COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST ONWERKBAAR WEER
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST ONWERKBAAR WEER
BOUW & INFRA
1 januari 2020 tot en met 31 maart 2021
Wijziging per 22 april 2020
Inhoudsopgave
Artikel 3: Onwerkbaar weer: bouwplaatswerknemer 8
Artikel 4: WW-uitkering bij onwerkbaar weer 10
Artikel 5: Verplichtingen van werknemers- en werkgeversorganisaties 11
Bijlage 1: Voorbeelden cultuurtechnische en civieltechnische werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 lid 16 en lid 17 13
Bijlage 2: Adressen cao-partijen 14
CAO ONWERKBAAR WEER Bouw & Infra
1 januari 2020 tot en met 31 maart 2021
De ondergetekenden:
1.Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, 0.Xxxx van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (Bovatin), 3.Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistingbedrijven (VSB), 4.Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA,
5.Boorinfo Branche Vereniging, 6.Ondernemersorganisatie MKB Bouw, 7.Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN) 8.Vereniging voor aannemers in de sloop (VERAS)
9.Noordelijke Vereniging Burgerlijke- en Utiliteitsbouw (NVBU)
10. Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN)
11. Gebouwschil Nederland, secties Metselen en Voegen
12. NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers,
13. Vereniging van Waterbouwers,
partijen ter ene zijde, verder ook te noemen ‘werkgeversorganisaties’,
en
1.FNV,
2.CNV Xxxxxxxxx.xx,
partijen ter andere zijde, verder ook te noemen ‘werknemersorganisaties’,
alle ter deze zake rechtens vertegenwoordigd, zijn de volgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
Artikel 1: Definities
Algemeen
1. Onder ‘deze collectieve arbeidsovereenkomst’ (nader ook genoemd ‘deze cao’) wordt verstaan deze overeenkomst met de daarbij behorende bijlagen.
2. Onder ‘partijen’ worden verstaan werkgevers- en werknemersorganisaties die deze cao hebben afgesloten en ondertekend.
3. Onder ‘garantieloon’ wordt verstaan het minimum functieloon waarop de bouwplaatswerknemer per week of per uur recht kan doen gelden.
4. Onder ‘vast overeengekomen loon’ wordt verstaan het garantieloon vermeerderd met de eventueel met de bouwplaatswerknemer overeengekomen prestatietoeslag.
5. Onder ‘salaris’ wordt verstaan het tussen de uta-werknemer en werkgever overeengekomen vaste brutobedrag per periode, dat de werknemer als loon voor zijn werkzaamheden in de door hem uitgeoefende functie van de werkgever ontvangt. Hierin zijn niet begrepen vakantietoeslag, vaste en/of variabele gratificaties, eindejaarsuitkeringen, uitkeringen ineens en alle andere toeslagen.
6. Onder ‘beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO)’ wordt verstaan de overeenkomst die bij aanvang van de bbl-opleiding wordt gesloten tussen de leerling- werknemer, het opleidingsbedrijf of individueel leerbedrijf en de betrokken onderwijsinstelling en waarin de rechten en plichten inzake de uitvoering van de beroepspraktijkvorming zijn vastgelegd.
Werkgever
7. Onder ‘werkgever’ wordt verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die in Nederland door één of meer werknemers arbeid doet verrichten als bedoeld in artikel 2, alsmede ondernemingen in de zin van artikel 2 lid 7.
8. Onder ‘uitzendonderneming’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in artikel 7:690 BW.
9. Onder ‘opleidingsbedrijf’ wordt verstaan een door meerdere werkgevers opgerichte, landelijk of regionaal werkende rechtspersoon, zonder winstoogmerk, die met leerling-werknemers een beroepspraktijkvormingsovereenkomst en een arbeidsovereenkomst sluit en daarbij als leerbedrijf overeenkomstig de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) (Staatsblad 1995, 501) optreedt en die een opleidingswerkplaats heeft ingericht en onderhoudt ten behoeve van de uitvoering van het praktijkdeel van de beroepsopleiding bouw of infra.
