Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
1 augustus 2019
tot 1 oktober 2021
WERKGEVERS- EN WERKNEMERSORGANISATIES
Bond Van Fabrikanten Van Betonproducten in Nederland (BFBN)
XXXXXXX 000, 0000 XX XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX 00, 0000 XX XXXXXXX
TEL.: 0000-000000
FAX : 0000-000000
E-MAIL: xxxxx@xxxx.xx INTERNET: xxx.xxxx.xx
FNV (Federatie Nederlands Vakbeweging)
FNV CENTRAAL VAKBONDSHUIS XXXXXXX 0000,0000 XX XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXX 000, 0000 XX XXXXXXX
TEL: 088 - 000 0 000 (publieksinformatie) INTERNET: xxx.xxx.xx
CNV Vakmensen
XXXXXXX 0000, 0000 XX XXXXXXX
XXXXXXXXXX 0, 0000 XX XXXXXXX
TEL.: 000-0000000
FAX : 000-0000000
E-MAIL: xxxx@xxxxxxxxxxxx.xx INTERNET: xxx.xxxxxxxxxxxx.xx
INHOUDSOPGAVE
behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie Artikel 1 Toepassing en Definities 4
Artikel 2 Verplichtingen van partijen 5
Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever 6
Artikel 4 Verplichtingen van de werknemer 10
Artikel 5 Aanstelling en ontslag 11
Artikel 6 Arbeidsduur en werktijden 13
Artikel 7 Functiegroepen en salarisschalen 15
Artikel 8 Toepassing van de salarisschalen 16
Artikel 9 Bijzondere beloning 16
Artikel 10 Geoorloofd verzuim met behoud van salaris 20
Artikel 11 Feestdagen 23
Artikel 12 Vakantie 23
Artikel 13 Vakantietoeslag 27
Artikel 14 Uitkering 28
Artikel 15 Loondoorbetaling en bovenwettelijke uitkering in geval van arbeidsongeschiktheid 28
Artikel 15A Eenmalige uitkering bij duurzame re-integratie in het tweede ziektejaar 30 Artikel 16 Uitkering bij overlijden 30
Artikel 17 Onwerkbaar weer 31
Artikel 18 Duurzame inzetbaarheid 32
Artikel 19 Bedrijfstakpensioenfonds 36
Artikel 19A Premieheffingen 36
Artikel 20 Bedrijfsreglement 36
Artikel 21 Tussentijdse wijzigingen 37
Artikel 22 Vaste Commissie 37
Artikel 23 Gunstige regelingen 37
Artikel 24 Duur der overeenkomst 38
Bijlage I Groepsindelingen 39
Bijlage IA Groepsindeling productiepersoneel 39
Bijlage IB Groepsindeling overig personeel 41
Bijlage II Schaalindelingen 43
Bijlage III Regeling kwalificatieplichtigen 47
Bijlage IV Overzicht opleidingen 48
Bijlage V Uitvoeringsbesluit Verlofsparen 49
Bijlage VI Reglement van de Vaste Commissie 52
Bijlage VII Tabellen 55
Bijlage VIII Voorbeeld Arbeidsovereenkomst 57
Bijlage IX Protocolafspraken cao Betonproductenindustrie 2019-2021 58
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BETONPRODUCTENINDUSTRIE
Tussen
1. de Bond van Fabrikanten van Betonproducten in Nederland (BFBN) te Woerden, als partij ter ene zijde, verder ook te noemen werkgeversorganisatie
en
2. de FNV te Utrecht,
3. de CNV Vakmensen te Utrecht,
elk als partij ter andere zijde, verder ook te noemen werknemersorganisaties is de navolgende CAO gesloten.
ARTIKEL 1
A. Toepassing
1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op ondernemingen die op industriële wijze, in Nederland, betonproducten vervaardigen.
2. Met betrekking tot ondernemingen, als bedoeld in sub 1, die tevens bouwwerken in opdracht van derden uitvoeren dan wel bouwwerken voor eigen rekening uit- voeren met het doel deze aan derden te verkopen of te verhuren, is deze cao van toepassing op de gehele onderneming, met dien verstande dat dit niet geldt ten aanzien van:
a. ondernemingen, die in het kader van de gehele onderneming in hoofdzaak re- gelmatig bouwwerken uitvoeren;
b. gedeelten van ondernemingen, die zelfstandige en administratieve eenheden vormen, hetgeen dient te blijken uit het feit, dat de werknemers niet worden uitgewisseld en die bouwwerken uitvoeren.
3. De cao is voorts van toepassing op de werknemers, die door de ondernemingen als bedoeld sub 1, worden belast met het stellen van betonelementen op de bouwplaats en die, bij onderbreking van de werkzaamheden op de bouwplaats, te- rugkeren naar de onderneming, welke hen heeft uitgezonden.
4. De werkgever is verplicht zich er van te verzekeren dat de door hem ingescha- kelde uitzendonderneming de inlenersbeloning zoals bedoeld in de cao Uitzend- krachten toepast.
B. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. Betonproducten:
Al dan niet bewerkte producten, vervaardigd uit een bindmiddel (hydraulische kalk of kalk en tras of cement) met zand en/of steenstukken, grind of andere stoffen van anorganische aard of organische aard een mortel gevend, welke door toevoe- ging van water versteent;
2. Werkgeversorganisatie:
De werkgeversorganisatie, genoemd in de aanhef van deze overeenkomst
3. Vakvereniging:
Elke werknemersorganisatie genoemd in de aanhef van deze overeenkomst
4. Werkgever:
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die in zijn onderneming op industriële wijze betonproducten, als bedoeld in artikel 1B sub 1 doet vervaardigen en die één of meer werknemers in dienst heeft;
5. Werknemer (m/v):
De werknemer in dienst van de werkgever, waarvan de functie is opgenomen in een functieomschrijving of gezien de aard van de werkzaamheden behoort te wor- den opgenomen dan wel opgenomen is in Bijlage I van deze collectieve arbeids- overeenkomst.
Werknemer in deeltijd arbeid
Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht zijn de bepalingen van deze cao naar rato van het aantal gewerkte uren van toepassing.
Werknemer na de AOW-gerechtige leeftijd
Voor de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt gelden de wet- telijke bepalingen voor werken na de AOW-gerechtigde leeftijd;
6. Maand / periode:
Een kalendermaand / 4-weken periode;
7. Schaalsalaris:
Een salaris geldend voor één maand (maandsalaris)/ 4-weken periode (4-weken- salaris als in de onderneming de salarissen per 4-weken worden uitbetaald) en geregeld als bedoeld in artikel 1 van Bijlage II, dan wel de in de onderneming al dan niet in overleg met de vakverenigingen vastgestelde bedrijfssalarisschalen;
8. Maandinkomen / periode-inkomen:
Het schaalsalaris (maandsalaris of 4-wekensalaris), vermeerderd met eventuele bijzondere beloningen als bedoeld in artikel 9 lid 2 en met een eventuele persoon- lijke toeslag als bedoeld in artikel 7 lid 4 onder b;
9. Uurloon:
Voor de berekening van het uurloon bij een maandbetaling wordt het schaalsalaris op basis van een fulltime dienstverband gedeeld door 173,33. Voor de berekening van het uurloon bij een 4-wekenbetaling wordt het schaalsalaris op basis van een fulltime dienstverband gedeeld door 160. Dit uurloon wordt alleen gebruikt voor de berekening van inconveniënten/toeslagen;
10. Personeelsvertegenwoordiging:
Het orgaan van overleg, vakvereniging/ or / pvt genoemd, tussen de werkgever en de werknemers;
ARTIKEL 2
Verplichtingen van partijen
1. Werkgeversorganisatie en vakverenigingen verbinden zich met alle hun ten dien- ste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door hun leden te zullen bevorderen, generlei actie te zullen voeren of te bevorderen, welke beoogt wijzi- ging te brengen in deze overeenkomst op een andere wijze dan die, omschreven in artikel 21 van deze overeenkomst en deze overeenkomst te goeder trouw na te komen. Mitsdien verbinden de vakverenigingen zich hun krachtige medewerking
aan de werkgevers te verlenen tot ongestoorde voortzetting van het bedrijf door de werknemers als bedoeld in artikel 1 B lid 5.
2. Werkgeversorganisatie en vakverenigingen verbinden zich tijdens de duur van deze overeenkomst geen staking of uitsluiting te zullen toepassen of te bevorde- ren, teneinde wijziging te brengen in deze overeenkomst.
ARTIKEL 3
Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever is gehouden tijdens de duur van deze overeenkomst geen uit- sluiting toe te passen of te bevorderen en deze overeenkomst te goeder trouw na te komen.
2. Het is de werkgever niet toegestaan de werknemer in dienst te nemen of te hou- den op voorwaarden, welke van het in deze overeenkomst bepaalde afwijken, be- houdens afwijkingen als bedoelt in artikel 7 lid 1.
3. Het is de werkgever toegestaan in overleg met betrokkene en personeelsverte- genwoordiging een werknemer te verplichten werk te verrichten voor anderen dan voor de werkgever zelf of een aan hem - binnen een redelijke afstand - gelieerde onderneming.
4. Onverminderd de verplichting die voortvloeit uit de S.E.R.-fusiegedragsregels is de werkgever gehouden om, wanneer hij van oordeel is, dat hij op grond van be- drijfseconomische omstandigheden - daaronder mede begrepen herstructurering, afstoting van activiteiten, fusie met één of meer ondernemingen of bedrijfsslui- ting - tot inkrimping en/of overplaatsing van aantallen werknemers moet over- gaan, dermate tijdig met de vakverenigingen in overleg te treden, dat er nog ruimschoots tijd overblijft om de uit bovenvermelde oorzaken voor de betreffende werknemers voortvloeiende gevolgen te regelen in een sociaal plan.
5. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisa- tiebureau om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de werknemers sociale consequenties kunnen zijn verbonden, de vakorganisaties inlichten. De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormen een punt van overleg in de personeelsvertegenwoordiging.
6. Indien en voor zover de werkgever investeringen pleegt welke een aanmerkelijke invloed zullen hebben op de werkgelegenheid zal hij de vakverenigingen hierover informeren, een en ander onverminderd de rechten van de personeelsvertegen- woordiging op dit punt.
7. De werkgever zal op verzoek van de werknemer deze een exemplaar van de cao verstrekken.
8. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan (bedrijfs-) spaarregelingen.
Werkgelegenheid
9. a. De werkgever streeft naar continuïteit van de arbeidsverhouding met zijn werknemers en zal aandacht besteden aan de kwalitatieve en kwantitieve as- pecten van de werkgelegenheid.
b. Werkgever zal tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet overgaan tot collectief ontslag van werknemers die op het moment van afslui- ting ervan in dienst zijn resp. tijdens de duur ervan worden aangenomen, tenzij bijzondere omstandigheden hiertoe noodzaken. In dit geval zal hij hier- toe niet besluiten dan na diepgaand en indringend overleg met de personeels- vertegenwoordiging. In dit overleg zal met name aandacht worden besteed aan eerder genoemde omstandigheden.
c. De BFBN zal de vakverenigingen tenminste één maal per jaar informeren om- trent de algemene gang van zaken in de bedrijfstak. Hierbij zullen met name ontwikkelingen in het kader van de arbeidsmarkt, de werkgelegenheid en ar- beidsomstandigheden ter sprake komen. Desgewenst kan een en ander ook per werkgever plaatsvinden.
d. Indien zich ontwikkelingen voordoen die zullen leiden tot aanmerkelijke in- krimping van het aantal arbeidsplaatsen en mogelijk collectief ontslag, dan zal de werkgever de vakverenigingen tijdig uitnodigen tot overleg.
e. Een verzoek om te werken in deeltijd zal overeenkomstig de regels in de Wet flexibel werken worden ingediend en behandeld. Indien verzoek wordt afgewe- zen kan de werknemer zijn verzoek nogmaals aan de personeelsvertegen- woordiging voorleggen, die de instemmingbevoegdheid op een dergelijk ver- zoek heeft. Voor werknemers die minder uren dan de standaard arbeidsduur in de onderneming werken, zijn de bepalingen in deze cao naar evenredigheid van toepassing, voor zover niet anders vermeld.
Vacatures
10. Rekening houdend met de taak en positie van de personeelsvertegenwoordiging en met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering zal de werkgever:
a. bij het vervullen van vacatures binnen de onderneming de werknemers in die onderneming bij voorrang in de gelegenheid stellen hiernaar te solliciteren;
b. alle daarvoor relevante, volledige en deeltijdvacatures melden aan casu quo afmelden bij het UWV teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te be- vorderen;
c. als onderdeel van het totale sociale beleid in de onderneming speciale aan- dacht schenken aan de tewerkstelling van werknemers uit de z.g. zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt alsook aan hun arbeidsomstandigheden;
d. het gebruik maken van door uitzendbureaus bemiddelde uitzendkrachten tot het uiterste beperken. In situaties waarin dit onvermijdelijk is zal de perso- neelsvertegenwoordiging hierover worden geïnformeerd en geraadpleegd.
Sociaal beleid
11. a. De werkgever zal de personeelsvertegenwoordiging periodiek inlichten en raadplegen omtrent de gehele gang van zaken in de onderneming in het alge- meen en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid, een en ander binnen de grenzen van noodzakelijke geheimhouding in verband met bedrijfsbelangen. Bij de gegevens kunnen o.a. mede worden betrokken:
- de personeelsbezetting en de mutaties daarin
- programma's met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie
- aanstelling, ontslag en de mate van xxxxxxx
- beoordelingssystemen
- overwerk.
b. Aanbevolen wordt daar waar een sociaal verslag wordt opgesteld, dit tenmin- ste 14 dagen voor de bespreking in de personeelsvertegenwoordiging ter visie van het personeel te leggen, dan wel op aanvraag van een personeelslid ter beschikking te stellen.
c. De werkgever zal de werknemer die in aanmerking wenst te komen voor het volgen van een op de functie afgestemde opleiding of cursus daartoe in de ge- legenheid stellen. Door de BFBN worden jaarlijks opleidingen georganiseerd. Voor deze opleidingen kunnen zowel de leden-bedrijven de werknemers in- schrijven, alsmede de werknemers zichzelf individueel laten inschrijven.
d. Tijdens aanvullend geboorteverlof, ouderschaps- c.q. adoptieverlof en langdu- rig zorgverlof zal de oorspronkelijke pensioenopbouw worden voortgezet.
Faciliteiten t.b.v. de vakvereniging
12. a. Indien één of meer van de vakverenigingen, bedoeld als partijen ter andere zijde, de wens daartoe te kennen geven, zal de werkgever t.b.v. het onder- houden van de contacten door de vakverenigingen met hun leden in de on- derneming, daartoe de mogelijkheden verlenen.
b. De vakverenigingen zullen de werkgever schriftelijk mededelen wie van hun leden uit het personeel een bestuursfunctie vervullen in het raam van het vak- bondswerk in het bedrijf (z.g. bedrijvenwerk).
c. De werkgever kan de dienstbetrekking van een bestuurslid van de bedrijfsle- dengroep, die als zodanig aan hem bekend is, niet doen eindigen dan indien de beëindiging ook zou zijn geschied wanneer hij deze functie niet zou hebben bekleed.
d. In beginsel worden vergaderingen van de in lid b bedoelde leden van de vak- verenigingen buiten werktijd gehouden. De werknemers die in verband met hun dienstrooster de vergadering dan niet zouden kunnen bijwonen, kunnen zo nodig vrijaf krijgen indien zij deze vergadering behoren bij te wonen, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten.
