COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR VAKTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR VAKTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN
1 januari 2001 - 31 december 2002
De ondergetekenden:
De Groep Uitgevers voor Vak en Wetenschap, groepsvereniging binnen het Neder- lands Uitgeversverbond, gevestigd te Amsterdam Z.O., Hoogoorddreef 5, 1101 BA, telefoon 020 - 4309150,
en
de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), gevestigd te Amsterdam, 0000 XX, Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 22, telefoon 020 - 676 6771
verklaren per 1 januari 2001 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst te heb- ben aangegaan:
INHOUDSOPGAVE pagina
Inleiding CAO voor Vaktijdschriftjournalisten 5
CAO-artikelen
Artikel | 1 | - Definities | 8 |
Artikel | 2 | - Werkingssfeer | 9 |
Artikel | 3 | - Algemene verplichtingen van de werkgever | 9 |
Artikel | 4A | - Werkgelegenheid | 10 |
Artikel | 4B | - Xxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel | 4C | - Ontwikkeling personeelsbezetting | 14 |
Artikel | 5 | - Algemene verplichtingen van de vakvereniging | 15 |
Artikel | 6 | - Verplichtingen van de journalist | 16 |
Artikel | 7 | - Aanstelling - ontslag – schorsing | 18 |
Artikel | 7A | - Maatwerk | 20 |
Artikel | 8 | - Arbeidsduur en overmatige werktijd | 21 |
Artikel | 9 | - Salarisbepalingen | 22 |
Artikel | 10 | - Plaatsing in een hoger ingedeelde functie | 24 |
Artikel | 11 | - Plaatsing in een lager ingedeelde functie | 25 |
Artikel | 12 | - Feestdagen | 26 |
Artikel | 13 | - Afwezigheid met behoud van salaris | 26 |
Artikel | 14 | - Vakantie | 28 |
Artikel | 14A | - Verlof à la Carte | 30 |
Artikel | 15 | - Vakantietoeslag | 30 |
Artikel | 16 | - Bijdrage premie ziektekostenverzekering | 31 |
Artikel | 17 | - Arbeidsongeschiktheid door ziekte en ongeval | 32 |
Artikel | 17A | - Arbeidsongeschiktheidsvoorziening | 33 |
Artikel | 18 | - Uitkering bij overlijden | 34 |
Artikel | 19 | - Basis-VUT- en Aanvullingsregeling | 34 |
Artikel | 20 | - Inzetbaarheid en scholing | 35 |
Artikel | 21 | - Gelijke behandeling mannen en vrouwen | 36 |
Artikel | 21A | - Kinderopvang | 36 |
Artikel | 22 | - Stagiair(e)s | 37 |
Artikel | 23 | - Arbeidsreglement | 37 |
Artikel | 24 | - Minimum pensioenvoorwaarden en minimum | |
prepensioenvoorwaarden | 37 | ||
Artikel | 24A | - (Pre)pensioenopbouw bij ouderschapsverlof | 38 |
Artikel | 25 | - Vakbondswerk in de onderneming | 38 |
Artikel | 26 | - Redactiestatuut | 40 |
Artikel | 27 | - Werkgeversbijdrage | 40 |
Artikel | 28 | - Dispensatie | 40 |
Artikel | 29 | - Geschillencommissie | 41 |
Artikel | 30 | - Tussentijdse wijzigingen | 41 |
Artikel | 31 | - Duur der collectieve arbeidsovereenkomst | 41 |
Protocollaire bepalingen 43
Bijlagen
-Arbeidsvoorwaarden
Bijlage I - Functieniveaugroepen, voorbeeldfuncties en salarisschalen 47
Bijlage II - Structurele salarisverhogingen in 2001 en 2002 62
Bijlage III-A - Minimum pensioenvoorwaarden 63
Bijlage III-B - Minimum prepensioenvoorwaarden 66
Bijlage III-C - Standaard uitwerking minimum prepensioenvoorwaarden 69
Bijlage IV - Regeling bescherming zwangere journalistes 75
Bijlage IV-A - Opleidingsbeleid 76
Bijlage V - Afvloeiingsregeling 78
- Reglementen
Bijlage VI - Reglement Stichting VUT Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf
per 1 januari 2001 81
Bijlage VII - Reglement Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken-
en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 96
Bijlage VIII - Reglement Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken- en
Tijdschriftuitgeverijbedrijf 100
Bijlage IX - Reglement Geschillencommissie 105
Bijlage X - Reglement Verlof à la Carte 107
Bijlage XI - Reglement Fonds Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten 109
-Model-regelingen
Bijlage XII | - Modelredactiestatuut | 111 |
Bijlage XIII | - Modelstageovereenkomst | 119 |
Bijlage XIV | - Modelreglement voor een spaarloonregeling | 121 |
-Diversen Bijlage XV | - Vervallen | 126 |
Bijlage XVI | - Stichting Werkgeversgarantiefonds Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf | 128 |
Bijlage XVII | - Vervallen | 128 |
Trefwoordenregister 129
Inleiding bij de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten
Tot de belangrijkste wijzigingen in de CAO per 1-1-2001 behoren de volgende onderwerpen:
1.
Een looptijd van 24 maanden: van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002
2.
De salarissen en salarisschalen worden structureel verhoogd als volgt: 1 juli 2001 4%
1 juli 2002 3,5%
3.
Schalen C en D krijgen er twee treden bij aan de bovenkant met een * (d.w.z uitslui- tend toe te kennen op basis van excellent functioneren, ter beoordeling van de werk- gever). NB. Daarmee heeft Schaal C nu twee hoogste treden met * en Schaal D (die al één trede had met * ) nu drie hoogste treden met *).
Aan de onderzijde van de schalen C en D vervalt de laagste schaaltrede (= één trede per schaal).
4.
Voor de brutering van de Overhevelingstoeslag in de salarissen per 1 januari 2001 zijn de volgende afspraken gemaakt:
de schaalsalarissen ingevolge de CAO -VAK worden ingevolge de wettelijke richt- lijn terzake per 1 januari 2001 verhoogd met 1,9% met een maximum van ƒ 1.745,- op jaarbasis;
voor zover een onderneming een zogeheten 13e maand en/of winstdelingsregeling en/of andere aan het bruto-loon gerelateerde emolumenten kent, kan het bruterings- percentage van 1,9% en het gemaximeerde bedrag van ƒ 1.745,- naar beneden wor- den bijgesteld. Hierbij is de afspraak gemaakt dat dit inkomensneutraal dient plaats te vinden, waarbij de effecten op de sociale premies buiten beschouwing worden gelaten.
5.
De NVJ neemt deel aan de technische paritaire commissie CAO-BTU die geduren- de de looptijd van de CAO onderzoekt in hoeverre de Minimum Pensioenvoor- waarden in de CAO’s BTU en VAK nog aansluiten op de pensioenpraktijk binnen de boeken- en tijdschriftuitgeverijsector en aanpassing behoeven op grond van de PSW, de nieuwe fiscale wet- en regelgeving en het STAR-pensioenconvenant.
6.
CAO-partijen hebben afgesproken om ten aanzien van een aantal onderwerpen op initiatief van de werkgever maatwerk in de CAO toe te staan.
Onderwerpen, die zich lenen voor nadere invulling op ondernemingsniveau, zijn: arbeidsduur, bedrijfstijd en werktijden, salarisstructuur, functiewaardering, over- werkregeling in tijd, bovenwettelijke vakantiedagen, arbeidsvoorwaarden à la carte, ziektekostenverzekering, nadere invulling van scholingsafspraken, pensioen en
Looptijd
Salarissen
Salarisschalen
Brutering OHT
Minimum pensioenvoor- waarden
Maatwerk
prepensioen. Voor de besluitvorming rond maatwerk geldt een procedure met onder meer de vereiste instemming van de OR. Vakorganisaties worden over besluiten ter zake geïnformeerd door de werkgever. Regelingen m.b.t. arbeidsduur en overmati- ge werktijd worden voorts besproken met de redactie/redactieraad.
Verlof à la Carte
Vakantie- wetgeving
Kennismakings- project
Kinderopvang
Bijdrage ZKV
Bedrijfstak- bureau
7.
De experimentele Verlof a la Carte is een definitieve regeling geworden en is ver- ruimd door ook nieuwe opgebouwde bovenwettelijke vakantiedagen en compensa- tie voor overmatige werktijd te kunnen inzetten.
De NVJ zal deelnemen aan de studiecommissie Arbeidsvoorwaarden op Maat. Bevindingen van de studiecommissie ter zake van Verlof à la Carte zullen onderdeel van bespreking zijn bij het volgende CAO-overleg.
8.
In de CAO wordt vastgelegd dat gedurende een periode tot en met 31 december 2002 geen bovenwettelijke vakantiedagen kunnen worden afgekocht, tenzij op ondernemingsniveau in het kader van maatwerk andersluidende afspraken worden gemaakt.
9.
Er wordt in 2001 een nieuw Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten (een kennismakingsproject voor maximaal zes maanden voor schoolverlateren) gereali- seerd, maar zonder nieuwe premieheffing, uitsluitend op basis van de beschikbare middelen.
10.
De mogelijkheid tot Buitenschoolse Opvang wordt met ingang van 1 januari 2001 uitgebreid tot kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar. In de bestaande Kin- deropvangregeling wordt met ingang van 1 januari 2002 onder een aantal voor- waarden de 50%-kostendeling ingevoerd (d.w.z. 50% van de kinderopvangkosten onder aftrek van de Ouderbijdrage komt voor rekening van de werkgever en 50% voor rekening van de werkgever van de partner van de journalist/ouder).
De jaarlijkse werkgeverspremie Kinderopvang wordt met ingang van 2001 ver- hoogd van 0,5% naar 0,6%.
11.
CAO-partijen hebben afgesproken om de bijdrage van de werkgever in de premie ziektekostenverzekering op nihil te stellen, indien een journalist niet deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering bij de werkgever. Deze bepaling geldt met ingang van 1-1-2002 voor alle huidige en nieuw aan te stellen journalisten, die niet krachtens de Ziekenfondswet verplicht verzekerd zijn, of zoveel eerder als opzeg- ging van de bestaande ziektekostenverzekering mogelijk is.
12.
De NVJ is betrokken bij de paritaire (project)groep, die is ingesteld met als opdracht een Bedrijfstakbureau voor de Uitgeverijsector op te richten met eigen statuten en reglement. Als actiepunten voor het Bedrijfstakbureau gelden in eerste instantie de organisatie van het beheer van een aantal Stichtingen en Sociale fondsen, het inrich- ten van een Website ten behoeve van de bedrijfstak, het opzetten van een Kennis- centrum en de totstandkoming van het Arbo-convenant.
Er zijn afspraken gemaakt over de financiering van de aanloopkosten van het Bedrijfstakbureau, de a.s. toezichthouder op de uitvoering van alle bedrijfstakfond- sen, door middel van een tijdelijke verhoging (voor de duur van de CAO) van de Werkgeversbijdrage van 0,06% met 0,03% naar 0,09%.
13.
De premie voor het Werkgeversgarantiefonds (WGF) is voor de kalenderjaren 2001 en 2002 vastgesteld op 0,3%.
14.
Indien journalisten die in deeltijd werken hun dienstverband willen omzetten in een arbeidsovereenkomst met een groter aantal arbeidsuren, kan geen beroep worden gedaan op het daaromtrent bepaalde in de Wet Aanpassing Arbeidsduur. De werking van deze bepaling is opgeschort gedurende de looptijd van deze CAO.
15.
De NVJ zal aansluiting zoeken bij de totstandkoming van een Arbo-Convenant ter bestrijding van de werkdruk en RSI binnen de BTU-sector en ter bevordering van de reïntegratie bij arbeidsongeschiktheid.
16.
De aanbeveling tot vergoeding studiekostenvergoeding in de CAO wordt vervan- gen door een afspraak over scholingsbeleid per onderneming. Doelstelling is het realiseren op ondernemingsniveau van scholingsplannen en individuele oplei- dingsplannen met faciliteiten (kostenvergoeding en studietijd).
17.
De paritaire studiecommissie, als benoemd in de Inleiding bij de CAO 1999-2000 onder 10. en bij Protocollaire Bepaling nr 9 van deze CAO, met als taak om te inven- tariseren waar in de praktijk problemen bestaan inzake "gebruik, hergebruik en mis- bruik" van artikelen welke door journalisten in loondienst zijn vervaardigd, werkt nauw samen met de analoge studiecommissie die is ingesteld op grond van de CAO’s PU en OP. Het resultaat van de studiecommissie PU/OP zal worden betrok- ken bij het verdere onderzoek door de paritaire studiecommissie als genoemd in Protocollaire Bepaling nr 9.
18.
Afgesproken is een inventarisatie onder de aangesloten ondernemingen van vrou- welijke journalisten in de vaktijdschriftsector, gekoppeld aan functie en beloning in vergelijking tot mannelijke journalisten in de vaktijdschriftsector.
Werkgevers- garantiefonds
Wet Aanpassing Arbeidsduur
Werkdruk/RSI/ Reïntegratie
Scholing, opleidingen
Hergebruik werk van journalisten in dienstverband
M/V
Artikel 1
Werkgever
Vakvereniging
Journalist
Journalistieke arbeid
Maand, periode
Week
Normale arbeidsduur
Normale dage- lijkse werktijden
Schaalsalaris
Salaris
Uurloon
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a.
Werkgever/uitgever: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die met verant- woordelijkheid voor de inhoud in hoofdzaak tijdschriften en eventueel daarvan afgeleide en/of daarmee samenhangende elektronische producten vervaardigt en/of doet vervaardigen, die als vaktijdschriften worden aangemerkt uitsluitend met het doel die inhoud openbaar te maken. Dit geldt ook bij overheveling van producten naar andere concernonderdelen of ondernemingen waarin een concern een meer- derheidsbelang heeft.
b.
Vakvereniging: de NVJ, partij te anderer zijde.
c.
Journalist: degene die als hoofdberoep journalistieke arbeid verricht in dienst van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst.
d.
Journalistieke arbeid: het inhoudelijk en/of door vormgeving meewerken aan de redactionele samenstelling van een vaktijdschrift.
e.
Maand: een kalendermaand;
Periode: een periode van 4 aaneengesloten weken, volgens de periodenkalender
f.
Week: een periode van 7 opeenvolgende etmalen, waarvan de eerste aanvangt op maandagochtend 0.00 uur.
g.
Normale arbeidsduur: de arbeidsduur per vier weken voor journalisten in volledige dienst.
h.
Voor de journalist geldende normale dagelijkse werktijden: de tijdstippen waarop de journalist zijn werkzaamheden normaliter aanvangt en beëindigt, volgens de voor hem geldende werktijdregeling.
i.
Schaalsalaris: het salaris als geregeld in Bijlage I.
j.
Salaris: het maand-/periodesalaris, vastgesteld overeenkomstig artikel 9.
k.
Uurloon: het uurloon is gelijk aan 12 x het maandsalaris c.q. 13 x het periodesalaris gedeeld door 1872 (13x144).
l.
Functie: het geheel van werkzaamheden op grond waarvan de journalist in een func- tieniveaugroep is ingedeeld.
m.
Ondernemingsraad: een ondernemingsraad bedoeld in de Wet op de Onderne- mingsraden.
n.
Hoofdredacteur: de journalist, die krachtens zijn schriftelijke aanstelling door daar- toe statutair bevoegde organen van de uitgeverij verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het redactionele gedeelte van het vaktijdschrift, hieronder mede begrepen degene die, onder welke benaming ook, krachtens een dergelijke aanstel- ling voor de redactionele inhoud van een vaktijdschrift verantwoordelijk is en lei- ding geeft aan de redactie.
o.
Vaktijdschrift: elk tenminste viermaal per jaar verschijnende periodiek waarvan de redactionele inhoud geheel of in belangrijke mate gericht is op de beoefenaren van een bepaald beroep, bedrijf of ambacht dan wel op degene die in verschillend geaar- de bedrijven een vergelijkbare functie vervullen, dan wel op het bedrijfs- of beroeps- leven in het algemeen en/of bepaalde aspecten daarvan.
Onder bedrijf of beroep worden verstaan alle overheids-, semi-overheids- en parti- culiere bedrijven, vrije beroepen, diensten en instellingen en persoonlijke functies daarin, in de zin van CBS-beroepstelling of andere adequate en relevante bedrijfs- economische statistieken.
Artikel 2 Werkingssfeer
2.1
Deze CAO is van toepassing op alle journalisten.
Deze CAO beheerst elke arbeidsovereenkomst welke is of wordt aangegaan tussen een werkgever en een journalist, met uitzondering van de directeuren/hoofdredac- teuren en uitgevers/hoofdredacteuren.
Elk beding tussen een werkgever en een journalist dat in ongunstige zin afwijkt van deze CAO is nietig; in plaats daarvan gelden de bepalingen van deze CAO.
Artikel 3 Algemene verplichtingen
van de werkgever
3.1
De werkgever verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
Functie
Ondernemings- raad
Hoofdredacteur
Vaktijdschrift
Journalisten; uitzonderingen
Nakoming te goeder trouw
Geen actie t.b.v. wijziging CAO
Schriftelijke arbeidsovereen- komst, uitreiking CAO-boekje
Wijziging van in gunstige zin van de CAO afwij- kende arbeids- voorwaarden
Redelijke opdrachten
Bedrijfstak- overleg
Fusie
Aanbeveling tot vroegtijdige informatie verstrekking bij veranderings- processen
3.2
De werkgever verplicht zich tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te voeren of te steunen welke ten doel heeft wijzigingen te brengen in deze collec- tieve arbeidsovereenkomst.
3.3
De werkgever zal met iedere journalist schriftelijk een individuele arbeidsovereen- komst aangaan, waarin verwezen wordt naar deze collectieve arbeidsovereenkomst en naar het redactiestatuut.
De werkgever zal er voor zorgdragen dat aan iedere journalist een exemplaar van deze collectieve arbeidsovereenkomst, alsmede een exemplaar van het binnen de uitgeverij geldende redactiestatuut als bedoeld in artikel 26, wordt uitgereikt.
3.4
Voorzover in de CAO niet expliciet de werking van dit artikellid is uitgesloten, zal de werkgever in zijn onderneming geldende arbeidsvoorwaarden, voorzover zij regeling vinden in deze collectieve arbeidsovereenkomst en gelden voor alle of een of meer categorieën van journalisten en in gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken, niet in ongunstige zin wijzigen dan met instemming van de vakvereniging.
Een en ander met dien verstande dat ’bevriezing’niet als wijziging in ongunstige zin wordt beschouwd.
3.5
De werkgever zal de journalist alleen werkzaamheden opdragen die, gezien zijn functie redelijkerwijs van hem verlangd kunnen worden.
Artikel 4A Werkgelegenheid
4A.1
Regelmatig, doch tenminste eenmaal per jaar, zal er tussen partijen beraad plaats- hebben over de economische situatie en de economische vooruitzichten van de bedrijfstak ten aanzien van in het bijzonder de werkgelegenheid. Dit beraad heeft ten doel relevante informatie te verkrijgen teneinde de ontwikkelingen van de werkge- legenheid continu en systematisch te volgen.
4A.2
Ingeval van fusie is de werkgever gehouden de bepalingen van hoofdstuk II van het SER-besluit fusiegedragregels na te leven.
4A.3
Partijen erkennen dat aan veel veranderingen in de organisatie sociale aspecten ver- bonden zijn. Op grond hiervan zijn zij van oordeel dat bij de aanpak van dit soort ver- anderingsprocessen de vakvereniging en de ondernemingsraad hun invloed moeten kunnen uitoefenen. Partijen zijn het er over eens dat veranderingsprocessen bege- leiding vereisen. In verband hiermee wordt tijdig, in een stadium waarin besluitvor- ming nog kan worden beïnvloed, aan de vakvereniging en de ondernemingsraad informatie verschaft bij belangrijke, de werkgelegenheid binnen de in Nederland
gevestigde onderneming nadelig beïnvloedende beleidsvoornemens ten gevolge van:
- fusies, waarbij de SER-fusie gedragsregels niet van toepassing zijn;
- invoering van nieuwe systemen van electronische gegevensverwerking c.q. invoering ingrijpende wijzigingen hierin;
- algemene de werkgelegenheid bedreigende marktontwikkelingen;
- afstoting van belangrijke delen van activiteiten en (partiële) liquidaties, van belangrijke onderdelen van de onderneming;
- opheffing of samensmelting van vakbladen mits er duidelijke consequenties zijn voor de werkgelegenheid (zie ook lid 4 hieronder) en/of er sprake is van wezenlijke invloed op de werksituatie van vaktijdschriftjournalisten.
De ondernemingsleiding draagt er zorg voor dat de informatie in beknopte en overzichtelijke vorm, ter beschikking wordt gesteld van de betrokken journa- listen en de ondernemingsraad.
De informatieverstrekking strekt zich uit tot:
a. de motieven die aan de voorgenomen activiteiten ten grondslag liggen, de aard ervan, omvang en plaats.
b. de belangrijkste sociale aspecten, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, van de betreffende beleidsvoornemens, zoals:
- werkgelegenheid;
- rechtspositie;
- inhoud en niveau van de functies, in het kader van de gegeven bestaan- de, dan wel te wijzigen organisatiestructuur;
- de arbeidsomstandigheden, zoals werkomgeving, gezondheid en vei- ligheid;
- opleidingen.
c. te treffen maatregelen met betrekking tot omscholing en bijscholing in ver- band met de invoering van nieuwe systemen van electronische gegevens- verwerking c.q. de invoering van ingrijpende veranderingen hierin.
Naast het overleg met de ondernemingsraad zal de werkgever desgevraagd de verstrekte informatie eveneens bespreken met de vakvereniging, waar- van hem (de werkgever) bekend is dat zij leden onder zijn werknemers telt, zonder dat dit ertoe leidt dat de effectuering van het besluit van de werkge- vers na afronding van het overleg met de ondernemingsraad wordt ver- traagd.
4A.4
Indien een voorgenomen besluit als bedoeld in lid 3 leidt tot ontslag en/of over- plaatsing van journalisten, is de werkgever verplicht de vakvereniging zo spoedig mogelijk te informeren.
Deze verplichting geldt niet indien het voorgenomen besluit als bedoeld in lid 3 leidt tot ontslag en/of overplaatsing van 5 journalisten of minder, tenzij dit tenminste 50% van een redactie betreft.
De werkgever zal vervolgens het voorgenomen besluit en de daaruit voor de jour- nalisten voortvloeiende gevolgen bespreken met de vakvereniging en de onderne- mingsraad. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad zal de werkgever dit bespreken met de journalisten.
Verplichting tot vroegtijdige informatie- verstrekking
Geheimhouding
Bevoegdheid werkgever
Maatregelen/ voorzieningen:
- bij overplaat- sing
- bij ontslag
Sociaal Plan
4A.5
Door de werkgever dan wel door een der partijen in het kader van dit artikel beschik- baar gestelde informatie zal - indien de inbrenger daarom verzoekt - onder geheim- houding worden behandeld.
In dat geval zal tijdens en na het gesprek over de ingebrachte informatie publikatie naar buiten slechts geschieden met instemming van de betrokken gesprekspartners.
4A.6
De uiteindelijke verantwoordelijkheid en daaruit voortvloeiende bevoegdheid van de werkgever voor het nemen van beslissingen blijven onaangetast.
4A.7
a. Indien een voorgenoemd besluit als bedoeld in lid 3, leidt tot ontslag, herplaat- sing of overplaatsing van een journalist, zal de werkgever terzake een aantal maatregelen en voorzieningen treffen.
b. De maatregelen en voorzieningen terzake van overplaatsing binnen een uitge- verijbedrijf of binnen een tot een concern behorende groep uitgeverijbedrijven dienen tenminste het volgende te omvatten:
- geen nadelig salarisverschil, met inachtneming van het bepaalde in lid 9 van dit artikel,
- geen proeftijd,
- behoud van anciënniteit voor pensioen (mits binnen dezelfde pensioenre- geling), jubileum, opzegtermijn etc.,
- tegemoetkoming in eventuele verhuiskosten,
- voor zover mogelijk voortzetting van eventuele ziektekostenverzekering pensioen-verzekering, studiekostenregeling etc.,
- een regeling met betrekking tot eventueel benodigde om-, her-, en bijscho- ling,
- regelingen ten aanzien van eventuele geldleningen, hypotheken, spaarte- goeden, fondsen, gratificaties.
c. De maatregelen en voorzieningen terzake van ontslag dienen tenminste het vol- gende te omvatten:
- een afvloeiingsregeling conform het gestelde in bijlage V van de CAO,
- verlof voor sollicitatie
- vergoeding van reiskosten, gemaakt in verband met sollicitatiebezoeken, indien en voorzover deze niet uit andere hoofde worden vergoed,
- regeling voor beëindiging leningen en beëindiging studiekostenvergoe- ding,
- opheffing concurrentiebeding,
- naleving van de Wet Melding Collectief Ontslag,
- de journalisten wijzen op de verplichting zich als werkzoekende in te schrijven bij het RBA.
4A.8
De in lid 7 genoemde maatregelen en voorzieningen worden, indien voldaan wordt aan het gestelde in lid 4, vastgesteld in een Sociaal Plan nadat hierover inhoudelijk overleg met de vakorganisatie heeft plaatsgevonden.
4A.9
Journalisten die als gevolg van besluiten zoals bedoeld in dit artikel, in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, worden met ingang van de eerstvolgende be- talingsperiode in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
- De journalist wordt ingeschaald in de nieuw voor hem geldende salarisschaal.
- Indien het oorspronkelijke salaris hoger is dan het maximum van de nieuwe schaal, wordt het meerdere omgezet in een tijdelijke persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag wordt afgebouwd in een periode van 10 jaar in gelijke delen. De tijdelijke persoonlijke toeslag, zoals hierboven bedoeld,wordt mee- geteld bij de bepalingen van de pensioengrondslag, de vakantietoeslag, de VUT-premiegrondslag en de gratificatie of dergelijke.
- Indien de journalist later geplaatst wordt in een functie op het niveau dat hij voordien uitoefende, vervalt de persoonlijke toeslag.
- Indien de journalist later geplaatst wordt in een functie op het niveau gelegen tussen het niveau van de functie die hij oorspronkelijk uitoefende en het niveau van de functie waarin hij werd geplaatst, wordt de tijdelijke persoonlijke toeslag herzien.
- Indien de herplaatsing wordt gerealiseerd buiten de eigen onderneming, maar binnen een tot dezelfde concerngroep behorend uitgeverijbedrijf, wordt boven- genoemde tijdelijke persoonlijke toeslag door de ex-werkgever afgekocht door een bedrag ineens uit te keren (contante waarde met 4% rente cumulatief). Deze afkoop vindt niet plaats indien de nieuwe werkgever bereid is de tijdelijke per- soonlijke toeslag af te bouwen in 10 jaar in gelijke delen.
- Na het bereiken van de 55-jarige leeftijd wordt de persoonlijke toeslag of het eventuele restant ervan niet (verder) afgebouwd.
Het bepaalde in artikel 3 lid 4 is niet van toepassing.
Artikel 4B Arbeidsmarktbeleid
4B.1
Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming komen in de eerste plaats journalisten in dienst van de onderneming in aanmerking voor een aanstelling ter vervulling van die vacatures mits deze journalisten voldoen aan de functie-eisen die gesteld worden voor de vervulling van de betreffende vacatures.
4B.2
Het ontstaan van een vacature zal op een adequate manier in de onderneming bekend worden gemaakt aan de journalisten. Xxxxxxx wordt daarbij aan de publicatiebor- den of bekendmaking aan die journalisten waarvan redelijkerwijs bekend zou zijn dat dezen belangstelling voor de vacante functie hebben.
4B.3
De werkgever zal bij werving en selectie zoveel mogelijk de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid d.d. 1 maart 1991 in acht nemen. Hieraan liggen twee prin- cipes ten grondslag. In de eerste plaats dient als criterium voor de selectie te worden uitgegaan van de geschiktheid van de sollicitant voor de betreffende functie.
Ten tweede dient de selectieprocedure in zijn geheel en in onderdelen een zo goed
Inschaling bij lager ingedeelde functies; tijdelijke persoonlijke toeslagen
Voorrang bij gelijke geschikt- heid
Bekendmaking vacatures
Werving en selectie
mogelijke rechtsbescherming van de sollicitant te verzekeren.
Deze procedure is gebaseerd op het recht van de sollicitant op een eerlijke kans op informatie, privacy, vertrouwelijke behandeling van persoonlijke gegevens en een instrumenteel doelmatige procedure.
De tekst van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid is op aanvraag verkrijg- baar bij de secretariaten van CAO-partijen.
Gehandicapten
Deeltijdarbeid
Artikel 4C
4B.4
De werkgever zal, voorzover dat redelijkerwijs in het vermogen ligt, voor gehandi- capten gelijke kansen scheppen met betrekking tot deelname aan het arbeidsproces en voorzieningen treffen gericht op behoud, herstel en bevordering van de arbeids- geschiktheid. De werkgever zal hierbij zoveel mogelijk de aanbevelingen genoemd in protocollaire bepaling nr. 4 in acht nemen. Ieder jaar zal aan de ondernemingsraad desgevraagd informatie worden verstrekt over het gevoerde beleid in deze.
4B.5
a. De werkgever zal, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten - dat wil zeggen binnen de grenzen van organisatorische doelmatigheid, bedrijfseconomische criteria en arbeidsmarkt-technische mogelijkheden - desgewenst na overleg met de hoofdredacteur, functies die zich daarvoor lenen, laten vervullen door meer dan één persoon, dan wel bepaalde functies verdelen in twee of meer nieuwe functies, met dien verstande dat de arbeidsduur per deeltijdfunctie tenminste 1/3 van de normale arbeidsduur met zich meebrengt.
b. De werkgever zal er naar streven bij de werving van nieuw personeel, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, de mogelijkheid van deeltijdarbeid ken- baar te maken.
c. De werkgever zal jaarlijks de ondernemingsraad desgevraagd informatie geven inzake de ontwikkeling van deeltijdarbeid in het bedrijf.
d. Indien journalisten die in deeltijd werken hun dienstverband willen omzetten in een arbeidsovereenkomst met een groter aantal arbeidsuren, kan geen beroep worden gedaan op het daaromtrent bepaalde in de Wet Aanpassing Arbeidsduur. NB. De werking van deze bepaling is opgeschort gedurende de looptijd van deze CAO.