Werknemer
10. a. Onder ‘werknemer’ wordt verstaan hij/zij die bij een werkgever als bedoeld
onder lid 7 en/of lid 9 van dit artikel in Nederland werkzaam is:
i. ingevolge een arbeidsovereenkomst in de zin van de artikelen 7:610 BW, 7:610a BW en 7:610b BW, of
ii. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij/zij zelf ondernemer is, of
iii. als hulp van de aannemer van werk zoals onder ii. bedoeld.
b. De werknemer zoals genoemd onder x. kan werkzaam zijn als bouwplaatswerknemer of als uta-werknemer.
i. Onder ‘bouwplaatswerknemer’ wordt verstaan een werknemer die werkzaam is in een van de functies als vermeld in de xxx Xxxx & Infra (Avv-besluit van 21 februari 2019 (Stcrt. 2019, nr. 11350), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 juni 2019 (Stcrt. 2019, nr. 26014)) dan wel in gelijksoortige functies.
ii. Onder ‘uta-werknemer’ (Uitvoerend Technisch en Administratief Personeel) wordt verstaan een werknemer die werkzaam is in een van de functies als vermeld in de xxx Xxxx & Infra (Avv-besluit van 21 februari 2019 (Stcrt. 2019, nr. 11350), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 juni 2019 (Stcrt. 2019, nr. 26014)) dan wel in gelijksoortige functies.
11. Onder ‘leerling-werknemer’ wordt verstaan de deelnemer aan de beroepsbegeleidende leerweg conform de WEB.
12. Onder ‘uitzendwerknemer’ wordt verstaan de werknemer als bedoeld in artikel 7:690 BW.
13. Niet als ‘werknemer’ worden beschouwd:
a. de directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; met dien verstande dat onder ‘directeur-grootaandeelhouder’ wordt verstaan:
• de persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
• de indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
• houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
b. vakantiewerkers;
c. deelnemer-stagiair(e) waaronder wordt verstaan de deelnemer aan de beroepsopleidende leerweg die stage loopt bij een werkgever als bedoeld in lid 7.
Bouwwerken c.q. bouwactiviteiten
14. Onder ‘bouwwerken’ c.q. ‘bouwactiviteiten’ wordt verstaan respectievelijk daarmee gelijkgesteld:
a. woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard;
b. ovenbouw en schoorsteenbouw;
c. dakbedekkingen;
d. egalisatie van terreinen, bouwrijp maken, funderingen;
e. steigerbouw zijnde monteren/construeren en demonteren van steigerelementen;
f. industriële steigerbouw zijnde steigerbouw ten behoeve van het onderhoud aan industriële fabrieksinstallaties;
g. riolerings- en kabelnetten;
h. grondborings-, bronbemalings-, sondeer- en buizenlegwerken;
i. zinkers, doorpersingen en regeninstallaties;
j. kust- en oeverwerken;
k. heiwerkzaamheden zijnde het in de grond storten of indrijven respectievelijk uittrekken van palen en damwanden en/of het uitvoeren van drainerings-, grondverdichtings- en grondinjecteringswerken;
l. funderingswerkzaamheden;
m. spoorwerken;
n. waterbouwkundige (kunst)werken;
o. bouwkundige voorzieningen voor land-, water- en luchtverkeer;
p. sloopwerken;
q. wegenbouw en bestratingswerkzaamheden, waaronder het aanbrengen van wegmarkeringen en de aanleg, montage, onderhoud en sloop van verkeersveiligheid bevorderende voorzieningen en geluidsweringen;
r. het ontwerpen, aanleggen, veranderen, herstellen, onderhouden of ontstoppen en/of bedrijfsvaardig opleveren van de openbare riolering vanaf het overnamepunt van het waterkwaliteitsbeheer tot aan de perceelgrens alsmede hierbij opgedragen werkzaamheden aan de buitenriolering vanaf de perceelgrens tot 0,5 meter buiten de gevel;
s. betonbekisting, betonboren en vlechtwerk;
t. betonreparatie van constructieve aard en betoninjectering;
u. metsel-, voeg-, en lijmwerk;
v. tegel- en kitwerk;
w. asfaltproductie;
x. het afgraven van verontreinigde grond;
y. droge zandwinning;
