Collectieve Arbeidsovereenkomst HTM
Collectieve Arbeidsovereenkomst HTM
1 januari 2012 tot en met 31 december 2016
Tussen:
HTM Personenvervoer NV. (HTM), gevestigd te 's-Gravenhage, partij te ener zijde
en
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht,
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht,
gezamenlijk partij te ander zijde
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten:
Preambule 7
Hoofdstuk I De individuele arbeidsovereenkomst 9
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen 9
Artikel 1 Definities 9
Artikel 2 Looptijd, wijziging en opzegging CAO 12
Artikel 3 Karakter van de CAO 12
Artikel 4 Werkingssfeer. Voor wie geldt deze CAO? 12
Afdeling 2 Aanvang, inhoud en einde van de arbeidsovereenkomst 14
Artikel 5 (On)bepaalde tijd. Xxxxxxxxx 00
Artikel 6 Bepaalde tijd 14
Artikel 7 Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (0-urencontract) 15
Artikel 8 Indiensttreding. Het contract 16
Artikel 9 Wijzigingen 17
Artikel 10 Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd 17
Artikel 11 Opzegging. Algemeen 17
Artikel 12 Opzegtermijn werkgever 18
Artikel 13 Opzegtermijn werknemer 18
Artikel 14 Einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 18
Afdeling 3 Enkele verplichtingen van werknemer en werkgever 20
Artikel 15 Werknemersverplichtingen. Algemeen 20
Artikel 16 Nevenfuncties 22
Artikel 17 Schadevergoeding 22
Artikel 18 Werkgeversverplichtingen. Algemeen 22
Artikel 19 Arbeidsomstandigheden 22
Artikel 20 Faciliteiten zwangere werkneemsters 23
Artikel 21 Dienst- en werkkleding 23
Afdeling 4 Salaris/bezoldiging, toeslagen, overige financiële verplichtingen en sociale zekerheid ..............................................................................................................
24
§ 1 Salaris 24
Artikel 22 Salarisvaststelling. Functiewaardering 24
Artikel 23 Periodiek. Toekenning. Onthouding. Beroep 24
Artikel 24 Toeslag bij waarneming hoger geclassificeerde functie 25
Artikel 25 Wijze van betaling van de bezoldiging 26
Artikel 26 Loonafspraken 26
§ 2 Toeslagregelingen 27
Artikel 27 Algemeen. Indexering toeslagen 27
Artikel 28 Bij onregelmatige diensten 27
Artikel 29 Bij verschoven arbeidstijd 28
Artikel 30 Bij verplaatsing van een vrije dag 29
Artikel 31 Diverse toeslagen en vergoedingen 30
Artikel 32 Bijzondere beloning 30
§ 3 Vakantietoeslag, jubileumuitkering en overige financiële verplichtingen 32
Artikel 34 Vakantietoeslag 32
Artikel 35 Voorschot op vakantietoeslag 32
Artikel 36 Jubileumuitkering. Extra verlof 33
Artikel 37 Uitkering bij vertrek 33
Artikel 38 Reiskosten woon-werkverkeer. Vrij vervoer 34
Artikel 39 Onderricht en studiefaciliteiten 34
Artikel 40 Spaarloonregeling 34
§ 4 Sociale zekerheid 36
Artikel 41 Collectieve ziektekostenverzekering 36
Artikel 42 Tegemoetkoming ziektekosten. 2,5%-regeling 36
Artikel 43 Hardheidsclausule 36
Artikel 44 IP aanvullingsplan (IPAP) 36
Artikel 45 Pensioenvoorziening 37
Artikel 46 Uitkering bij overlijden 37
Artikel 47 Afbouwregeling 38
Artikel 48 Sociaal Plan 40
Artikel 49 Wachtgeld in geval van reorganisatie e.d. 40
Afdeling 5 Afwezigheid wegens vakantie, buitengewoon verlof, ziekte en
bijzondere omstandigheden 41
§ 1 Vakantie 41
Artikel 50 Vakantieduur 41
Artikel 51 Vakantieopbouw tijdens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 42
Artikel 52 Opname vakantiedagen. Algemeen 42
Artikel 53 Opname vakantiedagen rijdend personeel 43
Artikel 54 Wijziging vastgestelde vakantie. Dienstbelang 44
Artikel 55 Arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie. Vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid 44
Artikel 56 Verzilvering en verjaring vakantiedagen 44
§ 2 Buitengewoon verlof 46
Artikel 57 Buitengewoon verlof 46
Artikel 58 Seniorenverlof 49
Artikel 59 Ouderschapsverlof 49
Artikel 60 Het aanvragen van (buitengewoon) verlof 49
§ 3 Feestsnipperdagen 51
Artikel 61 Feestsnipperdagen. Toelage 51
Artikel 62 Indeling op feestdagen 51
§ 4 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 63 Uitkering tijdens arbeidsongeschiktheid. Voorschriften 53
Artikel 64 Loondoorbetaling tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof 55
Artikel 65 Aanvulling op Ziektewetuitkering ex-werknemer 56
Artikel 66 Extra uitkering bij arbeidsongeschiktheid en overlijden in en door de dienst. 57
Afdeling 6 Arbeidsduur, werktijden, overwerk, dienstrooster 59
Artikel 67 Arbeidsduur. Algemeen 59
Artikel 68 Uitbreiding werktijd 61
Artikel 69 ADV 61
Artikel 70 Dienstrooster- en werktijdenregeling 61
Artikel 71 Variabele werktijden 61
Artikel 72 Verschoven arbeidstijd 62
Artikel 73 Arbeid op vrije dagen 62
Artikel 74 Vrije dagen 62
Artikel 75 Werktijden oudere werknemers 63
Artikel 76 Overwerk 63
Artikel 77 Vergoedingen voor overwerk en werk op feestdagen. Algemeen 63
Artikel 78 Vergoeding in vrije tijd 64
Artikel 79 Vergoeding in geld 64
Artikel 80 Deeltijd en overwerkvergoeding 65
Afdeling 7 Disciplinaire maatregelen 66
Artikel 81 Plichtsverzuim 66
Artikel 82 Bevoegdheid directie. Hoor en wederhoor. Procedurevoorschriften 66
Artikel 83 Disciplinaire straffen. Beroep 66
Hoofdstuk II Voorschriften bij hoofdstuk I 68
Afdeling 1 Uitgangspunten sociaal beleid 68
Artikel 84 Personeelsbeleid 68
Artikel 85 Organisatiebeleid 68
Artikel 86 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 87 Informatiebeleid 69
Afdeling 2 Diversen 70
Artikel 88 Beleid gericht op het voorkomen en bestrijden van discriminatie en seksuele intimidatie 70
Artikel 89 Uitzendkrachten 70
Hoofdstuk III Collectief gedeelte. Verhouding werkgever en
Vakverenigingen/Ondernemingsraad ........................................................................................
........................................................................................................... 71
Artikel 90 Fusie/Reorganisatie 71
Artikel 91 Werkgelegenheidsbeleid. Informatie 71
Artikel 92 Vakverenigingen. Overleg 71
Artikel 93 Werkgeversbijdrage aan vakverenigingen 72
Artikel 94 Faciliteiten vakverenigingen 72
Hoofdstuk IV Klachten- en geschillenregeling 74
Artikel 95 Geschillen 74
Artikel 96 Klachtrecht voor individuele werknemers 74
Bijlage 1 Regeling Functiewaardering 2004 75
Bijlage 2 Salarisregeling 91
Bijlage 3 Regeling toeslagen en vergoedingen*) 98
Bijlage 4 Verzuimprotocol XXX 000
Bijlage 4A Beleid HTM ten aanzien van alcohol en drugs en medicijnen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden 109
Bijlage 5 Arbeidsvoorwaarden oudere werknemers / preventiebeleid 112
Bijlage 6 Wachtgeldregeling 119
Bijlage 6A Sociaal Plan 126
Bijlage 6B Sociaal Plan 2011 - 2013 162
Bijlage 7 Regeling variabele werktijden 187
Bijlage 8 Regeling Arbeidsduurverkorting 189
Bijlage 9 Dienstrooster voor het rijdend personeel 194
Bijlage 9A Regeling dienst- en rusttijden voor: Medewerkers Klantenservice, Exploitatiebegeleiders en roosterpersoneel bij de afdeling Informatie en Controle 229
Bijlage 10 Regeling Dienstjubilea 232
Bijlage 11 Regeling Studiefaciliteiten 234
Bijlage 12 Reglement Ombudsman Personeel HTM 238
Bijlage 13 Regeling voor de permanente geschillencommissie 247
Bijlage 14 Klachtenregeling Seksuele Intimidatie en Discriminatie 255
Bijlage 15 Financiële Regelingen 261
§ 1 Vergoedingsregeling reiskosten voorafgaand aan verhuizing 262
§ 2 Verhuiskostenregeling bij indiensttreding 263
§ 3 Reiskostenregeling woon- werkverkeer 265
§ 4 Regeling vrij vervoer 267
§ 5 Vergoedingsregeling dienstgebruik eigen auto 269
§ 6 Vergoedingsregeling telefoonkosten 272
§ 7 Vergoedingsregeling verlenging rijbewijs 274
§ 8 Vergoedingsregeling bedrijfshulpverlening 275
§ 9 Verhuiskostenregeling bij het verlaten van de dienstwoning 276
§ 10 Vergoedingsregeling stagiaires 278
§ 11 Regeling reis en verblijfskosten buitenlandse dienstreizen 280
§ 12 Regeling reiskostenvergoeding bij begin of einde dienst buiten de standplaats Den Haag.
................................................................................................................ 282
§ 13 Tegemoetkoming ziektekosten 284
Bijlage 16 Regeling vrije tijdsafspraken kopen, verkopen of sparen 288
Bijlage 17 Regeling Arbeidsvoorwaarden Leerlingwerknemers 295
Bijlage 18 VPL-CAO inzake een extra bijdrage van HTM aan de FPU-uitkering en het ABP- keuzepensioen 299
Preambule
Sociaal Plan
Op personeel wiens formatieplaats komt te vervallen gedurende de reorganisatie Perspectief 2013, is het Sociaal Plan 2011 – 2013 van toepassing dat is opgenomen als bijlage 6B.
Dit nieuwe Sociaal Plan vervangt derhalve vanaf 1 januari 2011 tot vooralsnog 1 januari 2013, de wachtgeldregeling die als bijlage 6 in de CAO is opgenomen en het huidige Sociaal Plan dat als bijlage 6A in de CAO is opgenomen.
Voor werknemer die reeds vóór 1 januari 2011 tengevolge van een reorganisatie boventallig is verklaard blijft de wachtgeldregeling en het Sociaal Plan van toepassing die golden op het moment dat hem is medegedeeld dat hij boventallig is.
Salarisafspraken, tussentijdse aanpassingen van de CAO
In de tweede helft van 2012 zullen partijen nader overleg plegen over een mogelijke aanpassing van de salarissen vanaf 2013. Bij het overleg over de beloning kunnen partijen andere CAO- wijzigingsvoorstellen inbrengen. Hierbij zullen in elk geval de resultaten en de aanbevelingen van de paritaire commissies zoals genoemd onder ‘Studies van Partijen’ worden betrokken.
Zowel de salarisaanpassing als andere CAO-wijzigingen kunnen eerst vanaf 1 januari 2013 ingaan. De CAO zal alsdan tussentijds worden aangepast.
Studies van partijen
In paritaire commissies zal een modernisering en verdere aanpassing van de CAO worden voorbereid. Het gaat om de volgende onderwerpen:
a. leeftijdsfasebewust personeelsbeleid (waaronder de OWN-regeling);
b. modernisering en vereenvoudiging van de CAO (waaronder bijlage 9);
c. de werkkostenregeling.
De commissies moeten vóór 1 juli 2012 aan partijen rapporteren.
Afspraken uit de Preambule in de CAO, geldend voor de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 december 2010, die nog niet zijn afgerond en derhalve opnieuw worden opgenomen in de Preambule van deze CAO.
1. Ontwikkeltraject buschauffeurs
OV Bus start in 2010 met een EVC-procedure voor buschauffeurs, gevolgd door een op maat gemaakt BBL-traject naar de kwalificatie Chauffeur Personenvervoerder.
2. Afspraken over het certificaat Erkenning van Verworven Competenties (EVC-certificaat)
Gedurende de looptijd van de CAO onderzoekt HTM de mogelijkheden om een standaardopleidingsprogramma aan te bieden dat leidt tot het behalen van het EVC-certificaat, voor de volgende categorieën werknemers:
- trambestuurders en RandstadRailbestuurders;
- buschauffeurs
- uitvoerend technisch personeel
- controleurs.
Hoofdstuk I De individuele arbeidsovereenkomst
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) wordt verstaan onder:
afdelingsleiding:
personeel dat, daartoe door de directie gemandateerd, leiding geeft aan een organisatieonderdeel in de functie van manager, afdelingshoofd of bedrijfsleider.
bezoldiging:
het salaris verhoogd met alle toeslagen en vergoedingen met uitzondering van:
a. vergoedingen die het karakter dragen van kostenvergoeding;
b. vakantietoeslag;
c. de vergoeding voor overwerk en arbeid op feestdagen en voor het verplaatsen van vrije dagen als bedoeld in artikel 30 van de CAO;
d. toeslagen voor tijdelijke functies als bedoeld in artikel 1 van bijlage 3.
directie:
de algemeen directeur en de overige statutair directeuren
feestdag:
Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Bevrijdingsdag (met die verstande dat deze dag vanaf 1 januari 2004 uitsluitend als feestdag geldt in de jaren waarin deze dag als Nationale feestdag wordt aangemerkt, zijnde eens in de vijf jaar), Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag en Koninginnedag.
huwelijk:
een verbintenis tussen twee personen, conform artikel 1:67 van het Burgerlijk Wetboek.
Met huwelijk wordt gelijkgesteld het geregistreerde partnerschap, conform artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek.
leerling-werknemer:
een leerling die een opleiding volgt in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg en die in het kader daarvan een praktijkopleiding bij de werkgever volgt.
ondernemingsraad:
het medezeggenschapsorgaan als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Ondernemingsraden.
partner:
de echtgeno(o)t(e) of hij/zij die met de ongehuwde werknemer volgens een door beiden ondertekende en bij de werkgever gedeponeerde verklaring gedurende tenminste zes maanden een gemeenschappelijke en duurzame huishouding voert als waren zij gehuwd.
Met een ongehuwde werknemer bedoeld in de eerste volzin wordt gelijkgesteld een gehuwde werknemer die duurzaam gescheiden van diens echtgeno(o)t(e) leeft.
partijen bij de CAO:
partij te ener zijde: HTM Personenvervoer NV. (HTM).
partij te anderer zijde: FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond.
rijdend personeel:
personeel werkzaam in de functie van buschauffeur of trambestuurder, of RandstadRailbestuurder of een combinatie van deze functies.
roosterpersoneel:
werknemers die volgens xxxxxxx arbeid verrichten op andere tijden dan op de werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 19.00 uur.
roostervrije dag:
iedere dag van de kalenderweek waarop volgens rooster of werktijdregeling geen arbeid behoeft te worden verricht.
salaris:
het bruto maandbedrag, waarop de werknemer krachtens het bepaalde in artikel 22 van deze CAO, aanspraak heeft.
stagiair:
xxxxxxxx of student die als onderdeel van zijn (beroeps)opleiding gedurende enige tijd in de onderneming werkzaam is.
uitvoerend technisch personeel
werknemers werkzaam bij de afdeling HTM-Infra, Railmaterieel of Wagenparkservice in een functie waarvan bij functiewaardering punten worden toegewezen voor het gezichtspunt “bezwarende werkomstandigheden”.
NB) Dit betreft werknemers die in overwegende mate handarbeid verrichten en belast zijn
met het maken, herstellen of monteren, zoals monteurs, lassers en dergelijke. Maar ook de wisselreiniger en de baanvakreiniger worden onder deze categorie personeel gerekend.
Toezichthouders en magazijnpersoneel dat niet zelf in overwegende mate met uitvoerende technische werkzaamheden is belast, valt niet onder deze groep personeel.
uurloon:
voor het rijdend personeel : het salaris gedeeld door 160,03. voor het overige personeel : het salaris gedeeld door 164,02
vakantiewerker:
scholier of student die in de schoolvakanties gedurende betrekkelijk korte tijd in de onderneming werkzaam is.
vervoersafdelingen:
afdeling Rail, vestigingen Lijsterbesstraat, Scheveningen en Zichtenburg, afdeling Bus, vestigingen Radarstraat, Telexstraat en Beheer, afdeling Informatie en Controle en de afdeling Centrale Verkeersleiding.
werkdag:
iedere dag van de kalenderweek waarop volgens rooster of werktijdregeling arbeid moet worden verricht.
werkgever:
de partij ter ene zijde van deze overeenkomst dan wel een dochteronderneming waarop deze overeenkomst van toepassing is, die met de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten.
werknemer:
de man of vrouw die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de werkgever.
Artikel 2 Looptijd, wijziging en opzegging CAO
1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016.
2. Indien noch partij ter ene zijde, noch één van de organisaties tezamen vormende partij ter andere zijde bij de CAO uiterlijk drie maanden vóór het tijdstip waarop deze CAO eindigt bij aangetekende brief te kennen heeft gegeven, dat zij de overeenkomst wenst te beëindigen of te wijzigen, zal de overeenkomst geacht worden telkens voor één jaar stilzwijgend te worden verlengd.
3. In geval van opzegging als omschreven in lid 2 van dit artikel zullen partijen de onderhandelingen en het overleg over een nieuwe CAO uiterlijk in de maand maart 2009 aanvangen. Hiertoe zullen partijen tijdig vóór 1 maart 2009 hun voorstellen aan de andere CAO-partij doen toekomen.
Tijdens dit overleg blijft de CAO volledig van kracht. Zodra komt vast te staan dat tussen partijen geen volledige overeenstemming is bereikt, wordt de CAO als beëindigd beschouwd.
Artikel 3 Karakter van de CAO
De bepalingen van de CAO hebben een standaardkarakter, tenzij uit de tekst van een bepaling blijkt, dat er sprake is van een minimumbepaling.
Artikel 4 Werkingssfeer. Voor wie geldt deze CAO?
1. De in deze CAO vermelde arbeidsvoorwaarden zijn met inachtneming van de in de volgende leden van dit artikel vermelde uitzonderingen van toepassing op alle werknemers in dienst van HTM Personenvervoer NV en lid van één der organisaties tezamen vormende partij ter andere zijde
2. De werkgever is gehouden de bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden voorkomend in deze CAO ook in acht te nemen in de individuele arbeidsovereenkomsten, die hij aangaat met werknemers die niet lid zijn van één der organisaties tezamen vormende partij ter andere zijde.
3. Deze CAO is niet van toepassing op:
a. de directie;
b. vakantiewerkers;
c. stagiaires, met uitzondering van de Vergoedingsregeling, opgenomen in de Financiële Regelingen, bijlage 15, § 10.
4. Op leerling-werknemers is de Regeling Arbeidsvoorwaarden Leerling-werknemers, zoals opgenomen in bijlage 17 van de CAO, van toepassing.
Afdeling 2 Aanvang, inhoud en einde van de arbeidsovereenkomst
Artikel 5 (On)bepaalde tijd. Proeftijd
1. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor bepaalde tijd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.
2. Met inachtneming van het in de leden 3, 4 en 5 van dit artikel bepaalde, kan overeengekomen worden, dat de eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst als proeftijd als bedoeld in artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek gelden.
3. De in het tweede lid bedoelde proeftijd blijft beperkt tot één maand ingeval:
a. de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor korter dan twee jaar;
b. het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is
gesteld.
4. Geen proeftijd kan worden overeengekomen met werknemers, die, na een periode als uitzendkracht bij de werkgever gewerkt te hebben, aansluitend een, qua functie identieke, arbeidsovereenkomst sluiten, tenzij de totale duur van uitzendarbeid en overeengekomen proeftijd een periode van twee maanden niet overschrijdt.
5. Het in lid 4 van dit artikel bepaalde is eveneens van toepassing op de werknemers, die aansluitend op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een, qua functie identieke, arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd sluiten.
Artikel 6 Bepaalde tijd
1. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt gesloten voor ten hoogste één jaar, tenzij er redenen zijn om een arbeidsovereenkomst voor langere tijd af te sluiten. In dat geval worden deze redenen in de arbeidsovereenkomst vermeld.
2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege, of wordt gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij er redenen zijn om na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af te sluiten. In dat geval worden de redenen in de 2e (of 3e) arbeidsovereenkomst genoemd.
NB 1) Zie artikel 8, lid 2 sub e.
NB 2) Dit artikel is niet van toepassing op werknemers waarmee HTM een
arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (een zgn. 0-urencontract) heeft gesloten. Zie hiervoor artikel 7.
Artikel 7 Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (0-urencontract)
1. Ten hoogste 5% van de openbaar vervoer diensten die HTM per jaar levert, mag worden uitgevoerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (0- urencontract).
2. De arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht wordt aangegaan voor de duur van ten hoogste 6 maanden. Tussen twee opeenvolgende contracten ligt een periode van tenminste 3 maanden en 1 dag, waarin de werknemer niet in dienst is van HTM.
3. Rijdend personeel met een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht wordt per gewerkt uur beloond overeenkomstig het uurloon van salarisgroep 54.
NB) Salarisgroep 54 is gelijk aan salarisgroep 55, de geldende salarisgroep die normaliter voor het rijdend personeel geldt, maar dan zonder ingebouwde onregelmatigheidstoeslag. Personeel dat is ingedeeld in salarisgroep 54 heeft recht op een onregelmatigheidstoeslag als genoemd in artikel
28.
4. In het uurloon wordt 8% vakantietoeslag en de loonwaarde van een evenredig deel van 23 vakantiedagen (per jaar, op fulltime basis) opgenomen.
5. Per oproep wordt ten minste 3 uur uitbetaald.
6. In de arbeidsovereenkomst worden afspraken opgenomen over de dagen waarop en de tijdstippen waarbinnen de werknemer zich beschikbaar houdt voor werk, dagen waarop en de tijdstippen waarbinnen hij telefonisch of per e-mail opgeroepen kan worden om te komen werken en de minimale termijn tussen oproep en opkomst. De werknemer is verplicht gehoor te geven aan de oproep wanneer aan deze criteria wordt voldaan.
