet meer zal bedragen dan €….. (eventueel: de helft van de inkoopprijs) - bij de werkgever te betrekken. De uit dezen hoofde door de werknemer verschuldigde vergoeding zal in gedeelten op het loon worden ingehouden.
Bij aan schuld, onachtzaamheid of opzet van de werknemer te wijten beschadiging, verwaarlozing of zoekraken van deze kleding voordat volledige afbetaling heeft plaatsgevonden, heeft de werkgever het recht het nog niet betaalde gedeelte van de aanschaffingsprijs direct in zijn geheel op te eisen, terwijl voorts tot het aanschaffen van nieuwe werkkleding door de werkgever niet eerder gelegenheid zal worden geboden dan op het tijdstip, waarop dat bij normaal gebruik zou zijn geschied.
Artikel 16 Boeten
In de hierna volgende gevallen kan de werkgever een boete opleggen ter hoogte van het bij elk vermelde bedrag. Een opgelegde boete zal niet hoger mogen zijn dan het bedrag van één dag loon van de betrokken werknemer. Indien aan werknemer binnen één week meer boeten worden opgelegd, zal het totale bedrag niet hoger mogen zijn dan het bedrag van één dag loon van de betrokken werknemer.
De boeten worden gestort in ...
Artikel 17 Schorsing
In alle gevallen, genoemd in de artikelen .. en .. van dit reglement en in geval van herhaling van een der overtredingen, genoemd in de artikelen 16 en .. van dit reglement, kan de werkgever aan de werknemer de toegang tot het werk ontzeggen zonder behoud van loon voor een termijn van ten hoogste ... dagen.
Artikel 18 Ontslag met onmiddellijke ingang
De werknemer, die onjuiste, onvolledige of valse mededelingen verstrekt aan de werkgever (in het bijzonder bij aanneming), die zich misdraagt tegen de goede zeden, die zich schuldig maakt aan dienstweigering, dronkenschap, bedrog, diefstal, vernieling of beschadiging van het eigendom van de werk- gever of van derden, wangedrag, ordeverstoring of overtredingen als bedoeld in artikel 7: 678 BW, dan wel aan overtreding van het bepaalde in de artikelen
.. en ... van dit reglement, kan met onmiddellijke ingang worden ontslagen.
Artikel 19 Ontslagname zonder inachtneming van de opzegtermijn
De werknemer, die de overeenkomst zonder inachtneming van de opzegte- rmijn verbreekt, is aan de werkgever een schadeloosstelling verschuldigd, gelijk aan het bedrag van het loon over de tijd dat de dienstbetrekking bij re- gelmatige beëindiging nog voort zou hebben moeten duren, tenzij de werk- gever er voorkeur aan geeft de in artikel 7: 677 BW genoemde schadever- goeding te vorderen dan wel een vordering ex artikel 7: 682 BW in te stellen.
Artikel 20 Uitreiking reglement
Door de werkgever wordt aan de werknemer een exemplaar van dit regle- ment uitgereikt. Door de werknemer wordt een tweede exemplaar van dit reglement getekend als bewijs van het feit, dat hij zich met de inhoud ervan verenigt. Dit laatste exemplaar wordt door de werkgever bewaard.
BIJLAGE V WETTEKSTEN
Hierna treft u wetteksten aan. De teksten geven de stand weer per 3 mei 2018 (bron: xxx.xxxxxx-xxxxxxxx.xx). Aan de opgenomen teksten kunnen geen rechten worden ontleend.
Burgerlijk Wetboek Boek 6, Verbintenissenrecht Titel 3. Onrechtmatige daad
AFDELING 2. Aansprakelijkheid voor personen en zaken
Artikel 170
1. Voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een on- dergeschikte, is degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.
2. Stond de ondergeschikte in dienst van een natuurlijke persoon en was hij niet werkzaam voor een beroep of bedrijf van deze persoon, dan is deze slechts aansprakelijk, indien de ondergeschikte bij het begaan van de fout handelde ter vervulling van de hem opgedragen taak.
3. Zijn de ondergeschikte en degene in wiens dienst hij stond, beiden voor de schade aansprakelijk, dan behoeft de ondergeschikte in hun onderlinge verhouding niet in de schadevergoeding bij te dragen, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval, mede gelet op de aard van hun verhouding, kan anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald.
Burgerlijk Wetboek Boek 7, Bijzondere overeenkomsten Titel 10. Arbeidsovereenkomst
AFDELING 1. Algemene bepalingen
Artikel 610
1. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
2. Indien een overeenkomst zowel aan de omschrijving van lid 1 voldoet
als aan die van een andere door de wet geregelde bijzondere soort van overeenkomst, zijn de bepalingen van deze titel en de voor de andere soort van overeenkomst gegeven bepalingen naast elkaar van toepas- sing. In geval van strijd zijn de bepalingen van deze titel van toepassing.
AFDELING 2. Loon
Artikel 628
1. De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
2. Indien de werknemer krachtens enige wettelijk voorgeschreven verze- kering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deel- neming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
3. Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
4. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet-verrichten van de arbeid heeft bespaard.
5. Van lid 1 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daartoe be- voegd bestuursorgaan ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 voor ten hoogste in totaal zes maanden worden overeengekomen.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode, bedoeld in lid 5, voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies worden verlengd, mits de aan die functies verbonden werkzaamheden incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang hebben.
8. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan op verzoek van de Stichting van de Arbeid worden bepaald dat op bepaalde bedrijfstakken, of onderdelen daarvan, lid 5, 6 of 7 niet van toepassing is.