Ontwikkeling personeelsbezetting
4C.1
De werkgever zal de ondernemingsraad desgevraagd periodiek inzicht verstrekken in de ontwikkeling van de personeelsbezetting binnen de onderneming.
Daarbij zullen tenminste de onderstaande gegevens worden verstrekt.
Aantal personen
1. Personeelsbestand aan het begin van de periode
2. Uitdiensttreding
2.1 Onvermijdbaar verloop (VUT, pensioen, overlijden e.d.)
2.2 Op initiatief van de werknemer: (op eigen verzoek e.d.)
2.3 Op initiatief van de werkgever (ontslag door de werkgever
via RBA, kantonrechter, op staande voet, proeftijd)
3. Indiensttreding
4. Personeelsbestand aan het eind van de periode
5.1 Ziekteverzuim %
5.2 Instroom in de WAO %
5.3 Uitbetaald overwerk in de periode ƒ/ €
5.4 Omzet in de periode ƒ/€
Een periode beslaat ten hoogste een kalenderjaar.
4C.2
Indien de werkgever voornemens is een besluit te nemen tot:
- een belangrijke inkrimping/uitbreiding of andere wijziging van de werkzaam- heden in de onderneming,
- beëindiging van de werkzaamheden in een belangrijk onderdeel van de onder- neming,
- een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming,
- het doen van een belangrijke investering ten behoeve van de onderneming zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet OR:
zullen aan de ondernemingsraad zo goed mogelijk de werkgelegenheidseffecten hiervan door de werkgever worden aangegeven, door adequate informatie te ver- strekken over het personeelsbestand voor effectuering van het besluit, en het per- soneelsbestand na effectuering van het besluit.
Indien de werkgever voornemens is een besluit te nemen tot een belangrijke wij- ziging van het redactionele beleid, zullen overeenkomstig het geldende redactie- statuut de hoofdredactie en/of de redactie bij deze beslissing worden betrokken.
4C.3
Indien een werknemersorganisatie, die leden heeft onder de in de onderneming werkzame werknemers, daartoe de wens te kennen geeft, zal de werkgever deze organisatie informeren over de ontwikkeling van de personeelsformatie aan de hand van het in lid 1 genoemde rapportagemodel.
4C.4
Ten minste eenmaal per jaar zullen de werkgeversorganisaties in het overleg, als bedoeld in artikel 4 onderdeel Alid 1 van deze CAO, verslag uitbrengen over de ont- wikkeling van de werkgelegenheid, met gebruikmaking van het in lid 1 genoemde rapportagemodel (onderdelen 1 t/m 4) voor de bedrijfstak .
Artikel 5 Algemene verplichtingen van de vakvereniging
5.1
De vakvereniging verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
5.2
De vakvereniging verplicht zich tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te zullen voeren of bevorderen, welke beoogt wijzigingen te brengen in deze overeenkomst.
Informatie door de werkgever over werkgele- genheidseffecten
Informatie aan werknemers- organisaties
Bedrijfstak- overleg
Nakoming te goeder trouw
Geen actie t.b.v. wijziging CAO
Instaan voor bevordering nakoming CAO
Artikel 6
Nakoming te goeder trouw
Uitvoering werk- zaamheden
Andere werk- zaamheden
Overwerk
Nevenwerkzaam- heden: voor- waarden
5.3
De vakvereniging staat er tegenover de werkgever voor in, dat hij met alle hem ten dienste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door zijn leden zal bevorderen.
Verplichtingen van de journalist
6.1
De journalist is verplicht na ondertekening van de arbeidsovereenkomst alle voor hem uit deze arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te goeder trouw na te komen.
6.2
De journalist is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werk- zaamheden voorzover deze redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzigingen en voorschrif- ten, ook ten aanzien van tijd en plaats, waarop de werkzaamheden moeten worden verricht, in acht te nemen.
6.3
De journalist is gehouden om - indien de werkgever dit nodig acht - tijdelijk ook andere dan zijn gewone dagelijkse werkzaamheden te verrichten, voorzover dit redelijkerwijs van hem verwacht mag worden, doch maximaal gedurende zes weken aaneengesloten.
6.4
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt is de journalist, jonger dan 55 jaar, gehouden overmatig werk te verrichten voorzover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze CAO in acht neemt. De werkge- ver is verplicht een en ander tijdig mee te delen.
6.5
a. De journalist mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werk- gever en de hoofdredacteur geen journalistieke arbeid verrichten voor andere publiciteitsorganen, zoals dagbladen, nieuwsbladen, periodieken, persbureaus, radio en televisie-instellingen, etc.
b. De in sub a. bedoelde toestemming kan in elk geval worden geweigerd indien door zulk een medewerking de belangen van het eigen tijdschrift zouden wor- den geschaad, hetzij doordat die medewerking zou plaats hebben aan een publi- citeitsorgaan dat als concurrerend is te beschouwen, hetzij doordat de journalist daardoor zou worden belet de uit zijn arbeidsovereenkomst en deze CAO tegenover zijn tijdschrift voortvloeiende verplichtingen ten volle na te komen, hetzij dat de richting van het betrokken publiciteitsorgaan in strijd is met de aard van het werk van de betrokken journalist, hetzij doordat de medewerking slechts mogelijk zou worden gemaakt door, of in verband met, de vervulling van opdrachten voor het eigen tijdschrift, die een exclusief karakter hebben of waar- aan bijzondere kosten zijn verbonden.
c. In een schriftelijke toestemming, als in de voorgaande leden bedoeld, kunnen voorwaarden opgenomen worden, waaraan de journalist bij het verrichten van
zijn nevenarbeid wordt gebonden, zulks indien en voorzover deze voorwaarden ter bescherming van de ideële en/of materiële belangen van het eigen tijdschrift redelijkerwijs verantwoord kunnen worden geacht.
d. De journalist die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van niet toegestane arbeid voor derden, verliest elke aanspraak op de in artikel 17 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
6.6
De journalist die een volledige dienstbetrekking vervult mag zonder vooraf ver- leende schriftelijke toestemming van zijn werkgever en hoofdredactie geen betaal- de arbeid voor derden verrichten, die niet op journalistiek terrein ligt.
6.7
De journalist die minder dan een volledige dienstbetrekking vervult, mag betaalde arbeid op niet-journalistiek terrein voor derden verrichten, mits dit vooraf aan de werkgever en de hoofdredactie wordt gemeld en de journalist daardoor niet wordt belet de uit zijn arbeidsovereenkomst en deze CAO voortvloeiende verplichtingen tegenover zijn vaktijdschrift ten volle na te komen.
6.8
In een schriftelijke toestemming, als in voorgaande leden bedoeld, kunnen voor- waarden genoemd worden, waaraan de journalist bij het verrichten van zijn neven- arbeid wordt gebonden, zulks indien en voorzover deze voorwaarden ter bescher- ming van de ideële en/of materiële belangen van het eigen tijdschrift redelijkerwijs verantwoord kunnen worden geacht.
6.9
Tenzij hij daartoe door zijn werkgever en hoofdredactie is gemachtigd, mag de jour- nalist voor verschijning van zijn tijdschrift van daarin voorkomende of daarvoor bestemde artikelen of berichten geen gebruik maken ten behoeve van andere publi- citeitsorganen, ook indien hem een schriftelijke toestemming, als bedoeld in lid 5 sub a, is verleend. Hij mag geen door hem ontvangen berichten aan zijn blad ont- houden.
6.10
De journalist is gehouden zich te gedragen naar het eventueel in het bedrijf van de werkgever, met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen, tot stand gekomen arbeidsreglement als bedoeld in artikel 23 van deze overeenkomst.
6.11
De journalist is gehouden tot geheimhouding van alles wat hem omtrent de onder- neming van de werkgever bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs kan vermoeden. Deze verplichting blijft ook na het einde van de dienstbetrekking bestaan.
6.12
De journalist dient, wanneer de werkgever zulks wenselijk acht in het persoonlijk belang van de overige werknemers, een medisch onderzoek of een periodiek her- haald medisch onderzoek te ondergaan. De kosten van dit medisch onderzoek wor- den gedragen door de werkgever.
Niet-journalis- tieke werkzaam- heden:
-fulltime journalisten
-parttime jour nalisten
Schriftelijke toestemming
Eerste publicatie
Arbeids- reglement
Geheimhouding
Medisch onderzoek
Inlevering eigendommen werkgever na beëindiging dienstbetrekking
Artikel 7
Proeftijd
Aard van de arbeidsovereen- komst
Arbeidsovereen- komst voor be- paalde tijd: maximale tijds- duur
Einde arbeids- overeenkomst
- arbeids- overeenkomst voor onbepaalde tijd
6.13
De journalist dient in geval van beëindiging van de dienstbetrekking de eigendom- men van de onderneming bij vertrek in te leveren bij de werkgever.
Aanstelling-ontslag-schorsing
7.1
Indien een proeftijd wordt overeengekomen geldt deze wederzijds en voor ten hoog- ste twee maanden.
In afwijking van het gestelde in de Wet Flexibiliteit en Zekerheid over de maximale duur van de proeftijd voor arbeidsovereenkomsten korter dan twee jaar geldt het in de vorige volzin bepaalde ook voor arbeidsovereenkomsten korter dan twee jaar.
7.2
Onverminderd het hiervoor bepaalde wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan voor:
a. hetzij onbepaalde tijd
b. hetzij bepaalde tijdsduur
c. hetzij het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke vorm van dienst- betrekking van toepassing is; bij ontbreken van deze vermelding wordt de arbeidsovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
7.3
In afwijking van het gestelde in de Wet Flexibiliteit en Zekerheid geldt dat indien een journalist met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als bedoeld in lid 2 sub b, langer dan twee jaar in dienst is, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn.
Indien arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar opvolgen met een tussen- poos van niet meer dan drie maanden, telt deze termijn mee voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst.
7.4
Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van artikel 7: 678 en 7: 679 BW en behoudens beëindiging van de arbeidsover- eenkomst tijdens of bij het einde van de proeftijd - in welk geval de arbeidsovereen- komst wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd - neemt de arbeidsovereen- komst een einde:
a. voor journalisten voor onbepaalde tijd in dienst:
1. door opzegging met in achtneming van de opzegtermijn ingevolge artikel 7:672 lid 2 BW. Indien in de individuele arbeidsovereenkomst de wettelij- ke opzegtermijn voor de journalist wordt verlengd, geldt voor de werkge- ver m.b.t. journalisten ingedeeld in de functieniveaugroepen A en B een verdubbeling van de opzegtermijn. Ten aanzien van de journalisten inge- deeld in de functieniveaugroepen C t/m H geldt in dat geval eveneens een verdubbeling van de opzegtermijn voor de werkgever, echter tot een maxi- mum van vijf maanden, dit met dien verstande dat de opzegtermijn voor de
werkgever xxxxxx xxxxxx zal zijn dan voor de journalist;
2. Indien reeds vóór 1 januari 1999 in de individuele arbeidsovereenkomst een opzegtermijn is opgenomen die voor beide partijen gelijk is, blijft deze termijn van kracht, met dien verstande dat met ingang van 1 januari 1999 geldt dat indien voor de werkgever een langere opzegtermijn geldt inge- volge artikel 7: 672 lid 2 BW deze langere opzegtermijn prevaleert.
3. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeids- overeenkomst samenvalt met de laatste dag van de maand.
b. voor journalisten voor bepaalde tijd in dienst:
op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereen- komst, dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van artikel 7: 668 BW eerste lid en tenzij het bepaalde in lid 3 van artikel 7 van deze CAO van toepassing is.
c. voor journalisten voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamhe- den:
bij het beëindigen van de werkzaamheden waarvoor de dienstbetrekking is aan- gegaan met dien verstande dat wanneer blijkt dat dit geheel van werkzaamhe- den langer dan 30 maanden, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de dienstbetrekking, heeft geduurd, de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
7.5
a. Een voor bepaalde tijd voortgezette arbeidsovereenkomst eindigt van rechts- wege, tenzij het bepaalde in artikel 7.3 van toepassing is.
b. Indien een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is voortgezet zal de werkgever aan de journalist uiterlijk een maand voor het tijdstip, waarop de aldus voortgezette arbeidsovereenkoms van rechtswege eindigt, hieraan schrif- telijk herinneren.
7.6
De werkgever is verplicht bij het indienen van een ontslagaanvraag aan de Directeur van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening - respectievelijk bij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de kantonrechter - de journalist hiervan op de hoogte te stellen.
7.7
a. Het bepaalde in artikel 7: 670 lid 1 BW (opzegverbod tijdens arbeidsongeschikt- heid) is voor journalisten van 65 jaar en ouder niet van toepassing.
b. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst opzeggen indien de arbeidsonge- schiktheid een aanvang heeft opgenomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhouding 1945 door Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening is ontvangen.
7.8
De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de journalist eindigt van rechts- wege op de laatste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd is bereikt, of op een hiervan afwijkend tijdstip waarop krachtens een bij de werkgever geldende pen- sioenregeling het ouderdomspensioen ingaat.
- arbeids- overeenkomst voor bepaalde tijd
- arbeidsover- eenkomst voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden
Herinnering bij beëindiging voortgezette arbeidsovereen- komst voor bepaalde tijd
Informatieplicht aan de journalist bij indiening ontslagaanvraag
Geen opzeg- verbod tijdens arbeidsonge- schiktheid voor journalisten van 65 jaar en ouder
Arbeidsovereen- komst van rechts- wege beëindigd bij pensioenge- rechtigde leeftijd
Voortzetting arbeidsovereen- komst;
in diensttreding; opzegtermijn van journalist van 65 jaar en ouder
Schorsing
Opkomst eerste oefening; sluimerend dienstverband; aanvulling netto salaris
Artikel 7A
Maatwerk op ondernemings- niveau
7.9
In afwijking van het in lid 8 bepaalde kan overeengekomen worden dat de arbeids- overeenkomst wordt voorgezet. Het is de werkgever echter niet toegestaan journa- listen van 65 jaar en ouder in dienst te nemen zonder een daartoe verkregen dispen- satie van de Geschillencommissie.
Terzake van arbeidsovereenkomst met journalisten van 65 jaar en ouder geldt in ieder geval wederzijds een opzegtermijn van 1 maand, met dien verstande dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen op de laatste dag van een maand.
7.10
a. De aanstelling van redactieleden geschiedt door de werkgever na overleg met de hoofdredactie. De werkgever kan geen redactielid schorsen of ontslaan dan nadat hierover overleg met de hoofdredacteur is gepleegd.
b. De werkgever heeft de bevoegdheid een journalist met gehele of gedeeltelijke inhouding van salaris te schorsen voor een met de schorsing mee te delen aantal dagen, doch maximaal drie, indien zich een van de redenen voordoet als bedoeld in artikel 7: 678 BW. De reden van de schorsing wordt tegelijk met de schorsing schriftelijk medegedeeld.
7.11
a. Indien een meerderjarige journalist in verband met opkomst voor eerste oefe- ning, dan wel opkomst voor herhalingsoefening, onvrijwillig onder de wapenen verblijft of vervangende dienstplicht vervult wordt het dienstverband met opschorting van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen gehand- haafd (’’sluimerend dienstverband’’). Hetzelfde geldt ten aanzien van de jour- nalist die minderjarig is, indien de dienstbetrekking op het ogenblik waarop de verhindering aanvangt, tenminste één jaar heeft geduurd.
b. Bij opkomst voor eerste oefening wordt, tegelijk met de laatste salarisbetaling, de vakantietoeslag uitbetaald over het salaris van de maanden waarin men arbeid heeft verricht voor de werkgever.
c. Tijdens de periode waarin het dienstverband sluimerend is, tellen de dienstjaren door.
d. Bij vervulling van verplichte herhalingsoefeningen ten behoeve van ’s lands verdediging ontvangt de journalist het volle netto-salaris onder aftrek van de hem uitgekeerde netto militaire wedde en eventuele aanvullende uitkeringen.
Maatwerk
7A.1
Op initiatief van de werkgever kan in de onderneming maatwerk in arbeidsvoor- waarden worden toegestaan ten aanzien van de volgende onderwerpen: arbeids- duur, bedrijfstijd en werktijden (art. 8.3), salarisstructuur (art. 9.8), functiewaarde- ring, overwerkregeling in tijd (art. 8.2), bovenwettelijke vakantiedagen (art. 14.10), arbeidsvoorwaarden à la carte (protocollaire bepaling nr 12), ziektekostenverzeke- ring (art. 16), nadere invulling van scholingsafspraken (art. 20), pensioen (art. 24.1.), prepensioen (art. 24.2). Als gevolg van maatwerk mag een arbeidsvoorwaar- de niet worden verslechterd.
7A.2
Voor het realiseren van maatwerk in arbeidsvoorwaarden in de onderneming als bedoeld in het vorige lid dient de volgende procedure in acht te worden genomen: Regelingen m.b.t. bovengenoemde onderwerpen worden op initiatief van de werk- gever voor instemming op grond van de WOR voorgelegd aan het vertegenwoordi- gend overleg;
Regelingen m.b.t. artikel 8 (Arbeidsduur en overmatige werktijd) worden op initia- tief van de werkgever besproken met de redactie/redactieraad.
Besluiten terzake op ondernemingsniveau worden gemeld aan de vakorganisaties; Voor zover door betrokken partijen nodig wordt geacht, vindt een marginale toet- sing plaats door de Geschillencommissie.
Artikel 8 Arbeidsduur en overmatige werktijd
8.1
De normale arbeidsduur bedraagt gemiddeld 144 uur per vier weken. In die periode vallen in principe acht vrije dagen, zoveel mogelijk op zaterdag en zondag.
8.2
Behoudens andersluidende afspraken op ondernemingsniveau, gestoeld op artikel 7A van deze CAO, hebben journalisten, met uitzondering van de leden van de hoofdredactie, het recht de overschrijding van de voor hen geldende arbeidsduur van gemiddeld 144 uur per vier weken naar keuze te compenseren:
a. compensatie in vrije tijd voor elk uur overschrijding van de voor hen geldende arbeidsduur van gemiddeld 144 uur per vier weken of
b. per vakantiejaar twee extra vakantiedagen met behoud van salaris ter compen- satie van eventuele overmatige werktijd.
De journalist dient vóór de aanvang van het vakantiejaar aan te geven op welke wijze gebruik wordt gemaakt van bovenstaande regeling. Leden van de hoofd- redactie verwerven per vakantiejaar recht op vier extra dagen vakantie met behoud van salaris.
8.3
De voor de journalist geldende normale dagelijkse werktijden dienen te liggen tus- sen 07.00 uur en 18.30 uur.
Met in achtneming van het bepaalde in artikel 7Akunnen terzake op ondernemings- niveau andersluidende afspraken worden gemaakt.
8.4
De journalist kan aanspraak maken op één dag verlof met behoud van salaris voor elke periode van 4 dagen aaneengesloten gedurende welke hij ten behoeve van het vaktijdschrift waarvoor hij werkzaam is, aan de huiselijke kring wordt onttrok- ken.Deze dag verlof dient zo mogelijk direct aansluitend aan de afwezigheid te wor- den opgenomen en is niet in geld om te zetten.
8.5
a. Journalisten met een volledig dienstverband die de leeftijd van 60, 61 of 62 jaar en ouder hebben bereikt en die vanwege het moet voldoen aan tien-dienstjaren-
Procedure
Normale arbeidsduur
Compensatie in vrije tijd
Normale dage- lijkse werktijden
Betaald verlof
Seniorenverlof
criterium niet kunnen deelnemen aan de regeling vrijwillig vervroegd uittreden, kunnen - indien zij dit wensen - individueel in aanmerking komen voor een arbeidstijdverkorting van respectievelijk 10, 15 en 20% van de gemiddelde 4- wekelijkse arbeidsduur.
De in het kader van dit lid niet gewerkte uren worden betaald tegen 85% van het normale bruto-uurloon, waarbij de pensioenopbouw wordt voortgezet en de pensioenpremie wordt geheven alsof door de journalist geen gebruik van seni- orenverlof is gemaakt.
b. Journalisten met een volledig dienstverband kunnen tijdens de laatste 12 maan- den van het dienstverband direct voorafgaand aan het tijdstip waarop zij vrij- willig vervroegd uittreden dan wel met pensioen gaan, individueel in aanmer- king komen voor een arbeidstijdverkorting van 20% van de gemiddelde 4-wekelijkse arbeidsduur.
De in het kader van dit lid niet gewerkte uren worden betaald tegen 100% van het normale bruto-loon.
c. De in dit artikel onder lid a. en b. genoemde arbeidstijdverkorting wordt in goed overleg met de werkgever in beginsel toegestaan per werkdag of per werkweek. Het aantal vakantie-uren wordt opgebouwd naar rato van de feitelijke werkfac- tor. In bijzondere omstandigheden kan de arbeidstijdverkorting worden opge- spaard over een periode van ten hoogste 4 achtereenvolgende kalenderweken. De aanspraak op deze arbeidstijdverkorting vervalt indien deze in een periode van 4 achtereenvolgende kalenderweken niet is opgenomen, tenzij bedrijfsom- standigheden dit hebben veroorzaakt. Gedurende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede tijdens vakanties ontstaat geen aanspraak op arbeidstijdverkorting.
Dit recht zal voor niet in volledige dienst zijnde journalisten naar rato worden toegepast.
Extra werk door parttimers
Artikel 9
Indeling in salarisgroepen
Salarisschalen; schaaltreden; normsalaris
8.6
Extra werkzaamheden, verricht door journalisten in gedeeltelijke dienst, worden vergoed volgens het normale voor hen geldende uurloon. De vaststelling van het uurloon geschiedt nadat het geldende salaris is herleid tot het salaris behorend bij een volledige dagtaak. De verrichte extra werkzaamheden komen tevens in aan- merking voor de toekenning van vakantiedagen en vakantietoeslag, berekend over het aantal gewerkte uren in het betreffende vakantiejaar.
Salarisbepalingen
9.1
De journalisten worden naar de aard van de door hen in hoofdzaak te verrichten werkzaamheden ingedeeld in een functieniveaugroep, met inachtneming van de groepsomschrijvingen zoals vermeld in Bijlage I van deze overeenkomst. (Zie ook protocollaire bepaling nr. 7 inzake het loopbaanbeleid).
9.2
a. Bij functieniveaugroep A behoort een salarisschaal die tot 23 jaar gebaseerd is op de leeftijd van de journalist.
b. Voor functieniveaugroep B tot en met H wordt het salaris bepaald door de aan de
journalist toe te kennen schaaltreden in de voor hem geldende functieniveaug- roep.
c. De salarisschalen zijn opgenomen in Bijlage I van deze overeenkomst. De in de schalen vermelde bedragen zijn normsalarissen.
Bij een normsalaris wordt ervan uitgegaan dat relatief kleine verschillen in indi- viduele arbeidsprestaties doorgaans niet of moeilijk in individueel verschillen- de bedragen kunnen worden uitgedrukt, met als consequentie dat het salaris wordt gebaseerd op de gemiddelde arbeidsprestatie.
d. In die gevallen waarin een medewerker een duidelijk herkenbare prestatie van hoog niveau levert, kan de betrokkene individueel voor een hoger salaris dan het normsalaris in aanmerking komen.
Toelichting
Partijen gaan daarbij uit van de praktijk dat tenminste 80% van de feitelijk betaalde salarissen normsalarissen zijn, terwijl maximaal 20% van de feitelijk betaalde salarissen de genoemde normsalarissen in mindere of meerdere mate overschrijdt.
9.3
Iedere journalist ontvangt in de regel bij aanstelling, doch in elk geval uiterlijk bin- nen 3 maanden na zijn aanstelling, schriftelijk mededeling van de functieniveaug- roep waarin zijn functie is ingedeeld, van zijn salarisschaal en eventueel van het aan- tal schaaltreden waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd. Voorzover de indeling niet bij de aanstelling is meegedeeld, zal de indeling terugwerkende kracht hebben tot de datum van indiensttreding.
9.4
Van een wijziging van zijn groepsindeling ontvangt de journalist van de werkgever schriftelijk mededeling, onder vermelding van zijn nieuwe functieniveaugroep en zijn nieuwe salaris.
9.5
Een journalist die werkzaamheden verricht welke onder verschillende groepen val- len, wordt naar billijkheid ingedeeld; daarbij worden zowel kwantitieve als kwali- tatieve aspecten in ogenschouw genomen.
9.6
Aan de journalist kunnen, zowel op grond van opleiding als op grond van elders opgedane voor de functie bruikbare ervaring, in zijn functieniveaugroep schaaltre- den worden toegekend.
9.7
a. De journalist die bij aanstelling in een leeftijdsschaal is ingedeeld, heeft uiter- lijk zes maanden na de eerste dag van de maand waarin hij jarig is (c.q. bij de aanvang van de periode), recht op het salaris dat krachtens de geldende salaris- schaal met zijn leeftijd overeenstemt onverminderd hetgeen hieromtrent in de wet minimumloon/ minimumvakantietoeslag wordt bepaald.
b. Indien bij aanstelling schaaltreden zijn vastgesteld zal als regel het aantal schaaltreden jaarlijks per 1 juli (c.q. bij de aanvang van de periode waarin 1 juli valt) met een schaaltrede worden verhoogd, echter uitsluitend indien het maxi- mum aantal schaaltreden in de geldende functieniveaugroep nog niet is toege-
Functie- indeling; inschaling salaris
Wijziging groeps- indeling
Indeling naar billijkheid
Toekenning schaaltreden
Periodieke schaaltrede verhoging
kend. In de gevallen waarin bij uitzondering van deze regeling wordt afgewe- ken, zal aan de betrokken journalist tijdig schriftelijk worden meegedeeld dat hem geen schaaltredeverhoging wordt toegekend onder vermelding van de redenen.
c . In afwijking van het onder 7b gestelde zal aan de journalist, die tussen 1 janu- ari en 1 juli in dienst treedt, de eerstvolgende schaaltredeverhoging worden toe- gekend op 1 januari daaropvolgend.
Afwijkende salarisstructuur
Artikel 10
Tijdelijke waarneming
Promotie
9.8
Het bepaalde in bijlage I is niet van toepassing op die werkgevers die, met in acht- neming van het bepaalde in artikel 7A van deze CAO, een salarisstructuur, geba- seerd op een systeem van functiewaardering, hebben ingevoerd, voorzover deze salarisstructuur in zijn totaliteit inhoudelijk niet in ongunstige zin afwijkt van het- geen hieromtrent in deze CAO is vastgelegd.
Een dergelijke salarisstructuur wordt geacht voor die werkgevers onderdeel te vor- men van deze CAO voorzover deze structuur betrekking heeft op werknemers voor wie Bijlage I anders - krachtens het bepaalde in artikel 2 - van toepassing zou zijn.
Toelichting
Indien een werkgever een eigen salarisstructuur invoert of heeft ingevoerd op basis van een systeem van functieclassificatie treedt die eigen salarisstructuur in de plaats van die van de CAO en maakt daarvan deel uit, mits deze eigen salarisstructuur bij toetsing door de vakvereniging niet in zijn totaliteit inhoudelijk ongunstiger is dan die in de CAO.
Plaatsing in een hoger ingedeelde functie
10.1
a. Journalisten die tijdelijk een functie volledig waarnemen welke hoger inge- deeld is dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de functieniveaugroep en de salarisschaal welke met hun eigen functie overeenkomen.
b. Indien de tijdelijke waarneming tenminste 1 betalingsperiode onafgebroken heeft geduurd ontvangt de journalist daarvoor een toeslag. Deze toeslag bedraagt 50% van het verschil tussen het schaalsalaris, behorende bij de hogere functieniveaugroep en het feitelijke schaalsalaris van de waarnemer. Hierbij wordt uitgegaan van een voor de waarnemer gelijk aantal schaaltreden. Aan de journalist die in een kalenderjaar een zelfde hoger ingedeelde functie reeds tweemaal heeft waargenomen, telkens voor tenminste een betalingsperiode onafgebroken, zal voor de duur van een volgende waarneming van deze functie in dat jaar een toeslag worden toegekend van 100%.
c. Een toeslag wordt niet toegekend aan de journalist voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden.
10.2
a. Journalisten die definitief in een hoger ingedeelde functie worden aangesteld, worden als regel in de overeenkomende hogere functieniveaugroep ingedeeld met ingang van de betalingsperiode, volgend op die waarin de promotie heeft plaatsgevonden.
b. Voorlopige plaatsing in een hoger ingedeelde functie zonder dat de betrokken journalist in de overeenkomende hogere functieniveaugroep wordt ingedeeld, is mogelijk gedurende maximaal zes maanden.
Bij definitieve plaatsing in deze hoger ingedeelde functie wordt met terugwer- kende kracht het daarbij behorende salaris toegekend.
c. Indien een journalist promoveert naar een hogere functieniveaugroep, wordt eerst een schaaltrede toegekend van de oorspronkelijke salarisschaal, of bij het maximum daarvan een theoretische schaaltrede gelijk aan de laatste schaaltre- de van de schaal. Vervolgens wordt de journalist ingeschaald op het naast hoge- re salaris in de nieuwe salarisschaal.
10.3
Indien een functie als gevolg van een herwaardering wordt ingedeeld in een hogere functieniveaugroep, ontvangt de journalist het naast hogere schaalsalaris van de nieuwe functieniveaugroep met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de herindeling in de hogere functieniveaugroep is geschied.
Artikel 11 Plaatsing in een lager ingedeelde functie
11.1
Journalisten, die wegens functionele ongeschiktheid of met hun instemming op voorstel van de werkgever na overleg met de hoofdredactie worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salarisschaal inge- deeld met ingang van de betalingsperiode volgende op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
Het salaris zal aan de lagere indeling worden aangepast door eerst een schaaltrede terug te gaan in de oorspronkelijke functieniveaugroep, gevolgd door inschaling op het naast lagere salaris in de nieuwe functieniveaugroep. Het verschil tussen het oor- spronkelijke salaris en het nieuwe salaris zal worden omgezet in een tijdelijke per- soonlijke toeslag.
