STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 13371
20 juni
2023
Handel in Bouwmaterialen 2023-2024 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 juni 2023 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handel in Bouwmaterialen
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland (HIBIN) mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst;
Partij ter ener zijde: Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland (HIBIN); Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Xxxxxxxxx.xx en De Unie.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III IV en V is bepaald:
AFDELING A: RECHTEN EN PLICHTEN HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN
1.1 Hij en zij
Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig. Deze Xxx xxxxxxx met ‘werknemer’ dus ook de ‘werkneemster’ en met ‘hij’ ook ‘zij’.
1.2 Werkgever
Deze Xxx geldt voor werkgevers in de groothandel in bouwmaterialen.
In afdeling B staat welke werkgevers en ondernemingen precies zijn bedoeld.
1.3 Werknemer
Deze Xxx geldt voor iedereen die - voltijds of deeltijds - in dienst is bij een groothandel in bouwmate- rialen.
1.4 Jeugdige werknemer
Jeugdige werknemer is de werknemer die bij indiensttreding de leeftijd van 17 jaar maar nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
1.5 CAO
De werkgever en de werknemer zijn verplicht de afspraken in deze Cao zorgvuldig na te leven. Afwijken van de Cao?
Afwijken van de cao is toegestaan maar alleen als er voor de werknemer in gunstige zin van wordt afgeweken. De afwijkende afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd.
HOOFDSTUK 2 SALARIS
2.1 Salaris
Xxxxxxx is de geldelijke beloning voor werk. Een salaris bestaat uit:
• het brutoloon; dat is het loon zoals vermeld in de salarisschalen (zie Afdeling C). De salarisschalen uit deze cao zijn gebaseerd op een 40-urige werkweek.;
• vergoedingen (zoals voor overwerk en werken op feestdagen);
• provisie en bonussen.
Hoeveel salaris?
De hoogte van het salaris is afhankelijk van onder andere de:
• functiegroep;
• salarisschaal;
• leeftijd (alleen bij jeugdige werknemers).
2.2 Functies en functiegroepen
Iedere werknemer moet worden ingedeeld in de functiegroep, waartoe de door hem vervulde functie behoort. De werkgever bepaalt de juiste functiegroep. Hij gebruikt hiervoor de speciale handleiding (Functieboek Hibin) die bij deze Cao (afdeling C2) hoort. Die functiegroep sluit aan bij het takenpakket én ervaring en opleiding van de werknemer.
Combinatiefuncties
Soms heeft een werknemer twee verschillende functies. Of een takenpakket waar twee functieom- schrijvingen bij passen. Hij komt dan ook in twee verschillende functiegroepen. Precies in verhouding met de tijd die hij aan de respectievelijke functies besteedt. Ook zijn salaris staat dus in verhouding met de combinatie van de twee functie(groepen).
2.3 Salarisschalen
Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal.
Als de functiegroep vaststaat, is er een salarisschaal die daarbij hoort. De salarisschalen staan in afdeling C.
Xxxx xxxxxx geeft een serie ‘periodieken’ of ‘tredes’. Dat zijn stapsgewijs hoger wordende bedragen. De leeftijd en het aantal jaren dat iemand in een bepaalde functie werkt, bepalen zijn periodiek of trede.
2.4 Salarisverhogingen
Algemene salarisverhogingen per Cao
De salarisschalen in deze CAO (zie afdeling C) én de salarissen die nu worden betaald, gaan omhoog met:
• 6% +€75,00 per 1 juli 2023.
• Werkgevers die tussen 1 januari 2023 en 1 april 2023 al loonsverhoging hebben doorgevoerd mogen dit verrekenen met loonstijging per 1 juli 2023
• Loon per 1 juli 2023 = huidig loon (minus reeds verstrekte loonsverhoging zoals hierboven beschreven) * 1,06 + €75,00 (bij fulltime contract)
• Werknemers die eerder dit jaar een loonsverhoging hebben ontvangen met een fulltime contract op 1 januari 2023 ontvangen een eenmalige uitkering van bruto € 350. Voor deeltijdwerknemers en werknemers die in de loop van 2023 in dienst zijn getreden geldt deze uitkering naar rato.
• Werknemers die geen loonsverhoging hebben ontvangen zoals hierboven beschreven ontvangen een eenmalige uitkering van bruto € 1.100,00. Voor deeltijdwerknemers en werknemers die in de loop van 2023 in dienst zijn getreden geldt deze uitkering naar rato.
Periodieke salarisverhoging
• De vaststelling van het salaris van de jeugdige werknemer geschiedt op basis van de leeftijd bij indiensttreding. Voor werknemers die op 17- of 18-jarige leeftijd in dienst treden geldt jeugdschaal
A. Voor 19- of 20-jarige werknemers geldt jeugdschaal B. De werkgever zal aan deze werknemer minimaal het maandloon betalen dat is vermeld in de tabel jeugdlonen. Zodra de werknemer 1 jaar in dienst is ontvangt de werknemer een periodieke salarisverhoging (naar jeugdschaal B of trede 0, afhankelijk van het aanvang salaris). De werknemer kan maximaal één jaar in dezelfde jeugdschaal blijven. Zodra de werknemer trede 0 heeft bereikt is de periodieke salarisverhoging voor vakvol- wassen werknemers van toepassing.
• De vaststelling van het salaris van de vakvolwassen werknemer geschiedt eenmaal per jaar op
1 maart en met inachtneming van het aantal ervaringsjaren dat de werknemer in een functiegroep is ingedeeld geweest, totdat het maximum aantal functiejaren in de desbetreffende groep is bereikt. Wie op het hoogste niveau in zijn salarisschaal is aanbeland, krijgt alleen nog de algemene salarisverhogingen per Cao.
Overgangsregeling jeugdschalen.
