Cao Stichting BibliotheekWerk
Cao Stichting BibliotheekWerk
1 januari 2022 – 31 december 2023
Ondergetekenden, te weten:
1. werkgeversorganisatie:
de vereniging Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB),
statutair gevestigd in Utrecht, en kantoorhoudende aan de Xxxxxxxxxxxxxxx 00x (0000 XX) Xxxxxxx, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer N.J.H. Gravesteijn, Directeur VOB;
en
2. werknemersorganisaties:
- de vereniging FNV,
statutair gevestigd in Utrecht en kantoorhoudende aan Hertogswetering 159 in (3543 AS) Utrecht, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M.A.M. Kothman, Bestuurder sector FNV Media & Cultuur, branche openbare bibliotheken;
- de vereniging CNV Overheid & Publieke Diensten, onderdeel van CNV Connectief,
statutair gevestigd in Utrecht en kantoorhoudende aan Xxxxxxxxxx 0 xx (0000 XX) Xxxxxxx, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer N.W. Foppen, Bestuurder Arbeidsvoorwaarden sector Publieke Diensten, branche openbare bibliotheken;
hierna gezamenlijk te noemen: cao-partijen;
verklaren dat zij een collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk hebben gesloten voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023, bestaande uit de hierna volgende artikelen 1 tot en met 9 en de daarbij behorende bijlagen A, B en C.
Namens cao-partijen in viervoud ondertekend op 4 februari 2022.
N.J.H. Gravesteijn Directeur
VOB
M.A.M. Kothman N.W. Foppen
Bestuurder sector FNV Media & Cultuur Bestuurder Arbeidsvoorwaarden FNV sector Publieke Diensten
CNV Overheid & Publieke Diensten, onderdeel van CNV Connectief
Definities
Artikel 1
1. In deze collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk wordt verstaan onder:
x. xxxxx loonsom per jaar:
het jaarsalaris te vermeerderen met de eindejaarsuitkering;
b. cao-partijen:
partijen bij de cao SBW, te weten VOB, FNV (sector Media & Cultuur) en CNV Overheid & Publieke Diensten, onderdeel van CNV Connectief (sector Publieke Diensten);
x. xxx / cao SBW / deze cao:
de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk;
x. xxxxxxxxxx:
tijdelijk te werk stellen van een werknemer bij een andere organisatie;
e. openbare bibliotheekvoorziening:
- ‘lokale bibliotheek’:
in Nederland gevestigde organisatie met rechtspersoonlijkheid, die een of meerdere voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorzieningen, als bedoeld in de wet, verzorgt en die in overwegende mate direct of indirect door een of meer gemeenten wordt gesubsidieerd of in stand gehouden.
- ‘provinciale ondersteuningsinstelling’:
in overwegende mate door een of meer Nederlandse provincies gesubsidieerde of in stand gehouden voorziening, als bedoeld in de wet, die een pakket aan ondersteunende activiteiten biedt voor de lokale bibliotheken in de desbetreffende provincie of provincies;
f. reglement heffing en inning:
het reglement heffing en inning Stichting BibliotheekWerk;
g. SBW:
de rechtspersoon Stichting BibliotheekWerk;
x. xxxxxxxx(e):
leerling in het primair of voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld een middelbare school;
i. stagiair(e):
xxxxxxxx of student die in het kader van zijn opleiding werkzaam is op basis van een stage-overeenkomst;
x. xxxxxxx(e):
iemand die een studie of opleiding volgt in het middelbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs, bijvoorbeeld bij een universiteit, hogeschool, middelbare beroepsopleiding of ander (publiek of privaat) opleidingsinstituut;
k. uitzendkracht:
een medewerker die op basis van een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever (de uitzendovereenkomst), in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever (uitzendbureau), ter beschikking wordt gesteld van een derde (in casu: de werkgever in de zin van de cao SBW) om krachtens een door deze aan het uitzendbureau verstrekte opdracht, arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de werkgever in de zin van de xxx XXX;
l. vakantiekracht:
scholieren en studenten die in de vakanties van hun school, studie of opleiding tijdelijk werk doen, tegen betaling;
m. werkgever: elke:
1. lokale bibliotheek;
2. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die werkzaamheden verricht die naar hun aard dezelfde zijn als de werkzaamheden, die de lokale bibliotheken als hiervoor genoemd onder 1 in lid 1 sub m van dit artikel verrichten;
3. provinciale ondersteuningsinstelling;
4. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die geheel of nagenoeg geheel werkzaamheden verricht ten behoeve van organisaties als hiervoor genoemd onder 1, 2 en/of 3 in lid 1 sub m van dit artikel, indien die werkzaamheden samenhangen met, bijdragen en/of ondersteunend zijn aan de vervulling van de functies en/of taken die die organisaties hebben op grond van de wet (Wsob);
n. werknemer:
degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft met de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub m van de cao SBW.