z. het opbouwen en/of plaatsen van verplaatsbare verblijfsruimten (units bedoeld voor tijdelijke behuizing), voor zover het plaatsen gemeten naar de loonsom niet slechts een uitvloeisel is van de fabricage van deze verblijfsruimten;
aa. asbestverwijdering;
bb. de aanleg, montage en onderhoud van ondergrondse kabels en buisleidingen, alsmede de aanleg, montage en onderhoud van bovengrondse kabels en buisleidingen ten behoeve van de te verrichten bouwwerkzaamheden;
cc. industriële bouw zijnde het overwegend met gebruikmaking van grote, fabrieksmatig vervaardigde elementen van beton, steen of kunststof bouwwerken tot stand brengen;
dd. grondwerken ten behoeve van civieltechnische bestemmingen;
ee. grondverzetwerken ten behoeve van een van de hiervoor genoemde bouwwerken c.q. bouwactiviteiten;
ff. overige werken c.q. activiteiten die naar hun aard tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
15. Onder ‘infrastructurele werken’ wordt verstaan werk aan wegen, spoorwegen en riolerings- en kabelnetten.
Cultuurtechnische en civieltechnische werkzaamheden
16. Onder ‘cultuurtechnische werkzaamheden’ wordt verstaan: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hiervoor genoemde cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-
/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen. Voor enkele voorbeelden wordt verwezen naar bijlage 1.
17. Onder ‘civieltechnische werkzaamheden’ wordt verstaan: de aanleg van verhardingen, rioleringen en gebouwen en dergelijke waarvoor een bouw- of aanlegvergunning is vereist, alsmede het hiermee samenhangende onderhoud. Voor enkele voorbeelden wordt verwezen naar bijlage 1.
Xxxxxxxxxx
00. Onder ‘bouwplaats’ wordt verstaan elke plaats waar bouwwerken c.q. bouwactiviteiten zoals genoemd in lid 14 worden uitgevoerd c.q. tot stand worden gebracht.
Artikel 2: Werkingssfeer
1. Bouwbedrijven
De bepalingen van deze cao zijn van toepassing op ondernemingen, op werkgevers en werknemers, waarvan het bedrijf is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:
a. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten;
b. het op de bouwplaats uitvoeren van onderdelen van bouwwerken; het elders vervaardigen van deze onderdelen wordt hiermee gelijkgesteld, indien de onderneming die de onderdelen vervaardigt tevens zorgdraagt voor de verwerking daarvan in het bouwwerk;
c. het uitvoeren van verbouwingen en/of onderhoudswerk aan (onderdelen van) bouwwerken;
d. het verlenen van diensten op bouwplaatsen;
e. elders dan op de bouwplaats verrichte werkzaamheden ter voorbereiding van de bouw, indien zij worden verricht door de onderneming die het bouwwerk op de bouwplaats tot stand brengt;
f. het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van werkzaamheden bij de uitvoering van werken als onder a. tot en met e. genoemd.
2. Opleidingsbedrijven
De bepalingen van deze cao zijn tevens van toepassing op opleidingsbedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 9 van deze cao.
3. Uitzendondernemingen
Alle bepalingen van deze cao zijn tevens van toepassing op:
a. uitzendondernemingen die geen lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) en die voor meer dan 50% van de Nederlandse loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen aan werkgevers als bedoeld in artikel 1 lid 7 en/of lid 9.
In dit artikellid wordt met “Nederlandse loonsom” bedoeld de loonsom van de arbeidskrachten van de uitzendonderneming indien en voor zover deze arbeidskrachten in Nederland arbeid verrichten (ook indien die arbeid slechts tijdelijk in Nederland zou worden verricht door de desbetreffende arbeidskracht);
b. uitzendondernemingen die onderdeel zijn van een concern dat rechtstreeks of door algemeenverbindendverklaring is gebonden aan deze cao;
c. paritair afgesproken arbeidspools.