NB) Werkgever en werknemer komen schriftelijk overeen op welke wijze de oproepen zullen plaatsvinden (per telefoon of per e-mail).
7. Diensten langer dan 5,5 uur worden onderbroken door een pauze van tenminste 15 minuten.
NB) Werknemers met een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht zullen niet worden ingezet voor diensten, die niet kunnen worden verricht door personeel waarop bijlage 9 van toepassing is.
8. Het bepaalde in deze CAO is van overeenkomstige toepassing op werknemers met een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht, tenzij uit de aard van de betreffende CAO-bepaling blijkt dat deze niet bedoeld kan zijn voor werknemers met een
arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht. Indien hierover verschil van mening ontstaat tussen werknemer en werknemer zullen partijen nader overleggen of de betreffende bepaling dient te worden toegepast.
De volgende bijlagen van de CAO zijn in elk geval niet van toepassing op de werknemer met een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht:
Bijlage 5, OWN-regeling;
Bijlage 8, regeling arbeidsduurverkorting;
Bijlage 9, regeling dienstroosters voor het rijdend personeel; Bijlage 15, financiële regelingen;
Bijlage 16, regeling vrije tijdsaanspraken kopen, verkopen of sparen Bijlage 18, VPL-CAO
Artikel 8 Indiensttreding. Het contract
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan.
Zij wordt in tweevoud opgemaakt en door de werkgever en werknemer ondertekend, waarna beiden één exemplaar behouden.
De werkgever verstrekt voorts aan de werknemer een ringband ‘CAO en diverse regelingen’,
waaronder het Reglement ondernemingsraad HTM en het Bedrijfskledingreglement.
2. In de arbeidsovereenkomst dient te worden vermeld:
a. de datum van indiensttreding;
b. indien overeengekomen het tijdvak van de proeftijd, bedoeld in artikel 5, lid 2, op straffe van nietigheid van dit beding bij niet vermelding in de arbeidsovereenkomst;
c. de functie waarin en het salaris waarop de werknemer is aangesteld, dit laatste met verwijzing naar en aanduiding van de functionele salarisgroep; bij gebreke hiervan dient vermeld te worden binnen welke termijn de functiebeschrijving en functiewaardering zal plaatsvinden;
d. de overeengekomen arbeidsduur per week. In geval van deeltijdarbeid tevens de spreiding van het overeengekomen aantal arbeidsuren over week en dag(en);
e. of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor bepaalde tijd is gesloten. In geval van een voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, de reden(en) waarom en de periode waarvoor deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan.
x. xx xx dan niet deelname aan de pensioenregeling;
g. het van toepassing zijn van deze CAO;
h. bijzondere afspraken waarvan schriftelijke vastlegging van belang is voor een correcte nakoming van rechten en verplichtingen, voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst.
Artikel 9 Wijzigingen
Overeengekomen wijzigingen van onderdelen van de arbeidsovereenkomst genoemd in artikel 8, geschieden schriftelijk door de werkgever, tenzij deze wijzigingen voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst zelf, dan wel een gevolg zijn van wettelijke maatregelen, van wijziging van de CAO dan wel van overleg met de ondernemingsraad.
Artikel 10 Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
1. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt, onverminderd het bepaalde in lid 2, door opzegging nadat de ingevolge artikel 6 BBA (Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen) vereiste toestemming is verkregen en met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen, vermeld in de artikelen 11 t/m 13.
2. De arbeidsovereenkomst eindigt zonder dat opzegging vereist is:
a. door het overlijden van de werknemer;
b. met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt (zie voorts lid 3);
c. door beëindiging met wederzijds goedvinden;
d. door beëindiging tijdens de proeftijd als bedoeld in artikel 5, lid 2;
e. door beëindiging op staande voet wegens dringende redenen op grond van de artikelen 7:677 jo. 7:678 en 7:679 van het Burgerlijk Wetboek;
f. door ontbinding wegens gewichtige redenen door de (kanton)rechter op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
3. De beëindiging bedoeld in lid 2 onder b kan, indien de werknemer xxxxx uiterlijk twee maanden van tevoren schriftelijk verzoekt, ook ingaan op de dag waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Artikel 11 Opzegging. Algemeen
1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever of de werknemer dient schriftelijk en zodanig plaats te vinden, dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de maand.
2. De opzegtermijn vangt aan zodra de opzegging de wederpartij bereikt heeft. Nochtans heeft ook een opzegging die de wederpartij niet of niet tijdig heeft bereikt haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen.
Artikel 12 Opzegtermijn werkgever
1. Voor de werkgever gelden de wettelijke opzegtermijnen als bedoeld in artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Met inachtneming van het in het derde lid van dit artikel bepaalde, bedraagt de opzegtermijn derhalve bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
x. xxxxxx dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
3. Indien voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst toestemming is verleend ingevolge artikel
6 BBA (Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen), worden de in het tweede lid onder b tot en met d vermelde opzegtermijnen met één maand verkort.
Artikel 13 Opzegtermijn werknemer
Voor de werknemer geldt de wettelijke opzegtermijn van één maand, als bedoeld in artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 14 Einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
1. De (voortgezette) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege, zonder dat daartoe voorafgaande opzegging nodig is, door het verstrijken van de overeengekomen tijd, tenzij aan deze arbeidsovereenkomst reeds op een eerder tijdstip een einde is gekomen op grond van de omstandigheden genoemd in artikel 10, lid 2.
2. Indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar of langer is de werkgever gehouden om de werknemer uiterlijk één maand vóór het verstrijken van de bepaalde tijd schriftelijk hierop te wijzen.
3. Wanneer de werkgever nalaat dit te doen, wordt hij geacht te kennen hebben gegeven nadien een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar aan te gaan.
Afdeling 3 Enkele verplichtingen van werknemer en werkgever
Artikel 15 Werknemersverplichtingen. Algemeen
1. De werknemer is verplicht:
a. de hem door de werkgever opgedragen werkzaamheden goed, ordelijk en op verantwoorde wijze naar zijn beste vermogen te verrichten en daarbij zich te houden aan de geldende bedrijfsregels, werkinstructies en veiligheidsvoorschriften die hem door of namens de werkgever worden verstrekt;
b. in goede onderlinge verhoudingen met de overige werknemers zijn werkzaamheden te verrichten en zich te onthouden van discriminatie en seksuele intimidatie, zoals verder benoemd in bijlage 14;
c. zich tegenover het reizigerspubliek, overige derden, alsmede tegenover de overige werknemers te onthouden van gedragingen en uitspraken die de goede naam van de werkgever kunnen schaden;
d. zich te onthouden van misbruik van de faciliteiten van de werkgever voor publicaties van welke aard dan ook, zoals bijvoorbeeld publicatieborden;
e. met uitzondering van het bepaalde in lid 3 en in lid 4 met behoud van al hetgeen uit de dienstbetrekking wordt genoten tijdelijk (ook bij een andere afdeling) passende andersoortige dan de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, waartoe onder meer gerekend worden werkzaamheden verband houdende met sneeuwval of werkzaamheden onder vergelijkbare omstandigheden, indien hem dit door of namens de werkgever wordt opgedragen.
2. a. Het is een werknemer niet toegestaan, behoudens toestemming van de werkgever, zijn vaste woonplaats buiten een straal van 15 kilometer van de plaats van tewerkstelling te hebben. De werkgever kan in verband met het belang van de dienst een woonplaats aanwijzen.
b. De werkgever kan een werknemer verplichten binnen zekere afstand te wonen van de plaats, waar hij zijn werkzaamheden gewoonlijk verricht.
3. De werknemer kan niet worden opgedragen de werkzaamheden van stakers over te nemen.
5. De werknemer in de functie van buschauffeur dient in het bezit te zijn van het chauffeursdiploma CCV-B.
NB) De wettelijke ontheffing voor chauffeurs werkzaam voor minder dan 12 uur per week geldt derhalve
niet.
6. De werknemer in de functie van buschauffeur dient een uittreksel van het dienstrooster en een afschrift van de dienstregeling bij zich te hebben.
7. Het is de werknemer niet toegestaan tijdens de dienst onder invloed van alcohol of drugs te verkeren. Het beleid van HTM ten aanzien van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden is opgenomen in bijlage 4A.
Artikel 16 Nevenfuncties
Het is de werknemer niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de werkgever betaalde werkzaamheden voor derden te verrichten dan wel als zelfstandige werkzaam te zijn.
Artikel 17 Schadevergoeding
1. In geval een werknemer schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is de werknemer te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
2. De werkgever is bevoegd de schade, waarvoor de werknemer krachtens het vorige lid aansprakelijk is geheel of gedeeltelijk te verhalen op de werknemer.
3. Verkeersboetes voor overtredingen in HTM-voertuigen, worden verhaald op de werknemer die de overtreding heeft begaan, met uitzondering van boetes voor de laagste categorie snelheidsovertredingen tijdens de uitoefening van de functie.
4. Schadevergoedingen kunnen worden gecompenseerd met al hetgeen de werknemer van de werkgever te vorderen heeft, met dien verstande, dat indien een en ander met de bezoldiging wordt verrekend, per betalingstermijn ten hoogste 1/10 van het uit te betalen bedrag kan worden ingehouden.
5. Tegen een beslissing zoals genoemd in lid 2 kan de werknemer beroep instellen bij de Permanente Geschillencommissie conform het bepaalde in artikel 95. Indien de werknemer beroep instelt, vindt compensatie dan wel verhaal eerst plaats nadat de commissie tot een uitspraak is gekomen.
NB) Zie artikel 95 jo. bijlage 13 (Regeling Permanente Geschillencommissie).
Artikel 18 Werkgeversverplichtingen. Algemeen
De werkgever is verplicht met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aan te gaan, waarbij met inachtneming van artikel 4, lid 3 deze CAO van toepassing wordt verklaard en voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 8.
Artikel 19 Arbeidsomstandigheden
1. De werkgever zal zo nodig naast de wettelijke voorschriften zoals de Arbeidsomstandighedenwet zelf beveiligingsregels opstellen en beveiligingsmiddelen verstrekken.
2. De bedrijfsmiddelen (autobussen, trams, machines, werktuigen, gereedschappen e.d.), de werkruimtes (kantoren, werkplaatsen, garage, remise e.d.), de bedrijfskleding, de personeelsverblijven en de eindpuntvoorzieningen dienen naast de wettelijke verplichtingen hieromtrent te voldoen aan gerechtvaardigde verlangens van de werknemers.
3. De ARBOgroep wordt door de werkgever voldoende uitgerust en bemand om zijn taak te kunnen verrichten. Daarnaast draagt de werkgever ook zorg voor een doelmatige organisatie
en uitrusting van de EHBO-posten in de onderneming teneinde bij voorkomende bedrijfsongevallen aan getroffen werknemers adequate eerste hulp te kunnen verlenen.
NB) Zie voorts artikel 86.
Artikel 20 Faciliteiten zwangere werkneemsters
1. De werkgever organiseert de arbeid zodanig en richt de arbeidsplaats zodanig in, dat de arbeid geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werkneemster en/of het ongeboren kind.
2. Indien nakoming van het in lid 1 bepaalde redelijkerwijs niet mogelijk is en op grond van een door de bedrijfsarts verstrekt advies blijkt, dat het verrichten van de overeengekomen arbeid gezondheidsrisico's met zich meebrengt, wordt door een tijdelijke aanpassing van de arbeid of van de arbeids- en rusttijden, voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werkneemster en/of het ongeboren kind wordt veroorzaakt.
3. Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de werkneemster in overleg met de bedrijfsarts en de outplacementfunctionaris tijdelijk andere werkzaamheden gegeven.
4. Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt de werkneemster tijdelijk met behoud van al hetgeen uit de dienstbetrekking wordt genoten vrijgesteld van het verrichten van arbeid.
Artikel 21 Dienst- en werkkleding
De kosten voortvloeiend uit de verstrekking van voorgeschreven HTM representatieve bedrijfskleding komen ten laste van de werkgever overeenkomstig het Bedrijfskledingreglement.
NB) Dit reglement is opgenomen in deze ringband na het tabblad ‘Bedrijfskleding’. Zie voorts artikel 8 lid 1 voor de verstrekking.
Afdeling 4 Salaris/bezoldiging, toeslagen, overige financiële verplichtingen en sociale zekerheid
§ 1 Salaris
Artikel 22 Salarisvaststelling. Functiewaardering
1. De functies van de werknemers, met uitzondering van rijdend personeel en controleur, zijn of worden ingedeeld in functiegroepen op basis van de “Regeling Functiewaardering HTM 2004”.
2. De “Regeling Functiewaardering HTM 2004” is gebaseerd op de toepassing van:
- het ORBA-systeem voor functiegroep 1 tot en met 9
- de Hay-methode voor functiegroepen boven 9
3. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste indeling van de functies in de functiegroepen.
4. De regelingen inzake de toepassing van de referentiemethode zijn vastgelegd in bijlage 1:
“Regeling Functiewaardering HTM 2004”.
5. Bij elke functiegroep behoort een loonschaal. De loonschalen zijn opgenomen in bijlage 2: salarisregeling.
6. De directie bepaalt de functionele loonschaal van functies op grond van een door de Indelingscommissie Functiewaardering opgesteld advies voor functiegroepindeling.
7. De in artikel 3 van bijlage 2 vermelde salarissen zijn gebaseerd op een volledig dienstverband. In geval van een deeltijddienstverband wordt het salaris vastgesteld naar evenredigheid van het overeengekomen aantal uren.
Artikel 23 Periodiek. Toekenning. Onthouding. Beroep
1. Bij een normaal goede dienstuitoefening kent de werkgever jaarlijks gerekend vanaf de datum van indiensttreding, zijnde de periodiekdatum, aan de werknemer van 21 jaar en ouder een periodiek toe totdat het maximum van de voor de werknemer geldende salarisgroep is bereikt.
2. Bij de leeftijdssalarissen wordt de periodiek toegekend met ingang van de maand waarin een hogere leeftijd wordt bereikt.
3. Indien de werkgever daartoe aanleiding ziet, kan hij aan een werknemer al dan niet met behoud van de periodiekdatum één of meer extra periodieken in de voor de werknemer geldende salarisgroep toekennen.
4. Bij een niet normaal goede dienstuitoefening kan de werkgever besluiten de werknemer tijdelijk een volgende periodiek te onthouden.
5. Tegen een beslissing zoals genoemd onder lid 4 kan de werknemer beroep instellen bij de Permanente Geschillencommissie conform het bepaalde in artikel 95.
6. Voor werknemers, ingedeeld in salarisschaal 13 t/m 17, werknemers in de functie van afdelingshoofd ingedeeld in schaal 12 en personeel dat op grond van de voor hen vóór 2004 geldende beloningmethode is ingedeeld in één van de Hay-schalen, geldt een aparte beloningsmethode. Voor hen is het bepaalde in lid 1 t/m 5 derhalve niet van toepassing.
Artikel 24 Toeslag bij waarneming hoger geclassificeerde functie
1. De werknemer, die tijdelijk wordt tewerkgesteld in een hoger geclassificeerde functie dan de functie die hij krachtens arbeidsovereenkomst uitoefent, ontvangt een toeslag op zijn salaris overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.
2. Voor een toeslag zoals genoemd in lid 1 komt in aanmerking de werknemer die de hoger geclassificeerde functie volledig vervult, alsmede de werknemer die naast zijn eigen taak, welke hij ten dele blijft verrichten, voor een belangrijk deel belast wordt met de waarneming van een hoger geclassificeerde functie waardoor er, naar het oordeel van de werkgever, sprake is van reële taakverzwaring.
3. Voor de werknemer, wiens maximumsalaris hoger is dan het maximum van salarisgroep 5, bestaat eerst aanspraak op de toeslag, indien de tewerkstelling zonder onderbreking een maand of langer duurt.
Voor de werknemer, wiens maximumsalaris niet hoger is dan het maximum van salarisgroep 5, bestaat eerst aanspraak op toeslag, indien de tewerkstelling binnen een maand tenminste
5 dienstdagen heeft geduurd.
4. De toeslag bedraagt het verschil tussen het eigen salaris, inclusief alle vaste toeslagen, en het salaris, inclusief alle vaste toeslagen, dat bij aanstelling van de werknemer in de waargenomen functie zou worden toegekend.
5. Indien de tewerkstelling zonder onderbreking of met een onderbreking van in totaal niet langer dan 30 dienstdagen ten minste een jaar heeft geduurd, wordt de toeslag bij verlof doorbetaald.
6. Indien de toepassing van deze regeling naar het oordeel van de werkgever niet tot een redelijke uitkomst zou leiden, kan zij in individuele gevallen op voor de werknemer positieve wijze afwijken.
7. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op werknemers wier maximumsalaris het maximum van salarisgroep 9 overschrijdt.
Artikel 25 Wijze van betaling van de bezoldiging
1. De betaling aan de werknemer van zijn bezoldiging geschiedt maandelijks via (post)bank op een tijdig door of namens de werkgever bekend te maken tijdstippen.
2. Bij de maandelijkse betaling wordt een specificatie verstrekt.
Artikel 26 Loonafspraken
1. Met ingang van 1 januari 2012 worden de salarissen en de daarvan afgeleide toeslagen met 1,0% verhoogd.
2. Met ingang van 1 oktober 2012 worden de salarissen en de daarvan afgeleide toeslagen met 1,0% verhoogd.
3. In de tweede helft van 2012 zullen partijen nader overleg plegen over een mogelijke aanpassing van de salarissen vanaf 2013. Bij het overleg over de beloning kunnen partijen andere CAO-wijzigingsvoorstellen inbrengen. Hierbij zullen in elk geval de resultaten en de aanbevelingen van de paritaire commissies zoals genoemd in de preambule worden betroken. Zowel de salarisaanpassing als andere CAO-wijzigingen kunnen eerst vanaf 1 januari 2013 ingaan. De CAO zal alsdan tussentijds worden aangepast.
4. De eindejaarsuitkering, die jaarlijks in de maand december wordt toegekend, bedraagt €
675,70 bruto met ingang van december 2012.
Werknemers die in de loop van het jaar in dienst treden, in de loop van het jaar met ontslag gaan, of die (een deel van het jaar) parttime hebben gewerkt, krijgen een eindejaarsuitkering naar rato.
De eindejaarsuitkering telt niet mee in de berekeningsgrondslag voor het pensioen (er wordt dus geen pensioenpremie betaald over de eindejaarsuitkering).
De eindejaarsuitkering wordt bij algehele salarisverhogingen dienovereenkomstig aangepast.
§ 2 Toeslagregelingen
Artikel 27 Algemeen. Indexering toeslagen
1. In overleg tussen de CAO-partijen kan worden besloten dat toeslagen die zich daartoe lenen tot een gemiddeld bedrag worden herleid.
2. Bij iedere algemene salarisverhoging worden de toeslagen zoals genoemd in bijlage 3 en in bijlage 15 § 8 en § 10, alsmede de berekeningsgrondslag voor de onregelmatigheidstoeslag en de toeslag verschoven arbeidstijd zoals genoemd in respectievelijk artikel 28 lid 8 en artikel 29 lid 5, alsmede de uitkering als bedoeld in artikel 66 lid 6, dienovereenkomstig aangepast.
NB) Zie artikel 26.
Artikel 28 Bij onregelmatige diensten
1. De werknemer die volgens rooster of werktijdregeling arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur ontvangt een onregelmatigheidstoeslag conform het bepaalde in de leden 2 tot en met 6. Deze toeslag geldt niet voor:
a. werknemers ingedeeld in salarisschaal 51, 55, 62, 71, 72 of 82;
b. werknemers waarvan het maximum van de salarisgroep waarin men is ingedeeld het maximum van salarisgroep 10 overschrijdt.
2. De in lid 1 bedoelde toeslag bedraagt 20% per gewerkt uur op de werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur.
3. Voor de in lid 2 genoemde ochtend- en avonduren wordt de toeslag slechts toegekend indien de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur of is beëindigd na 19.00 uur.
4. a. Voor de uren op zaterdag liggend tussen 6.00 en 22.00 bedraagt de toeslag 35% per gewerkt uur;
b. Voor de uren op maandag tot en met zaterdag liggend tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 bedraagt de toeslag 40% per gewerkt uur;
c. Voor uren op zon- en feestdagen bedraagt de toeslag 50% per gewerkt uur.
5. Niet-rijdend roosterpersoneel bij de vervoersafdelingen, wordt voor de toepassing van dit artikel geacht zijn arbeid steeds volgens rooster te verrichten, uitgezonderd tijdens overuren.
6. Indien de toepassing van dit artikel samenvalt met de toepassing van artikel 29 wordt alleen de hoogste toeslag uitbetaald.
7. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die afwijkt van het bepaalde in dit artikel. De werkgever doet daarvan mededeling aan de ondernemingsraad.
8. De toeslag wordt berekend over € 13,29 per 1 januari 2012 en € 13,42 per 1 oktober 2012.
Artikel 29 Bij verschoven arbeidstijd
1. Voor de dagen waarop in opdracht van de werkgever buiten de bij dienstrooster of werktijdregeling vastgestelde uren arbeid wordt verricht op andere tijden dan op de werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur zonder dat daarbij de door genoemd rooster of werktijdregeling aangegeven dagelijkse arbeidsduur wordt overschre- den, ontvangt de werknemer, wiens maximumsalaris het maximum van salarisgroep 9 niet overschrijdt, een toeslag conform het bepaalde in de leden 3 tot en met 7.
2. De in lid 1 genoemde toeslag is niet van toepassing indien van de verschuiving van de arbeidstijd tenminste 7 uur vóór de aanvang van de uit te voeren dienst aan de werknemer mededeling is gedaan, behalve voor werknemers werkzaam bij de technische afdelingen of bij de sectoren Inkoop en Magazijnen. Deze werknemers komen dus voor deze toeslag in aanmerking ongeacht het tijdstip waarop de verschuiving is meegedeeld.
3. De toeslag bedraagt:
a. 25% per gewerkt uur op andere dagen dan de zaterdagen, zondagen en feestdagen tussen 6.00 en 22.00 uur en 50% per gewerkt uur tussen 22.00 en 6.00 uur;
b. 75% per gewerkt uur op zaterdagen;
c. 100% per gewerkt uur op zondagen;
d. 150% per gewerkt uur op feestdagen die samenvallen met een zaterdag of zondag;
e. 175% per gewerkt uur op feestdagen die niet samenvallen met een zaterdag of zondag.
4. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 3 geldt dat:
a. de zaterdag, de zondag en de feestdag geacht worden aan te vangen op de voorafgaande dag om 22.00 uur;
b. de overige dagen geacht worden aan te vangen om 6.00 uur;
c. de dagen die aan een zaterdag, zondag of feestdag voorafgaan geacht worden te eindigen om 22.00 uur;
d. de overige dagen geacht worden te eindigen op de volgende dag om 6.00 uur.
e. werknemers werkzaam bij de afdeling Infrastructuur voor werkzaamheden in de nacht van zondag op maandag de toeslag genoemd in lid 3 onder a ontvangen.
5. De in lid 3 vermelde percentages worden berekend over € 13,29 per 1 januari 2012 en €
13,42 per 1 oktober 2012.
6. Zodra de arbeid in verschoven arbeidstijd langer dan 5 dagen achtereen wordt verricht treedt voor de betrokken werknemer de eigen werktijdregeling of rooster tijdelijk buiten werking.
7. Indien de toepassing van dit artikel samenvalt met de toepassing van artikel 28 wordt alleen de hoogste toeslag uitbetaald.
NB) Indien uren waarvoor onregelmatigheidstoeslag wordt betaald verschoven worden naar uren waarvoor normaliter geen toeslag wordt betaald, wordt de reeds betaalde onregelmatigheidstoeslag op de toeslag verschoven arbeidstijd in mindering gebracht.
Artikel 30 Bij verplaatsing van een vrije dag
1. Aan het roosterpersoneel bij de vervoersafdelingen wordt, indien aan deze werknemers in plaats van een gemiste vrije dag of adv-dag vrij wordt gegeven op een volgens rooster niet vrije dag, een toeslag uitbetaald over de op de gemiste vrije dag gewerkte uren, tenzij het verzetten van de vrije dag geschiedt op verzoek van de betrokken werknemer.
2. Indien er, in een aaneengesloten periode waarin de in het eerste lid genoemde werknemer tijdelijk andere, vervangende werkzaamheden verricht, meerdere vrije dagen worden verzet, bestaat er slechts recht op een toeslag over de gewerkte uren op de eerste- en de laatste gemiste vrije dag in de betreffende periode.
NB) Wanneer bij aanvang en/of aan het eind van een periode op grond van de Arbeidstijdenwet twee
aaneengesloten dagen moeten worden verzet, dan bestaat er recht op een toeslag voor beide dagen.
3. De toeslag voor het verzetten van een vrije zaterdag of vrije zondag bedraagt 40% indien deze wordt verzet naar een doordeweekse dag. In alle andere gevallen bedraagt de toeslag 20%.
Artikel 31 Diverse toeslagen en vergoedingen
1. Werknemers die regelmatig worden ingezet in een andere functie of regelmatig worden belast met andere taken, ontvangen een flextoeslag overeenkomstig het bepaalde in
artikel 1 lid 1 van bijlage 3.
2. De werknemers die wachtdienst verrichten, ontvangen een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van bijlage 3.
3. De werknemers die storingsdienst verrichten, ontvangen een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van bijlage 3.
4. De werknemers die asbestwerkzaamheden verrichten, ontvangen een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van bijlage 3.
5. De werknemers die naast de eigen functie zijn aangesteld als milieucontactpersoon en/of depothouder gevaarlijke stoffen, ontvangen jaarlijks een vergoeding van € 227,= bruto.
6. Een regeling houdende de voorwaarden alsmede een nadere concretisering van aanspraken op vergoedingen is opgenomen in bijlage 15, de Financiële Regelingen.
Artikel 32 Bijzondere beloning
1. Een bijzondere beloning kan door de werkgever worden toegekend aan een werknemer die zich onderscheiden heeft door het betonen van een meer dan normaal te achten dienstvervulling.
2. De in lid 1 genoemde beloning kan bestaan uit een gratificatie of de toekenning van één of meer extra verlofdagen.
Artikel 33 Bonus voor elk kwartaal dat men niet ziek is
Met ingang van 1 juli 2005 ontvangt elk fulltime personeelslid, dat een kwartaal niet wegens ziekte heeft verzuimd, een bonus van € 125,- bruto. De bonus wordt uitbetaald bij het salaris van de
tweede
maand na het betreffende kwartaal. Indien in een kwartaal uitsluitend is verzuimd door ziekte ten gevolge van een bedrijfsongeval of door een agressie-incident tijdens de uitoefening van het werk, wordt eveneens een bonus van € 125,- toegekend.
Personeel, waarvan het fulltime salaris gelijk of lager is dan het maximum van salarisgroep 55 (trede 21), mag per kwartaal, kiezen voor een extra vakantiedag in plaats van de bonus van € 125,-.
Personeel dat in deeltijd werkt krijgt een bonus (of vakantiedag) naar rato.
§ 3 Vakantietoeslag, jubileumuitkering en overige financiële verplichtingen
Artikel 34 Vakantietoeslag
1. De vakantietoeslag bedraagt 8 % van de in enig jaar geldende jaarbezoldiging, uit te betalen tegelijk met de bezoldiging over de maand mei, tenzij de werknemer op dat tijdstip korter dan twee maanden in dienst is en de overeengekomen proeftijd nog niet verstreken is. In dat geval en eveneens bij indiensttreding na het hiervoor genoemde betalingstijdstip vindt uitbetaling plaats tegelijk met de bezoldiging over de maand december, doch desge- wenst vroeger, indien de werknemer eerder minimaal vijf aaneensluitende vakantiedagen opneemt.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vakantietoeslag naar evenredigheid berekend, waarbij de maand op 30 en het jaar op 360 dagen wordt gesteld, indien de arbeidsovereenkomst in het lopende kalenderjaar korter dan dat jaar zal (blijken te) zijn. Indien de werknemer ten gevolge hiervan een te hoog bedrag vakantietoeslag heeft ontvangen, is hij gehouden het te veel aan hem uitbetaalde te restitueren, hetgeen voor zover mogelijk in beginsel gebeurt door middel van inhouding op de (laatste) bezoldiging.
3. Restitutie als bedoeld in het vorige lid blijft achterwege in geval:
a. de arbeidsovereenkomst eindigt door overlijden van de werknemer;
b. de werknemer sedert 31 mei 1977 onafgebroken in dienst is en hij de dienst verlaat wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd (zie artikel 10, lid 2, sub b) of de dienst verlaat met recht op invaliditeitspensioen.
4. De uitbetaling in mei als bedoeld in lid 1 heeft voor wat betreft de nog niet verstreken maanden van het lopende kalenderjaar het karakter van een voorschot. In de maand december vindt definitieve vaststelling van de vakantietoeslag plaats en zal zo nodig in voorkomende gevallen verrekening in de vorm van nabetaling of terugvordering plaatsvinden.
Artikel 35 Voorschot op vakantietoeslag
Een voorschot op de verschuldigde vakantietoeslag wordt verleend aan:
a. werknemers behorend tot het rijdend personeel, die in april of mei volgens verlofrooster zomerverlof genieten; het voorschot bedraagt 100% en wordt toegekend in maart resp. april;
b. werknemers die vóór de maand mei minimaal vijf aaneensluitende vakantiedagen opnemen en een schriftelijk verzoek om een voorschot tijdig via de afdelingsleiding bij de salarisadministratie indienen.
Artikel 36 Jubileumuitkering. Extra verlof
1. De werknemer met een diensttijd van 12½ jaar bij de werkgever en met een diensttijd als bedoeld in artikel 1 van bijlage 10 van 25, 40 dan wel 50 jaar heeft in het desbetreffende jaar recht op een jubileumuitkering ter hoogte van respectievelijk een kwart, een halve, één dan wel anderhalve maand bezoldiging. Het aldus vastgestelde bedrag, waarvoor de bezoldiging genoten op de dag van het jubileum bepalend is, wordt naar boven afgerond op een veelvoud van vijf euro.
2. De werknemer ontvangt een jubileumuitkering, waarvan de hoogte wordt vastgesteld naar evenredigheid van het aantal jaren dat men in volledige resp. niet volledige arbeidstijd werkzaam was, indien de werknemer:
a. op grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, na herplaatsing niet langer de volledige arbeidstijd werkzaam is;
b. in deeltijd is gaan werken om gebruik te kunnen maken van deeltijd FPU of deeltijd pensioen.
NB) De bepaling onder b geldt voor alle betrokken werknemers die op of na 1 januari 2011 een jubileumuitkering hebben ontvangen of zullen ontvangen.
3. Bij overlijden van de werknemer binnen twee maanden voor de jubileumdatum zal de jubileumuitkering aan de nagelaten betrekkingen als bedoeld in artikel 46, lid 3 ter beschikking worden gesteld.
4. Een nadere regeling, houdende de voorwaarden en bepalingen ten aanzien van het begrip diensttijd, is opgenomen in bijlage 10, die deel uitmaakt van deze CAO.
5. De werknemer die 25, 40 dan wel 50 jaar in dienst is heeft voorts aanspraak op één extra verlofdag, daarbij inbegrepen de dag van (de viering van) het jubileum zelf.
Artikel 37 Uitkering bij vertrek
1. De werknemer wiens arbeidsovereenkomst na het bereiken van de 60-jarige leeftijd eindigt door pensionering of wegens arbeidsongeschiktheid en die, ware hij in dienst gebleven, vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd een jubileum zou hebben gehaald, heeft ter gele- genheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanspraak op een uitkering.
De hoogte van deze uitkering wordt vastgesteld naar evenredigheid van de ten tijde van de beëindiging bereikte diensttijd als nader omschreven in bijlage 10 van deze CAO.
2. De werknemer, die de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt en wiens arbeidsovereenkomst eindigt wegens 80 – 100% arbeidsongeschiktheid, heeft eveneens aanspraak op de in lid 1 genoemde uitkering, indien voldaan wordt aan de aldaar genoemde overige voorwaarden en
ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst sprake is van ten minste 20 jaar actieve dienst.
Artikel 38 Reiskosten woon-werkverkeer. Vrij vervoer
1. De werknemer heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voortvloeiend uit het woon-werkverkeer.
Een nadere regeling, houdende de voorwaarden alsmede nadere concretisering van deze aanspraak, is opgenomen in § 3 van bijlage 15 van deze CAO.
2. De werknemer en diens gezinsleden hebben aanspraak op vrij vervoer overeenkomstig de Vrij Vervoerregeling, opgenomen in § 4 van bijlage 15 van deze CAO.
Artikel 39 Onderricht en studiefaciliteiten
1. De werkgever zal ervoor zorgen dat, teneinde de werknemers in staat te stellen hun functie zo goed mogelijk te blijven vervullen, mede met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemers bij het verrichten van de arbeid, aan hen doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt of gelegenheid tot het volgen van dit onderricht wordt gegeven.
2. De werknemer heeft voorts onder bepaalde voorwaarden aanspraak op studiefaciliteiten. Deze faciliteiten kunnen bestaan uit een tegemoetkoming in studiekosten of kosten ter verwerving van een diploma of ander opleidingsbewijs, alsmede uit studieverlof.
3. Certificaat Erkenning van Verworven Competenties (EVC-certificaat)
Iedere werknemer die 5 jaar bij HTM in dienst is kan desgewenst eens in de 5 jaar een goedkeurde EVC-toets tot MBO-niveau ondergaan.
4. Een nadere regeling, houdende de voorwaarden alsmede nadere concretisering van deze aanspraken, is opgenomen in bijlage 11, die deel uitmaakt van deze overeenkomst.
Artikel 40 Spaarloonregeling
1. De werknemer kan na het verstrijken van de proeftijd deelnemen aan een spaarloonregeling (sparen uit het (onbelaste) brutoloon) overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende regeling.
NB) Verderop in deze band vindt u onder 'Bedrijfssparen' de hoofdpunten uit deze regeling, de volledige
tekst ligt ter inzage bij de afdeling HRM.
2. Deelname is mogelijk tot het wettelijke maximum-spaarbedrag;
3. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad nadere regelen vaststellen ter uitvoering van de spaarloonregeling.
4. Wanneer door de verzelfstandiging van het ABP of door het verzekeren van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid bij een bedrijfsvereniging nadelige effecten ontstaan op de hoogte van sociale verzekeringsuitkeringen van deelnemers aan de spaarloonregeling, zullen partijen zoeken naar mogelijkheden om deze nadelige effecten te voorkomen.
§ 4 Sociale zekerheid
Artikel 41 Collectieve ziektekostenverzekering
1. De werknemer en zijn gezinsleden kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van HTM. Onder gezinsleden wordt verstaan: de partner van de werknemer en zijn inwonende kinderen tot de leeftijd van 30 jaar.
2. De werknemer ontvangt desgevraagd een overzicht van de verzekeringsmogelijkheden, het verstrekkingenpakket en de verzekeringsvoorwaarden.
3. De verschuldigde nominale premie voor de collectieve ziektekostenverzekering en de premie voor de aanvullende verzekering(en) van de werknemer en de deelnemende gezinsleden, worden maandelijks op zijn salaris ingehouden.
Artikel 42 Tegemoetkoming ziektekosten. 2,5%-regeling
De werknemer komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de ziektekosten, indien de ziektekosten voor zichzelf, voor zijn partner en voor hun inwonende studerende kinderen tot de 18- jarige leeftijd, in een kalenderjaar meer bedragen dan 2,5% van het gezamenlijke bruto jaarinkomen van de werknemer en van zijn partner.
In §13 van bijlage 15 staan de voorwaarden en nadere uitvoeringsbepalingen met betrekking tot deze tegemoetkoming.
Artikel 43 Hardheidsclausule
Onverminderd het bepaalde in artikel 42 kan aan de werknemer een tegemoetkoming worden verleend, indien de noodzakelijk met ziekte verband houdende kosten, die de werknemer voor zich en zijn gezin heeft gemaakt, een bedrag overschrijden dat redelijkerwijs te zijnen laste kan blijven.
Artikel 44 IP aanvullingsplan (IPAP)
HTM vergoedt tot 1 januari 2009 25% van de door de werknemer te betalen premie voor een IPAP-verzekering bij Loyalis NV. voor een loonaanvulling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
NB) Zie ook preambule, waarin is opgenomen dat vanaf 1 januari 2009 een volledige vergoeding geldt voor de IPAP-verzekering of een vergelijkbare andere verzekering.
Artikel 45 Pensioenvoorziening
1. Op de werknemers en hun nagelaten betrekkingen is het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP van toepassing. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de pensioengerechtigde leeftijd of door overlijden ontleent men aan dit reglement het recht op pensioen resp. nabestaandenpensioen.
2. Voor werknemers die na 30 april 1947 zijn geboren geldt de VPL CAO, zoals opgenomen als bijlage 18 van de CAO.
Artikel 46 Uitkering bij overlijden
1. Bij overlijden van de werknemer zal de werkgever aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een uitkering doen ter grootte van de bezoldiging over 3 maanden. Daarbij is de dag van overlijden bepalend voor de hoogte van de bezoldiging.
2. De overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkeringen, die in verband met bedoeld overlijden voortvloeien uit de werknemersverzekeringen.
NB) Zie voorts artikel 66, lid 4.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan:
a. de partner bedoeld in artikel 1;
b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige, natuurlijke, pleeg- of stiefkinderen;
c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen de overige bloed- en aan verwanten in de rechte linie, daaronder tevens begrepen de pleeg- en stiefouders, en de bloedverwanten in de zijlinie in de tweede graad, ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag;
4. Indien er geen rechthebbenden als bedoeld in lid 3 zijn en de nalatenschap ontoereikend is om de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis/crematie te voldoen, kan de werkgever
ter bekostiging hiervan een bedrag ter beschikking stellen aan degene die de uitvaart regelt.
NB) Zie artikel 36, lid 3 (jubileumuitkering).
Artikel 47 Afbouwregeling
1. Redenen voor toekenning afbouwtoelage of persoonlijke toeslag
De werknemer die in verband met reorganisatie, roosterwijzigingen of door functieverandering van een zware functie naar een minder belastende functie, als genoemd in bijlage 5, artikel 8, lid 2, geconfronteerd wordt met een vermindering of het vervallen van bestanddelen van de bezoldiging, heeft behoudens in de situaties als genoemd in lid 2, recht op een af- bouwtoelage of een persoonlijke toeslag.
a. recht op afbouwtoelage
De werknemer die jonger dan 60 jaar is op het moment dat hij met de vermindering van de bezoldiging als bedoeld in lid 1, geconfronteerd wordt, heeft recht op een afbouwtoelage.
b. recht op persoonlijke toeslag
De werknemer die 60 jaar of ouder is op het moment dat hij met de vermindering van de bezoldiging als bedoeld in lid 1, geconfronteerd wordt, heeft recht op een persoonlijke toeslag.
2. Er is geen recht op afbouwtoelage of persoonlijke toeslag in de volgende situaties:
a. de werknemer heeft zelf verzocht ontheven te worden van werkzaamheden waarvoor hij een toelage ontvangt;
b. de werknemer is op eigen verzoek overgeplaatst naar een functie, waaraan lagere inkomsten zijn verbonden;
c. de inkomstenvermindering bedraagt minder dan 2% van de bezoldiging;
d. de vermindering van de bezoldiging is geschied op grond van artikel 63, 2e lid, sub a.2. (90% doorbetaling gedurende het tweede ziektejaar).
e. de vermindering of het stopzetten van de bezoldiging houdt verband met het verstrijken van de periode waarover HTM loon betaalt tijdens ziekte (maximaal 104 weken).
f. de vermindering of het stopzetten van de bezoldiging wordt geheel of gedeeltelijk gecompenseerd door een loondervingsuitkering. De werknemer die recht heeft op een dergelijke uitkering moet dit opgeven aan de afdeling HRM.
NB) Dit betreft alle uitkeringen uit volksverzekeringen of werknemersverzekeringen die in verband met de inkomstenvermindering worden uitbetaald.
3. Hoogte afbouwtoelage
De afbouwtoelage wordt als volgt vastgesteld:
a. Uitgangspunt voor de berekening is het verschil tussen de laatst verdiende bezoldiging en de nieuwe bezoldiging.
b. Indien het bezoldigingsbestanddeel dat is vervallen of wordt verminderd, korter dan
10 jaar is ontvangen, bedraagt de afbouwtoelage:
gedurende 6 maanden 75%, vervolgens gedurende 6 maanden 50% en tenslotte gedurende 6 maanden 25% van het verschil tussen de oude en de nieuwe bezoldiging.
c. Indien het bezoldigingsbestanddeel dat is vervallen of wordt verminderd, 10 jaar of langer is ontvangen, bedraagt de afbouwtoelage:
gedurende 8 maanden 75%, vervolgens gedurende 8 maanden 50% en tenslotte gedurende 8 maanden 25% van de inkomstenvermindering.
4. Behoud afbouwtoelage
De werknemer die een afbouwtoelage krachtens dit artikel ontvangt, behoudt bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd de op dat tijdstip van toepassing zijnde afbouwtoelage tot het
einde van de arbeidsovereenkomst. De toelage wordt dus niet verder afgebouwd.
5. Hoogte persoonlijke toeslag
De persoonlijke toeslag als genoemd in dit artikel bedraagt 100% van de vermindering van de bezoldiging.
6. OWN
Indien de werknemer gebruik maakt van de maatregelen voor oudere werknemers
als bedoeld in bijlage 5, bestaat er recht op een persoonlijke toeslag zoals genoemd in lid 1b,
behoudens bij de functiewijziging als genoemd in artikel 8, lid 2 van bijlage 5. In dat geval
geldt de afbouwtoelage als genoemd in lid 3 van dit artikel.
Aan het uitvoerend technisch personeel van 57 jaar en ouder, werkzaam in buitendienst, dat gebruik maakt van de mogelijkheid vrijgesteld te worden van dienst
tussen 22.00 en 06.00 uur, overeenkomstig artikel 6, lid 2 onder c van bijlage 5 van de HTM-
XXX, wordt de in het vorige lid bedoelde persoonlijke toelage, voor zover deze betrekking heeft
op behoud van betaling voor verschoven arbeidstijd, slechts toegekend tot het bedrag dat bij inroostering van de verschoven arbeidstijd aan onregelmatigheidstoeslag zou zijn betaald.
7. Aanpassing afbouwtoelage en persoonlijke toeslag bij wijziging bezoldiging
De afbouwtoelage als genoemd in lid 1a en de persoonlijke toelage als genoemd in lid 1b, worden bij een algehele salarisherzieningen evenredig verhoogd en bij een
stijging van de bezoldiging, anders dan wegens een algehele salarisherziening, evenredig verlaagd.
NB) De afbouwregeling is in geen geval van toepassing op toeslagen en/of vergoedingen, die het karakter van een kostenvergoeding dragen (zie ook artikel 1).
NB2) Voor de werknemer op wie het Sociaal Plan 2011 – 2013 van toepassing is en die in een functie
wordt geplaatst met een lager maximum salaris, geldt in plaats van de afbouwregeling, de regeling als opgenomen in artikel 6.2 van bijlage 6B.
Artikel 48 Sociaal Plan
Op de werknemer wiens formatieplaats komt te vervallen gedurende de reorganisatie Perspectief 2013, is het Sociaal Plan 2011 – 2013 van toepassing dat is opgenomen als bijlage 6B.
Dit nieuwe Sociaal Plan vervangt derhalve vanaf 1 januari 2011 tot vooralsnog 1 januari 2013, het Sociaal Plan dat als bijlage 6A in de CAO is opgenomen.
Voor de werknemer die reeds vóór 1 januari 2011 tengevolge van een reorganisatie boventallig is verklaard blijft het Sociaal Plan van toepassing dat als bijlage 6A is opgenomen.
Artikel 49 Wachtgeld in geval van reorganisatie e.d.
Dit artikel is voor de duur van de reorganisatie Perspectief 2013 en derhalve vooralsnog tot 1 januari 2013 buiten werking gesteld. De Wachtgeldregeling is derhalve vooralsnog tot 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op werknemers die vóór 1 januari 2011 wegens de in dit artikel genoemde redenen zijn ontslagen.
De werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd heeft aanspraak op wachtgeld overeenkomstig de Wachtgeldregeling, die als bijlage 6 deel uitmaakt van deze CAO, indien de beëindiging plaatsvindt wegens:
a. reorganisatie en/of fusie;
b. opheffing van zijn functie;
x. xxxxxxxxx in de inrichting van de afdeling of het onderdeel daarvan, waarin hij werkzaam is;
d. wegens verminderde behoefte aan personeel.