Niet als werknemer worden beschouwd:
- uitzendkrachten;
- bij werkgever gedetacheerde medewerkers;
- stagiaires;
- vakantiekrachten;
- werknemers die jonger zijn dan 15 jaar;
- werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt;
- vrijwilligers;
o. wet / Wsob:
de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob; wet van 19 november 2014; gepubliceerd in 2014, Staatsblad nr. 470; in werking getreden per 1
januari 2015).
2. Daar waar in deze cao SBW ter aanduiding van een natuurlijk persoon de taalkundig mannelijke vorm is gehanteerd, dient – voor zover daarin niet reeds voorzien – tevens de taalkundig vrouwelijke of gender neutrale vorm geacht te zijn bedoeld.
Werkingssfeer Artikel 2
1. De cao SBW is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub m en n van de cao SBW.
2. Onder werkgever wordt in dit verband verstaan: elke:
a. lokale bibliotheek, als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub e van de cao SBW;
b. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die werkzaamheden verricht die naar hun aard dezelfde zijn als de werkzaamheden, die de lokale bibliotheken als genoemd in lid 2 sub a van dit artikel verrichten;
c. provinciale ondersteuningsinstelling, als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub e van de cao SBW;
d. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die geheel of nagenoeg geheel werkzaamheden verricht ten behoeve van organisaties als genoemd in lid 2 sub a, b en/of c van dit artikel, indien die werkzaamheden samenhangen met, bijdragen en/of ondersteunend zijn aan de vervulling van de functies en/of taken die die organisaties hebben op grond van de wet (Wsob).
Ontheffing Artikel 3
Cao-partijen kunnen in bijzondere gevallen op verzoek van een werkgever gezamenlijk geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het in de cao SBW bepaalde.
De hiervoor geldende procedure en voorwaarden zijn opgenomen in bijlage A - Ontheffingsregeling.
Doel Artikel 4
1. SBW heeft ten doel het bevorderen van een goed functionerende arbeidsmarkt in de branche openbare bibliotheken zowel op landelijk als op regionaal niveau.
2. SBW tracht dit doel te bereiken door:
a. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over door SBW te initiëren en uit (te laten) voeren arbeidsmarkt gerelateerde projecten op het gebied van instroom, doorstroom, voorlichting en (verdere) competentie- ontwikkeling van alle werkgevers en werknemers in de branche openbare bibliotheken;
b. het initiëren, (laten) uitvoeren, begeleiden en publiceren van onderzoek op het terrein van de arbeidsmarkt in de branche openbare bibliotheken;
c. het (laten) uitvoeren van informatie- en communicatievoorziening op het terrein van de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers in de branche;
d. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over de inzet van middelen die partijen in de branche openbare bibliotheken ter beschikking hebben voor de in lid 2 van dit artikel onder a tot en met c genoemde activiteiten;
e. het verwerven van middelen voor de financiering van de in lid 2 van dit artikel onder a tot en met d genoemde activiteiten.
Uitvoering Artikel 5
De uitvoering van het in artikel 4 cao SBW genoemde doel is opgedragen aan SBW en geschiedt volgens de statuten en het reglement heffing en inning die als bijlagen B en C aan deze cao SBW zijn gehecht en daarvan integraal deel uitmaken.
Verplichtingen werkgever
Artikel 6
Werkgevers zijn gehouden SBW de noodzakelijke beschikbare gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen, die zij aan SBW zijn verschuldigd, overeenkomstig hetgeen hierover in de statuten en in het bijgevoegde reglement heffing en inning is bepaald.