4. Bouwen in eigen beheer
De bepalingen van deze cao vinden voorts toepassing ten aanzien van:
a. werkgevers die bouwen voor eigen rekening met het doel het gebouwde aan derden te verkopen, of te verhuren, of op andere wijze ter beschikking te stellen;
b. werkgevers die bouwwerken of verbouwingen in eigen beheer doen uitvoeren met het doel het gebouwde voor zichzelf of voor de eigen onderneming in gebruik te nemen, dan wel ter beschikking van personeelsleden te stellen;
c. werkgevers die verbouwingen en onderhoudswerken in eigen beheer doen uitvoeren aan gebouwen, die zij in eigendom bezitten of in beheer hebben.
In de gevallen onder sub b. en c. is de cao enkel van toepassing ten aanzien van de werknemers die bij de uitvoering, de verbouwing of het onderhoud van bouwwerken arbeid verrichten, met uitzondering van degenen waarop een andere collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is.
5. Ondernemingen waarop deze overeenkomst niet van toepassing is
De bepalingen van deze cao zijn niet van toepassing op ondernemingen, waarvan het bedrijf in overwegende mate is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op de hiernavolgende gebieden.
De overwegende productie wordt bepaald door een vergelijking van de in elke productie verloonde bedragen.
1. Baggerwerken.
2. Betonmortel en betonmorteltransport.
3. Betonwaren.
4. Natuursteen.
5. Parketvloeren.
6. Schilderen en afwerken.
7. Xxxxx, houtgraniet en kunststeen.
8. Stukadoors- , afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf.
9. Staalskeletbouw en het uitvoeren van werken geheel of nagenoeg geheel in staal.
10. Fabrieksmatig timmerwerk.
11. Interieurbetimmeringen.
12. Loodgieters- en fittersbedrijf.
13. Centrale verwarmingsinstallaties.
14. Het maken van elektrotechnische verbindingen tussen kabels van kabelnetten.
15. Het verhuren van mobiele kranen.
16. Isolatiebedrijf waaronder wordt verstaan het door de onderneming zelf aanbrengen, herstellen, bekleden, afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen
- ter voorkoming of beperking van warmte- of koudeverlies,
- tegen vuur, vocht, geluid en/of vibratie,
bij industrieën, aan technische installaties en aan boord van schepen, zoals apparaten, kanalen, leidingen, tanks en dergelijke, voorts in ruimten, zoals koel- en vriescellen, ketel- en machineruimten, studio’s en dergelijke.
17. Sloop van objecten (nagenoeg) geheel bestaande uit metaal waarvan het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die bij de werkzaamheden worden ingezet groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren bij de overige te verrichten werkzaamheden van alle in dienst zijnde werknemers gemeten over de periode van een kalenderjaar.
18. Cultuurtechnische werkzaamheden die vallen binnen de werkingssfeer van de cao Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen, zoals omschreven in het besluit tot algemeen verbindendverklaring van de bepalingen van de cao Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen van 24 mei 2018 (Stcrt. 2018, nr. 25113), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 oktober 2018 (Stcrt. 2018, nr. 44627). Voor de definitie van cultuurtechnische werkzaamheden zie artikel 1 lid 16 van de onderhavige cao.
19. Ovenbouw en schoorsteenbouw, voor zover onderdeel van isolatiewerkzaamheden.
20. Dakbedekkingen zijnde bitumineuze of van aluminium, kunststof, zink, lood of koper.
21. Railinfrastructurele werkzaamheden die vallen binnen de werkingssfeer van de cao Railinfrastructuur, zoals omschreven in het besluit tot algemeen verbindendverklaring van de bepalingen van de cao Railinfrastructuur van 25 september 2019 (Stcrt. 2019, nr. 41919).
22. Overige werken die naar hun aard niet tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
6. Afdelingen waarop deze overeenkomst niet van toepassing is
De bepalingen van deze cao zijn niet van toepassing op een afzonderlijke afdeling, waarvan het bedrijf in overwegende mate is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op de in lid 5 genoemde gebieden.