9. Elk beding dat ten nadele van de werknemer afwijkt van dit artikel is nietig.
Artikel 629
1. Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrek- king tot een loontijdvak van een dag, behoudt de werknemer voor een
tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft ver- richt omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was.
2. In afwijking van lid 1 geldt het in dat lid bedoelde recht voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die:
a. doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishou- den van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat; of
b. de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in onderdeel b bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in dit lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.
3. De werknemer heeft het in lid 1 bedoelde recht niet:
a. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;
b. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
c. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zon- der deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen der- de, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;
d. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aan- gewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 te verrichten;
e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3;
f. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later indient dan in dat artikel is voorgeschreven.
4. In afwijking van lid 1 heeft de vrouwelijke werknemer het in dat lid bedoelde recht niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of
bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg.
5. Het loon wordt verminderd met het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt, voorzover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten. Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
6. De werkgever is bevoegd de betaling van het in het lid 1 bedoelde loon op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.
7. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon ge- heel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen.
8. Artikel 628 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.
9. Van dit artikel kan ten nadele van de werknemer slechts in zoverre worden afgeweken dat bedongen kan worden dat de werknemer voor de eerste twee dagen van het in lid 1 of lid 2 bedoelde tijdvak geen recht op loon heeft.
10. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 9 worden perioden, waarin de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is geweest zijn arbeid te verrich- ten, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt geno- ten als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
11. Het tijdvak van 104 weken, bedoeld in lid 1, wordt verlengd:
a. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen la- ter wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;
b. met de duur van het verlengde tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld en met de duur van het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, eerste zin, van die wet;
c. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; en
d. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
12. Indien de werknemer passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 verricht, blijft de arbeidsovereenkomst onverkort in stand.
13. Voor de toepassing van lid 2, aanhef en onderdeel a, wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
Artikel 629a
1. De rechter wijst een vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 af, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskun- dige, benoemd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten respectievelijk diens nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a.
2. Lid 1 geldt niet indien de verhindering respectievelijk de nakoming niet wordt betwist of het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
3. De deskundige, die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht zijn onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.
4. De deskundige die de hoedanigheid van arts bezit, kan de voor zijn onderzoek van belang zijnde inlichtingen over de werknemer inwinnen bij de behandelende arts of de behandelend artsen. Zij verstrekken de gevraagde inlichtingen voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van de werknemer niet onevenredig wordt geschaad.
5. De rechter kan op verzoek van een der partijen of ambtshalve bevelen dat de deskundige zijn verklaring nader schriftelijk of mondeling toelicht of aanvult.
6. De werknemer wordt ter zake van een vordering als bedoeld in het eerste lid slechts in de kosten van de werkgever als bedoeld in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering veroordeeld in ge- val van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden bepaald dat de in het eer- ste lid bedoelde deskundige door een ander dan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt aangewezen.
AFDELING 3. Vakantie en verlof Artikel 634
1. De werknemer verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, van ten minste een overeenkomstige tijd.
2. De werknemer die over een deel van een jaar recht op loon heeft gehad, verwerft over dat deel aanspraak op vakantie die een evenredig gedeelte bedraagt van datgene waarop hij recht zou hebben gehad als hij gedurende het gehele jaar recht had op loon over de volledige overeen- gekomen arbeidsduur.
3. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan ten aanzien van werknemers wier arbeidsovereenkomst eindigt nadat deze ten minste een maand heeft geduurd, van lid 2 worden afgeweken in dier voege dat de aanspraak op vakantie wordt berekend over tijdvakken van een maand.
Artikel 635
1. In afwijking van artikel 634 verwerft de werknemer aanspraak op vakan- tie over het tijdvak, gedurende hetwelk hij geen recht heeft op in geld vastgesteld loon, omdat:
a. hij, anders dan voor oefening en opleiding, als dienstplichtige is opge- roepen ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst;
b. hij vakantie als bedoeld in artikel 641 lid 3 geniet;
c. hij, met toestemming van de werkgever, deelneemt aan een bijeen- komst die wordt georganiseerd door een vakvereniging waarvan hij lid is;
d. hij, anders dan ten gevolge van de omstandigheden, bedoeld in de leden 2en 3, tegen zijn wil niet in staat is om de overeengekomen arbeid te verrichten;
e. hij verlof als bedoeld in artikel 643 geniet;
f. hij verlof als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg geniet.
2. In afwijking van artikel 634 verwerft de vrouwelijke werknemer die wegens zwangerschap of bevalling niet gedurende een geheel jaar aan- spraak op loon verwerft, over de volledige overeengekomen arbeidsduur aanspraak op vakantie over het tijdvak dat zij recht heeft op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg.
3. In afwijking van artikel 634 verwerft de werknemer die wegens adoptie- verlof of verlof voor het opnemen van een pleegkind niet gedurende een
geheel jaar aanspraak op loon verwerft, over de volledige overeenge- komen arbeidsduur aanspraak op vakantie over het tijdvak dat hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg.
4. De jeugdige werknemer verwerft aanspraak op vakantie over de tijd die hij besteedt aan het volgen van het onderricht waartoe hij krachtens de wet door de werkgever in de gelegenheid moet worden gesteld.
5. Indien een aanspraak op vakantie is verworven die het in artikel 634 bedoelde minimum te boven gaat, kan voorzover die aanspraak dat mi- nimum te boven gaat, bij schriftelijke overeenkomst van de leden 1 tot en met 4 worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
Artikel 636
1. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer de overeengeko- men arbeid niet verricht wegens een van de redenen, bedoeld in artikel 635 leden 1 en 4 kunnen slechts indien in een voorkomend geval de werknemer ermee instemt worden aangemerkt als vakantie, met dien verstande dat de werknemer ten minste recht houdt op het in artikel 634 bedoelde minimum.
2. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer de overeen- gekomen arbeid niet verricht wegens een van de redenen, bedoeld in artikel 635, leden 2 en 3, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
Artikel 640a
De aanspraak op het minimum, bedoeld in artikel 634, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten gunste van de werknemer worden afgeweken van de termijn van zes maanden, bedoeld in de eerste zin.
Artikel 641
1. Een werknemer die bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak op vakantie heeft, heeft recht op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over een tijdvak overeenkomend met de aanspraak, tenzij artikel 639 lid 2 van toepassing is.
2. De werkgever is verplicht aan de werknemer een verklaring uit te reiken waaruit blijkt over welk tijdvak de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak op vakantie heeft.
3. Indien de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aangaat, heeft hij tegenover de nieuwe werkgever aanspraak op vakantie zonder behoud van loon gedurende het tijdvak waarover hij blijkens de in lid 2 bedoelde verklaring nog aanspraak op vakantie had.
4. Bij schriftelijke overeenkomst kan van lid 3 worden afgeweken, met dien verstande dat de werknemer ten minste recht houdt op het in artikel 634 bedoelde minimum.
Artikel 642
Onverminderd artikel 640a verjaart een rechtsvordering tot toekenning van vakantie door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 643
1. De werknemer kan verlangen dat de werkgever hem verlof zonder behoud van loon verleent voor het als lid bijwonen van vergaderingen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, van vertegenwoordigende organen van publiekrechtelijke lichamen die bij rechtstreekse verkiezing worden samengesteld, uitgezonderd echter de Tweede Kamer der Sta- ten-Generaal, alsmede van commissies uit deze organen. Deze bepaling vindt mede toepassing op de werknemer die deel uitmaakt van een met algemeen bestuur belast orgaan van een waterschap.
2. Indien daarover tussen de werkgever en de werknemer geen overeen- stemming bestaat, stelt de rechter op verzoek van de meest gerede par- tij vast in welke mate dit verlof behoort te worden verleend. De rechter beoordeelt in hoever, gezien het belang dat de werknemer aan de in lid 1 bedoelde vergaderingen kan deelnemen, in redelijkheid van de werk- gever kan worden gevergd dat de werknemer afwezig is. De beschikking van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.
3. De leden 1 en 2 vinden overeenkomstige toepassing op gedeputeerden, wethouders en leden van het dagelijks bestuur van een waterschap, wier functie niet als een volledige wordt bezoldigd. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, welke gedeputeerdenfuncties en wethou- dersfuncties voor de toepassing van dit artikel als volledig bezoldigd worden aangemerkt.
4 Dit artikel blijft buiten toepassing ten aanzien van die groepen werknemers voor wie uit hoofde van verlening van rijksvergoeding bij of krachtens de wet een andere regeling is vastgesteld.
AFDELING 5. Enkele bijzondere bedingen in de arbeidsovereenkomst Artikel 650
1. De werkgever kan slechts boete stellen op de overtreding van de voorschriften van de arbeidsovereenkomst, indien in de arbeidsovereen- komst de voorschriften op de overtreding waarvan boete is gesteld en het bedrag van de boete zijn vermeld.
2. De overeenkomst waarbij boete wordt bedongen, wordt schriftelijk aangegaan.
3. De overeenkomst waarbij boete is bedongen, vermeldt nauwkeurig de bestemming van de boete. Zij mogen noch onmiddellijk noch middellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene aan wie de werkgever de bevoegdheid heeft verleend om aan werk- nemers een boete op te leggen.
4. Iedere boete, in een overeenkomst bedongen, is op een bepaald bedrag gesteld, uitgedrukt in het geld waarin het loon in geld is vastgesteld.
5. Binnen een week mag aan de werknemer geen hoger bedrag aan geza- menlijke boetes worden opgelegd dan zijn in geld vastgesteld loon voor een halve dag.
Geen afzonderlijke boete mag hoger dan dit bedrag worden gesteld.
6. Elk beding in strijd met enige bepaling van dit artikel is nietig. Echter mag, doch alleen ten aanzien van werknemers wier in geld vastgesteld loon meer bedraagt dan het voor hen geldende minimumloon bij schrif- telijk aangegane overeenkomst van de bepalingen van de leden 3, 4 en 5 worden afgeweken. Is zulks geschied, dan zal de rechter steeds bevoegd zijn de boete op een kleinere som te bepalen, indien de opge- legde boete hem bovenmatig voorkomt.
7. Ondergaat het bedrag van het loon, genoemd in lid 6, wijziging, dan wordt de werking van bedingen waarbij van de leden 3, 4 en 5 is afgewe- ken, geschorst jegens de werknemer wiens in geld vastgesteld loon niet meer bedraagt dan het gewijzigd bedrag van het minimumloon.
8. Onder het stellen en bedingen van boete in de zin van dit artikel wordt begrepen het door de werkgever bedingen van boete als bedoeld in de artikelen 91 tot en met 94 van Boek 6.