• Per 1 januari 2023 vindt indeling in jeugdschaal B dan wel trede 0 van de toepasselijke salaris- schaal plaats, tenzij de jeugdige werknemer eerder de leeftijd van 21 jaar bereikt. Xxx vindt trede 0 vanaf dat moment toepassing.
2.5 Naar een andere salarisschaal
Als de werknemer promotie maakt, krijgt hij een andere functie en een hogere functiegroep. Hij stapt dus ook over naar een andere salarisschaal. Hij gaat in die nieuwe schaal naar het meest nabij liggende hogere salaris. Het daarbij horende aantal functiejaren is ook op hem van toepassing.
2.6 Niet eens met het salaris of de functiegroep?
Als de werknemer het niet eens is met zijn functie(groep) of het daaraan gekoppelde salaris, laat hij dat binnen vier weken schriftelijk weten. Als hij en zijn werkgever er samen niet uitkomen, kan hij zijn bezwaar voorleggen aan de Vaste Commissie (zie bijlage B onder 7).
2.7 Beoordelingsafhankelijke beloning
De werkgever kan een beoordelingsafhankelijke beloningsregeling toepassen. Deze regeling staat in Afdeling D bijlage A bij deze cao en beschrijft de voorwaarden waaronder de regeling kan worden toegepast.
Het doel van de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling is het geven van een oordeel over het functioneren van de werknemer in zijn huidige functie. Het oordeel bepaalt de groei in beloning van de werknemer binnen zijn salarisschaal. Daarnaast beoogt de regeling het verkennen en vastleggen van de ontwikkelmogelijkheden van de werknemer in zijn huidige functie of een eventuele andere functie in de toekomst bij de huidige of een andere werkgever.
2.8 Vakantiegeld
De werknemer krijgt vakantiegeld. Meestal bij de eerste salarisbetaling na 1 mei. Komt een werknemer ná 1 mei in dienst dan bouwt hij vakantiegeld op naar rato van de periode die hij vóór 1 mei van het opvolgende jaar werkt. Het vakantiegeld is 8 procent van het brutoloon over het hele jaar vooraf- gaande aan 1 mei. Eventuele provisie wordt meegerekend. Het vakantiegeld zelf telt in de berekening niet mee. Winstdelingsuitkeringen, bonussen, onkosten- en overwerkvergoedingen ook niet, onver- minderd het bepaalde in art. 16 2e lid Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2.9 Niet werken, toch salaris
Soms krijgt de werknemer ook betaald als hij níet werkt. Doorbetaling op feestdagen
Over vrije nationale en christelijke feestdagen die op een werkdag vallen, krijgt de werknemer gewoon salaris.
De nationale en christelijke feestdagen zijn: tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag, en Nieuwjaarsdag, Koningsdag, en éénmaal in de vijf jaar ook Bevrijdings- dag (5 mei in 2020 en 2025).
Doorbetaling bij kort verlof
Onder bepaalde omstandigheden krijgt de werknemer betaald vrijaf (kort verlof). In hoofdstuk 7 staat wanneer het salaris wordt doorbetaald, en voor hoe lang.
Doorbetaling bij ziekte
Wie wegens ziekte niet kan werken, krijgt nog wel salaris.
• Het precieze salaris dat hij krijgt doorbetaald, is het gemiddelde van zijn brutoloon in de 13 weken voor de ziekmelding. Het vakantiegeld dat hij in die periode heeft opgebouwd, telt ook mee. Net als eventuele vergoedingen op overwerk en werken op zon- en feestdagen.
• De zieke werknemer krijgt dit salaris doorbetaald gedurende maximaal 12 maanden vanaf de eerste ziektedag. Daarna krijgt hij gedurende maximaal 12 maanden 70% van het salaris dat hij in het eerste ziektejaar ontving.
• De zieke werknemer heeft recht op een aanvulling bovenop deze 70% conform de voorwaarden uit art. 4.2 cao.
Doorbetaling bij arbeidsongeschikt na een ongeval
De werknemer heeft geen recht op doorbetaling - of ontvangt minder - als zijn arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een ongeval waarvoor hij al via een andere weg schadevergoeding krijgt.
Bijvoorbeeld uit een WA-verzekering of een particuliere ongeval verzekering. De werkgever mag dan de schade die bestaat uit de loondoorbetaling aan zijn werknemer rechtstreeks op hem verhalen door zonder rechterlijke tussenkomst de loondoorbetaling te verminderen met het bedrag van de verzeke- ringsuitkering.
2.10 Salarisoverzicht
Het salaris wordt betaald per maand, per periode of per week. De werknemer krijgt bij elke betaling een schriftelijk of digitaal overzicht. Daarop staan onder meer:
• de naam van de werknemer;
• de periode waarop de betaling betrekking heeft;
• het salaris, uitgesplitst naar brutoloon, (overwerk)vergoedingen, en eventuele andere uitkeringen en bijdragen;
• loonbelasting;
• inhoudingen in verband met premies;
• de wijze van betaling;
• het saldo ATV- en vakantiedagen;
• contractvorm.
Jaaropgave
Eén keer per jaar krijgt de werknemer een schriftelijk of digitaal overzicht van zijn salaris, en de daarop ingehouden belastingen en premies in het voorgaande jaar, tenzij de werknemer aangeeft dat hij alleen een schriftelijk overzicht wil hebben. Op deze jaaropgave staat ook hoeveel vakantiedagen en ATV-dagen de werknemer nog heeft.
HOOFDSTUK 3 TOESLAGEN
3.1 Toeslagen voor werken op ongebruikelijke werktijden
De werknemer krijgt een toeslag voor werken op:
• zaterdag – als dat voor hem tenminste geen gewone werkdag is.
• avonden en in de nacht – want de gewone werktijden liggen tussen 06.00 uur en 18.00 uur.
Toeslag op zaterdag
Alléén de werknemer voor wie de zaterdag geen normale werkdag is, krijgt op die dag extra geld: 50 procent boven op het normale uursalaris. Hij mag die toeslag ook in vrije tijd laten bijschrijven.