De overwegende productie wordt bepaald door een vergelijking van de in elke productie verloonde bedragen. Afzonderlijke afdelingen worden aanwezig geacht indien elke bedrijfsuitoefening feitelijk als zelfstandige eenheid is georganiseerd.
7. Nauwe verwantschap
Ondernemingen die zich door middel van een overeenkomst met partijen willen verbinden deze cao toe te passen, dienen een verzoek hiertoe in te dienen bij partijen. Dit verzoek dient te worden gezonden aan het Technisch Bureau Bouw & Infra.
Artikel 3: Onwerkbaar weer: bouwplaatswerknemer
Waar gaat het om?
1. Onwerkbaar weer betekent dat niet of minder kan worden gewerkt door of als gevolg van ongunstige weersomstandigheden of te weinig licht.
2. De werkgever beoordeelt of en zo ja, hoe lang het onwerkbaar weer is. Hij doet dit in redelijk overleg met de betrokken werknemers. In dit overleg wordt rekening gehouden met zowel het bedrijfsbelang als de veiligheid en gezondheid van de werknemers.
3. Vindt de werkgever dat het onwerkbaar weer is? Dan geeft hij de werknemer de opdracht zijn werk te beëindigen. Een zelfde opdracht geeft hij aan de door hem ingeschakelde onderaannemers en uitzendkrachten die op de desbetreffende bouwplaats soortgelijk werk doen, onder dezelfde weers- of veiligheidsomstandigheden.
Verschil van mening bij koud weer
4. Werkt de werknemer bij koud weer in de buitenlucht? En wordt hij het met de werkgever niet eens over de vraag of het onwerkbaar weer is? Dan heeft de werknemer die bij zijn werk direct is blootgesteld aan de buitenlucht, het recht om te stoppen met werken als ten minste een van de volgende twee situaties zich voordoet:
• de gevoelstemperatuur is -6° Celsius of lager (het hoeft niet per se te vriezen) en/of
• het vriest en één of meer van de volgende omstandigheden doet zich voor:
- de werkgever heeft geen winter-/doorwerkkleding ter beschikking gesteld;
- de rijwegen of looppaden op de bouwplaats zijn niet begaanbaar;
- er ligt een laag sneeuw op de werkplek die niet met eenvoudige middelen kan worden verwijderd.
Loon
6. Onwerkbaar weer is geen reden tot korting op het loon. De werkgever betaalt het vast overeengekomen loon door. Indien een prestatiebevorderend systeem van toepassing is, dan wordt de gemiddelde prestatietoeslag over de in die loonperiode gewerkte dagen meegenomen in het vast overeengekomen loon per niet gewerkte dag. Als de werknemer de hele betalingsperiode niet heeft gewerkt, dan geldt de gemiddelde prestatietoeslag over de voorgaande betalingsperiode als maatstaf.
7. De verplichte loondoorbetaling geldt ook als de werkgever het niet eens is met een besluit van de werknemer om met een beroep op lid 4 te stoppen met werken en/of de bouwplaats te verlaten.
Als de werkgever niet betaalt
8. Betaalt de werkgever het loon niet door, terwijl hij wel verplicht is dit te doen? Dan kan de werknemer terecht bij het Garantiefonds Loondoorbetaling bij Vorst. Hij kan dit fonds vragen om een uitkering. Zie xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
9. De werknemer toont bij zijn aanvraag aan:
• dat zijn aanspraken zijn gebaseerd op een arbeidsovereenkomst met de werkgever,
• wat de omvang van zijn aanspraken is en
• dat hij in een aangetekende brief van de werkgever heeft geëist te voldoen aan de verplichting tot loondoorbetaling.
10. Besluit het fonds de werknemer een uitkering te betalen? Dan verwerft het daarmee op de werkgever een zelfstandig recht op invordering. Het in te vorderen bedrag is gelijk aan de verstrekte uitkering plus administratiekosten, incassokosten en wettelijke rente.