Rechten van werkgever en werknemer Artikel 7
Iedere werkgever en werknemer heeft binnen de kaders van deze cao SBW het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van de door SBW gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 van de cao SBW.
Bijdrage Artikel 8
Voor de looptijd van deze cao SBW wordt SBW gefinancierd uit:
a. een bijdrage van de werkgever.
Deze bijdrage bedraagt 0,2% van de totale bruto loonsom in 2022 respectievelijk 2023.
Voor de vaststelling van de totale bruto loonsom is de peildatum:
- in 2022: 1 januari 2022;
- in 2023: 1 januari 2023.
b. te verwerven subsidies en andere inkomsten.
Duur en opzegging van de cao SBW Artikel 9
1. Deze cao SBW vangt aan op 1 januari 2022 en loopt tot en met 31 december 2023.
2. Indien geen van de cao-partijen uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop deze cao SBW eindigt, schriftelijk laat weten dat zij deze wenst te beëindigen, wordt de overeenkomst geacht telkens voor één jaar stilzwijgend te zijn verlengd.
3. Opzegging door één van de cao-partijen, geschiedt bij aangetekende brief gericht aan de andere partijen.
Bijlage A
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2022 - 2023
Ontheffingsregeling
(Ex artikel 3 cao SBW)
Cao-partijen hechten belang aan een gelijk speelveld in de branche openbare bibliotheken, zodat ook nieuwe toetreders zijn gehouden aan de arbeidsvoorwaarden zoals in de cao Stichting BibliotheekWerk (cao SBW) vastgelegd. Om die reden verlenen cao-partijen alleen (deels) ontheffing van alle of bepaalde artikelen van de cao SBW, indien de werkgever voldoet aan de voorwaarden in deze ontheffingsregeling.
Aan een ontheffingsverzoek ex artikel 3 cao SBW worden de volgende voorwaarden gesteld:
Artikel 1 - Procedure
1. De werkgever stuurt een schriftelijk verzoek naar het Centraal overleg arbeidsvoorwaarden openbare bibliotheken (COAOB). Het secretariaat van het COAOB (secretariaat) wordt gevoerd door de VOB, Xxxxxxxxxxxxxxx 00x, 0000 XX xx Xxxxxxx.
2. Uit het verzoek blijkt dat de ondernemingsraad (or) of personeelsvertegenwoordiging (pvt) instemt met het verzoek.
3. De werkgever licht het verzoek inhoudelijk toe. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen, dient het verzoek ten minste aan de volgende criteria te voldoen:
a. De aanvrager toont aan dat hij onder de werkingssfeer van de cao SBW en één of meer andere rechtsgeldige cao’s – niet zijnde een ondernemings-cao – valt.
b. De aanvrager onderbouwt om welke reden(en) ontheffing wordt gevraagd en beargumenteert waarom deze redenen moeten leiden tot ontheffing van de cao SBW.
c. De aanvrager toont aan dat de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers na een eventuele ontheffing voldoende gewaarborgd zijn en deze arbeidsvoorwaarden geen mindere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zouden voortvloeien uit de toepasselijkheid van de cao SBW. Dit blijkt uit afspraken die zijn gemaakt met de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
d. De aanvrager toont aan dat de voorgestelde arbeidsvoorwaarden niet in strijd zijn met wettelijke bepalingen.
4. Het secretariaat controleert of de aanvraag compleet is en neemt contact op met de werkgever. Het secretariaat bespreekt met de werkgever het tijdpad om tot behandeling van zijn verzoek in het COAOB te komen.
5. Daarbij gelden de volgende termijnen:
a. Voor een ambtelijke voorbereiding geldt als richtlijn een periode van drie weken;
b. De behandeling van het complete verzoek staat op de agenda van het eerstvolgende reguliere COAOB. Als richtlijn geldt een periode van acht weken.
6. De beslissing waarbij het verzoek tot ontheffing wordt ingewilligd wordt met eenstemmigheid genomen.
7. Na behandeling van het verzoek in het COAOB neemt het secretariaat binnen vijf werkdagen contact op met de werkgever.
In dat contact met de werkgever wordt de uitkomst van de behandeling meegedeeld.