Deze toeslag is niet bestemd voor iemand die altijd op zaterdag werkt, zoals een showroommedewer- ker.
Toeslag tijdens avond- en nachturen
De gewone werktijden liggen tussen 06.00 en 18.00 uur. Dus wie werkt tussen 18.00 uur ’s avonds en
06.00 uur ’ochtends krijgt extra betaald. De toeslag is 50 procent boven op het normale uursalaris. De werknemer mag die toeslag ook in vrije tijd laten bijschrijven.
3.2 Pilot nieuwe werktijdenregeling.
Voor bedrijven die daar gebruik van willen maken geldt in de plaats van bovenstaande regeling de afwijkende werktijdenregeling uit Afdeling D bijlage B. Deze afwijkende werktijdenregeling die het karakter heeft van een Pilot beoogt door slimmer roosteren te komen tot een meer flexibele inzet van werknemers en het voorkomen en verminderen van overwerk en het gebruik van flexkrachten. De pilot moet tevens leiden tot goede en praktische (werk)afspraken rondom verruiming van de normale arbeidstijden uit artikel 3.1 cao. De pilot eindigt op 31 december 2023 of zoveel later als cao-partijen dit xxxxxx xxxxxx.
3.3 Vergoeding voor overwerk
‘Gewoon’ werk verandert in overwerk als de werknemer:
• op één dag al 8 uur werk achter de rug heeft
• in de betreffende week al 40 uur heeft gewerkt.
Toeslagen voor overwerk
Overwerk wordt vergoed per uur. Dat kan gebeuren in geld of in vrije tijd. Hoeveel? Dat hangt af van het moment waarop de werknemer zijn overuren maakt:
• op gewone werkdagen tussen 06.00 en 20.00 uur: 25 procent
• op een avond tussen 20.00 en 22.00 uur: 50 procent
• in de nacht tussen 22.00 en 06.00 uur: 100 procent
• op zaterdag: 50 procent
• op zondag: 100 procent
• op een feestdag: 100 procent
• Deze overwerktoeslagen gelden niet voor bewakingsmedewerkers, en ook niet voor werknemers in functiegroep 7 of daarboven.
Regels voor overwerk
• Het eerste half uur na werktijd wordt wel betaald, maar zonder aparte overwerktoeslag. (Tenzij daarover een aparte, schriftelijke afspraak is gemaakt.)
• De werknemer die op eigen initiatief langer werkt, krijgt geen overwerktoeslag. Overwerk gebeurt alleen op verzoek van de werkgever.
• De werkgever probeert (het laten doen van) overwerk te vermijden.
• De werknemer moet overwerken als het noodzakelijk is voor het bedrijf. Die verplichting geldt niet voor zon- en feestdagen en voor de uren tussen 22.00 ’s avonds en 06.00 uur ’s morgens. Iemand van 51 jaar 4 maanden en ouder kan niet verplicht worden tot overwerk.
• Overwerk is toegestaan tot 6 uren per week. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden moet de werknemer méér overuren maken.
• Het maximum aantal overuren per jaar is 160 uur.
• De Arbeidstijdenwet geldt onder alle omstandigheden.
Werken op ongebruikelijke uren en de toeslag voor overwerk zijn twee verschillende zaken. Wie overwerkt op een voor hem ongebruikelijke tijd krijgt alléén de overwerktoeslag.
3.4 ‘Meerwerk’ door deeltijders
Als een deeltijder langer werkt dan is afgesproken in zijn arbeidsovereenkomst, is er sprake van ‘meerwerk’. Dit meerwerk wordt vereffend met vrije tijd. De werknemer mag zijn gemiste vrije tijd op een ander moment inhalen.
Regels bij meerwerk
• Als de werknemer zijn vrije tijd niet binnen 3 maanden heeft kunnen inhalen, krijgt hij zijn meeruren in geld plus een toeslag van 25 procent.
• De werkgever probeert het (laten maken van) meeruren te vermijden.
Een deeltijdwerknemer valt verder gewoon onder dezelfde overwerkregels als de voltijder. Ook hij krijgt na een werkdag van 8 uur, of na een werkweek van 40 uur, een overwerktoeslag.
3.5 Kostenvergoeding.
De werknemer krijgt de kosten, die hij voor de onderneming heeft gemaakt, terug betaald.
3.6 Reiskostenregeling
De werkgever zorgt dat er een reiskostenregeling beschikbaar is.
3.7 Vakbondscontributie
De werknemer die lid is van een vakvereniging kan de werkgever schriftelijk verzoeken een bedrag van zijn brutoloon ter grootte van het door hem betaalde bedrag aan vakbondscontributie in het betref- fende kalenderjaar als eindheffing aan te wijzen. De werknemer hoeft over dit bedrag geen belasting te betalen en ontvangt dit bedrag netto. De werknemer overlegt voor het eind van het jaar bij het
schriftelijk verzoek het bewijs van betaling van de jaarcontributie van het lidmaatschap van de vakvereniging en eventueel verdere benodigde informatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen.
HOOFDSTUK 4 BIJDRAGEN EN UITKERINGEN
4.2 Aanvulling op het loon bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
Als iemand langdurig ziek is, wordt zijn salaris in het eerste jaar volledig en in het tweede jaar voor 70% doorbetaald (zie art. 2.9). Bovenop deze 70% krijgt hij een aanvulling van 30% van het maandin- komen als hij naar oordeel van de werkgever voldoet aan de verplichtingen uit de Wet Verbetering Poortwachter. Als er tussen de werkgever en de werknemer verschil van mening is over toekenning van de aanvulling van 30% wordt de kwestie bij wijze van deskundigenoordeel voorgelegd aan het UWV. Het deskundigenoordeel door UWV geldt als advies. De pensioenopbouw in het tweede ziektejaar wordt voortgezet op basis van 70% en in geval van een aanvulling op het salaris op basis van 100%.