11. Voldoet de werkgever tijdens de aanvraagprocedure alsnog aan zijn verplichting tot loondoorbetaling? Dan trekt de werknemer zijn aanvraag onmiddellijk schriftelijk in.
12. Ten onrechte verstrekte uitkeringen of voorschotten daarop worden door het fonds teruggevorderd van de werknemer.
Ontslag
13. Onwerkbaar weer is geen reden voor ontslag.
14. De arbeidsovereenkomst kan tijdens onwerkbaar weer wel eindigen, namelijk:
• als deze al voor die tijd is opgezegd,
• bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de einddatum is bereikt of
• bij ontslag op staande voet, wegens een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW.
Steigerbouw
15. In aanvulling op de voorgaande bepalingen van dit artikel geldt voor de werknemer in de steigerbouw het volgende.
16. Werkt de werknemer bij een gevoelstemperatuur -6° Celsius of lager? Dan mag hij per dag maximaal vier perioden van 1,5 uur effectief werken. De benodigde aan- en aflooptijd valt daarbuiten. Tussen de perioden waarin hij werkt, heeft de werknemer een opwarmpauze van minimaal een kwartier per keer. De begin- en eindtijd van de werkdag blijven onveranderd. De werkgever betaalt het vast overeengekomen loon door.
17. Is de werknemer ingedeeld in de bouw? Dan mag de werkgever hem tijdens vorst inzetten in de industriële steigerbouw. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
• Voor deze werknemer geldt een ontslagverbod in de periode van 1 november tot en met 1 april. Dit verbod is geregistreerd op naam, tenzij de werkgever er de voorkeur aan geeft het totale personeelsbestand onder het ontslagverbod te brengen. Dit ontslagverbod geldt niet als er een dringende reden is, zoals bedoeld in artikel 7:678 BW.
• De werknemer heeft recht op een aanvullend pakket winterkleding. Dit pakket bestaat uit twee helmmutsen, twee thermische onderbroeken met lange pijpen, twee thermische hemden met lange mouwen en twee paar thermische sokken. De kosten van deze winterkleding zijn voor de werkgever. Hij verstrekt deze winterkleding aan de werknemer of stelt die aan hem ter beschikking. De werknemer gebruikt deze kleding. Is die kapot of versleten? Dan ontvangt hij van de werkgever een nieuw exemplaar.
Artikel 4: WW-uitkering bij onwerkbaar weer
Waar gaat het om?
1. De bepalingen van dit artikel regelen onder welke voorwaarden de werkgever bij onwerkbaar weer een WW-uitkering voor de werknemer kan aanvragen.
2. Deze regeling geldt voor de bouwplaats- en de uta-werknemer.
3. De regeling voor de bouwplaatswerknemer uit artikel 3 blijft van toepassing, voor zover artikel 4 daar niet van afwijkt.
Arbeidsvoorwaarden
4. Bij onwerkbaar weer betaalt de werkgever het vast overeengekomen loon of het salaris van de werknemer door. Onwerkbaar weer is geen reden voor ontslag.
5. In afwijking van lid 4, artikel 3 lid 6 en artikel 7:628 lid 1 BW betaalt de werkgever het vast overeengekomen loon of salaris niet door wanneer
• als gevolg van vorst, ijzel, sneeuwval, overvloedige regenval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden niet kan worden gewerkt,
• xxxxxxx xxx xxxxx, ijzel en sneeuwval deze omstandigheden zich voordoen in de periode van 1 november tot en met 31 maart en
• het aantal wachtdagen genoemd in lid 9 is verstreken.
Van overvloedige regenval is sprake als in het postcodegebied waarin de werknemer werkzaam is op een werkdag tussen 07:00 uur en 19:00 uur tenminste 300 minuten regent.
6. Wanneer de werkgever op grond van lid 5 niet verplicht is het loon door te betalen, kan de werkgever namens de werknemer bij UWV een aanvraag indienen voor een WW-uitkering volgens de wettelijke voorziening.
7. De werkgever vult dan/in een dergelijk geval de WW-uitkering van de betrokken werknemer aan tot 100% van het vast overeengekomen loon of het salaris.