8. Mocht aanvullende informatie nodig zijn om een uitspraak over het verzoek te doen, dan wordt deze aangeleverd door de werkgever. Afhankelijk van de aard van deze aanvullende informatie wordt opnieuw bepaald wanneer de behandeling van het aangevulde verzoek kan plaatsvinden.
9. Van de beslissing op het verzoek tot ontheffing, ontvangt de werkgever en de or of pvt een schriftelijke bevestiging.
10. De schriftelijke bevestiging van de beslissing, als bedoeld in lid 9 van dit artikel, bevat een vermelding van de overwegingen die tot de uitspraak hebben geleid.
11. Cao-partijen kunnen aan hun beslissing voorwaarden verbinden, indien zij het verzoek tot ontheffing (deels) inwilligen.
Artikel 2 - Aanvullende voorwaarden bij partieel ontheffingsverzoek
In aanvulling op artikel 1 van deze ontheffingsregeling, gelden in het geval van een ontheffingsverzoek voor uitsluitend een aantal werknemers of ten aanzien van een aantal cao-bepalingen de volgende aanvullende voorwaarden.
De werkgever is verplicht het verzoek tot partiële ontheffing vergezeld te doen gaan van:
a. een vermelding van de cao-bepaling(en) waarvoor de werkgever ontheffing vraagt; en/of
b. de namen en adressen van de werknemers voor wie ontheffing wordt gevraagd en een afschrift van hun arbeidsovereenkomst; en
c. de redenen waarom de werkgever ontheffing vraagt voor deze groep werknemers en/of voor deze cao-bepalingen en een argumentatie waarom deze redenen moeten leiden tot partiële ontheffing van de cao SBW;
d. een concreet en gemotiveerd voorstel over de na de ontheffing van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden voor de betreffende groep werknemers en/of in plaats van de cao-bepalingen waarvoor partiële ontheffing wordt gevraagd;
e. een bewijs van overleg en reactie van de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
Artikel 3 - Beoordelingskader
Cao-partijen toetsen bij een ontheffingsverzoek in ieder geval de navolgende punten:
a. Naast de cao SBW is er sprake van een andere van toepassing zijnde rechtsgeldige cao – niet zijnde een ondernemings-cao.
b. De redenen waarom ontheffing wordt gevraagd dienen voldoende gegrond te zijn. Op basis van zwaarwegende argumenten moet worden aangetoond dat toepassing van de cao SBW redelijkerwijze niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de bedrijfsspecifieke kenmerken op essentiële punten verschillen van organisaties die tot de werkingssfeer van de cao SBW kunnen worden gerekend.
Bedrijfsspecifieke kenmerken (functies) van bibliotheken worden genoemd in de Wet stelsel openbare bibliotheken (2014, Staatsblad nr. 470):
a) ter beschikking stellen van kennis en informatie;
b) bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie;
c) bevorderen van lezen en het laten kennis maken van literatuur;
d) organiseren van ontmoeting en debat;
e) laten kennis maken met kunst en cultuur.
c. De arbeidsvoorwaarden voor de werknemers dienen voldoende gewaarborgd te zijn en deze arbeidsvoorwaarden mogen geen mindere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zouden voortvloeien uit de toepasselijkheid van de cao SBW. Dit blijkt uit afspraken die zijn gemaakt met de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
d. De voorgestelde arbeidsvoorwaarden mogen niet in strijd zijn met wettelijke bepalingen.
e. Ontheffing wordt tijdelijk verleend voor de duur van de cao SBW. Daarna moet opnieuw worden getoetst of nog steeds aan alle criteria wordt voldaan, waarbij de bewijslast opnieuw bij de aanvrager ligt. Xxx-xxxxxxxxxxx kunnen immers tot wijziging van de situatie leiden.
Artikel 4 - Klachtenprocedure
1. Indien de werkgever het niet eens is met de beslissing van het COAOB, kan hij daarover een klacht indienen bij het COAOB.
2. Indien het COAOB en de werkgever in goed overleg de klacht niet kunnen oplossen, kunnen partijen besluiten om een onafhankelijke derde-deskundige in te schakelen. Deze onafhankelijke derde-deskundige beoordeelt de klacht en doet daarover een bindende uitspraak. De werkgever en het COAOB delen de kosten voor inschakeling van deze onafhankelijke derde-deskundige.