4.3 Uitkering bij overlijden
Wanneer een werknemer overlijdt, betaalt de werkgever een uitkering aan diens ‘nagelaten betrekkin- gen’. Dat zijn meestal de achtergebleven familieleden. Die uitkering is drie maal het maandsalaris, belastingvrij. Er gaan ook geen sociale zekerheidspremies vanaf.
Nagelaten betrekkingen zijn de langstlevende echtgenoot of geregistreerde partner (van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde) dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde. Die partner moet dan wel als zodanig bij de werkgever zijn geregistreerd. Als er geen echtgenoot of partner is, gaat de uitkering naar eventuele minderjarige kinderen.
HOOFDSTUK 5 WERK EN WERKTIJDEN
5.1 Werktijden
De werktijden liggen in beginsel tussen 06.00 uur ’s morgens en 18.00 uur ’s avonds.
5.2 Arbeidsduur per week
De normale voltijdarbeidsduur is 40 uur per week en 8 uur per dag. Een deeltijdwerknemer werkt per week en per dag het aantal uren dat hij individueel met zijn werkgever heeft afgesproken.
5.3 ATV
Arbeidstijdverkorting bestaat in twee voltijdvarianten.
• 1 roostervrije dag per 4 weken met een maximum van 12 per jaar of
• 2 halve ATV-dagen per 4 weken met een maximum van 24 per jaar.
De werkgever bepaalt welke variant hij toepast. Hij heeft instemming nodig van de Ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. In bedrijven met minder dan 10 werknemers kiest hij een variant in overleg met de werknemers.
ATV voor deeltijdwerknemers
De deeltijder heeft ATV in verhouding met zijn individuele arbeidsduur. Regels voor het opnemen van ATV-dagen
• Officiële nationale en christelijke feestdagen kunnen geen ATV-dag zijn. Andere individuele of collectieve vrije dagen (zoals in de vakantie) ook niet.
• Als het voor het bedrijf noodzakelijk is, mag de werkgever een ATV-dag intrekken. De werknemer krijgt dan wel een andere halve of hele dag vrij.
• ATV-dagen kunnen niet worden ‘meegenomen’ naar een volgend jaar.
• Wie ziek is op het moment dat hij eigenlijk ATV heeft, kan zijn vrije dag niet bewaren. Tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid bestaat geen recht op (opbouw van) ATV.
Uitbetaling ATV-dagen
Een werknemer kan met zijn werkgever overeenkomen dat ATV-dagen geheel of gedeeltelijk worden afgekocht. Indien de werknemer en werkgever daartoe besluiten ontvangt de werknemer een
ATV-vergoeding bovenop zijn salaris. Deze vergoeding bedraagt is 0,43 procent van het bruto jaarloon (excl. vakantiebijslag) per ATV-dag. Werkgever en werknemer hebben de mogelijkheid om één keer per jaar gezamenlijk nieuwe afspraken te maken voor het daarop volgende kalenderjaar. Voor nieuwe werknemers kan deze afspraak ook worden gemaakt bij indiensttreding.
ATV-dagen en vierdaagse werkweek
Een werknemer met een voltijdsbaan kan met zijn werkgever overeenkomen dat zijn ATV-dagen geheel of gedeeltelijk worden gebruikt om een vierdaagse werkweek mogelijk te maken. De werk- nemer die meent dat zijn verzoek ten onrechte is afgewezen kan zijn verzoek ter beoordeling voorleg- gen aan de Vaste Commissie uit art. 9.13 cao.
5.4 Deeltijdwerk
Wie niet voltijds (40 uur per week) in dienst is, heeft een deeltijdbaan. Recht op een deeltijdbaan
• De werknemer kan vragen of hij van een voltijdbaan kan overstappen naar een deeltijdbaan.
De werkgever moet een verzoek om een deeltijdbaan altijd binnen 4 weken beantwoorden. Als hij binnen die termijn niet heeft gereageerd, heeft de werknemer wettelijk recht op de deeltijdbaan van zijn keuze.
Bij vacatures krijgen deeltijders de mogelijkheid om (weer) meer uren te gaan werken, voordat de werkgever mensen van buitenaf zoekt.
5.5 80/80/100-regeling voor werknemers van 60 jaar en ouder
• Werknemers vanaf 60 jaar met 5 dienstjaren kunnen desgewenst gebruik maken van een 80/80/ 100-regeling: de werknemer werkt gedurende 80% van zijn werkweek, de werkgever betaalt 80% van het vóór de verkorting van de arbeidsduur overeengekomen loon en de pensioenopbouw blijft gebaseerd op 100% met toepassing van de bestaande premieverdeling. Bij deeltijd geldt de regeling naar rato.
• Vakantiedagen, ATV en ouderendagen worden berekend op basis van de feitelijke arbeidsduur.
• Een werknemer die gebruik wenst te maken van deze regeling kan daarbij de volgende vrije dagen gebruiken: bovenwettelijke vakantiedagen, ouderendagen en/of ATV dagen die nog niet zijn ingepland of uitbetaald.
• De werktijden van de werknemer die gebruik maakt van de regeling moeten passen binnen het rooster van het bedrijf.
5.6 80/90/100-regeling voor werknemers van 60 jaar en ouder met een deskundigenadvies
• Werknemers vanaf 60 jaar kunnen bij het Fonds Collectieve Belangen Handel in Bouwmaterialen een advies aanvragen ten behoeve van een aanvraag voor een 80/90/100-regeling. Dit advies wordt verstrekt door een door cao-partijen ten behoeve van deze regeling gecontracteerde deskundige. Deze maakt hiervoor een Duurzame Inzetbaarheidsanalyse (DIA).
• Indien uit de Duurzame Inzetbaarheidsanalyse en het daarop gebaseerde advies blijkt dat verkorting van de arbeidsduur in de huidige functie van 100% naar 80% de beste optie is om de werknemer duurzaam inzetbaar te houden, komt de werknemer in aanmerking voor vrijstelling van het verrichten van arbeid voor één dag per week.