Indien een prestatiebevorderend systeem van toepassing is, dan wordt de gemiddelde prestatietoeslag over de in die loonperiode gewerkte dagen meegenomen in het vast overeengekomen loon per niet gewerkte dag. Als de werknemer de hele betalingsperiode niet heeft gewerkt, dan geldt de gemiddelde prestatietoeslag over de voorgaande betalingsperiode als maatstaf.
8. Maakt de werkgever geen gebruik van de wettelijke voorziening of wordt zijn aanvraag door UWV afgewezen? Dan zijn lid 4 van dit artikel, artikel 3 lid 6 en artikel 7:628 lid 1 BW onverkort van toepassing.
Wachtdagen en vorstnormen
9. Het aantal te verstrijken wachtdagen bedraagt bij:
x. xxxxx, ijzel of sneeuwval: twee werkdagen, gelegen in de periode van 1 november tot en met 31 maart, waarop als gevolg van vorst, ijzel of sneeuwval, niet gewerkt kan worden;
b. overvloedige regenval: 19 werkdagen per kalenderjaar, waarop als gevolg van overvloedige regenval niet gewerkt kan worden;
c. andere buitengewone natuurlijke omstandigheden: twee werkdagen per kalenderjaar, waarop als gevolg van buitengewone natuurlijke omstandigheden, anders dan in verband met vorst, ijzel, sneeuwval of overvloedige regenval, niet gewerkt kan worden.
10. Er is in ieder geval sprake van een dag waarop als gevolg van vorst niet kan worden gewerkt als deze gelegen is in de periode van 1 november tot en met 31 maart en één of meer van de volgende vorstnormen is gehaald:
- de gemeten temperatuur is tussen 00.00 uur en 07.00 uur lager geweest dan -3° Celsius;
- de gemeten temperatuur is om 07.00 uur en om 09.00 uur -0,5° Celsius of lager;
- de gemeten temperatuur is om 09.00 uur -1,5° Celsius of lager;
- de gevoelstemperatuur is om 09.30 uur volgens de meting van 09.00 uur -6,0° Celsius of lager. Hierbij hoeft geen sprake te zijn van vorst.
Verplichtingen en verboden
11. De werkgever meldt iedere dag waarop als gevolg van vorst, ijzel, sneeuwval, overvloedige regenval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden niet kan worden gewerkt bij UWV. Dit doet hij door middel van het daartoe door UWV beschikbaar gestelde formulier. De melding geldt voor de gehele dag.
12. De werkgever laat de werknemer weten dat hij die dag niet naar het werk hoeft te komen. Is de werknemer daar al? Dan stuurt de werkgever hem naar huis.
13. Op een bij UWV gemelde dag mag de werkgever de werknemer geen (vervangende) werkzaamheden laten uitvoeren.
Artikel 5: Verplichtingen van werknemers- en werkgeversorganisaties
1. Werkgevers- en werknemersorganisaties verbinden zich hun volle medewerking te zullen verlenen aan de naleving van de bepalingen van deze cao en de volle aansprakelijkheid te zullen aanvaarden voor alle handelingen ter uitvoering van de door hen genomen beslissingen, waardoor inbreuk wordt gemaakt op de bepalingen van deze cao.
2. Zij verbinden zich voorts de nodige maatregelen ten aanzien van hun leden te zullen nemen, teneinde de naleving van deze cao te bevorderen; tevens verklaart iedere organisatie zich aansprakelijk voor alle handelingen van haar leden, waardoor inbreuk wordt gemaakt op de bepalingen van deze cao, behoudens voor zover deze handelingen in strijd zijn met haar besluiten of maatregelen.
3. De werknemersorganisaties verbinden zich gedurende de tijd, dat de bepalingen van deze cao van kracht zijn, bij de leden van de deelnemende werkgeversorganisaties of hun onderaannemers, voor zover deze op hun bouwwerken onderdelen uitvoeren, geen acties te voeren en geen stakingen toe te passen die beogen wijzigingen te brengen in deze overeenkomst, noch werkgevers en werknemers, die daartoe mochten overgaan te steunen. Deze verplichting geldt niet indien de hoofdaannemer
nalaat nakoming van deze cao te vorderen van de onderaannemer dan wel nalaat de onderaannemingsovereenkomst onmiddellijk op te zeggen.