Bijlage B
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2022 - 2023
Statuten Stichting BibliotheekWerk
27726/PH
WIJZIGING STATUTEN
Stichting BibliotheekWerk
Xxxxx, acht en twintig juli tweeduizend twintig, verscheen voor mij, xx. Xxxxxxx
Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx, notaris te 's-Gravenhage:
- xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxx, geboren te Groningen, op veertien februari negentienhonderdtweeenzeventig, wonende te 0000 XX Xxxxxxxx,
Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00 c, zich legitimerende met haar Nederlands paspoort
nummer XX000X000, afgegeven te Rijswijk op vijftien januari tweeduizend
vijftien, ongehuwd en niet geregistreerd als partner
te dezen handelende in haar hoedanigheid van gemandateerd secretaris en als
zodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende:
- de stichting: Stichting BibliotheekWerk, statutair gevestigd te 's-Gravenhage, kantoorhoudende te 0000 XX 'x-Xxxxxxxxxx, Xxxxx
Xxxxxxxx 00, ingeschreven in het handelsregister gehouden door de
Kamer van Koophandel onder nummer 58333150.
De comparante, handelend als gemeld, verklaarde het navolgende:
Algemeen
- De stichting is op vijf juli tweeduizend dertien opgericht.
- De statuten zijn laatstelijk gewijzigd bij akte op zeven mei tweeduizend vijftien
voor mr. M.D.M. Adegeest, notaris te 's-Gravenhage, verleden.
- Van de mandatering blijkt uit een mandateringsbesluit de dato negen en twintig
_ november tweeduizend achttien, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht;
- Het bestuur van de stichting heeft op wettige wijze besloten de statuten te
_
wijzigen, een kopie van de notulen van de betreffende vergadering is aan deze
akte
gehecht.
Statutenwijziging
_
Ter uitvoering van meergemeld besluit van het bestuur van de stichting verklaarde
_
de comparant, handelende als gemeld, de statuten van de stichting te wijzigen en
opnieuw vast te stellen als volgt:
S T A T U T E N Naam, Xxxxx en Duur
Artikel 1
_
1. De stichting draagt de naam: Stichting BibliotheekWerk, verkorte naam SBW.
2. De stichting is gevestigd in Den Haag.
3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Begripsbepalingen
Artikel 2
1. Werkgever: de rechtspersoon die een voor het algemeen publiek toegankelijke
bibliotheekvoorziening in stand houdt, in enigerlei rechtsvorm;
_
2. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610
van
het Burgerlijk Wetboek met de werkgever heeft;
3. Stichting: de Stichting BibliotheekWerk (SBW);
4. CAO SBW: de CAO Stichting BibliotheekWerk;
5. CAO-partijen: de Vereniging Openbare Bibliotheken (hierna VOB) en de
werknemersorganisaties waarmee de CAO Openbare Bibliotheken is
overeengekomen, te weten Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna FNV)
en CNV Connectief (hierna CNV);
6. Bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;
7. Reglement: de in artikel 11 bedoelde reglementen;
8. Statuten: de statuten van de Stichting BibliotheekWerk.
Doel
Artikel 3
1. De Stichting BibliotheekWerk heeft ten doel het bevorderen van een goed functionerende arbeidsmarkt in de sector openbare bibliotheken zowel op
landelijk als op regionaal niveau.
2. De stichting tracht dit doel te bereiken door:
a. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao overleg, over door de stichting te initiëren en uit (te laten) voeren arbeidsmarktgerelateerde
projecten op het gebied van instroom, doorstroom, voorlichting en
(verdere) competentie-ontwikkeling van alle werkgevers en werknemers in
de
branche Openbare Bibliotheken;
b. het initiëren, (laten) uitvoeren, begeleiden en publiceren van onderzoek op het terrein van de arbeidsmarkt in de branche Openbare Bibliotheken;
c. het (laten) uitvoeren van informatie-en communicatievoorziening op het _ terrein van de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers in de
branche;
d. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao overleg, over de inzet van middelen die partijen in de branche Openbare Bibliotheken ter
beschikking hebben voor de activiteiten a tot en met c;
e. het verwerven van middelen voor de financiering van de activiteiten a tot
en met d.