AFDELING 6. Enkele bijzondere verplichtingen van de werkgever Artikel 658a
1. De werkgever bevordert ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf. Indien vast- staat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft op grond van artikel 629, artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever, tenzij de werknemer de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
2. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in lid 1, is de werk-
gever verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en aan- wijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is, opdat de werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
3. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in lid 1, stelt de werkgever in overeenstemming met de werknemer een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeids-
ongeschiktheidsverzekering en artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, tenzij de werknemer de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de werknemer regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
4. Onder passende arbeid als bedoeld in lid 1 en 2 wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
5. De werkgever en degene door wie de werkgever zich op grond van de artikelen 13, 14 en 14a van de Arbeidsomstandighedenwet laat bijstaan, verstrekken een re-integratiebedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gegevens voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de door de werkgever aan dit bedrijf opgedragen werkzaamheden, alsmede het burgerservicenummer van de persoon wiens inschakeling in de arbeid door dat re-integratie- bedrijf wordt bevorderd. Het re-integratiebedrijf verwerkt deze gegevens slechts voor zover dat noodzakelijk is voor deze werkzaamheden en ge- bruikt slechts met dat doel het burgerservicenummer bij die verwerking.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk met hem een arbeidsovereenkomst zijn aange- gaan, gedurende de periode dat de eigenrisicodrager aan die personen ziekengeld moet betalen.
Artikel 658b
1. De rechter wijst een vordering tot nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 658a lid 2, af, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het Uitvoeringsinstituut werknemersver- zekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoerings- organisatie werk en inkomen, omtrent de nakoming van die verplichting door de werkgever.
2. Lid 1 geldt niet indien de nakoming niet wordt betwist of het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
3. De deskundige, die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht zijn onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.
4. De deskundige die de hoedanigheid van arts bezit, kan de voor zijn onderzoek van belang zijnde inlichtingen over de werknemer inwinnen bij de behandelend arts of de behandelend artsen. Zij verstrekken de gevraagde inlichtingen voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van de werknemer niet onevenredig wordt geschaad.
5. De rechter kan op verzoek van een der partijen of ambtshalve bevelen dat de deskundige zijn verklaring nader schriftelijk of mondeling toelicht of aanvult.
6. De werknemer wordt ter zake van een vordering als bedoeld in het eerste lid slechts in de kosten van de werkgever, bedoeld in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden bepaald dat de in het eer- ste lid bedoelde deskundige door een ander dan het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet struc- tuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt aangewezen.
AFDELING 7. Enkele bijzondere verplichtingen van de werknemer Artikel 660a
1. De werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, is verplicht:
a. gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige getroffen maat- regelen als bedoeld in artikel 658a lid 2;
b. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3;
c. passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 te verrichten waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt.
2. Lid 1, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op de werkne- mer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
AFDELING 9. Einde van de arbeidsovereenkomst Artikel 667
1. Een arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst of bij de wet aangegeven.
2. Voorafgaande opzegging is in dat geval nodig:
a. indien zulks bij schriftelijk aangegane overeenkomst is bepaald;
b. indien volgens de wet of het gebruik opzegging behoort plaats te vinden en daarvan niet, waar zulks geoorloofd is, bij schriftelijk aangegane overeenkomst is afgeweken.
3. Een arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1 kan slechts tussentijds worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen.
4. Indien een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst, die anders dan door opzegging als bedoeld in artikel 671, lid 1, onderdelen a tot en met h, of artikel 40 van de Faillissementswet of door ontbin-
ding door de rechter is geëindigd, aansluitend of na een tussenpoos van ten hoogste zes maanden is opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is in afwijking van lid 1 voor de beëindiging van die opvolgende arbeidsovereenkomst opzegging nodig. De termijn van op- zegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit lid is niet van toepassing indien de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is ge- eindigd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer op grond van een daartoe strekkend beding.
5. Van arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd als bedoeld in lid 4 is eveneens sprake indien eenzelfde werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, rede- lijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.
6. Voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeids- overeenkomst is voorafgaande opzegging nodig.
7. Een beding, krachtens hetwelk de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wegens het in het huwelijk treden van de werknemer of wegens het aangaan van een geregistreerd partnerschap door de werknemer, is nietig.
8. Een beding, krachtens hetwelk de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wegens zwangerschap of bevalling van de werkneemster, is nietig.
Artikel 668
1. De werkgever informeert de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt:
a. over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst; en
b. bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij de arbeids- overeenkomst wil voortzetten.
2. Lid 1 is niet van toepassing, indien:
a. bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeen- gekomen dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op een kalender- datum is gesteld; of
b. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode korter dan zes maanden.
3. Indien de werkgever de verplichting, bedoeld in lid 1, aanhef en onder- deel a, in het geheel niet is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand. Indien de werkgever die verplichting niet tijdig is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd. De vergoe- ding is verschuldigd vanaf een maand na de dag waarop de verplichting op grond van lid 1 is ontstaan. De vergoeding is niet langer verschuldigd, indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard, aan hem sur- seance van betaling is verleend of op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.
4. De arbeidsovereenkomst wordt geacht voor dezelfde tijd, maar ten hoog- ste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden te zijn voortgezet, indien:
a. de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 1, na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 667, lid 1, wordt voortgezet en de werkgever de verplichting, bedoeld in lid 1, onderdeel a of b, niet is nagekomen; of
b. de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 667, lid 1, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet.
5. Lid 4, onderdeel b, geldt tevens wanneer in de gevallen waarin opzeg- ging nodig is, tijdige opzegging achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk zijn geregeld.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 3 wordt verstaan onder loon.
Artikel 668a
1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkom- sten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeids- overeenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
3. Lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor ten hoogste drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 24 maanden of langer.
4. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstand- koming van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld onder a of b van lid 1.
5. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode van 24 maanden, bedoeld in lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maan- den en kan het aantal van drie, bedoeld in lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes, indien:
a. het betreft een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690; of
b. uit die overeenkomst of regeling blijkt dat voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies of functiegroepen de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging of verhoging vereist.
6. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan van lid 2 worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
7. Bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daar- toe bevoegd bestuursorgaan kan ten nadele van de bestuurder van een rechtspersoon worden afgeweken van de periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a.
8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan dit artikel buiten toepassing worden verklaard voor bepaalde functies in een bedrijfstak indien Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële rege- ling deze functies heeft aangewezen, omdat het voor die functies in die bedrijfstak bestendig gebruik is en vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering en van die functies noodzakelijk is de arbeid uitsluitend te verrichten op grond van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, niet zijnde uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690. Bij die regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan het buiten toepassing verklaren, bedoeld in de eerste zin.
9. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen arbeids- overeenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.
10. Dit artikel is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aan- gegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
11. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.
12. De periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal, bedoeld in lid 1, onderdeel b, bedraagt ten hoogste zes, indien het betreft een arbeidsovereenkomst met een werk- nemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Voor de vaststelling of de in dit lid bedoel- de periode of het bedoelde aantal arbeidsovereenkomsten is overschre- den worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.
13. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kunnen de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies, die als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.
Artikel 669
1. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere pas- sende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Herplaatsing ligt in ieder geval niet in de rede indien sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in lid 3, onderdeel e.
2. Herplaatsing, bedoeld in lid 1, is niet vereist, indien de werknemer een geestelijk ambt bekleedt.
3. Onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan:
a. het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekom- stige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfs- economische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering;
b. ziekte of gebreken van de werknemer waardoor hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten, mits de periode, bedoeld in arti- kel 670, leden 1 en 11, is verstreken en aannemelijk is dat binnen 26 weken, of bij een werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, 6 weken, geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht;
c. het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van de werknemer met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen, mits het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid niet het gevolg is van
onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer en aannemelijk is dat binnen 26 weken, of bij een werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, 6 weken, geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht;
d. de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scho- ling van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer;
e. verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeids- overeenkomst te laten voortduren;
f. het weigeren van de werknemer de bedongen arbeid te verrichten wegens een ernstig gewetensbezwaar, mits aannemelijk is dat de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht;
g. een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te la- ten voortduren;
x. xxxxxx dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de ar- beidsovereenkomst te laten voortduren.
4. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst, die is ingegaan voor het bereiken van een tussen partijen overeengekomen leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst ein- digt, of, indien geen andere leeftijd is overeengekomen, de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd, even- eens opzeggen in verband met of na het bereiken van de tussen partijen overeengekomen leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, of, indien geen andere leeftijd is overeengekomen, de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.
5. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden:
a. nadere regels gesteld met betrekking tot een redelijke grond voor opzegging, de herplaatsing van de werknemer en de redelijke termijn, bedoeld in lid 1, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar categorieën van werknemers;
b. regels gesteld voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen, bedoeld in lid 3, onderdeel a.
6. De regels, bedoeld in lid 5, onderdeel b, zijn niet van toepassing indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, andere regels worden gesteld voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeids- plaatsen, bedoeld in lid 3, onderdeel a, en een onafhankelijke commissie als bedoeld in artikel 671a, lid 2, wordt aangewezen.
7. Dit artikel is niet van toepassing op een opzegging tijdens de proeftijd.
Artikel 670
1. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de on- geschiktheid:
a. ten minste twee jaren heeft geduurd, dan wel zes weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, of
b. een aanvang heeft genomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 671a door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzeke- ringen of door de commissie, bedoeld in artikel 671a, lid 2, is ontvangen.
Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in onderdeel a bedoelde leef- tijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in dat onderdeel genoemde termijn van zes weken, voor zover het totale tijdvak gedurende welke de werkgever niet kan opzeggen niet meer bedraagt dan twee jaren.
Voor de berekening van de termijn, bedoeld in onderdeel a, worden pe- rioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid ten gevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschapsverlof en perioden van ongeschiktheid tijdens het zwangerschaps- of bevallingsverlof, be- doeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, niet in aanmerking genomen. Voorts worden perioden van ongeschikt- heid tot het verrichten van arbeid, anders dan bedoeld in de vorige zin, samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
2. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met een werkneemster niet op- zeggen gedurende de zwangerschap. De werkgever kan ter staving van de zwangerschap een verklaring van een arts of van een verloskundige verlan- gen. Voorts kan de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werkneem- ster niet opzeggen gedurende de periode waarin zij bevallingsverlof als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, van de Wet arbeid en zorg geniet en na werkhervatting, gedurende het tijdvak van zes weken aansluitend op dat bevallingsverlof, dan wel aansluitend op een periode van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid die haar oorzaak vindt in de bevalling of de daar- aan voorafgaande zwangerschap en die aansluit op dat bevallingsverlof.
De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer voorts niet opzeggen gedurende de periode dat hij verlof geniet als bedoeld in artikel 3:1a, eerste of vierde lid, van de Wet arbeid en zorg.
3. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ver- hinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij als dienstplichtige is opgeroepen ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst.
4. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met de werk- nemer die lid is van:
a. 1°. een ondernemingsraad, een centrale ondernemingsraad, een groepsondernemingsraad, een vaste commissie van die raden of van een onderdeelcommissie van de ondernemingsraad, of van een personeelsvertegenwoordiging;
b. 2°. een bijzondere onderhandelingsgroep of een Europese onderne- mingsraad als bedoeld in de Wet op de Europese ondernemingsra- den, dan wel die krachtens die wet optreedt als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers;
c. 3°. een bijzondere onderhandelingsgroep, of een SE-ondernemings- raad of als werknemersvertegenwoordiger lid is van het toezichthou- dend of het bestuursorgaan van de SE als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen, dan wel die krachtens die wet optreedt als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers;
d. 4°. een bijzondere onderhandelingsgroep, of een SCE-onderne- mingsraad of als werknemersvertegenwoordiger lid is van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet rol werknemers bij Europese rechts- personen dan wel die krachtens hoofdstuk 2 van die wet optreedt als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers.
Indien de werkgever aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegen- woordiging een secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin op die secre- taris van overeenkomstige toepassing. Indien de werkgever aan de onder- nemingsraad een secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin van dit lid van overeenkomstige toepassing op die secretaris.
5. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het lid- maatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krach- tens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel wegens het verrichten van of deelnemen aan activiteiten ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht zonder toestemming van de werkgever.
6. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer die daar- voor verlof heeft, niet opzeggen wegens het bijwonen van vergaderingen als bedoeld in artikel 643. Hetzelfde geldt indien tussen partijen geen overeenstemming over het verlof bestaat zolang de rechter omtrent het verlof niet heeft beschikt.
7. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens de omstandigheid dat de werknemer zijn recht op verlof als bedoeld in artikel 3:1a, eerste of vierde lid, van de Wet arbeid en zorg, zijn recht op adoptieverlof of verlof voor het opnemen van een pleegkind als be- doeld in artikel 3:2 van de Wet arbeid en zorg, op kort- en langdurend zorgverlof als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg, dan wel zijn recht op ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg geldend maakt.
8. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de in zijn onderneming werkzame werknemer niet opzeggen wegens de in artikel 662, lid 2, onderdeel a, bedoelde overgang van die onderneming.
9. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens de omstandigheid dat de werknemer geen instemming verleent aan het werken op zondag als bedoeld in artikel 5:6, tweede lid, tweede zin of vierde lid, tweede zin, van de Arbeidstijdenwet.
10. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met een werknemer die:
a. geplaatst is op een kandidatenlijst voor een ondernemingsraad dan wel een personeelsvertegenwoordiging of korter dan twee jaar ge- leden lid is geweest van een ondernemingsraad, van een centrale ondernemingsraad, van een groepsondernemingsraad of van een commissie van die raden, van een personeelsvertegenwoordiging of van een bijzondere onderhandelingsgroep of een Europese onderne- mingsraad, een SE-ondernemingsraad of een SCE-ondernemings- raad als bedoeld in de Wet op de Europese ondernemingsraden respectievelijk de hoofdstukken 1 respectievelijk 2 van de Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen dan wel korter dan twee jaar geleden krachtens een van die wetten is opgetreden als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers;
b. lid is van een voorbereidingscommissie van een ondernemingsraad, van een centrale ondernemingsraad of van een groepsondernemingsraad;
c. als deskundige werknemer als bedoeld in artikel 13, leden 1 en 2, van de Arbeidsomstandighedenwet of als deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, lid 1, van die wet werkzaam is; of
d. als een functionaris voor de gegevensbescherming als bedoeld in artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens werkzaam is.
11. De termijn van twee jaren, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd:
a. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeids- vermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;
b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzeke- ring, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; en
c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
12. Voor de toepassing van lid 4 en lid 10 wordt tevens onder de SE-onder- nemingsraad verstaan: het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt in een SE die haar statutaire zetel heeft in een andere lidstaat, en dat is ingesteld krachtens de bepalingen in het nationale recht van die lidstaat ter omzetting van de richtlijn nr. 2001/86 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PbEG L 294).
13. Voor de toepassing van het vierde lid en lid 10 wordt tevens onder de SCE-ondernemingsraad verstaan: het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt in een SCE die haar statutaire zetel heeft in een ande- re lidstaat, en dat is ingesteld krachtens de bepalingen in het nationale recht van die lidstaat ter omzetting van de richtlijn nr. 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PbEG L 207).
14. Van lid 3 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereen- komst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuurs- orgaan.
Artikel 670a
1. Artikel 670, lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing, indien de werk- nemer zonder deugdelijke grond de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt.
2. Artikel 670, leden 1 tot en met 4 en lid 10, en daarmee naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift, zijn niet van toepassing, indien:
a. de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging;
b. het een opzegging gedurende de proeftijd betreft;
c. de opzegging geschiedt op grond van artikel 677, lid 1;
d. de opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamhe- den van de onderneming, met dien verstande dat de opzegging niet kan betreffen de werkneemster die zwangerschaps- of bevallings- verlof geniet als bedoeld in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg; of
e. de opzegging geschiedt op grond van artikel 669, lid 4, voor zover de opzegging geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben.
3. Indien de opzegging geschiedt op grond van artikel 669, lid 3, onder- deel a, anders dan wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, en de werknemer ten minste 26 weken werkzaam is geweest op de arbeidsplaats die vervalt:
a. is artikel 670, lid 2, niet van toepassing, indien de werkzaamheden van het onderdeel van de onderneming waarin de werknemer uit- sluitend of in hoofdzaak werkzaam is, worden beëindigd, met dien verstande dat de opzegging niet kan betreffen de werkneemster die zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet als bedoeld in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg;
b. is artikel 670, lid 3, niet van toepassing, indien de werkzaamheden van het onderdeel van de onderneming waarin de werknemer uitslui- tend of in hoofdzaak werkzaam is, worden beëindigd;
c. is artikel 670, leden 4 en 10, niet van toepassing.
4. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing op opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift die naar aard en strekking vergelijkbaar zijn met de opzegverboden, bedoeld in lid 3.
5. De werknemer heeft het recht zijn instemming als bedoeld in lid 2, onder- deel a, binnen veertien dagen na de dagtekening ervan zonder opgaaf van redenen door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te herroepen.
6. Op de schriftelijke instemming, bedoeld in lid 2, onderdeel a, is artikel 671, leden 3 tot en met 6, van overeenkomstige toepassing.
7. De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing op de bestuurder van een rechtspersoon, indien herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet mogelijk is, noch op een bestuur- der van een vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon.
8. Elk beding waarbij het recht, bedoeld in lid 5, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Artikel 670b
1. Een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan.
2. Indien de arbeidsovereenkomst door middel van een schriftelijke overeenkomst wordt beëindigd, heeft de werknemer het recht om deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen, binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te ontbinden.
3. De werkgever vermeldt in de overeenkomst, bedoeld in lid 1, het recht, bedoeld in lid 2, bij gebreke waarvan de termijn, bedoeld in lid 2, drie weken bedraagt.
4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing, indien partijen binnen zes maanden na een ontbinding als bedoeld in lid 2 of een herroeping als bedoeld in artikel 671, lid 2, opnieuw een overeenkomst als bedoeld in lid 1 aangaan.
5. De leden 2 tot en met 4 zijn niet van toepassing op de bestuurder van een rechtspersoon, indien herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet mogelijk is, noch op een bestuurder van een vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon.
6. Elk beding waarbij het recht, bedoeld in lid 2, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Artikel 671
1. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij:
a. voor de opzegging toestemming is verleend als bedoeld in artikel 671a;
b. de opzegging geschiedt gedurende de proeftijd;
c. de opzegging geschiedt op grond van artikel 677, lid 1;
d. de opzegging een werknemer betreft die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat, waarbij onder het verrichten van diensten mede wordt verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden;
e. de opzegging een bestuurder van een rechtspersoon betreft van wie herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet mogelijk is of een bestuurder van een vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon;
x. xx opzegging een werknemer die een geestelijk ambt bekleedt betreft;
g. de opzegging geschiedt op grond van artikel 669, lid 4; of
x. xx opzegging een werknemer betreft, werkzaam bij een bijzondere school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1. van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de reden voor de opzegging is gelegen in handelen of nalaten van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag voortvloeiende identiteit van de desbetreffende school of instelling, mits voor de opzeg- ging toestemming is verleend door een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie waarop de regels, bedoeld in artikel 671a, lid 2, onderdelen a tot en met d, van overeenkomstige toepassing zijn.
2. De werknemer heeft het recht zijn instemming als bedoeld in lid 1 binnen veertien dagen na de dagtekening ervan zonder opgaaf van redenen door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te herroepen.
3. Indien de werkgever de werknemer niet uiterlijk twee werkdagen na de instemming schriftelijk wijst op het recht, bedoeld in lid 2, bedraagt de termijn, bedoeld in lid 2, drie weken.
4. Voor zover op grond van lid 1 de instemming vereist was voor een rechtsgeldige opzegging, wordt na een herroeping als bedoeld in lid 2 de opzegging geacht niet te hebben plaatsgevonden.
5. De leden 2 tot en met 4 zijn niet van toepassing, indien de werknemer binnen zes maanden na een herroeping op grond van lid 2 of een ontbin- ding als bedoeld in artikel 670b, lid 2, opnieuw schriftelijk instemt met de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
6. Elk beding waarbij de voorwaarde van de schriftelijke instemming, bedoeld in lid 1, of het recht, bedoeld in lid 2, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Artikel 671a
1. De werkgever die voornemens is de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a of b, verzoekt hiervoor schrif- telijk toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2. Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan een van de werkgever onafhanke- lijke en onpartijdige commissie is aangewezen, verzoekt de werkgever, in afwijking van lid 1, de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a, aan die commissie. In de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin die commissie wordt aangewe- zen, worden regels gesteld met betrekking tot:
x. xxxx en wederhoor;
b. de vertrouwelijke behandeling van overgelegde gegevens;
c. redelijke termijnen voor reacties van werkgever en werknemer; en
d. een redelijke beslistermijn.
3. De collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, is afgesloten met een of meer verenigingen van werknemers die in de onderneming of be- drijfstak werkzame personen onder hun leden tellen, die krachtens hun statuten ten doel hebben de belangen van hun leden als werknemers te behartigen, die als zodanig in de betrokken onderneming of bedrijfstak werkzaam zijn en ten minste twee jaar in het bezit zijn van volledige rechtsbevoegdheid. Ten aanzien van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten geacht kan worden een voortzetting te zijn van een of meer andere verenigingen van werknemers met volledige rechts- bevoegdheid, wordt de duur van de volledige rechtsbevoegdheid van die vereniging of verenigingen voor de vaststelling van de tijdsduur van twee jaar mede in aanmerking genomen.
4. De beslissing op het verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt gelijktijdig schriftelijk uitgebracht aan de werkgever en de werknemer onder ver- melding van de datum waarop het volledige verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2, is ontvangen.
5. De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a, wordt slechts verleend, indien de werkgever:
a. de arbeidsrelatie met personen die niet op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd;
b. de arbeidsrelatie met personen die op grond van een arbeids- overeenkomst waarin de omvang van de arbeid niet is vastgelegd op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd;
c. de overeenkomsten met betrekking tot ingeleende personen die op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd; en
d. de arbeidsrelatie met personen die op basis van een arbeidsover- eenkomst op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn en de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt, heeft beëindigd.