Vergaderingen voor het stellen van kandidaten voor de personeelsvertegen- woordiging en cao-ledenvergaderingen kunnen, mits de bedrijfsomstandighe- den dit toelaten, gedeeltelijk in werktijd plaatsvinden door deze te laten aan- vangen 1 uur voor het einde van de werktijd.
e. De in lid b bedoelde bestuursleden kunnen in een door de werkgever vast te stellen bedrijfsruimte buiten werktijd contacten hebben met de leden van de vakverenigingen.
f. De in lid b bedoelde werknemers zullen over voorgenomen afwezigheid of werkonderbreking, teneinde de daarvoor vereiste toestemming te verkrijgen, ten minste 2 dagen van tevoren met de daartoe aangewezen bedrijfsfunctio- naris overleggen. In dringende gevallen kan van deze regeling worden afgewe- ken.
g. Indien zulks voor een behoorlijke communicatie tussen de werknemers, be- doeld in lid b en de leden van hun organisaties nodig is, kan van door de werk- gever aan te wijzen publicatieborden gebruik worden gemaakt; alvorens hier- van gebruik gemaakt wordt, dient overleg te worden gepleegd met een daar- toe door de werkgever aangewezen functionaris.
h. Indien voor één of meer leden, bedoeld in lid b, contact met bezoldigde func- tionarissen van de vakverenigingen binnen de werktijd noodzakelijk is, indien dit door bijzondere omstandigheden buiten werktijd niet mogelijk is, zal de werkgever hiertoe gelegenheid bieden. Daartoe zal (zullen) het (de) betrokken bestuurslid (leden) of de bezoldigde bestuurders één of meer vakverenigingen tijdig contact opnemen met de werkgever.
i. Indien een werknemer, kaderlid van een der vakverenigingen, zal gaan deel- nemen aan een door de desbetreffende vakvereniging gegeven cursus krijgt hij hiervoor, na schriftelijk verzoek door de desbetreffende vakvereniging vrijaf met behoud van inkomen, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten.
j. De werkgever zal medewerking verlenen aan het verzoek van de werknemer de vakbondscontributie fiscaalvriendelijk te verrekenen met het loon, zolang dit wordt toegestaan door de belastingdienst. De werknemer overlegt een ko- pie van het bewijs van het lidmaatschap en de betaling.
Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu in de onderneming
13. a. De personeelsvertegenwoordiging zal alle aangelegenheden betreffende de Arbeidsomstandighedenwet (veiligheid, gezondheid en milieu) in de onderne- ming in zijn vergadering aan de orde kunnen stellen waarbij met name de handleiding arbozorgsysteem zal worden betrokken.
b. De werkgever treft in de onderneming alle passende maatregelen, welke nodig zijn ter uitvoering van de wettelijke voorschriften, ter bescherming van de daarin werkzame personen en in het algemeen zodanige maatregelen dat de daarin werkzame personen zover beschermd zijn als redelijkerwijze gevorderd kan worden.
c. Inzake de in lid b bedoelde maatregelen kunnen door de personeelsvertegen- woordiging aanbevelingen worden gedaan.
d. De werkgever behoeft de instemming van de personeelsvertegenwoordiging voor een door hem te nemen besluit met betrekking tot vaststelling of wijzi- ging van een maatregel op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of het milieu in de onderneming.
e. De werkgever zal de betrokken werknemers informeren over de eigenschap- pen, gevaren en beveiligingsmiddelen t.a.v. de chemische stoffen die in de on- derneming als grond- en hulpstoffen worden gebruikt en/of worden geprodu- ceerd een en ander voor zover de werkgever geacht kan worden over deze in- formaties te beschikken.
f. De werknemer is verplicht om ingeval van onmiddellijk dreigend gevaar zulks te melden aan zijn directe chef c.q. aan de aanwezige veiligheidsfunctionaris, teneinde deze situatie te kunnen opheffen.
g. De werknemer kan bij de werkgever een afschrift opvragen van het risicopro- fiel van zijn functie.
14. Indien de werkgever bij de overheid subsidie aanvraagt voor arbeidsplaatsenver- betering zal zulks in overleg met de personeelsvertegenwoordiging geschieden.
15. De werkgever zal bij de aanstelling en tewerkstelling zoveel als redelijkerwijs mo- gelijk is gelijke kansen bieden aan gehandicapten en niet-gehandicapten. Werkge- ver zal er naar streven gehandicapte werknemers op passende wijze te werk te stellen.
ARTIKEL 4
Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden alle voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te goeder trouw na te komen.
2. De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
3. De werknemer is gehouden, om alle hem door of namens de werkgever opgedra- gen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
4. De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
5. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar de bepalingen van het in het bedrijf van de werkgever geldende bedrijfsreglement.
6. De werknemer is gehouden zich, voor wat zijn dienst- en rusttijd betreft, te hou- den aan het door de werkgever, in overleg met de personeelsvertegenwoordiging en/of vakvereniging, vastgestelde dienstrooster.
7. De werknemer is gehouden op de door de werkgever aangegeven uren arbeid te verrichten, voor zover de werkgever het in deze overeenkomst en het in of krach- tens de Arbeidstijdenwet bepaalde in acht neemt.
8. Het is de werknemer niet toegestaan een al dan niet betaalde (neven)functie of (neven)werkzaamheden te verrichten welke redelijkerwijs geacht kunnen worden onverenigbaar te zijn met de functie dan wel met de belangen of het aanzien van de werkgever. De werkgever kan hierop schriftelijk ontheffing verlenen. In geval van overtreding kan de werkgever hieraan sancties verbinden. De sancties zullen in overleg met de personeelsvertegenwoordiging of vakvereniging worden vastge- steld.
Onverminderd het bepaalde in Boek 7:678 BW kan de werkgever ingeval van overtreding van dit voorschrift de werknemer ontslaan.
9. De werknemer is, indien de werkgever dit wenst, gehouden een individuele ar- beidsovereenkomst te tekenen, waarbij het in deze collectieve arbeidsovereen- komst (en het bedrijfsreglement) bepaalde van toepassing wordt verklaard.
10. De werknemer, die voornemens is een verbintenis als genoemd in Boek 7:670 lid 3 BW jegens de Overheid aan te gaan, is verplicht daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de werkgever.
ARTIKEL 5
Aanstelling en ontslag
1. Bij het aangaan van een dienstbetrekking langer dan 6 maanden zal een proeftijd van 2 maanden gelden, tenzij een kortere proefperiode is overeengekomen. Iedere proefperiode dient schriftelijk te zijn aangegaan. Indien dit niet het geval is, is er geen sprake van een proefperiode.
2. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de dienstbetrekking met een werkne- mer aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
c. hetzij voor het verrichten van een bepaald karwei;
d. hetzij voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.
De onder b, c en d genoemde dienstbetrekkingen moeten schriftelijk zijn overeen- gekomen. Indien deze schriftelijke overeenkomst ontbreekt, wordt de dienstbe- trekking geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
3. Indien een werknemer als bedoeld in lid 2 sub c en d langer dan een half jaar in dienst is geweest, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn. Bij om- zetting van een dienstbetrekking voor bepaalde tijd in een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd kan geen proeftijd overeengekomen worden en wordt de duur van het dienstverband geacht te zijn aangevangen bij aanvang van het dienstverband voor bepaalde tijd.
4. Behoudens ingeval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden, in de zin van de artikelen Boek 7:678 en Boek 7:679 BW en behoudens, tijdens of bij het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 1, in welke gevallen de dienstbe- trekking wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd, neemt de dienstbetrek- king een einde:
a. voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst:
1. door opzegging door de werkgever met een termijn van tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking van de werknemer gehele jaren heeft ge- duurd, welke termijn ten hoogste 13 weken zal bedragen. Bij opzegging door de werkgever van een werknemer ouder dan 45 doch jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd zal deze termijn voor elk vol jaar waarin de werk- nemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest, met een week worden verlengd; deze verlenging zal eveneens maximaal 13 weken bedragen.
2. door opzegging door de werknemer met een termijn van tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking van de werknemer in tijdvakken van twee gehele jaren heeft geduurd, welke termijn ten hoogste 6 weken zal bedra- gen.
3. de termijn van opzegging zal voor beide partijen ten minste 1 maand/ pe- riode bedragen en de opzegging kan slechts zodanig geschieden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van een kalender- maand/periode.
b. voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst:
Op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereen- komst dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van het vierde lid van Boek 7:668 BW. Indien een voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is voort- gezet eindigt zij van rechtswege zonder dat enige opzegging is vereist. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer wordt aangegaan zal aan de werknemer uiterlijk 1 maand voor het verstrijken van het dienstverband schriftelijk duidelijkheid worden gegeven over voortzetting of beëindiging van het dienstverband. Bij voortzetting van het dienstverband wordt duidelijkheid gegeven omtrent de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe arbeidsovereenkomst. Is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter dan 6 maanden overeengekomen dat zal de werkgever aan de werknemer ui- terlijk één week voor het tijdstip, waarop de beëindiging van rechtswege plaatsvindt, hiervan schriftelijk mededeling doen.
c. voor werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaald karwei:
bij het beëindigen van het karwei, waarvoor de werknemer is aangenomen, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is.
d. voor werknemers in dienst voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard:
door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van een dag tegen elke dag der week, voor zolang het dienstverband niet langer dan 2 maanden/perioden heeft geduurd en van een week, eveneens tegen elke dag der week, indien het dienstverband langer dan twee maanden/perioden heeft geduurd, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is.
5. De werkgever heeft het recht de dienstbetrekking tijdens of bij het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 1 onmiddellijk te beëindigen, ongeacht de arbeidsonge- schiktheid door ziekte van de werknemer op het moment van deze beëindiging.
6. De dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer eindigt van rechts- wege op de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, zonder dat hiertoe enige opzegging is vereist.
7. Indien de arbeidsovereenkomst onrechtmatig zonder inachtneming van de opzeg- gingstermijn door één der partijen wordt verbroken, is deze aan de wederpartij een schadeloosstelling verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastge- steld salaris over de tijd, dat de dienstbetrekking nog had behoren voort te duren, tenzij de wederpartij er de voorkeur aan geeft volledige schadevergoeding dan wel herstel van de dienstbetrekking als bedoeld in Boek 7:682 BW te vorderen. Hetzelfde geldt wanneer één der partijen door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindi- gen en de wederpartij van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
8. Met betrekking tot ouderschapsverlof zal het gestelde in de Wet arbeid en zorg worden gevolgd.
Artikel 6
Arbeidsduur en werktijden
1. a. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt voor werknemers in dagdienst en in een tweeploegendienst gemiddeld 38 uur per week op jaarbasis.
Ten opzichte van de 40-urige werkweek is de arbeidsduur verkort met 96 uur op jaarbasis, oftewel 12 roostervrije dagen op jaarbasis.
b. Dienstroosters worden vastgesteld met instemming van de personeelsverte- genwoordiging, of bij gebreke daarvan met instemming van het personeel.
c. De arbeidsduur volgens dienstrooster voor de werknemers, werkzaam in een drieploegendienst (semi-continudienst) wordt met inachtneming van de wet- telijke bepalingen door de werkgever in overleg met de vakvereniging(en) vastgesteld.
d. In afwijking van het in dit lid bepaalde kan de arbeidsduur volgens dienst- rooster, geldend voor werknemers die belast zijn met voorbereidings- en schoonmaakwerkzaamheden, ten behoeve van deze werkzaamheden worden overschreden met maximaal 1 uur per dag en maximaal 5 uur per week.
e. a. In afwijking van het in dit lid bepaalde bedraagt in het kader van flexibele roosters de normale arbeidsduur maximaal 45 uur en minimaal 36 uur per week
b. In afwijking van sub a van artikel 6 lid 1 sub e kan in het kader van flexibele roosters ook gekozen worden voor een minimum arbeidsduur van 32 uur per week, waarbij een maximum geldt van 5 weken op jaarbasis.
c. De flexibele roosters worden vastgesteld met instemming van de personeels- vertegenwoordiging of bij gebreke daarvan met instemming van het perso- neel. Op ondernemingsniveau kunnen verder afwijkende afspraken worden gemaakt over arbeidsduur en werktijden met de vakorganisaties.
f. Met ingang van 1 januari 2018 kunnen bedrijven gaan werken met een uren- bank. Deze urenbank heeft als oogmerk de interne flexibiliteit van de vaste medewerkers te vergroten, teneinde de drempel voor werkgevers te verlagen om te kiezen voor vaste medewerkers in plaats van inhuren van externe flex- medewerkers. Deze doelstelling zal door cao-partijen in het tweede kwartaal van 2019 worden geëvalueerd.
Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
− Werkgever spreekt de urenbank regeling af met de Ondernemingsraad dan wel Personeelsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken van een mede- zeggenschapsorgaan treden vakorganisaties betrokken bij de cao op na- mens werknemers.
− In de urenbank kunnen alleen overwerkuren worden gespaard.
− Xxxxxxx van gebrek aan werk wijst werkgever uren uit de urenbank aan, met in achtneming van een redelijke termijn van vooraankondiging.
− Een negatief saldo is niet toegestaan.
− Overwerkuren gemaakt op zaterdag en zondag zullen niet worden aange- wend voor de urenbank.
− Het maximum (jaar)saldo in de urenbank bedraagt 80 uur.
− Het is aan de werknemers om te beslissen of het saldo overgeheveld wordt naar een nieuwe periode danwel uitbetaald wordt.
− De overeengekomen regeling moet worden aangemeld bij de adviseur so- ciale aangelegenheden van de BFBN.
− Bij het opstellen van een urenbank regeling moeten op bedrijfsniveau de volgende onderwerpen besproken worden:
🢭 of een overwerk uur in- of exclusief toeslag wordt gespaard. Bijvoor- beeld: in geval van een overwerk uur (150%) kan er voor gekozen
worden om 1,5 uur spaaruur in de urenbank op te nemen of 1,00 spaaruur (100%) met uitbetaling van de 50% overwerktoeslag.
🢭 of er een maximum aantal te sparen overwerkuren per betaalperiode gaat gelden
🢭 over welke periode het refertejaar gaat lopen (bijvoorbeeld van 1 april tot 31 maart)
🢭 de inspanningsverplichting van werkgever om resterende saldo’s in de urenbank af te bouwen indien verslechterde bedrijfseconomische om- standigheden daartoe noodzaken
🢭 garantstelling van werkgever dat de financiële draagkracht van de on- derneming zodanig is dat de spaarsaldi geen onverantwoorde risico’s lopen
De ondernemingen die de urenbank gaan toepassen kunnen deze voor de pe- riode vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2020 afspreken. Of verlenging mogelijk is zal afhankelijk zijn van de algemene evaluatie van cao-partijen in het tweede kwartaal 2019.
g. De arbeidsduurverkorting zoals bedoeld onder a. wordt geëffectueerd in blok- ken van minimaal 1 uur, doch bij voorkeur in blokken van minimaal 4 uur.
h. Wanneer ter uitvoering van het bepaalde onder a. van dit lid de arbeidsduur- verkorting wordt gerealiseerd door middel van het toekennen van roostervrije dagen geldt de volgende regeling:
Een eenmaal vastgestelde roostervrije dag vervalt wanneer de werknemer deze dag wegens arbeidsongeschiktheid niet heeft kunnen genieten. Indien roostervrije dagen in een aaneengesloten blok van 3 of meer werkdagen zijn vastgesteld worden, bij arbeidsongeschiktheid gedurende die periode, de niet genoten roostervrije dagen gecompenseerd minus één dag.
i. Vastgestelde dienstroosters dienen tenminste 1 maand voor ingang bekend te zijn bij het personeel. In onvoorziene gevallen kan met instemming van de personeelsvertegenwoordiging of, bij gebreke daarvan, met instemming van het personeel, van een eenmaal vastgesteld rooster worden afgeweken, zon- der dat de hierboven genoemde termijn van 1 maand geldt.
2. a. De werktijden volgens dienstrooster liggen voor wat het onderhoudspersoneel in dagdienst betreft tussen 6 en 18 uur op de eerste vijf werkdagen van de week en tussen 6 en 12 uur op zaterdag; voor het overige personeel in dag- dienst liggen de werktijden volgens dienstrooster tussen 6 en 18 uur op de eerste vijf werkdagen van de week.
b. De werktijden volgens dienstrooster liggen voor de werknemers in een twee- ploegendienst, bestaande uit een ochtend- en middagdienst, tussen 5 en 24 uur op de eerste vijf werkdagen van de week en tussen 5 en 12 uur op een zaterdag. Ingeval met een dag-, respectievelijk ochtend- en nachtdienst wordt gewerkt, eindigt de werktijd volgens dienstrooster op zaterdag uiterlijk om 8 uur.
3. a. Onder dienstrooster wordt verstaan iedere door de werkgever voor één of meer werknemers vastgestelde werktijdregeling van tenminste 5 dagen of diensten, als regel samenvallende met de kalenderweek.
b. Een dienstrooster mag niet in strijd zijn met de bestaande wetgeving en het in dit artikel bepaalde.
c. De werkgever zal, indien daarbij een belangrijk aantal werknemers is betrok- ken, niet tot invoering van een andere werktijdregeling overgaan dan met
instemming van de personeelsvertegenwoordiging, onverminderd de be- voegdheid van de vakverenigingen hierover overleg met de werkgever te ple- gen. Indien de nieuwe werktijdregeling echter tot gevolg heeft dat arbeid op een zondag moet worden verricht zal de werkgever overleg met de vakvereni- gingen plegen.
4. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op machinisten, chauffeurs, sto- kers, scheepspersoneel, portiers en wakers. De arbeidsduur en werktijden voor deze werknemers zullen met inachtneming van de wettelijke bepalingen door de werkgever in overleg met de vakverenigingen worden vastgesteld, waarbij ingeval geen overeenstemming wordt verkregen de Vaste Commissie kan worden ver- zocht te bemiddelen. Indien de werkgever en de vakverenigingen een dergelijke regeling van de arbeidsduur en werktijden niet hebben getroffen, geldt het in dit artikel bepaalde.
5. De werktijden van deeltijdwerknemers dienen te liggen binnen het in de betrok- ken onderneming geldende dienstrooster.
Artikel 7
Functiegroepen en salarisschalen
1. a. Indien de functies van de werknemers zijn gewaardeerd op basis van functie- omschrijving (volgens de Orba-methode) zullen de indeling in functiegroepen en de daarbij behorende salarisschalen in overleg met de vakverenigingen worden vastgesteld. Deze indeling en salarisschalen zullen als bijlage aan de cao worden toegevoegd en geacht worden daarvan een integrerend deel uit te maken.
b. Indien de functies van de werknemers niet op basis van functieomschrijving zijn gewaardeerd geldt de indeling in functiegroepen als vermeld in Bijlage I van deze overeenkomst. De bijbehorende salarisschalen, die een minimumka- rakter dragen, zijn opgenomen in artikel 1 van Bijlage II van deze overeen- komst.
2. Bij tijdelijke overplaatsing in een hogere salarisgroep ingedeelde functie blijft de werknemer ingedeeld in de groep, die met de tot die overplaatsing toe door hem verrichte functie overeenkomt. Wanneer deze tijdelijke overplaatsing ten minste een week heeft geduurd ontvangt de werknemer voor elke week of gedeelte van een week dat deze overplaatsing heeft geduurd een toeslag op zijn schaalsalaris van ¼ van het verschilbedrag bij 0 periodieken tussen de betrokken salarisgroe- pen. De werknemer kan aan een tijdelijke overplaatsing in een hogere salaris- groep ingedeelde functie geen aanspraak ontlenen voor een definitieve overplaat- sing in die hogere functie of een definitieve overeenkomstige beloning.
3. Bij definitieve overplaatsing in een functie ingedeeld in een hogere salarisgroep wordt de werknemer met ingang van de maand/periode waarin de overplaatsing plaatsvindt ingedeeld in de bij deze functie behorende groep waarbij hem zoveel periodieken worden toegekend als nodig is om te bereiken dat zijn schaalsalaris ten minste wordt verhoogd met de helft van het verschil tussen de schaalsalaris- sen bij 0 periodieken van de 2 betrokken groepen.
4. Indien de werknemer wordt overgeplaatst, in een functie die in een lagere salaris- groep is ingedeeld, geldt de volgende regeling:
a. Indien de overplaatsing geschiedt bij wijze van disciplinaire maatregel in ge- vallen waarin ontslag zou hebben kunnen volgen, wegens ongeschiktheid of op eigen verzoek, ontvangt de werknemer het bij die lagere salarisgroep beho- rende schaalsalaris overeenkomstig zijn leeftijd of wordt hem in die lagere sa- larisschaal een zodanig aantal periodieken toegekend, dat zijn oude schaalsa- laris wordt verminderd met tenminste de helft van het verschil tussen de schaalsalarissen bij de 0 periodieken van de twee betrokken salarisgroepen, doch niet meer dan nodig is om het naast lagere bedrag in de lagere salaris- groep te bereiken;
b. Indien de overplaatsing geschiedt wegens bedrijfsomstandigheden wordt de werknemer in de lagere salarisgroep zoveel periodieken toegekend als nodig zou zijn om hem zijn, tot dan geldende schaalsalaris, te laten behouden. Is het beschikbare aantal periodieken in die lagere salarisgroep daarvoor niet toerei- kend, dan zal hem een persoonlijke toeslag worden toegekend gelijk aan het verschil.
Deze persoonlijke toeslag wordt bij komende salarisverhogingen afgebouwd met de helft van de salarisverhoging, echter met een maximum van 1% van het schaalsalaris, met dien verstande dat voor werknemers van 55 jaar en ou- der geen verdere vermindering zal plaatsvinden.
De persoonlijke toeslagen maken geen deel uit van het schaalsalaris. Het la- gere schaalsalaris gaat in met ingang van de maand/periode volgend op die waarin de overplaatsing plaatsvond.
5. De werkgever verplicht zich ingeval van indeling in een lagere functiegroep als ge- volg van bedrijfsomstandigheden, het opheffen van de functie of op grond van een medisch attest al het mogelijke te doen om door wijziging of aanvulling van een taakinhoud het functieniveau van de betrokken werknemer op peil te houden.
Artikel 8
Toepassing van de salarisschalen
1. a. Jeugdige werknemers ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd over- eenkomt met ingang van de maand/periode volgend op die waarin zij jarig zijn geweest (leeftijdschaal);
b. Een verhoging van het schaalsalaris op grond van periodieken vindt plaats per 1 maart van elk kalenderjaar, tenzij de betrokken werknemer op 1 september daaraan voorafgaande nog niet in dienst was of nog niet de vakvolwassen leeftijd had bereikt.
2. De vastgestelde salarissen worden betaalbaar gesteld uiterlijk op de laatste dag van de week volgend op de maand/periode waarop ze betrekking hebben.
Artikel 9
Bijzondere beloning
1. Algemeen
De schaalsalarissen, bepaald op grond van de artikelen 7 en 8, worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale functievervulling in dagdienst gedu- rende een kalendermaand/periode. Onder normale functievervulling worden mede verstaan incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder.
2. Ploegentoeslag en zaterdagtoeslag
a. Voor werknemers die arbeid in een tweeploegendienst (ochtend- en middag- dienst) verrichten, wordt het uurloon verhoogd met:
7,6% voor de ochtenddienst en 15,1% voor de middagdienst
per in ploegendienst gewerkt uur.
b. Indien in een tweeploegendienst afwisselend in dag- resp. ochtenddienst en nachtdienst wordt gewerkt, zal in afwijking van het onder a bepaalde over de uren van de dag- resp. ochtenddienst geen extra beloning worden toegekend, terwijl over de uren van de nachtdienst 25,1% van het uurloon zal worden be- taald per in nachtdienst gewerkt uur. Voor de toepassing van dit lid wordt als nachtdienst beschouwd de dienst waarvan volgens dienstrooster uren tussen 0 en 4 uur vallen.
c. De beloning voor arbeid in een drie- of meerploegendienst (semi-continu- dienst) wordt door de werkgever in overleg met de vakverenigingen vastge- steld.
d. Over de op zaterdag volgens dienstrooster tussen 0 en 12 uur gewerkte uren wordt per uur een extra toeslag van 50% van het uurloon betaald.
e. Over de uren, waaronder de in sub d van dit lid genoemde toeslag wordt be- taald, wordt geen ploegentoeslag betaald.
f. Werknemers die 10 jaar of minder van de voor betrokkene AOW gerechtigde leeftijd zitten en gedurende vijf jaar daaraan voorafgaand niet in ploegen- dienst hebben gewerkt, zullen niet worden verplicht tot het werken in een drie- of meer ploegendienst met daarin nachtdiensten.
Werknemers die 5 jaar of minder van de voor betrokkene AOW gerechtigde leeftijd zitten en gedurende vijf jaar daaraan voorafgaand niet in ploegen- dienst hebben gewerkt, zullen niet worden verplicht tot het werken in een tweeploegendienst.
Werknemers die 5 jaar of minder van de voor betrokkene AOW gerechtigde leeftijd zitten en gedurende vijf jaar daaraan voorafgaand in tweeploegen- dienst (ochtend- en middagdienst) hebben gewerkt, zullen niet worden ver- plicht tot het werken in een drie- of meer ploegendienst met daarin nachtdien- sten.
g. Voor werknemers die 7 jaar of minder van de voor betrokkene geldende AOW gerechtigde leeftijd zitten, die ten minste 5 jaar onafgebroken in ploegendienst werkzaam zijn geweest en die door bedrijfsomstandigheden of door medische indicatie definitief worden overgeplaatst van een ploegendienst met bijbeho- rende toeslag naar een dagdienst of van een ploegendienst met een hogere toeslag naar een ploegendienst met een lagere toeslag, zal, indien de ploegen- toeslag van de oorspronkelijke dienst hoger is dan die van de nieuwe dienst deze hogere ploegentoeslag gehandhaafd blijven.
h. Afbouwregeling ploegentoeslag
Indien een werknemer door bedrijfsomstandigheden of lichamelijke gebreken op voorschrift van de bedrijfsarts of daarmee gelijk te stellen arts na minimaal 1 jaar ploegendienst wordt overgeplaatst naar de dagdienst of een lager be- taalde ploegendienst, ontvangt hij het volgende inkomen:
a. een werknemer die langer dan 3 jaar in de verlaten ploegendienst heeft gewerkt, behoudt gedurende de lopende en de daarop volgende peri- ode dezelfde ploegentoeslag als voor de overplaatsing. Daarna ont- vangt hij het inkomen dat behoort bij zijn nieuwe dienst en gedurende: 2 perioden 80%
1 periode 60%
1 periode 40%
1 periode 20% van het verschil aan toeslag tussen het oude en nieuwe dienstrooster;
b. een werknemer die langer dan 5 jaar in de verlaten ploegendienst heeft gewerkt, behoudt gedurende de lopende en de daarop volgende peri- ode dezelfde ploegentoeslag als voor de overplaatsing. Daarna ont- vangt hij het inkomen dat behoort bij zijn nieuwe dienst en gedurende: 3 perioden 80%
2 perioden 60%
2 perioden 40%
2 perioden 20% van het verschil aan toeslag tussen het oude en nieuwe dienstrooster.
Bij toepassing van dit lid wordt rekening gehouden met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten. Het geregelde geldt alleen indien de werknemer na zijn overplaatsing als gevolg van bedrijfsomstandigheden na een redelijke inwerkperiode normale prestaties levert.
3. Toeslag voor niet in ploegendienst gewerkte uren (geen overuren) val- lende binnen de normale werktijd
a. Indien volgens dienstrooster gedurende ten minste een week arbeid moet wor- den verricht tussen 's morgens 5 en 6 uur of tussen 's avonds 6 en 11 uur en het niet in ploegendienst gewerkte uren of overuren betreft, ontvangen de be- trokken werknemers over deze uren een extra toeslag van 20,1% van het uur- loon.
b. Het in het voorafgaande lid bepaalde is niet van toepassing op de door het molenpersoneel verrichte arbeid voor of na de werktijd van de overige werkne- mers voor zover deze werkzaamheden verband houden met hun normale func- tie.
4. Overwerk
a. Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opgedragen ar- beid verricht op uren buiten een in de onderneming geldend dienstrooster. Voor deeltijdwerknemers geldt een toeslag van 25% voor de uren boven het deeltijdcontract en vallend binnen het in de onderneming geldend dienstroos- ter.
b. Overwerk wordt zoveel mogelijk voorkomen, doch is indien het bedrijf dit met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidstijdenwet vereist, verplicht. Deze verplichting geldt niet voor werknemers vanaf 10 jaar vooraf- gaand aan de voor betrokkene geldende AOW gerechtigde leeftijd, tenzij bin- nen de onderneming een urenbank regeling van kracht is, tot het maximum van de urenbank.
Indien langer dan één maand achtereen overwerk moet worden verricht, zal de werkgever hiervan vooraf mededeling doen aan de personeelsvertegen- woordiging en de vakverenigingen, onverminderd de bevoegdheid van de per- soneelsvertegenwoordiging en de vakverenigingen hierover met de werkgever van gedachten te wisselen.
In overleg tussen werkgever en werknemer vervalt de verplichting tot over- werk bij aantoonbare zorgtaken.
Overuren zullen worden gecompenseerd door vrije tijd, in welk geval alleen de toeslag betaald wordt. Indien bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten kan tot betaling worden overgegaan conform het onder c van dit lid bepaalde.
c. De beloning voor overuren bedraagt de volgende percentages van het uurloon:
1. 200% voor op uren zaterdag tussen 12.00 uur en 24.00 uur en voor uren op zondag of een niet op een zondag vallende feestdag;
2. 150% voor alle overige uren.
d. De werknemer, die onverwacht van huis wordt ontboden voor het verrichten van overwerk, ontvangt per oproep een extra vergoeding van 0,725% van het schaalsalaris zijnde een maandsalaris. Indien sprake is van een 4-wekenbeta- ling ontvangt de werknemer per oproep een extra vergoeding van 0,7875% van zijn/haar schaalsalaris.
Voorts ontvangt deze werknemer voor het verrichten van dit overwerk, indien hij daarmede moet aanvangen tussen 20.00 en 6.00 uur en het korter dan een uur duurt, de voor 1 uur overwerk verschuldigde beloning.
e. Geen betaling van overwerk heeft plaats voor:
1. arbeid, welke arbeid verricht wordt voor het inhalen van de verzuimde dagen of uren anders dan bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12;
2. arbeid verricht in de buiten het dienstrooster vallende tijd, mits deze arbeid valt binnen het raam van 's morgens 7 uur en 's avonds 6 uur, de dagelijkse rusttijd niet wordt verlengd, het aantal gewerkte uren op die dag niet groter is dan het volgens het dienstrooster zou zijn ge- weest en de verschuiving uiterlijk daags tevoren aan de werknemer wordt bekendgemaakt.
f. Het in sub a, b en c van dit lid bepaalde is niet van toepassing op machinisten, chauffeurs, stokers, scheepspersoneel, portiers en wakers. Voor deze werkne- mers zal met inachtneming van de wettelijke bepalingen door de werkgever in overleg met de vakverenigingen worden vastgesteld.
1. wat als overwerk moet worden aangemerkt;
2. hoe dit overwerk moet worden beloond.
Ingeval geen overeenstemming wordt verkregen, kan de Vaste Commissie worden verzocht te bemiddelen. Indien de werkgever en de vakverenigingen een dergelijke regeling niet hebben getroffen geldt het in dit artikel bepaalde.
5. Consignatieregeling
1. De werknemer die geconsigneerd is, ontvangt hiervoor een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt per dag de volgende percentages van het schaalsalaris:
- 1% op maandag tot en met vrijdag;
- 2% op zaterdag en zondag;
- 2,5% op feestdagen.
2. Een werknemer in dagdienst, die na een volbrachte dienst in verband met con- signatie overwerk verricht op uren die vallen tussen 22.00 uur en de aanvang van de normale dienst ontvangt, aansluitend op de overwerkuren, een even zoveel aantal uren als verzuimuren (z.g. slaapuren) met een maximum van 8.
Artikel 10
Geoorloofd verzuim met behoud van salaris
1. Gedurende de tijd welke de werknemer de bedongen arbeid niet verricht behoudt de werknemer zijn recht op loon, tenzij de reden van het niet verrichten van deze arbeid redelijkerwijze voor zijn rekening en risico behoort te komen.
Ten aanzien van het recht op loon tijdens het opnemen van verlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO), geldt hetgeen in die wet bepaald is. Cumulatie van de rechten op grond van de WAZO en de rechten van dit artikel vindt niet plaats.
2. Onder salaris wordt in dit artikel verstaan het maandinkomen/periode-inkomen.
3. In de volgende gevallen, waarin de werknemer de bedongen arbeid noodzakelij- kerwijs niet heeft kunnen verrichten, wordt hem de hieronder voor de respectie- velijk bij elk dezer gevallen bepaalde termijnen van verlof het salaris doorbetaald, mits hij zo mogelijk ten minste 3 dagen tevoren met opgaaf van redenen aan de werkgever of diens gemachtigde van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont.
1. Overlijden en begrafenis
a. vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis res- pectievelijk crematie van de echtgenoot/echtgenote/geregistreerd part- ner of inwonende ongehuwde eigen en pleegkinderen van de werkne- mer;
b. gedurende 1 dag bij overlijden en 1 dag voor de begrafenis respectie- velijk crematie van een niet onder a genoemd kind of pleegkind, aange- huwde kinderen, ouders, xxxxxxxxxxxx, alsmede inwonende broers, zusters, zwagers en schoonzusters van de werknemer;
c. gedurende 1 dag voor de begrafenis respectievelijk crematie van niet onder b genoemde broers, zusters, zwagers en schoonzusters, van grootouders en kleinkinderen van de werknemer.
2. Huwelijksplechtigheid en Partnerregistratie
a. gedurende ½ dag bij ondertrouw van de werknemer;
b. gedurende een ½ dag bij partnerregistratie van de werknemer;
c. gedurende 2 dagen bij huwelijk van de werknemer;
d. gedurende 1 dag bij huwelijk van kinderen, pleegkinderen, ouders, schoonouders, broers, zusters, zwagers en schoonzusters van de werk- nemer.
3. Huwelijksfeest
a. gedurende 1 dag bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer;
b. gedurende 1 dag bij 25, 40-, 50-, 55- en 60- jarig huwelijksfeest van ouders en schoonouders en/of grootouders van de werknemer.
4. Grote Professie en Priesterwijding
Gedurende 1 dag bij Grote Professie van kinderen, pleegkinderen, broers en zusters en bij Priesterwijding van een zoon, pleegzoon en broer van de werk- nemer.
5. Bevalling en geboorteverlof
a. Conform de wettelijke regeling bedraagt het zwangerschaps- en beval- lingsverlof een periode van 16 weken. De vrouwelijke werknemer kan het zwangerschapsverlof verschuiven naar de periode na de bevalling, met dien verstande dat het zwangerschapsverlof niet later kan ingaan dan vier weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
b. De werknemer heeft de dag(en) van de bevalling van de echtgenote of (geregistreerd) partner met wie hij samenwoont - dan wel degene van wie hij het kind erkent - recht op bevallingsverlof, in de vorm van door- betaald calamiteitenverlof conform artikel 4.1 WAZO.
c. Naast het onder a. en b. genoemde heeft de werknemer het recht op doorbetaald verlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur, naar wens van de werknemer op te nemen binnen vier weken na bevalling van de echtgenote of (geregistreerd) partner met wie hij samenwoont of de- gene van wie hij het kind erkent.
d. Naast het onder a., b. en c. genoemde heeft de werknemer met ingang van 1 juli 2020 recht op aanvullend geboorteverlof zonder behoud van loon, mits hij voorafgaand aan dit verlof gebruik heeft gemaakt van het doorbetaald geboorteverlof onder c. Het aanvullend geboorteverlof be- draagt maximaal vijf weken gebaseerd op de arbeidsduur per week. Tij- dens het verlof krijgt de werknemer een uitkering van het UWV. Deze uitkering is maximaal 70% van het dagloon (en maximaal 70% van het maximumdagloon).
Met ingang van 1 januari 2021 geldt dat de pensioenopbouw van de werknemer tijdens het aanvullend geboorteverlof, ongewijzigd wordt voortgezet.
6. Dienstjubilea
Gedurende 1 dag bij 25- of 40-jarig dienstjubileum van de werknemer.
7. Nakoming wettelijke verplichtingen
Gedurende een korte door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur, indien de werknemer tengevolge van de vervulling ener buiten zijn schuld door de Wet of Overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting ver- hinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en de verplichting door de werknemer persoonlijk moet wor- den nagekomen.
8. a. Bezoek aan specialist
gedurende de daarvoor noodzakelijke tijd tot ten hoogste een halve dag voor bezoek aan een specialist, onder voorwaarde dat tijdig voor dit bezoek door de werknemer daarvan kennis wordt gegeven aan de werkgever, dit bezoek niet in zijn vrije tijd kan geschieden en hiervoor geen vergoeding uit andere hoofde wordt ontvangen.
b. Bezoek aan een huisarts resp. tandarts
per individuele onderneming zal geregeld worden de daarvoor noodzakelijke tijd voor bezoek aan een huisarts resp. tandarts, onder voorwaarde dat tijdig voor dit bezoek door de werknemer daarvan kennis wordt gegeven aan de
werkgever, dit bezoek niet in zijn vrije tijd kan geschieden en hiervoor geen vergoeding uit andere hoofde wordt ontvangen.
9. Bezoek statutaire vakverenigingvergaderingen
Indien een werknemer, lid van één der vakverenigingen, als bestuurslid of af- gevaardigde moet deelnemen aan statutair voorgeschreven vergaderingen van zijn vakvereniging zal hem, mits daartoe het verzoek door de desbetreffende vakvereniging wordt gedaan en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit - zulks ter beoordeling van de werkgever - toelaten, de daartoe benodigde tijd vrijaf met behoud van inkomen worden gegeven.
10. Scholing en vorming jeugdige werknemers
Jeugdige werknemers t/m 18 jaar hebben gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 1 dag per week vrijaf met behoud van inkomen, voor het deelnemen aan door erkende instituten te geven vormings- en scho- lingsonderwijs.
4. Het bepaalde in Boek 7:628 BW is met betrekking tot doorbetaling van salaris in de daar bedoelde gevallen van kracht , in zoverre dat de werkgever niet gehouden is het salaris door te betalen in de navolgende gevallen:
a. de invoering van een verkorte werkweek (een z.g. nul-urenweek daaronder begrepen) mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft gekre- gen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende;
b. de verlenging van een verkorte werkweek (een z.g. nul-urenweek daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging, die ten aanzien van de aantallen erbij betrokken werknemers en/of het aantal uren, dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven sub a omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakverenigingen tijdig - d.w.z. tenminste één week - voor het ingaan van de verlenging daarvan mededeling doet.
c. In afwijking van het onder sub 2.a. bepaalde zal bij verlenging van een eerste vergunning de wettelijke uitkering zodanig worden aangevuld dat deze uitke- ring en de aanvulling tezamen gelijk zullen zijn aan 100% van het netto sala- ris.
d. het bepaalde in sub a, b en c komt te vervallen zodra de inwerkingtreding van het beoogde nieuwe negende lid van artikel 7:628 BW, en de daarop geba- seerde ministeriële regeling, de Regeling Calamiteiten WW dit noodzakelijk maakt. Vanaf inwerkingtreding gelden de dan geldende wettelijke bepalingen en de daarop gebaseerde uitvoeringsregeling(en).
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgenoot/echtgenote /geregi- streerd partner aangemerkt de niet met de werknemer gehuwde persoon van ver- schillend of gelijk geslacht met wie duurzaam een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, tenzij het betreft een persoon met wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en boven- dien beiden een bijdrage leveren in de kosten van huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Artikel 11
Feestdagen
1. Onder feestdagen worden in dit artikel en in de overige artikelen van deze over- eenkomst verstaan:
a. de algemeen erkende Christelijke feestdagen, te weten: Nieuwjaarsdag, 1e en 2e Paasdag, Hemelvaartsdag,1e en 2e Pinksterdag en 1e en 2e Kerstdag;
b. de dag, voor de viering van Koningsdag en in de lustrumjaren de dag, voor de viering van de Nationale Bevrijdingsdag (1 maal per 5 jaar).
2. Op feestdagen wordt als regel niet gewerkt.
3. Indien op een feestdag, die niet op een volgens dienstrooster vrije dag valt, niet wordt gewerkt wordt het salaris doorbetaald.
4. Indien op een feestdag, als bedoeld onder lid 3 van dit artikel, wel wordt gewerkt, worden de gewerkte uren als overuren beschouwd en overeenkomstig het be- paalde in artikel 9 lid 4 beloond.
Voor zover het betreft een feestdag als bedoeld onder lid 1 a van dit artikel, zullen aan de werknemer bovendien op een ander tijdstip evenveel vrije uren met be- houd van salaris worden gegeven als hij uren volgens het dienstrooster, die zou gelden indien het geen feestdag betrof, heeft gewerkt.
Artikel 12
Vakantie
1. Vakantiejaar
Het vakantiejaar loopt van 1 juli van enig kalenderjaar tot en met 30 juni van het daaropvolgend kalenderjaar.
2. Duur van de vakantie
a. Iedere werknemer heeft per vakantiejaar recht op 25 dagen c.q. het equiva- lent in uren met een maximum van 190 uur vakantie met behoud van salaris, waarvan ten minste twee kalenderweken aaneengesloten en de overige dagen in de vorm van hele snipperdagen zullen worden genoten.
Indien de aaneengesloten vakantie meer dan 15 werkdagen/114 uur bedraagt, wordt het meerdere geacht te zijn verrekend met de mogelijkheid, genoemd in artikel 12 lid 6 punt c.
b. Jeugdige werknemers die op de laatste dag van het vakantiejaar 16 jaar zijn krijgen 3 dagen/22,8 uur extra vakantie met behoud van salaris, jeugdige werknemers die op de laatste dag van het vakantiejaar 17 jaar zijn krijgen 2 dagen/15,2 uur extra vakantie met behoud van salaris en jeugdige werkne- mers die op de laatste dag van het vakantiejaar 18 jaar zijn krijgen 1 dag/7,6 uur extra vakantie met behoud van salaris in dat vakantiejaar.
3. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever zo mo- gelijk een schriftelijk verklaring te overleggen hoeveel rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen/-uren zonder behoud van salaris de werk- nemer aanspraak kan maken.
4. Aantal vakantiedagen in geval van aanvang en/of einde van het dienst- verband tijdens het vakantiejaar
a. De werknemer, die na 1 juli van het lopende vakantiejaar in dienst is getreden van de werkgever of die voor 30 juni van het lopende vakantiejaar uit de dienst is getreden van de werkgever, heeft in afwijking van het in lid 2 be- paalde voor elke maand dienstverband in het lopende vakantiejaar recht op 1/12 deel van de in lid 2 genoemde vakantiedagen/-uren.
b. Voor de berekening van het aantal vakantiedagen/-uren wordt een werknemer die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt c.q de dienst verlaat, geacht op de eerste van de maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt een werknemer die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten. In afwij- king hiervan zal indien het dienstverband korter dan één maand heeft ge- duurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
5. Aaneengesloten vakantie
a. De aaneengesloten vakantiedagen/-uren worden gegeven in de maanden juni tot en met september volgende op het vakantiejaar, waarin zij zijn verworven op het door de werkgever na en in overleg met de personeelsvertegenwoor- diging vast te stellen tijdstip.
In gevallen waarin het bedrijfsbelang zulks vereist, zal de aaneengesloten vakantie dienen samen te vallen met het tijdstip, waarop de aaneengesloten vakantie in het bouwbedrijfstak wordt genoten.
b. Indien de werkgever het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet, teneinde gedurende die stopzetting aan de werknemers de aaneengesloten va- kantie te geven, zullen de werknemers gedurende het daarvoor door de werk- gever, na overleg met de personeelsvertegenwoordiging, aangewezen tijdvak van stopzetting vakantie opnemen.
c. Ingeval een werknemer indien het onder b bepaalde van toepassing is, nog geen recht heeft op alle aaneengesloten vakantiedagen/-uren, kan de werkge- ver bepalen dat de betrokken werknemer:
1. in een andere afdeling van de onderneming dan waartoe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of
2. zoveel snipperdagen reserveert als nodig zijn om zijn vakantiedagen/- uren tot alle aaneengesloten vakantiedagen aan te vullen en/of
3. xxxxxx xxxxxxx vakantiedagen/-uren inhaalt en wel tot uiterlijk 31 december van het betreffende kalenderjaar, in welk geval de inhaal- uren niet worden beloond;
4. bij vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten rechten op vakantie reserveert.
d. Indien de werknemer de hem toekomende vakantiedagen/-uren niet heeft op- genomen voor 31 december direct volgend op het vakantiejaar, waarin zij zijn verworven, is de werkgever gerechtigd, na overleg met de werknemer, de data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen/uren zal genieten.
e. Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een vaste snipperdag als bedoeld in lid 6 van dit artikel of met een feestdag als bedoeld in artikel 11,
zal de werkgever na overleg met de werknemer vaststellen wanneer deze dag alsnog zal worden genoten.
6. Snipperdagen
a. De snipperdagen worden bij voorkeur opgenomen in het vakantiejaar waarin zij zijn verworven.
b. Onder de snipperdagen zijn begrepen alle bijzondere vrije dagen met uitzon- dering van de feestdagen, als bedoeld in artikel 11, en de dagen van geoor- loofd verzuim, als bedoeld in artikel 10.
c. De werkgever is gerechtigd om bij de aanvang van het vakantiejaar, met in- stemming van de personeelsvertegenwoordiging, maximaal 5 collectieve snip- perdagen vast te stellen, waaronder bij voorkeur zullen vallen plaatselijke feestdagen.
d. De data der eventueel overblijvende snipperdagen (zogenaamde vrije snipper- dagen) worden door de werkgever op verzoek van en in overleg met de be- trokken werknemer voor elk geval afzonderlijk vastgesteld, met dien ver- stande, dat snipperdagen eerst kunnen worden opgenomen nadat de werkne- mer ten minste twee maanden in dienst van zijn huidige werkgever is, tenzij het bepaalde in lid 9 van dit artikel van toepassing is. Aan werknemers zal, in- dien zij zulks wensen en voor zover zij recht hebben op snipperdagen, op voor hun religieuze feestdagen een snipperdag worden gegeven.
e. Indien de werknemer de hem toekomende snipperdagen niet heeft opgenomen voor 31 december direct volgend op het vakantiejaar waarin zij zijn verwor- ven, is de werkgever gerechtigd data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen zal genieten.
7. Vakantie bij onderbreking van de werkzaamheden
a. Het in lid 2 bedoelde aantal vakantiedagen/-uren wordt verminderd met 1/12 deel voor elke maand gedurende welke de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht.
b. 1. Het onder a bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens de oorzaken die genoemd zijn in artikel 7:635 lid 1 BW. Dit is onder meer het geval bij:
- ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer;
- het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor de eerste oefening;
- het genieten van xxxxxx, gebaseerd op in een vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen verlof;
- het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
- onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
- zwangerschap of bevalling.
De werknemer, die de bedongen arbeid niet verricht wegens ziekte, verwerft, ongeacht of hij aanspraak heeft op loon, aanspraak op zijn wettelijke vakantiedagen (dit is vier (4) keer de overeengekomen ar- beidsduur per week). Voor wat betreft de bovenwettelijke vakantieda- gen verwerft de werknemer die de bedongen arbeid niet verricht we- gens ziekte, ongeacht hij aanspraak heeft op loon, aanspraak op deze vakantiedagen over het tijdvak van de laatste zes (6) maanden waarin de arbeid niet werd verricht. De werknemer die de bedongen arbeid
slechts voor een gedeelte van de overeengekomen arbeidsduur niet verricht wegens ziekte, verwerft slechts aanspraak op de bovenwette- lijke vakantiedagen die een evenredig gedeelte bedraagt van datgene waarop hij recht zou hebben gehad als hij gedurende de volledige ar- beidsduur arbeid zou hebben verricht.
2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sublid in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van af- wezigheid mee in aanmerking genomen.
3. Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het in lid 4 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
c. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, verwerft vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.
8. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a. Dagen waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om één der redenen genoemd in lid 7 sub b onder 1 en sub c alsmede in artikel 10 lid 3 sub 1 en 5 gelden niet als vakantiedagen.
b. Indien één der in lid 7 sub b onder 1 en sub c, alsmede in artikel 10 lid 3 sub 1 en 5 genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens een vastgestelde vakantie- of snipperdag zullen de dagen, waarop die verhindering zich voor- doet, wel als vakantiedagen worden geteld indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie of snipperdag aan de werkgever heeft medegedeeld dat die verhindering zich zou voordoen. Dit vereist van vooraf- gaande mededeling lijdt slechts uitzondering indien de verhindering te wijten is aan ziekte van de werknemer en de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid was beperkt dat de bedoeling van de va- kantie in genen dele tot haar recht kon komen.
c. Indien de ingevolge het sub b bepaalde aanvankelijk vastgestelde vakantieda- gen/-uren niet als zodanig worden gerekend zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop die dagen alsnog kunnen wor- den genoten.
9. Vakantie bij ontslag
a. Bij het eindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie- dagen/-uren op te nemen, met dien verstand dat deze vakantiedagen/-uren niet in de opzeggingstermijn mogen zijn begrepen, tenzij met wederzijdse in- stemming.
b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantiedagen/-uren niet heeft ge- noten zal hem voor elke vakantiedag/-uur een dag/uur salaris worden uitbe- taald.
c. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit, waaruit blijkt de duur van de vakantie zonder behoud van sala- ris welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
d. Indien vakantierechten voor of gedurende de laatste zes maanden verworven zijn en deze niet opgenomen worden, zullen deze door de werkgever worden uitbetaald, indien de dienstbetrekking na het verstrijken van de laatste zes maanden door de werkgever, al dan niet op verzoek van de werknemer, wordt beëindigd.
10. Uitvoeringsbepaling
a. De werkgever kan bepalen dat de werknemer de aanvraag voor een vakantie- dag(en)/-uur (uren) binnen een bepaalde termijn voor begeerde datum moet indienen.
b. De aaneengesloten vakantie kan tussen de werkgever en de werknemer wor- den overeengekomen in afwijking van de cao, mits het bedrijfsreglement hierin voorziet.
11. Onder salaris in dit artikel wordt verstaan het salaris als bedoeld in artikel 7:610 BW juncto artikel 7:639 lid 1 BW.
12. a. Van de in dit artikel genoemde dagen / uren mogen jaarlijks maximaal 5 dagen (38 uur) worden gespaard.
b. De opgespaarde dagen hebben de inkomenswaarde van de dagen op het moment van opname van het spaartegoed.
c. Het totale spaartegoed mag niet meer bedragen dan 25 dagen (190 uren).
d. De werknemer heeft de keuze om het spaartegoed in tijd dan wel geld op te nemen. Bij de keuze voor opname in tijd geschiedt dit in overleg met de werk- gever, teneinde de organisatorische gevolgen te kunnen opvangen.
e. Bij beëindiging van de dienstbetrekking door overlijden of het aanvaarden van een functie elders zal het dagen tegoed worden uitgekeerd.
f. Voor deze dagen zal de werkgever geen beroep doen op de wettelijke verja- ringstermijn.
g. Een en ander is nader uitgewerkt in Bijlage V Uitvoeringsbesluit Verlofsparen.
Artikel 13
Vakantietoeslag
1. De werkgever zal aan de werknemers die ten tijde van de aaneengesloten vakan- tie in zijn dienst zijn, ter gelegenheid van deze vakantie een vakantietoeslag toe- kennen. Deze vakantietoeslag zal worden uitbetaald op uiterlijk 1 juni.
De vakantietoeslag bedraagt 8% van 12 maal het op het moment van uitbetaling geldende maandinkomen bij maandbetaling of 8% van 13 maal het op het mo- ment van uitbetaling geldende periode-inkomen bij 4-wekenbetaling. Het totaal van het in de 12 voorafgaande maanden of 13 voorafgaande perioden betaalde loon en de vakantietoeslag moet op grond van artikel 16 lid 2 van de Wet mini- mumloon en minimumvakantiebijslag minimaal 108% van het voor de medewer- ker geldende wettelijk minimumloon zijn over alle uren die de medewerker in die periode heeft gewerkt. Onder loon wordt hierbij verstaan het loon als bedoeld in artikel 6 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Ingeval de werknemer een WAO/WIA-uitkering geniet, zal het bedrag aan vakan- tietoeslag dat in deze uitkering is begrepen in mindering worden gebracht op de vakantietoeslag die de werkgever is verschuldigd. De werknemer die slechts een gedeelte van het vakantiejaar in dienst van zijn huidige werkgever is geweest ont- vangt vakantietoeslag naar rato van de duur van het dienstverband gedurende het vakantiejaar. De bruto vakantietoeslag bij parttimers zal naar rato van de overeengekomen arbeidsduur bedragen.
2. Bij beëindiging van het dienstverband, heeft de werknemer aanspraak op een evenredig deel van de vakantietoeslag als omschreven in lid 2, over de maan- den/perioden waarover nog geen vakantietoeslag was uitgekeerd.
Artikel 14
Uitkering
1. De werkgever zal aan het einde van enig jaar de werknemer die op het tijdstip van uitbetaling van de uitkering in zijn dienst is en wiens dienstverband ten min- ste 8 weken heeft geduurd, een extra uitkering toekennen van 3,5% van het in dat jaar verdiende inkomen (exclusief overwerkverdiensten, de vakantietoeslag en de uitkering zelve) en de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in- geval van arbeidsongeschiktheid. Ingeval de werknemer een WAO/WIA-uitkering geniet, zal het bedrag aan extra uitkering dat in de WAO/WIA-uitkering is begre- pen in mindering worden gebracht op de extra uitkering die de werkgever is ver- schuldigd. Voor werknemers die de dienstbetrekking verbreken voor het tijdstip van uitbetaling geldt eveneens deze extra uitkering van 3,5% aan het einde van enig jaar, met dien verstande, dat het voorafgaande dienstverband minimaal één jaar moet hebben geduurd.
2. In geval in een onderneming voorzieningen zijn getroffen inzake winstdelingsgra- tificatie of andere periodieke uitkeringen wordt de uitkering bedoeld in lid 1 met eerstgenoemde uitkeringen verrekend c.q. geacht daarin te zijn begrepen.
Artikel 15
Loondoorbetaling en bovenwettelijke uitkering ingeval van arbeidsongeschikt- heid
1. Indien een werknemer ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van Boek 7:629 BW, de Ziektewet en de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Aan een werknemer, die tengevolge van arbeidsongeschiktheid niet in staat is ar- beid te verrichten zal de volgende loondoorbetaling en een aanvulling worden ver- strekt:
a. Over de eerste voor hem geldende arbeidsongeschiktheidsdag maximaal 3 keer per halfjaar geldt het bepaalde in sublid b. Vanaf de 4e arbeidsonge- schiktheidsmelding binnen een halfjaar geldt een wachtdag. Hierbij wordt ge- keken naar de periode van zes maanden voorafgaand aan een arbeidsonge- schiktheidsmelding.
b. Over de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid, behoudens over de wachtdagen, 70% van het in lid 3 van dit artikel genoemde inkomen (tot maximaal het voor de werknemer geldende dagloon inzake de Wet financiering sociale verzekeringen en minimaal het minimumloon gedurende de eerste 52
weken), tenzij werknemer niet voldoet aan de vereisten zoals beschreven on- der x. xxx xxx lid.
c. Over de eerste 52 weken ontvangt werknemer daarenboven een aanvulling tot 100% van het in lid 3 van dit artikel genoemde inkomen, tenzij werknemer niet voldoet aan de vereisten zoals bedoeld onder e. van dit lid.
d. Over de tweede 52 weken ontvangt werknemer daarenboven een aanvulling tot 100% van het in lid 3 van dit artikel genoemde inkomen, wanneer werkne- mer in het kader van de WIA als volledig arbeidsongeschikt wordt aangemerkt zonder reële kans op herstel en in de tweede 52 weken in aanmerking komt voor een vervroegde IVA-uitkering, dan wel wanneer de re-integratie-inspan- ningen door werkgever in de tweede 52 weken van arbeidsongeschiktheid naar het medisch oordeel van de bedrijfsarts te kort schieten.
e. Werknemer heeft, in overeenstemming met artikel 7:629 en 7:658a BW, geen recht op de loondoorbetaling en de aanvulling als bedoeld in lid 2b en 2c van dit artikel:
• indien de arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij bij een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt;
• voor de tijd dat hij zijn genezing belemmert of vertraagt;
• voor de tijd gedurende welke hij, hoewel daartoe wel in staat, zonder deug-
delijke gronden passende arbeid voor de werkgever of een derde niet verricht;
• voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door werkgever of een door werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen om passend werk mogelijk te maken;
• voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak voor zijn re-integratie.
3. a. Onder inkomen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt verstaan het gemiddeld werkelijk verdiende netto maand/periode-inkomen in de laatste 13 weken voor- afgaande aan de arbeidsongeschiktheid, te verhogen met tussentijdse alge- mene cao-verhogingen, tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere periode aanhoudt.
b. Overwerkbeloning als gevolg van roosters zoals omschreven in artikel 6 lid 1 sub d, wordt volledig betrokken bij het netto maand/periode-inkomen zoals onder het sub a omschreven.
4. De in lid 2 bedoelde loondoorbetaling en de aanvullingen worden beëindigd wan- neer de dienstbetrekking met de werknemer eindigt. De in lid 2 bedoelde aanvul- lingen worden niet toegekend aan werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd reeds bereikt hebben.
5. De door de werknemer gemaakte kosten van één "second opinion" en de reiskos- ten bij bezoek aan een Arbodienst komen voor rekening van de werkgever. Xxx- xxxx de werknemer op verzoek van de werkgever de Arbodienst bezoekt ontvangt de werknemer een tegemoetkoming in de kosten op basis van de vergoedingsre- geling voor eigen vervoer, zoals opgenomen in bijlage II, artikel 2. Deze vergoe- dingsregeling is ook van toepassing wanneer de werknemer in het kader van een second opinion, aangevraagd door de werkgever, wordt opgeroepen bij het UWV.
Artikel 15A
Eenmalige uitkering bij duurzame re-integratie in het tweede ziektejaar
1. Als een werknemer in zijn tweede ziektejaar re-integreert in zijn oude of nieuwe functie binnen of buiten het bedrijf, is sprake van duurzame re-integratie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. De werknemer heeft het werk in de tweede 52 weken structureel hervat, voor tenminste 3 maanden.
b. Er is sprake van structurele werkhervatting (zijnde geen arbeidstherapie) in de eigen functie of een re-integratiefunctie zonder terugval, gedurende minimaal drie maanden. Als de periode van drie maanden wordt onderbroken door een vakantie, dan wordt de periode met de duur van die vakantie verlengd.
c. De werknemer beschikt over voldoende restverdiencapaciteit.
Hij verdient per betalingsperiode minimaal 50% van het inkomen dat hij per betalingsperiode verdiende voordat hij ziek werd.
2. Als er sprake is van duurzame re-integratie als bedoeld in lid 1 heeft de werkne- mer recht op een eenmalige uitkering over de tweede 52 weken van arbeidsonge- schiktheid. De eenmalige uitkering is gelijk aan het verschil tussen 100% van het in artikel 15 lid 3 bedoelde inkomen en het totaalbedrag van de loondoorbetaling als bedoeld in artikel 15 lid 2b over de tweede 52 weken van arbeidsongeschikt- heid. Als de werknemer in het kader van zijn re-integratie meer verdient dan 70% van het in artikel 15 lid 3 bedoelde inkomen is de eenmalige uitkering gelijk aan het verschil tussen 100% van het in artikel 15 lid 3 bedoelde inkomen en het in- komen dat de werknemer in het kader van zijn re-integratie verdient.
Artikel 16
Uitkering bij overlijden
a. Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlij- densuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laat- stelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalender- maand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Op dit be- drag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten be- trekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet en de WAO/WIA.
b. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde,
b. bij ontstentenis van deze de minderjarige kinderen tot wie de overledene in fa- milierechtelijke betrekking stond,
c. bij ontstentenis van dezen degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag.
Van ongehuwd samenleven is sprake indien twee ongehuwde personen een geza- menlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor el- kaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishou- ding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
c. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laat- stelijk genoten salaris vermeerderd met oververdiensten, zoals ploegentoeslag, beloningen voor overwerk voor zover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen. Geen uitkering is verschuldigd, indien ten gevolge van het toedoen van de werk- nemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de Ziektewet of WAO/WIA.
d. Onder nagelaten betrekkingen wordt eveneens verstaan het gestelde in artikel 10 lid 5.
Artikel 17
Onwerkbaar weer
1. a. De werkgever beoordeelt of en zo ja, hoe lang het onwerkbaar weer is. Hij doet dit in redelijk overleg met de betrokken werknemers. In dit overleg wordt reke- ning gehouden met zowel het bedrijfsbelang als de veiligheid en gezondheid van de werknemers.
b. De werkgever is bij weersomstandigheden, waaronder of ten gevolge waarvan niet kan worden gewerkt, gehouden aan de werknemer het vast overeengeko- men loon of salaris door te betalen.
Deze weersomstandigheden kunnen geen reden zijn voor het geven van ont- slag.
c. Wanneer de werkgever op grond van dit artikel lid 2 sub f niet verplicht is het loon door te betalen, kan de werkgever namens de werknemer bij UWV een aanvraag indienen voor een WW-uitkering volgens de wettelijke voorziening.
d. De werkgever zal in een dergelijk geval aan de betrokken werknemer een aan- vulling betalen op de WW-uitkering tot 100% van het vast overeengekomen loon of salaris.
e. Bepalend voor de vaststelling van een onwerkbaar weer dag is de meting van het KNMI-weerstation in het postcodegebied waarin de werklocatie, waar de werknemer werkzaam is of zou zijn, zich bevindt.
Bij vorst, ijzel of sneeuw
2. a. De hiernavolgende bepalingen gelden voor het tijdvak lopende van
1 november van enig jaar tot en met 31 maart van het daarop volgend jaar (hierna te noemen: winterseizoen) én voor zover er niet kan worden gewerkt:
- vanwege of ten gevolge van vorst;
- vanwege of ten gevolge de aanwezigheid van ijzel of sneeuw op de werkloca- tie.
b. Als onwerkbaar weer dag wordt beschouwd een werkdag in een winterseizoen waarop vanwege of ten gevolge van vorst of de aanwezigheid van ijzel of sneeuw niet wordt gewerkt.
c. Er is sprake van vorst indien één of meer van de volgende vorstnormen is ge- haald:
- de gemeten temperatuur is tussen 00.00 uur en 07.00 uur lager geweest dan -3° Celsius;
- de gemeten temperatuur is om 07.00 uur -1,5° Celsius of lager;
- de gemeten temperatuur is om 09.00 uur -0,5° Celsius of lager.
d. Er is sprake van ijzel of sneeuw op de werkplek, als er een laag ijzel of sneeuw ligt die niet met eenvoudige middelen kan worden verwijderd en de rijwegen of looppaden op het tasveld niet begaanbaar zijn.
e. Het risico van onwerkbaar weer komt gedurende de eerste 2 onwerkbaar weer dagen per werknemer in een winterseizoen voor rekening van de werkgever.
f. Voor de onwerkbaar weer dagen in een winterseizoen boven het aantal van 2 geldt dat de werkgever – in afwijking van artikel 7:628 BW lid 1 en lid 3 – niet gehouden is om het voor deze dagen evenredige deel van het overeengeko- men loon of salaris door te betalen.
g. Voor de onwerkbaar weer dagen in een winterseizoen die boven het aantal van 2 per werknemer uitgaan kan de werkgever namens de werknemer bij het UWV een WW-uitkering volgens de wettelijke voorziening aanvragen.
Melding onwerkbaar weer
3. a. Van iedere dag waarop een werknemer de arbeid niet kan verrichten als ge- volg van onwerkbaar weer doet de werkgever conform de uitvoeringsvoor- schriften melding bij UWV middels het daarvoor door UWV beschikbaar ge- stelde formulier.
b. Deze melding dient vóór 10:00 uur in de ochtend binnen te zijn bij UWV en geldt voor de gehele dag.
c. Op dagen waarop de werknemer op verzoek van de werkgever vervangende werkzaamheden verricht, blijft een onwerkbaar weer melding bij UWV achter- wege.
d. Bij constatering van oneigenlijk gebruik en/of misbruik door UWV geldt de vrij- stelling niet of kan de vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht met terugwer- kende kracht komen te vervallen tot de aanvang van de betreffende omstan- digheid.
Artikel 18
Duurzame inzetbaarheid
1. Persoonlijk Budget
Ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid kan in een onderneming voor een of meerdere werknemers een persoonlijk budget worden ingevoerd. Voor invoering van het persoonlijk budget gelden de volgende regels:
a. Op ondernemingsniveau kan werkgever voor (een deel van) het personeel een per- soonlijk budget invoeren.
b. Invoering van een persoonlijk budget geschiedt in overleg met de Ondernemingsraad danwel Personeelsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken van een medezeggen- schapsorgaan treden de vakorganisaties betrokken bij de cao op namens werkne- mers.
c. Indien op ondernemingsniveau gebruik van een persoonlijk budget mogelijk wordt gemaakt, wordt het recht op een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week op jaarbasis en 12 roostervrije dagen op jaarbasis (zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 sub a), evenredig verlaagd naargelang het aantal roostervrije dagen (tot een maxi- mum van 5) wordt ingezet voor het persoonlijk budget.
d. Het persoonlijk budget kan door de werknemer gevuld worden door inbreng van:
− duurzame Inzetbaarheid dagen (zie lid 2)
− maximaal 5 bovenwettelijke vakantiedagen
− maximaal 5 roostervrije dagen (Voor parttimers naar rato van hun betrekkings- omvang). De werkgever zal het budget aanvullen met een bijdrage van 50% van de waarde van de ingebrachte dagen tot een maximum van € 500,-, indien het budget wordt aangewend voor Duurzame Inzetbaarheid.
e. De roostervrije dagen worden omgerekend naar een waarde via de volgende for- mule:
Uurloon x 8 x aantal roostervrije dagen
Voor de berekening van het uurloon bij een maandbetaling wordt het maandinkomen op basis van een fulltime dienstverband gedeeld door 173,33 (zoals opgenomen in artikel 1 lid 9). Voor de berekening van het uurloon bij een 4-wekenbetaling wordt het periode inkomen op basis van een fulltime dienstverband gedeeld door 160 (zo- als opgenomen in artikel 1 lid 9).
f. Indien op ondernemingsniveau gebruik van een persoonlijk budget mogelijk wordt gemaakt, wordt het recht op een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week op jaarbasis en 12 roostervrije dagen op jaarbasis (zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 sub a), evenredig verlaagd naargelang het aantal roostervrije dagen (tot een maxi- mum van 5) wordt ingezet voor het persoonlijk budget.
g. Het persoonlijk budget dient te worden aangewend voor duurzame inzetbaarheid bin- nen onderstaande drie pijlers van het duurzaam inzetbaarheidsbeleid:
Motivatie Duurzame arbeids- verhoudingen | Motivatie staat voor productief en gemotiveerd blijven. De mogelijkheid voor oudere werknemers om 4 dagen per week te gaan werken valt onder deze pijler (zie lid 3) |
Vitaliteit Duurzaam werkver- mogen | Vitaliteit staat voor de energie om te leven èn werkprestaties te leveren en vraagt om (bedrijfs)acties gericht op gezond- heidsbewustzijn, of op verandering van leefstijl en gedrag, met een focus op preventie. Dit draagt bij aan behoud van werkvermogen en arbeidsproductiviteit. |
Mobiliteit Duurzame compe- tenties | Mobiliteit staat voor blijvende inzetbaarheid, binnen het be- drijf of op de arbeidsmarkt (opleiden, loopbaanbegeleiding e.d.), waarbij ook jongere medewerkers zich moeten kunnen blijven ontwikkelen. |
2. Duurzame Inzetbaarheidsdagen
De werknemer heeft met ingang van 1 januari 2020 heeft op basis van onderstaand schema aanspraak op duurzame inzetbaarheidsdagen. De werknemer bepaalt uiteindelijk zelf aan welke doelen de DI-dagen worden besteed. Tijd om te herstellen van fysiek en mentaal zwaar werk (hersteltijd) kan hier deel van uitmaken.
Jaar voor AOW max | 2020 | 2021 | miv 2022 |
36 | 0 | 0 | 0 |
35 | 0 | 0 | 0 |
34 | 0 | 0 | 0 |
33 | 0 | 0 | 0 |
32 | 0 | 0 | 1 |
31 | 0 | 1 | 1 |
30 | 1 | 1 | 1 |
29 | 1 | 1 | 1 |
28 | 1 | 1 | 1 |
27 | 1 | 1 | 2 |
26 | 1 | 2 | 2 |
25 | 2 | 2 | 2 |
24 | 2 | 2 | 2 |
23 | 2 | 2 | 2 |
22 | 2 | 2 | 3 |
21 | 2 | 2 | 3 |
20 | 2 | 3 | 3 |
19 | 3 | 3 | 3 |
18 | 3 | 3 | 3 |
17 | 3 | 3 | 3 |
16 | 3 | 3 | 4 |
15 | 3 | 4 | 4 |
14 | 4 | 4 | 4 |
13 | 4 | 4 | 4 |
12 | 4 | 4 | 4 |
11 | 5 | 5 | 5 |
10 | 5 | 5 | 5 |
9 | 6 | 6 | 6 |
8 | 6 | 6 | 6 |
7 | 6 | 6 | 6 |
6 | 6 | 6 | 6 |
5 | 7 | 7 | 7 |
4 | 7 | 7 | 7 |
3 | 7 | 7 | 7 |
2 | 8 | 8 | 8 |
1 | 8 | 8 | 8 |
Toekenning van DI-dagen geschiedt per kalenderjaar, op basis van het aantal jaren voorafgaand aan AOW max, met als peildatum 31 december van het voorafgaande kalenderjaar.
Onder AOW max wordt verstaan: de maximale AOW leeftijd zoals die in enig kalen- derjaar over 5 jaar geldt en door het kabinet (wetmatig) is vastgesteld. Onder de maximaal vastgestelde AOW leeftijd wordt niet verstaan: de individuele AOW
gerechtigde leeftijd, tenzij deze op enig moment lager is dan de maximaal vastge- stelde AOW leeftijd.
DI-dagen die niet zijn aangewend in de periode van de aanspraak vervallen. Wanneer de dagen worden ingezet voor opleidingen mag werknemer de dagen gedurende maximaal 24 maanden opsparen en in de laatste 12 maanden aanwenden als (ge- deeltelijke) financiering van de opleiding. Daarbij is de waarde van de dag 8 maal het uurloon conform artikel 1 lid 9 op het moment van toekenning/aanwending.
3. 4 daagse werkweek
Werknemer verkrijgt het recht om, in het kader van Duurzame Inzetbaarheid, gedu- rende maximaal 72 maanden voor zijn individuele AOW-gerechtigde leeftijd vier da- gen per week te gaan werken. Om dit te realiseren is er een koopdagensystematiek waarbij als uitgangspunt geldt: 100% dienstverband en 100% pensioenpremieheffing en pensioenopbouw.
De 4 daagse werkweek kan gerealiseerd worden door middel van spreiding van ver- lofdagen, feestdagen en roostervrije dagen, aanwending van duurzame inzetbaar- heidsdagen, het persoonlijk budget en dagen tegen evenredige inlevering van loon waarbij de prijs van een dag 8 maal het uurloon conform artikel 1 lid 9 is vermeer- derd met 8% vakantietoeslag en 3,5% uitkering.
Voor de werknemer in voltijd arbeid betekent gebruikmaking van deze koopdagenre- geling dat de werknemer voor alle arbeidsvoorwaarden in deze CAO als voltijd werk- nemer wordt beschouwd.
Voor de werknemer in deeltijd arbeid geldt dat hij naar rato van zijn contractueel overeengekomen deeltijdpercentage aanspraak behoudt op alle arbeidsvoorwaarden uit deze CAO.
De koopdagen worden omgerekend naar een waarde via de volgende formule: Uur- loon x 8 x aantal roostervrije dagen Voor de berekening van het uurloon bij een maandbetaling wordt het maandinkomen op basis van een fulltime dienstverband ge- deeld door 173,33 (zoals opgenomen in artikel 1 lid 9). Voor de berekening van het uurloon bij een 4-wekenbetaling wordt het periode inkomen op basis van een fulltime dienstverband gedeeld door 160 (zoals opgenomen in artikel 1 lid 9).
Werknemer kan het persoonlijk budget als financieringsbron gebruiken om te komen tot een 4-daagse werkweek. Wanneer werknemer het persoonlijk budget (1.c van dit artikel) als financieringsbron inzet om te komen tot een 4 daagse werkweek is de bij- drage van werkgever bij een maximaal persoonlijk budget 5 roostervrije dagen, in plaats van de maximale bijdrage van € 500 als bedoeld in lid 1 onder d.
Wanneer een werknemer 10 dagen (duurzame inzetbaarheidsdagen, maximaal 5 bo- venwettelijke vakantiedagen of maximaal 5 roostervrije dagen) inlegt om te komen tot een 4 daagse werkweek – via het persoonlijk budget dan wel rechtstreeks in het jaarrooster – dan bedraagt de bijdrage van de werkgever bij deze maximale inleg door de werknemer 5 roostervrije dagen.
Indien werknemer gebruik maakt van de mogelijkheid van de 4 daagse werkweek, wordt voor 1 januari van het betreffende jaar het rooster door werkgever in overleg met werknemer vastgesteld. De dagen die uitgeroosterd worden zijn roostervrije da- gen (bij arbeidsongeschiktheid is er geen recht om de roostervrije dag op een ander moment in te zetten).
4. Overgangsregeling
Werknemer die in de periode 2018 – 2021 gebruik maakt van de mogelijkheid om 4 dagen per week te werken heeft aanspraak op de volgende extra Duurzame Inzet- baarheidsdagen om de vier daagse werkweek te realiseren:
jaren voor AOW | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
3 | 2 | 2 | 2 | 1 |
2 | 8 | 6 | 4 | 2 |
1 | 26 | 19 | 12 | 6 |
Artikel 19
Bedrijfstakpensioenfonds
Binnen de bedrijfstak geldt een pensioenregeling, waarvan de voorwaarden door partijen in een reglement zijn vastgesteld.
Artikel 19A
Premieheffingen
De premie voor van het ouderdomspensioen is geregeld in het pensioenreglement.
Voor 2020 is de premie voor de pensioenregeling vastgesteld op 16,6%% van de loon- som, waarvan de verdeling luidt als volgt:
- voor rekening van de werkgever kwam 11,07%
- voor rekening van de werknemer kwam 5,53% De franchise bedroeg in 2020 € 14.300.
Voor 2021 is de premie voor de pensioenregeling vastgesteld op 19,2% van de loonsom, waarvan de verdeling luidt als volgt:
- voor rekening van de werkgever komt 12,8%
- voor rekening van de werknemer komt 6,4%
Het opbouwpercentage is verlaagd van 1,875% naar 1,644% van het bruto loon minus de franchise.
De franchise is gelijk aan de fiscaal minimale franchise voor een middelloonregeling en bedraagt in 2021 € 14.544.
Artikel 20
Bedrijfsreglement
1. De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement, inhoudende nadere voorschriften ten aanzien van de arbeid in het bedrijf, in te voeren.
2. Het bedrijfsreglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met het in deze overeenkomst bepaalde.
3. De vaststelling van het reglement geschiedt in overleg met de personeelsverte- genwoordiging, onverminderd het recht van de vakverenigingen hierover met de werkgever overleg te plegen.
Artikel 21
Tussentijdse wijzigingen
1. Ingeval zich een dusdanige wijziging van sociaal-economische aard in Nederland voordoet dat partijen redelijkerwijze niet langer aan de loon- c.q. salarisbepa- lingen gebonden kunnen worden geacht, zal tijdens de duur van deze overeen- komst tussen partijen over de aan te brengen wijzigingen overleg worden ge- pleegd.
2. Ingeval tussen de partijen verschil van mening bestaat over het feit of er inder- daad een wijziging van sociaal-economische aard, als in lid 1 bedoeld, heeft plaatsgehad, zal hierover een uitspraak van de Stichting van de Arbeid gevraagd worden welke partijen zal binden.
Artikel 22
Vaste Commissie
1. Ter bevordering van een juiste en eenvormige toepassing van het gestelde in deze overeenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent uitlegging en toepassing daarvan, wordt ingesteld een Vaste Commissie, bestaande uit 6 leden. De leden, en voor elk hunner één plaatsvervanger, worden aangewezen voor de duur dezer overeenkomst en wel drie leden door de Bond van Fabrikanten van Betonpro- ducten in Nederland (BFBN) en drie leden door de vakverenigingen.
2. Alle geschillen, welke tussen werkgevers en werknemers in de betonproductenin- dustrie ontstaan, naar aanleiding van het bepaalde in deze overeenkomst, worden ter beslechting aan de Vaste Commissie voorgelegd. De Vaste Commissie brengt ter zake van het geschil een voor partijen advies uit. Het advies is bindend als beide partijen in het geschil hierom hebben verzocht. De Vaste Commissie bepaalt bij haar uitspraak de kosten van haarzelve en die van de partijen bij het geschil, alsmede door welke partij of in welke verhouding door partijen die kosten zullen worden gedragen.
3. De Vaste Commissie regelt haar eigen werkwijze. Tevens is een en ander nader uitgewerkt in Bijlage VI Reglement van de Vaste Commissie.
4. De kosten van de Vaste Commissie komen voor de helft ten laste van de Bond van Fabrikanten van Betonproducten in Nederland (BFBN) en voor de helft ten laste van de vakverenigingen.
Artikel 23
Gunstige regelingen
Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten ko- men met de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande collectieve arbeidsovereen- komst(en).
Voor de werknemer reeds bestaande gunstiger bepalingen, die niet uit een eerdere col- lectieve arbeidsovereenkomst voortvloeien, worden door deze overeenkomst niet aange- tast.
Artikel 24
Duur der overeenkomst
Deze overeenkomst loopt van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2021 en eindigt van rechts- wege, derhalve zonder dat enige opzegging is vereist.
BIJLAGE I
Als bedoeld in artikel 7 lid 1 b van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de betonpro- ductenindustrie
Groepsindelingen
A. Groepsindeling productiepersoneel Groep I
Het verrichten van zeer eenvoudige, steeds wederkerende werkzaamheden van hetzelfde karakter, waarvoor geen praktijkervaring noodzakelijk is. Het werk wordt onder directe leiding uitgevoerd.
Voorbeelden
Eenvoudig schoonmaakwerk Eenvoudig kantinewerk
(Van deze voorbeelden zijn geen omschrijvingen opgenomen)
Groep II
Het uitvoeren van eenvoudige, regelmatige wederkerende werkzaamheden waarvoor een geringe praktijkervaring verlangd wordt. Het werk wordt onder leiding uitgevoerd.
Voorbeelden Terreincorveeër Fabriekscorveeër
Vlechter (eenvoudig werk) Afwerker (eenvoudig werk) Weger grondstoffen
Groep III
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor enige theoretische kennis en enige prak- tijkervaring nodig zijn. De werkzaamheden worden soms met enige zelfstandigheid uitge- voerd.
Voorbeelden
Weger grondstoffen/hulpstoffen Molenbaas
Specietransporteur Heftruckchauffeur
Magazijnbediende (technisch magazijn) Vlechter algemeen
Betonwerker B Afwerker Reparateur Tractorchauffeur
Groep IV
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor enige algemene ontwikkeling, enige theore- tische kennis en praktijkervaring noodzakelijk zijn. Een redelijke mate van zelfstandig- heid bij de uitvoering wordt verlangd.
Voorbeelden Betonwerker A Allround vlechter
Allround reparateur/afwerker Molenbaas A
Bediener mobiele kraan Laadschopchauffeur
Smeerder/hulpmonteur Hulp elektricien
Groep V
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling, theoretische kennis en enige jaren praktijkervaring gewenst zijn. De werkzaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uitgevoerd.
Voorbeelden
Bediener mortelcentrale Chauffeur vrachtwagen
Meewerkend voorman verlading/expeditie Electromonteur II Onderhoudsbankwerker II Onderhoudsmonteur II
Xxxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx Modelmaker
Groep VI
Het uitvoeren van werkzaamheden welke naast theoretische kennis, een ruime algemene ontwikkeling en enige jaren praktijkervaring vragen. Het werk wordt met een vrij grote mate van zelfstandigheid uitgevoerd. In bepaalde gevallen wordt leiding gegeven aan een of meer ondergeschikten.