11.2
Indien een functie als gevolg van een herwaardering wordt ingedeeld in een lagere functieniveaugroep, geldt ten aanzien van de inschaling in de nieuwe schaal het gestelde in artikel 4A lid 9.
11.3
De tijdelijke persoonlijke toeslag, zoals omschreven in lid 1 van dit artikel, wordt meegeteld bij de bepalingen van de pensioengrondslag, de vakantietoeslag, de VUT-premiegrondslag en de gratificatie of dergelijke.
Bij herplaatsing in de oorspronkelijke functie vervalt de persoonlijke toeslag en wordt aan de journalist wederom het oorspronkelijke schaalsalaris toegekend. De persoonlijke toeslag wordt afgebouwd in een periode van ten hoogste vijf jaren, doch met tenminste 2% van het oorspronkelijke schaalsalaris per jaar.
Na het bereiken van de 55-jarige leeftijd wordt de persoonlijke toeslag of het even- tuele restant ervan niet meer afgebouwd.
Herwaardering functie
Wegens ongeschiktheid
Wegens her waardering van de functie
Tijdelijke persoonlijke toeslag
Artikel 12
Feestdagen
Zon- en feest- dagen: etmalen
Artikel 13
Arbeids- ongeschiktheid
Bijzonder verlof
Feestdagen
12.1
a. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen, de beide Kerstdagen en Koninginnedag, alsmede nationale feestdagen die door de overheid worden vastgesteld.
b. 5 mei wordt een maal per vijf jaar aangemerkt als een feestdag in de zin van deze CAO en wel voor het eerst op 5 mei 2005.
c. Op feestdagen wordt als regel niet gewerkt. Voorzover deze feestdagen vallen op werkdagen waarop door de betrokken journalisten zou moeten zijn gewerkt, wordt over deze dagen het salaris doorbetaald.
12.2
Voor toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst wor- den zon- en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten, gerekend vanaf 0.00 uur.
Afwezigheid met behoud van salaris
Met uitsluiting van het in artikel 7: 629 b BW bepaalde geldt het volgende:
13.1
Bij arbeidsongeschiktheid van de journalisten is het in artikel 17 bepaalde van toe- passing.
13.2
In de volgende gevallen waarin hij de bedongen arbeid noodzakelijkerwijs niet heeft kunnen verrichten, wordt de journalist over de hieronder voor de respectievelijk bij elk dezer gevallen bepaalde termijnen van verlof de beloning doorbetaald zoals deze gegolden zou hebben in geval van aanwezigheid van de journalist, mits hij zo moge- lijk tenminste een dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werk- gever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het desbe- treffende geval bijwoont:
x. xxx xx xxx van overlijden tot en met de dag van de begrafenis bij overlijden en begrafenis van de echtgenote of van een kind of pleegkind van de journalist;
b. gedurende 2 dagen bij overlijden of begrafenis één zijner ouders;
c. gedurende één dag op de dag van de begrafenis van xxxxxxxxxxx, grootouders der echtgenote, kleinkinderen, broers, zusters, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxx, zwagers en schoonzusters;
x. gedurende één dag bij ondertrouw van de journalist zelf en gedurende twee dagen bij zijn huwelijk, te weten de dag van het huwelijk zelf en de daaropvol- gende dag;
e. gedurende één dag bij huwelijk een zijner kinderen, pleegkinderen, kleinkinde- xxx, broers, zusters, ouders en schoonouders, zwagers en schoonzusters;
x. gedurende één dag bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de journalist, diens ouders of xxxxxxxxxxxx;
g. gedurende twee dagen bij bevalling van de echtgenote;
h. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen, indien de journalist ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld of krachtens een wet persoonlijk opgelegde verplich- ting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor salarisderving, welke hij van derde zou kunnen ontvangen;
i. gedurende één dag bij 25-, 40,- en 50-jarig dienstjubileum van de journalist;
j. voor het noodzakelijk bezoek aan dokter, c.q. specialist, gedurende een naar redelijkheid te bepalen tijdsduur, voorzover dit bezoek niet in de vrije tijd van de journalist kan geschieden;
x. gedurende totaal vijf dagen educatief verlof in de periode van drie jaren voor- afgaand aan de vrijwillig vervroegde uittreding of aan de pensionering van de journalist ten behoeve van het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op de uittreding x.x. xxxxxxxx;
x. gedurende één dag in geval van ziekte van een der huisgenoten, indien de aan- wezigheid van de journalist dringend vereist is teneinde noodzakelijke voorzie- ningen te kunnen treffen. De journalist die van deze mogelijkheid gebruik maakt dient zich achteraf jegens de werkgever te verantwoorden. In situaties dat meer dan één dag verlof nodig is, dient vooraf goed overleg met de werkgever plaats te vinden.
x. gedurende één dag per jaar bij verhuizing van de journalist.
In het kader van dit artikel worden met echtgenote gelijkgesteld: echtgenoot en ongehuwden die zich kennelijk blijvend hebben gevestigd in een leef/woon- situatie, welke vergelijkbaar is met die van gehuwden.
13.3
De werkgever zal voorzover de bedrijfsomstandigheden dit naar zijn oordeel toela- ten, aan een journalist op verzoek van de vakvereniging waarvan deze lid is, in onderstaande gevallen verzuim met behoud van salaris toestaan, indien en voorzo- ver het door hem te derven salaris niet door de betrokken vakverenigingen wordt vergoed:
a. het als officeel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van de vereni- gingsraad, de afdelingsvergadering, de sectievergadering, bedrijfstakconferen- ties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vakvereniging opge- nomen organen, voorzover opgenomen in de jaarlijks door de vakvereniging ter beschikking van de werkgeversorganisatie te stellen lijst;
b. het deelnemen aan een door de vakvereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst, voorzover opgenomen in de door de vakorganisaties ter beschikking van de werkgeversorganisatie te stellen lijst.
Het verzoek om vrijaf voor een der onder a. en b. van dit lid bedoelde activitei- ten zal door de journalist schriftelijk en tijdig bij de hoofdredacteur worden ingediend.
13.4
Het bepaalde in artikel 7: 628 BW met betrekking tot de doorbetaling van het salaris is in de daarbedoelde gevallen van kracht, in zoverre, dat de werkgever niet gehou- den is het salaris door te betalen in de volgende gevallen:
- schorsing van de journalist door de werkgever als voorzien in artikel 7 lid 10.
- invoering van een verkorte werkweek (een zgn. nul-uren-week daaronder begrepen) mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het
Bijeenkomsten vakverenigingen
Niet gehouden tot doorbetaling salaris
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkre- gen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd.
Partijen achten een termijn van twee weken voor dit voorafgaand overleg vol- doende.
- de verlenging van een verkorte werkweek (een zgn. nul-uren-week daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging die ten aanzien van de aan- tallen erbij betrokken journalisten en/of aantal uren, dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierbo- ven bij het tweede gedachtestreepje omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakvereniging tijdig, d.w.z. tenminste een week voor het ingaan van de verlenging, daarvan mededeling doet.
Hoogte van de salarisbetaling
Artikel 14
Vakantiejaar
Duur der vakantie
13.5
In de gevallen waarin het salaris moet worden doorbetaald, wordt daaronder ver- staan het inkomen naar rato van het aantal gewerkte uren, tenzij partijen een afwij- kende regeling treffen.
Vakantie
14.1
Het vakantiejaar loopt van 1 mei tot en met 30 april, tenzij een ander vakantiejaar geldt.
14.2
a. De journalist verwerft per vakantiejaar recht op 23 vakantiedagen met behoud van salaris.
Vakantiedagen kunnen worden opgenomen in het vakantiejaar waarin het recht daarop wordt verworven.
Met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 geldt dat journalisten in gedeeltelijke dienst vakantierechten opbouwen over alle feitelijke gewerkte uren in het afgelopen vakantiejaar.
b. Een vakantiedag is gelijk aan 7,2 uur bij een volledig dienstverband en in geval van gelijk over de week verdeelde werktijden.
c. De journalist die bij de aanvang van het vakantiejaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft per vakantiejaar recht op 1 extra vakantiedag met behoud van salaris.
d. De journalist, die de 50-, 55-, respectievelijk de 60-jarige leeftijd heeft bereikt, verwerft per vakantiejaar recht op 1, 2 respectievelijk 3 extra vakantiedagen met behoud van salaris.
e. De journalist, niet zijnde lid van de hoofdredactie, verwerft per vakantiejaar twee extra vakantiedagen indien hij daarvoor conform het gestelde in artikel 8.2 heeft gekozen ter compensatie van overmatige werktijd.
Leden van de hoofdredactie verwerven per jaar recht op 4 extra vakantiedagen conform het gestelde in artikel 8.2 .
14.3
Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een journalist die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt de journalist die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden, c.q. de dienst te heb- ben verlaten. In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan een maand heeft geduurd, de journalist een zuiver proportioneel recht op vakantie krij- gen.
14.4
De journalist dient bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst de werkgever mee te delen hoeveel recht op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de journalist aanspraak kan maken.
14.5.
a. Van de in lid 2 sub a genoemde vakantie zullen als regel tenminste 10 achter- eenvolgende vakantiedagen worden opgenomen.
b. De journalist heeft het recht om van de in lid 2 sub a genoemde vakantie 15 ach- tereenvolgende vakantiedagen op te nemen.
c. Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie en snipperdagen wordt doorgaans door de hoofdredacteur vastgesteld in overleg met de journalist. Dit laat de for- mele bevoegdheid van de werkgever om het tijdstip van de vakantie en snipper- dagen vast te stellen onverlet.
14.6
a. De werkgever kan van de vakantiedagen ten hoogste twee dagen als collectieve snipperdagen aanwijzen, welke aanwijzing voor de aanvang van het vakantie- jaar met instemming van de ondernemingsraad geschiedt.
b. De journalist kan na overleg de overblijvende vakantiedagen opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij de eisen van het bedrijf zich hierte- gen naar het oordeel van de werkgever verzetten.
14.7
a. Indien de vakantierechten niet binnen zes maanden na het verstrijken van het vakantiejaar waarin zij zijn verworven, door de journalist zijn opgenomen, is de werkgever gerechtigd na overleg data vast te stellen waarop de journalist deze dagen zal opnemen.
b. Vakantiedagen welke niet zijn opgenomen binnen de wettelijke daarvoor gel- dende termijn na het tijdstip waarop deze zijn verworven, vervallen.
14.8
a. Met betrekking tot het verwerven en genieten van vakantierechten gedurende de onderbreking van de werkzaamheden zijn de artikelen 7: 635 en 7: 636/637 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
b. Indien de aanvankelijk vastgestelde vakantiedagen tijdens de vakantie door ziekte niet kon worden genoten zal de hoofdredacteur in overleg met de journa- list nieuwe data vaststellen waarop alsnog vakantie kan worden opgenomen. Het bovenstaande is slechts van toepassing, indien hem terzake een uitkering
Berekening aantal vakantie- dagen
Bij vorige werk- gever(s) verwor- ven vakantie- rechten.
Aaneengesloten vakantie
Snipperdagen
Niet-opgenomen vakantie
Het verwerven en genieten van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden.
krachtens de Ziektewet wordt toegekend gedurende deze dagen dan wel de loonbetaling op grond van de Wet Uitbreiding Loondoorbetaling Bij Ziekte (WULBZ) plaatsvindt.
Vakantie en einde arbeidsovereen- komst
Bovenwettelijke vakantiedagen
Artikel 14A
Artikel 15
Berekening vakantietoeslag
Gebroken jaren
14.9
a. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de journalist desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen, met dien verstande dat niet eenzijdig kan worden bepaald dat deze vakantiedagen kunnen worden opgenomen gedurende de opzegtermijn.
b. In geen ander geval dan bij het einde van de arbeidsovereenkomst zullen niet opgenomen vakantiedagen worden uitbetaald.
c. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verre- kend.
d. De werkgever reikt de journalist bij het einde van de arbeidsovereenkomst een verklaring uit waaruit blijkt xxxxxxx niet opgenomen vakantiedagen aan hem zijn uitbetaald.
14.10
In afwijking van het gestelde in artikel 14.9 en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7A van deze CAO kunnen bovenwettelijke vakantiedagen worden aange- wend/ingezet voor het invullen van arbeidsvoorwaarden op maat.
Verlof à la Carte
Er geldt een regeling Verlof à la Carte, die nader is uitgewerkt in het reglement "Ver- lof à la Carte" (Bijlage X bij deze CAO).
Vakantietoeslag
15.1
De journalist die het gehele voorafgaande vakantiejaar onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest ontvangt ter gelegenheid van zijn aaneengesloten vakan- tie, doch in de regel uiterlijk op 1 juni een vakantietoeslag ten bedrage van 8% van 12 maal het salaris over de maand mei c.q. 13 maal het salaris over de 4e periode.
In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantieuitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
Ten aanzien van de journalist in gedeeltelijke dienst dient het gestelde in artikel 8 lid 6 in acht te worden genomen.
15.2
a. De journalist, die in de loop van het voorafgaande vakantiejaar in dienst van de werkgever is getreden, ontvangt een evenredig deel van deze toeslag. Hetzelf- de geldt met betrekking tot de journalist wiens dienstbetrekking in de loop van het vakantiejaar eindigt.
b. Indien in de loop van een vakantiejaar een volledig dienstverband overgaat in een gedeeltelijk dienstverband of omgekeerd, dan wel wijzigingen optreden in
het aantal te werken uren in geval van een gedeeltelijk dienstverband, zal het in lid 1 van dit artikel genoemde percentage worden berekend over het salaris over de maand mei, met inachtneming van het gemiddeld in het betrokken vakantie- jaar gewerkte aantal uren.
15.3
Bij een normale arbeidsduur bedraagt de vakantietoeslag voor een journalist van 23 jaar en ouder minimaal ƒ 2.350,- (€ 1.066,38).
Deze minimum-vakantietoeslag zal voor journalisten van 22 jaar worden vermin- derd met 10%. Bij 21 jaar met 20%, 20 jaar 30%, 19 jaar 40%, 18 jaar 47.5%, 17 jaar
55% en 16 jaar 60%.
Artikel 16 Bijdrage premie
ziektekostenverzekering
16.1
a. De werkgever zal aan de journalist, die niet krachtens het Ziekenfonds verplicht is verzekerd, een bijdrage verstrekken gelijk aan 50% van de kosten (premie plus MOOZ en WTZ) die de journalist maakt voor het verzekeren tegen ziekte- kosten van zichzelf, zijn/haar echtgeno(o)t(e) en zijn/haar eerste twee kinderen.
b. Indien de werkgever voor de journalist, die niet krachtens de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is, een collectieve ziektekostenverzekering heeft afgesloten en de journalist na de vervaldatum van de individuele verzekering om kosten- overwegingen niet wenst deel te nemen aan deze collectieve verzekering, dan is de werkgever niet verplicht om een bijdrage te verstrekken conform het gestel- de in lid a. Deze bepaling treedt in werking op 1 januari 2002.
16.2
Het in 16.1, lid b, is niet van toepassing in die gevallen waarin de journalist op grond van zwaarwegende medische redenen zijn/haar bestaande ziektekostenverzekering wenst te handhaven, waardoor hij/zij derhalve niet zal deelnemen aan de collectie- ve regeling. In die gevallen blijft het bepaalde in 16.1, lid a, onverminderd van toe- passing.
De zwaarwegende medische redenen, als bedoeld in de vorige volzin, dienen door de journalist ter toetsing aan de bedrijfsarts of Arbo-arts van de werkgever te wor- den voorgelegd.
16.3
De bijdrage van de werkgever zal per jaar nooit hoger zijn dan het maximum van de werkgeversbijdrage in de ziekenfondspremie verhoogd met ƒ 300,- (€ 136,13).
16.4
De kosten die de journalist maakt voor het meeverzekeren van een derde kind of meer kinderen zal de werkgever geheel vergoeden. Indien uitsluitend als gevolg van deze vergoeding de werkgeversbijdrage hoger is dan de in lid 2 genoemde begren- zing zal die begrenzing niet van toepassing zijn.
Hoogte vakantietoeslag
Bijdrage werkgever
Zwaarwegende medische redenen
Maximum
Drie of meer kinderen
Voorwaarden
Partner
Definitie kind
Artikel 17
Toepasselijke bepalingen
Aanvulling door de werkgever
16.5
De bijdrage in de kosten van een ziektekostenverzekering wordt uitsluitend toege- kend als de polis resp. het bewijs van die verzekering ten name van de journalist is gesteld en uit de polis resp. het bewijs tevens blijkt dat de journalist verzekerde is.
16.6
Met echtgeno(o)t(e) wordt in dit artikel gelijkgesteld de ongehuwd samenwonende partner indien:
a. de partner (jonger dan 65 jaar) duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met de verzekerde (ongeacht het geslacht), zonder met hem of haar gehuwd te zijn.
b. de verzekerde journalist als kostwinner wordt beschouwd. Xxxxxxxxxx is men als het brutoloon of de uitkering tenminste de helft van het inkomen van de ver- zekerde journalist xxxxxxxxxxx met dat van de samenwonende partner bedraagt. Deze inkomenseis geldt overigens ook bij gehuwden.
16.7
In dit artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd danwel, indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of de Algemene Kinderbijslagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt.
Arbeidsongeschiktheid door ziekte en ongeval
17.1
Indien een journalist ten gevolge van aan de werkgever ter kennis gebrachte ziekte of ongeval niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem, zulks in afwijking van het in artikel 7:629 BW bepaalde, uitsluitend de bepalingen van de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting Bij Ziekte (WULBZ) en voorzo- ver van toepassing de Ziektewet, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelf- standigen (WAZ) en de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicap- ten (Wajong) voorzover hierna niet uitdrukkelijk anders is bepaald, en onverminderd het bepaalde in artikel 6.5 lid d.
17.2
a. Gedurende de eerste 52 weken ziekte in de zin van de WULBZ zal de werkge- ver het netto-inkomen doorbetalen. Indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38 lid 1 van de ZW later doet dan in dat artikel is voorgeschreven, wordt de termijn van 52 weken me de duur van de termijn van de vertraging verlengd.
b. Voor de in lid 2a bedoelde journalist zal bij arbeidsongeschiktheid de uitkering krachtens de WAO en de WAZ/Wajong gedurende maximaal twee jaar worden aangevuld tot 100% van het netto-inkomen. Voor de werking van dit artikellid wordt onder journalist tevens vertstaan de journalist waarmee het dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid is beëindigd.
c. Bij afwisselende perioden van gehele en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden in totaal maximaal gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf
de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, aanvullende uitkeringen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 lid 2 sub b. Bij tussentijdse wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage danwel een onderbreking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering korter dan een maand vangt de aanvullings- termijn derhalve niet opnieuw aan.
17.3
Onder netto-inkomen als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt verstaan het gederfde inkomen exclusief compensatie voor overmatige werktijd dat de journalist verdiend zou hebben indien hij arbeidsgeschikt ware geweest onder aftrek van de sociale verzekeringspremies, loonbelasting, eventuele pensioen- en ziektekosten- verzekeringspremie, de VUT-premie en de bijdrage Arbeidsongeschiktheidsvoor- ziening, welke normaliter worden ingehouden.
17.4
De in lid 2 bedoelde loondoorbetalingen resp. aanvullingen worden beëindigd op de 1e dag van de maand waarin de journalist de leeftijd van 65 jaar dan wel de pen- sioengerechtigde leeftijd bereikt en worden niet toegekend aan journalisten van 65 jaar en ouder.
17.5
Na keuring door een ARBO-dienst kan zowel door de werkgever als door de jour- nalist een second opinion worden gevraagd, ook bij een andere uitvoeringsinstelling (UVI).
Artikel 17A Arbeidsongeschiktheids- voorziening
17A.1
Er geldt een Regeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening. Deze regeling is nader uitgewerkt in het ’Reglement van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf’(Bijlage VII van deze CAO). Deze regeling geldt met ingang van 1 januari 1993. De uitvoering van de regeling is opgedragen aan de daarvoor opgerichte Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf te Amsterdam.
17A.2
De uitgangspunten van de regeling zijn:
a. Er zullen aanvullingen worden verstrekt op de vervolguitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan journalisten die na 25 januari 1994 de maximum uitkeringstermijn van de Ziektewet hebben bereikt èn niet of niet meer in aanmerking komen voor een suppletiebetaling van de werkgever krachtens artikel 17 van de CAO.
b. De hoogte van de aanvulling is het verschil tussen loondervingsuitkering op grond van de WAO en de vervolguitkering. Aanspraak op de aanvulling bestaat zolang de deelnemer aan de regeling recht heeft op een vervolguitkering krach- tens de WAO.
Netto inkomen
Beëindiging aanvullingen
Second Opinion
Regeling Arbeids- ongeschiktheids- voorziening
Doelstelling
Hoogte en duur van de aanvulling
Bijdrage
Artikel 18
Overlijdens- uitkering
Nagelaten betrekkingen
Artikel 19
Reglement
Dienstjaren
c. De bijdrage wordt jaarlijks door CAO-partijen in het Boeken- en Tijdschriftuit- geverijbedrijf, na advies van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschikt- heidsvoorziening BTU, vastgesteld. De bijdrage komt voor rekening van de werknemer en bedraagt met ingang van 1 januari 2001 2,2 % van de heffings- grondslag voor de WAO.
Uitkering bij overlijden
18.1
Indien een journalist overlijdt zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdens- uitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de journalist laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van het overlijden van de journalist toekomt ingevolge de Xxxxxxxxx en/of Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering/WAZ/Wajong.
18.2
Onder nagelaten betrekkingen worden verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden;
b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leef- den: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
N.B. Indien er geen nagelaten betrekkingen zijn als in sub a. en b. van dit artikel genoemd, zullen de in dit artikel bedoelde uitkeringen tegen kwijting worden betaald aan diegene die hiervoor door de overledene is aangewezen, mits deze zich kennelijk blijvend hebben gevestigd in een leef/woonsituatie welke vergelijkbaar is met die van gehuwden.
Deze aanwijzing geschiedt door deponering van een verklaring bij de werkgever. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laat- stelijk genoten salaris, vermeerderd met vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
Regeling Basis-VUT en Aanvullingsregeling
m.i.v. 1-1-2001
19.1
Er geldt een regeling Basis-VUT (vrijwillig vervroegde uittreding uit de dienstbe- trekking) en Aanvullingsregeling met ingang van 1 januari 2001.
De regeling is nader uitgewerkt in het Reglement Vrijwillig Vervroegd Uittreden
m.i.v. 1-1-2001 en wordt uitgevoerd door de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittre- den Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf (Bijlage VI bij deze CAO).
19.2
Om aan de Basis-VUT-regeling te kunnen deelnemen, dient de betrokken werkne- mer gedurende de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaande aan het moment van
deelneming onafgebroken in dienstverband werkzaam te zijn geweest bij één of meerdere bedrijven zoals omschreven in het reglement.
19.3
Om aan de regeling te kunnen deelnemen, dient de betrokken werknemer tevens te voldoen aan de overige bepalingen van het reglement als bedoeld in lid 1 van dit arti- kel.
19.4
a. De premie bedraagt 5,8 % van de (gemaximeerde ) uitkeringsgrondslag zoals bedoeld in artikel 5 van het in lid 1 van dit artikel bedoelde reglement.
b. De werkgever is gerechtigd de helft van de sub a bedoelde premie op het bruto loon van de werknemer in mindering te brengen.
19.5
Om aan de Aanvullingsregeling te kunnen deelnemen, dient de betrokken werkne- mer op 31 december 2000 in dienst te zijn van de werkgever. Aanspraak op de aan- vullingsregeling vervalt, wanneer de werknemer voor het bereiken van de VUT- gerechtigde leeftijd de bedrijfstak heeft verlaten.
Artikel 20 Inzetbaarheid en scholing
Onder inzetbaarheid wordt verstaan de mogelijkheid van de journalist om op korte en op lange termijn inzetbaar te blijven in verschillende functies binnen de onder- neming en ook daarbuiten, zodat zijn inzetbaarheid en daarmee zijn werkzekerheid toenemen.
Toelichting
XXX-partijen zijn van mening dat werken aan inzetbaarheid voor zowel de journalist als de werkgever noodzakelijk is. De werkgever kan rekenen op optimale functievervulling, ook na veranderingsprocessen; de journalist heeft een maximale kans op werkzekerheid ( zowel binnen als buiten de eigen onderneming) en kan meer uit zijn loopbaan halen. Belangrijke instrumen- ten ter bevordering van inzetbaarheid zijn scholing, coaching on the job en loopbaanbeleid.
De verantwoordelijkheid voor het op peil houden van de inzetbaarheid van de jour- nalist zowel binnen als buiten de eigen onderneming is een gezamenlijke verant- woordelijkheid van werkgever en journalist. Dit vereist van de werkgever, met in achtneming van het gestelde in artikel 7A van deze CAO, het voeren van een oplei- dingsbeleid (verder uitgewerkt in Bijlage IV-A) dat aandacht geeft aan de ontwik- keling van de journalisten en dat de noodzakelijke informatie en middelen verschaft. Van de journalist wordt verwacht dat hij van alle informatie en middelen zo goed mogelijk gebruik maakt.
Overige voor- waarden
Premie
Aanvullings- regeling
Inzetbaarheid
Scholing
Artikel 21
Direct onder- scheid; indirect onderscheid
Toegestaan onderscheid; positieve discriminatie
Werving
Artikel 21A
Regeling kinderopvang
Gelijke behandeling mannen en vrouwen
21.1
Het is de werkgever niet toegestaan om onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, hetzij direct, hetzij indirect.
Onder direct onderscheid wordt verstaan een onderscheid dat rechtstreeks te maken heeft met iemands geslacht. Een vrouw wordt in dat geval omdat zij vrouw is onder overigens gelijke omstandigheden anders behandeld dan een man. Of omgekeerd: een man wordt anders behandeld omdat hij een man is. Onder indirect onderscheid wordt verstaan een onderscheid dat wordt gemaakt door verwijzing naar een hoeda- nigheid die op zichzelf geen verband houdt met iemands man- of vrouw-zijn, maar die in de praktijk met name op personen van een bepaald geslacht van toepassing is, bijvoorbeeld verwijzing naar de echtelijke staat of gezinsomstandigheden.
Voorts mag geen onderscheid worden gemaakt bij het aangaan van de arbeidsover- eenkomst, bij het verstrekken van onderricht, in de arbeidsvoorwaarden, bij de bevordering en bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
21.2
In het algemeen is het maken van onderscheid wel toegestaan in die gevallen waar- in het man- of vrouw-zijn noodzakelijkerwijs de functie bepaalt. Ook mag onder- scheid worden gemaakt indien het arbeidsvoorwaarden betreft die op de bescher- ming van vrouwen, met name in verband met zwangerschap of moederschap, betrekking hebben.
Onderscheid dat gemaakt wordt om personen van een bepaald geslacht in een bevoorrechte positie te plaatsen met de bedoeling feitelijke ongelijkheden op te hef- fen is eveneens toegestaan.
In dit kader worden maatregelen getroffen teneinde bestaande ongelijkheden op te heffen.
21.3
Het is de werkgever niet toegestaan om in een advertentie waarin een betrekking wordt aangeboden of bij de sollicitatieprocedure onderscheid te maken tussen man- nen en vrouwen, tenzij het een specifieke functie voor een man dan wel voor een vrouw betreft.
Kinderopvang
21A.1
Er geldt een regeling kinderopvang. De regeling is uitgewerkt in het ’’Reglement van de Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf’’ (Bijlage VIII bij deze CAO).
De mogelijkheid tot Buitenschoolse Opvang wordt met ingang van 1 januari 2001 uitgebreid tot kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar.
Voorts wordt in de bestaande Kinderopvangregeling met ingang van 1 januari 2002 onder een aantal voorwaarden de 50%-kostendeling ingevoerd (d.w.z. 50% van de kinderopvangkosten onder aftrek van de Ouderbijdrage komt voor rekening van de eigen werkgever en 50% voor rekening van de werkgever van de partner van de ouder).
21A.2
De werkgever is vanaf 1 januari 2001 aan het fonds een bijdrage verschuldigd van jaarlijks 0,6% berekend over het ongemaximeerde premieloon over 12 x de maand januari (resp. over 13 x die periode), zoals bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, tot ten hoogste 1,5 maal het maximum premieloon WAO op jaarba- sis, van de journalisten die in januari van enig jaar in dienst zijn bij de werkgever.
21A.3
Indien CAO-partijen niet tijdig overeenstemming bereiken over een nieuwe CAO zullen werkgevers over het eerste kalenderjaar na afloop van de CAO nog een bij- drage verschuldigd zijn die gelijk is aan de laatst vastgestelde bijdrage.
Artikel 22 Stagiair(e)s
22.1
Stagiair(e)s ontvangen een stagevergoeding die tenminste gelijk is aan de helft van het voor hun leeftijd geldende wettelijk minimumloon.
22.2
Zij ontvangen voorts vergoeding voor het reizen van en naar hun woonplaats of - indien noodzakelijk - vergoeding voor extra woonkosten.
22.3
De uitgever dient met hen een stagecontract af te sluiten, waarin tenminste bepalin- gen zijn opgenomen aangaande de begeleiding van de stagiaire en de opstelling van een stageverslag, een en ander bij voorkeur overeenkomstig het als bijlage XIII bij de CAO opgenomen model.
Artikel 23 Arbeidsreglement
De werkgever is bevoegd een arbeidsreglement in te voeren, houdende nadere rege- len ten aanzien van arbeid in het bedrijf.
Indien de werkgever binnen de wettelijke bepalingen een arbeidsreglement wenst in te voeren zal mede overleg worden gepleegd met de vakvereniging.
Artikel 24 Minimum pensioenvoorwaarden en minimum prepensioenvoor- waarden
Bijdrage werkgever
Stage- vergoeding
Kosten- vergoeding
Stagecontract
24.1
De werkgever is gehouden een pensioenvoorziening voor de werknemers te hebben getroffen welke ten minste voldoet aan het gestelde in Bijlage III-A.