Geldmiddelen
Artikel 4
1. De inkomsten van de Stichting BibliotheekWerk kunnen bestaan uit:
a. jaarlijks vast te stellen bijdragen van werkgevers;
b. jaarlijks vast te stellen bijdragen van werknemers;
c. rentebaten;
x. xxxxxxxxxxx, legaten en erfstellingen, met dien verstande dat erfstellingen
uitsluitend kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van
boedelbeschrijving;
e. subsidies en andere inkomsten.
2. De uitgaven van de stichting bestaan uit:
a. de uitgaven voortvloeiende uit de realisering van de doelstellingen als
bedoeld in artikel 3;
b. de beheerskosten van de stichting.
Bestuur
Artikel 5
1. Het bestuur van de Stichting BibliotheekWerk bestaat uit zes leden, te weten
drie werkgeversleden en drie werknemersleden.
2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties:
drie werkgeversleden worden benoemd door de VOB, gevestigd te Utrecht.
De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties:
- twee leden worden benoemd door de FNV, gevestigd te Utrecht;
-
één lid wordt benoemd door het CNV, gevestigd te Utrecht.
3. Indien één van de in lid 2 van dit artikel genoemde organisaties zich niet
verbindt aan de CAO Stichting BibliotheekWerk, verliest deze het recht op
vertegenwoordiging in het bestuur van de Stichting BibliotheekWerk.
4. Het bestuur kiest uit haar midden een voorzitter en een vicevoorzitter/penningmeester, dan wel benoemt het bestuur een onafhankelijk
voorzitter van buiten de eigen gelederen.
5. Voorzitter en vicevoorzitter/penningmeester vervullen de in lid vier bedoelde
_
functies voor de duur van één jaar. Beide functies worden beurtelings paritair door de werkgevers- dan wel een werknemersvertegenwoordiger vervuld, tenzij
het
bestuur anders besluit.
6. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Zij zijn
terstond één maal herbenoembaar.
7. Een bestuurslid kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de organisatie, die het betreffende bestuurslid heeft benoemd of voorgedragen.
8. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
x. overlijden van het bestuurslid;
b. het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c. bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);
x. bij ontslag op grond van artikel 298, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
e. ontslag door het bestuur.
Bevoegdheden van het bestuur
Artikel 6
_
1. Het bestuur is gezamenlijk bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting in
en buiten rechte.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de volgende twee
gezamenlijk handelende personen: de voorzitter en de
vicevoorzitter/penningmeester.
3. Het bestuur kan besluiten tot verlening van volmacht aan één of meer bestuurders, alsook aan anderen, al dan niet verbonden aan de stichting, om
de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. _
4. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Het bestuur is tevens belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de
reglementen alsmede voor het beheer van het fondsvermogen van de stichting.
5. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het
aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk
medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot
_
zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen
deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting,
beperkingen en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot
_
vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen, tenzij de
statuten anders bepalen.
_
6. Het bestuur is bevoegd, ter uitvoering van de werkzaamheden verbonden aan
het secretariaat en de inning van de werkgeversbijdragen zomede andere door
het
bestuur te bepalen taken, uit te besteden aan een derde.
7. Het bestuur is bevoegd één of meer (ad hoc) adviescommissies in te stellen over onderwerpen waarover nadere advisering wenselijk wordt geacht.
8. Het bestuur voorziet in een bestuurders aansprakelijkheidsverzekering. In
zoverre deze verzekering niet dekkend is voor een voorkomende
aansprakelijkheid van één of meerdere bestuursleden of het bestuur in het
geheel, voorziet de stichting in juridische ondersteuning en draagt zij de kosten
_
van deze en de vastgestelde aansprakelijkheid. De genoemde ondersteuning
en dekking van kosten geldt niet indien sprake is van opzettelijke nalatigheid
en/of strafbare feiten.
Bestuursvergaderingen
Artikel 7
1. Het bestuur vergadert vier maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter, of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter/penningmeester, of tenminste twee
bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
3. Door het bestuur kan aan de bestuursleden voor het bijwonen van
vergaderingen en daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding
worden
toegekend.