4. Voor zover een staking of actie op grond van het bepaalde in lid 3 niet uitgesloten is en die een aangelegenheid betreft die uitsluitend de bedrijfstak of onderneming aangaat, zal eerst getracht worden via overleg tussen partijen bij deze cao een oplossing te vinden.
5. De werkgeversorganisaties verbinden zich voor de duur van deze cao geen uitsluiting op de leden van de deelnemende werknemersorganisaties toe te passen, noch steun te verlenen, wanneer een of meer van hun leden daartoe mocht(en) overgaan.
Artikel 6: Looptijd
1. De looptijd van deze cao is bepaald op het tijdvak van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2021.
2. Deze cao wordt geacht telkens voor een jaar te zijn verlengd, tenzij een of meer cao- partijen deze hebben opgezegd.
3. Voor (tussentijdse) opzegging van deze cao gelden de volgende regels:
• het moet bij aangetekend schrijven aan alle cao-partijen gebeuren,
• met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden en
• de feitelijke beëindiging vindt niet plaats tijdens de winterperiode (1 november tot en met 31 maart).
4. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn verplicht zo spoedig mogelijk in onderhandeling te treden over de eventuele door één van de partijen ingediende voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze cao.
Bijlage 1: Voorbeelden cultuurtechnische en civieltechnische werkzaamheden
als bedoeld in artikel 1 lid 16 en lid 17
a. de aanleg van buisleidingen in eigen beheer voor drainage ten behoeve van landbouw, bewerking van grond en zand ten behoeve van een agrarische bestemming en de incidentele aanleg van duikers ten behoeve van ontsluiting van een landbouwperceel, welke als cultuurtechnische werkzaamheden opgevat moeten worden.
b. het aanleggen, verbeteren of onderhouden van sportvelden en andere recreatieobjecten alsmede alle andere grondwerken ten behoeve van cultuurtechnische, civieltechnische sport-, recreatie- en andere objecten, beplantingen en groenstroken langs wegen. Hierbij is het uitgangspunt dat, indien er een bouw/aanlegvergunning vereist is, het civieltechnische werkzaamheden zijn, met uitzondering van de aanleg en het onderhoud van het groen alsmede drainage en de bovenste grondlaag ten behoeve van het groen, welke cultuurtechnische activiteiten zijn.
c. de te onderscheiden cultuurtechnische werkzaamheden bij inpoldering en ruilverkaveling; de ontsluiting van gronden en ruilverkaveling dienen als cultuurtechnische werkzaamheden opgevat te worden, indien er sprake is van daarmee samenhangende grondbewerking (ploegen, eggen, zaaien, egaliseren van de toplaag van de grond ten behoeve van de plantaardige bestemming etcetera) en als civieltechnische werkzaamheden indien er sprake is van grondverwerking in de zin van landinrichting (de aanleg van wegen, watergangen en gemalen).
Toelichting ad b en c:
In geval van partiële aanneming en uitvoering van werken (sportvelden, recreatieparken, wegenbouw en ruilverkaveling) kan onverkort het onderscheid in civieltechnisch en cultuurtechnisch werk worden gehanteerd. Wanneer bovengenoemde werken integraal door één onderneming worden aangenomen en uitgevoerd, zal het onderscheid in civiel-
/cultuurtechnisch werk gehanteerd kunnen worden voorzover deelwerkzaamheden functioneel van elkaar onderscheiden kunnen worden.
Bijlage 2: Adressen cao-partijen Werkgeversorganisaties
Bouwend Nederland Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxxxx
079 325 22 52
Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxxxxx
0318 54 49 00
NVB Vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxx
070 386 02 04
Vereniging van Waterbouwers Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxx Xxxx 070 349 07 00
Werknemersorganisaties
FNV
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
088 368 03 68
CNV Vakmensen Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
030 751 10 07