Pensioen- voorziening
Prepensioen- voorziening
Marginale toetsing door de vakorganisaties
Artikel 24A
Artikel 25
Algemeen
24.2
Daarnaast is de werkgever gehouden met ingang van 1 januari 2001 een prepen- sioenvoorziening voor de werknemers te hebben getroffen welke tenminste voldoet aan het gestelde in Bijlage III-B. De prepensioenregeling zal een pensioenregeling zijn in de zin van de Pensioen- en Spaarfondsenwet en dient aldus te voldoen aan de in die wet gestelde regels.
24.3
Voorzover de onderwerpen pensioen en prepensioen niet zijn ondergebracht in een of meer aparte stichtingen (waarbij overleg over deze onderwerpen plaatsvindt tus- sen het bestuur en de deelnemersraad) wordt er naar gestreefd deze onderwerpen te regelen op ondernemingsniveau met de OR. De wijze van totstandkoming op onder- nemingsniveau kan door de vakorganisaties marginaal worden getoetst.
(Pre)pensioenopbouw bij ouderschapsverlof
Tijdens het ouderschapsverlof zal de (pre)pensioenopbouw worden voortgezet en zal de (pre)pensioenpremie worden geheven, alsof door de werknemer geen gebruik van ouderschapsverlof wordt gemaakt.
Vakbondswerk in de onderneming
25A.1
Contacten tussen werkgever en de vakvereniging vinden plaats via de bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging eventueel vergezeld van onbezoldigde vak- bondsfunctionarissen.
25A.2
Ten behoeve van contact met hun leden hebben bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging toegang tot de onderneming. Tevoren zullen over dergelijke contac- ten afspraken met de werkgever worden gemaakt, of deze zullen vooraf worden gemeld.
25A.3
Indien de vakvereniging daarnaast, ten behoeve van haar activiteiten binnen de onderneming, een formele organisatievorm heeft ingesteld met eigen taken en bevoegdheden binnen en onder verantwoordelijkheid van de vakvereniging, zal zij de werkgever hiervan tijdig op de hoogte stellen en daarbij tevens de samenstelling van dit orgaan bekend maken.
25A.4
De werkgever verleent de onder 25B. genoemde faciliteiten ten behoeve van de communicatie en het overleg tussen dit orgaan en de leden van de vakvereniging in de onderneming enerzijds en tussen dit orgaan en de bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging anderzijds.
25B.1
Het gebruik van daartoe bestemde publicatieborden voor:
a. het bekend maken van de namen van vertegenwoordigers of contactpersonen van de vakvereniging;
b. het aankondigen van vergaderingen van de vakvereniging;
c. het publiceren van beknopte verslagen van de vergaderingen als sub b bedoeld;
d. de kandidaatstelling van leden voor de ondernemingsraad;
e. het doen van mededelingen van zakelijke en informatieve aard betreffende de activiteiten van de werkgever.
De werkgever ontvangt een exemplaar van de te publiceren berichten en mede- delingen.
25B.2
De terbeschikkingstelling van de vergaderruimte in de onderneming, ten behoeve van vergaderingen van het in artikel 25A.3 bedoelde orgaan en in het algemeen ten behoeve van het onderhouden van contacten met de leden van de vakvereniging in de onderneming.
Het gebruik maken van de vergaderruimte geschiedt in beginsel buiten of aanslui- tend op de normale kantoortijden, op basis van een tijdig ingediende aanvraag bij de werkgever.
25B.3
Het gebruik in voorkomende gevallen van de interne postdienst van de onderneming voor de verspreiding van geadresseerde stukken aan de vertegenwoordigers of con- tactpersoon van de vakvereniging.
25B.4
Dit alles met dien verstande dat;
a. Bij uitoefening van de activiteiten van de vakvereniging binnen de onderne- ming en bij de gebruikmaking van de beschikbaar gestelde faciliteiten de vak- vereniging de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens de werkgever in acht zal nemen.
b. In bijzondere omstandigheden, wanneer het belang dit naar het oordeel van de werkgever vordert, het verlenen van faciliteiten worden opgeschort. Dit zal niet geschieden dan na voorafgaand overleg tussen de werkgever en de betrokken vakvereniging.
c. Indien de werknemer en de vakvereniging niet tot overeenstemming zijn geko- men met betrekking tot een gerezen verschil van inzicht aangaande de wijze van toekenning en gebruikmaking van faciliteiten en de daarbij gemaakte afspra- ken, de werkgever en de vakvereniging verplicht zijn dit verschil van inzicht te onderwerpen aan het oordeel van de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 29.
25C.1
Onder vertegenwoordigers van de vakvereniging worden verstaan: leden van het bestuur, van de verenigingsraad, het afdelingsbestuur, en eventuele werknemersle- den van een vakbondsdelegatie en daarmee krachtens artikel 13, lid 3 sub a gelijk te stellen verenigingsorganen.
Faciliteiten
-publicatie- borden
-vergaderruimte
-interne postdienst
Zorgvuldigheid; opschorting van verlening faciliteiten
Bescherming van vertegenwoor- digers van de vakvereniging
25C.2
Een vertegenwoordiger van een vakvereniging zal van het uitoefenen van deze functie geen nadelige invloed ondervinden in zijn financiële en maatschappelijke positie als journalist.
25C.3
Een vertegenwoordiger van een vakvereniging zal niet worden ontslagen, indien hij ook niet ontslagen zou worden als hij geen vertegenwoordiger zou zijn.
Artikel 26
Redactiestatuut
Artikel 27
Hoogte en bestemming
Artikel 28
Dispensatie op verzoek
Redactiestatuut
1. De werkgever/uitgever is gehouden een redactiestatuut vast te stellen. Dit redactiestatuut maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst van alle in dienst- verband werkzame journalisten.
2. Alvorens een dergelijk statuut vast te stellen vindt over de inhoud daarvan over- leg plaats tussen werkgever/uitgever, hoofdredactie en redactie van het vaktijd- schrift.
3. Bij dit overleg zal het in Bijlage XII opgenomen modelstatuut uitgangspunt zijn. Het staat de uitgever vrij een voor de redactie in gunstige zin van het model afwijkende regeling overeen te komen.
Het modelstatuut is een basisregeling, die reeds bestaande gunstiger regelingen als vorenbedoeld niet kan aantasten.
4. De vaktijdschriftuitgever is verplicht een reeds bestaand redactiestatuut aan te passen, voorzover dit in strijd is met het modelstatuut.
Werkgeversbijdrage
De werkgevers zullen bijdragen in de kosten van het vakbondswerk van de NVJ. De werkgever is gehouden gedurende de looptijd van deze CAO jaarlijks een bedrag af te dragen aan de werkgeversorganisatie ten bedrage van 0,09%, berekend over het ongemaximeerde premieloon over 12 x de maand januari, zoals bedoeld in de Coör- dinatiewet Sociale Verzekeringen, tot ten hoogste 1.5 maal het maximum premie- loon ZW/WAO op jaarbasis, van de journalisten die in januari van enig jaar in dienst zijn bij de werkgever.
Van dit bedrag wordt door de werkgeversorganisatie twee/derde deel overgemaakt aan de NVJ. Het andere deel van het bedrag dient ter financiering van de oprichting van het bedrijfstakbureau.
Dispensatie
Partijen kunnen in gemeenschappelijk overleg aan een werkgever op diens verzoek vergunning verlenen af te wijken van de bepalingen van deze overeenkomst of van haar bijlagen. Partijen kunnen een zodanige vergunning te allen tijde wijzigen of intrekken.
Artikel 29 Geschillencommissie
29.1
Partijen stellen een commissie van goede diensten in - hierna te noemen Geschil- lencommissie waarvan samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze zijn gere- geld in Bijlage IX.
29.2
De werkgever en de journalist zijn verplicht in geval van een gerezen geschil - als bedoeld in Bijlage IX, artikel 2 lid c - dit geschil ter behandeling voor te leggen aan de Geschillencommisie en de beslissing van de Geschillencommissie af te wachten, alvorens eventuele verdere stappen in rechte te ondernemen.
Artikel 30 Tussentijdse wijzigingen
In geval van ingrijpende verandering in de algemene sociaal-economische verhou- dingen in Nederland, zijn partijen bevoegd om ook tijdens de duur van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
Artikel 31 Duur der collectieve
arbeidsovereenkomst
31.1
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en eindigt op 31 december 2002.
31.2.
Indien geen der partijen de CAO uiterlijk drie maanden voor het einde van de con- tractperiode aan de wederpartij heeft opgezegd, wordt deze overeenkomst geacht met een jaar te zijn verlengd, en zo vervolgens.
31.3
Opzegging dient te geschieden per aangetekend schrijven.
31.4
De opzegging als in lid 3 bedoeld, heeft geen betrekking op de geldingsduur van arti- kelen 17A, 21A en 29 van de CAO.
Bij de opzegging zal de geldingsduur van deze artikelen stilzwijgend worden ver- lengd tot het moment waarop een nieuwe CAO tot stand is gekomen tenzij partijen anders overeenkomen.
Commissie van goede diensten
Verplichte adiëring
Tussentijdse wij- zigingen
Duur
Voortzetting
Opzegging
31.5
De bepaling van artikel 19 met bijbehorend reglement Vrijwillig Vervroegd Uittre- den m.i.v. 1-1-2001 (Bijlage VI bij deze CAO), welke regeling wordt uitgevoerd door de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeverij- bedrijf, heeft een geldingsduur van 1-1-2001 t/m 31-12-2002. XXX-partijen hebben de intentie de regeling na 31-12-2002 voort te zetten.
Aldus overeengekomen en getekend ter respectieve vestigingsplaatsen: Partij te ener zijde: Partij ter anderer zijde:
PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN
1.
Het sociaal beleid is een geïntegreerd onderdeel van het ondernemingsbeleid en richt zich als zodanig speciaal op de mens in de arbeidsorganisatie.
Voor het realiseren van dat beleid gelden afhankelijk van aard en omvang van de onderneming de volgende aanbevelingen:
a. De werkgever geeft de hoofdlijnen van het te voeren beleid op een herkenbare wijze aan.
b. De werkgever zal bij het vaststellen en het uitwerken van het sociaal beleid de ondernemingsraad betrekken.
c. De uitwerking van het sociaal beleid in concrete maatregelen en voorzieningen zal ter bevordering van rechtszekerheid door de werkgever zoveel mogelijk schriftelijk worden geformuleerd. Deze maatregelen en voorzieningen kunnen bijvoorbeeld betreffen:
- het personeelsbeleid, w.o. aanstellings-, opleidings-, promotie-, beoorde- lings-, en ontslagbeleid.
- de organisatie en taakverdeling binnen de onderneming,
- het inkomensbeleid (openheid omtrent gehanteerde functieclassificatie, eventuele beoordelingssystemen en andere regelen die leiden tot vaststel- ling van het inkomen).
d. De werkgever zal, waar mogelijk, door middel van een verslag het personeel informeren over het sociaal beleid alsmede de werkgelegenheidsontwikkeling en kwantitatieve en kwalitatieve zin en de uitwerking daarvan.
e. Mede aan de hand van dat verslag zal het gevoerde sociaal beleid periodiek onderwerp zijn van bespreking met de ondernemingsraad.
f. De werkgever zal de uiterste zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de per- soonlijke gegevens van de in zijn onderneming werkzame journalist. Desge- vraagd zal hij de journalist xxxxxx verschaffen in diens bij de werkgever geregi- streerde gegevens. De werkgever zal geen registratie houden van politieke visie, kerkelijke gezindheid en sexuele geaardheid van de journalisten.
g. De werkgever zal structureel overwerk, mede met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid, zoveel mogelijk voorkomen, behoudens voor journa- listen met een specifieke functie, die op min of meer voorspelbare tijdstippen overwerk moeten verrichten.
h. De werkgever zal stelselmatige aanzienlijke overschrijding van het met de jour- nalist in gedeeltelijke dienst overeengekomen aantal arbeidsuren zoveel moge- lijk vermijden.
i. De werkgever zal maatregelen nemen, bijvoorbeeld door middel van het aan- stellen van een vertrouwenspersoon, ter bestrijding van sexuele intimidatie. Degene die zich aan sexuele intimidatie schuldig maakt loopt het risico te wor- den ontslagen op grond van het gestelde in artikel 7: 678 van het Burgerlijk Wet- boek.
2.
Indien door overheidsmaatregelen de uitkeringen krachtens de sociale verzeke- ringswetgeving absoluut dan wel relatief zijn/worden verlaagd en de aanvulling van de zijde van de werkgever daardoor relatief zal stijgen, zullen partijen zich over deze situatie beraden, waarbij het niveau van de aanvulling ter discussie wordt gesteld.
Sociaal beleid
Aanvulling sociale verzeke- ringsuitkeringen
Deeltijdarbeid
Beleid gehandicapte journalisten
ARBO-
Convenant
Kennismakings- project Vaktijd- schriftjournalis- ten
Loopbaanbeleid
3.
Indien de arbeidsplaats niet in deeltijd kan worden vervuld, zal de werkgever na overleg met de hoofdredacteur in overleg met de journalist nagaan of elders in de organisatie een gelijkwaardige functie is die wel in deeltijd vervulbaar is.
Indien journalisten die in deeltijd werken hun dienstverband willen omzetten in een arbeidsovereenkomst met een groter aantal arbeidsuren, zal bij interne vervulling van de vacatures aan hen de voorkeur worden gegeven, mits zij voor de uitoefening van de functie geschikt zijn.
4.
Door CAO-partijen zijn aanbevelingen opgesteld, gericht op preventie en reïnte- gratie van gehandicapte en arbeidsongeschikte werknemers.
De werkgever wordt aanbevolen, voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, de volgende algemene maatregelen te nemen:
- maatregelen die er op gericht zijn dat er of geen handicaps ontstaan, of als ze al ontstaan, ze niet zodanig zijn dat ze problemen opleveren voor het functioneren binnen de functie (preventie gericht op de fysieke arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van de arbeid);
- maatregelen waardoor een journalist die niet meer volledig in staat is de eigen functie te verrichten, een aangepaste functie kan blijven vervullen (preventie, gericht op vroegtijdige signalering, herplaatsing en functie-aanpassingen, dan wel aanpassingen van de werkplek);
- maatregelen die er op gericht zijn partieel geschikten van buiten de onderne- ming in dienst te nemen (reïntegratie), met inschakeling van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening en een ARBO-dienst).
5.
De NVJ zal aansluiting zoeken bij de totstandkoming van een ARBO-Convenant ter bestrijding van werkdruk en van RSI binnen de sector Boeken- en Tijdschriftuitge- verijbedrijf en ter bevordering van de reïntegratie bij arbeidsongeschiktheid.
6.
Er komt een Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten, in te stellen gedu- rende de looptijd van de CAO (2001/2002). Dit kennismakingsproject is bestemd voor pas afgestudeerden aan journalistieke opleidingen om werkervaring binnen het vaktijdschriftuitgeverijbedrijf op te doen. De duur per werkervaringsplaats is mini- maal 4 en maximaal 6 maanden. De pas afgestudeerde journalist wordt aangesteld op basis van een werkervaringsplaatsovereenkomst en ontvangt een beloning op het niveau van schaal A van de CAO.
De werkgever is aan het Fonds Kennismakingsproject 2001/2002 geen bijdrage ver- schuldigd.
Uit het fonds kan een kostenvergoeding aan deelnemende bedrijven worden gedaan. De regeling wordt uitgevoerd door een paritair samengesteld bestuur en is nader uit- gewerkt in het ‘Reglement Fonds Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalis- ten’ dat deel uitmaakt van deze CAO (Bijlage XI).
Het bestuur van het Fonds zal de promotie van het project begeleiden.
7.
XXX-partijen bevelen de werkgever aan om in het kader van een goed sociaal beleid een actief loopbaanbeleid te voeren.
Onderdelen daarvan zijn o.m.:
- procedures voor loopbaan- en functioneringsgesprekken
- scholingsfaciliteiten
- maatregelen ten behoeve van de oudere journalist
8.
Partijen bevelen de werkgever dringend aan een spaarloonregeling in te voeren zoals bedoeld in de wet Vermeend/Vreugdenhil. Een model-reglement van een spaarloonregeling is opgenomen in Bijlage XIV.
9.
Een paritaire studiecommissie zal worden belast met de taak te inventariseren waar in de praktijk problemen bestaan inzake ‘gebruik, hergebruik en misbruik’ van redactionele bijdragen die door journalisten in dienstverband zijn vervaardigd. Indien CAO-partijen beide constateren dat er sprake van een problematische situ- atie, zal de paritaire commissie verder gestudeerd worden op een procedure ter voor- koming van dergelijke problematische situaties.
Bij het verdere onderzoek door de paritaire studiecommissie zullen de resultaten van de studiecommissie, die is ingesteld in het kader van de CAO’s PU en OP, wor- den betrokken.
10.
Voor de brutering van de Overhevelingstoeslag in de salarissen per 1 januari 2001 hebben CAO-partijen de volgende afspraken gemaakt:
- de salarissen en de salarisschalen, voorzover genoemd in Bijlage I van deze CAO, worden ingevolge de wettelijke richtlijn terzake per 1 januari 2001 ver- hoogd met 1,9% met een maximum van ƒ 1.745,- op jaarbasis;
- voor zover een onderneming een zogeheten 13e maand en/of winstdelingsrege- ling en/of andere aan het bruto loon gerelateerde emolumenten kent, kan het bruteringspercentage van 1,9% naar beneden worden bijgesteld. Hierbij is de afspraak gemaakt dat dit inkomensneutraal dient plaats te vinden, waarbij de effecten op de sociale premies buiten beschouwing worden gelaten.
- Paraplubepaling: wat de brutering van de overhevelingstoeslag voor de pen- sioenopbouw betreft, hebben ondernemingen en pensioenfondsen resp. herver- zekeraars tot uiterlijk 1 januari 2005 de tijd om afspraken te maken.
11.
De NVJ neemt deel aan de technische paritaire commissie CAO-BTU die geduren- de de looptijd van de CAO onderzoekt in hoeverre de Minimum Pensioenvoor- waarden in de CAO’s BTU en VAK nog aansluiten op de pensioenpraktijk binnen de boeken- en tijdschriftuitgeverijsector en aanpassing behoeven op grond van de PSW, de nieuwe fiscale wet- en regelgeving en het XXXX-xxxxxxxxxxxxxxxxx.
00.
Er wordt een paritaire werkgroep ingesteld, die gedurende de looptijd van deze CAO een onderzoek zal doen naar een (keuze)raamwerk van mogelijke onderwer- pen (bronnen), die in aanmerking komen voor aanwending ten behoeve van andere arbeidsvoorwaarden (doelen). Bij dit onderzoek dient de huidige regeling Verlof à la Carte te worden betrokken.
Vermeend/ Vreugdenhil
Studiecommissie Gebruik, herge- bruik en misbruik
Brutering OHT
Studiecommissie "Modernisering Pensioenvoor- waarden"
Studiecommissie "Arbeidsvoor- waarden op maat"
Projectgroep Bedrijfstakbu- reau
M/V
13.
Er wordt een paritaire (project)groep ingesteld met als opdracht gedurende de loop- tijd van deze CAO te komen tot de oprichting van een Bedrijfstakbureau, met eigen statuten en een reglement.
Als actiepunten voor het Bedrijfstakbureau gelden in eerste instantie de organisatie van het beheer van een aantal stichtingen en sociale fondsen, het inrichten van een Website ten behoeve van de bedrijfstak, het opzetten van een Kenniscentrum en de totstandkoming van het ARBO-convenant.
De financiering van de aanloopkosten zal geschieden uit het werkgeversdeel van het Fonds Werkgeversbijdrage.
14.
CAO-partijen hebben hebben een jaarlijkse inventarisatie onder de aangesloten ondernemingen afgesproken van vrouwelijke journalisten in de vaktijdschriftsec- tor, gekoppeld aan functie en beloning in vergelijking tot mannelijke journalisten in de vaktijdschriftsector. De inventarisatie en rapportage maken deel uit van de Werk- gelegenheidsenquête als bedoeld in artikel 4C.4 van deze CAO.
Bijlage I Functieniveaugroepen, voor-
beeldfuncties en salarisschalen
Voorwoord bij de groeps- en voorbeeld-omschrijvingen in de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten
Om de functies binnen de vaktijdschriftjournalistiek te kunnen indelen in de ver- schillende salarisschalen, zijn in deze bijlage per functieniveau één groepsom- schrijving en één of meer voorbeeldomschrijvingen opgenomen.
Een in te delen functie zal niet altijd precies overeenkomen met één van de voor- beeldfuncties maar met een deel ervan. Binnen kleine uitgeverijen worden verant- woordelijkheden die bij verschillende functies horen, vaak bij één persoon onder- gebracht. Ook kunnen binnen verschillende uitgeverijen met dezelfde functiebena- mingen verschillende taken en verantwoordelijkheden worden bedoeld.
Bij het indelen van de journalistieke functies moet dan ook worden uitgegaan van de taken waaruit iemands functie overwegend is opgebouwd. Vervolgens word(t)/(en) de voorbeeldfunctie(s) gezocht die daar het best bij aansluit(en). Om zeker te zijn dat met de juiste voorbeeldfunctie wordt vergeleken, dient ook de bijbehorende groeps- omschrijving erbij te worden betrokken. Die geeft immers het niveau aan dat van de betreffende journalistieke functie wordt verwacht.
Indien een journalist taken en verantwoordelijkheden in zijn functie heeft van ver- schillend functie-niveau en beide maken een substantieel deel van zijn werk uit, dan geldt het hoogste functieniveau.
Indien in de voorbeeldomschrijvingen gesproken wordt van aantallen personen (bij leidinggevende functies) dan wordt met een kleine groep bedoeld: tot ca. 5 perso- nen; met een middelgrote groep: tot ca. 15 personen; met een grote groep: meer dan ca. 15 personen.
Bij alle voorbeeldomschrijvingen kunnen de genoemde taken waar nodig worden uitgevoerd met behulp van beeldschermen en middels verschillende opmaak- en illustratiesoftwarepakketten.
De voorbeeldomschrijvingen zijn bedoeld om het niveau van de journalistieke func- ties te beoordelen, en niet als taakomschrijvingen voor vacatuurvervulling, beoor- deling van functioneren e.d.
Uitbouw van het salarisgebouw per 1 januari 2001
- Schalen C en D krijgen er twee treden bij aan de bovenkant met een * (d.w.z uit- sluitend toe te kennen op basis van excellent functioneren, ter beoordeling van de werkgever).
NB. Daarmee heeft Schaal C nu twee hoogste treden met * en Schaal D (die al één trede had met * ) nu drie hoogste treden met *).
- Aan de onderzijde van de schalen C en D vervalt de laagste schaaltrede (= één trede per schaal).
I
Voorwoord
I
Functieniveau- groep A
Functieniveau- groep B
Bureauredacteur, redacteur
Vormgever, opmaak- redacteur
Functieniveaugroep A
Partijen zijn overeengekomen dat Functieniveaugroep A in de praktijk niet meer toegepast wordt.
Van de salarisschaal behorende bij Functieniveaugroep A blijft uitsluitend schaal- trede 0 in stand ten behoeve van de bepaling van de leeftijdsschalen.
Functieniveaugroep B
Functieniveaugroep B heeft betrekking op werkzaamheden van meer gecompli- ceerde en/of gespecialiseerde aard. Van de betrokkene wordt een gerichte theoreti- sche kennis en/of bredere algemene kennis vereist en enige praktijkervaring. Betrokkene dient de dagelijkse problemen binnen het eigen functiegebied te onder- kennen en op te lossen. De werkzaamheden worden volgens bepaalde richtlijnen met een ruime mate van zelfstandigheid verricht, gepaard gaande met een directe voortgangscontrole.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Bureauredacteur, redacteur
Functietypering: Schrijven, bewerken en persklaar maken van kopij, volgens richt- lijnen en instructies
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Schrijven van nieuwsberichten en korte artikelen. Samenstellen van informatierubrieken met een niet overwegend specia- listisch karakter. Verrichten van nieuwsgaring via telefoon en schriftelijke bronnen. Eveneens ‘buiten de deur’: bezoeken van persconferenties en vakbijeenkomsten en afnemen van eenvoudige interviews.
Maken van voorselecties uit algemene en specialistische nieuwsbronnen. Afhande- len van minder specialistische vragen en tips van lezers en belanghebbenden; gericht kunnen doorverwijzen.
Redigeren van kopij voor wat betreft spelling, zinsbouw en vocabulaire (dus niet inhoudelijk)
Verrichten van correctiewerk op gezette kopij. Bestellen van illustratiemateriaal.
Voorbereiden van de opmaak van standaard pagina’s; ordenen van kopij en deze op lengte corrigeren.
Volgen van de produktieplanning en signaleren van afwijkingen. Verrichten van documentatietaken voor de redactie, freelancers en lezers.
Functie: Vormgever, opmaakredacteur
Functietypering: Verrichten van uitvoerende lay out- en/of opmaakwerkzaamheden volgens richtlijnen en instructies.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Verrichten van uitvoerende vormge- vingswerkzaamheden vooréén of meer tijdschriften. Geven van zetinstructies aan
kopij. Binnen vastgestelde kaders (basis lay-out) verzorgen van de lay out van rubriekspagina’s en artikelen.
Beeldmateriaal voorzien van instructies voor reproduktie. In concept aangeleverde (info-)grafieken en tabellen uitwerken. Opgemaakte pagina’s gereed maken voor levering aan drukkerij. Controleren van het eigen aandeel in de stroom van kopij en opgemaakte pagina’s en signaleren van afwijkingen ten opzichte van de produktie- planning.
Functieniveaugroep C
Functieniveaugroep C heeft betrekking op werkzaamheden van zeer gespeciali- seerde aard. Van de betrokkene wordt een grondige specialistische theoretische ken- nis, aangevuld met een ruime praktijkervaring. Betrokkene dient binnen het vak- en/of functiegebied voorkomende problemen te onderkennen, te analyseren en op te lossen en zo mogelijk hierop te anticiperen, zonder daarbij altijd op de opgedane kennis en ervaring te kunnen terugvallen. De werkzaamheden worden volgens alge- mene binnen het vakgebied geldende voorschriften met een grote mate van zelf- standigheid verricht, gepaard gaande met voortgangscontrole of steekproefsgewij- ze controle op de resultaten.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Bureauredacteur, redacteur, verslaggever
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad initiëren, schrijven en bewerken van kopij in een aantal journalistieke genres.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Schrijven in verschillende journalistie- ke genres (in de regel niet opiniërend).
Maken van lay-out voorbereidingen, overleggen met de vormgever, suggesties doen voor visualisatie. Instrueren van fotografen en illustratoren.
De verschillende genres in aangeleverde kopij weten te herkennen en de kopij dien- overeenkomstig beoordelen.
Redigeren van berichten en minder gezichtsbepalende kopij, zowel taalkundig als inhoudelijk; controleren van het in de kopij verwerkte feitenmateriaal op grond van materiekennis; zorgen voor aanvullingen en correcties.
Verrichten van bronnenonderzoek. Verwerven van vakgerichte informatie en vaknieuws via relaties en nieuwe contacten. Op eigen initiatief nieuwe relaties aan- knopen in het vakgebied en entree weten te verkrijgen bij voor het blad belangrijke personen en instanties. Bedenken van onderwerpen, thema’s en rubrieken, zowel om zelf uit te voeren als voor het blad in het algemeen.
Vertegenwoordigen van het blad bij externe gebeurtenissen die voor het vakgebied relevant zijn (congressen, persconferenties, vakbeurzen, recepties etc.). Bij zulke gelegenheden actieve nieuwsgaring verrichten en zonodig redactionele bijdragen werven van specialisten.
Inzetbaar zijn voor alle voorkomende bureauredactionele taken, zoals nieuwsselec- tie, documentatie, nieuwsgaring, opmaakbegeleiding, produktiecoördinatie etc.
I
Functieniveau- groep C
Bureauredacteur, redacteur, verslaggever
I
Vormgever, opmaakredac- teur
Fotoredacteur, beeldscherm- redacteur
Functieniveau- groep D
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vormgever, opmaakredacteur
Functietypering: Verrichten van ontwerp-, lay out- en/of opmaakwerkzaamheden en adviseren van de (hoofd)redactie(s) hierover.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: In nauw overleg met betrokken redac- tie(s) verrichten van vormgevingswerkzaamheden voor één of meer tijdschriften. Bedenken van vormgevingstechnische oplossingen voor redactionele wensen. Adviseren van (hoofd)redactie(s) over gewenste wijzigingen in basisvormgeving. Geven van zetinstructies aan kopij. Verzorgen van de lay out van artikelen en rubrie- ken. Vormgeven van omslagpagina’s. Beeldmateriaal voorzien van instructies voor reproduktie. Controleren van litho’s en andere reprodukties van beeldmateriaal op kwaliteit.
Vervaardigen van schetsen en werktekeningen voor specifieke onderdelen als covers, logo’s en vignetten. Opzetten en uitwerken van ideeën voor tabellen, info- grafieken en illustraties. Begeleiden van de produktie naar drukkerij en signaleren van afwijkingen ten opzichte van de planning.
Functie: Fotoredacteur, beeldredacteur
Functietypering: Verrichten van werkzaamheden voor het vervaardigen en/of ver- krijgen van beeldmateriaal.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: In overleg met redactie(s) uitvoeren van het foto- en/of beeldbeleid vooréén of meer tijdschriften. Verzamelen van foto’s, dia’s, tekeningen en andere illustraties in overleg met (hoofd)redactie(s). Xxxxxxxx- xxx van opdrachten aan fotografen en illustratoren. Zoeken van lokaties, attributen en modellen voor het maken van foto’s en regelen van de vereiste voorbereidingen. Beheren van archief voor beeldmateriaal. Onderhouden van contacten met fotogra- fen en stockbureaus. Beheren van fotobudgetten. Zorgdragen voor tijdige ontvangst van aangevraagd danwel in opdracht vervaardigd materiaal en dit controleren op kwaliteit.
Functieniveaugroep D
Functieniveaugroep D heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van zeer gespecialiseerde aard, waarbij van de betrokkene een grondige specialistische theoretische en vakgerichte kennis wordt vereist, ver- kregen hetzij door een gerichte beroepsopleiding en praktijkervaring, hetzij door een zeer ruime praktijkervaring, alsmede een brede algemene kennis; òfwel
b. werkzaamheden van leidinggevende aard, waarbij afstemming van de werk- zaamheden op activiteiten van andere afdelingen is vereist.