Besluitvorming
Artikel 8
1. Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één stem. Voor zover in _ deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven worden besluiten
van het bestuur genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte
stemmen, met dien verstande dat deze besluiten niet kunnen worden genomen
ingeval alle aanwezige bestuurders behorende tot de groep bestuurders
voorgedragen door de werkgeversorganisaties dan wel alle bestuurders
behorende tot de groep voorgedragen door de werknemersorganisaties hun
stem
uitbrengen tegen het voorstel.
2. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering waarin ten
minste vier bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
3. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw, dan wordt het
voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk
gestemd.
6. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.
7. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits het desbetreffende voorstel schriftelijk (waaronder begrepen per geëigend
telecommunicatiemiddel), aan alle bestuursleden is toegezonden, geen van
_
hen zich binnen een daarbij te stellen termijn van tenminste tien dagen tegen
deze wijze van besluitvorming heeft verzet en tenminste de meerderheid van
de
bestuursleden zich schriftelijk (waaronder begrepen per geëigend
telecommunicatiemiddel), vóór het voorstel hebben verklaard. Van een aldus
genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden een
relaas opgemaakt, dat bij de stukken voor de volgende bestuursvergadering
wordt gevoegd. Het bepaalde in lid 3, 4 en 5 is daarbij van overeenkomstige
_
toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de
eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.
Jaarverslag, rekening en verantwoording
Artikel 9
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van
alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die
_
voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te
voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de
rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Voorafgaand aan ieder boekjaar stelt het bestuur een beleidsplan met
begroting vast dat is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3
omschreven bestedingsdoelen/activiteiten. Het conceptbeleidsplan met
_
begroting wordt afgestemd met de bij de Stichting BibliotheekWerk betrokken
werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in
achtneming van artikel 5, lid 3, en vervolgens ter kennisgeving ingebracht.
4. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het
boekjaar de jaarrekening van de stichting te maken, op papier te stellen en vast stellen. Voorts legt het bestuur rekening en verantwoording af van het
te
gevoerde beleid en evalueert haar eigen functioneren in het jaarverslag
waarvan de jaarrekening een onderdeel is. De jaarrekening dient volgens de in
artikel 3 omschreven bestedingsdoelen/activiteiten te zijn gespecificeerd en
gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-
administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit het jaarverslag
alsmede uit de daarin opgenomen accountantsverklaring moet blijken dat de
uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
5. Het in lid 3 bedoelde beleidsplan met begroting en het in lid 4 bedoelde verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage voor de bij de Stichting
BibliotheekWerk betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de stichting;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
aan te wijzen plaats(en).
6. Indien van toepassing worden de in het lid 4 bedoelde verslag en de
accountantsverklaring binnen zes maanden naar de Minister van Sociale Zaken
en
Werkgelegenheid gezonden.
7. Het in lid 4 bedoelde verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag digitaal aan de bij de Stichting BibliotheekWerk betrokken werkgevers en
werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
8. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken,
bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
9. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere
gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging
geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens
gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd
leesbaar kunnen worden gemaakt.
Statutenwijziging en ontbinding
Artikel 10
_
1. Een besluit tot statutenwijziging of tot ontbinding van de stichting kan door het
bestuur worden genomen met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, lid 1
van
deze statuten.
2. Het voorstel voor statutenwijziging of ontbinding wordt toegezonden aan alle werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in
achtneming van artikel 5, lid 3, die daarover binnen twee maanden besluiten. _
3. Na het doorlopen van de procedure in lid 2 van dit artikel zal aan de leden van _ het bestuur minimaal drie weken voor de dag van de vergadering, waarin een
voorstel tot het nemen van een besluit tot statutenwijziging dan wel tot
ontbinding zal worden behandeld, gelijktijdig met de agenda van de
vergadering, een afschrift worden toegezonden van het voorstel, waarin de
voorgedragen wijziging van de statuten of ontbinding van de stichting
woordelijk is opgenomen.
4. Een besluit tot statutenwijziging of tot ontbinding van de stichting kan niet
eerder door het bestuur worden genomen dan na een vereiste meerderheid
van alle werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2,
met in achtneming van artikel 5, lid 3. Bij het ontbreken van een meerderheid
wordt het voorstel overgedragen aan de cao-partijen.