• Hierbij geldt de 80/90/100-regeling: de werknemer werkt gedurende 80% van zijn werkweek, de werkgever betaalt 90% van het vóór de verkorting van de arbeidsduur overeengekomen loon en de pensioenopbouw blijft gebaseerd op 100%. Bij deeltijd geldt de regeling naar rato.
• Op de 80/90/100-regeling is het Reglement Duurzame Inzetbaarheid (Afdeling D, bijlage D) van toepassing.
5.7 Mantelzorg
Wie thuis zorgtaken heeft, kan in overleg met de werkgever zijn arbeidsduur en werktijden (tijdelijk) aanpassen.
5.8 Tijdelijk ander werk
De werknemer moet bereid zijn incidenteel ook een andere dan zijn eigen functie te vervullen. Hij krijgt niet minder betaald. Tenzij hij een zieke collega uit een hogere functiegroep vervangt. Dan krijgt hij na
één maand het salaris dat bij die functie hoort. Als de ziektevervanging voorbij is, valt hij terug op zijn ‘oude’ salaris.
Bij een ander bedrijf
Als de werknemer daarmee instemt, mag de werkgever hem ook tijdelijk bij een andere onderneming laten werken. Dit ‘uitlenen’ heeft geen financiële nadelen voor de werknemer.
HOOFDSTUK 6 VAKANTIE
6.1 Opbouw van vakantiedagen
De voltijdwerknemer bouwt in één jaar 25 vakantiedagen op. Dat is 2 1/12 dag voor elke gewerkte maand.
De deeltijder krijgt vakantiedagen naar rato van zijn individuele dienstverband. Een deeltijder die, bijvoorbeeld, wekelijks 20 uur werkt, krijgt per jaar 12,5 vakantiedagen: ruim één vakantiedag (1 1/24) voor elke maand.
Het opbouwjaar loopt in de meeste bedrijven van 1 mei tot en met 30 april. Het vakantiejaar kan ook beginnen op 1 januari en eindigen op 31 december. Maar dat moeten werkgever en werknemer dan samen zo afspreken.
Meer vakantiedagen voor jongeren
Een jonge werknemer, die aan het begin van het vakantiejaar nog geen 19 is, krijgt 1 dag extra. Dus in totaal 26 vakantiedagen per jaar.
Een jongere die nog gedeeltelijk leerplichtig is, krijgt minder extra vrij: namelijk het aantal uren dat in verhouding is met het aantal door hem gewerkte dagen.
Meer vakantiedagen voor ouderen
De oudere werknemer krijgt meer vakantiedagen.
• Wie 55 jaar of ouder is en/of 25 jaar bij hetzelfde bedrijf werkt, heeft 27 vakantiedagen per jaar.
• Wie 60 jaar of ouder is en/of 40 jaar bij hetzelfde bedrijf werkt, krijgt 30 vakantiedagen per jaar. Per 1 april 2019 wijzigt deze regeling:
• Wie 56 jaar en 4 maanden of ouder is en/of 25 jaar bij hetzelfde bedrijf werkt, heeft 27 vakantieda- gen per jaar.
• Wie 61 jaar en 4 maanden of ouder is en/of 40 jaar bij hetzelfde bedrijf werkt, krijgt 30 vakantieda- gen per jaar.
De leeftijd op 1 april 2019 is bepalend voor de ingangsleeftijd van de ouderendagen.
• Voor werknemers die op 1 april 2019 op grond van hun leeftijd reeds gebruik maakten van de oude regeling, verandert er niets: zij behouden de op dat moment voor hun geldende extra dagen op basis van de oude regeling.
• Zijn deze werknemers op 1 april 2019 ouder dan 50 jaar maar nog geen 60 jaar dan geldt ook voor deze werknemers de ingangsleeftijd van 61 jaar en 4 maanden uit de nieuwe regeling.
6.2 Opnemen van vakantiedagen
De werknemer mag niet al zijn vakantiedagen naar eigen inzicht gebruiken.
• Hij bewaart er voldoende om jaarlijks 3 weken achter elkaar vrij te zijn. Meestal in de periode van de bouwvakvakantie.
• Van maximaal 4 vakantiedagen bepaalt de werkgever wanneer hij ze laat opnemen. De OR (of personeelsvertegenwoordiging) moet instemmen met de data van zijn keuze. Deze verplichte vrije dagen worden tijdig bekendgemaakt.
• Alleen in bedrijven waar de ATV vrij opneembaar is, mag de werkgever van maximaal 7 vakantie- dagen bepalen wanneer hij ze laat opnemen. Op ten minste 3 daarvan heeft de bouw collectief vrij. Ook hier geldt dat de OR of personeelsvertegenwoordiging moet instemmen met de selectie van die verplichte vrije dagen.
6.3 Bewaren van vakantiedagen
Als iemand aan het begin van de vakantie of vakantiedag ziek is, of tijdens zijn vakantie ziek wordt, blijft het recht op de vakantiedag(en) staan.
De werknemer kan desgewenst vakantiedagen laten bijschrijven op zijn CAO à la carte tegoed.
6.5 Uitbetaling vakantiedagen na ontslag
Als iemand weggaat bij een bedrijf, krijgt hij zijn niet-gebruikte vakantiedagen uitbetaald. De werk- gever geeft hem een schriftelijke verklaring (bijvoorbeeld het laatste salarisoverzicht) waaruit blijkt xxxxxxx vakantiedagen zijn verrekend.
HOOFDSTUK 7 VERLOF
7.1 Ziekteverlof
Wie ziek is, kan niet werken. Maar hij krijgt toch salaris. (zie art. 2.9)
7.2 Bijzonder verlof
Met een kort verlof kan de werknemer bij bepaalde belangrijke privégebeurtenissen aanwezig zijn. Hij hoeft niet te werken en krijgt toch gewoon salaris.