Betrokkene dient de binnen het vak- en/of functiegebied voorkomende proble- men volledig te kunnen afhandelen en er op te anticiperen, zonder daarbij altijd
op opgedane kennis en ervaring te kunnen terugvallen. De werkzaamheden worden volgens algemene voorschriften met een zeer grote mate van zelfstan- digheid verricht. Controle vindt steekproefsgewijze plaats op de resultaten.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad produ- ceren en/of redigeren van kopij en beeld met een overwegend vakspecialistisch karakter.
Xxxx xxx xxxxxxx/verantwoordelijkheden: Informeren van hoofdredactie en mede- redacteuren over de ontwikkelingen op een voor het blad essentieel (deel)vakgebied waarvoor gespecialiseerde kennis vereist is. Adviseren van de hoofdredactie over de wijze en het tijdstip waarop dit specialisme in het blad aan bod komt of dient te komen.
Leggen en onderhouden van contacten met (belangrijke) specialisten op vakinhou- delijk niveau en volgen van relevante vakliteratuur. Verwerven van nieuws binnen het specialisme om vroegtijdig op de hoogte te zijn en primeurs te kunnen binnen- halen.
Schrijven van nieuwsberichten en openingsartikelen gerelateerd aan het vakspecia- lisme. Schrijven van gezichtsbepalende artikelen die bijdragen aan de autoriteit van het blad. Schrijven van opiniërende artikelen. Aandragen van ideeën en concreet materiaal voor de beeldinvulling van artikelen en overleggen met vormgevers en fotografen hierover.
Zoeken, werven en instrueren van freelance auteurs en conform richtlijnen dan wel in overleg met de hoofdredactie uitzetten van opdrachten. Beoordelen van aangele- verde kopij op inhoud en zonodig (laten) herschrijven.
Functie: Eindredacteur
Functietypering: Binnen de vastgestelde tijdsplanning produceren van ‘schone’ kopij en beeld en/of complete pagina’s op basis van aangeleverd ‘ruw’ materiaal en zelf uitgezette opdrachten; bewaken dat de produktie in de drukkerij conform de contractuele afspraken verloopt.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Beoordelen van kopij van de redactie en van externe medewerkers op plaatsbaarheid. Bewerken en redigeren van artikelen in verschillende genres; ook gezichtsbepalende artikelen.
Maken van koppen, intro’s, streamers en fotobijschriften.
Plannen van produkties met schrijvende journalisten, vormgevers, fotografen en illustratoren en zorgen voor een goede samenwerking van betrokkenen.
Leiding geven aan een of meer redactieleden voor wat betreft de dagelijkse voort- gang van het werk.
Opdrachten uitzetten bij externe auteurs, fotografen en illustratoren en hen begelei- den. Verrichten van beeldresearch om passend beeldmateriaal te genereren.
Vaststellen van de indeling en begeleiden van de opmaak van (een deel van) het blad.
I
Vakredacteur
Eindredacteur
I
Xxxxxxxxxxxx, chefredacteur
Beeldredacteur
Zorgdragen voor de aanlevering van kopij, beeld en opgemaakte pagina’s aan de drukkerij volgens de overeengekomen planning.
Facturen van free-lancers controleren en accorderen. Bewaken van produktiekos- ten en voorkomen van budgetoverschrijdingen.
Bijdragen aan de ontwikkeling van de redactionele formule en aan de opstelling van het redactionele jaarplan.
Suggesties doen voor organisatorische verbeteringen op de redactie.
Functie: Xxxxxxxxxxxx, chefredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule van het blad met vaste regelmaat een groter onderdeel, katern of supplement van het blad (laten) produceren.
Xxxx xxx xxxxxxx/verantwoordelijkheden: Geroutineerd schrijven in verschillende genres, ook opiniërend; begeleiden en adviseren van minder ervaren collega’s.
Maken van produktieplanningen en bewaken van de produktievoortgang en de deadlines. Zorgen voor voldoende kopijvoorraad en tijdig oplossen van eventuele stagnatie van de produktie.
Onderhouden van vaste contacten met vormgeving en drukkerij; coördineren van de tijdige aanlevering van materiaal aan deze partijen.
Beoordelen van kopij, ook van derden, op bruikbaarheid.
Bewerken van kopij in laatste instantie (dus als eindredacteur); gezichtsbepalende artikelen redigeren.
Plannen van produkties met schrijvende journalisten, vormgevers, fotografen en illustratoren en zorgen voor een goede samenwerking van betrokkenen.
Leiding geven aan een of meer redactieleden voor wat betreft de dagelijkse voort- gang van het werk.
Opdrachten uitzetten bij en begeleiden van externe medewerkers en fotografen. Begeleiden van de opmaak van (een deel van) het blad.
Bewaken van de produktiekosten en signaleren/voorkomen van budgetoverschrij- dingen.
Bijdragen aan de ontwikkeling van de redactionele formule en aan de opstelling van het redactionele jaarplan.
Doen van suggesties voor organisatorische verbeteringen op de redactie. Vervullen van representatietaken namens het blad.
Functie: Beeldredacteur
Functietypering: Binnen redactionele formule(s) en planning ontwikkelen en uit- voeren van foto- en beeldbeleid.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: In overleg met (hoofd)redactie(s) bepa- len van het foto- en beeldbeleid vooréén of meer tijdschriften. Meedenken over de inhoud en planning van te produceren nummers en over een bij de onderwerpen pas- sende (beeld-)aanpak. Voorstellen doen voor een integrale aanpak van series en fotoreportages. Op basis van vak-inhoudelijke kennis meebepalen welke informa- tie in tekstvorm en welke in beeldvorm zal worden overgedragen. Aangeven op welke wijze voorstellen in deze zullen worden uitgevoerd.
Bedenken, voorbereiden en uitvoeren van ideeën voor beeldvervaardiging. Vers- trekken van opdrachten aan fotografen en illustratoren. Zoeken van lokaties, attri- buten en modellen voor het maken van foto’s. Als producent, zonodig op lokatie, lei- ding geven aan de vervaardiging van foto- en beeldmateriaal. Zorgdragen voor tijdige ontvangst van in opdracht vervaardigd danwel aangevraagd materiaal en dit controleren op kwaliteit.
Beheren van archief beeldmateriaal, signaleren van specifieke tekortkomingen en nemen van maatregelen voor aanvulling. Opzetten en onderhouden van een netwerk voor contacten met fotografen en stockbureaus in binnen- en buitenland. Beheren van budgetten voor beeldmateriaal.
Functie: Vormgever, chef vormgeving
Functietypering: Binnen redactionele formule(s) en planning ontwikkelen en reali- seren van het vormgevingsbeleid; leiden van een afdeling vormgeving.
Aard van het: werk/verantwoordelijkheden: In nauwe samenwerking met betrokken redactie(s) verzorgen van de grafische vormgeving vanéén of meer tijdschriften. Adviseren van (hoofd)redactie(s) over te kiezen vormgevingsmiddelen en over soort en kwaliteit van het beeldmateriaal. Ontwikkelen van normen en richtlijnen voor basis lay-outs. Op grond van grafische vakkennis adviseren van (hoofd)redac- tie(s) over technieken en processen voor reproduktie en vervaardiging.
Ontwerpen van covers, logo’s en vignetten. Voorbereiden en begeleiden van het pro- ces van (re)styling van tijdschriften door derden, xxxxxx dit zelf verzorgen. Ont- wikkelen en (laten) uitvoeren van ideeën voor tabellen, infografieken en illustraties. Instrueren van fotografen en andere producenten van beeldmateriaal. Verzorgen van de indeling van tijdschriften.
Leiding geven aanéén of meer vormgevers voor wat betreft de dagelijkse gang van zaken van het werk. Controleren van produktie tussen redactie en drukkerij op kwantiteit, kwaliteit en tijdige levering.
Functieniveaugroep E
Functieniveaugroep E heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau dat vanuit het eigen vakge- bied, een bijdrage wordt geleverd aan het bestuur en beleid van de onderneming. Deze werkzaamheden vereisen een volledige beheersing van het eigen vakgebied, enige kennis van aangrenzende vakgebieden en een brede bedrijfservaring; en/of
b. werkzaamheden van leidinggevende aard, waarbij afstemming van de werk- zaamheden op activiteiten van andere afdelingen is vereist.
Binnen het kader van de gestelde beleidslijnen wordt een zelfstandige behandeling respectievelijk behartiging van veelal gecompliceerde en in breder verband door- werkende zaken respectievelijk belangen vereist, veelal gepaard aan een wel over- wogen eigen aanpak en gedragsbepaling. De zelfstandigheid wordt evenwel nog beperkt door enerzijds een in beleidslijnen gesteld raamwerk, waaraan functionaris de resultaten van zijn werkzaamheden moet toetsen en anderzijds een plicht tot regelmatig rapporteren.
I
Vormgever,
chef vormgeving
Functieniveau- groep E
I
Vakredacteur
Eindredacteur/ chefredacteur
Functieniveau- groep F
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad (laten) produceren van vakspecialistische kopij en beeld die mede toonaangevend zijn op het betreffende vakgebied en mede gezichtsbepalend voor het blad; adviseren van de hoofdredactie over de redactionele dekking van bepaalde (deel)specialismen.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: Als onder D (vakredacteur), maar dan op een hoog niveau. Kenmerken:
- Benutten van specialistische kennis die is opgebouwd door middel van voortdu- rende studie en uitgebreide werkervaring binnen een voor het blad essentieel vak- gebied.
- Mede vervullen van de rol van klankbord, vraagbaak en adviseur binnen (en regel- matig ook buiten) de redactie op grond van dit specialisme
- Weten te behouden van het aanzien van het blad in vakkringen door middel van trendsettende en vernieuwende bijdragen
Functie: Eindredacteur/chefredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule verzorgen van de produktie van een dagelijks of wekelijks verschijnend blad of van een minder frequente uitgave waarvoor geen aparte hoofdredacteur is aangesteld.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Als onder D (chefredacteur, eindredac- teur), maar dan met een groter redactioneel team en/of met een bredere verantwoor- delijkheid. Kenmerken:
- verzorgen van het gehele produktietraject van de betrokken uitgave, lopend van het maken van deelplanningen en het uitzetten van opdrachten tot het beoordelen van kopij en beeld en het begeleiden van de opmaak
- leiding geven aan enkele redactieleden, inclusief het voeren van functioneringsge- sprekken, het doen van salarisvoorstellen, het regelen van de onderlinge taakverde- ling etc.
Functieniveaugroep F
Functieniveaugroep F heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau, dat een directe invloed wordt uitgeoefend op het bestuur en beleid van de onderneming, leidende tot de conceptie van beleidsbeslissingen. De werkzaamheden vereisen een volledige beheersing van het eigen vakgebied, kennis van aangrenzende vakgebieden en bestuurlijke ervaring; èn
b. werkzaamheden gericht op het zelfstandig ontwikkelen en realiseren van een deel van het bestuur en beleid van de onderneming, waarbij leiding wordt gege- ven aan medewerkers, belast met functies van leidinggevende en/of specialisti-
sche aard.
Betrokkene zal de realisering van de genoemde beleidsbeslissingen dienen te plannen, te bewaken en te evalueren. Binnen het kader van de doelstelling van de onderneming wordt een zelfstandige vakbeoefening en een eigen oordeels- vorming vereist, rekening houdend met interne en externe ontwikkelingen op diverse terreinen (commercieel, financieel, economisch en sociaal) en hun onderlinge samenhang. De resultaten van de werkzaamheden worden met het management geëvalueerd tegen de achtergrond van de doelstellingen van de onderneming.
c. De zeer gezaghebbende en gezichtsbepalende redacteuren, die tevens de naas- te medewerkers van de hoofdredacteur zijn en met hem het algemene beleid bin- nen de redactionele formule van het blad bepalen. De journalisten zijn veelal door hun specifieke functie van zeer uitzonderlijke betekenis voor het blad en bezitten een grote mate van gezaghebbende deskundigheid binnen het vakge- bied waarin zij werkzaam zijn.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad (laten) produceren van vakspecialistische kopij en beeld die toonaangevend zijn op het betreffende vakgebied en gezichtsbepalend voor het blad; adviseren van de hoofd- redactie over de redactionele dekking van bepaalde (deel)specialismen.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: als onder E (vakredacteur) maar dan op een zeer hoog niveau. Kenmerken:
- Benutten van specialistische kennis die is opgebouwd door middel van voortdu- rende studie en uitgebreide werkervaring binnen een voor het blad essentieel vak- gebied.
- Vervullen van de rol van klankbord, vraagbaak en adviseur binnen en buiten de redactie op grond van dit specialisme.
- Ontwikkelen en versterken van het aanzien van het blad in vakkringen door mid- del van trendsettende en vernieuwende bijdragen.
- Het onderhouden en het uitbreiden van een netwerk van deskundigen op het vak- gebied, zowel nationaal als internationaal.
Functie: Hoofdredacteur, adjunct-hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel en eventuele afgeleide produkten (verder) ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd team op tijd en binnen de vastgestelde budgetten pro- duceren.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Ontwikkelen en bewaken van de redac- tionele formule. Zorgen voor de samenstelling en instandhouding van het redactio- nele team; opleiden en ontwikkelen van redactieleden en zorgen voor de onderlinge taakverdeling en samenwerking. Opstellen van de redactionele jaarbegroting en
I
Vakredacteur
Hoofdredacteur, adjunct-hoofdre- dacteur
I
Functieniveau- groep G
deze bij de uitgever verantwoorden en verdedigen. Beheren van de redactionele budgetten en voorkomen van overschrijdingen.
Representeren van het blad als ‘autoriteit’ in vakkringen (bijvoorbeeld in panels, forums) en tegenover de pers. (Laten) signaleren van alle voor het vak belangrijke ontwikkelingen en trends. Vertalen van vakontwikkelingen naar de redactionele invulling met als uitgangspunt de lezersdoelgroep(en) van het blad. Werven van freelance auteurs; bepalen wanneer auteurs/columnisten afscheid moeten nemen. Prioriteiten stellen in de redactionele invulling; bepalen van de keuze voor ope- nings- en andere beeldbepalende artikelen; zorgen dat het blad een herkenbare uit- straling krijgt naar de lezers en bewaken van de toon en wijze van presentatie van de artikelen. Voortdurend beoordelen van de uitgave op tekstuele en visuele kwalitei- ten; samen met de redactie (schrijvende redactieleden en vormgevers) ontwikkelen van kwaliteitsnormen en richtlijnen voor visualisatie. Zorgen dat de redactie handelt binnen de gedragscode en beroepsethiek van journalisten. Het redactionele concept vertalen in concrete opdrachten aan redacteuren, vormgevers en externe auteurs. Een blad kunnen restylen en de gekozen vernieuwingen in het redactionele team geaccepteerd weten te krijgen. Eventueel vervullen van produktietaken, bijvoor- beeld (een deel van) de eindredactie.
Functieniveaugroep G
Functieniveaugroep G heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau, dat een directe invloed wordt uitgeoefend op het bestuur en beleid van de onderneming. Het betreft een blad of pakket bladen dat van substantieel belang is voor de strategie en het resultaat van de onderneming. Er is sprake van het bewerken van gecompli- ceerde en conjunctuur-gevoelige markten. De werkzaamheden vereisen kennis op gerijpt professioneel niveau gericht op toepassing/beheersing van veelom- vattende werkwijzen, methoden en procedures, alsmede van de theoretische grondslagen van het vakgebied en de werkterreinen en de samenhang met ande- re vakgebieden en werkterreinen en inzicht in maatschappelijke ontwikkelin- gen; èn
b. werkzaamheden gericht op het zelfstandig ontwikkelen en realiseren van een deel van het bestuur en beleid van de onderneming, waarbij leiding wordt gege- ven aan medewerkers, belast met functies van leidinggevende en/of specialisti- sche aard (intern en extern), met sterk uiteenlopende specialismen binnen het journalistieke en redactionele takenveld. Betrokkene is verantwoordelijk voor integratie en coördinatie van de werkzaamheden binnen de organisatorische eenheid.
Betrokkene zal de realisering van het overeengekomen beleid dienen te plan- nen, bewaken en evalueren. Voor de uitoefening van de functie zijn middelen en mogelijkheden slechts aangegeven in de vorm van beleidslijnen. Aan betrokke- ne worden dienovereenkomstige eisen gesteld met betrekking tot de vaardighe- den om moderne tijdschriften te maken en/of andere gespecialiseerde eigen- tijdse informatie-media te (doen) produceren.
Binnen het kader van de doelstellingen van de onderneming is een zelfstandige oordeelsvorming vereist, rekening houdend met interne en externe ontwikke- lingen op diverse terreinen (commercieel, financieel, economisch, sociaal) en
hun onderlinge samenhang.
De resultaten van de werkzaamheden worden mede beoordeeld op merkbare consequenties voor de middellange en lange termijn.
VOORBEELD-FUNCTIEOMSCHRIJVING
Functie: Hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel(s) en afgeleide produkten ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd redactioneel team (van middelgrote omvang) op tijd en binnen de vast- gestelde budgetten produceren.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden:Als onder F (hoofdredacteur), maar met een zwaardere leidinggevende verantwoordelijkheid en een groter afbreukrisico. Dit afbreukrisico is te bepalen in relatie tot omzet en oplage, de beoogde of te ver- dedigen marktpositie (leider, volger, monopolist), de mate waarin de hoofdredac- teur te maken heeft met strijdige belangen (lezersdoelgroepen, adverteerders, redac- tieraad, gelieerde vakverenigingen etc.), breedte van de redactionele formule en niveau en vereiste diepgang van de inhoud van de uitgaven.
Functieniveaugroep H
Functieniveaugroep H heeft betrekking op:
dezelfde werkzaamheden als genoemd onder G, maar is van toepassing op hoofdre- dacteuren van bladen die van substantieel belang zijn voor het resultaat en/of de stra- tegie van de onderneming en die wat specialismen en redactionele omvang betreft tot de hoogste categorie vakbladen gerekend kunnen worden.
VOORBEELD-FUNCTIEOMSCHRIJVING
Functie: Hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel(s) en afgeleide produkten ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd redactioneel team (van grote omvang) op tijd en binnen de vastgestel- de budgetten produceren.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: als onder G (hoofdredacteur), maar met een zwaardere leidinggevende verantwoordelijkheid en een groter afbreukrisico.
Hoofdredacteur
Functieniveau- groep H
Hoofdredacteur
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 januari 2001 (inclusief brutering OHT, 1,9% met een maximum van fl. 1.745 per jaar)
58
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2.243 | 70 % |
21 jaar | 2.563 | 80 % |
22 jaar | 2.883 | 90 % |
ƒ
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H |
0 | 3.203 | 3.441 | 4.923 | 5.464 | 6.031 | 6.617 | ||
1 | 3.524 | 3.884 | 4.567 | 5.062 | 5.621 | 6.201 | 6.801 | |
2 | 3.605 | 3.993 | 4.699 | 5.202 | 5.778 | 6.370 | 6.986 | |
3 | 3.687 | 4.102 | 4.832 | 5.342 | 5.935 | 6.539 | 7.171 | |
4 | 3.769 | 4.211 | 4.964 | 5.481 | 6.092 | 6.709 | 7.352 | |
5 | 3.850 | 4.321 | 5.097 | 5.620 | 6.248 | 6.877 | 7.534 | |
6 | 3.932 | 4.431 | 5.228 | 5.760 | 6.404 | 7.048 | 7.713 | |
7 | 4.014 | 4.540 | 5.360 | 5.898 | 6.562 | 7.216 | 7.895 | |
8 | 4.096 | 4.650 | 5.490 | 6.038 | 6.718 | 7.382 | 8.076 | |
9 | 4.178 | 4.760 | 5.622 | 6.179 | 6.875 | 7.549 | 8.257 | |
10 | 4.260 | 4.870 | 5.755 | 6.317 | 7.032 | 7.714 | 8.438 | |
11 | 4.340 | 4.979 | 5.886 | 6.457 | 7.189 | 7.881 | 8.619 | |
12 | 5.089 | 6.019 | 6.596 | 7.343 | 8.046 | 8.801 | ||
13 | 5.197 | 6.150 | 6.735 | 7.497 | 8.213 | 8.982 | ||
14 | * 5.305 | * 6.283 | 6.875 | 7.650 | 8.379 | 9.162 | ||
* 5.413 | * 6.416 | * 7.015 | * 7.803 | * 8.545 | * 9.343 | |||
* 6.549 | * 7.957 | * 8.711 | * 9.524 | |||||
* 8.876 | * 9.705 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 juli 2001 (verhoogd met 4% t.o.v. de salarissen per 1 januari 2001)
59
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2.333 | 70 % |
21 jaar | 2.666 | 80 % |
22 jaar | 2.999 | 90 % |
ƒ
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H |
0 | 3.332 | 3.579 | 5.120 | 5.683 | 6.273 | 6.882 | ||
1 | 3.665 | 4.040 | 4.750 | 5.265 | 5.846 | 6.450 | 7.074 | |
2 | 3.750 | 4.153 | 4.887 | 5.411 | 6.010 | 6.625 | 7.266 | |
3 | 3.835 | 4.267 | 5.026 | 5.556 | 6.173 | 6.801 | 7.458 | |
4 | 3.920 | 4.380 | 5.163 | 5.701 | 6.336 | 6.978 | 7.647 | |
5 | 4.004 | 4.494 | 5.301 | 5.845 | 6.498 | 7.153 | 7.836 | |
6 | 4.090 | 4.609 | 5.438 | 5.991 | 6.661 | 7.330 | 8.022 | |
7 | 4.175 | 4.722 | 5.575 | 6.134 | 6.825 | 7.505 | 8.211 | |
8 | 4.260 | 4.836 | 5.710 | 6.280 | 6.987 | 7.678 | 8.400 | |
9 | 4.346 | 4.951 | 5.847 | 6.427 | 7.150 | 7.851 | 8.588 | |
10 | 4.431 | 5.065 | 5.986 | 6.570 | 7.314 | 8.023 | 8.776 | |
11 | 4.514 | 5.179 | 6.122 | 6.716 | 7.477 | 8.197 | 8.964 | |
12 | 5.293 | 6.260 | 6.860 | 7.637 | 8.368 | 9.154 | ||
13 | 5.405 | 6.396 | 7.005 | 7.797 | 8.542 | 9.342 | ||
14 | * 5.518 | * 6.535 | 7.150 | 7.956 | 8.715 | 9.529 | ||
* 5.630 | * 6.673 | * 7.296 | * 8.116 | * 8.887 | * 9.717 | |||
* 6.811 | * 8.276 | * 9.060 | * 9.905 | |||||
* 9.232 | *10.094 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 juli 2001 (verhoogd met 4% t.o.v. de salarissen per 1 januari 2001) in Euro
60
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 1.059 | 70 % |
21 jaar | 1.210 | 80 % |
22 jaar | 1.361 | 90 % |
€
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H |
0 | 1.512,00 | 1.624,08 | 2.323,35 | 2.578,83 | 2.846,56 | 3.122,92 | ||
1 | 1.663,10 | 1.833,27 | 2.155,46 | 2.389,15 | 2.652,80 | 2.926,88 | 3.210,04 | |
2 | 1.701,68 | 1.884,55 | 2.217,62 | 2.455,40 | 2.727,22 | 3.006,29 | 3.297,17 | |
3 | 1.740,25 | 1.936,28 | 2.280,70 | 2.521,20 | 2.801,19 | 3.086,16 | 3.384,29 | |
4 | 1.778,82 | 1.987,56 | 2.342,87 | 2.587,00 | 2.875,15 | 3.166,48 | 3.470,06 | |
5 | 1.816,94 | 2.039,29 | 2.405,49 | 2.652,35 | 2.948,66 | 3.245,89 | 3.555,82 | |
6 | 1.855,96 | 2.091,47 | 2.467,66 | 2.718,60 | 3.022,63 | 3.326,21 | 3.640,22 | |
7 | 1.894,53 | 2.142,75 | 2.529,82 | 2.783,49 | 3.097,05 | 3.405,62 | 3.725,99 | |
8 | 1.933,10 | 2.194,48 | 2.591,09 | 2.849,74 | 3.170,56 | 3.484,12 | 3.811,75 | |
9 | 1.972,13 | 2.246,67 | 2.653,25 | 2.916,45 | 3.244,53 | 3.562,63 | 3.897,06 | |
10 | 2.010,70 | 2.298,40 | 2.716,33 | 2.981,34 | 3.318,95 | 3.640,68 | 3.982,38 | |
11 | 2.048,36 | 2.350,13 | 2.778,04 | 3.047,59 | 3.392,91 | 3.719,64 | 4.067,69 | |
12 | 2.401,86 | 2.840,66 | 3.112,93 | 3.465,52 | 3.797,23 | 4.153,90 | ||
13 | 2.452,68 | 2.902,38 | 3.178,73 | 3.538,12 | 3.876,19 | 4.239,21 | ||
14 | * 2.503,96 | * 2.965,45 | 3.244,53 | 3.610,28 | 3.954,69 | 4.324,07 | ||
* 2.554,78 | * 3.028,08 | * 3.310,78 | * 3.682,88 | * 4.032,74 | * 4.409,38 | |||
* 3.090,70 | * 3.755,49 | * 4.111,25 | * 4.494,69 | |||||
* 4.189,30 | * 4.580,46 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 juli 2002 (verhoogd met 3,5% t.o.v. de salarissen per 1 juli 2001) in Euro
61
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 1.095,73 | 70 % |
21 jaar | 1.252,13 | 80 % |
22 jaar | 1.408,53 | 90 % |
€
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H |
0 | 1.564,92 | 1.680,93 | 2.404,67 | 2.669,09 | 2.946,19 | 3.232,22 | ||
1 | 1.721,31 | 1.897,44 | 2.230,91 | 2.472,78 | 2.745,65 | 3.029,32 | 3.322,39 | |
2 | 1.761,24 | 1.950,51 | 2.295,24 | 2.541,34 | 2.822,68 | 3.111,51 | 3.412,57 | |
3 | 1.801,16 | 2.004,05 | 2.360,53 | 2.609,45 | 2.899,24 | 3.194,18 | 3.502,74 | |
4 | 1.841,08 | 2.057,13 | 2.424,88 | 2.677,55 | 2.975,79 | 3.277,31 | 3.591,51 | |
5 | 1.880,54 | 2.110,67 | 2.489,69 | 2.745,19 | 3.051,87 | 3.359,50 | 3.680,27 | |
6 | 1.920,92 | 2.164,68 | 2.554,03 | 2.813,76 | 3.128,43 | 3.442,63 | 3.767,63 | |
7 | 1.960,84 | 2.217,75 | 2.618,37 | 2.880,92 | 3.205,45 | 3.524,82 | 3.856,40 | |
8 | 2.000,76 | 2.271,29 | 2.681,78 | 2.949,49 | 3.281,53 | 3.606,06 | 3.945,16 | |
9 | 2.041,16 | 2.325,31 | 2.746,12 | 3.018,53 | 3.358,09 | 3.687,32 | 4.033,46 | |
10 | 2.081,08 | 2.378,85 | 2.811,41 | 3.085,69 | 3.435,12 | 3.768,10 | 4.121,76 | |
11 | 2.120,06 | 2.432,39 | 2.875,28 | 3.154,26 | 3.511,67 | 3.849,83 | 4.210,06 | |
12 | 2.485,93 | 2.940,09 | 3.221,89 | 3.586,82 | 3.930,13 | 4.299,29 | ||
13 | 2.538,53 | 3.003,97 | 3.289,99 | 3.661,96 | 4.011,86 | 4.387,58 | ||
14 | * 2.591,60 | * 3.069,25 | 3.358,09 | 3.736,64 | 4.093,10 | 4.475,41 | ||
* 2.644,20 | * 3.134,07 | * 3.426,66 | * 3.811,79 | * 4.173,89 | * 4.563,71 | |||
* 3.198,88 | * 3.886,94 | * 4.255,14 | * 4.652,00 | |||||
* 4.335,93 | * 4.740,78 |
Bijlage II
Structurele salarisverhogingen in 2001 en 2002
De salarissen/salarisschalen worden als volgt verhoogd:
- per 1 juli 2001: 4 %
- per 1 juli 2002: 3,5 %
NB. Voorafgaand aan bovenvermelde verhoging van de salarisschalen op grond van de betreffende CAO-afspraken zijn de salarisschalen per 1 januari 2001 verhoogd in verband met het vervallen van de zogeheten overhevelingstoeslag. Voor deze zgn. brutering van de overhevelingstoeslag in de salarissen per 1 januari 2001 op grond van de Wet Brutering Overhevelingstoeslag is de richtlijn van de overheid gevolgd. Dit betekent dat binnen dit kader alle bruto salarissen per 1 januari 2001 zijn verhoogd met 1,9% met een maximum van ƒ 1.745,- per jaar. Zie ook Protocollaire Bepaling nr 10. bij deze CAO.
Bijlage III-A Minimum pensioenvoorwaarden
(Artikel 24.1 van de CAO)
I.
De werknemer wordt opgenomen in de pensioenregeling op de eerste dag van de maand waarin de hij in dienst treedt, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 25-jarige leeftijd bereikt.
II.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Het is evenwel wenselijk om de pen- sioenleeftijd (actuarieel neutraal) flexibel te maken.
III.
Het pensioensalaris is het jaarsalaris (= 12 x het maandsalaris van de deelnemer per 1 januari) verhoogd met de vakantietoeslag op jaarbasis. Met ingang van het jaar waarin de 56-jarige leeftijd wordt bereikt, wordt de jaarlijkse stijging van het pen- sioensalaris gemaximeerd op de algemene aanpassing van de salarissen in het Boe- ken- / Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
IV.
De franchise is gelijk aan 20/7 maal het jaarbedrag van de "voor-Oortse" uitkering per 1 januari van enig jaar, ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx (inclusief de structurele verhogingen en inclusief de vakantietoeslag) voor een gehuwde met een echtgenoot/echtgenote die 65 jaar of ouder is.
Er wordt evenwel een dringende aanbeveling gedaan in de pensioenregeling een geleidelijke verlaging van de franchise te realiseren, in overeenstemming met de maatschappelijke ontwikkelingen.