NB) Zie voorts artikel 90.
Afdeling 5 Afwezigheid wegens vakantie, buitengewoon verlof, ziekte en bijzondere omstandigheden
§ 1 Vakantie
Artikel 50 Vakantieduur
1. De werknemer, die in volledige dienst is, heeft in dat kalenderjaar recht op een aantal vakantiedagen dat wordt vastgesteld aan de hand van het aantal dienstjaren bij de werkgever van de betrokken werknemer.
a) De werknemer die aan het eind van het kalenderjaar:
- minder dan 10 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 23 vakantiedagen;
- tussen de 10 en 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 24 vakantiedagen;
- meer dan 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 25 vakantiedagen.
b) Voor de toepassing van dit artikel worden dienstjaren, voortvloeiend uit een voorafgaand dienstverband met HTM, meegeteld.
Voor werknemers die voor 1 januari 2006 reeds in dienst van HTM waren, wordt het jaarlijks vast te stellen aantal dagen ten hoogste met 3 dagen verminderd ten opzichte van het vakantierecht over het jaar 2005.
2. a. Bij aanvang, respectievelijk beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar wordt, in afwijking van het bepaalde in lid 1, het aantal vakantiedagen waarop recht bestaat naar evenredigheid vastgesteld, waarbij in geval van een kwart dag of meer afronding naar boven en in geval van minder dan een kwart dag afronding naar beneden op halve dagen plaatsvindt. Bij de berekening van het aantal dagen naar evenredigheid wordt de maand op 30 en het jaar op
360 dagen gesteld.
b. De vakantieaanspraken van personeel dat in deeltijd werkt worden naar evenredigheid vastgesteld, waarbij een zo zuiver mogelijke afronding plaatsvindt.
NB) Bij personeel met een volledige arbeidsduur zal het vaststellen van verlof naar evenredigheid en toepassing van de afronding maximaal twee maal in de loopbaan voorkomen, namelijk bij in- en/of uitdiensttreding in de loop van enig kalenderjaar. Bij personeel dat in deeltijd werkt, dient de evenredige vaststelling van verlof en de daarbij behorende afronding elk jaar plaats te vinden. De jaarlijkse herhaling van de afronding leidt tot onbedoelde bevoor- en benadeling van personeel dat in deeltijd werkt ten opzichte van personeel met een volledige arbeidsduur. Voor personeel dat in deeltijd werkt is daarom een methode gekozen van zo zuiver mogelijke afronding als volgt: voor
rijdend personeel in dagdeeltijd vindt afronding plaats in minuten, voor het overige personeel vindt afronding plaats op hele uren.
c. Het aantal vakantiedagen genoemd in lid 1 is gebaseerd op een werktijd per dag als genoemd in artikel 67, lid 3. Indien, gelet op het gestelde in artikel 67, lid 4, in overleg tussen werkgever en werknemer een werktijd van 9 uur per dag is overeengekomen, wordt het aantal vakantiedagen evenredig aangepast.
NB) Een werknemer die bij een fulltime dienstverband recht heeft op 23 vakantiedagen per jaar en die gedurende 4 dagen per week 9 uur per dag werkt, heeft derhalve recht op (4 x9)/37,85 x 23 x 8/9 = 19,45 dagen à 9 uur = 19 dagen à 9 uur en 4 uur.
3. De werknemer bouwt behoudens het bepaalde in artikel 51 geen vakantieaanspraken op over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de overeengekomen werkzaamheden geen recht op salaris heeft. Het bepaalde in het vorige lid wordt alsdan overeenkomstig toegepast.
Artikel 51 Vakantieopbouw tijdens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
De in artikel 50 lid 1 vermelde werknemer, die de overeengekomen arbeid wegens ziekte niet ver- richt,
heeft tijdens zijn ziekteperiode recht op een aantal vakantiedagen naar rato van 4 maal de wekelijkse
arbeidsduur per kalenderjaar, ongeacht of de werknemer tijdens die ziekteperiode (vervangende) arbeid
verricht.
NB) Zie voorts artikel 55 voor arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie en vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid.
Artikel 52 Opname vakantiedagen. Algemeen
1. a. Opname van vakantiedagen gebeurt na overleg tussen werkgever en werknemer, waarbij in het algemeen geldt, dat de werknemer op zodanige wijze vakantie dient op te nemen dat hij gedurende twee opeenvolgende weken en gedurende eenmaal een week of, indien hij dit wenst, gedurende maximaal drie opeenvolgende weken geen arbeid hoeft te verrichten.
b. De voltijd werknemer die volgens overeenkomst gemiddeld 7,8 uur per dag (rijdend personeel), respectievelijk 8 uur per dag (overig personeel) werkt (voltijdwerker of weekdeeltijder), mag tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, zijn vakantieaanspraken voor ten hoogste 4 dagen, in halve dagen opnemen. Het
opnemen van halve dagen is niet mogelijk bij nachtdienst en storingsdienst. Dagen, waarop volgens rooster minder dan de gemiddelde arbeidsduur wordt gewerkt, gelden bij de opname van vakantiedagen als hele vakantiedagen.
De werknemer die gebruik kan maken van de regeling variabele werktijden als genoemd in bijlage 7 is het toegestaan om meer dan 4 vakantiedagen in halve dagen op te nemen.
c. De werknemer die volgens overeenkomst minder dan 7,8 uur per dag (rijdend personeel), respectievelijk 8 uur per dag (overig personeel) werkt (dagdeeltijder) kan vakantie opnemen per dag, waarbij op zijn aanspraken het aantal uren in mindering wordt gebracht dat hij volgens overeenkomst op die dag gewerkt zou hebben.
2. Tenzij in een werkinstructie anders is bepaald dient een verzoek om opname van vakantiedagen tijdig te worden ingediend bij de werkgever.
Indien de vakantieaanspraken toereikend zijn wordt het desbetreffende verzoek - voor het rijdend personeel rekening houdend met de zomer- en wintervakantieregeling (bijlage 9) - ingewilligd, tenzij het dienstbelang zich ertegen verzet.
De werkgever neemt op het verzoek na overleg met de werknemer een beslissing, waarbij onder opgave van reden(en) afwijking van het ingediende verzoek mogelijk is.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de werkgever ook zonder een verzoek als bovenbedoeld, na overleg met de werknemer, vaststellen wanneer vakantiedagen dienen te worden opgenomen.
3. Voor werknemers die in deeltijd werken en die derhalve geen recht hebben op arbeidsduurverkorting zullen, indien overeenkomstig bijlage 8 voor hun afdeling of sector dagen van collectieve arbeidsduurverkorting worden afgekondigd, deze dagen als vastgestelde vakantiedagen gelden, voor zover zij op deze dagen volgens arbeidsovereenkomst arbeid zouden verrichten.
De hiervoor genoemde afkondiging van collectieve arbeidsduurverkorting dient tijdig plaats te vinden.
4. De wettelijke vakantiedagen (dat is jaarlijks 4 maal de arbeidsduur per week) moeten in het betreffende vakantiejaar worden opgenomen.
Alleen indien vakantiedagen niet kunnen worden opgenomen wegens arbeidsongeschiktheid, mag van het vorenstaande worden afgeweken.
Bovenwettelijke vakantiedagen (het jaarlijks vakantierecht minus de wettelijke vakantiedagen) kunnen worden opgenomen, gespaard of verkocht overeenkomstig artikel 1 van bijlage 16.
Artikel 53 Opname vakantiedagen rijdend personeel
1. De wijze van vaststelling van de vakantieregeling voor het rijdend personeel is neergelegd in bijlage 9 die deel uitmaakt van deze CAO.
2. De leden van het rijdend personeel die hun volledige 3 weken zomerverlof opnemen buiten de vastgestelde zomerverlofperiode, hebben overeenkomstig bijlage 9 onderdeel zomerverlofre- geling aanspraak op extra verlofdagen. Het aantal toe te kennen extra verlofdagen is afhan- kelijk van de periode waarin men het zomerverlof opneemt. Deze uitwijkperioden en het aantal toe te kennen extra verlofdagen worden jaarlijks door partijen vastgesteld.
Artikel 54 Wijziging vastgestelde vakantie. Dienstbelang
De beoordeling of het dienstbelang door een gevraagde dan wel reeds goedgekeurde vakantieperiode wordt geschaad, ligt bij de werkgever. Wanneer het belang van de dienst zulks eist, kan de werkgever op grond van gewichtige redenen na overleg met de werknemer de vastgestelde vakan- tiedagen wijzigen. De schade, welke de werknemer ten gevolge van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
Artikel 55 Arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie. Vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Bij arbeidsongeschiktheid tijdens vakantiedag(en), aangetoond als omschreven in lid 2 van dit artikel, vinden de bepalingen van artikel 63 toepassing met ingang van de dag, waarop van de arbeidsongeschiktheid kennis is gegeven, mits aan de verplichtingen in geval van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het verzuimprotocol is voldaan.
2. Bij arbeidsongeschiktheid tijdens vakantiedag(en) dient naar het oordeel van de werkgever genoegzaam te worden aangetoond dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid en dat deze vóór of tijdens de opgenomen vakantiedagen is ingetreden.
3. De werknemer mag met instemming van zijn de leidinggevende tijdens ziekte met vakantie gaan, indien de bedrijfsarts met het oog op het genezingsproces geen belemmeringen aanwezig acht.
4. Bij opname van verlof tijdens arbeidsongeschiktheid vindt afschrijving plaats over de volledige contractuele arbeidsduur.
Artikel 56 Verzilvering en verjaring vakantiedagen
1. De werknemer, die bij het einde van de arbeidsovereenkomst meer vakantiedagen heeft opgenomen dan waarop hij recht had, is gehouden de geldswaarde als omschreven in artikel 7:641, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te voldoen aan de werkgever.
2. a. De werknemer kan, met inachtneming van het gestelde in bijlage 16, jaarlijks de bovenwettelijke vakantiedagen van voorafgaande kalenderjaren bij schriftelijke overeenkomst verkopen of sparen.
NB) Het aantal bovenwettelijke vakantiedagen is gelijk aan het jaarlijks vakantierecht minus 4 maal de wekelijks arbeidstijd.
b. De opbrengst van de verkochte verlofdagen als bedoeld onder a, kan binnen de wettelijke kaders worden aangewend voor doelen waaraan een fiscaal voordeel is verbonden (zoals de levensloopregeling of de aanschaf van een fiets voor zakelijk gebruik), of kan worden uitbetaald in geld.
NB) De regeling fietsenplan is verkrijgbaar bij de afdeling HRM.
§ 2 Buitengewoon verlof
Artikel 57 Buitengewoon verlof
1. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging (tenzij anders vermeld) in de hieronder genoemde gevallen en voor de daarbij bepaalde duur:
a. 1. voor het consulteren van en het laten verrichten van medische controles, onderzoeken of behandelingen door een huisarts en/of tandarts en/of specialist: de benodigde tijd, voorzover noodzakelijk binnen arbeidstijd;
2. voor het door de huisarts en/of de ARBOgroep noodzakelijk geachte consulteren van andere hulpverlenende instanties:
de benodigde tijd, voorzover noodzakelijk binnen arbeidstijd;
3. de werknemer dient afspraken voor de onder 1 en 2 bedoelde consultaties, onderzoeken en behandelingen, waar mogelijk, op een zodanig tijdstip te laten vallen, dat de functie-uitoefening niet, dan wel zo min mogelijk wordt belemmerd.
b. voor het doen van aangifte van zijn huwelijk: voor de dag van aangifte;
c. bij zijn huwelijk en/of de religieuze bevestiging daarvan: in totaal voor vier werkdagen;
d. bij het huwelijk en/of de religieuze bevestiging daarvan van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad:
voor de dag van het huwelijk;
e. voor zijn verhuizing:
éénmaal per kalenderjaar; één werkdag;
x. xxx bevalling van zijn partner: twee werkdagen;
g. bij de kerkelijke bevestiging, de Eerste Heilige Communie dan wel de doop of vergelijkbare religieuze plechtigheden van de werknemer, diens partner, dan wel van diens kinderen, pleeg-, stief- of aangehuwde kinderen:
voor de dag van de (kerkelijke) gebeurtenis;
x. ter gelegenheid van zijn 25- en 40-jarig huwelijksjubileum of van het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van een van zijn bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad:
voor de dag van de jubileumviering;
i. bij overlijden van de partner, ouders, xxxxx-, xxxxxx- en pleegouders en van kinderen, xxxxx-, pleeg- en aangehuwde kinderen:
vier werkdagen;
j. voor het bewijzen van de laatste eer aan bloed- en aanverwanten in de tweede graad:
één werkdag. Indien de werknemer belast is met de regeling van de nalatenschap en/of de lijkbezorging wordt buitengewoon verlof verleend voor vier werkdagen;
k. voor het bewijzen van de laatste eer aan bloed- en aanverwanten in de derde en vierde graad:
voor de dag van de crematie of teraardebestelling. Indien de werknemer belast is met de regeling van de nalatenschap en/of de lijkbezorging wordt het buitengewoon verlof verlengd met drie werkdagen;
l. 1. indien bij acuut levensgevaar of plotseling optredende ernstige ziekte van een familielid, bedoeld onder i de aanwezigheid van de werknemer aan de zijde van de patiënt is vereist of dringend gewenst:
Per kalenderjaar voor ten hoogste 20 werkdagen; indien een langer verlof noodzakelijk wordt geacht, kan de werkgever, onder eventueel door haar te stellen voorwaarden, van dit maximum afwijken;
2. voor het bezoeken van familieleden, bedoeld onder i, die zijn opgenomen in een ziekenhuis of verpleeginrichting, indien het bezoek in verband met de desbetreffende bezoekregeling of in verband met de te ondernemen reis niet in vrije tijd kan ge- schieden: voor een halve werkdag per week dan wel voor één werkdag per twee weken, doch voor ten hoogste vijf werkdagen per kalenderjaar;
m. voor kortdurend zorgverlof, als bedoeld in artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg, waarbij recht bestaat op doorbetaling van 70% van de bezoldiging;
NB) De Wet arbeid en zorg is opvraagbaar bij de afdeling HRM.
n. 1. voor het uitoefenen van het kiesrecht voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden en verzetten van de dienst niet mogelijk is;
2. voor het voldoen aan een wettelijke verplichting, voor zover zulks niet in vrije tijd kan geschieden en verzetten van de dienst niet mogelijk is, tenzij de verplichting is ontstaan door schuld of nalatigheid van de werknemer;
NB) Onder wettelijke verplichting wordt verstaan verplichting op grond van Nederlandse wetgeving.
o. voor het bijwonen van vergaderingen of zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin hij is benoemd of verkozen en voor het verrichten van de daaruit voortvloei- ende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, alleen te verlenen door de
werkgever, voor zover een en ander niet in vrije tijd kan geschieden, doch voor ten hoogste gemiddeld acht uur per week;
p. voor het toezicht houden bij examens en het zitting nemen in een commissie, welke is belast met het afnemen van examens op het gebied van een studie of vakop- leiding, die voor het bedrijf van belang is:
voor ten hoogste vijf werkdagen per kalenderjaar.
Bij twijfel of een studie in het belang van het bedrijf is, beslist de werkgever;
q. 1. voor het voldoen aan een oproep van de bloedtransfusiedienst: de benodigde tijd, voor zover noodzakelijk binnen arbeidstijd;
2. voor het voldoen aan oproepen voor hulpbetoon uitgaande van het Nederlandse Rode Kruis en van andere in Nederland werkzame organisaties, welke de hulpverle- ning aan zieken en gehandicapten tot hun taak rekenen, met dien verstande, dat het verlof wordt gegeven voor evenveel werkdagen als de werknemer zelf in mindering op zijn vakantiedagen voor dit doel beschikbaar stelt, echter voor ten hoogste vijf werkdagen per kalenderjaar.
Dit verlof wordt niet verleend indien de werknemer een proeftijd doormaakt of nog geen jaar in dienst is;
r. 1. behoudens het bepaalde in punt 2 voor het optreden als (hoofd)leid(st)er of assistentleid(st)er van een jeugdkamp ten behoeve van een jeugdorganisatie of sportvereniging.
Het buitengewoon verlof wordt verleend voor de helft van het benodigde aantal dagen, met een maximum van vijf dagen per jaar, een en ander met dien verstande dat het aantal dagen buitengewoon verlof vermeerderd met het aantal vakantiedagen nimmer meer bedraagt dan dertig dagen;
2. het buitengewoon verlof, bedoeld in punt 1, wordt niet verleend indien de werknemer een proeftijd doormaakt of nog geen jaar in dienst is;
3. het in punt 1 bedoelde verlof wordt op aanvraag van de betrokken organisatie of vereniging verleend door de werkgever, voor zover het dienstbelang dit toelaat;
s. 1. voor het deelnemen of leidinggeven aan wedstrijden, die naar het oordeel van de werkgever een belangrijk nationaal of internationaal karakter dragen en die algemeen als sportevenement worden ervaren. Eenzelfde faciliteit kan worden toegekend indien de werknemer in het kader van zodanige wedstrijden met de leiding of de begeleiding van deelnemers is belast. Het buitengewoon verlof wordt verleend voor de helft van het benodigde aantal dagen, met een maximum van vijf dagen per jaar.
2. het in punt 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de werknemer, die deelnemer dan wel medewerker is aan culturele manifestaties, waaraan naar het oordeel van de werkgever een duidelijk nationaal of internationaal belang kan worden toegekend;
2. Rechten die op grond van het bepaalde in dit artikel gelden voor gehuwden, zullen eveneens op gelijke wijze worden toegekend aan werknemers, die een gemeenschappelijke en duurzame huishouding voeren als bedoeld in artikel 1.
3. Aan de werknemer, die daartoe de wens schriftelijk aan de werkgever te kennen geeft, zal
- voor zover de dienst dit toelaat en voor zover die gelegenheid niet al buiten diensttijd bestaat - gelegenheid worden gegeven tot kerkgang of vergelijkbare godsdienstuitoefening.
4. In de gevallen, waarin dit artikel niet, dan wel ongenoegzaam voorziet, kan de werkgever onder eventueel door haar te stellen voorwaarden buitengewoon verlof of voortgezet buitengewoon verlof verlenen, al dan niet met behoud van gehele of gedeeltelijke bezoldi- ging.
NB) Indien de gebeurtenis, op grond waarvan volgens dit artikel recht ontstaat op buitengewoon verlof, zich voordoet tijdens afwezigheid wegens ziekte, vervalt het recht op buitengewoon verlof.
Artikel 58 Seniorenverlof
De werknemers die binnen vijf jaar gebruik willen maken van de FPU-regeling dan wel met ABP Keuzepensioen willen gaan, worden in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan vormings- activiteiten verband houdende met de op handen zijnde beëindiging van het
dienstverband. Hiertoe kunnen zij eenmalig vijf dagen buitengewoon verlof met behoud van bezol- diging opnemen.
Artikel 59 Ouderschapsverlof
De werkgever betaalt, voor de werknemer die gebruik maakt van de wettelijke regeling ouderschapsverlof, de volledige pensioenpremie (werkgevers- en werknemersdeel).
NB) Informatie over de wettelijke regeling ouderschapsverlof is verkrijgbaar bij de afdeling HRM.
Artikel 60 Het aanvragen van (buitengewoon) verlof
De aanvraag tot het verkrijgen van (buitengewoon) verlof bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk dient tijdig te worden ingediend.
Indien de werknemer, die niet vooraf een aanvraag voor buitengewoon verlof heeft ingediend, ten genoegen van de werkgever aantoont, dat hij daartoe geen gelegenheid heeft gehad, terwijl er voor zijn afwezigheid gegronde redenen bestonden, wordt deze afwezigheid beschouwd als buitengewoon verlof, voorzover dit in overeenstemming is met de in artikel 57 genoemde voorwaarden en beper-
kingen en mits de werknemer het verlof alsnog heeft aangevraagd zodra hij daartoe in de gelegenheid was.
NB) Elders in deze CAO zijn bepalingen met betrekking tot bijzondere verlofregelingen opgenomen (onder andere in het kader van studiefaciliteiten, vakbondsfaciliteiten, zwangerschap, etc.).
§ 3 Feestsnipperdagen
Artikel 61 Feestsnipperdagen. Toelage
1. a. De werknemer, die op grond van het voor hem geldende rooster heeft gewerkt op een niet op zaterdag of zondag vallende feestdag, krijgt ter compensatie hiervan een andere vrije dag. Deze compensatiedag wordt hierna genoemd: “feestsnipper- dag”.
b. De werknemer die ziek is op een feestdag, waarop hij volgens rooster had moeten werken, heeft geen recht op een feestsnipperdag.
c. De werknemer die roostervrij is op een niet op zaterdag of zondag vallende feestdag, heeft met inachtneming van het gestelde onder d eveneens recht op een feestsnipperdag. Dit recht vervalt niet als hij op die dag ziek is.
d. De werknemer, met een deeltijdcontract, die op een niet op zaterdag of zondag vallende feestdag heeft gewerkt, heeft aanspraak op een feestsnipperdag ter grootte van zijn gemiddelde dagelijkse werktijd.
De werknemer, met een deeltijdcontract, heeft voor de feestdagen waarop hij roostervrij is, aanspraak op feestsnipperdagen naar rato van het voor hem geldende aantal werkdagen per week.
Voorbeeld 1: Een buschauffeur heeft een contract van 32 uur per week, hij werkt per week
4 dagen van gemiddeld 8 uur. Hij heeft in een jaar op 4 feestdagen gewerkt en was op
2 feestdagen roostervrij. Hij heeft recht op 4 feestsnipperdagen van 8 uur en 4/5 x 2 feestsnipperdagen van 8 uur; totaal 5,6 feestsnipperdag à 8 uur.
Voorbeeld 2: Een buschauffeur heeft een contract van 20 uur per week, hij werkt per week
5 dagen van gemiddeld 4 uur. Hij heeft in een jaar op 4 feestdagen gewerkt en was op
2 feestdagen roostervrij. Hij heeft recht op 6 feestsnipperdagen van 4 uur.
2. Daarenboven heeft de werknemer, als bedoeld in lid 1 sub a, aanspraak op een toelage van 25% van het uursalaris berekend op basis van de gemiddelde arbeidstijd per dag. Uitbetaling vindt als regel plaats in de maand volgende op die waarin de aanspraak bedoeld in lid 1 is ontstaan.