Hieronder staat bij welke gelegenheden de werknemer recht heeft op kort verlof. Ten aanzien van begrafenis en huwelijk of geregistreerd partnerschap geldt de voorwaarde dat de plechtigheid wordt bijgewoond. Indien deze plechtigheid plaatsvindt op een feestdag, vakantiedag of (rooster)vrije dag wordt hiervoor geen compensatiedag gegeven.
• Ondertrouw: 1 dag;
• eigen huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap: 2 dagen;
• huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap van (pleeg-, xxxxx-, en adoptie)kinderen, ouders (ook stief-, xxxxxx-, xxxxxxxxxxx en schoongrootouders), broers en zussen (ook zwagers en xxxxxxxxx- xxxx): 1 dag;
• overlijden van partner en inwonende kinderen (ook pleeg-, stief-, of adoptiekinderen): vanaf de overlijdensdag tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
• overlijden en begrafenis of crematie van niet-inwonende kinderen (ook pleeg-, stief-, en adoptie- kinderen), ouders (ook stief-, xxxxxx-, grootouders en schoongrootouders), broers en zussen (ook zwagers en schoonzussen): 2 dagen;
• 25- of 40-jarig dienstverband van de werknemer: 1 dag;
• 25-, 40-, 50-, en 60-jarig huwelijk van xxxxxxx of van zijn ouders (ook stief-, schoon-, grootouders en schoongrootouders): 1 dag;
• verhuizing: maximaal 1 dag per jaar;
• bezoek aan huisarts, tandarts en medisch specialist: zolang als strikt noodzakelijk is (de werknemer probeert een afspraak buiten werktijd te maken);
• vakexamens: minimaal 1 dag;
• het vervullen van wettelijke verplichtingen, zoals het bijwonen van rechtszittingen: zolang als strikt noodzakelijk is;
• stemmen: zolang als strikt noodzakelijk is (de werknemer probeert buiten werktijd te gaan stemmen);
• voor sollicitatiegesprekken - alleen als de werknemer is ontslagen: zoveel tijd als strikt noodzakelijk is.
7.3 Wettelijke verlofregelingen
Werknemers kunnen indien nodig een beroep doen op de wettelijke verlofregelingen. Deze wettelijke verlofregelingen zijn opgenomen in Afdeling D bijlage C van deze cao.
Het gaat daarbij om de volgende verlofregelingen:
• Calamiteitenverlof
• Kortdurend zorgverlof
• Langdurend zorgverlof
• Zwangerschaps- en bevallingsverlof
• Geboorte- of partnerverlof
• Aanvullend geboorteverlof
• Ouderschapsverlof
Ten aanzien van ouderschapsverlof geldt dat gedurende dit verlof de pensioenopbouw gewoon door gaat.
7.4 Scholingsverlof
• Opleidingen die gevolgd worden in het kader van een scholingsplan zoals genoemd in artikel 9.3 van deze CAO, kunnen als dat nodig is voor het volgen van de lessen en/of examens, aanleiding zijn tot het maken van afspraken over afwijkende werktijden. Deze afspraken worden voor aanvang van de studie gemaakt en vastgelegd
• Bij het ontbreken van een scholingsplan uit artikel 9.3 van deze CAO worden in onderling overleg afspraken gemaakt over verlof tussen werknemer en werkgever met inachtneming van artikel 7:611a BW.
• Een werknemer krijgt desgewenst vier onbetaalde studiedagen per jaar. Voor deze dagen mag de studie ook gericht zijn op een andere functie binnen of buiten het bedrijf.
7.5 Verlof voor religieuze verplichtingen
De werknemer mag maximaal 2 dagen per jaar vrij nemen voor religieuze feest- en gedenkdagen. Deze dagen gaan af van zijn tegoed aan vakantiedagen en ATV-dagen.
HOOFDSTUK 8 IN EN UIT DIENST
8.1 In dienst
Iedere werknemer heeft een (individuele) arbeidsovereenkomst. Dat is een schriftelijk contract tussen hem en zijn werkgever. De vereisten voor dit contract zijn beschreven in Art. 7:655 BW. Er staat in elk geval in:
• per welke datum hij in dienst komt;
• in welke functie, in welke functiegroep, en voor welk salaris;
• voor hoeveel uur per week (de omvang van het dienstverband: voltijds of deeltijds);
• of er sprake is van een proeftijd;
• hoe lang de overeenkomst duurt:
– voor bepaalde tijd (een precies aantal weken/maanden of voor de duur van een bepaald project) of
– voor onbepaalde tijd (dan is hij in dienst tot hijzelf of zijn werkgever opzegt. Of tot hij zijn AOW- leeftijd bereikt.);
Als er tussentijds iets in de onderlinge afspraken verandert, krijgt de werknemer binnen 4 weken een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst of wordt de wijziging schriftelijk bevestigd.
8.2 Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Aanstellingen zijn altijd voor onbepaalde tijd. Tenzij duidelijk in de overeenkomst staat dat de aanstelling voor bepaalde tijd is. Er is een proeftijd van maximaal 2 maanden.
Zowel de werkgever als de werknemer kan de overeenkomst opzeggen. Opzeggen kan alleen schriftelijk, en alleen per einde van de maand. Zowel werkgever als werknemer houden zich aan de wettelijke opzegtermijnen. Als de andere partij daarom vraagt, moet ook de reden van het ontslag in een brief worden vermeld.
De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt van rechtswege als de werknemer zijn AOW-leeftijd bereikt.
8.3 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
De overeenkomst voor bepaalde tijd kan overeenkomstig de wettelijke regeling die daarvoor geldt, maximaal twee keer worden verlengd.
De werknemer die na afloop van een tijdelijk dienstverband in vaste dienst komt, krijgt nu een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een proeftijd mag niet meer.