6. De toestemming voor opzegging is geldig gedurende vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2. De werkgever zegt schriftelijk op onder vermelding van de reden voor de opzegging.
7. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen arbeidsrelaties of overeenkomsten met betrekking tot ingeleend personeel worden aangewezen waarop lid 5 niet van toepassing is en kan worden bepaald wat mede onder de werkgever, bedoeld in lid 5, wordt verstaan.
8. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de procedure betreffende het verlenen van toestemming, bedoeld in lid 1.
9. Elk beding waarbij de verplichting tot het vragen van toestemming, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig evenals elk beding dat de termijn, bedoeld in lid 6, verruimt.
10. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de commissie, bedoeld in lid 2, en de procedure betreffende het verlenen van toestemming door die commissie.
11. De toestemming, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt niet verleend als een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt, tenzij redelijkerwijs mag worden verwacht dat het opzegverbod niet meer geldt binnen vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming, bedoeld in artikel 671, lid 1, onderdeel h.
Artikel 671b
1. De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereen- komst ontbinden:
a. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen c tot en met h;
b. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien de toestem- ming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd; of
c. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.
2. De kantonrechter kan het verzoek, bedoeld in lid 1, slechts inwilligen in- dien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 669, is voldaan en er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 670 of met deze opzegverboden naar aard en strekking verge- lijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
3. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onder- deel a, is artikel 671a, leden 5 en 7, van overeenkomstige toepassing.
4. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onder- deel c, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
5. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onder- deel e, in verband met het, zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever:
a. de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaal- de in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt; of
b. niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
6. Indien de werkgever de ontbinding verzoekt op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen b tot en met h, en een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voor- schrift geldt, kan de kantonrechter, in afwijking van lid 2, het verzoek om ontbinding inwilligen, indien:
a. het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben; of
b. er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen.
7. Het opzegverbod, bedoeld in artikel 670, lid 1, geldt niet indien de ziekte een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen.
8. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor onbe- paalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die tus- sentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt:
a. bepaalt hij het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt ge- bracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert;
b. kan hij, in afwijking van onderdeel a, het einde van de arbeidsover- een komst bepalen op een eerder tijdstip, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer;
c. kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
9. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die niet tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt en:
a. kan hij de werknemer een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd;
b. kan hij de werknemer naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever; of
c. kan hij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, de werkgever een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag ge- lijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeids- overeenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
10. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de kanton- rechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Artikel 671c
1. De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereen- komst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
2. Indien het verzoek een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt:
a. bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt; en
b. kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijt- baar handelen of nalaten van de werkgever.
3. Indien het verzoek een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die niet tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het ver- zoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt en:
a. kan hij, indien hem dat met het oog op de omstandigheden billijk voor- komt, de werknemer een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd;
b. kan hij de werknemer naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever; of
c. kan hij, indien hem dat met het oog op de omstandigheden billijk voor- komt of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, de werkgever een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
4. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 3, onderdeel c, op een hoger bedrag kan stellen, indien de werknemer een in die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak uitoefende. Uit- sluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen worden aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.
5. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werknemer om de kanton- rechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Artikel 673
1. De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en:
a. de arbeidsovereenkomst:
1° door de werkgever is opgezegd;
2° op verzoek van de werkgever is ontbonden; of
3° na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet en voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan, die tussentijds kan worden opgezegd en ingaat na een tussenpoos van ten hoogste zes maanden; of
b. de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever:
1° door de werknemer is opgezegd;
2° op verzoek van de werknemer is ontbonden; of
3° na een einde van rechtswege op initiatief van de werknemer niet aansluitend is voortgezet.
2. De transitievergoeding is over de eerste 120 maanden van de arbeids- overeenkomst gelijk aan een zesde van het loon per maand voor elke periode van zes maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd en gelijk aan een kwart van het loon per maand voor elke daaropvolgende periode van zes maanden. De transitievergoeding bedraagt maximaal
€ 79.000,– of een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dan dat bedrag.
3. Het bedrag, genoemd in lid 2, wordt telkens met ingang van 1 januari door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewijzigd overeenkomstig de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenningen, in het voorafgaande jaar is geraamd. Het bedrag wordt daarbij afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000,–. Het gewijzigde bedrag is uitsluitend van toepassing indien de arbeidsovereenkomst op of na de datum van de wijziging eindigt of niet wordt voortgezet.
4. Voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in de leden 1 en 2, worden:
a. maanden waarin de gemiddelde omvang van de door de werknemer verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen, tot het bereiken van de achttienjarige leeftijd buiten beschouwing gela- ten; en
b. een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld. De vorige zin is eveneens van toe- passing indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
5. Indien in de in lid 4, onderdeel b, bedoelde situatie bij de beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst een transitievergoeding is be- taald of op grond van artikel 673b, lid 1, een gelijkwaardige voorziening is verstrekt, wordt een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding die bij die beëindiging op grond van de leden 1 en 2 verschuldigd was of zou zijn geweest in mindering gebracht op de transitievergoeding.
6. Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden kunnen op de transitievergoeding in mindering worden gebracht:
a. kosten van maatregelen in verband met het eindigen of niet voort- zetten van de arbeidsovereenkomst, gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid van de werknemer; en
b. kosten verband houdende met het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer die tijdens de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt.
7. De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst:
a. geschiedt voor de dag waarop de werknemer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen;