Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 18.42 d.d. 13 december 2018 te Amsterdam (prof. mr. J.J.C. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx, X.X.X. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen, ongedateerd, op 21 februari 2018 ontvangen;
- brief met acceptatieformulier van betrokkene d.d. 6 maart 2018;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 20 maart 2018;
- reactie deelnemer d.d. 11 april 2018;
- beslissing van de Voorzitter d.d. 30 augustus 2018;
- bezwaarschrift van betrokkene d.d. 4 september 2018.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 26 november 2018 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
Betrokkene heeft zijn klacht als volgt – zakelijk samengevat – toegelicht. Betrokkene heeft in 2001 een lening afgesloten bij [X]. Dat ging een jaar goed. Xxxxxxxxxx kwam toen met justitie in aanraking en werd veroordeeld voor twee jaar hechtenis. De deelnemer wist niet waar betrokkene verbleef en heeft een achterstandsmelding (A) en een bijzonderheidscode 2 gemeld in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI). Xxxxxxxxxx heeft hier geen bericht over gehad, maar dat kon ook niet omdat hij in hechtenis zat. In oktober 2004 kwam hij vrij. Nadat hij bericht kreeg van deurwaarders heeft hij een betalingsregeling afgesproken. Het bedrag was inmiddels door kosten verdubbeld (EUR
3.000 aan rente). Op 24 juli 2017 heeft de betrokkene via de deurwaarder een bedrag betaald tegen finale kwijting. Het is nu zeventien jaar later en betrokkene wil met zijn vriendin een huis kopen. Bij het aanvragen van een hypotheek kwam hij achter de A2-codering. Toen betrokkene vroeg om verwijdering werd code 3 toegevoegd. Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit. Hij stelt dat hij nooit bericht heeft ontvangen over de registratie. Hij is altijd zijn verplichting nagekomen en
nooit in herhaling gevallen. Hij heeft nu alles betaald en staat ineens geregistreerd als wanbetaler. Hij wordt gestraft voor een slechte periode in zijn jonge leven.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt. Betrokkene is een overeenkomst aangegaan op 5 december 2001. Hij ging akkoord met de algemene voorwaarden. De deelnemer is verplicht aangesloten bij het BKR en moet zich houden aan de reglementaire verplichtingen met betrekking tot registratie van het krediet. Toen bleek dat de betalingsverplichting niet werd nagekomen is de vordering opgeëist en per juni 2004 overgedragen van [X] naar [Y] (thans de deelnemer). De deelnemer stuurt kopie van het logboek en standaardbrieven waaruit volgt dat de vooraankondiging voor registratie van de A is gestuurd op 15 juli 2003, een bevestiging van de registratie op 23 maart 2004 en melding over verzwaring van de codering op 26 mei 2004. De deelnemer stuurt kopie van de aanmaningsbrief d.d. 10 augustus 2004. De vordering was EUR 2.188,50. Een telefonisch gemaakt afspraak over betaling komt betrokkene niet na, waarna de deelnemer bij brief d.d. 19 september 2004 een ingebrekestelling stuurt met opeising. Dat heeft zij gemeld met code 2. De vordering is overgedragen aan de deurwaarder. Met de deurwaarder is een afspraak gemaakt tegen finale kwijting. Een bedrag van EUR 839,79 is gekweten. Dat is gemeld met bijzonderheidscode 3 en gelijke werkelijke einddatum. De deelnemer heeft opnieuw een belangenafweging gemaakt, maar ziet geen aanleiding om de registratie te verwijderen.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer ******871. Het geregistreerde bedrag is EUR
2.300. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 13 februari 2004, een bijzonderheidscode 2 ((Restant)vordering geheel opeisbaar) op 25 juni 2004 en een bijzonderheidscode 3 (bedrag van EUR 250 of meer is afgeboekt) op 24 juli 2017. De werkelijke einddatum van de overeenkomst is eveneens 24 juli 2017.
4.2. Na de zitting heeft de Commissie bericht ontvangen van de deelnemer dat zij, om haar moverende redenen, heeft besloten de bijzonderheidscode 3 te schrappen. De klacht tegen bijzonderheidscode 3 behoeft derhalve geen nadere bespreking.
4.2. De Commissie overweegt als volgt. In de beslissing van de Voorzitter d.d. 30 augustus 2018 is reeds geoordeeld dat de registratie technisch juist is.
4.3. De betrokkene betwist de technische juistheid van de registratie niet. Hij doet een beroep op disproportionaliteit. Betrokkene heeft een aantal omstandigheden opgevoerd op grond waarvan hij van mening is dat de registratie moet worden geschrapt. Die omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.5. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Xxxxxxxxxx heeft de huur van zijn woning opgezegd omdat hij samen met zijn vriendin een woning wil kopen. Bij het aanvragen van de lening kwam hij erachter dat hij een BKR-registratie had en dit aan het verstrekken van de lening in de weg stond. Betrokkene heeft daarmee voldoende belang gesteld voor schrapping van de registratie.
4.6. De Commissie is van oordeel dat de toe te passen belangenafweging in het voordeel van de betrokkene moet uitvallen. Alle omstandigheden overziende is de Commissie van oordeel dat betrokkene geen debiteur is waartegen de branche blijvend moet worden gewaarschuwd of dat hij
tegen zichzelf moet worden beschermd. De Commissie neemt hierbij in aanmerking dat de registratie is ontstaan in 2004 en ongewijzigd zal voortduren tot 2022, een periode van achttien jaar. In de periode 2008 tot 2017 heeft betrokkene zich als een goed debiteur gedragen en door het oplopen van de rente van meer dan 20% aan de deelnemer een veelvoud van het oorspronkelijke kredietbedrag terugbetaald. Bedacht moet worden dat bij leningen met een dergelijk rentepercentage en een minimale aflossingsverplichting, het heel lang kan duren voordat de lening uiteindelijk wordt terugbetaald, omdat aflossing deels wordt tenietgedaan door het opboeken van deze zeer hoge debetrente. De hoofdsom was oorspronkelijk EUR 2.331 en daar is EUR 5.168 aan rente bij gekomen. Xxxxxxxxxx heeft uiteindelijk EUR 6.660 betaald. Betrokkene heeft een vaste baan en een stabiele financiële situatie. De Commissie acht het nog langer handhaven van de A en bijzonderheidscode 2 onder deze omstandigheden disproportioneel.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en codering 2 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.