De werknemer die zijn baan combineert met een BBL-opleiding krijgt een ‘leer- en arbeidsovereen- komst voor bepaalde tijd’.
8.4 Uit dienst
De opzegtermijnen kunnen langer (of korter) zijn dan de wettelijke opzegtermijnen. Maar alleen als die mogelijkheid expliciet in de arbeidsovereenkomst wordt genoemd. De opzegtermijn voor een werknemer is in ieder geval nooit langer dan 6 maanden en de opzegtermijn voor de werkgever is altijd het dubbele van de termijn voor de werknemer.
8.5 Concurrentiebeding
Bij ontslag van een werknemer op grond van bedrijfseconomische redenen, komt een eventueel overeengekomen concurrentiebeding te vervallen dan wel zal deze door de werkgever kunnen worden omgezet in een relatiebeding.
HOOFDSTUK 9 SOCIAAL EN VEILIG
9.1 Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu
De werkgever is verplicht veilige en gezonde werkomstandigheden te bieden. Want veiligheid verbetert de kwaliteit van het werk en zorgt ervoor dat mensen minder snel ziek worden.
In overleg met de werknemers bepaalt hij daarom regelmatig welke maatregelen nodig zijn om de veiligheid voor het personeel en voor de omgeving van het bedrijf te waarborgen.
Hij zorgt voor strikte naleving van milieuwetten en milieuverordeningen.
De werkgever informeert de werknemer over eventuele gevaren en risico’s. Het is zijn verantwoorde- lijkheid om ervoor te zorgen dat hij van de veiligheidsvoorschriften op de hoogte is. De werkgever zorgt zonodig voor voorlichting over en scholing in het omgaan met milieuonvriendelijke stoffen.
De werkgever draagt zorg voor een gezonde werkplek. Als onderdeel van de wettelijk verplichte RIE en/of PAGO zal een werkdrukmeting plaatsvinden. De werkgever is verplicht zon werkdrukmeting een keer in de vier jaar te laten doen. De resultaten van deze meting zullen tezamen met die van de RIE worden opgenomen in een plan van aanpak dat jaarlijks wordt bijgesteld. Hierin staat hoe en wanneer de werkgever de knelpunten oplost. De werkgever zorgt ervoor dat het plan van aanpak bij HIBIN ter inzage ligt t.b.v. CAO-partijen.
Materialen en machines
Als de werkgever spullen inkoopt, houdt hij er rekening mee dat de werknemer niet regelmatig meer dan 25 kilo mag tillen. Als de te verplaatsen objecten zwaarder zijn, of een onhandig formaat hebben, zorgt hij voor de juiste transportmiddelen.
Bij de aankoop van nieuwe producten en machines let hij er ook op dat zij het milieu zo min mogelijk belasten.
Veiligheid van chauffeurs
De werkgever treft veiligheidsmaatregelen voor chauffeurs die met geld of andere waardevolle zaken op pad zijn.
9.2 Leeftijdsbewust personeelsbeleid
De ouder wordende werknemer moet kunnen werken op een manier die productief en plezierig blijft. De werkgever helpt met onder meer loopbaanbegeleiding, scholing, en aanpassing van de werkom- standigheden.
De werknemer van 50 jaar en ouder
• krijgt desgewenst een andere, aangepaste functie. Zijn inkomen blijft gelijk;
• mag zich eenmaal in de 3 jaar door een arts van de Arbo-dienst middels een PAGO laten onderzoe- ken.
De werknemer van 51 jaar en 4 maanden en ouder
• hoeft geen overwerk te doen; De werknemer van 61 jaar en ouder
• krijgt betaald verlof om zich via cursussen voor te bereiden op zijn pensioen.
9.3 Scholing
• De opleidingswensen van de werknemers worden jaarlijks geïnventariseerd. Iedere individuele werknemer wordt daarbij in de gelegenheid gesteld met zijn leidinggevende te overleggen over zijn opleidingsbehoeften.
• Met redenen omkleed zullen deze wensen al dan niet door de onderneming worden gehonoreerd. De gehonoreerde opleidingswensen worden opgenomen in een scholingsplan.
• De werkgever kan aangeven of door het bedrijfsbelang het volgen van bepaalde opleidingen of opleidingstrajecten nodig of gewenst is. Ook deze activiteiten worden opgenomen in het scho- lingsplan. Het scholingsplan wordt op hoofdlijnen ter instemming voorgelegd aan de OR.
• Werknemers die zich willen laten adviseren omtrent hun loopbaan binnen dan wel buiten het
eigen bedrijf, kunnen één maal per 5 jaar een door de werkgever te betalen loopbaanadvies aanvragen.
9.4 Verzuimbegeleiding en re-integratie
• In geval de werkgever naar de mening van de UWV zich onvoldoende heeft inspanning om de zieke werknemer te re-integreren en op grond daarvan de toekenning van een WIA-uitkering aan de werknemer door UWV wordt geweigerd, is de werkgever verplicht het loon door te betalen.
9.5 Preventief medisch onderzoek
Werknemers van 35 jaar en ouder mogen zich één keer in de 5 jaar middels een PAGO laten onderzoe- ken door een arts van de Arbo-dienst van hun werkgever. De kosten daarvan zijn voor de werkgever. Wie 50 jaar of ouder is, mag één keer in de 3 jaar een PAGO laten uitvoeren.
9.6 Werkoverleg
In elke onderneming is er regelmatig werkoverleg. Samen met de OR of personeelsvertegen- woordiging bepaalt de werkgever hoe het werkoverleg plaatsvindt en hoe vaak.
9.7 Privacy, respect, ongewenste intimiteiten
Iedereen heeft recht op privacy. Dit betekent onder meer dat de werknemer alle gegevens over hem en zijn functioneren mag inzien. De werkgever zorgt ervoor dat hij dergelijke vertrouwelijke gegevens zorgvuldig bewaart. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de werknemer mag hij ze aan niemand laten zien.