NB) Feestsnipperdag krijgen het karakter van een vakantiedag en kunnen op dezelfde wijze als bovenwettelijke vakantiedagen worden verkocht of gespaard (zie artikel 4 van bijlage 16).
Artikel 62 Indeling op feestdagen
Bij het indelen van de diensten op feestdagen zal er voor worden gezorgd, dat een zo groot mogelijk aantal werknemers als bedoeld in artikel 61 geen dienst behoeft te doen.
De werknemer, die in een periode, waarin een feestdag valt, vastgesteld verlof heeft, behoeft op die feestdag in elk geval geen dienst te doen.
§ 4 Arbeidsongeschiktheid
Artikel 63 Uitkering tijdens arbeidsongeschiktheid. Voorschriften
1. duur loondoorbetaling
De werknemer die wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, behoudt gedurende een periode van maximaal 104 weken in aanvulling op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, recht op een aanvulling van de bruto bezoldiging *). Deze aanspraak op aanvulling bestaat voor zover en zolang de werknemer recht heeft op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek en er geen sprake is van een situatie als bedoeld in lid
4 van dit artikel.
*) In dit artikel wordt onder bezoldiging verstaan:
De bezoldiging bedoeld in artikel 1 van de CAO, die de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, vermeerderd met de vakantietoeslag;
2. hoogte loondoorbetaling
a. De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvulling vult aan tot het niveau van:
1. 100 procent van de bruto bezoldiging vanaf de eerste ziektedag en gedurende de daaropvolgende 52 weken;
2. 90 procent van het bruto bezoldiging gedurende de daaropvolgende 52 weken, met inachtneming van het bepaalde onder b en c en in lid 3 sub b.
b. De werknemer heeft gedurende de onder a.2. genoemde periode recht op 100% van de bruto bezoldiging over de uren dat hij beschikbaar is voor arbeid.
NB) Onder beschikbare uren wordt hier verstaan, het aantal uren dat de werknemer (vervangende) werkzaamheden verricht dan wel -indien HTM geen (vervangende) werkzaamheden aanbiedt- het aantal uren waarvoor de werknemer geschikt wordt geacht en bereid is (vervangende) werkzaamheden te verrichten.
c. Bij de bepaling van de onder sub a genoemde tijdvakken waarover de aanvulling wordt uitgekeerd, worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Gedeeltelijk herstel en het verrichten van speciale diensten hebben geen opschortende werking.
3. hoogte loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst
a. Er is sprake van “arbeidsongeschiktheid in en door de dienst” indien de
ongeschiktheid
tot werken in belangrijke mate haar oorzaak vindt in de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en deze ongeschiktheid tot werken niet aan schuld of onvoorzichtigheid van de werknemer is te wijten.
b. Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst wordt de bruto bezoldiging tot de ontslagdatum aangevuld tot 100%, met dien verstande dat eventuele uitkeringen die in verband met de arbeidsongeschiktheid worden genoten op de aanvulling in mindering worden gebracht.
c. De werknemer, die in en door de dienst arbeidsongeschikt is geworden en die na ontslag wegens arbeidsongeschiktheid loonderving ondervindt, heeft recht op een welvaartsvaste aanvulling van HTM als bedoeld in artikel 66 van deze CAO.
4. geen recht op loondoorbetaling
De werkgever weigert -conform het bepaalde in artikel 629, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek- de wettelijke loondoorbetaling alsmede de aanvulling als bedoeld in lid 1 van dit artikel:
a. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;
b. voor de tijd, gedurende welke door het toedoen van de werknemer zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
c. voor de tijd, gedurende welke de werknemer, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;
d. voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten;
e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak.
5. voorschriften bij verzuim / opschorten van loon
De voorschriften die van toepassing zijn bij verzuim wegens ziekte zijn opgenomen in bijlage
4 van deze CAO. Bij overtreding van deze voorschriften worden -conform het bepaalde in artikel 629, lid 6 van het Burgerlijk Wetboek- de wettelijke loondoorbetaling alsmede de betaling van de aanvulling als bedoeld in lid 1 van dit artikel opgeschort.
6. detentie
Gedurende de periode dat de werknemer is gedetineerd wordt geen loon tijdens ziekte u itbetaald.
7. verhaalsmogelijkheid
Indien de ziekte van de werknemer (mede) veroorzaakt is door een zodanig handelen of nalaten van een derde, dat deze derde ter zake jegens de werknemer aansprakelijk is, heeft de werkgever jegens de derde recht op schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek.
De zieke werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de feitelijke omstandigheden van het ongeval c.q. afdoende medewerking te verlenen bij het verzamelen van gegevens, welke voor de werkgever noodzakelijk zijn om zijn recht op schadevergoeding te kunnen effectueren.
8. vakantietoeslag
De werknemer met aanspraak op loon tijdens ziekte heeft hierover recht op vakantietoeslag, als bedoeld in artikel 34 van deze CAO.
9. uitkering bij overlijden
Bij overlijden van de werknemer die loon tijdens ziekte ontvangt, zal de werkgever aan de nagelaten betrekkingen een uitkering doen overeenkomstig het bepaalde in artikel 46 van de CAO.
Artikel 64 Loondoorbetaling tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op volledige loondoorbetaling gedurende ten minste 16 weken.
2. Het loon wordt doorbetaald vanaf de eerste dag dat de bevalling blijkens een verklaring van een geneeskundige of van een verloskundige, aangevend de vermoedelijke datum van de bevalling, binnen zes weken is te verwachten of desgewenst vanaf een latere dag, doch niet later dan vanaf de eerste dag waarop de bevalling binnen vier weken is te verwachten.
3. Indien de bevalling op een later tijdstip dan de vermoedelijke datum plaatsvindt, wordt bedoelde periode van zestien weken verlengd met het tijdvak gelegen tussen de vermoede- lijke- en de werkelijke bevallingsdatum.
4. De periode van volledige loondoorbetaling als bedoeld in lid 1, wordt verminderd met het aantal dagen waarover binnen de periode van zes resp. vier weken als bedoeld in lid 2 loon tijdens ziekte is betaald.
NB) Zie artikel 20 van deze CAO voor faciliteiten zwangere werkneemsters
Artikel 65 Aanvulling op Ziektewetuitkering ex-werknemer
1. De ex-werknemer, die wegens ziekte ontstaan voor de datum van ingang van een niet door eigen schuld of toedoen veroorzaakt ontslag, nadien nog ongeschikt is een functie te vervullen die naar aard en omvang overeenkomt met de laatstelijk uitgeoefende functie, heeft, zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, gedurende maximaal een jaar na de eerste dag van arbeidsongeschiktheid recht op een aanvulling op de Ziektewetuitkering tot het niveau van zijn laatstelijk ontvangen bezoldiging.
De aanspraak bedoeld in de vorige volzin komt voorts toe aan degene, die binnen een maand na de datum van ingang van een niet door eigen schuld of toedoen veroorzaakt ontslag arbeidsongeschikt in voormelde zin wordt, mits hij gedurende ten minste twee maanden onmiddellijk aan die datum voorafgaande in dienst is geweest.
2. De aanspraak bedoeld in lid 1 eindigt uiterlijk op de dag waarop de ex-werknemer de 65- jarige leeftijd heeft bereikt.
3. Voor het bepalen van het tijdvak waarover ziekengeld wordt uitgekeerd, worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
4. De aanvulling van de ex-werknemer wordt, bij algemene salarisverhogingen die aan de in dienst van de werkgever zijnde werknemers worden toegekend, dusdanig aangepast dat het totale inkomen stijgt met het percentage van deze salarisverhogingen.
5. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel vindt geen toepassing indien de ex- werknemer elders een aanspraak op uitkering bij ziekte, anders dan een uitkering op basis van de Ziektewet, kan doen gelden.
NB) Een uitkering uit een individueel afgesloten particuliere verzekering blijft hier buiten beschouwing.
6. De ex-werknemer die een aanvulling krachtens de bepalingen van deze regeling ontvangt is verplicht zich te onderwerpen aan het door/namens de werkgever uit te oefenen toezicht op zijn gezondheidstoestand als bedoeld in het verzuimprotocol in bijlage 4 van de CAO.
De overige bepalingen van dit protocol zijn (zoveel mogelijk) van overeenkomstige toepassing.
7. Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden op de aanvulling waarop de
ex-werknemer aanspraak heeft in mindering gebracht. Dit is slechts anders, indien bedoelde inkomsten vóór het intreden van de arbeidsongeschiktheid reeds werden ontvangen en de omvang van de arbeid niet is toegenomen.
8. De ex-werknemer die een pensioen, een uitkering of inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als in lid 7 bedoeld ontvangt, is verplicht daarvan uit eigen beweging onverwijld opgave te doen.
Artikel 66 Extra uitkering bij arbeidsongeschiktheid en overlijden in en door de dienst.
1. De ex-werknemer die op of na 1 mei 2002:
a. arbeidsongeschikt is in en door de dienst als bedoeld in artikel 63, lid 3 sub a, en die
b. uit dien hoofde in het genot is van een wettelijke uitkering, zoals WAO-, of WIA- uitkering eventueel aangevuld met een invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage of enig andere bovenwettelijke uitkering, en die
c. door UWV passend bevonden arbeid, welke hem wordt aangeboden, accepteert, heeft, met inachtneming van het gestelde in lid 2 en 3 van dit artikel, voor de duur van de
loonderving, recht op een welvaartsvaste aanvulling.
2. De in het eerste lid bedoelde aanvulling:
a. is gerelateerd aan het inkomen, inclusief het perspectief in de salarisgroep van de (ex-) werknemer op de dag vóór zijn arbeidsongeschiktheid.
b. bedraagt -met inachtneming van het gestelde onder sub c en d- 100% van het gemiste inkomen tot de het moment waarop ex-werknemer met pensioen gaat, doch uiterlijk tot de 65-jarige leeftijd;
c. wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ontvangt op basis van een door
hem afgesloten IPAP-verzekering (Invaliditeitspensioen Aanvullingsplan) dan wel het bedrag dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij een IPAP-verzekering zou hebben afgesloten.
d. is in zoverre begrensd, dat het totale inkomen netto maximaal gelijk is aan het netto loon dat de werknemer zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden. Onder inkomen wordt hier verstaan: salaris en (boven)wettelijke uitkeringen, zoals WAO- of WIA-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage, de IPAP-uitkering als bedoeld onder sub c en de in dit artikel bepaalde aanvulling.
3. De schade wegens loonderving die op de dader kan worden verhaald dient aan HTM betaalbaar te worden gesteld.
4. Indien een werknemer overlijdt en dit overlijden in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van zijn werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, wordt aan degene, die in verband met dit overlijden krachtens het pensioenreglement van de Stichting
Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet Privatisering ABP, een nabestaandenpensioen ontvangt, een uitkering toegekend ten bedrage van 12½% van dit pensioen.
De uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt.
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de ex-werknemer ten aanzien van wie lid 1 toepassing heeft gevonden, indien zijn overlijden het rechtstreeks gevolg is van de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in dat lid.
6. De -in artikel 46 lid 3 van de CAO bedoelde- nagelaten betrekkingen van een werknemer, die als gevolg van een bedrijfsongeval is overleden en waarvan de gelopen schade niet door de nagelaten betrekkingen van de werknemer kan worden verhaald, hebben recht op een bruto uitkering ter grootte van € 27.506,= (bedrag per 1 januari 2012).
Onder bedrijfsongeval wordt in dit verband verstaan:
Een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid in dienst van HTM overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis waarbij onmiddellijk gezondheidsschade wordt opgelopen.
NB) Zie tevens artikel 63 lid 3b van deze CAO.
Afdeling 6 Arbeidsduur, werktijden, overwerk, dienstrooster
Artikel 67 Arbeidsduur. Algemeen
1. De arbeidsduur bedraagt bij een volledig dienstverband:
a. voor rijdend personeel: gemiddeld 36,93 uren per week (= 36 uur en 56 minuten);
b. voor het niet rijdend personeel: gemiddeld 37,85 uren per week (= 37 uur en 51 minuten).
Voor wat betreft de uitwerking van de totstandkoming van deze arbeidsduur worden de volgende categorieën worden onderscheiden:
1. - medewerkers klantenservice;
- exploitatiebegeleiders;
- roosterpersoneel bij de afdeling informatie en Controle;
2. overig personeel.
Voor werknemers in deeltijd geldt het aantal overeengekomen uren per week zoals vermeld in de arbeidsovereenkomst.
2. De wekelijkse arbeidstijd wordt verdeeld over ten hoogste 5 dagen. Hiervan kan in overleg met de medezeggenschapsorganen worden afgeweken.
3. De werktijd per dag bedraagt waar mogelijk 8 uur en overigens gemiddeld 8 uur per dag;
4. In afwijking van het gestelde in lid 3 en met inachtneming van het gestelde in lid 5 kan, in overleg tussen werkgever en werknemer, een werktijd van 9 uur per dag worden overeengekomen.
5. Het bepaalde in lid 4 geldt niet:
a. indien het uit bedrijfsbelang gewenst is dat de werknemers van een bedrijfsonderdeel of in een bepaalde functie niet meer dan 8 uur per dag werken;
b. voor roosterpersoneel;
c. voor het bij HTM-Infra werkzame uitvoerend technisch personeel bij onderhoud, aanleg en onderhoud gebouwen en hun direct leidinggevenden, de monteurs en elektriciens, hun direct leidinggevenden en de magazijnmedewerkers.
6. a. De totstandkoming van de in lid 1 onder a geldende arbeidsduur, is uitgewerkt in bijlage 9, hoofdstuk 1.
b. De totstandkoming van de geldende arbeidsduur van de in lid 1, onder b.1 genoemde categorie personeelsleden is uitgewerkt in bijlage 9A, artikel 1.1.2.
c. De geldende arbeidsduur van de in lid 1, onder b.2. genoemde categorie personeelsleden komt tot stand door toekenning van 12 hele en 4 halve aanwijsbare arbeidsduurverkortingsdagen (adv-dagen) op jaarbasis.
d. Op verzoek van de werknemer, die gebruik kan maken van de regeling variabele werktijden als genoemd in bijlage 7, worden de hele ADV-dagen als halve ADV- dagen ingeroosterd.
NB) Zie ook bijlage 7, regeling variabele werktijden en bijlage 8, regeling arbeidsduurverkorting.
Artikel 68 Uitbreiding werktijd
De werknemer kan overeenkomstig het gestelde in artikel 2.7 of 2.8 van bijlage 16 zijn werktijd uitbreiden door af te zien van zijn recht op ADV-dagen.
Artikel 69 ADV
De toekenning van het jaarlijks aantal ADV-dagen, voortvloeiend uit het bepaalde in artikel 67, geschiedt op basis van de regeling opgenomen in de bijlagen 8, 9, en 9A.
Artikel 70 Dienstrooster- en werktijdenregeling
1. Nadere regels en richtlijnen met betrekking tot dienst-, rij- en rusttijden en het zomerverlof, zoals overeengekomen tussen CAO-partijen, zijn opgenomen in de bijlagen 9 (rijdend personeel) en 9A (medewerkers klantenservice, dienstleiders bus en tram en roosterpersoneel bij de afdeling Informatie en Controle.
De pauzeregeling als bepaald in artikel 1.5 van bijlage 9A is overeenkomstig van toepassing op medewerkers beheer bus, medewerkers binnendienst tram en medewerkers centrale verkeersleiding.
2. a. Vaststelling van dienstroosters en werktijdenregelingen geschiedt door de werkgever in overleg met en na instemming van de ondernemingsraad.
b. Indien evenwel de wijziging van een dienstrooster of werktijdregeling verband houdt met de invoering van een nieuwe dienstregeling of andere wijziging van het werkpakket of met arbeidstijdverkorting, dan wordt bij gebreke van tijdige overeen- stemming met de ondernemingsraad, het bestaande dienstrooster of werktijdregeling in overleg tussen CAO-partijen aangepast.
Deze aanpassing blijft van kracht tot een nieuw of gewijzigd dienstrooster of werktijdregeling is vastgesteld.
3. Als grondslag voor het opstellen van dienstroosters en werktijdregelingen geldt een zo redelijk mogelijke verdeling van de lusten en lasten van het werk over het benodigde aantal werknemers.
Bij de verdeling van het werk wordt uitgegaan van een zo volledig mogelijk gebruik van de geldende werktijd.
Artikel 71 Variabele werktijden
1. Voor de afdelingen waar geen dienstroosters gelden zoals bedoeld in bijlage 9 kunnen variabele werktijden worden ingesteld, overeenkomstig het bepaalde in bijlage 7 van de CAO, de regeling "Variabele werktijden".
2. Gebruikmaking van de in lid 1 genoemde regeling kan nimmer leiden tot verkrijging van een recht op een toeslag, dat zonder toepassing van die regeling evenmin zou hebben bestaan.
Artikel 72 Verschoven arbeidstijd
1. Onder verschoven arbeidstijd wordt verstaan de tijd gedurende welke de werknemer in opdracht van de werkgever op een bepaalde dag buiten de voor hem op die dag bij dienstrooster of werktijdregeling vastgestelde werkuren arbeid verricht, zonder dat daarbij de door het rooster of die regeling aangegeven dagelijkse arbeidsduur wordt overschreden.
2. Arbeidstijd zal slechts worden verschoven indien het belang van de onderneming dat eist en er voldaan is aan de wettelijke voorschriften. In dat geval is de werknemer verplicht arbeid in verschoven arbeidstijd te verrichten.
3. De werkgever zal bij de vaststelling ervan zoveel mogelijk rekening houden met de persoonlijke belangen van de werknemer.
NB) Zie voor de toeslagregeling artikel 29.
Artikel 73 Arbeid op vrije dagen
1. Op zaterdagen, zondagen en feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij een rooster met onregelmatige diensten van toepassing is.
2. De werknemer is tenminste één van de twee kerstdagen vrij van dienst. Deze bepaling geldt niet voor de wachtdienstroosters bij de afdeling HTM-Infra.
Artikel 74 Vrije dagen
1. Een werknemer heeft recht op tenminste gemiddeld twee vrije dagen per week.
2. Jaarlijks dienen tenminste 17 vrije dagen op zondag te vallen, waarbij voor de nachtploegen als een vrije zondag wordt aangemerkt het vrij zijn in de nacht van zaterdag op zondag. Op verzoek van de werknemer kan hiervan worden afgeweken, met inachtneming van de bepalingen van de Arbeidstijdenwet (ATW).
3. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 is de werkgever bevoegd, indien zij dit in het belang van de dienst nodig oordeelt, de vrije dagen te verplaatsen, met dien verstande
dat er voor de verplaatste vrije dag een gelijkwaardige dag moet worden teruggegeven, met uitzondering van het daartoe bepaalde in bijlage 9, onderdeel zomerverlofregeling.
NB) Zie ook artikel 30, toeslag bij verplaatsing van een vrije dag.
Artikel 75 Werktijden oudere werknemers
De tekst van de OWN-regeling is opgenomen in bijlage 5 van deze CAO
Artikel 76 Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan arbeid, die de werknemer in opdracht van de werkgever buiten de voor hem bij dienstrooster of werktijdregelingen vastgestelde werkuren verricht, indien en voor zover daarbij de door dat rooster of die werktijdregeling aangegeven dagelijkse arbeidsduur wordt overschreden.
Als overwerk wordt niet beschouwd incidenteel verrichte arbeid aansluitend aan de normale werktijd, welke niet langer dan een kwartier duurt.
2. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk.
3. De werknemer is gehouden hem opgedragen overwerk te verrichten, indien het belang van de onderneming dit eist en aan de wettelijke voorschriften is voldaan.
De werkgever zal bij het opdragen van overwerk zoveel mogelijk rekening houden met de persoonlijke belangen de betrokken werknemer.
4. Wanneer in een bepaald bedrijfsonderdeel overwerk van meer belangrijke omvang - hetzij naar het aantal daarbij betrokken werknemers, hetzij naar de te verwachten tijdsduur - noodzakelijk is, zal de werkgever hieromtrent overleg plegen met de ondernemingsraad.
Artikel 77 Vergoedingen voor overwerk en werk op feestdagen. Algemeen
1. De werknemer, die overwerk verricht als bedoeld in artikel 76 en de werknemer, die zonder overschrijding van de dagelijkse arbeidsduur dienst moet doen op een feestdag die niet samenvalt met een zaterdag of zondag, ontvangt een vergoeding.
Deze vergoeding kan bestaan in geld (zie artikel 79) en/of vrije tijd (zie artikel 78).
NB) Voor personeel dat volgens xxxxxxx arbeid verricht op een feestdag die niet samenvalt met een zaterdag of zondag, geldt de vergoeding als bedoeld in artikel 61.
2. De vergoeding in vrije tijd vindt uitsluitend plaats op verzoek van de werknemer.
3. Een werknemer wiens maximumsalaris hoger is dan het maximumsalaris van salarisgroep 10 ontvangt voor overwerk geen vergoeding; wel krijgt hij voor de meer gewerkte uren een evenredige compensatie in vrije tijd.
4. Een werknemer die is ingedeeld in salarisgroep 10 of garantieschaal 40, ontvangt voor overwerk een vergoeding in geld of in tijd à 100%. Voor hem gelden derhalve niet de percentages als genoemd in artikel 79.
Artikel 78 Vergoeding in vrije tijd
uitsluitend voor personeel wiens salaris niet meer bedraagt dan het maximumsalaris van salarisgroep 9)
1. Bij vergoeding in vrije tijd is het aantal toe te kennen vrije uren gelijk aan het aantal gewerkte overuren vermenigvuldigd met de in artikel 79 vermelde percentages.
2. De aldus verworven vrije uren worden overeenkomstig artikel 4 van bijlage 16 naar keuze van de werknemer opgenomen of gespaard.
3. Bij het bepalen van de dagen en uren waarop de vrije tijd zal worden genoten wordt met de wensen van de werknemer rekening gehouden voor zover de belangen van de dienst en die van de overige werknemers dit toelaten.