Voorbeelden Onderhoudsmonteur Elektromonteur Onderhoudsbankwerker Draaier Lasser/bankwerker
Meewerkend voorman productie Meewerkend voorman vlechterij 1e Modelmaker
Groep VII
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor een uitgebreide theoretische kennis, ruime algemene ontwikkeling en grote praktijkervaring respectievelijk speciale kennis noodza- kelijk zijn. Het werk vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatief op het eigen werkterrein. In veel gevallen wordt leiding gegeven aan een of meer hiërarchische ondergeschikten.
Voorbeelden
1e Onderhoudsmonteur 1e Elektromonteur Allround bankwerker Productiebaas/voorman
B. Groepsindeling overig personeel
Groep I
Het verrichten van zeer eenvoudige, steeds wederkerende werkzaamheden van hetzelfde karakter, waarvoor geen praktijkervaring noodzakelijk is. Het werk wordt onder directe leiding uitgevoerd.
Voorbeelden Eenvoudig telwerk
Eenvoudig registreerwerk
(Van deze voorbeelden zijn geen omschrijvingen opgenomen)
Groep II
Het uitvoeren van eenvoudige, regelmatige wederkerende werkzaamheden waarvoor een geringe praktijkervaring verlangd wordt. Het werk wordt onder leiding uitgevoerd.
Voorbeelden
Administratief medewerk(st)er F
Groep III
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor enige theoretische kennis en enige prak- tijkervaring nodig zijn. De werkzaamheden worden soms met enige zelfstandigheid uitge- voerd.
Voorbeelden
Administratief medewerk(st)er E Kwaliteitscontroleur B
Typist(e) (ned.) Telefonist(e)
Groep IV
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor enige algemene ontwikkeling, enige theore- tische kennis en praktijkervaring noodzakelijk zijn. Een redelijke mate van zelfstandig- heid bij de uitvoering wordt verlangd.
Voorbeelden
Administratief medewerk(st)er D Kwaliteitscontroleur A Laborant(e) B
Typist(e) (ned.) Typist(e)/administratief assistent(e) Typist(e) (moderne talen) Telefonist(e)/receptionist(e)
Groep V
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling, theoretische kennis en enige jaren praktijkervaring gewenst zijn. De werkzaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uitgevoerd.
Voorbeelden
Administratief medewerk(st)er C zoals assistent(e) personeelszaken assistent(e) salarisadministratie Laborant(e) A
Administratief medewerk(st)er + 1 moderne taal Telefonist(e)/receptionist(e)
Voorraadadministrateur (grondstoffen en/of gereed product) Secretaris / secretaresse B
Groep VI
Het uitvoeren van werkzaamheden welke naast theoretische kennis, een ruime algemene ontwikkeling en enige jaren praktijkervaring vragen. Het werk wordt met een vrij grote mate van zelfstandigheid uitgevoerd. In bepaalde gevallen wordt leiding gegeven aan een of meer ondergeschikten.
Voorbeelden Assistent(e) export
Assistent(e) voorcalculatie Administratief medewerk(st)er B Administrateur B Facturencontroleur(leuse) Kassier
Administratief medewerk(st)er (moderne talen) Tekenaar (werktuigbouw)
Secretaresse A
Groep VII
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor een uitgebreide theoretische kennis, ruime algemene ontwikkeling en grote praktijkervaring respectievelijk speciale kennis noodza- kelijk zijn. Het werk vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatief op het eigen werkterrein. In veel gevallen wordt leiding gegeven aan een of meer hiërarchische ondergeschikten.
Voorbeelden
Administratief medewerker(ster) A Administrateur A
Assistent(e) boekhouding Medewerk(st)er bedrijfsadministratie Medewerk(st)er verkoopadministratie
Bijlage II
Als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonpro- ductenindustrie
Schaalindelingen Artikel 1
a. Leeftijdschaal
Leeftijd %
16 jaar 45
17 jaar 55
18 jaar 65
19 jaar 75
20 jaar 85
Jeugdige kostwinners die volgens de leeftijdschaal behoren te worden gesalarieerd zal het schaalsalaris worden toegekend wat voor de betreffende functiegroep bij 0 periodieken geldt totdat zij daadwerkelijk, gezien hun leeftijd, voor toekenning van een periodiek in aanmerking komen.
Aan jeugdige werknemers van 19 jaar en ouder kan, indien zij tijdelijk te werk zijn gesteld ter vervanging van een volwassen werknemer, het schaalsalaris van de betreffende volwassen werknemer worden gegeven, voor zolang deze werk- zaamheden worden verricht.
b. Schaalsalaris
De hieronder vermelde bedragen gelden in Euro (€).
Salaristabel A.1 Maandsalaris per 1 augustus 2019 (inclusief de verhoging van 2% per 1 januari 2019)
Groep | I | II | III | IV | V | VI | VII |
0-lijn | 1.867 | 1.909 | 1.972 | 2.033 | 2.090 | 2.159 | 2.225 |
Schaal 1 | 1.894 | 1.939 | 2.003 | 2.062 | 2.125 | 2.189 | 2.258 |
Schaal 2 | 1.923 | 1.967 | 2.031 | 2.093 | 2.157 | 2.223 | 2.291 |
Schaal 3 | 1.951 | 1.996 | 2.060 | 2.127 | 2.187 | 2.255 | 2.324 |
Schaal 4 | 2.025 | 2.087 | 2.159 | 2.220 | 2.288 | 2.357 | |
Schaal 5 | 2.187 | 2.252 | 2.321 | 2.391 | |||
Schaal 6 | 2.352 | 2.424 | |||||
maximum | 1.951 | 2.025 | 2.087 | 2.187 | 2.252 | 2.352 | 2.424 |
aantal periodieken | 3 | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | 6 |
Bij extra periodiek | 1.978 | 2.053 | 2.118 | 2.220 | 2.283 | 2.386 | 2.455 |
Salaristabel A.2 4-Wekensalaris per 1 augustusi 2019 (inclusief de verhoging van 2% per 1 januari 2019)
Groep | I | II | III | IV | V | VI | VII |
0-lijn | 1.725 | 1.764 | 1.818 | 1.875 | 1.931 | 1.987 | 2.051 |
Schaal 1 | 1.749 | 1.790 | 1.845 | 1.905 | 1.961 | 2.020 | 2.082 |
Schaal 2 | 1.778 | 1.817 | 1.874 | 1.933 | 1.991 | 2.049 | 2.114 |
Schaal 3 | 1.804 | 1.843 | 1.904 | 1.961 | 2.021 | 2.080 | 2.143 |
Schaal 4 | 1.870 | 1.930 | 1.991 | 2.050 | 2.112 | 2.175 | |
Schaal 5 | 2.019 | 2.080 | 2.140 | 2.205 | |||
Schaal 6 | 2.172 | 2.236 | |||||
maximum | 1.804 | 1.870 | 1.930 | 2.020 | 2.080 | 2.172 | 2.236 |
aantal periodieken | 3 | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | 6 |
Bij extra periodiek | 1.829 | 1.900 | 1.957 | 2.048 | 2.111 | 2.200 | 2.267 |
Salaristabel B.1 Maandsalaris per 1 juli 2021 (inclusief de verhoging van 5%)
Groep | I | II | III | IV | V | VI | VII |
0-lijn | 1.960 | 2.004 | 2.071 | 2.135 | 2.195 | 2.267 | 2.336 |
Schaal 1 | 1.989 | 2.036 | 2.103 | 2.165 | 2.231 | 2.298 | 2.371 |
Schaal 2 | 2.019 | 2.065 | 2.133 | 2.198 | 2.265 | 2.334 | 2.406 |
Schaal 3 | 2.049 | 2.096 | 2.163 | 2.233 | 2.296 | 2.368 | 2.440 |
Schaal 4 | 2.126 | 2.191 | 2.267 | 2.331 | 2.402 | 2.475 | |
Schaal 5 | 2.296 | 2.365 | 2.437 | 2.511 | |||
Schaal 6 | 2.470 | 2.545 | |||||
maximum | 2.049 | 2.126 | 2.191 | 2.296 | 2.365 | 2.470 | 2.545 |
aantal periodieken | 3 | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | 6 |
Bij extra periodiek | 2.077 | 2.156 | 2.224 | 2.331 | 2.397 | 2.505 | 2.578 |
Salaristabel B.2 4-Wekensalaris per 1 juli 2021 (inclusief de verhoging van 5%)
Groep | I | II | III | IV | V | VI | VII |
0-lijn | 1.811 | 1.852 | 1.909 | 1.969 | 2.028 | 2.086 | 2.154 |
Schaal 1 | 1.836 | 1.880 | 1.937 | 2.000 | 2.059 | 2.121 | 2.186 |
Schaal 2 | 1.867 | 1.908 | 1.968 | 2.030 | 2.091 | 2.151 | 2.220 |
Schaal 3 | 1.894 | 1.935 | 1.999 | 2.059 | 2.122 | 2.184 | 2.250 |
Schaal 4 | 1.964 | 2.027 | 2.091 | 2.153 | 2.218 | 2.284 | |
Schaal 5 | 2.121 | 2.184 | 2.247 | 2.315 | |||
Schaal 6 | 2.281 | 2.348 | |||||
maximum | 1.894 | 1.964 | 2.027 | 2.121 | 2.184 | 2.281 | 2.348 |
aantal periodieken | 3 | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | 6 |
Bij extra periodiek | 1.920 | 1.995 | 2.055 | 2.150 | 2.217 | 2.310 | 2.380 |
c. Aan jeugdige werknemers zullen niet te zware werkzaamheden worden opgedra- gen.
d. Voor de arbeidsongeschikte werknemers kan onder voorafgaande mededeling aan de vakvereniging en na advies van de arbeidskundige van het UWV door de werk- gever een lager schaalsalaris worden vastgesteld dan het voor de betreffende functie geldende schaalsalaris.
e. Salarisaanpassing
Per 1 juli 2021 worden de schaalsalarissen verhoogd met 5%. Echter, de werkge- ver die in 2020 de schaalsalarissen al collectief heeft verhoogd met 3%, verhoogt de schaalsalarissen per 1 juli 2021 met 2%. In de salaristabellen van bijlage II ar- tikel 1 sub b zijn deze loonsverhogingen reeds verwerkt.
In september 2021 heeft iedere werknemer recht op een eenmalige uitkering ter hoogte van 1% van alle aan hem betaalde schaalsalarissen in januari 2021 tot en met juni 2021 vermeerderd met 8% vakantietoeslag.
Daarnaast heeft de werknemer die in september 2021 in dienst is bij een werkge- ver die de schaalsalarissen in 2020 niet collectief heeft verhoogd recht op een eenmalige uitkering ter hoogte van 3% van alle in 2020 aan hem betaalde schaal- salarissen vermeerderd met 8% vakantietoeslag en de extra uitkering van 3,5% als bedoeld in artikel 14 over 2020.
f. Extra periodiek
Werknemers die na 10 jaar dienstverband en op het maximum van de salaris- schaal van hun functiegroep worden beloond, ontvangen een extra periodiek. Voor werknemers die na 10 jaar dienstverband een salaris verdienen dat ligt tus- sen het maximum van de salarisschaal van hun functiegroep en het maximum verhoogt met een periodiek, wordt het feitelijke salaris verhoogd tot het bedrag dat overeenkomt met het maximum van die schaal verhoogd met één periodiek.
Artikel 2
a. Vergoeding voor eigen vervoermiddel
1. Indien de arbeid verricht moet worden op een bedrijf, zal indien bij het zich naar en van het bedrijf begeven door de werknemer gebruik moet worden ge- maakt van een eigen vervoermiddel, hem door de werkgever met ingang van 1 januari 2018 een vergoeding worden gegeven van € 0,10 per kilometer over maximaal 30 kilometer enkele reis per dag (over maximaal 60 kilometer voor de heen én terugreis). De vergoeding bedraagt met ingang van 1 januari 2021 verhoogd € 0,12 per kilometer over maximaal 30 kilometer enkele reis per dag (over maximaal 60 kilometer voor de heen én terugreis). De reisafstand tus- sen de woning van de werknemer en het bedrijfskantoor casu quo de plaats waar hij zijn werkzaamheden verricht (indien deze niet bij het eigenlijk be- drijfsterrein ligt) wordt gemeten door de werkgever, langs de kortste weg.
2. Indien naar het oordeel van de werkgever door de werknemer gebruik moet worden gemaakt van een openbaar middel van vervoer, zal het daaruit voort- vloeiende bedrag aan reiskosten (tweede klasse) voor rekening van de werk- gever komen.
b. Vergoeding werkschoeisel
Voor zover de werkgever geen werkschoeisel ter beschikking stelt (bijv. laarzen of klompen), ontvangt de werknemer voor het gebruik van eigen werkschoeisel voor elke dag dat dit gebruik door de werkgever voor het werk noodzakelijk wordt ge- acht een vergoeding van € 0,14.
c. Diplomatoeslag BHVers
Een gediplomeerde bedrijfshulpverlener (BHVer) ontvangt een vergoeding van €
50,- bruto per jaar.
Artikel 3
Beroepsprocedure
1. Aan iedere werknemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de functie, waarin hij is aangesteld en van de functiegroep waarin die functie is ingedeeld.
2. Indien een werknemer gegronde bezwaren heeft tegen de beschrijving van de functie waarin hij is aangesteld respectievelijk tegen zijn indeling, dient hij eerst te streven naar een oplossing van het bezwaar langs de normale weg binnen de onderneming.
3. Indien langs de in lid 2 aangegeven weg niet binnen twee maanden een bevredi- gende oplossing wordt verkregen, kan de werknemer zijn bezwaar voorleggen aan de vakorganisatie waarbij hij is aangesloten, dan wel aan de Vaste Commissie in- dien de werknemer niet bij een vakorganisatie is aangesloten.
In overleg met de betrokken werknemer kan het bezwaar worden voorgelegd aan de vakorganisatiedeskundigen. Deze nemen de klacht in behandeling en stellen een onderzoek in, waarbij deskundigen namens het bedrijf aanwezig zijn.
4. De uitspraak van de deskundigen is bindend als zowel werknemers als werkgever hierom hebben verzocht.
Bijlage III
Behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Regeling kwalificatieplichtigen
a. Voor een werknemer, die een kwalificatieplicht heeft, geldt dat de in de cao vast- gestelde normale werktijd voor hem naar evenredigheid wordt verminderd met het aantal uren, waarop hij aan de verplichtingen van de kwalificatieplicht voldoet.
b. Over de tijd, waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke kwalificatie- plicht een onderwijsinstelling moet bezoeken, is geen salaris verschuldigd en geldt dat het in de cao vastgestelde salaris voor hem naar evenredigheid wordt vermin- derd.
c. Het aantal in de cao bepaalde basisvakantiedagen zal met inachtneming van de relatie, die bestaat tot de normale werktijd van betrokkene in evenredigheid voor hem worden verminderd.
d. Op de dag waarop een werknemer een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet verplicht wor- den in de onderneming werkzaam te zijn.
e. Xxxxxxx een werknemer toch op een van de in d bedoelde dagen vrijwillig arbeid verricht, zal hij daarvoor het normale voor een dag geldende salaris ontvangen (zonder overwerktoeslag). Pas als de voor die dag in de onderneming volgens dienstrooster geldende arbeidstijd wordt overschreden gaat de dan geldende overwerktoeslag in.
Het werken op en zgn. schooldag of een schoolvakantiedag brengt geen wijziging in het berekende aantal vakantiedagen, zoals bepaald in c.
Bijlage IV
Behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Overzicht Opleidingen
Betontechnische vaardigheden Betonvakman Basiscursus Betonvakman Bouwelementen
Betonvakman Aardvochtige Specieproducten Tekening Lezen
Voorspannen Basiscursus
Cursus werken met toleranties en passingen
Bijlage V
Behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Uitvoeringsbesluit Verlofsparen
(behorende bij artikel 12 lid 12)
Artikel 1
Begripsbepalingen
Cao: cao voor de betonproductenindustrie.
Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 van de cao
Gespaarde uren: door de werknemer vrijwillig gespaarde verlofuren bedoeld voor een, met instandhouding van de arbeidsovereenkomst, onderbreking van de arbeid met be- houd van salaris.
Verlofuren: verlofuren met behoud van salaris op basis van artikel 12 lid 2 van de cao.
Bovenwettelijke verlofuren: het aantal verlofuren per jaar minus het minimum aantal verlofuren bedoeld in artikel 7.634 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel 2
Doel van de regeling
1. Deze regeling heeft ten doel de werknemer de mogelijkheid te bieden om tijd te sparen voor langdurig verlof , tijdens het bestaan of na beëindiging van de dienst- betrekking, in één of meer volgende kalenderjaren.
2. Aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel for- meel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden.
3. De regeling staat open voor tenminste driekwart van de werknemers die tot de in- houdingsplichtige in dienstbetrekking staan of geacht worden te staan.
Artikel 3
Opbouw en aanspraak
1. De werknemer kan op vrijwillige basis tijd sparen.
2. Opbouw van de gespaarde tijd vindt plaats op basis van uren.
3. Het aantal uren dat een werknemer kan sparen is afhankelijk van de aanspraak van de werknemer en betreft ten hoogste zijn:
Bovenwettelijke verlofuren , met een maximum van 38 per jaar, voor zover deze niet in overleg met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zijn aangewezen voor collectief verlof.
4. De werknemer die gebruik wil maken van de verlofregeling dient hiertoe schrifte- lijk en onder vermelding van het aantal uren vòòr 1 december van het jaar voor- afgaand aan het kalenderjaar waarover hij uren wil sparen, bij de werkgever een verzoek in.
5. De werkgever stemt in met het verzoek van de werknemer, tenzij gewichtige re- denen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever geen instemming verleent deelt hij dit schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer mede.
6. Uiterlijk op 10 december van het jaar waarin de verlofrechten in de zin van dit uit- voeringsbesluit zijn ontstaan dient door de werknemer daaraan de bestemming zoals vermeld in artikel 2 lid 1 te worden gegeven.
7. Het maximum te sparen verlof bedraagt 190 uren.
8. De werknemer kan schriftelijk verzoeken de tegenwaarde in geld van het spaarte- goed in tijd te registreren.
Artikel 4
1. De gespaarde tijd verjaart niet.
2. Een gespaard uur geeft recht op:
• een uur verlof in één van de volgende kalenderjaren, onverminderd het be- paalde in artikel 7. Wijziging van de omvang van het dienstverband heeft hierop geen invloed.
• een bedrag in de tegenwaarde in geld van een uur op het moment van uitke- ring.
3. Bij beëindiging van het dienstverband en bij overlijden zal de tegenwaarde in geld van het spaartegoed in tijd aan de werknemer respectievelijk de nagelaten be- trekkingen worden uitgekeerd. Voor de bepaling van de hoogte van het uit te ke- ren bedrag zal in deze gevallen worden uitgegaan van de waarde van het uurloon zoals dat geldt op het tijdstip van uitkering.
Artikel 5
Administratie
1. De werkgever is verantwoordelijk voor een adequate administratie van de gesp- aarde uren. De administratie van gespaarde uren wordt gescheiden gehouden van de andere verlofadministraties.
2. De werkgever zal op de balans de tegenwaarde in geld van de gespaarde uren als verplichting opnemen. Voor de berekening van de hoogte van deze verplichting zal per gespaard uur worden uitgegaan van een waarde van het uurloon per ul- timo van enig jaar.
3. De werknemer krijgt eenmaal per jaar een schriftelijke bevestiging van het aantal uren dat hij in het vorige kalenderjaar heeft gespaard.
4. De werkgever zal zorgdragen voor inhouding en afdrachten ingevolge de wette- lijke regelingen.
Artikel 6
Opname en duur van gespaard verlof
1. Het verzoek tot opname van gespaard verlof dient ten minste
- een maand voor de opname tot 38 uren en
- twee maanden voor de opname van 38 tot 76 uren en
- drie maanden voor de opname boven de 76 uren
voorafgaand aan het verlof schriftelijk bij de werkgever te worden ingediend. Hierbij geeft de werknemer exact aan in welke periode hij het verlof wil opnemen.
2. De werkgever stemt in met het verlof tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
3. De werkgever deelt de werknemer binnen een maand nadat deze het verzoek heeft ingediend schriftelijk mede dat hij instemt met het verzoek tot opname dan wel dat hij dit verzoek afwijst. In geval de werkgever het verzoek afwijst dient de afwijzing vergezeld te gaan van een motivering. Tevens treedt de werkgever met de werknemer in overleg met het oog op het bepalen van een alternatief tijdstip voor opname van het verlof.
4. Het extra verlof kan niet worden opgenomen binnen een jaar voorafgaand aan de ingang van een ouderdomspensioen of van een voorziening voor vervroegde uit- treding.
Artikel 7
1. De werknemer zal in beginsel zijn gespaarde uren opnemen gedurende een aan- eengesloten periode.
2. Per kalenderjaar kan één maal verlof op basis van gespaarde uren worden opge- nomen.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de dienstbetrekking wordt beëindigd.
Artikel 8
1. De werkgever kan verleend verlof intrekken indien dringende redenen van dienst- belang dit noodzakelijk maken.
2. Indien de werknemer hierdoor aantoonbare schade lijdt wordt deze hem vergoed.
Artikel 9
Bij arbeidsongeschiktheid gedurende de periode waarin het verlof wordt genoten, worden de gespaarde uren niet op het tegoed in mindering gebracht.
Artikel 10
Overig
Indien zich een geschil voordoet over de uitleg van een bepaling uit dit uitvoeringsbesluit kunnen partijen de Vaste Commissie genoemd in artikel 22 van de cao verzoeken een uitspraak te doen. Kan één van de partijen zich met deze uitspraak niet verenigen dan kan hij alsnog het geschil ter beslechting voorleggen aan de bevoegde rechter.
Artikel 11
Dit reglement is in werking getreden op 1 juli 2001 en laatstelijk gewijzigd op 1 maart 2002.
Bijlage VI
Behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Reglement van de Vaste Commissie
bij het beslechten van geschillen (art. 23 van de cao)
Artikel 1
De leden van de Vaste Commissie benoemen uit hun midden een voorzitter.
Artikel 2
Het secretariaat van de Vaste Commissie is gevestigd te:
Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx of Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx (bezoekadres).
Artikel 3
1. Een verzoek tot het geven van een advies in een gerezen geschil wordt per aan- getekend schrijven, voorzien van een toelichting, bevattende de feiten en de om- standigheden, welke tot het geschil aanleiding hebben gegeven, het artikel (de ar- tikelen) der cao, waarop een beroep wordt gedaan en van de conclusie, welke daaruit naar de mening van de eisende partij getrokken moet worden en de be- slissing, welke op grond daarvan van de Commissie wordt gevraagd, bij het secre- tariaat ingediend. In het verzoek dient de volledige naam en het adres van de we- derpartij in het geschil te worden vermeld.
2. Het secretariaat zendt terstond een exemplaar van de in het eerste lid van dit ar- tikel bedoelde stukken aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie, alsmede per aangetekend schrijven aan de wederpartij in het geschil.
3. De wederpartij is bevoegd binnen 14 dagen na ontvangst der in lid 2 bedoelde stukken zijn zienswijze schriftelijk ter kennis te brengen van de Commissie door toezending aan het secretariaat.
4. Het secretariaat zendt een exemplaar van het in het vorige lid bedoelde stuk aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie, alsmede per aangetekend schrijven aan de eisende partij.
Artikel 4
De Commissie plaatst na de uitwisseling van de stukken, bedoeld in artikel 3, de behan- deling van het geschil op de agenda en geeft daarvan, onder vermelding van tijd en plaats van de behandeling per aangetekend schrijven, kennis aan partijen net de mede- deling, dat zij het recht hebben aldaar te verschijnen, desgewenst met mede brenging van getuigen of deskundigen, teneinde nadere toelichting te geven. De in de vorige zin- snede bedoelde kennisgeving geschiedt tenminste 14 dagen voor de zitting, waarop het geschil zal worden behandeld.
Artikel 5
De Commissie kan, indien zij daartoe op grond van de in artikel 3 bedoelde stukken of van hetgeen door partijen, getuigen of deskundigen bij de mondelinge behandeling is verklaard, aanleiding vindt, partijen, getuigen of deskundigen voor het geven van nadere inlichtingen oproepen. Een dergelijke oproeping geschiedt tenminste 14 dagen voor de zitting, per aangetekend schrijven.
Artikel 6
Partijen zijn bevoegd alle zittingen, het tussen hen aanhangige geschil betreffende, bij te wonen en van alle stukken, het tussen hen aanhangige geschil betreffende, uitgezonderd de notulen gemaakt van de in raadkamer gehouden besprekingen, kennis te nemen. Tus- sentijdse en eindbeslissingen worden door de Commissie in raadkamer genomen.
Artikel 7
De leden der Commissie zijn ten aanzien van in raadkamer gehouden besprekingen tot geheimhouding verplicht.
Artikel 8
De Commissie is slechts bevoegd beslissingen te nemen als zowel van werkgevers als werknemerszijde ten minste één lid aanwezig is. Voor het geval, dat het aantal aanwe- zige werkgeversleden afwijkt van het aantal aanwezige werknemersleden, brengt elk werkgeverslid evenveel stemmen uit als het aantal der aanwezige werknemersleden en elk werknemerslid evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden. De Commissie neemt haar beslissingen met gewone meerderheid van stemmen en slaat daarbij slechts acht op de feiten, welke te harer kennis zijn gekomen uit de in artikel 3 bedoelde stukken en de door partijen, getuigen en deskundigen bij de mondelinge be- handeling gedane verklaringen of overgelegde stukken.
De leden der Commissie handelen als goede mannen naar billijkheid.
Artikel 9
Een lid van de Commissie, dat verhinderd is een zitting bij te wonen, draagt zorg voor de aanwezigheid van zijn plaatsvervanger.
Artikel 10
De in dit reglement genoemde termijnen zijn niet fataal, met dien verstande, dat de Commissie, indien zij van oordeel is, dat de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad, afwijking daarvan kan goedkeuren.
Artikel 11
Partijen kunnen zich bij de Commissie door gemachtigden doen vertegenwoordigen. In- dien één der Commissieleden als partij, getuige of deskundige bij een geschil betrokken is, mag hij aan de behandeling daarvan niet deelnemen.
Artikel 12
De Commissie neemt haar beslissing zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand, na de laatste voor partijen toegankelijke zitting. De beslissing wordt ondertekend
door een lid van werkgevers- en een lid van werknemerszijde, onder wie de voorzitter en per aangetekend schrijven, in afschrift ter kennis gebracht van partijen bij het geschil.
Artikel 13
De Commissie bepaalt bij haar uitspraak het bedrag van de kosten, zowel van de Com- missie als van partijen, alsmede door welke partij of in welke verhouding door partijen die kosten zullen worden gedragen.
Onder kosten van partijen worden niet begrepen de kosten van eventuele rechtskundige bijstand.
Artikel 14
De Commissie kan desgewenst de behandeling van een geschil opschorten totdat door de eisende partij zekerheid is gesteld voor de kosten van het geding.
Bijlage VII
Behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Betonproductenindustrie
Tabellen
Tabel 1 ex artikel 9 (maandbetaling)
Omschrijving | in % van het schaalsalaris | In % |
Ploegentoeslag | per uur | per maand |
- ochtenddienst (9.2a) | 0,0435 | 7,6 |
- middagdienst (9.2a) | 0,087 | 15,1 |
- nachtdienst (9.2b) | 0,145 | 25,1 |
Zaterdagtoeslag - 0-12 uur (9.2d) | per uur 0,29 | per uur 50 |
Tijd + Toeslag Overwerk | per uur | per uur |
- overige uren (9.4c) | 0,87 | 150 |
- zaterdag/zondag/feestdag (9.4c) | 1,16 | 200 |
per oproep | ||
- oproep per keer (9.4d) | 0,725 | |
Consignatietoeslag (9.5a) | per dag | |
- maandag t/m vrijdag | 1,0 | |
- zaterdag/zondag | 2,0 | |
- feestdagen | 2,5 | |
Toeslag per uur niet in ploegendienst gewerkte uren tussen 05.00 en 06.00 uur en/of tussen 18.00 en 23.00 uur (9.3a) | per uur 0,116 | per maand 20,1 |
Tabel 2 ex artikel 9 (4-wekenbetaling)
Omschrijving | In % van het schaalsalaris | In % |
Ploegentoeslag | per uur | per periode 7,6 15,1 25,1 |
- ochtendienst (9.2a) | 0,04725 | |
- middagdienst (9.2a) | 0,0945 | |
- nachtdienst (9.2b) | 0,1575 | |
Zaterdagtoeslag - 0-12 uur (9.2d) | per uur 0,315 | per uur 50 |
Tijd + Toeslag Overwerk | per uur | per uur |
- overige uren (9.4c) | 0,945 | 150 |
- zaterdag/zondag/feestdag (9.4c) | 1,260 | 200 |
per oproep | ||
- oproep per keer (9.4d) | 0,7875 | |
Consignatietoeslag (9.5a) | per dag | |
- maandag t/m vrijdag | 1,08 | |
- zaterdag/zondag | 2,16 | |
- feestdagen | 2,70 | |
Toeslag per uur niet in ploegendienst ge- werkte uren tussen 05.00 en 06.00 uur en/of tussen 18.00 en 23.00 uur (9.3a) | per uur 0,126 | per periode 20,1 |
Tabel 3 ex artikel 12
Duur van de vakantie | Dagen | Uren |
Vakantie • vakantierecht | 25 | 190 |
Extra jeugdigen • 16 jaar • 17 jaar • 18 jaar | 3 2 1 | 22,8 15,2 7,6 |
Bijlage VIII
Arbeidsovereenkomst De ondergetekenden:
1. (werkgever) ……………………………………………………………………………………………………..…...
enerzijds en
2. (werknemer) …………………………………………………………………………………………………………..
anderzijds wonende te ……………………………………………………………………………………………………….….
…………………………………………………………………………………………………………..
geboren op …………………………………………………………………………………………………………..
verklaren op heden te hebben gesloten een arbeidsovereenkomst, bij welke de sub 2 ge-
noemde ondergetekende zich verbindt met ingang van in dienst van de sub 1 vermelde ondergetekende arbeid te verrichten op grondslag van de hem ter hand gestelde cao en het bedrijfsreglement 1).
Voorts zijn de navolgende bijzondere bepalingen overeengekomen:
……………………………………………………………………………………………………………………………..…………………
……………………………………………………………………………………………………………………………..…………………
……………………………………………………………………………………………………………………………..………………… Aldus in duplo opgemaakt en getekend te ………………………………………………………………………….. datum ……………………………………………………………………………………………………………………..............
de werkgever de werknemer
………………………………………………………. ………………………………………………..…………
Wanneer de werknemer nog geen 18 jaar oud is, onderstaande clausule te doen onderte- kenen door de wettelijke vertegenwoordiger(ster): vader, moeder of voogd.
Ondergetekende, in zijn (haar) kwaliteit van wettelijke vertegenwoordig(st)er van de
minderjarige werknemer verklaart deze tot het
aangaan van bovenstaande arbeidsovereenkomst te hebben gemachtigd. (handtekening)
……………………………………………………………………………………………………………………………..
1) doorhalen indien geen bedrijfsreglement van toepassing is.
Bijlage IX
Protocolafspraak cao Betonproductenindustrie 2019-2021
Eerder stoppen met werken
Cao partijen gaan een paritaire werkgroep instellen, om een nadere uitwerking van de DI dagenregeling te verkennen. Mogelijke bestedingsdoeleinden maken hier deel van uit.
Daarbij zal als één van de uitgangspunten gelden dat de werknemer zelf bepaalt waar aan hij zijn DI-dagen besteed. Tijd om te herstellen van fysiek en mentaal zwaar werk (hersteltijd) kan hier deel van uitmaken. Ook gaan cao-partijen gezamenlijk verkennen of het sparen van DI-dagen buiten de onderneming mogelijk en haalbaar is, in het kader van het pensioenakkoord.