V.
De pensioengrondslag is het verschil tussen het pensioensalaris en de AOW-fran- chise.
VI.
Het ouderdomspensioen per jaar is gelijk aan de middelsom over de laatste vijf jaren van het hieronder bij a. en b. genoemde:
a. 1,75% per deelnemersjaar van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, die niet hoger wordt gesteld dan op het bedrag van het maximumpremieplichtig loon WAO op jaarbasis minus de AOW-franchise vermeerderd met:
b. 1% per deelnemersjaar van het bedrag waarmee de laatst vastgestelde pen- sioengrondslag het onder a. bedoelde maximale bedrag overtreft.
Indien het bovenstaande niet te realiseren valt, gelet op het in punt XIV genoemde kostenpercentage, zal in plaats van een vijfjaars gemiddelde voor de berekening van het ouderdomspensioen worden uitgegaan van een gemiddelde over zoveel meer dan vijf jaren als gedekt kan worden door het genoemde kostenpercentage.
N.B. Er wordt opgewezen dat een wijziging van het opbouwpercentage een middel kan zijn om kosten van de verlaging van de franchise, zoals hierboven aanbevolen onder IV, te compenseren.
Tijdstip opname in een pensioen- regeling
Pensioendatum
Pensioensalaris
Franchise
Pensioengrond- slag
Ouderdomspen- sioen per jaar
III-A
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Gemaximeerde uitkering
Indexering pen- sioenen
Rechten bij ont- slag
Vrijstelling van deelnemersbij- drage
VII.
a. Het recht op partnerpensioen bestaat indien het huwelijk/partnerschap is geslo- ten/aangegaan vóór de pensioendatum.
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het op het moment van overlijden in het vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen, waarbij voor elk jaar dat de overlevende partner méér dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer, het partnerpensioen gekort wordt met 3%.
b. Met ingang van 1 januari 2002 heeft een (gewezen) deelnemer het recht om op de pensioendatum opgebouwd nabestaandenpensioen in te ruilen voor ouderdoms- pensioen. De wijze waarop dit kan geschieden dient in de pensioenregeling te wor- den opgenomen.
VIII.
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het op het moment van overlijden van de (gewezen) deelnemer in het vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen voor elk kind van de (gewezen) deelnemer. In dit artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd danwel, indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een beroepsoplei- ding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of de Algemene Kinderbij- slagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Niet als kind worden aangemerkt zij die een uitkering genieten ingevolge de Wet Wajong.
IX.
Het totaal van alle nabestaanden- en wezenpensioenen, waar ook verworven, exclu- sief de ANW-uitkering, wordt - gerekend naar de hoogte van deze pensioenen bij ingang - gemaximeerd op 80% van de pensioengrondslag van de (gewezen) deelne- mer op het moment van overlijden.
X.
Er wordt gestreefd in de pensioenregeling een bepaling op te nemen aangaande de jaarlijkse verhoging van de pensioenen. Dit streven dient te zijn gericht op een indexering op basis van ten minste het door CBS gepubliceerde Consumenten Prijs- indexcijfer voor werknemersgezinnen met een laag inkomen (CPI laag), voor zover dit uit de overrente kan worden gefinancierd.
XI.
a. Heeft bij tussentijds ontslag het deelnemerschap minder dan één jaar geduurd, dan ontvangt de deelnemer de door hem betaalde bijdragen terug en ontstaat geen recht op pensioen, behalve in het geval de pensioenaanspraken mede zijn ontleend aan de arbeidsovereenkomst met een vorige werkgever door toepas- sing van waarde-overdracht.
b. Bij tussentijds ontslag na een deelnemerschap van één jaar of langer blijven de aanspraken op basis van de voorwaarden behouden, berekend naar de op de datum van ontslag verstreken deelnemersjaren.
XII.
Wanneer op grond van volledige arbeidsongeschiktheid (ingevolge WAZ/WAO) de arbeidsovereenkomst eindigt, eindigt, behoudens het bepaalde dienaangaande in punt X, tevens de verplichting tot betaling van de deelnemersbijdrage. De opbouw
der pensioenrechten wordt voortgezet op basis van de op het moment van het einde van het deelnemersschap geldende gemiddelde over de afgelopen vijf jaren vastge- stelde pensioengrondslag, met inachtneming van de deelnemersjaren, welke bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst te bereiken zouden zijn.
Indien ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het arbeidspercentage van een werknemer wordt verminderd, geldt met betrekking tot de minder gewerk- te uren het vorenstaande naar rato van de vermindering van het arbeidspercentage en wordt gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend.
Hierbij geldt de staffel die bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO wordt aangehouden voor die pensioenregelingen die op 1 juli 1998 in deze nog geen regeling hadden getroffen.
XIII.
Indien het huwelijk c.q. partnerschap van de deelnemer eindigt anders dan door over- lijden, verkrijgt de gewezen echtgeno(o)t(e) c.q. partner van de deelnemer recht op dat deel van het nabestaandenpensioen dat ook zou zijn verkregen indien op de datum van beëindiging van het huwelijk c.q. partnerschap de deelnemer met ontslag was gegaan.
XIV.
De werkgever is niet gehouden per jaar méér dan 18% (inclusief de deelnemersbij- drage) van het totaal der pensioengrondslagen van de deelnemers in zijn bedrijf te besteden aan een pensioenregeling.
Het aandeel van de deelnemers zal 1/3 deel van de totaal door de werkgever ver- schuldigde pensioenpremie bedragen.
XV.
De navolgende dispensatiemogelijkheid is niet van toepassing op partnerpensioen. Onverminderd het bepaalde in de vorige zin is het bepaalde in deze bijlage is niet van toepassing op die werkgevers die een pensioenregeling hebben getroffen voorzover deze regeling in haar totaliteit inhoudelijk niet in ongunstige zin afwijkt van hetgeen hieromtrent in deze voorwaarden is vastgesteld.
XVI.
Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de bij ontslag verkregen aanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werk- gever. De wijze waarop deze overdracht plaatsvindt alsmede de bepaling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voor- schriften.
Op verzoek van een deelnemer zal een in het kader van het wettelijk recht op waar- de-overdracht aangeboden afkoopsom worden aangewend ter verwerving van aan- spraken op pensioen voor die deelnemer.
XVII.
Indien de ingegane pensioenen worden verhoogd, worden de premievrije aanspra- ken met hetzelfde percentage verhoogd.
XVIII.
Er wordt dringend aanbevolen in de pensioenregeling de bepaling op te nemen waardoor de opgebouwde pensioenaanspraken door premiestorting jaarlijks wor- den afgefinancierd.
III-A
Partnerpensioen bij echtscheiding
Premieverdeling
Dispensatie
Waarde-over- dracht op verzoek
Indexering premievrije aanspraken
Jaarlijkse af- financiering opgebouwde pensioenaan- spraken
Bijlage III-B
Deelneming
Pensioendatum
Prepensioen- datum
Prepensioen- salaris
Franchise
Prepensioen- grondslag
Prepensioen per jaar
Minimum prepensioenvoorwaarden
(Artikel 24.2 van de CAO)
1. De minimum voorwaarden van de prepensioenregeling zijn:
a.
De werknemer wordt opgenomen in de pensioenregeling op de eerste dag van de maand waarin hij in dienst treedt, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 25-jarige leeftijd bereikt. De deelneming staat eveneens open voor de directeur, adjunctdirecteur, dan wel directeur/hoofdredacteur of uitge- ver/hoofdredacteur voorzover deze per onderneming groepgewijs wordt aange- meld.
b.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de pensioendatum de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt of zou zijn bereikt.
c.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de prepensioendatum de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd zou hebben bereikt. Op verzoek van de deelnemer gaat het prepensioen in vóór dan wel na de prepensioen- datum. In dit geval wordt het prepensioen verlaagd respectievelijk verhoogd aan de hand van actuariële factoren. Het prepensioen kan niet eerder ingaan dan op de eer- ste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en niet later dan zes maanden voor de pensioendatum. Het ingegane prepensioen eindigt op de pensioendatum dan wel - bij eerder overlijden - op de laatste dag van de maand waar- in de geprepensioneerde is overleden.
d.
Het prepensioensalaris is het vaste, op de normale wekelijkse arbeidsduur geba- seerde bruto jaarsalaris, inclusief eventuele vaste maandelijkse toeslagen en vakan- tiegeld, gemaximeerd tot 1,5 maal uitkeringsdagloon WAO op jaarbasis bij 261 dagen. Het prepensioensalaris wordt vastgesteld bij aanvang van de deelneming en vervolgens op de peildatum (in casu de datum waarop overeenkomstig de prepen- sioenregeling na aanvang van de deelneming jaarlijks de prepensioengrondslag wordt vastgesteld.
e.
De franchise bedraagt ƒ 39.335,- (€ 17.849,44).
f.
De prepensioengrondslag is het verschil tussen het prepensioensalaris en de fran- chise.
g.
Het prepensioen per jaar bedraagt 2,083% van de laatstelijke vastgestelde prepen- sioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren van deelneming vanaf 1 januari 2001 en vermenigvuldigd met de werkfactor.
Op elke peildatum na het bereiken van de 56-jarige leeftijd worden de reeds toege-
kende prepensioenaanspraken verhoogd met het indexpercentage. Met laatstge- noemd percentage wordt bedoeld het percentage waarmee de prepensioengrondslag op de peildatum is gestegen ten opzichte van de prepensioengrondslag op de daar- voor liggende peildatum, met inachtneming van de volgende volzin. Voor de bere- kening van het indexpercentage wordt op elke peildatum na het bereiken van de 56- jarige leeftijd een (fictief) prepensioensalaris vastgesteld, waarbij wordt verondersteld dat het prepensioensalaris vanaf de peildatum vóór het bereiken van de 56-jarige leeftijd is gestegen overeenkomstig de structurele loonsverhogingen ingevolge de XXX.
h.
De uitvoering van de prepensioenregeling zal geschieden door een door de wetge- ver te bepalen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
i.
1. De volledig arbeidsongeschikte werknemer in de zin van de WAO/WAZ/ Wajong waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is geëindigd om reden van arbeidsongeschiktheid, heeft - zolang hij volledig arbeidsongeschikt is - aanspraak op voortzetting van de deelneming onder vrijstelling van de ver- plichting tot het betalen van een deelnemersbijdrage in de premie. Hierbij wordt als prepensioengrondslag gehanteerd de laatstelijk direct voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende prepensioengrondslag.
2. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer in de zin van de WAO/WAZ/ Wajong, heeft naar rato van zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak op gedeelte- lijke vrijstelling van de werknemersbijdrage. Ten aanzien van het deel van de prepensioenopbouw waarvoor de gedeeltelijke vrijstelling van het werkne- mersdeel in de premie geldt, wordt als prepensioengrondslag gehanteerd de laatstelijk direct voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende pre- pensioengrondslag en wordt de daarbij behorende werkfactor vermenigvuldigd met een factor volgens de volgende tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage | reductiefactor |
65-80 | 0,725 |
55-65 | 0,60 |
45-55 | 0,50 |
35-45 | 0,40 |
25-35 | 0,30 |
15-25 | 0,20 |
0-15 | 0 |
Een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft pas gevolgen voor de prepensioenopbouw op de eerstvolgende peildatum door bij de prepen- sioengrondslag rekening te houden met de nieuwe werkfactor. Hierbij geldt dat de reductiefactor wordt gemaximeerd op de laagste voordien voor de deelnemer vastgestelde reductiefactor.
De prepensioenopbouw van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer en die arbeid verricht bij de werkgever is nimmer hoger dan de prepensioenop- bouw indien op hem het bepaalde ingeval volledige arbeidsongeschiktheid toe- passing had gevonden.
III-B
Uitvoerder
Vrijstelling van werknemersbij- drage
III-B
Indexatie
Premie
Werkloosheid
Premieresitutie
Ingangsdatum Afwijkingen
j.
Ingegane prepensioenen en slapersrechten worden jaarlijks op een vaste datum ver- hoogd met het percentage waarmee in het betreffende jaar het levenslange ouder- domspensioen wordt verhoogd.
In afwijking hiervan geldt dat ten aanzien van degenen op wie de mantelpolis pre- pensioen van het Nederlands Uitgeversverbond, ondergebracht bij Aegon, van toe- passing is, als verhogingspercentage geldt de op de verhogingsdatum laatst beken- de zijnde CPI laag afgeleid, met als maximum de structurele loonsverhogingen ingevolge de CAO, mits de middelen uit overrente zulks toelaten.
k.
De premie wordt door de uitvoerder per werkgever vastgesteld zodat alle werkne- mers tezamen ten hoogste 50% van de premie dragen. Het werknemersdeel wordt per periodieke loonbetaling op het salaris van de deelnemer ingehouden.
l.
De deelnemer die op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en wiens werkloosheid voort- vloeit uit een reorganisatie als bedoeld in artikel 4a van de CAO heeft aanspraak op voortzetting van de deelneming als ware zijn arbeidsovereenkomst niet geëindigd. Hierbij geldt als prepensioengrondslag de laatstelijk geldende prepensioengrond- slag. Gedurende de voorzetting wordt de prepensioengrondslag aangepast overeen- komstig het bepaalde in de eerste volzin van artikel 4, eerste lid, van Bijlage III-C bij deze CAO, waarbij het prepensioensalaris telkens wordt verhoogd aan de hand van de structurele loonsverhogingenen ingevolge de CAO.
Ten aanzien van de bij de voortzetting verschuldigde premie is het bepaalde in lid k overeenkomstig van toepassing.
m.
Indien bij tussentijds ontslag de deelneming minder dan één jaar heeft geduurd, wordt de door de werknemer gedragen bijdrage in de premie aan hem gerestitueerd. Er ontstaat alsdan geen recht op prepensioen. Het bepaalde in de vorige volzin is niet van toepassing in het geval de prepensioenaanspraken mede zijn ontleend aan het dienstverband met een vorige werkgever, door toepassing van waardeoverdracht als bedoeld in de PSW.
n.
De prepensioenregeling treedt in werking op 1 januari 2001.
2. Van deze minimum prepensioenvoorwaarden kan worden afgeweken, mits ten gunste van de werknemer en onder de voorwaarde dat de opbouw van prepen- sioen per jaar en per werknemer minimaal gelijk is aan het onder 1 bepaalde.
Bijlage III-C Standaard uitwerking minimum prepensioenvoorwaarden
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
a.
CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitge- verijbedrijf, dan wel de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjour- nalisten;
b.
Werkgever: de werkgever in de zin van de CAO;
c.
Werknemer: de werknemer in de zin van de CAO;
d.
Deelnemer: de werknemer (waaronder mede wordt verstaan de directeur, adjunct- directeur, dan wel directeur/ hoofdredacteur of uitgever/hoofdredacteur voorzover die per werkgever groepsgewijs wordt aangemeld) die de 25-jarige leeftijd bereikt;
e.
Inwerkingtredingsdatum: 1 januari 2001 dan wel - in geval de CAO op een latere datum op de werkgever van toepassing wordt - die latere datum;
f.
PSW: de Pensioen- en spaarfondsenwet (de Wet van 15 mei 1952, Stb. 1952, 275);
g.
Prepensioenregeling: de van toepassing zijnde pensioenregeling in de zin van de PSW die de werkgever heeft getroffen ingevolge artikel 24.2 van de CAO;
h.
Peildatum: de datum waarop overeenkomstig de prepensioenregeling na aanvang van de deelneming jaarlijks de prepensioengrondslag wordt vastgesteld;
i.
Normale wekelijkse arbeidsduur: het aantal arbeidsuren per week voor de werkne- mer in volledige dienst als bedoeld in de CAO;
j.
Werkfactor: de met de werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur gedeeld door de krachtens de CAO geldende normale wekelijkse arbeidsduur. De werkfac- tor wordt vastgesteld bij aanvang van de deelneming en vervolgens op de peildatum;
k.
Deelnemingsduur: de som van de maanden gelegen na de inwerkingtredingsdatum waarin de werknemer deelnemer is vermenigvuldigd met de bijbehorende werkfac- tor(en) gedeeld door 12, met 5 cijfers achter de komma;
Begrips- bepalingen
CAO
Werkgever
Werknemer
Deelnemer
Inwerkingtre- dingsdatum
PSW
Prepensioenre- geling
Peildatum
Normale weke- lijkse arbeidsduur
Werkfactor
Deelnemings- duur
Bijlage III-C
Prepensioen- salaris
Franchise
Prepensioen- grondslag
Pensioendatum
Prepensioen- datum
Nader uitgewerk- te minimum prepensioenvoor- waarden
Uitvoerder
Premie Afsluiten pre-
pensioenregeling
Deelneming
l.
Prepensioensalaris: het vaste, op een normale wekelijkse arbeidsduur gebaseerde, bruto jaarsalaris (inclusief eventuele vaste maandelijkse toeslagen en vakantiegeld) gemaximeerd tot 1,5 maal het maximum uitkeringsdagloon WAO op jaarbasis bij 261 dagen. Onder vaste maandelijkse toeslagen worden verstaan de vaste maande- lijkse door de werkgever aan de werknemer uitgekeerde toeslagen gebaseerd op de CAO. Het prepensioensalaris wordt vastgesteld bij aanvang van de deelneming en vervolgens op de peildatum;
m.
Franchise: ƒ 39.335,- (€ 17.849,44).;
n.
Prepensioengrondslag: het verschil tussen het prepensioensalaris en de franchise;
o.
Pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd (zou hebben) bereikt;
p.
Prepensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd (zou hebben) bereikt;
q.
Nader uitgewerkte minimum prepensioenvoorwaarden: de bepalingen vermeld onder artikel 1 tot en met 10 van deze bijlage;
r.
Uitvoerder: de door de werkgever te bepalen pensioenuitvoerder in de zin van de PSW die de prepensioenregeling uitvoert;
s.
Premie: de krachtens de prepensioenregeling verschuldigde premie;
Artikel 2
De prepensioenregeling gaat in op de inwerkingtredingsdatum. De werkgever is bevoegd bij het doen van een prepensioentoezegging ten gunste van de werknemers af te wijken van de nader uitgewerkte minimum prepensioenvoorwaarden onder de voorwaarde dat de opbouw van het jaarlijkse prepensioen van iedere werknemer ten minste gelijk is aan het prepensioen berekend volgens de nader uitgewerkte mini- mum prepensioenvoorwaarden.
Artikel 3
1. De deelnemer heeft krachtens de deelneming aan de prepensioenregeling aan- spraak op prepensioen over de deelnemingsduur.
2. De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer in dienst treedt van de werkgever, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin hij de 25-jarige leeftijd bereikt. Voor de werknemer die op de inwerkingtredingsdatum reeds in dienst is bij de werkgever en op dat moment
de hiervoor bedoelde toetredingsleeftijd heeft bereikt, vangt de deelneming aan op de inwerkingtredingsdatum.
3. De deelneming eindigt – tenzij het bepaalde in artikel 6 en 7 toepassing heeft gevonden - op:
de prepensioendatum dan wel de eerdere ingangsdatum van het prepensioen overeenkomstig de prepensioenregeling;
de eerste dag van de maand waarin de deelnemer eerder overlijdt;
de eerste dag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt beëindigd tenzij de dag van uitdiensttreding samenvalt met de laatste dag van de maand die voor de werknemer geldt als werkdag. In het laatste geval ein- digt de deelneming per de eerste dag van de daarop volgende maand.
Artikel 4
1. Prepensioengrondslag
De prepensioengrondslag wordt voor de eerste maal vastgesteld bij aanvang van de deelneming en vervolgens op de peildatum. Het voorgaande betekent dat een eventuele wijziging van het prepensioensalaris dan wel van de werkfactor van de werknemer na de peildatum pas doorwerkt in de prepensioengrondslag op de volgende peildatum.
2. Jaarlijkse toekenning prepensioenaanspraken
Ongeacht de leeftijd van de deelnemer wordt over elk jaar van deelneming gele- gen tussen twee peildata jaarlijks prepensioen toegekend volgens de volgende formule: de prepensioengrondslag maal 2,083% maal de werkfactor. De deel- neming gedurende een gedeelte van een jaar gelegen tussen twee peildata wordt naar rato in acht genomen.
3. Jaarlijkse optrek voor het bereiken van de 56-jarige leeftijd
Totdat de deelnemer de 56-jarige leeftijd heeft bereikt, worden op de peildatum de reeds toegekende prepensioenaanspraken herberekend tot het volgende niveau: de prepensioengrondslag maal 2,083% maal de deelnemingsduur.
4. Jaarlijkse indexering met ingang van het bereiken van de 56-jarige leeftijd
Op elke peildatum na het bereiken van de 56-jarige leeftijd worden de reeds toegekende prepensioenaanspraken verhoogd met het indexpercentage. Met laatstgenoemd percentage wordt bedoeld het percentage waarmee de prepen- sioengrondslag op de peildatum is gestegen ten opzichte van de prepensioen- grondslag op de daarvoor liggende peildatum, met inachtneming van de vol- gende volzin. Voor de berekening van het indexpercentage wordt op elke peildatum na het bereiken van de 56-jarige leeftijd een (fictief) prepensioensa- laris vastgesteld, waarbij wordt verondersteld dat het prepensioensalaris vanaf de peildatum vóór het bereiken van de 56-jarige leeftijd is gestegen overeen- komstig de structurele loonsverhogingen ingevolge de CAO.
5. Beperking van de jaarlijkse optrek in bijzondere omstandigheden
Indien en zolang in enig jaar de stijging van de lonen dermate hoog is dat een werkgever gelet op het premieniveau niet in staat is volledig te voldoen aan zijn backserviceverplichtingen ten aanzien van zijn werknemers voortvloeiende uit de optrek als bedoeld in het derde lid, respectievelijk de indexering als bedoeld in het vierde lid, is de uitvoerder bevoegd de nog te effectueren optrek te reali- seren voor zover als dat mogelijk is.
III-C
Prepensioenaan- spraken
III-C
Beëindiging van de deelneming
Arbeidsonge- schiktheid
Toelichting
In dit artikel is opgenomen op welke wijze en waarover prepensioenaanspraken worden opge- bouwd.
In het eerste lid staat waarover pensioen wordt opgebouwd: de prepensioengrondslag. Uit het tweede lid blijkt dat gedurende de deelneming (ongeacht de leeftijd van de deelnemer) jaarlijks prepensioen wordt opgebouwd op basis van de prepensioengrondslag. Dit komt dus neer op een middelloonregeling. Krachtens het derde lid worden deze opgebouwde aanspraken voor zover de deelnemer de 56-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt jaarlijks opgetrokken (= herberekend) tot het eindloon niveau. Krachtens het vierde lid worden met ingang van het bereiken van de 56- jarige leeftijd van de deelnemer de opgebouwde aanspraken niet opgetrokken tot het eindloon- niveau maar geïndexeerd. Het vijfde lid is van toepassing op de situatie dat een onevenredige stijging van de lonen (en dus ook van de prepensioengrondslag en de backservicelast) zou lei- den tot een stijging van het premiepercentage, maar dat daarover geen overeenstemming tussen partijen kan worden bereikt. In deze situatie is de uitvoerder slechts gehouden tot een optrek of indexering voor zover de middelen toelaten.
Artikel 5
Bij beëindiging van de deelneming vóór de prepensioendatum anders dan door overlijden of het ingaan van het prepensioen heeft de gewezen deelnemer, voor zover het bepaalde in artikel 11, tweede lid, geen toepassing heeft gevonden, pre- mievrije aanspraak op het opgebouwde prepensioen berekend overeenkomstig arti- kel 4.
Artikel 6
1. De volledig arbeidsongeschikte werknemer in de zin van de WAO/WAZ/ Wajong waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is geëindigd om reden van arbeidsongeschiktheid, heeft - zolang hij volledig arbeidsongeschikt is - aanspraak op voortzetting van de deelneming onder vrijstelling van de ver- plichting tot het betalen van een deelnemersbijdrage in de premie. Hierbij wordt als prepensioengrondslag gehanteerd de laatstelijk direct voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende prepensioengrondslag.
2. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer in de zin van de WAO/WAZ/ Wajong, heeft naar rato van zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak op gedeelte- lijke vrijstelling van de werknemersbijdrage. Ten aanzien van het deel van de prepensioenopbouw waarvoor de gedeeltelijke vrijstelling van het werkne- mersdeel in de premie geldt, wordt als prepensioengrondslag gehanteerd de laatstelijk direct voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende pre- pensioengrondslag en wordt de daarbij behorende werkfactor vermenigvuldigd met een factor volgens de volgende tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage | reductiefactor |
65-80 | 0,725 |
55-65 | 0,60 |
45-55 | 0,50 |
35-45 | 0,40 |
25-35 | 0,30 |
15-25 | 0,20 |
0-15 | 0 |
Een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft pas gevolgen voor de prepensioenopbouw op de eerstvolgende peildatum door bij de prepen- sioengrondslag rekening te houden met de nieuwe werkfactor. Hierbij geldt dat de reductiefactor wordt gemaximeerd op de laagste voordien voor de deelnemer vastgestelde reductiefactor.
3. De prepensioenopbouw van degene ten aanzien van wie het bepaalde in het tweede lid toepassing heeft gevonden en die arbeid verricht bij de werkgever is nimmer hoger dan de prepensioenopbouw indien op hem het bepaalde in het eerste lid toepassing had gevonden.
Toelichting
In dit artikel is opgenomen de deelneming van geheel en gedeeltelijk arbeidsongeschikte deel- nemers. De geheel premievrije voortzetting geldt slechts indien het dienstverband wordt beëin- digd om reden van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 7
1. De deelnemer die op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en wiens werkloosheid voortvloeit uit een reorganisatie als bedoeld in artikel 4a van de CAO heeft aan- spraak op voortzetting van de deelneming als ware zijn arbeidsovereenkomst niet geëindigd. Hierbij geldt als prepensioengrondslag de laatstelijk geldende prepensioengrondslag. Gedurende de voorzetting wordt de prepensioengrond- slag aangepast overeenkomstig het bepaalde in de eerste volzin van artikel 4, eerste lid, waarbij het prepensioensalaris telkens wordt verhoogd aan de hand van de structurele loonsverhogingenen ingevolge de CAO.
2. Ten aanzien van de bij de voortzetting verschuldigde premie is het bepaalde in artikel 11, eerste lid, overeenkomstig van toepassing.
Artikel 8
1. De volgens artikel 4 toegekende prepensioenaanspraken gaan – tenzij het bepaalde in het tweede of vierde lid toepassing heeft gevonden - in op de pre- pensioendatum en worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen.
2. Op verzoek van de (ex-)werknemer wordt de ingang van het prepensioen ver- vroegd tot ten vroegste de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60- jarige leeftijd bereikt. Op verzoek van de arbeidsgeschikte (ex-)werknemer die geen uitkering als bedoeld in artikel 9, ingevolge arbeidsongeschiktheid ont- vangt, wordt de ingang van het prepensioen uitgesteld tot uiterlijk zes maanden vóór de pensioendatum. Indien het bepaalde in de vorige volzinnen toepassing heeft gevonden, wordt het prepensioen verlaagd respectievelijk verhoogd aan de hand van de door de uitvoerder vast te stellen actuariële factoren.
3. Het ingegane prepensioen eindigt op de pensioendatum dan wel - bij eerder overlijden - op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.
4. Op verzoek van de arbeidsgeschikte (ex-)werknemer die geen uitkering als bedoeld in artikel 9 ingevolge arbeidsongeschiktheid ontvangt en ten aanzien van wie het bepaalde in het tweede lid geen toepassing heeft gevonden, worden de prepensioenaanspraken afgekocht ter waardeoverdracht onder de voorwaar- den genoemd in artikel 32a van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
III-C
Voortzetting pre- pensioenopbouw bij werkloosheid
Ingang en duur prepensioen
III-C
Anti-cumulatie
Indexatie
Premie
Toelichting
In dit artikel staan de bepalingen aangaande de ingang van het prepensioen. Overigens wordt opgemerkt, dat bij uitstel tot 65 jaar, de rechten op prepensioen niet verloren gaan, maar kunnen worden omgezet naar ouderdomspensioen. Indien uitstel tot voor de pensioendatum leidt tot fis- cale bovenmatigheid kan het bedrag aan prepensioen dat ligt boven de "bovenmatigheidsgrens" worden aangewend voor het inkopen van levenslang ouderdomspensioen. De (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer heeft geen recht op uitstel. Van een dergelijke deelnemer gaat het pensioen niet later in dan op de prepensioendatum.
Artikel 9
Op de prepensioenuitkering wordt in mindering gebracht (een) eventuele door de deelnemer ontvangen uitkering(en) ingevolge de WAO alsmede (een) (aanvullen- de) uitkering(en) die hij ontvangt wegens zijn arbeidsongeschiktheid ingevolge een niet-wettelijke, op ondernemings- of bedrijfstakniveau getroffen, collectieve rege- ling. Deze vermindering vindt plaats naar rato van de verhouding tussen de hoogte van de prepensioenuitkering, de hoogte van de basis-VUT-uitkering en (voor zover van toepassing) de hoogte van de uitkering ingevolge de aanvullingsregeling krach- tens de VUT-regeling van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf ten opzichte van de som van genoemde uitkeringen.
Artikel 10
1. De ingegane prepensioenen en de in artikel 5 bedoelde slapersrechten worden jaarlijks op een vaste datum verhoogd met het percentage waarmee in het betreffende jaar de ingegane levenslange ouderdomspensioenen worden ver- hoogd.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat ten aanzien van degenen op wie de mantelpolis van Aegon van toepassing is, als verhogingspercentage geldt de op de verhogingsdatum laatst bekende zijnde CPI laag afgeleid, met als maximum de structurele loonsverhogingen ingevolge de CAO, mits de midde- len uit overrente zulks toelaten.
Artikel 11
1. De premie wordt door de uitvoerder per werkgever vastgesteld zodat alle werk- nemers tezamen ten hoogste 50% van de premie dragen.
2. Indien bij tussentijds ontslag de deelneming minder dan één jaar heeft geduurd, wordt de door
de werknemer gedragen bijdrage in de premie aan hem gerestitueerd. Er ont- staat alsdan geen recht op prepensioen. Het bepaalde in de vorige volzinnen is niet van toepassing in het geval de prepensioenaanspraken mede zijn ontleend aan het dienstverband met een vorige werkgever, door toepassing van waardeo- verdracht als bedoeld in de PSW.