4. Indien de vrije tijd niet is toegekend binnen zes maanden na het tijdstip waarop het overwerk werd verricht, vindt - tenzij werkgever en werknemer beiden instemmen met een langere termijn- zo spoedig mogelijk daarna vergoeding in geld plaats,
Artikel 79 Vergoeding in geld
1. De vergoeding in geld bedraagt per uur:
a. voor overwerk op andere dagen dan op zaterdagen, zondagen, feestdagen en roostervrije dagen:
125 % van het uursalaris voor het eerste en het tweede uur;
150 % van het uursalaris voor de volgende uren en voor het eerste en tweede uur voor zover deze liggen tussen 22.00 en 6.00 uur;
b. voor overwerk op zaterdag en op roostervrije dagen:
175 % van het uursalaris;
c. voor overwerk op zon- en feestdagen:
200 % van het uursalaris.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 geldt dat:
a. de zaterdag, de zondag, de feestdag en de roostervrije dag geacht worden aan te vangen op de voorafgaande dag om 22.00 uur;
b. de overige dagen worden geacht aan te vangen om 6.00 uur;
c. de dagen welke aan een zaterdag, zondag, feestdag of roostervrije dag voorafgaan worden geacht te eindigen om 22.00 uur;
d. de overige dagen worden geacht te eindigen op de volgende dag om 6.00 uur.
e. werknemers werkzaam bij de afdeling Infrastructuur voor werkzaamheden in de nacht van zondag op maandag de toeslag genoemd in lid 1 onder a ontvangen.
Artikel 80 Deeltijd en overwerkvergoeding
Voor werknemers in deeltijd geldt dat bij overschrijding van de overeengekomen dagelijkse arbeidsduur zoals vermeld in de arbeidsovereenkomst, de desbetreffende uren vergoed worden tegen het uursalaris
en de percentages zoals genoemd in artikel 79, lid 1.
NB) Zie ook artikel 76 lid 5.
Afdeling 7 Disciplinaire maatregelen
Artikel 81 Plichtsverzuim
1. De werknemer, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt kan deswege disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift alsook het doen of nalaten van iets, dat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 82 Bevoegdheid directie. Hoor en wederhoor. Procedurevoorschriften
1. Disciplinaire straffen worden opgelegd door de directie na daartoe strekkend advies van de afdelingsleiding en na kennisneming van de schriftelijke verantwoording bedoeld in lid 2.
De ernst van het plichtsverzuim, de (persoonlijke) omstandigheden waaronder een en ander plaatsvond alsmede diens diensttijd worden in aanmerking genomen bij de bepaling van de te nemen maatregelen.
2. De afdelingsleiding stelt de werknemer schriftelijk op de hoogte van haar beslissing de directie te adviseren een disciplinaire straf op te leggen.
De afdelingsleiding stelt de werknemer in de gelegenheid zich schriftelijk binnen een termijn van 5 kalenderdagen te verantwoorden.
Artikel 83 Disciplinaire straffen. Beroep.
1. De disciplinaire straffen die kunnen worden opgelegd zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. inhouding van één of meer vakantiedagen;
c. het niet toekennen van een periodieke verhoging;
2. Ter zake van eenzelfde feit kan niet meer dan één van de in het vorige lid genoemde disciplinaire maatregelen worden opgelegd.
3. De oplegging van een straf genoemd in lid 1 onder b en c kan voorwaardelijk geschieden in die zin, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien de werknemer zich gedurende een vastgestelde termijn van maximaal één jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim noch aan enig ander plichtsverzuim.
4. De strafoplegging geschiedt schriftelijk en dient met redenen te zijn omkleed; daarbij wordt de werknemer tevens medegedeeld binnen welke termijn en bij welke instantie beroep openstaat.
NB) Zie artikel 95 jo. bijlage 13 (Regeling Permanente Geschillencommissie).
Hoofdstuk II Voorschriften bij hoofdstuk I
Afdeling 1 Uitgangspunten sociaal beleid
Artikel 84 Personeelsbeleid
1. De werkgever zal bij voortduring streven naar het toepassen en waar mogelijk uitbouwen van een goed en verantwoord personeelsbeleid.
2. Als onderdelen hiervan zal onder meer bijzondere aandacht besteed worden aan de begeleiding van de werknemers en aan de informatie aan de werknemers over de onderneming.
3. Iedere werknemer wordt naar vermogen de gelegenheid geboden werkzaam te zijn overeenkomstig zijn bekwaamheden en zijn geestelijke en lichamelijke eigenschappen waardoor hij een zo groot mogelijke voldoening in zijn werk kan vinden en een zo nuttig mogelijke bijdrage geeft in het resultaat van de gezamenlijke arbeid.
4. Om de werknemers in staat te stellen hun functie binnen de onderneming zo goed mogelijk te blijven vervullen, mede gelet op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn binnen hun werkzaamheden, zal de werkgever zorg dragen voor doeltreffend en op deze werkzaamheden gericht onderricht, dan wel gelegenheid geven tot het volgen van dit onderricht, indien zij hiertoe de noodzaak aanwezig acht. Daarnaast zal de werkgever de werknemers de gelegenheid geven hun kennis en bekwaamheden te ontwikkelen, alsmede deze aan te passen aan technische en andere ontwikkelingen, in verband met de mogelijkheid in aanmerking te komen voor plaatsing in zich voordoende vacatures.
Artikel 85 Organisatiebeleid
1. Bij de structurering van werkzaamheden, alsmede bij aanpassingen op grond van technische, organisatorische en economische ontwikkelingen zal de werkgever bij voortduring naar vermogen rekening houden met de belangen van de werknemers.
2. Ter bevordering van een goede gang van zaken in de onderneming kan de werkgever voor de gehele onderneming, voor een afdeling of voor een onderdeel daarvan bedrijfsregels vaststellen of laten vaststellen. Evenzo kan de werkgever voor bepaalde werknemers of groepen van werknemers een werkinstructie vaststellen of laten vaststellen.
3. De in lid 2 genoemde bedrijfsregels en werkinstructies mogen niet in strijd zijn met enige bepaling uit de CAO of met op grond daarvan vastgestelde regelingen. De bedrijfsregels behoeven het advies van de ondernemingsraad.
Artikel 86 Arbeidsomstandighedenbeleid
De werkgever zal conform het bepaalde in artikel 19 bij voortduring streven naar een zo groot mogelijke veiligheid binnen de onderneming. Overleg hierover vindt plaats met de ondernemingsraad.
Artikel 87 Informatiebeleid
1. Voorlichting over onderwerpen die voor de werknemers van belang kunnen zijn, belangrijke voorvallen, regelingen of aanwijzingen ten behoeve van de dienstuitoefening worden per mededeling aan de werknemers bekend gemaakt.
2. Alle mededelingen als bedoeld in lid 1 die via de mededelingenborden zijn gepubliceerd worden geacht aan iedere werknemer afzonderlijk te zijn gedaan.
3. De werknemer dient kennis te nemen van en rekening te houden met hetgeen in de mededelingen staat vermeld.
Afdeling 2 Diversen
Artikel 88 Beleid gericht op het voorkomen en bestrijden van discriminatie en seksuele intimidatie
1. De werkgever verbindt zich te werken aan de ontwikkeling van een beleid dat in het arbeidsproces gelijke behandeling garandeert van een ieder ongeacht geslacht, seksuele gerichtheid, ras of etnische herkomst, nationaliteit, politieke gezindheid, godsdienst of levensovertuiging, burgerlijke staat of samenlevingsvorm, of andere gronden die niet relevant zijn voor de arbeidsverhouding of het behoorlijk functioneren daarin.
2. Het in lid 1 bepaalde is van toepassing op werving en selectie, het aangaan en beëindigen van een arbeidsovereenkomst en alle arbeidsvoorwaarden.
3. Het in lid 1 neergelegde beginsel van gelijke behandeling geldt niet in geval van specifieke beschermende bepalingen voor bepaalde groepen en evenmin, indien het onderscheid tot doel heeft bedoelde personen een bevoorrechte positie toe te kennen teneinde feitelijke ongelijkheden op te heffen of te verminderen en het gemaakte onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel.
4. De werkgever zal een beleid voeren gericht op het tegengaan en voorkomen van seksuele intimidatie op de werkplek. Seksuele intimidatie wordt niet getolereerd en kan onder meer leiden tot het treffen van disciplinaire maatregelen als bedoeld in artikel 83.
Een en ander is nader uitgewerkt in bijlage 14, die deel uitmaakt van deze CAO.
Artikel 89 Uitzendkrachten
Bij de werkgever tewerkgestelde uitzendkrachten worden in het kader van het ABU/SMU-akkoord beloond overeenkomstig het personeel dat bij de werkgever in dienst is.
Hoofdstuk III Collectief gedeelte. Verhouding werkgever en Vakverenigingen/Ondernemingsraad
Artikel 90 Fusie/Reorganisatie
1. In geval van het voornemen tot een belangrijke reorganisatie is de werkgever gehouden overleg te voeren met de vakverenigingen en de ondernemingsraad.
Als belangrijke reorganisatie wordt in ieder geval beschouwd een reorganisatie die leidt tot gedwongen ontslag.
Tevens is de werkgever gehouden overleg te voeren met de vakverenigingen en de ondernemingsraad in geval van het voornemen tot inkrimping, fusie en overige onderwerpen genoemd in het SER-besluit Fusiegedragsregels.
2. Bij een reorganisatie wordt als uitgangspunt gehanteerd dat gedwongen ontslagen moeten worden voorkomen.
Partijen zullen alle mogelijkheden moeten benutten om deze doelstelling te bereiken.
3. Bij een reorganisatie, is het gestelde in artikel 47 (afbouwregeling), in artikel 48 en in bijlage 6A (Sociaal Plan) van toepassing, met dien verstande dat voor de duur van Perspectief 2013 en derhalve van 1 januari 2011 tot 1 vooralsnog 1 januari 2013 bijlage 6A buiten werking is gesteld en het Sociaal Plan in bijlage 6B van toepassing is.
Artikel 91 Werkgelegenheidsbeleid. Informatie
Onverminderd het bepaalde in of bij de wet zal de werkgever eenmaal per jaar aan de vakverenigingen informatie verstrekken omtrent instroom, uitstroom en doorstroom van jongeren en vrouwen en allochtonen onder de werknemers van de werkgever.
Artikel 92 Vakverenigingen. Overleg
1. Partijen zijn overeengekomen te streven naar een geregeld onderling overleg.
2. Het overleg vindt plaats naar behoefte van één of meer daarbij betrokken partijen.
2. Onderwerpen van dit overleg kunnen zijn deze overeenkomst, de uitwerking daarvan en verder alle onderwerpen die de onderneming of de werknemers betreffen, behoudens de vaststelling van dienstroosters en werktijdregelingen en andere onderwerpen waarvan het in de rede ligt deze uitsluitend tussen de werkgever en de ondernemingsraad te bespreken.
4. Aan het overleg wordt van ondernemingszijde deelgenomen door de directie.
5. Van elke vakvereniging kunnen maximaal vier personen aan het overleg deelnemen.
Artikel 93 Werkgeversbijdrage aan vakverenigingen
De onderneming stelt aan de vakverenigingen, genoemd als partijen ter andere zijde in artikel 1, als tegemoetkoming in de kosten van scholings- en vormingsactiviteiten en in de kosten die verbonden
zijn
aan de onderhandelingen rond het afsluiten van de CAO, per jaar 1,6 promille van de loonsom beschikbaar. Onder loonsom wordt in dit artikel verstaan het sociaal verzekeringsloon.
Het hiermee gemoeide bedrag wordt aan deze vakverenigingen toegekend naar rato van het aantal leden dat werkzaam is bij de werkgever en dient ten goede te komen aan werknemers in dienst
van
HTM.
Dit is nader uitgewerkt in de uitvoeringsregeling vakbondswerk binnen HTM.
Artikel 94 Faciliteiten vakverenigingen
1. Een vakvereniging, genoemd als partij ter andere zijde in artikel 1, kan uit het midden van de eigen leden die werkzaam zijn bij de werkgever een bedrijfscontactpersoon aanstellen, die in dienst blijft bij de werkgever. Eén en ander is nader uitgewerkt in de uitvoeringsregeling vakbondswerk binnen HTM.
2. a. Tevens kan een vakvereniging, genoemd als partij ter andere zijde in artikel 1, per kalenderjaar bij de werkgever een aantal vakbondsverlofuren aanvragen. Er bestaat
per op
bij de werkgever werkzaam lid, op wie deze overeenkomst van toepassing is, recht
5,33 vakbondsverlofuren per kalenderjaar. Vakbondsverlofuren kunnen worden aangewend zoals beschreven in de uitvoeringsregeling vakbondswerk binnen HTM.
b. Het verlof wordt alleen aangevraagd indien de afwezigheid van de werknemer binnen de arbeidstijd noodzakelijk is.
c. Het verlof wordt, voor zover de dienst zich er niet uitdrukkelijk tegen verzet, toegekend
met behoud van salaris.
3. De werkgever biedt gelegenheid om de fiscale mogelijkheden ten aanzien van vakbondscontributie te benutten.
4. De bedrijfscontactpersonen worden in de gelegenheid gesteld de CAO-voorstellen van de vakbonden op intranet te zetten.
5. HTM stimuleert (nieuw) personeel om lid van een vakbond te worden.
6. Vertegenwoordigers van buitenlandse vakbonden, die worden uitgenodigd door de bonden bij HTM, worden in de gelegenheid gesteld om het bedrijf te bezoeken. HTM en bonden stellen in onderling overleg een programma voor de bezoekers samen. De kosten die HTM maakt voor het bedrijfsbezoek zullen niet in rekening worden gebracht.
NB) Het statuut Bedrijvenwerk is opgenomen in deze ringband.
Hoofdstuk IV Klachten- en geschillenregeling
Artikel 95 Geschillen
1. a. Geschillen tussen werkgever en een werknemer met betrekking tot toepassing en/of interpretatie van de CAO of geschillen betreffende de individuele arbeidsovereenkomst worden - met uitzondering van de geschillen als bedoeld in lid 2 - ter beslissing voorgelegd aan de Permanente Geschillencommissie.
b. De werknemer, op wie de HTM-beoordelingssystematiek van toepassing is, kan zich bij klachten over de gehanteerde procedure ten aanzien van het beoordelen wenden tot de Permanente Geschillencommissie.
2. Geschillen die betrekking hebben op of verband houden met hetzij beëindiging van de arbeidsovereenkomst hetzij toepassing en/of interpretatie van een Sociaal Plan hetzij functiewaardering behoren niet tot de competentie van de commissie genoemd in lid 1.
3. Samenstelling, werkwijze alsmede de in acht te nemen procedureregels van de Permanente Geschillencommissie zijn geregeld in een afzonderlijke regeling, dat als bijlage 13 deel uitmaakt van deze CAO.
Artikel 96 Klachtrecht voor individuele werknemers
Iedere werknemer, die meent dat hij reden tot klagen heeft betreffende zijn werksituatie, heeft het recht een klacht in te dienen, heeft er aanspraak op dat deze klacht behoorlijk onderzocht wordt en dat er binnen een redelijke termijn adequaat op beslist wordt, zonder dat daar enig nadeel voor hem uit voortvloeit. Een nadere regeling, houdende de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder dit recht geëffectueerd kan worden, is opgenomen in een afzonderlijke regeling, dat als bijlage 12 deel uitmaakt van deze CAO.
NB) Zie voorts - i.v.m. discriminatie en seksuele intimidatie - bijlage 14.
Bijlage 1 Regeling Functiewaardering 2004
(behorend bij artikel 22 lid 1 van de CAO)
INHOUD:
In de Regeling zijn alle van belang zijnde regelingen en procedures ten aanzien van de toepassing van functiewaardering bij HTM vastgelegd.
Hoofdstuk 1: De basisafspraken tussen partijen inzake de toepassing van functiewaardering
1.1 Inleiding
1.2 De toepassing van de referentiemethode
1.3 Het referentieraster
1.4 Het ORBA-systeem voor functiegroepen 1 tot en met 9
1.5 De Hay-methode voor functiegroepen hoger dan 9
1.6 De functiegroepindeling
1.7 De rol, samenstelling en werkwijze van de Indelingscommissie
1.8 De rol van de personeelsadviseur functiewaardering afdeling HRM van HTM
1.9 De rol van de OR
1.10 De rol van de vakorganisaties
1.11 De rol van de systeemhouders van het ORBA-systeem en de Hay-methode
Hoofdstuk 2: Procedures inzake de toepassing van de Referentiemethode Functiewaardering HTM
2.1 Procedure (her)onderzoek functiewaardering
2.2 Procedure intern bezwaar tegen een functiegroepindeling
2.3 Procedure extern beroep tegen een functiegroepindeling
2.4 Procedure onderhoud Referentieraster
Bijlage 1. Het Referentieraster HTM Bijlage 2. Standaard functiebeschrijving
Bijlage 3. Standaard formulieren betreffende functieonderzoek, bezwaar en beroep.
Hoofdstuk 1: De basis afspraken tussen partijen inzake de toepassing van functiewaardering
1.1 Inleiding:
Het HTM-functiewaarderingsinstrumentarium is gebaseerd op:
• het ORBA-systeem voor de functiegroepen 1 tot en met 9, en
• de Hay-methode voor de functiegroepen hoger dan 9.
Het functiewaarderingsinstrumentarium dient ervoor de HTM functies van functionele loongroepen te voorzien.
HTM past hiertoe de Referentiemethode toe.
Het functiewaarderingsinstrumentarium wordt gevormd door:
• het HTM-Referentieraster
• indelingsgrondslagen en procedures
• bezwaar en beroepsprocedures
Het HTM-Referentieraster, de indelingsgrondslagen en procedures, zijn door de partijen in gezamenlijkheid vastgesteld.
1.2 De Referentiemethode
HTM bepaalt de voor een functie van toepassing zijnde functiegroep door de functie op een systematische wijze te vergelijken met functies uit het HTM-Referentieraster. Referentiefuncties zijn functies die:
▪ kenmerkend zijn voor de HTM bedrijfsprocessen
▪ zo mogelijk meerdere functiehouders hebben
▪ behulpzaam zijn bij de dekking van de voorkomende functieniveaus
De systematische vergelijking vindt plaats op basis van de, voor de functie relevante, niveaubepalende aspecten, zoals deze in de functiewaarderingsystemen (ORBA en Hay) zijn gedefinieerd.
1.3 Het HTM-Referentieraster
Het overzicht van de functiegroepindelingen van de HTM-referentiefuncties, het HTM-referentieraster, is opgenomen in bijlage 1.
Deze functies zijn met het ORBA-systeem, resp. de Hay-methode gewaardeerd en op basis van de vastgestelde weging in de betreffende functiegroep geplaatst.
De indelingen van functies in functiegroepen wordt afgeleid van de indelingen in het HTM- referentieraster..
1.4 Het ORBA-systeem
Voor de weging van de HTM-referentiefuncties en het indelen van de functies in de functiegroepen
1 tot en met 9 wordt het ORBA-systeem voor functiewaardering toegepast.
Van dit systeem is AWVN systeemhouder; HTM past hiervan de referentiemethode toe.
Het analysekader, het Nationaal ORBA Referentiemateriaal en de uitgangspunten, procedures en werkwijzen zijn door de vakorganisaties erkend.
De toepassing van de ORBA-Referentiemethode omvat het bepalen van de van toepassing zijnde functiegroepen door middel van het systematisch vergelijken van bedrijfsfuncties met referentiefuncties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende hoofdkenmerken:
• Verantwoordelijkheden
• Kennis
• Sociale interactie
• Specifieke handelingsvereisten
• Bezwarende omstandigheden
1.5 De Hay-methode
Voor de weging van de HTM-referentiefuncties en het indelen van de functies in de functiegroepen boven functiegroep 9 wordt de Hay-methode voor functie-evaluatie en –profilering toegepast.
Van dit systeem is Hay Group systeemhouder. Het analysekader, de referentiefuncties en de uitgangspunten, procedures en werkwijzen zijn door de vakorganisaties erkend.
De toepassing van de Hay-methode voor functie-evaluatie en –profilering omvat het systematisch evalueren van de betrokken referentiefuncties op de hoofd- en de subkenmerken, het intern en extern vergelijken van de evaluaties en de uitkomsten en het vaststellen van de functiezwaarte. Op basis van de uitkomsten worden de referentiefuncties ingedeeld in de van toepassing zijnde functiegroepen.
De hoofd en subkenmerken zijn:
• Xxxxxx & Kunde
o Functietechnische kennis en vaardigheid
o Bestuurskunde
o Sociale Vaardigheid
• Probleembehandeling
o Vrijheid van denken
o Complexiteit van de problematiek
• Reikwijdte van verantwoordelijkheid
o Vrijheid van handelen
o Omvangsgebied
o Aard van de invloed
1.6 De functiegroepindeling
De Indelingscommissie HTM stelt haar advies ten aanzien van de indelingen van functies op door de vastgelegde functie-inhoud systematisch te vergelijken met de HTM-Referentiefuncties.
De Indelingscommissie laat zich daarbij ondersteunen door een personeelsadviseur functiewaardering van de afdeling HRM. Desgewenst kan hierbij advies worden ingewonnen bij de systeemhouders van ORBA of Hay.
Van de functiegroepindelingen wordt een rapport opgemaakt.
De door de Indelingscommissie voorgestelde functiegroepindelingen worden als advies aan de directie voorgelegd. De directie stelt de indelingen vast.
1.7 De samenstelling, rol en werkwijze van de Indelingscommissie
De Indelingscommissie wordt gevormd door:
• 3 vaste leden met 1 plaatsvervangend lid, benoemd door de directie
• afdelingshoofd Personeel
Het afdelingshoofd Xxxxxxxxx is voorzitter van de Indelingscommissie.
Het secretariaat voor de Indelingscommissie wordt verzorgd door de personeelsadviseurs functiewaardering.
De Indelingscommissie behandelt indelingsverzoeken en interne bezwaren tegen vastgestelde indelingen, met als doel de directie over de indeling van functies te adviseren. Zij stelt daartoe gewogen indelingsadviezen op.
De Indelingscommissie komt hiervoor in vergadering bijeen, zodanig dat binnen de gestelde termijnen de directie een besluit kan hebben genomen over de indeling van functies.
Bij de behandeling van een intern bezwaar van een functie binnen het verantwoordelijkheidsgebied van een van de vaste leden van de Indelingcommissie, treedt deze terug en laat de behandeling over aan een plaatsvervangend lid.
De indelingscommissie behandelt indelingsverzoeken van functies, waarvan de inhoud in een functieomschrijving is vastgelegd en door de directie of namens de directie is vastgesteld.