Reglement
Artikel 11
1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, waarvan nadere regeling wenselijk wordt
geacht.
_
2. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten, de
wet en de CAO Stichting BibliotheekWerk.
Verplichtingen werkgevers, werknemers en gesubsidieerde instellingen
Artikel 12
1. De in artikel 5, lid 2 genoemde werkgevers- en werknemersorganisaties
_
hebben de inspanningsverplichting alle beschikbare gegevens te verstrekken,
die door het bestuur voor een goede naleving van de statuten en de
reglementen als bedoeld in artikel 11, lid 1 noodzakelijk worden geacht.
2. Indien de Stichting BibliotheekWerk subsidies zal verstrekken dan dient bij een aanvraag om subsidie een begroting van de activiteiten, waarvoor subsidie
wordt aangevraagd, te worden ingezonden. De begroting dient te worden
gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten als omschreven in
artikel 3. Er worden door de stichting geen verstrekkingen aan individuele
werkgevers en werknemers gedaan.
3. Een subsidie-ontvangende instelling dient jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende
bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de
gelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3
omschreven bestedingsdoelen/activiteiten en een geïntegreerd onderdeel uit
moet
maken van het (financieel) jaarverslag.
Vereffening
Artikel 13
1. De vereffening geschiedt door het bestuur.
2. De Stichting BibliotheekWerk blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor
zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel
mogelijk van kracht.
_
4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de Stichting BibliotheekWerk zal worden
gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel,
dat het doel van de Stichting BibliotheekWerk zoveel mogelijk nabij komt.
5. De slotrekening van de vereffening alsmede de bestemming van het eventuele
_
saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties, genoemd in artikel 5, lid
2, met in achtneming van artikel 5, lid 3.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten
onder de door de vereffenaar(s) aan te wijzen perso(o)n(en).
7. Op de vereffening zijn voorts de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Onvoorziene gevallen
Artikel 14
In alle gevallen waarin zowel de wet als de statuten niet voorzien, beslist het
bestuur.
Slot akte
WAARVAN AKTE is verleden te 's-Gravenhage op de datum in het hoofd van deze
akte
vermeld.
_
De comparant is mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van de akte is aan hem opgegeven en toegelicht. De comparant heeft verklaard op volledige voorlezing van
_
de akte geen prijs te stellen en, tijdig voor het verlijden een conceptakte te hebben
ontvangen en, van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en te zijn
gewezen op de gevolgen, die voor partijen uit de akte voortvloeien.
_
Deze akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door
de
comparant en vervolgens door mij, notaris. Volgt ondertekening.
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT
Dit afschrift is geen afschrift als bedoeld in artikel 49 van de Wet op het notarisambt.
Bijlage C
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2022 - 2023
Reglement heffing en inning Stichting BibliotheekWerk
Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten van Stichting BibliotheekWerk (SBW).
Hoogte der bijdragen
Artikel 2
De werkgever is met ingang van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023 aan SBW een werkgeversbijdrage verschuldigd van 0,2% van de totale bruto loonsom per jaar, zoals bepaald in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk (cao SBW).
Voor de vaststelling van de totale bruto loonsom wordt als peildatum gehanteerd:
- voor 2022: 1 januari 2022;
- voor 2023: 1 januari 2023.
Uitvoerder
Artikel 3
Het secretariaat van SBW zorgt voor uitvoering van dit reglement en heeft de vaststelling en het incasseren van de premie bij de aangesloten werkgevers opgedragen aan de
naamloze vennootschap "AZL N.V.” gevestigd in Heerlen.
Werkwijze
Artikel 4
a. De premie van SBW is een afzonderlijk onderdeel van de totale premievaststelling en incasso van het Pensioenfonds Openbare Bibliotheken (POB).
b. AZL verricht de werkzaamheden ten behoeve van SBW met gebruikmaking van de reeds verzamelde gemeenschappelijke gegevens voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Onvoorziene gevallen
Artikel 5
Het bestuur van SBW is bevoegd om in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in dit reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten en de cao SBW.
Inwerkingtreding
Artikel 6
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2022.