Toelichting
In dit artikel staat opgenomen welk deel van de premie wordt gedragen door de werknemer en de werkgever. Bij de verdeling dient de uitvoerder rekening te houden met het verbod opgeno- men in artikel 12b van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen inhoudende dat een ver- zekeraar in het kader van een collectieve pensioenregeling ten aanzien van het verschuldigde werknemersdeel in de premie in ieder geval geen onderscheid mag maken naar geslacht of leef- tijd van de individuele werknemer. Dit verbod geldt overigens niet voor het werkgeversdeel in de premie.
Bijlage IV Regeling bescherming zwangere journalisten
Artikel 1
Als er sprake is van bezwaarlijke omstandigheden voor moeder en kind zal de werk- gever desgewenst, voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, ander werk en/of andere werkomstandigheden, waaronder zonodig extra rustpauzes, aanbie- den. Bezwaarlijke omstandigheden kunnen onder andere zijn: langdurig staan, veel- vuldig rekken en/of bukken, schokken, temperatuurwisseling, en/of abnormale hitte of koude, zwaar tillen en verhoogd risico op ongelukken. Bij verschil van mening en/of onduidelijkheid over de gezondheidrisico’s kan advies worden ingewonnen bij deskundige instanties of personen, zoals de huisarts, de bedrijfsgezondheids- dienst en de Arbeidsinspectie.
Artikel 2
Voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt zal de werkgever een zwangere vrouw in de laatste drie maanden van haar zwangerschap niet verplichten tot werk dat in tijd de normale arbeidsduur overstijgt.
Artikel 3
Nu de bedrijfsvereniging de mogelijkheid biedt tot verschuiving van het betaalde zwangerschapsverlof, zal de werkgever hieraan desgewenst zijn medewerking ver- lenen.
Artikel 4
Het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedraagt wettelijk 16 weken.
Bijlage IV-A
Doelstelling
Uitwerking
Opleidingsbeleid
(Artikel 20 van de CAO)
Het opleidingsbeleid gaat uit van de behoeften - huidige en toekomstige - binnen de onderneming en op de arbeidsmarkt en is er op gericht de positie van de journalist op de arbeidsmarkt (binnen en buiten de onderneming) te behouden en zonodig te ver- sterken.
De scholing dient derhalve gericht te worden op:
a. de huidige functie van de journalist (scholing voor het op peil houden en verbe- teren van de kennis en bekwaamheden van de journalisten nodig voor de ver- vulling van hun functie en zo nodig voor de verbetering daarvan)
b. een mogelijke andere functie in het kader van het loopbaanbeleid (scholing gericht op de ontwikkeling van de journalist waardoor deze kan doorgroeien naar een andere functie en/of breder inzetbaar wordt)
c. die journalisten waarvan, rekening houdend met de ontwikkelingen in de onder- nemingen zoals voorzien in ondernemingsplannen, te verwachten is dat de werkzaamheden in de komende jaren zullen vervallen of drastisch zullen wijzi- gen. Aan hen zal reeds in een vroeg stadium de mogelijkheid geboden worden om zich door functiegerichte of loopbaangerichte scholing op deze veranderin- gen voor te bereiden.
d. extra scholingsinspanning wordt besteed aan journalisten die al langere tijd in dienst zijn en die de afgelopen jaren niet hebben deelgenomen aan scholingsac- tiviteiten, aan journalisten die onvoldoende opleiding hebben ontvangen en aan journalisten die - hoewel hun vooropleiding wel voldoende is - het volgen van onderwijs ontwend zijn.
Mede gezien het belang dat aan scholing wordt gehecht en de brede doelstelling moet scholing in principe openstaan voor alle journalisten.
Uitwerking
In het kader van het opleidingsbeleid
- wordt een vorm van belangstellingsregistratie ontwikkeld, waarbij de journalist de mogelijkheid heeft ook eigen ideeën en voorstellen naar voren te brengen,
- komt de opleidingsbehoefte, zowel van de kant van de werkgever als van de journalist, ter sprake in het functioneringsgesprek,
- wordt specifieke aandacht besteed aan de loopbaanmogelijkheden van de oude- re journalist; daarbij kan worden gedacht aan de ontwikkeling van mentortaken en aan de inschakeling van deze oudere journalisten bij het begeleiden en inwer- ken van nieuw journalisten.
Op basis van deze gegevens stelt de werkgever een algemeen opleidingsplan op, waardoor scholing en opleiding planmatig kunnen worden aangepakt. In dit algemeen opleidingsplan wordt tevens aangegeven voor welke categorieën journalisten of voor welke afdelingen een extra inspanning moet worden gedaan in het kader van de punten c. en d.
Op basis van dit algemene opleidingsplan wordt gestreefd naar individuele opleidingsplannen. Het opleidingsbeleid en het algemene opleidingsplan wor- den aan de OR ter instemming voorgelegd voorzover de WOR dit voorschrijft. Bij verschil van mening kan de journalist gebruik maken van de bestaande klachtrechtprocedures.
Opleidingsfaciliteiten
- De werkgever betaalt de kosten van de opleiding, vergoedt de benodigde leer- middelen en de eventuele reiskosten; bij b. kan de werkgever een terugbet- alingsclausule overeenkomen dan wel de terugbetalingsclausule uit de bestaan- de studiekostenregeling van toepassing verklaren
- De journalist wordt in principe in staat gesteld aan de opleiding, zoals vermeld onder a. en c., deel te nemen in werktijd. Voor b. en d. zal dit geschieden in nader overleg.
- De opleidingsfaciliteiten zijn ook van toepassing op parttimers;
- Van de journalist wordt verwacht dat hij optimaal gebruik maakt van de beschikbare voorzieningen.
IV-A
Opleidings- faciliteiten
Bijlage V
Aanvulling op werkeloosheids- uitkering
Duur van de aan- vulling voor journalisten tot en met 56 jaar
Afvloeiingsregeling in geval van reorganisatie e.d.
Het gestelde in dit onderdeel is van toepassing op werkgevers in de zin van deze CAO, alsmede op werkgevers die zich krachtens een overeenkomst met de vakor- ganisties verplicht hebben deze CAO toe te passen op de in dienst zijnde journalis- ten, met betrekking tot afvloeiingsregelingen die zijn ingegaan op 1 juli 1994 of later.
In geval van ontslag als gevolg van de tenuitvoerlegging van een besluit zoals bedoeld in art. 4A lid 3 van de CAO kan de journalist met wie de dienstbetrekking wordt beëindigd aanspraak maken op de volgende voorzieningen:
Artikel 1
1. De journalist die wordt ontslagen en daarna een uitkering geniet krachtens de werkloosheidswet, komt gedurende een bepaalde periode in aanmerking voor een bruto aanvulling op de wettelijke uitkering.
2. De aanvulling wordt vastgesteld op een zodanig bruto bedrag dat de som van de bruto werkloosheidsuitkering inclusief vakantietoeslag en de bruto aanvulling gelijk is aan 80% van het laatstverdiende bruto salaris, inclusief vakantietoe- slag.
3. Het bruto aanvullingsbedrag wordt eenmalig, op het moment van ontslag vast- gesteld en blijft gedurende de van toepassing zijnde aanvullingsperiode onge- wijzigd.
4. De bruto aanvulling wordt uitgekeerd onder aftrek van de op dergelijke betalin- gen van toepassing zijnde wettelijke inhoudingen.
Artikel 2
1. De aanvulling wordt uitgekeerd gedurende de onderstaande periode:
tot 30 jaar – 6 maanden
30 t/m 34 jaar – 9 maanden
35 t/m 39 jaar – 12 maanden
40 t/m 44 jaar – 18 maanden
45 t/m 49 jaar – 21 maanden
50 t/m 54 jaar – 30 maanden
55 en 56 jaar – 36 maanden
2. De journalist, die op het moment van ontslag niet ouder is dan 56 jaar en tien jaar of langer in dienst is van de werkgever, ontvangt in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel van de werkgever deze aanvulling gedurende de periode waarin recht bestaat op de loongerelateerde werkloosheidsuitkering.
3. Bij de vaststelling van de leeftijdscategorie geldt de leeftijd van de journalist op het moment van ontslag.
4. De aanvullingsperiode vangt aan op de eerste dag na het beëindigen van de dienstbetrekking en eindigt na het verstrijken van de hierboven genoemde periode of zoveel eerder als de loongerelateerde werkloosheidsuitkering wordt gestaakt.
Artikel 3
1. Journalisten van 57 jaar en ouder die wegens reorganisatie in aanmerking komen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, ontvangen van de (ex) werkgever de aanvulling tot aan de de VUT-gerechtigde leeftijd. Vanaf de VUT-gerechtigde leeftijd bestaat de mogelijkheid vervroegd uit te treden. Indien vervroegde uittreding niet mogelijk is op grond van het niet voldoen aan het zgn. 10-dienstjaren criterium behoudt de (ex) journalist/ex-werknemer recht op de deze aanvulling tot aan het moment dat hij/zij VUT-gerechtigd wordt dan wel de 65-jarige leeftijd bereikt.
2. Journalisten van 57 jaar en ouder die niet vóór het einde van de periode van loongerelateerde uitkering gebruik kunnen maken van de mogelijkheid ver- vroegd uit te treden, hebben aanspraak op een kapitaaluitkering..
3. De hoogte van deze bruto kapitaaluitkering is gelijk aan de contante waarde van het bruto bedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten bruto salaris inclusief vakantietoeslag verminderd met het bruto minimumloon inclusief vakantietoe- slag, berekend over de maanden waarop de journalist krachtens de Werkloos- heidswet recht heeft op een aan het minimumloon gerelateerde uitkering. Indien aantoonbaar kan worden vastgesteld dat journalist een "twee-verdiener" is, is de hoogte van de bruto kapitaaluitkering gelijk aan de contante waarde van het bruto bedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten xxxxx xxxxxxx inclusief vakantietoeslag verminderd met de bruto vervolguitkering ingevolge de Werk- loosheidswet.
Indien de journalist een alleenstaande ouder is die recht heeft op kinderbijslag voor een kind jonger dan 18 jaar, dan is de hoogte van de bruto kapitaaluitkering gelijk aan de contante waarde van het brutobedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten bruto salaris inclusief vakantiegeld verminderd met een bedrag gelijk aan 90% van het bruto minimumloon.
4. De contante waardeberekening geschiedt op basis van een rekenrente van 4% cumulatief, gedurende de periode van de loongerelateerde werkloosheidsuitke- ring.
5. De bruto kapitaaluitkering wordt uitbetaald onder aftrek van de op dergelijke betalingen van toepassing zijnde wettelijke inhoudingen.
Artikel 4
De door de werkgever in acht te nemen minimum opzegtermijn bedraagt voor journalisten van 30 tot 45 jaar 2 maanden, en voor journalisten van 45 jaar en ouder 3 maanden.
Artikel 5
1. Indien de journalist in aanmerking komt voor een pensioenbijdrage krachtens de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering zal deelname aan de pensioen- regeling op basis van de pensioengrondslag bij het einde van het dienstverband onder geldende voorwaarden worden voortgezet zolang recht bestaat op de bij- drage uit het Fonds.
NB. Partijen bevelen aan om, in geval de journalist/ex-werknemers in aanmer- king kunnen komen voor een pensioenbijdrage krachtens de Wet Fonds Voor- heffing Pensioenverzekering, daarvan gebruik te maken. Tevens bevelen partij- en aan om, indien daarvan gebruik wordt gemaakt, de daardoor ontstane premiebesparing aan te wenden ten gunste van betrokken journalist/ex-werk- nemers.
V
Duur van de aan- vulling voor journalisten van 57 jaar en ouder
Kapitaal- uitkering
Minimum opzegtermijn
Voortzetting pensioenregeling
V
Voortzetting vrijwillige ziektekostenver- zekering
Vertrekpremie
Aanvulling op lager salaris
2. Indien en voorzover de werknemer niet in aanmerking komt voor een pen- sioenbijdrage krachtens de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering zal deelname aan de pensioenregeling op basis van de pensioengrondslag bij het einde van het dienstverband onder de geldende voorwaarden worden voortge- zet, met dien verstande dat:
- voor journalisten xxxxxx dan 57 jaar de voortzetting slechts plaatsvindt gedurende de aanvullingsperiode zoals vermeld in art. 2 van deze bijlage
- voor de journalisten van 57 jaar en ouder de voortzetting zal plaatsvinden tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
3. Voortzetting van deelname aan de pensioenregeling door journalisten die op of na de 57-jarige leeftijd werkloos zijn geworden ingevolge een reorganisatie krachtens artikel 4A van de CAO en die aansluitend vervroegd uittreden, geschiedt gedurende de WW- en VUT-periode als ware het dienstverband niet geëindigd.
4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bestaat de mogelijkheid de deel- neming gedurende de WW- en VUT-periode voort te zetten op basis van de pen- sioengrondslag bij het einde van het dienstverband tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd mits de pensioengrondslag wordt geïndexeerd.
Artikel 6
De journalist die op het moment van ontslag niet verplicht was verzekerd krachtens de Ziekenfondswet kan gedurende de aanvullingsperiode zoals vermeld in artikel 2 van deze bijlage, aan de ziektekostenverzekering die op hem van toepassing was blijven deelnemen. Gedurende die periode komt hij in aanmerking voor de gebrui- kelijke compensatie in de premie van de zijde van de werkgever.
Artikel 7
Wanneer de journalist, aan wie door de werkgever is meegedeeld dat zijn arbeids- plaats zal vervallen een andere werkkring buiten de onderneming c.q. het concern vindt en het dienstverband met de werkgever wenst te beëindigen, heeft hij recht op:
- de helft van het salaris over de opzegtermijn die de werkgever ten opzichte van hem in acht zou moeten nemen, of - indien de werknemer reeds door de werk- gever is opgezegd:
- de helft van het salaris over de resterende opzegtermijn.
Artikel 8
De journalist die wegens het vervallen van zijn functie buiten het bedrijf c.q. con- cern een werkkring aanvaardt tegen een lager salaris, komt - voorzover hiervoor geen wettelijke voorzieningen bestaan - gedurende de periode als genoemd in arti- kel 2 van deze bijlage in aanmerking voor een aanvulling tot het laatst verdiende bruto salaris, echter tot ten hoogste het bedrag aan bruto aanvullingen dat de jour- nalist zou hebben ontvangen indien artikel 1 van deze bijlage op hem van toepassing zou zijn. Deze uitkering is slechts verschuldigd indien tijdig deugdelijke loonspeci- ficaties worden overgelegd.
Bijlage VI Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeverij- bedrijf
(Artikel 19 van XXX)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
a.
Regeling: de regeling vrijwillig vervroegd uittreden zoals overeengekomen bij de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, artikel 20, resp. de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten, artikel 19, zoals deze regeling thans luidt of in de toe- komst zal ko-men te luiden.
b.
Stichting: de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitge- verijbedrijf, gevestigd ten kantore van het Nederlands Uitgeversverbond, Hoog- oorddreef 5 te Amsterdam Z.O., Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxxxxxxxx Z.O., tele- foon 020 - 4309187.
c.
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf: de ondernemingen die gehouden zijn de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf toe te passen, alsmede aanverwante en dienstverlenende ondernemingen welke door het bestuur van de Stichting worden geacht hiermede te zijn gelijkgesteld.
d.
CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitge- verijbedrijf , dan wel de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjour- nalisten.
e.
Werkgever: de werkgever in de zin van de CAO.
f.
Werknemer: de werknemer op wie de CAO van toepassing is, dan wel de werkne- mer die op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is van bovengenoemde gelijkgestelde ondernemingen, alsmede directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren-hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren in dienst van onder- nemingen die gehouden zijn de CAO toe te passen of van bovengenoemde gelijk- gestelde ondernemingen, mits de betreffende onderne-ming voor zijn directeuren en adjunct- directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren als zodanig collectief bij de Stichting is aangesloten.
Begrips- bepalingen
Regeling
Stichting
Boeken- en Tijd- schriftuitgeverij- bedrijf
CAO
Werkgever
Werknemer
Bijlage VI
Arbeidsovereen- komst
Free-lance werk- zaamheden
Werkloze werk- nemer
Deelnemer
Administrateur
SV-uitkering
Prepensioen- regeling
Prepensioen- uitkering
Peildatum
Einde arbeids- overeenkomst
g.
Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek.
h.
Free-lance werkzaamheden: werkzaamheden die worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht.
i.
Werkloze werknemer: de ex-werknemer die in aanmerking komt voor een ww-uit- kering als gevolg van een reorganisatie in de zin van de CAO.
j.
Deelnemer: degene van wie het verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
k.
Administrateur: een door de Stichting aangestelde functionaris of instelling die belast is met de uitvoering van dit reglement (PVF Achmea, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx, tel. 020 – 0000000).
l.
SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW, WAO/Wajong/WAZ, WW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, één en ander eventueel aange- vuld met (een) uitkering(en) ingevolge de toeslagenwet, een aanvullende op onder- nemings- of bedrijfstakniveau afgesloten collectieve arbeidsongeschiktheidsverze- kering (zoals een zogenaamde WAO-gat verzekering), dan wel (een) vergelijkbare uitkering(en) op grond van een vrijwillige op ondernemings- of bedrijfstakniveau afgesloten collectieve verzekering, zulks ter beoordeling van het bestuur van de Stichting.
m.
Prepensioenregeling: de door de werkgever getroffen prepensioenregeling ter uit- voering van de minimum prepensioenvoorwaarden zoals die luiden of in de toe- komst zullen komen te luiden in de CAO.
n.
Prepensioenuitkering: de uitkering die de deelnemer verkrijgt of zou verkrijgen als hij aan de prepensioenregeling deelneemt of zou hebben deelgenomen.
o.
Peildatum: de datum waarop overeenkomstig de prepensioenregeling voor de deel- nemer de prepensioengrondslag wordt vastgesteld.
Artikel 2
Bij de aanvang van de vervroegde uittreding eindigt de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer.
Artikel 3
De werknemer, die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en zijn werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage beno- digde gegevens te verstrekken. De werknemer, die een uitkering ingevolge de rege- ling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens die de admini-strateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
Artikel 4
1. De directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren van de aangesloten werkgever worden tot de rege- ling toegelaten als ze per onderneming collectief bij de Stichting zijn aange- meld.
De collectieve aanmelding is slechts mogelijk indien de aanmelding plaats- vindt binnen 3 maanden nadat de aansluiting van de werkgever gerealiseerd is. Bedoelde collectieve aanmelding werkt terug tot de aansluitingsdatum.
2. De in het eerste lid bedoelde werkgevers die hun directeuren en adjunct-direc- teuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren col- lectief hebben aangemeld zijn gehouden, de directeuren en adjunct-directeuren die na de in het eerste lid bedoelde aanmelding worden benoemd, respectieve- lijk van wie de benoeming wordt beëindigd, voor toelating, respectievelijk voor uitschrijving bij de Stichting aan te melden.
HOOFDSTUK 2 FINANCIERING
Artikel 5
1. In dit artikel wordt verstaan onder de bijdragegrondslag: het vaste bruto jaarsa- laris, inclusief een eventuele via de werkgever uitbetaalde ZW/WAO-uitkering, een aanvulling ZW/WAO of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrij- willige verzekering en inclusief vaste toeslagen die periodiek worden uitbe- taald, verhoogd met de vakantietoeslag.
2. a. De werkgever is voor zijn werknemer een bijdrage aan de Stichting ver- schuldigd.
b. De bijdrage, bedoeld onder a, bestaat uit een bijdragedeel dat geheven wordt ten behoeve van de basis-uitkering en een bijdragedeel dat geheven wordt ten behoeve van de aanvullingsuitkering.
c. Beide bijdragedelen worden uitgedrukt in een door CAO-partijen, na advies van het bestuur van de Stichting, vastgesteld percentage over de bij- dragegrondslag.
d. Het bijdragedeel ten behoeve van de basis-uitkering wordt geheven over ten hoogste ƒ 39.335,- (€ 17.849,44) . Het bijdragedeel ten behoeve van de aanvullingsuitkering wordt geheven over ten hoogste 1,5 x het WAO dag- loon op jaarbasis uitgaande van 261 dagen;
e. In afwijking van het vermelde in lid 1 wordt ten aanzien van de werknemer belast met colporteurs- en acquisitiewerkzaamheden van wie de beloning voor een belangrijk deel uit provisie bestaat als bijdragegrondslag gebruikt: het garantie-inkomen bedoeld bedoeld in artikel 9, lid 3 van Bij- lage VII van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, vermeerderd met de vakantietoeslag.
VI
Verplichting tot opgave van gege- vens
Aanmelding van directeuren en adjunct-directeu- ren
Vaststelling en betaling van de bijdrage
VI f. Indien een werknemer een arbeidsovereenkomst voor minder dan de nor- maal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft, wordt de bijdragegrondslag herrekend naar een bijdragegrondslag op basis van een voltijd arbeidsovereenkomst. Vervolgens wordt de aldus berekende bij- dragegrondslag, met inachtneming van het maximum, vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeengekomen en de normale wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het overeengekomen aantal wekelijkse uren en de noemer door de normale wekelijkse uren.
3. a. De werkgever is een voorschot op de in het tweede lid bedoelde bijdrage aan de Stichting verschuldigd. De hoogte en wijze van bepaling van dit voorschot wordt door CAO-partijen na advies van het bestuur van de Stichting vastgesteld.
b. Het werknemersdeel in de in het tweede lid bedoelde bijdrage bedraagt 50%. Het werknemersdeel wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de werknemer.
4. a. De in het tweede lid bedoelde bijdrage is verschuldigd tot de 61-jarige leef- tijd van de werknemer.
b. Indien een werknemer voor het bereiken van de 61-jarige leeftijd deel- neemt aan de regeling, blijft de in het tweede lid bedoelde bijdrage ver- schuldigd totdat hij de 61-jarige leeftijd bereikt. De in dit onderdeel bedoelde deelnemer is gehouden het werknemersdeel in de bijdrage af te dragen aan zijn laatste werkgever. De bijdragegrondslag die gold onmid- dellijk voor het tijdstip van deelneming, is bepalend voor de vaststelling van de bijdrage. De in de vorige volzin bedoelde bijdragegrondslag dient te worden verhoogd met de algemene loonsverhogingen ingevolge de voor betrokken deelnemer geldende CAO, die hij zou hebben ontvangen als hij niet voor de 61-jarige leeftijd zou hebben deelgenomen.
5. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens het tweede lid verschuldigde bijdrage of voorschot vast te stellen. Als de werkgever niet of niet tijdig aan deze verplich- ting voldoet, is het bestuur bevoegd de verschuldigde bijdrage of het voorschot naar beste weten vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste gegevens komen voor rekening van de werkgever.
6. De werkgever is verplicht de bijdrage te voldoen binnen 14 dagen na de dagte- kening van de desbetreffende nota van de Stichting. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt tevens het gehele resterende bedrag van de voor- schotnota direct opeisbaar.
7. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of de verschuldigde voorschotbijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interes-sen, dat geldt op de dag waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd, als bedoeld in artikel 6:119 jo 120 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f. 75,- (€ 34,03).
8. Indien de werkgever zijn lidmaatschap van de Groep Algemene Uitgevers, de Groep Educatieve Uitgeverijen, de Groep Uitgevers van Vak en Wetenschap of de Groep Publiekstijdschriften opzegt en tevens de aansluiting bij de Stichting beëindigt, zal de werkgever ter vereffening van de lasten die voortvloeien voor de Stichting uit de uitkeringen aan de ex-werknemers van de werkgever, die zijn ingegaan vóór de einddatum van de aansluiting tot aan de reglementaire eind- data van die uitkeringen, een door de Stichting vast te stellen vergoeding beta- len. Daarnaast is de werkgever verplicht tot betaling van een door de Stichting vast te stellen vergoeding ter vereffening van het door de beëindiging ontstane financiële nadeel voor de Stichting.
9. Indien de aansluiting van de werkgever bij de Stichting voor de Stichting binnen een termijn van 5 jaar na het moment van aansluiting naar verwachting financieel nadelig is, is de werkgever verplicht tot betaling van een door de Stichting vast te stellen inkoopsom. De in de vorige volzin bedoelde inkoopsom dient ter vereffe- ning van het financiële nadeel, is maximaal hieraan gelijk en kan niet negatief zijn.
HOOFDSTUK 3 DEELNEMING
Artikel 6
Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer:
a. de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt, dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan hij uittreedt en;
b. gedurende de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaand aan het moment van deelneming onafgebroken op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn geweest in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf zoals omschreven in artikel 1 of in een aanverwant/ dienstverlenend bedrijf en/of als journalist bij een werkgever welke gehouden is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Vak- tijdschriftjournalisten toe te passen, behoudens beperkte onderbrekin-gen bui- ten zijn schuld, één en ander ter beoordeling van het bestuur van de Stichting en;
c. onmiddellijk voorafgaand aan het moment van deelneming in dienst zijn van een werkgever die aangesloten is bij de Stichting en;
d. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering en evenmin onder een afvloeiingsregeling, een non-activiteitsregeling of een daarmee gelijk te stellen regeling vallen en;
e. zich schriftelijk verbinden tot de eerste van de maand waarin hij 65 jaar wordt:
1. alle nevenwerzaamheden die hij verricht of gaat verrichten te melden aan de Stichting evenals uitbreiding in die werkzaamheden en de inkomsten uit deze werkzaamheden en veranderingen in de inkomsten;
2. geen arbeidsovereenkomst aan te gaan in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverij- bedrijf;
3. geen betaalde werkzaamheden voor zijn laatste ex-werkgever te zullen verrich- ten;
4. de werkzaamheden die worden verricht op grond van een arbeidsovereenkomst niet uit te breiden en;
f ten minste 3 maanden voor de gewenste uittredingsdatum zijn werkgever van zijn voornemen tot uittreden in kennis hebben gesteld en;
g. in de 3e maand voor de gewenste uittredingsdatum een aanvraagformulier bij de Stichting hebben ingediend met een afschrift aan zijn werkgever. Eerder inge-
VI
Voorwaarden van deelneming
VI
Aanvullende voorwaarden van deelneming voor de volledig arbeidsonge- schikte werknemer
Aanvullende voorwaarden van deelneming voor de volledig werkloze werk- nemer
diende aanvraagformulieren worden niet in behandeling genomen en aan de werknemer geretourneerd.
Artikel 7
1. In afwijking van het in artikel 6, sub d bepaalde kan een werknemer die aan de in artikel 6, sub a, gestelde leeftijdseis voldoet en in aanmerking komt voor een uit- kering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krachtens de WAO/ Wajong/WAZ, dan wel een ZW-uitkering ontvangt (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de toeslagenwet), aan de regeling deelnemen indien:
- hij bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid ten minste 57 jaar was;
- gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsovereen- komst met de werkgever wordt gehandhaafd;
- ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden is voldaan.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren-hoofdredacteuren en uitgevers/hoofd- redacteuren als bedoeld in artikel 1, sub f.
3. De jaren dat men een WAO/Wajong/WAZ-uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, dan wel een ZW-uitkering, dan wel een vergelijkbare uit- kering op grond van een vrijwillige verzekering gebaseerd op volledige arbeids- ongeschiktheid (eventueel aangevuld met een uitkering ingevolge de toeslagen- wet) ontvangen heeft, wordt men geacht op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn geweest, zoals bedoeld wordt in artikel 6, onder b.
4. De voorwaarde voor deelneming dat men niet in aanmerking komt voor een volledige SV-uitkering als bedoeld in artikel 6, onder d, is niet van toepassing ten aanzien van de in de beide eerste leden van dit artikel bedoelde werknemers.
Artikel 8
1. In afwijking van het gestelde in artikel 6, sub c en d, kan de werknemer die in aanmerking komt voor een volledige uitkering ingevolge de werkloosheidswet deelnemen aan de regeling:
op de geldende uittredingsleeftijd, indien betrokkene op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor een uitkering krachtens de werkloosheidswet en de ontslagdatum op of na 1 januari 2001 ligt. Hiertoe dient naast de in artikel 6 genoemde voorwaarden aan de in het tweede lid van dit arti- kel genoemde nadere voorwaarden te worden voldaan.
2. De nadere voorwaarden zoals bedoeld in het eerste lid zijn:
a. de werkloosheid dient te zijn ontstaan als gevolg van een reorganisatie in de zin van artikel 4A.1 van de CAO;
b. de werkloze werknemer dient gedurende de periode van werkloosheid het op grond van artikel 20 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf dan wel artikel 19 van de Collec- tieve Arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjournalisten verschul- digde deel van de bijdrage af te dragen aan zijn voormalige werkgever. De bijdrage wordt berekend over zijn laatstgenoten bruto maandsalaris voor de ingang van de werkloosheid, welk salaris verhoogd wordt met de alge- mene loonsverhogingen ingevolge de voor de betrokken werknemer gel- dende collectieve arbeidsovereenkomst, die hij ontvangen zou hebben, indien hij niet werkloos geworden zou zijn. De werkgever zal de volledige bijdrage aan de Stichting afdragen.
3. Gedurende de periode dat de in het eerste lid bedoelde werkloze werknemer voor een volledige uitkering krachtens de werkloosheidswet in aanmerking komt, wordt hij geacht op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn geweest.
Artikel 9
1. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming geeft recht op de in hoofdstuk 4 bedoelde basisuitkering en eventueel op de in hoofdstuk 5 bedoel- de aanvullingsuitkering.
2. Wanneer de deelnemer niet of niet langer voldoet aan een van de voorwaarden in dit reglement of handelt in strijd met zijn reglementaire verplichtingen, kan de Stichting zijn deelnemerschap en het recht op uitkering(en) ingevolge de regeling vervallen verklaren.
3. Het deelnemerschap eindigt:
- op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt.
- bij het overlijden van de deelnemer; in dat geval eindigt/eindigen de door de Stichting verstrekte uitkering(en) op de laatste dag van de maand waar- in het overlijden plaatsvond en wordt aan de nagelaten betrekkingen, zoals omschreven in artikel 7: 674 burgerlijk wetboek, een overlijdensuitkering verstrekt.
Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de regle- mentaire uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.
4. Indien de Stichting te veel of ten onrechte uitkering(en) ingevolge de regeling heeft betaald doordat de deelnemer gehandeld heeft in strijd met zijn verplich- tingen voortvloeiend uit dit reglement kan/kunnen deze uitkering(en) worden terug-gevorderd.
HOOFDSTUK 4 BASIS VUT-UITKERING
Artikel 10
1. De deelneming aan de regeling geeft recht op een jaarlijkse basisuitkering van ƒ 29.501,- (€ 13.386,97). Als de deelneming aanvangt, dan wel eindigt in de loop van het kalenderjaar, wordt het bedrag van de jaarlijkse basis-VUT-uitke- ring van het jaar waarin de deelneming aanvangt, respectievelijk eindigt, naar evenredigheid verlaagd.
2. De in het eerste lid bedoelde uitkering is gebaseerd op basis van fulltime werk- zaamheid. Indien een werknemer in de laatste vijf jaar voor uittreden op enig tijdstip een arbeidsovereenkomst voor minder dan de normaal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft gehad, wordt de in het eerste lid genoemde basisuitkering vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeenge- komen en de normale wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het gewogen gemiddelde van het aantal overeengekomen wekelijkse uren in de laatste vijf jaar en de noemer door de normale wekelijkse uren.
VI
Rechten uit deel- neming, einde deelneming en terugvordering
Rechten van een deelnemer
VI
Aanvullings- regeling
3. Indien de deelnemer direct vóór uittreden onder de CAO viel en de salarissen op grond daarvan worden verhoogd, wordt de uitkering van die deelnemer ver- hoogd met hetzelfde percentage. Indien de deelnemer direct vóór uittreden niet onder de CAO viel, wordt de uitkering verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee de salarissen op grond van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf worden verhoogd indien daarvan sprake is.
4. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, tweede lid dan zal de in het eerste lid bedoelde uitkering evenredig worden verlaagd. De in de vorige volzin bedoelde evenredige verlaging vindt als volgt plaats: het bedrag van de uitkering dat zonder de vervroeging van de uittreding zou hebben gegolden, wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal maanden dat zonder de vervroeging van de uittreding een uitkering zou zijn genoten en de noemer door het aantal maanden dat door de vervroeging een uitkering zal worden genoten.
5. Indien de vervroegde uittreding later plaatsvindt dan het reglementair vroegst mogelijke tijdstip vindt géén verhoging van de uitkering plaats.
HOOFDSTUK 5 AANVULLINGSREGELING
Artikel 11
1. Voor de werknemer die op 31 december 2000 als werknemer in dienst is van een werkgever en tot het bereiken van de 61-jarige leeftijd onafgebroken in dienst is gebleven van een werkgever geldt de navolgende aanvullingsregeling.
2. De aanvullingsuitkering bestaat voor de in het eerste lid bedoelde werknemer uit: een bruto uitkering van 70% van de uitkeringsgrondslag zoals bedoeld in artikel 12, minus de basisuitkering en minus de prepensioenuitkering op grond van de prepensioenregeling met inachtneming van het bepaalde in artikel 12a.
3. De in het tweede lid bedoelde uitkering is gebaseerd op basis van fulltime werk- zaamheid. Indien een werknemer in de laatste vijf jaar voor uittreden op enig tijdstip een arbeidsovereenkomst voor minder dan de normaal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft gehad, wordt de in het tweede lid genoemde basisuitkering vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeenge- komen en de normale wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het gewogen gemiddelde van het aantal overeengekomen wekelijkse uren in de laatste vijf jaar en de noemer door de normale wekelijkse uren.
4. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, tweede lid, zal de uitkering evenredig worden verlaagd. De in de vorige volzin bedoel- de evenredige verlaging vindt als volgt plaats: het bedrag van de uitkering dat zonder de vervroeging van de uittreding zou hebben gegolden, wordt verme- nigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal maanden dat zonder de vervroeging van de uittreding een uitkering zou zijn genoten en de noemer door het aantal maanden dat door de vervroeging een uit- kering zal worden genoten.
5. Indien de vervroegde uittreding later plaatsvindt dan het reglementair vroegst mogelijke tijdstip vindt géén verhoging van de aanvullingsuitkering plaats.
6. Indien de deelnemer direct vóór uittreden onder de CAO viel en de salarissen op grond daarvan worden verhoogd, wordt de uitkering van die deelnemer ver- hoogd met hetzelfde percentage. Indien de deelnemer direct vóór uittreden niet onder de CAO viel, wordt de uitkering verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee de salarissen op grond van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf worden verhoogd indien daarvan sprake is.
7. Onder "werknemer" wordt in het eerste lid ook verstaan de werkloze werkne- mer op wie artikel 8 toepassing heeft gevonden.
Artikel 12
1. Onder uitkeringsgrondslag van de aanvullingsuitkering van de deelnemer wordt verstaan: zijn op de laatste peildatum geldende vaste bruto maand- of periodesalaris, inclusief vaste bruto toeslagen die per maand/periode worden uitbetaald, een en ander berekend op jaarbasis, vermeerderd met de bruto vakantietoeslag. Voorzover van toepassing wordt bij de vaststelling van de uit- keringsgrondslag rekening gehouden met de aanvulling tot het niveau als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf , dan wel artikel 17, tweede lid van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjournalisten, zoals die direct voorafgaand aan de deelname aan de uittredingsregeling aan de deelne- mer werd verstrekt. Voor de berekening van de uitkeringsgrondslag wordt steeds verondersteld dat er sprake is van een full-time dienstverband.
2. De uitkeringsgrondslag is ten hoogste gelijk aan 1,5 maal het maximum uitke- ringsdagloon WAO op jaarbasis uitgaande van 261 dagen. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, tweede lid, dan zal het in de vorige volzin vermelde maximum naar evenredigheid worden verlaagd.
3. In afwijking van het vermelde in het eerste lid wordt ten aanzien van de deelne- mer die was belast met colporteurs- en acquisitiewerkzaamheden en wiens beloning voor een belangrijk deel uit provisie bestond onder uitkeringsgrond- slag verstaan: het op de datum van uittreden geldende garantie-inkomen bedoeld in artikel 9, lid 3 van bijlage VII van de Collectieve Arbeidsovereen- komst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf op jaarbasis, vermeer- derd met de vakantietoeslag. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag van een deelnemer als bedoeld in artikel 7 wordt in afwijking van het eerste lid uitgegaan van zijn op de laatste peildatum vóór de ingangsdatum van de volledige arbeidsongeschiktheid gel- dende vaste bruto maand- of periodesalaris, inclusief vaste bruto toeslagen die per maand/periode worden uitbetaald, vermeerderd met de bruto vakantietoe- slag. Het bepaalde in dit artikel is voor het overige van overeenkomstige toe- passing.
5. De uitkeringsgrondslag voor de in artikel 8 bedoelde deelnemer wordt op dezelfde wijze als in het vierde lid bepaald vastgesteld, met dien verstande dat overal waar arbeidsongeschikt staat vermeld, er werkloos dient te worden gele- zen.
6. Indien het vaste bruto maand- of periode salaris (inclusief de in dat lid bedoelde verhogingen) van de in het eerste lid bedoelde werknemer ná het bereiken van de 56-jarige leeftijd:
a. is gestegen; of
b. is gedaald
VI
Uitkeringsgrond- slag voor de aan- vullingsuitkering
VI
Opgave (fictieve) prepensioenuit- kering in ver- band met de aan- vullingsregeling
Inhoudingen
bedraagt diens uitkeringsgrondslag ten hoogste respectievelijk ten minste de uitkeringsgrondslag zoals die zou hebben gegolden indien hij bij het bereiken van die leeftijd was uitgetreden vermeerderd met de algemene loonsverhogin- gen ingevolge de voor de betrokken werknemer geldende CAO vanaf die leef- tijd tot de feitelijke uittredingsdatum.
Artikel 12A
1. Indien een werknemer op wie vanaf 1 januari 2001 onafgebroken één of meer prepensioenregelingen van toepassing is/zijn geweest en die op de minimum uittredingsleeftijd krachtens de aanvullingsregeling aanspraak zal kunnen maken op een aanvullingsuitkering:
a. vóór het bereiken van die leeftijd uit dienst treedt en gelijktijdig in dienst treedt bij een andere werkgever op wie een prepensioenregeling van toe- passing is, doet de ex-werkgever opgave aan de volgende werkgever van de (fictieve) prepensioenspraken van die werknemer;
b. bij het bereiken van die leeftijd zijn aanspraak op een aanvullingsuitkering geldend maakt, doet de werkgever tijdig vóór het bereiken van die leeftijd opgave aan de Stichting van de (fictieve) prepensioenspraken van die werknemer.
Aangaande de opgave als hiervoor bedoeld kunnen door het bestuur van de Stichting nadere regels worden vastgesteld.
2. Bij toepassing van het eerste lid geldt dat:
a. indien de werknemer in dienst is bij een werkgever die ten gunste van de werknemer is afgeweken van de nader uitgewerkte minimum prepen- sioenvoorwaarden als bedoeld in artikel 1, sub m met (fictieve) prepen- sioenaanspraken worden bedoeld: de prepensioenaanspraken berekend tot ten hoogste het bedrag berekend overeenkomstig de nader uitgewerkte minimum prepensioenvoorwaarden;
b. indien de werknemer in dienst is bij een werkgever die niet ten gunste van de werknemer is afgeweken van de nader uitgewerkte minimum prepen- sioenvoorwaarden met (fictieve) prepensioenaanspraken worden bedoeld: de feitelijk aan de prepensioenregeling te ontlenen prepensioenaanspraken.
HOOFDSTUK 6 BEPALINGEN GELDEND VOOR
DE BASISUITKERING EN DE AANVULLINGSUITKERING
Artikel 13
De Stichting houdt op alle uitkeringen in:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel in de ziekenfondspremie c q de volledige premie van de ziektekostenverzekering indien de deelnemer deelneemt aan een collectieve ziektekostenverzekering bij de ex-werkgever;
c. het werknemersaandeel in de pensioenpremie conform de bepalingen van de pensioenregeling; de hoogte van de pensioenpremie wordt vastgesteld als ware de arbeidsovereenkomst met de werkgever niet geëindigd.
Artikel 14
1. De Stichting neemt voor haar rekening:
a. het werkgeversdeel in de ziekenfondspremie;
b. in verband met de voortzetting van de geldende pensioenvoorziening: 8,5% van de voor de deelnemer geldende uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 12.
2. De Stichting draagt de op de totale uitkering ingehouden premies alsmede de premies, respectievelijk de bijdragen die zij voor haar rekening neemt, af aan de desbetreffende instanties, respectievelijk aan de ex-werkgever.
3. De ex-werkgever is verplicht de werkgeversbijdrage aan de pensioenvoorzie- ning en de gebruikelijke tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering te con- tinueren.
Artikel 15
1. De voor het tijdstip van vervroegde uittreding geldende pensioenre-geling en ziektekostenverzekering worden voortgezet op de voorwaarden als ware de arbeidsovereenkomst niet geëindigd.
2. De Stichting keert eenzelfde compensatie in de premie voor de ziektekosten- verzekering uit aan de deelnemer als hij voor het vervroegde uittreden van zijn werkgever een compensatie ontving. Deze compensatie wordt ten laste van de ex-werkgever gebracht.
Artikel 16
1. De door de Stichting te verstrekken uitkering(en) gaat/gaan in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 61 jaar bereikt.
2. Op verzoek van de werknemer gaat/gaan de door de Stichting te verstrekken uit- kering(en) in vóór de in het eerste lid bedoelde tijdstip, maar niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 60-jarige leeftijd bereikt. In geval van vervroeging van het ingangstijdstip van de uitkering(en), moet de werknemer reeds op de eerdere ingangsdatum voldoen aan de in artikel 6, sub b tot en met g genoemde voorwaarden.
3. Op verzoek van de werknemer gaat/gaan de door de Stichting te verstrekken uit- kering(en) in na het in het eerste lid bedoelde tijdstip, maar niet later dan 6 maan- den voor de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
Artikel 17
Een uitkering krachtens de regeling geschiedt in maandelijkse termijnen. De bet- aling wordt beschikbaar gesteld in de tweede helft van de maand waarin de deelne- ming aanvangt.
Artikel 18
1. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aan- merking komt voor een SV-uitkering dan dient hij zulks te melden aan de Stich- ting. De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering(en). Hierbij geldt dat:
a. indien de deelnemer aanspraak maakt op uitsluitend een basis-VUT-uitke- ring deze vermindering volledig plaatsvindt;
b. indien de deelnemer aanspraak maakt op zowel een basis- als een aanvul- lingsuitkering maar niet op een prepensioenuitkering krachtens de prepen-
VI
Verplichtingen van de Stichting resp. de ex-werk- gever
Lopende verzekeringen
Ingang uitkering
Tijdstip betaling
Wijziging van rechten
VI sioenregeling deze vermindering gedeeltelijk plaatsvindt op de basis- en gedeeltelijk op de aanvullingsuitkering naar rato van de hoogte van de beide uitkeringen;
c. indien de deelnemer aanspraak maakt op zowel een basis- en een aanvul- lingsuitkering als een prepensioenuitkering deze vermindering gedeelte- lijk plaatsvindt op de basis- en op de aanvullingsuitkering en gedeeltelijk op de prepensioenuitkering krachtens de prepensioenregeling naar rato van de hoogte van deze uitkeringen.
2. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aan- merking komt voor een ouderdomspensioen op basis van een op ondernemings- of bedrijfstakniveau getroffen collectieve ouderdomspensioenregeling, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De hiervoor bedoelde pensioenuitke- ring wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitke- ring(en). Hierbij geldt dat:
a. indien de deelnemer aanspraak maakt op uitsluitend een basis-VUT-uitke- ring deze vermindering volledig plaats vindt;
b. indien de deelnemer aanspraak maakt op zowel een basis- als een aanvul- lingsuitkering deze vermindering plaatsvindt gedeeltelijk op de basis- en gedeeltelijk op de aanvullingsuitkering naar rato van de hoogte van de beide uitkeringen.
3. Indien het bepaalde in de eerste volzin van het tweede lid van toepassing is en de deelnemer maakt tevens gebruik van pensioenuitstel, dan wordt de basisuitke- ring, respectievelijk de basis- en de aanvullingsuitkering, verminderd op de wijze als vermeld in het tweede lid met de ouderdomspensioenuitkering die hij zou hebben ontvangen indien geen pensioenuitstel had plaatsgevonden. Deze vermindering vindt uitsluitend plaats indien sprake is van pensioenuitstel krachtens een bepaling in de prepensioenregeling, inhoudende dat het prepen- sioen wordt uitgesteld zodra de deelnemer in aanmerking komt voor een VUT- uitkering. Indien het bepaalde in de eerste volzin van toepassing is, is de werk- nemer verplicht de hoogte van de bedoelde ouderdomspensioenuitkering naar genoegen van de Stichting aan te tonen.
4. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering, respectievelijk in het ouderdomspensioen, direct te melden aan de Stichting. De deelnemer moet tevens aan de Stichting melden of hij betaalde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, hij moet uitbreiding van deze nevenwerkzaamheden melden en hij moet de bruto inkomsten van deze nevenwerkzaamheden en de eventuele veranderingen daarin opgeven aan de Stichting.
5. Tijdens de deelneming zijn niet toegestaan:
a. werkzaamheden op grond van een arbeidsovereenkomst in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf;
b. free-lance werkzaamheden voor de laatste ex-werkgever.
6 Tijdens de deelneming zijn toegestaan:
a. werkzaamheden buiten het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf op grond van een arbeidsovereenkomst; de inkomsten uit die werkzaamheden worden in mindering gebracht op de bruto door de Stichting te verstrekken uitkering(en), voor zover de som van deze inkomsten en de bruto door de Stichting te verstrekken uitkering(en) op jaarbasis meer bedraagt dan de uitkeringsgrondslag;
b. free-lance werkzaamheden voor anderen dan de laatste ex-werkgever; de inkomsten uit deze werkzaamheden worden niet op de door de Stichting te
verstrekken uitkering(en) in mindering gebracht indien de free-lance werkzaamheden reeds 1 jaar vóór de aanvang van het uittreden waren begonnen. Indien de werkzaamheden worden begonnen of indien de in de vorige volzin bedoelde werkzaamheden worden uitgebreid later dan 1 jaar vóór uittreden, dan worden de inkomsten uit die werkzaamheden in min- dering gebracht op de bruto door de Stichting te verstrekken uitkering(en), voor zover de som van deze inkomsten en de bruto door de Stichting te ver- strekken uitkering(en) op jaarbasis meer bedraagt dan de uitkeringsgrond- slag.
Bij de berekening van de uitkeringsgrondslag als bedoeld onder a en b geldt het in artikel 12, tweede lid, bedoelde maximum niet.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGSBEPALING
40 DIENSTJAREN-REGELING
Artikel 19
1. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bijzonder van de in artikel 6, onder a, gestelde leeftijdseis, blijft voor de werknemer die ten minste de 58-jarige leeftijd bereikt of heeft bereikt in de maand met ingang waarvan hij uittreedt, de uittredingsregeling neergelegd in het reglement van de Stichting zoals dat luidde op 31 december 2000 (hierna: de oude regeling) gel- den, indien hij vóór 1 januari 2001 een periode van 10 jaar als bedoeld in artikel 6, sub b en bovendien vóór die 10 jaren-periode nog ten minste 30 jaren werk- zaam is geweest:
- in het boeken- of tijdschriftuitgeverijbedrijf of;
- in een aanverwant/dienstverlenend bedrijf of;
- als journalist bij een werkgever welke gehouden is de Collectieve Arbeids- overeenkomst voor Publiekstijdschriftjournalisten respectievelijk Opi- nieweekbladjournalisten toe te passen of;
- in de grafisch industrie of;
- in een boekhandel of;
- in het dagbladuitgeverijbedrijf.
2. a. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bij- zonder van de in artikel 6, onder d, gestelde eis ten aanzien van een SV-uit- kering, blijft de oude regeling ook gelden voor de werknemer die aan de voorwaarde in het eerste lid voldoet en die in aanmerking komt voor een uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krachtens de WAO/Wajong/WAZ (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, zoals een zoge- naamde WAO-gat verzekering), dan wel een ZW-uitkering ontvangt (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de toeslagenwet wan- neer:
- hij bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid ten minste 55 jaar was;
- gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsovereen- komst met de werkgever wordt gehandhaafd;
- ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden is voldaan.
VI-I
Overgangs- en slotbepalingen
VI
Aanvullings- regeling in de overgangsperiode
Toepassing oude reglement
Beslissingen
b. Het bepaalde onder a is van overeenkomstige toepassing op directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren-hoofdredacteuren en uitgevers/ hoofdredacteuren als bedoeld in artikel 1, sub f.
3. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bijzonder van de in artikel 6, onder d, gestelde eis ten aanzien van een SV-uitkering, blijft de oude regeling ook gelden voor de werknemer die in aanmerking komt voor een volledige uitkering ingevolge de werkloosheidswet en die aan de voor- waarde in het eerste lid en aan de voorwaarden genoemd in artikel 8, tweede lid voldoet indien de betrokkene op of na het bereiken van de 55-jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor de eerder genoemde werkloosheidsuitkering.
Artikel 20
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, is bij uittreding in de periode van het jaar 2001 tot en met het jaar 2005 de hoogte van het uitkerings- percentage afhankelijk van het jaar waarin de leeftijd van 61 jaar wordt bereikt. Het in de vorige volzin bedoelde percentage komt overeen met het percentage dat in onderstaande tabel bij het desbetreffende jaar staat vermeld.
Jaar waarin de leeftijd uitkeringspercentage van 61 jaar wordt bereikt
2001 75%;
2002 74%;
2003 73%;
2004 72%;
2005 71%.
Het voor de deelnemer bij de aanvang van zijn VUT-periode geldende uit- keringspercentage zoals in dit lid bedoeld, geldt voor zijn gehele VUT-periode.
2. Het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 18 is van overeenkomstige toepassing op de uitkeringen die op grond van het eerste lid zijn vastgesteld.
Artikel 21
De bepalingen welke zijn neergelegd in het reglement van de Stichting zoals dat luidt op 31 december 2000 (hierna: het oude reglement), zijn onverkort van toepas- sing op:
- de deelnemer met een VUT-uitkering welke is ingegaan voor het inwerking treden van dit reglement;
- de arbeidsongeschikte en werkloze werknemer, zoals bedoeld in artikel 4a, respectievelijk 4b van het oude reglement, die vóór 1 januari 2001 volledig arbeidsongeschikt, respectievelijk volledig werkloos is geworden;
- de werknemers als bedoeld in artikel 19 eerste tot en met derde lid.
Artikel 22
In alle zaken betreffende toelating, door de Stichting te verstrekken uitkering(en) en vervallen van deelnemerschap, waarin dit reglement niet voorziet en in gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door één van de betrok- kenen in de strijd wordt geacht met de bedoeling van de regeling tot vervroegd uit- treden, beslist het bestuur van de Stichting.
Artikel 23
Degene ten aanzien van wie door het bestuur van de Stichting een beslissing is geno- men over al of niet toelating, dan wel vervallen van deelnemerschap, kan tegen deze beslissing binnen 4 weken na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij de Vaste Commissie voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf zoals bedoeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbe- drijf.
Artikel 24
Dit reglement is in werking getreden op 1 september 1979 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2001.
VI
Beroep
Inwerkingtreding
Bijlage VII
Begrips- bepalingen
Stichting
Bestuur
Administrateur
Boeken- en Tijd- schriftuitgeverij- bedrijf
Werkgever
Deelnemer
Verzekerde
Jaarinkomen
Reglement van de Stichting Arbeids- ongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
(Artikel 17A van de CAO)
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
a.
Stichting: Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuit- geverijbedrijf, gevestigd ten kantore van het Nederlands Uitgeversverbond, Hoog- oorddreef 5 te Amsterdam Z.O., Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxxxxxxxx Z.O., tele- foon 020 - 4309187.
b.
Bestuur: het bestuur van de Stichting.
c.
Administrateur: Centraal Beheer Achmea (WAO-servicedesk) gevestigd te Hoofd- dorp, (Postbus 3078, 0000 XX Xxxxxxxxx, tel.: 000-0000000).
d.
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf: de ondernemingen die gehouden zijn de CAO toe te passen, alsmede aanverwante en dienstverlenende ondernemingen welke door het bestuur van de Stichting worden geacht hiermede te zijn gelijkgesteld.
e.
Werkgever: iedere werkgever in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
f.
Deelnemer:
1. De werknemer op wie de CAO van toepassing is.
2. De werknemer in dienst van de in lid d. bedoelde gelijkgestelde onderne- mingen.
3. Directeuren, adjunctdirecteuren, directeuren/hoofdredacteuren en uitge- vers/hoofdredacteuren in dienst van de werkgever mits de directeuren, adjunctdirecteuren, directeuren/hoofdredacteuren en hoofdredacteuren als zodanig collectief bij de Stichting door de werkgever zijn aangemeld voor 1 juli 1993.
g.
Verzekerde: de deelnemer.
h.
Jaarinkomen: het coördinatieloon voor de sociale verzekering op jaarbasis, dat is gemaximeerd op de WAO-loongrens.
i.
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor
- het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf en/of
- Publiekstijdschriftjournalisten en/of
- Opinieweekbladjournalisten en/of
- Vaktijdschriftjournalisten.
j.
Statuten: de statuten van de Stichting
k.
WAO: de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering zoals deze geldt vanaf 1 augustus 1993.
CAO
Statuten
WAO
VII
l.
WAO-loongrens: bedrag van het maximum loon (berekend op jaarbasis) dat bij de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge de Wet op Arbeidson- geschiktheidverzekering in aanmerking wordt genomen. Vaststelling hiervan geschiedt in de regel per 1 januari van elk jaar.
m.
Arbeidsongeschiktheid: de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, welke geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang de verzekerde recht heeft op een uit- kering krachtens de ZW en/of WAO.
n.
Uitvoeringstelling: de uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41 van de Organi- satiewet Sociale Verzekeringen, waarbij de werkgever is aangesloten.
o.
Verzekeraar: Centraal Beheer Achmea, gevestigd te Apeldoorn.
p.
Verzekeringsvoorwaarden: de verzekeringsvoorwaarden WAO-Zekerheidsplan en de aanvullende voorwaarden in verband met de toepassing van de Pensioen- en spaarfondsenwet (B-regeling, schadeverzekering) van de verzekeraar.
q.
ZW: de Ziektewet
Artikel 2
1. Ter uitvoering van de in dit reglement omschreven regeling zijn door de Stich- ting arbeidsongeschiktheidsverzekeringen gesloten bij de verzekeraar, een en ander conform het bepaalde in de statuten. Het reglement is onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden welke deel uitmaken van de verzekerings- en beleg- gingsovereenkomst. De verzekeringsvoorwaarden liggen bij de werkgever ter inzage.
De verzekerde verkrijgt ingeval van arbeidsongeschiktheid, overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspen- sioen.
WAO-loongrens
Arbeidsonge- schiktheid
Uitvoeringsin- stelling
Verzekeraar
Verzekerings- voorwaarden
ZW
Aanspraak op pensioen en de grootte daarvan
VII
Indexering uitkering
Afwijkende bepa- lingen
Bijdrage van de deelnemer
Overdracht aan de administra- teur
2. Voor iedere verzekerde is in geval van volledige arbeidsongeschiktheid verze- kerd tot aan zijn 65-jarige leeftijd (eindleeftijd) een pensioen bij arbeidsonge- schiktheid ter grootte van het verschil tussen de loondervingsuitkering en de vervolguitkering ingevolge de WAO op basis van het dagloon zoals dit wordt vastgesteld door de uitvoeringsinstelling. Indien de verzekerde geen recht heeft op een loondervingsuitkering, is een pensioen bij arbeidsongeschiktheid verze- kerd alsof de verzekerde wel recht zou hebben gehad op een loondervingsuitke- ring.
Het verschil wordt vastgesteld op dezelfde dag als de datum met ingang waar- van de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO voor de verzeker- de ingaat. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geldt de tabel als bedoeld in artikel 8 van de verzekeringsvoorwaarden.
3. Voor deelnemers in dienst van de ondernemingen die op een latere datum dan de ingangsdatum van deze regeling als werkgever in de zin van dit reglement wor- den aangemerkt geldt dat alleen aanspraak op pensioen kan worden gemaakt als gevolg van arbeidsongeschiktheid welke is ontstaan vanaf deze latere datum.
Artikel 3
De ingegane uitkering alsmede de uitkering waarop voorwaardelijk recht is ontstaan zal worden geïndexeerd conform de indexatie van de WAO-uitkering, mits de finan- ciële middelen daartoe toereikend zijn.
Artikel 4
1. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 7 lid 1 van de ver- zekeringsvoorwaarden gaat de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspen- sioen niet eerder in dan twee jaar na de dag waarop de uitkering ingevolge de WAO ingaat.
2. Artikel 7 lid 2 sub a. van de verzekeringsvoorwaarden is niet van toepassing.
Artikel 5
1. De hoogte van de bijdrage van de deelnemer wordt jaarlijks door CAO-partij- en, na advies van het bestuur, vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon voor de uitvoering van de WAO, verminderd met de een door CAO-partijen na advies van het bestuur te bepalen franchise, met dien verstan- de dat van een individuele deelnemer niet meer salaris in aanmerking wordt genomen dan tot de WAO-loongrens.
2. De werkgever zal de bijdrage van de deelnemer in opeenvolgende termijnen bij iedere salarisbetaling aan de deelnemer op het salaris inhouden.
Artikel 6
1. De werkgever draagt deze bijdragen bij wijze van voorschot in drie-maande- lijkse termijnen over aan de administrateur. Definitieve afrekening van de ver- schuldigde bijdragen vindt plaats na afloop van het betreffende kalenderjaar.
2. Indien de werkgever de bijdragen niet binnen vastgestelde termijnen voldoet, is de administrateur bevoegd bij de werkgever in rekening te brengen:
- wettelijke rente over het verschuldigde bedrag, een en ander vanaf de dag dat het bedrag betaald had moeten zijn;
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging volgens de wet.
Ingeval de werkgever alsdan de bijdrage nog niet voldoet, vervalt voor de werk-
nemers van de betreffende werkgever de deelname aan de verzekering met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de overeenkomst en voorwaar- den behorende aanvullende voorwaarden in verband met toepassing van de Pensioen- en Spaarfondswet (B-regeling schadeverzekeringen).
3. De werkgever is verplicht, op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald, de gegevens te verstrekken die de administrateur nodig heeft om de door de deelnemer verschuldigde, doch door de werkgever af te dragen bijdrage als bedoeld in lid 1, vast te stellen.
4. Indien de werkgever weigert de gegevens te verstrekken, is de administrateur bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
5. Als op een later tijdstip blijkt dat de gegevens onjuist zijn opgegeven, heeft de administrateur het recht een navordering in te stellen.
Artikel 7
1. Zodra de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de WAO, of er sprake is van een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid, dient hij dit te melden bij de administrateur onder overlegging van de toeken- ningsbeslissing WAO. De melding dient te gebeuren binnen 30 dagen nadat deze beslissing door de uitvoeringsinstelling is afgegeven.
2. Indien de deelnemer de arbeidsongeschiktheid niet binnen de in lid 1 van dit artikel gestelde termijn heeft gemeld, kan het bestuur besluiten dat een eventu- ele uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen niet eerder ingaan dan op de dag van deze melding.
3. Eventueel teveel betaalde uitkeringen kunnen door de Stichting worden terug- gevorderd.
Artikel 8
Dit in dit reglement omschreven arbeidsongeschiktheidsregeling kan door het bestuur worden gewijzigd indien er in de voor de regeling relevante wetten wijzi- ging worden aangebracht.
Artikel 9
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur.
Artikel 10
Dit reglement is in werking getreden op 1 juli 1994 en werkt terug tot 26 januari 1993.
VII
Aanmelding bin- nen 30 dagen na toekenning WAO
Wijzigingen
Onvoorziene gevallen
Inwerkingtreding