De indelingscommissie geeft indelingsadviezen op basis van:
• in omschrijvingen vastgelegde en vastgestelde functie-informatie;
• vergelijking van de functie met HTM-referentiefuncties uit het HTM-referentieraster;
• toepassing van het door de systeemhouders ORBA en Hay overgedragen begrippen- en analysekader voor het indelen van functies.
De indelingscommissie legt haar adviezen vast.
De indelingscommissie laat zich bij het behandelen van indelingsadviezen en interne beroepen bijstaan door de Personeelsadviseur(s) functiewaardering.
1.8 De rol van de personeelsadviseur functiewaardering van HTM
De personeelsadviseur functiewaardering adviseert en ondersteunt de indelingscommissie bij het behandelen van indelingsadviezen en begeleidt en faciliteert het daartoe uit te voeren functie(her)onderzoek.
Hiertoe verzorgt de personeelsadviseur functiewaardering de volgende activiteiten:
- in ontvangst nemen en vastleggen van verzoeken voor functie(her)onderzoek en intern bezwaar;
- beoordelen van de aard en inhoud van de verzoeken en ter zake adviseren van leidinggevenden bij de te nemen vervolgstappen;
- begeleiden van leidinggevenden bij het vastleggen van de functie-inhoud;
- zonodig opstellen van de functieomschrijving;
- begeleiden van de goedkeuringsprocedure van functieomschrijvingen;
- bewaken van de termijnen;
- opstellen van pré-adviezen met betrekking tot indelingen voor de Indelingscommissie;
- toelichten van de pré-adviezen aan de Indelingscommissie;
- verzorgen van de verslaglegging indelingsadviezen;
- verzorgen van de interne communicatie met betrokkenen (Indelingscommissie, leidinggevenden en medewerkers).
De personeelsadviseur(s) functiewaardering verzorgen het secretariaat voor de Indelingscommissie.
1.9 De rol van de OR
De OR volgt het proces van het tot stand komen van indelingsadviezen. Hij toetst hierbij of aan de procedures wordt voldaan en of de indelingscommissie de uitgangspunten van de referentiemethode handhaaft bij het tot stand komen van indelingen.
De OR neemt hiervoor als toehoorder deel aan de vergaderingen van de Indelingscommissie. Hij vaardigt daartoe een OR-lid af óf een namens de OR gedelegeerde HTM-medewerker.
1.10 De rol van de vakorganisaties
De vakorganisaties, zijnde partij, stellen mede het HTM-referentieraster vast.
De functiewaarderingsdeskundigen van de vakorganisaties toetsen daartoe de wegingen en functiegroepindelingen van de HTM-referentiefuncties en beoordelen deze op systeemtechnische gronden.
De vakorganisaties stellen mede de procedures inzake functie(her)onderzoek, intern bezwaar en extern beroep en onderhoud referentieraster vast.
De functiewaarderingsdeskundigen van de vakorganisaties nemen deel aan de commissie extern beroep.
1.11 De rol van de Systeemhouders van het ORBA-systeem en de Hay-methode
De systeemhouders van het ORBA-systeem en de Hay-methode dragen zorg voor een systeemtechnisch verantwoord HTM-referentieraster.
Periodiek evalueren zij met de personeelsadviseur(s) functiewaardering HTM de actualiteit van het referentieraster en de van toepassing zijnde procedures.
Zij ondersteunen en adviseren, op verzoek van HTM, bij de toepassing van de referentiemethode. De systeemhouders nemen deel aan de commissie extern beroep.
Hoofdstuk 2: Procedures inzake de Regeling Functiewaardering HTM 2004
De Regeling Functiewaardering HTM 2004 maakt gebruik van een 4-tal procedures, te weten:
2.1 procedure (her)onderzoek functiewaardering
2.2 procedure intern bezwaar functiewaardering
2.3 procedure extern beroep functiewaardering
2.4 procedure onderhoud referentieraster
Hieronder worden de procedures met de rollen en bijdragen van alle betrokkenen en de termijn uiteengezet.
2.1 Procedure (her)onderzoek functiewaardering
In de procedure (her)onderzoek functiewaardering worden een 4 tal stappen achtereenvolgens doorlopen, te weten:
• Stap 1: de aanvraag voor functie(her)onderzoek
• Stap 2: het (her)onderzoek naar de functie-inhoud
• Stap 3: het opstellen van het indelingsadvies door de Indelingcommissie
• Stap 4: het goedkeuren van de functiegroepindeling door de directie
Hierna volgend worden de stappen nader uitgewerkt, met de daarvoor geldende uitgangspunten en termijnen en de rollen en bijdragen van de betrokkenen.
De standaard maximale termijn voor behandeling en afronding van een functie(her)onderzoek bedraagt 6 maanden.
2.1.1 Procedure aanvraag (her) onderzoek functiewaardering (stap 1)
Gronden voor functie(her)onderzoek
De volgende gronden kunnen aanleiding zijn voor functie(her)onderzoek, te weten:
• De functie is niet ingedeeld op basis van de toepassing van deze referentiemethode.
• De functie-inhoud is op kerntaken niveau gewijzigd.
• Het is een nieuwe functie.
Procedure indienen verzoek voor functie(her)onderzoek
Een verzoek voor functie(her)onderzoek wordt door de afdelingsleiding ingediend. Medewerkers kunnen dit (her) onderzoek bij hun leidinggevende initiëren.
Het afdelingshoofd dient het verzoek schriftelijk en gemotiveerd in bij het secretariaat van de Indelingscommissie wat verzorgd wordt door de afdeling HRM.
De Personeelsadviseur(s) functiewaardering beoordelen het verzoek op functiewaarderingsinhoudelijke en procedurele gronden.
Zij stemmen hun bevindingen en te nemen vervolgstappen af met het betreffende afdelingshoofd. De Personeelsadviseur(s) functiewaardering leggen de afspraken vast en stellen het afdelingshoofd hiervan in kennis.
Indien dit leidt tot het in gang zetten van een daadwerkelijk functie(her)onderzoek, wordt dit door het betrokken afdelingshoofd aan de medewerker(s) schriftelijk bevestigd.
Xxxxxxx behandeling verzoek voor functie(her)onderzoek
De standaard maximale termijn voor behandeling van het verzoek voor functie(her)onderzoek bedraagt 1 maand.
2.1.2 Procedure uitvoering (her)onderzoek naar de functie-inhoud (stap 2)
Uitgangspunt functie(her)onderzoek
HTM hanteert het uitgangspunt dat de inhoud van functies wordt bepaald door de werkgever, die daartoe de afdelingshoofden kan mandateren. Bij het opstellen van de functiebeschrijving wordt uit gegaan van de (afdelings)organisatie zoals die behoort te functioneren.
Het uitgangspunt vertaalt zich ook naar de rollen en bijdragen van het afdelingshoofd en de betrokken medewerker(s).
Verantwoordelijkheden van het afdelingshoofd
Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het schriftelijk aanleveren van de vereiste functie- informatie.
Het afdelingshoofd stelt de betrokken medewerker(s) in kennis van de uitgangspunten van het (her)onderzoek en de te volgen procedure.
Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de inhoud van de functieomschrijvingen. Dit omvat:
• Hij/zij stemt met de personeelsadviseur functiewaardering af wie (leidinggevenden en medewerkers) informatie over de functie verstrekken.
• hij/zij stuurt, beoordeelt en toetst de inhoud, zoals die door medewerkers en leidinggevenden is aangeleverd, in lijn met het vastgestelde organisatiebeleid. Zonodig toetst hij/zij dit bij de verantwoordelijke directeur.
• Hij/zij beoordeelt en toetst de inhoud van de concept-functieomschrijving en stelt de definitieve omschrijving vast.
De bijdrage van medewerker(s):
De betrokken medewerker(s) kunnen gevraagd en ongevraagd input leveren over de functie bij het afdelingshoofd.
Medewerkers worden, individueel of als representant van een functie met meerdere functiehouders, door het afdelingshoofd aangewezen om een bijdrage te leveren aan het tot stand komen van de functieomschrijving. Dit kan omvatten:
• het voeren van een functie-informatiegesprek met de personeelsadviseur;
• het beoordelen van concept functieomschrijvingen;
• kennis nemen van de vastgestelde functieomschrijving.
Rol en bijdrage van de personeelsadviseur functiewaardering
De personeelsadviseur begeleidt en bewaakt het proces van bijdrage van de medewerker(s). Hiertoe benadert hij/ zij het betreffende afdelingshoofd en geeft ondersteuning bij de te ondernemen acties.
De personeelsadviseur toetst de voorgestelde kerntaken en verantwoordelijkheden op organisatorische doelmatigheid en de bepaalde organieke uitgangspunten. Hij/zij adviseert, gevraagd en ongevraagd, het afdelingshoofd over daaruit volgende gewenste aanpassingen en informeert zonodig hierover het betreffende directielid.
De verantwoordelijkheden van directie
De directie of een door hen gemandateerde leidinggevende stelt de functieomschrijving vast door middel van het goedkeuren van de voorgelegde concept-functieomschrijving.
Termijn (herziening) functieomschrijving
De maximale termijn voor het doorlopen van het proces voor het tot stand komen van een functieomschrijving - vanaf de afronding van het aanvraagverzoek tot en met de vaststelling van de functieomschrijving - bedraagt 2 maanden.
2.1.3 Procedure advies functiegroepindeling (stap 3)
Het vaststellen van de functiegroepindeling vindt plaats na afronding van de functieomschrijving . De Indelingscommissie komt hiertoe op verzoek van de voorzitter bijeen.
De rol van de Indelingscommissie
De Indelingscommissie stelt het advies op voor de indeling van de haar voorgelegde functie.
De indelingscommissie past het HTM-referentieraster en het door de systeemhouders ORBA en Hay overgedragen begrippen- en analysekader toe.
De Indelingscommissie behandelt het door de personeelsadviseur functiewaardering opgestelde indelingsvoorstel. Zij informeert zich over de inhoud van de functie en vormt zich een oordeel over de voorgestelde indeling. Desgewenst laat zij de functie-inhoud toelichten door het betreffende afdelingshoofd.
De Indelingscommissie stelt een beargumenteerd indelingsadvies op en legt deze ter bekrachtiging voor aan de directie.
De rol van de personeelsadviseur functiewaardering
De personeelsadviseur functiewaardering stelt een beargumenteerd voorstel op voor indeling van de functie en licht dit ter vergadering van de Indelingscommissie toe.
Hij/zij kan zich hierbij laten adviseren en/of ondersteunen door functiewaarderingsdeskundigen van de systeemhouders ORBA en Hay.
De personeelsadviseur(s) functiewaardering verzorgen de secretariële ondersteuning van de Indelingscommissie.
Zij dragen zorg voor planning, organisatie en verslaglegging van de vergaderingen van de Indelingscommissie en voor een goed beheerde administratie van de te behandelen, in behandeling zijnde en behandelde indelingen.
Zij dragen zorg voor de voortgang van en communicatie over de behandeling van indelingsverzoeken.
De termijn voor het behandelen van een indelingsadvies
De maximale termijn voor het behandelen van een indelingsadvies door de Indelingscommissie - vanaf de vaststelling van de functieomschrijving - bedraagt 2 maanden.
2.1.4 Procedure vaststelling en communicatie van de functiegroepindeling (stap 4)
De directie stelt de functiegroepindeling vast met een directiebesluit.
De directie vormt zich daartoe een oordeel over het indelingsadvies en argumentatie van de Indelingscommissie en stemt dit zonodig af met de betreffende afdelingsleiding.
De directie deelt haar besluit schriftelijk en beargumenteerd mee aan de betrokken afdelingsleiding. De afdelingsleiding verzorgt de communicatie naar de betrokken functiehouders en geeft aan of en welke consequenties er zijn voor het salaris.
De termijn voor het vaststellen van een functiegroepindeling
De maximale termijn voor het, door de directie, vaststellen van een functiegroepindeling op basis van een indelingsadvies, bedraagt 1 maand.
2.1.5 Effectuering van het indelingsbesluit
De eerst mogelijke bevorderingsdatum van een door de directie van een loonschaalbeslissing voorziene functie is:
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vastgestelde functiebeschrijving ter waardering is aangeboden aan het secretariaat van de Indelingscommissie.
Het secretariaat bevestigt schriftelijk de ontvangstdatum aan:
- de functiehouder
- het indienend afdelingshoofd
2.2 Procedure intern bezwaar tegen een functiegroepindeling
2.2.1 Uitgangspunten, termijn en gronden
Uitgangspunt
Het interne bezwaar tegen een functiegroepindeling van de functie kan door de medewerker worden ingediend, nadat hij/zij schriftelijk in kennis is gesteld van de vastgestelde functieomschrijving met de functiegroepindeling.
De bezwaartermijn
Het bezwaar dient door de medewerker binnen 1 maand, na datum van in kennisstelling van de indeling, schriftelijk en met redenen te worden ingediend.
De bezwaarinstantie
Het bezwaar wordt ingediend bij het secretariaat van de Indelingscommissie. De indiener stelt hiervan de leidinggevende en afdelingshoofd in kennis.
De bezwaargronden
De gronden voor het maken van bezwaar zijn:
• de medewerker is het niet eens met de vastgestelde functiegroepindeling voor zijn/haar functie. en/of
• de in de functieomschrijving, vastgelegde kerntaken stemmen, naar het oordeel van de medewerker, niet overeen met de feitelijk toebedeelde kerntaken.
De bezwaarbehandeling wordt in een tweetal fasen doorlopen.
2.2.2 De overlegfase
Doel van de overlegfase
De overlegfase heeft tot doel onduidelijkheden over de achtergronden van de functie-inhoud en/of de functiegroepindeling aan de medewerker te verduidelijken, mede in het licht van de geuite bezwaargronden.
Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het geven van de verduidelijking, waarbij hij/zij zich kan laten bijstaan door aan hem/haar rapporterende leidinggevenden.
De Personeelsadviseur functiewaardering bewaakt en ondersteunt het proces van verduidelijking en levert vanuit zijn/haar expertise de vereiste inbreng.
Het resultaat van de overlegfase
Indien de medewerker(s) op basis van deze verduidelijking alsnog akkoord gaat/gaan met het resultaat van het functiewaarderingsonderzoek is het bezwaar behandeld.
Indien het afdelingshoofd het bezwaar deelt en/of de medewerker van mening is dat de verduidelijking niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid, wordt de behandeling van het bezwaar vervolgd.
De indiener stelt het secretariaat van de Indelingscommissie hiervan schriftelijk in kennis stellen.
De personeelsadviseur functiewaardering legt het resultaat van de overlegfase vast en stelt de Indelingscommissie in kennis van het resultaat.
De termijn van de afhandeling van de overlegfase
De maximale termijn voor het afronden van de overlegfase bedraagt 2 maanden.
2.2.3 De fase van interne bezwaarbehandeling
De interne bezwaarbehandeling vindt pas plaats na afronding van de overlegfase.
De medewerker dient daartoe binnen 1 maand na afronding van de overlegfase, al dan niet door het afdelingshoofd onderschreven, schriftelijk een verzoek in bij het secretariaat van de Indelingscommissie.
De behandeling van het bezwaar
Het secretariaat stelt de Indelingscommissie in kennis van het ingediende bezwaar en draagt zorg voor de behandeling, te weten:
• Zij beoordeelt het bezwaar op ontvankelijkheid op basis van de vastgelegde uitgangspunten voor de toepassing van functiewaardering.
• Indien het bezwaar niet voldoet aan de formele vereisten, verklaart zij het bezwaar niet ontvankelijk. Zij stelt daarvan de bezwaarde schriftelijk in kennis.
• Bij ontvankelijkheid verricht de personeelsadviseur functiewaardering heronderzoek naar de functie, conform de procedure (her) onderzoek functiewaardering.
Na afronding van het onderzoek legt de personeelsadviseur functiewaardering zijn/haar bevindingen voor aan de Indelingscommissie.
De Indelingscommissie vormt zich een oordeel over de functiegroepindeling en legt dit als een advies aan de directie voor.
Bij de behandeling van een intern bezwaar van een functie binnen het verantwoordelijkheidsgebied van een van de vaste leden van de Indelingcommissie, treedt deze terug en laat de behandeling over aan een plaatsvervangend lid.
De directie stelt de functiegroepindeling opnieuw vast.
De termijn voor afhandeling van het interne bezwaar
De maximale termijn voor de afhandeling van het interne bezwaar bedraagt 2 maanden.
Indien de medewerker zich niet kan vinden in de uitkomst van de interne bezwaarbehandeling, kan de medewerker de externe beroepsprocedure in gang zetten
2.3 Procedure extern beroep tegen een functiegroepindeling
Binnen 1 maand na in kennis gesteld te zijn van het resultaat van de interne bezwaarbehandeling dient de medewerker het extern beroep schriftelijk en gemotiveerd ingediend te hebben.
De medewerker dient zijn beroep in bij de bestuurder van de vakorganisatie waarbij hij/zij is aangesloten, dan wel bij de directie, indien de medewerker geen lid is van een vakorganisatie.
De beroepsbehandeling wordt uitgevoerd door een door de systeemhouder geautoriseerde functiewaarderingsdeskundige met functiewaarderingsdeskundigen van de betrokken vakorganisaties. Zij vormen daartoe ad hoc een commissie extern beroep.
De commissie extern beroep vormt zich een oordeel over het beroep, op basis van de functieomschrijving, de voorgelegde documentatie en toelichting daarop door de medewerker en de, door de werkgever aangewezen, verantwoordelijke(n).
De commissie toetst of de uitgangspunten voor de toepassing van de referentiemethode en de methodische grondslagen voor functiewaardering correct zijn toegepast en doet hierover een functiewaarderingstechnisch definitieve uitspraak.
De commissie rapporteert haar uitspraak schriftelijk aan de directie van HTM en, indien de medewerker lid is van een vakorganisatie, aan de bestuurder van deze vakorganisatie.
De directie heroverweegt haar eerder genomen indelingsbesluit op basis van de door de commissie uitgebrachte definitieve uitspraak en stelt de functiegroepindeling opnieuw vast.
De standaard maximale termijn voor behandeling van het extern beroep bedraagt 3 maanden.
2.4 Procedure onderhoud Referentieraster
HTM evalueert periodiek, en in ieder geval elke 5 jaar, of het vastgestelde bestand aan referentiefuncties actueel en representatief is.
De resultaten van deze evaluatie worden aan de partners in het CAO- overleg gerapporteerd.
HTM draagt xxxx voor vernieuwing van het referentieraster en/of referentiefuncties, zoals overeengekomen met de partners in het CAO-overleg en draagt er zorg voor dat het referentieraster voldoet aan de, door de systeemhouders, gestelde kwaliteitseisen.
Bijlage 1. Het Referentieraster HTM
FUNCTIEGROEP | DISCIPLINE | ||
VERVOER | TECHNIEK | STAF | |
15 | - Manager Bus Haaglanden | ||
14 | - Afdelingshoofd Railmaterieel | - Afdelingshoofd Planning & Control | |
00 | - Xxxxxxxxxxxxxx Xxx/Xxxx | - Xxxxxxxxxxxxxx Uitvoering | |
12 | - Hoofd Bedrijfsbureau | - Senior beleidsmedewerker vervoers- en productontwikkeling - Bedrijfsjurist | |
11 | - Projectleider Infra | - Sectorhoofd Vastgoed - Administrateur Bus | |
10 | - Assistent Bedrijfsleider Rail | - Disciplineleider | - Personeelsadviseur |
9 | - Teamleider Informatie & Controle - Vervoersconsulent | - Technisch inkoper Infra - Uitvoerder | - Communicatieadviseur - MI specialist/Ontwikkelaar |
8 | - Planner-werkvoorbereider - Werkplaatschef | - Medewerker Reizigersmarketing - Medewerker salarisadministratie | |
7 | - Dienstleider - Planner | - Elektronicus | - Medewerker financiële administratie - Medewerker Service |
6 | - Chef Binnendienst | - Tekenaar-technicus | - (Afdelings-)secretaresse |
5 | - Medewerker Klantenservice | - Monteur | - Administratief medewerker |
4 | - Spoorwerker | - Magazijnmedewerker | |
3 | - Medewerker Interne dienst | ||
2 | - Assistent spoorreiniger | ||
1 |
Bijlage 2 Standaard functiebeschrijving
Functiebeschrijving
A. Doel van de functie
B. Omgeving
xxxxxxxxx
◻
xxxxxxxxx
◻
xxxxxxxxx
C. Resultaatgebieden en hoofdactiviteiten
Resultaatgebied
• Hoofdactiviteit
• Hoofdactiviteit
•
Resultaatgebied
• Hoofdactiviteit
• Hoofdactiviteit
•
Etc.
D. Sociale interactie
E. Specifieke vaardigheden/ vereisten
F. Bezwarende omstandigheden
G. Functievereisten
H. Kwantitatieve gegevens
I. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Bijlage 3 Formulieren (optioneel)
Formulier aanvraag (her)onderzoek Formulier aanvraag intern bezwaar Formulier aanvraag extern beroep
INHOUD :
Hierbij treft u de belangrijkste informatie aan inzake functiewaardering bij HTM.
Hoofdstuk 1 Nadere uitwerking van het bepaalde in artikel 22, 1e lid van de CAO. Deze uitwerking bevat de basisafspraken tussen partijen inzake functiewaardering.
Hoofdstuk 2 Procedures.
Bijlage 1: De ijkpuntenlijst (d.i. de ijkpuntfuncties met de via de ijking daarbij bepaalde loonschalen).
Bijlage 2: Voorbeeld van een functiebeschrijving
Bijlage 2 Salarisregeling
(behorend bij artikel 22, lid 2 van de CAO)
Salarisvaststelling.
Artikel 1
1. a. Werknemers werkzaam in één van de volgende functies worden ingedeeld in salarisgroep 55:
- trambestuurder;
- buschauffeur;
- controleur, met dien verstande dat men in salarisgroep 54 wordt ingedeeld, indien en voor zolang, men niet de volledige bevoegdheid van een controleur heeft en in verband daarmee (nog) geen onregelmatige diensten verricht;
- medewerker service en toezicht;
- medewerker beveiliging en toezicht;
- een combinatiefunctie, waarbij de functie van controleur verenigd is met de functie van trambestuurder of de functie van buschauffeur.
b. Werknemers werkzaam in de functie van medewerker klantenservice worden ingedeeld in salarisgroep 51.
c. Werknemers werkzaam in de functie van coach of in de functie van senior medewerker
IC worden ingedeeld in salarisgroep 62.
d. Werknemers werkzaam in de functie van 1e medewerker klantenservice worden ingedeeld in salarisgroep 71.
e. Werknemers werkzaam in de functie van dienstleider worden ingedeeld in salarisgroep 72.
2. Alle niet in lid 1 genoemde werknemers worden overeenkomstig het gestelde in artikel 2 van deze bijlage ingedeeld in de salarisgroepen 2 t/m 15, tenzij op grond van vóór 1 juni 1992 geldende arbeidsvoorwaarden, indeling in één van de garantieschalen 27 t/m 84 is overeen-
gekomen, of op grond van xx xxxx 0000 xxxxxxxx arbeidsvoorwaarden, indeling in één van de garantieschalen 40 t/m 45, of indeling in de één van de HAY-schalen 0 t/m 9 is overeengekomen.
3. Bij indiensttreding van de niet in lid 1, sub a genoemde werknemer jonger dan 21 jaar geldt in beginsel het bij zijn leeftijd vermelde salaris in de voor hem geldende salarisgroep.
4. Bij indiensttreding van de niet in lid 1, sub a genoemde werknemer van 21 jaar of ouder geldt in beginsel het salaris behorende bij trede 5 van de voor hem geldende salarisgroep.
5. De werkgever kan bij aanstelling van een werknemer als bedoeld in lid 2 een hoger salaris toekennen.
6. Bij indiensttreding van een werknemer als bedoeld in lid 1, sub a geldt de volgende salarisvaststelling, en in afwijking van het gestelde in artikel 23 van de CAO, het volgende tijdstip van tredewijziging:
- trede 5 bij een leeftijd van 21 jaar, waarbij de eerstvolgende trede wordt toegekend per de maand waarin de werknemer 22 jaar wordt;
- trede 6 bij een leeftijd van 22 jaar, waarbij de eerstvolgende trede wordt toegekend per de maand waarin de werknemer 23 jaar wordt;
- trede 7 bij een leeftijd van 23 jaar of ouder, waarbij de eerstvolgende trede wordt toegekend één jaar na indiensttreding.
7. Bij aanstelling kan de werknemer als bedoeld in lid 2, onder de voorwaarden als genoemd in artikel 2 van deze bijlage, in beginsel voor de duur van één jaar in een lagere dan de voor hem geldende salarisgroep worden ingedeeld, indien de functie niet volledig of onvoldoende zelfstandig wordt uitgeoefend.
8. Aan een werknemer die tijdelijk, voor de duur van een project of een concrete opdracht wordt aangesteld, kan gedurende maximaal twee jaar, een extra persoonlijke toeslag worden toegekend ter grootte van 10% boven het maximumsalaris van de functionele salarisgroep. Randvoorwaarden daarbij zijn:
- de functie is ingedeeld in salarisgroep 10 of hoger;
- het betreft een zgn. solofunctie, dat wil zeggen een functie waarvoor slechts 1 functiehouder bij HTM werkzaam is (bijvoorbeeld interim-hoofd van een bepaalde
afdeling,
projectleider van een bepaald tijdelijk project);
- indien de arbeidsovereenkomst wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of na 2 jaar wordt verlengd met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, vervalt de tijdelijke toeslag;
- HTM informeert de vakverenigingen jaarlijks over het aantal werknemers dat deze tijdelijke toeslag boven het salaris ontvangt.
Aanstelling in lagere salarisgroep. Voorwaarden
Artikel 2
1. Gedurende de periode van in beginsel één jaar waarin sprake is van aanstelling in een lagere salarisgroep, zullen door middel van gesprekken tussen de werknemer en de directe chef dan wel het afdelingshoofd, de vorderingen van betrokkene in het streven naar volle- dige en voldoende zelfstandige uitoefening van de functie worden bijgehouden en begeleid.
2. Bevordering naar de bij de functie van de werknemer behorende salarisgroep vindt in beginsel plaats één jaar na aanstelling indien althans de werknemer de taken zoals vermeld in de functiebeschrijving geheel of nagenoeg geheel en met de mate van zelfstandigheid zoals in de functiebeschrijving vermeld, verricht.
3. a. Uiterlijk 11 maanden na aanstelling wordt de werknemer meegedeeld of er sprake zal zijn van een bevordering zoals bedoeld onder lid 2 of dat de inschaling in de lagere salarisgroep verlengd zal worden;
b. Zo er sprake is van een verlenging zoals bedoeld onder a, dan dient de termijn van verlenging aangegeven te worden, waarbij deze niet langer mag zijn dan één jaar.
Salarisgroepen
Artikel 3
Zie navolgende tabellen per 1 januari 2012 en 1 oktober 2012.
SALARISTABEL PER 1-1-2012
SALARISGROEPEN MET INGEBOUWDE
SALARISGROEP ONREGELMATIGHEIDSTOESLAG
Leeftijd | Trede | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 54 |
16 jr | 0 | 1105 | 1159 | 1181 | 1204 | 1196 | ||||||||
17 jr | 1 | 1204 | 1286 | 1312 | 1336 | 1388 | 1328 | |||||||
18 jr | 2 | 1336 | 1413 | 1442 | 1468 | 1524 | 1458 | |||||||
19 jr | 3 | 1468 | 1543 | 1571 | 1603 | 1664 | 1591 | |||||||
20 jr | 4 | 1603 | 1670 | 1702 | 1729 | 1795 | 1723 | |||||||
21 jr | 5 | 1702 | 1790 | 1826 | 0000 | 0000 | 0000 | 2302 | 2604 | 2922 | 0000 | 0000 | 0000 | 1926 |
6 | 1763 | 1856 | 1891 | 1926 | 2001 | 2242 | 2363 | 2727 | 2994 | 3332 | 3768 | 4308 | 1963 | |
7 | 1826 | 1926 | 1963 | 2001 | 2110 | 2363 | 0000 | 0000 | 0000 | 3468 | 3922 | 4484 | 2001 | |
8 | 1891 | 2001 | 2052 | 2110 | 2242 | 2425 | 2604 | 2994 | 3277 | 3606 | 4077 | 4661 | 2052 | |
9 | 1926 | 2052 | 2110 | 2179 | 2363 | 2485 | 2727 | 3144 | 3413 | 3743 | 4231 | 4837 | 2179 | |
10 | 2001 | 2110 | 2242 | 2302 | 2425 | 2544 | 2855 | 3277 | 3536 | 3880 | 4387 | 5015 | 2242 | |
11 | 2001 | 2110 | 2242 | 2363 | 2485 | 2665 | 2994 | 3343 | 3661 | 4017 | 4541 | 5191 | 2302 | |
12 | 2001 | 2110 | 2242 | 2363 | 2544 | 2727 | 3074 | 3413 | 3799 | 4154 | 4697 | 5370 | 2363 | |
13 | 2001 | 2110 | 2242 | 2363 | 2544 | 2789 | 3144 | 3473 | 3928 | 4290 | 4850 | 5547 | 2425 | |
14 | 2001 | 2110 | 2242 | 2363 | 2544 | 2789 | 3144 | 3473 | 3928 | 4428 | 5006 | 5724 | 2488 | |
15 | 2001 | 2110 | 2242 | 2363 | 2544 | 2789 | 3144 | 3473 | 3928 | 4564 | 5161 | 5899 | 2488 | |
16 | 2052 | 2179 | 2302 | 2363 | 2544 | 2789 | 3144 | 3473 | 3928 | 2488 | ||||
17 | 2052 | 2179 | 2302 | 0000 | 0000 | 0000 | 3144 | 3473 | 3928 | 2553 | ||||
18 | 2110 | 2242 | 2363 | 0000 | 0000 | 0000 | 3144 | 3473 | 3928 | 2553 | ||||
19 | 2110 | 2242 | 2363 | 2485 | 2665 | 2855 | 3207 | 3536 | 4045 | 2617 | ||||
20 | 2179 | 2302 | 2425 | 2485 | 2665 | 2855 | 3207 | 3536 | 4045 | 2617 | ||||
21 | 2179 | 2302 | 2425 | 2544 | 2727 | 2922 | 3277 | 3661 | 4161 | 2680 | ||||
22 | 2242 | 2363 | 2485 | 2544 | 2727 | |||||||||
23 | 2242 | 2363 | 2485 | 2604 | 2789 | |||||||||
24 | 2302 | 2425 | 2544 | 2604 | ||||||||||
25 | 2665 |
Trede | 51 | 55 | 62 | 71 | 72 |
0 | 1432 | ||||
1 | 1593 | ||||
2 | 1753 | ||||
3 | 1913 | ||||
4 | 2073 | ||||
5 | 2122 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 |
0 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2865 |
7 | 2309 | 2398 | 2759 | 2683 | 2992 |
8 | 2440 | 2447 | 2823 | 2802 | 3113 |
9 | 2559 | 2573 | 2886 | 2932 | 3240 |
10 | 2623 | 2637 | 2946 | 3061 | 3370 |
11 | 2683 | 2694 | 3073 | 3197 | 3507 |
12 | 0000 | 0000 | 0000 | 3278 | 3590 |
13 | 2742 | 2820 | 3198 | 3346 | 3658 |
14 | 0000 | 0000 | 0000 | 3346 | 3658 |
15 | 0000 | 0000 | 0000 | 3346 | 3658 |
16 | 0000 | 0000 | 0000 | 3346 | 3658 |
17 | 2802 | 2957 | 3198 | 3346 | 3658 |
18 | 2802 | 2957 | 3198 | 3346 | 3658 |
19 | 2870 | 3021 | 3266 | 3412 | 3722 |
20 | 2870 | 3021 | 3266 | 3412 | 3722 |
21 | 2932 | 3087 | 3332 | 3481 | 3791 |
22 | 2932 | ||||
23 | 2994 | ||||
24 | |||||
25 |
SALARISGROEPEN VOOR MANAGERS, AFDELINGSHOOFDEN, VESTIGINGSMANAGERS EN BEDRIJFSLEIDERS
salaris- groep | 70% | 100% | 110% |
12 | 4129 | 5899 | 6489 |
13 | 4725 | 6750 | 7425 |
14 | 5452 | 7788 | 8567 |
15 | 6313 | 9019 | 9921 |
16 | 7379 | 10541 | 11595 |
17 | 8677 | 12396 | 13636 |
SALARISTABEL PER 1-1-2012 GARANTIESCHALEN
trede | 34 | 35 | 36 | 38 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 66 | 67 | 68 | 76 | 77 | 78 | 84 |
10 | 2947 | |||||||||||||||
11 | 4045 | 5437 | ||||||||||||||
12 | 4161 | 5188 | 5598 | |||||||||||||
13 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | ||||||||||||
14 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | 3928 | 2750 | ||||||||||
15 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | 3244 | 2825 | ||||||||||
16 | 3661 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | 2825 | ||||||||||
17 | 2812 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | 3473 | 3928 | 3492 | 2898 | |||||||
18 | 2678 | 4296 | 4812 | 5311 | 5751 | 3244 | ||||||||||
19 | 4429 | 4934 | 5437 | 5911 | ||||||||||||
20 | 4429 | 4934 | 5437 | 5911 | ||||||||||||
21 | 4555 | 5062 | 5598 | 6070 | 6898 |
HAY-SCHALEN
schaal | perc. | ||
70% | 100% | 110% | |
0 | 2848 | 4068 | 4475 |
1 | 3201 | 4573 | 5030 |
2 | 3599 | 5141 | 5655 |
3 | 4045 | 5779 | 6357 |
4 | 4547 | 6496 | 7146 |
5 | 5111 | 7301 | 8031 |
6 | 5744 | 8205 | 9026 |
7 | 6457 | 9224 | 10146 |
8 | 7258 | 10369 | 11406 |
9 | 8156 | 11651 | 12816 |
SALARISTABEL PER 1-10-2012
SALARISGROEPEN MET INGEBOUWDE
SALARISGROEP ONREGELMATIGHEIDSTOESLAG
Leeftijd | Trede | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 54 |
16 jr | 0 | 1116 | 1171 | 1193 | 1216 | 1208 | ||||||||
17 jr | 1 | 1216 | 1299 | 1325 | 1349 | 1402 | 1341 | |||||||
18 jr | 2 | 1349 | 1427 | 1456 | 1483 | 1539 | 1473 | |||||||
19 jr | 3 | 1483 | 1558 | 1587 | 1619 | 1681 | 1607 | |||||||
20 jr | 4 | 1619 | 1687 | 1719 | 1746 | 1813 | 1740 | |||||||
21 jr | 5 | 1719 | 1808 | 1844 | 1875 | 1945 | 2131 | 2325 | 2630 | 2951 | 3227 | 3649 | 4169 | 1945 |
6 | 1781 | 1875 | 1910 | 1945 | 2021 | 2264 | 2387 | 2754 | 3024 | 3365 | 3806 | 4351 | 1983 | |
7 | 1844 | 1945 | 1983 | 2021 | 2131 | 2387 | 2510 | 2884 | 3175 | 3503 | 3961 | 4529 | 2021 | |
8 | 0000 | 0000 | 0000 | 2131 | 2264 | 2449 | 2630 | 3024 | 3310 | 3642 | 4118 | 4708 | 2073 | |
9 | 1945 | 2073 | 2131 | 2201 | 2387 | 2510 | 2754 | 3175 | 3447 | 3780 | 4273 | 4885 | 2201 | |
10 | 2021 | 2131 | 2264 | 2325 | 2449 | 2569 | 2884 | 3310 | 3571 | 0000 | 0000 | 0000 | 2264 | |
11 | 2021 | 2131 | 2264 | 0000 | 0000 | 0000 | 3024 | 3376 | 3698 | 4057 | 4586 | 5243 | 2325 | |
12 | 2021 | 2131 | 2264 | 2387 | 2569 | 2754 | 3105 | 3447 | 3837 | 0000 | 0000 | 0000 | 2387 | |
13 | 2021 | 2131 | 2264 | 2387 | 2569 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 4333 | 4899 | 5602 | 2449 | |
14 | 2021 | 2131 | 2264 | 2387 | 2569 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 4472 | 5056 | 5781 | 2513 | |
15 | 2021 | 2131 | 2264 | 2387 | 2569 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 4610 | 5213 | 5958 | 2513 | |
16 | 2073 | 2201 | 2325 | 2387 | 2569 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 2513 | ||||
17 | 2073 | 2201 | 2325 | 2449 | 2630 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 2579 | ||||
18 | 2131 | 2264 | 2387 | 2449 | 2630 | 2817 | 3175 | 3508 | 3967 | 2579 | ||||
19 | 2131 | 2264 | 2387 | 2510 | 2692 | 2884 | 0000 | 0000 | 0000 | 2643 | ||||
20 | 2201 | 2325 | 2449 | 2510 | 2692 | 2884 | 0000 | 0000 | 0000 | 2643 | ||||
21 | 2201 | 2325 | 2449 | 2569 | 2754 | 2951 | 3310 | 3698 | 4203 | 2707 | ||||
22 | 2264 | 2387 | 2510 | 2569 | 2754 | |||||||||
23 | 2264 | 2387 | 2510 | 2630 | 2817 | |||||||||
24 | 2325 | 2449 | 2569 | 2630 | ||||||||||
25 | 2692 |
Trede | 51 | 55 | 62 | 71 | 72 |
0 | 1446 | ||||
1 | 1609 | ||||
2 | 1771 | ||||
3 | 1932 | ||||
4 | 2094 | ||||
5 | 2143 | 2344 | 2531 | 2522 | 2827 |
0 | 0000 | 0000 | 0000 | 2585 | 2894 |
7 | 2332 | 2422 | 2787 | 2710 | 3022 |
8 | 2464 | 2471 | 2851 | 2830 | 3144 |
9 | 2585 | 2599 | 2915 | 2961 | 3272 |
10 | 2649 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 |
11 | 2710 | 2721 | 3104 | 3229 | 3542 |
12 | 2769 | 2786 | 3166 | 3311 | 3626 |
13 | 2769 | 2848 | 3230 | 3379 | 3695 |
14 | 2769 | 2916 | 3230 | 3379 | 3695 |
15 | 2769 | 2916 | 3230 | 3379 | 3695 |
16 | 2769 | 2916 | 3230 | 3379 | 3695 |
17 | 2830 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 |
18 | 2830 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 |
19 | 2899 | 3051 | 3299 | 3446 | 3759 |
20 | 2899 | 3051 | 3299 | 3446 | 3759 |
21 | 2961 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 |
22 | 2961 | ||||
23 | 3024 | ||||
24 | |||||
25 |
SALARISGROEPEN VOOR MANAGERS, AFDELINGSHOOFDEN, VESTIGINGSMANAGERS EN BEDRIJFSLEIDERS
salaris- groep | 70% | 100% | 110% |
12 | 4171 | 5958 | 6554 |
13 | 4773 | 6818 | 7500 |
14 | 5506 | 7866 | 8653 |
15 | 6376 | 9109 | 10020 |
16 | 7452 | 10646 | 11711 |
17 | 8764 | 12520 | 13772 |
SALARISTABEL PER 1-10-2012 GARANTIESCHALEN
trede | 34 | 35 | 36 | 38 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 66 | 67 | 68 | 76 | 77 | 78 | 84 |
10 | 2976 | |||||||||||||||
11 | 4085 | 5491 | ||||||||||||||
12 | 4203 | 5240 | 5654 | |||||||||||||
13 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | ||||||||||||
14 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | 3967 | 2778 | ||||||||||
15 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | 3276 | 2853 | ||||||||||
16 | 3698 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | 2853 | ||||||||||
17 | 2840 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | 3508 | 3967 | 3527 | 2927 | |||||||
18 | 2705 | 4339 | 4860 | 5364 | 5809 | 3276 | ||||||||||
19 | 4473 | 4983 | 5491 | 5970 | ||||||||||||
20 | 4473 | 4983 | 5491 | 5970 | ||||||||||||
21 | 4601 | 5113 | 5654 | 6131 | 6967 |
HAY-SCHALEN
schaal | perc. | ||
70% | 100% | 110% | |
0 | 2876 | 4109 | 4520 |
1 | 3233 | 4619 | 5081 |
2 | 3634 | 5192 | 5711 |
3 | 4086 | 5837 | 6421 |
4 | 4593 | 6561 | 7217 |
5 | 5162 | 7374 | 8111 |
6 | 5801 | 8287 | 9116 |
7 | 6521 | 9316 | 10248 |
8 | 7331 | 10473 | 11520 |
9 | 8238 | 11768 | 12945 |
Bijlage 3 Regeling toeslagen en vergoedingen*)
(behorend bij de artikelen 27 lid 2 en 31, lid 1 t/m 4 van de CAO)
*) Bedragen gelden respectievelijk op 1 januari 2012 / 1 oktober 2012.
Tijdelijke functies
Artikel 1
1. De flextoeslag als genoemd in artikel 32, lid 1 bedraagt € 9,06 / € 9,15 bruto per dag tijdens het eerste jaar waarop men regelmatig wordt ingezet en € 16,13 / € 16,29 bruto per dag vanaf het tweede jaar.
Indien de werkzaamheden waarvoor de flextoeslag wordt toegekend voor meer dan de helft van de werktijd tussen 22.00 uur en 06.00 uur worden verricht, bedraagt de flextoeslag
€ 12,68 / € 12,81 bruto per dag gedurende het eerste jaar waarop men regelmatig wordt ingezet en € 22,58 / € 22,81 bruto per dag vanaf het tweede jaar.
De flextoeslag geldt voor personeel dat naast de eigen functie is benoemd in één van de volgende tijdelijke functies:
- oefenmeester,
- instructeur,
- praktijkbegeleider Klantenservice bij Verkoop ,
- praktijkbegeleider bij IC,
- vestigingsassistent op de taakgebieden:
- planning,
- werving,selectie,opleiding en instructie,
- lijnvoering,
- taken in de garage,
- taken bij logistiek Wagenparkservice
- monteurs bij technische afdelingen die zijn aangewezen als praktijkbegeleider van leerling-werknemers
- leerling-coördinator bij Railmaterieel
- praktijkbegeleider / instructeur medewerker Centrale Verkeersleiding De flextoeslag wordt bij algehele salarisherzieningen evenredig aangepast.
2. De werknemer behorend tot het niet-rijdend personeel ontvangt zo hij deels dienst doet als buschauffeur of trambestuurder een toeslag van € 8,59 / € 8,68 bruto per dag.
De toeslag wordt toegekend voor:
x. benoemde diensten;
b. halve of hele gebroken diensten;
c. gedeeltelijke diensten van minimaal 2 uur.
Wachtdienst. Vergoeding. Overwerk. Reistijd is werktijd
Artikel 2
1. De werknemer die wachtdienst heeft, ontvangt per uur een vergoeding van:
a. € 1,40 / € 1,41 bruto voor wachtdiensten op maandag t/m vrijdag;
b. € 2,12 / € 2,14 bruto voor wachtdiensten op zaterdag en zondag.
2. Aan de werknemer, die wachtdienst heeft verricht op zaterdag, op zondag of op een feestdag, wordt boven de in lid 1 genoemde vergoeding, zo mogelijk in de daarop volgende week, twee uur vrij met behoud van bezoldiging verleend per weekenddag of feestdag, waarop wachtdienst is verricht.
Op verzoek van de werknemer kan de tijdscompensatie worden gespaard overeenkomstig artikel 4 van bijlage 16.
3. De werknemer die gedurende de wachtdienst in opdracht van de werkgever arbeid verricht ontvangt over deze uren in plaats van de in lid 1 genoemde vergoeding een overwerkver- goeding overeenkomstig het gestelde in de artikelen 77 t/m 80 van de CAO, waarbij, zo de arbeidstijd inclusief reistijd 6 uur of meer bedraagt, deze arbeidstijd met een volledige dagtaak wordt gelijkgesteld.
De reistijd naar en van het werk wordt voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als arbeidstijd.
Storingsdienst
Artikel 3
De werknemer die storingsdienst verricht, ontvangt een toeslag van:
a. € 5,40 / € 5,45 bruto per dag wanneer hij dienst doet als plaatsvervangend chauffeur;
b. € 33,42 / € 33,75 bruto per maand wanneer hij dienst doet als chauffeur;
c. € 26,= / € 26,26 bruto per maand wanneer hij dienst doet als voorman chauffeur.
Asbestwerkzaamheden
Artikel 4
Werknemers die werkzaamheden verrichten als uitvoerend asbestverwijderaar, alsmede werknemers die werkzaamheden verrichten als deskundig toezichthouder asbestsanering, ontvangen hiervoor een