Xxxxxxxx drie jaar na het einde van het dienstverband worden alle persoonsgegevens vernietigd.
Werkgever en werknemer tonen respect voor elkaars sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras, etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
De werkgever voert een (Arbo-)beleid tegen niet-gewenst intiem gedrag.
9.8 Uitzendkrachten, stagiairs. vakantiekrachten
De werkgever doet alleen in uitzonderlijke situaties (zoals ziekte, vakantie of piekdrukte) een beroep op een gecertificeerd uitzendbureau. Hij is verplicht zich ervan te verzekeren dat dit uitzendbureau voldoet aan de regels in de artikelen 2.1 tot en met 2.7, hoofdstuk 3 en de artikelen 5.1 tot en met 5.3 en 5.7 van deze Cao.
Als de werkgever deze verplichting niet nakomt, is hij zélf verantwoordelijk voor het toepassen van de genoemde regels - als ware de uitzendkracht rechtstreeks bij hem in dienst.
De werkgever vertelt de OR hoeveel uitzendkrachten er aan het werk zijn, welke werkzaamheden ze verrichten en hoeveel het inhuren precies kost.
Stagiairs, en vakantiekrachten (scholieren en studenten) die niet vaker dan twee keer per jaar werken en in hun (school)vakanties niet langer dan zes weken achter elkaar, vallen niet onder deze Xxx.
9.11 CAO à la carte
Los van de afspraken in deze Cao, mag de werkgever een zogeheten ‘Cao à la carte’ invoeren, een (wisselend) arbeidspakket op maat.
Hiermee krijgt de werknemer gelegenheid om bepaalde rechten te ‘verkopen’. Van het geld dat hij daarmee verdient, kan hij andere rechten kopen. Zaken die voor hem aantrekkelijker zijn.
Hij neemt bijvoorbeeld minder vakantiedagen op en nauwelijks ATV-dagen, en verkoopt het restant. De opbrengst gebruikt hij om in de toekomst eerder met pensioen te gaan. Er zijn allerlei constructies mogelijk. Zodat iedereen een arbeidsvoorwaardenpakket op maat kan maken.
De volgende rechten mag de werknemer verkopen of van de hand doen:
• maximaal 6 ATV-dagen: de ruilwaarde van een dag is 0,43 procent van het bruto jaarloon;
• maximaal 5 vakantiedagen: de ruilwaarde van een dag is 0,43 procent van het bruto jaarloon;
• maximaal 50 procent van het vakantiegeld;
• maximaal 50 procent van een gratificatie.
De volgende rechten kan de werknemer aankopen:
• 10 extra vakantiedagen per jaar;
• een aanvulling op de pensioenuitkering of een individuele lijfrenteverzekering;
• 5 niet op de functie gerichte studiedagen;
• vermindering van de eigen bijdrage aan de ziektekostenverzekering;
• vermindering van de premies voor collectieve bedrijfsverzekeringen.
De regeling geldt per kalenderjaar en kan aan het eind van deze periode door de werkgever worden gewijzigd of beëindigd. Desgewenst kan de werknemer aan het eind van het kalenderjaar zijn keuze bijstellen.
De werkgever is verplicht de invoering van een CAO à la carte van tevoren aan te melden bij de Vaste Commissie.
9.12 Ingrijpende veranderingen in de onderneming
Reorganisaties, fusies en overnames, verkoop van bedrijfsonderdelen, automatiseringsprojecten en andere ingrijpende veranderingen hebben gevolgen voor de werknemer.
Daarom moet de werkgever in zulke situaties overleggen met de vakorganisaties. Bij voorkeur op een zodanig moment dat er nog tijd is om gezamenlijk te proberen negatieve effecten te verzachten.
Samen besluiten ze of geheimhouding nodig is. En hoe en wanneer het personeel over de veranderin- gen wordt ingelicht.
Tegelijkertijd gelden natuurlijk ook de afspraken in de Wet op de Ondernemingsraden en de Wet Melding Collectief Ontslag, en het Besluit van de Sociaal Economische Raad inzake fusiegedragsre- gels.
9.13 Klachten of bezwaren?
De werknemer die het niet eens is met:
• de manier waarop zijn werkgever de Xxx uitlegt;
• zijn functiegroep en/of salaris;
• een afwijzing van zijn verzoek om een vierdaagse werkweek uit art. 5.3 cao,
maakt zijn bezwaren zo snel mogelijk kenbaar. In eerste instantie doet hij dat bij de werkgever zelf (of diens personeelsfunctionaris) en in tweede instantie schriftelijk bij de Vaste Commissie.
Betreft het verzoek de argumenten waarmee een werkgever een vierdaagse werkweek afwijst, dan heeft de Vaste Commissie de taak na te gaan of de werkgever naar redelijkheid en billijkheid tot zijn oordeel is gekomen.
De Vaste Commissie doet binnen 3 maanden uitspraak over het geschil. Als de werknemer of de werkgever zich daar niet bij kan neerleggen, kan hij de rechter om een uitspraak vragen.
Het adres van de Vaste Commissie:
Vaste Commissie voor de Handel in Bouwmaterialen Xxxxxxxxxxxxx 00-00, 0000 XX Xxx
Zie verder voor de Vaste Commissie Afdeling B artikel 7 van deze cao.
AFDELING B: CAO-PARTIJEN EN HUN VERHOUDINGEN
1. De Handel in Bouwmaterialen
Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst is van toepassing op de Handel in Bouwmaterialen. Daar onder wordt verstaan de door een natuurlijke persoon of rechtspersoon gedreven onderneming of afdeling daarvan welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen, met dien verstande dat de omzet van bouwmaterialen ten minste eenderde (1/3) van de totale handelsomzet van de onderneming of afdeling daarvan moet bedragen,
1. Onder groothandel wordt verstaan de bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en verkoopt aan bedrijfsma- tige verbruikers c.q. verwerkers, dan wel groot- of kleinhandelaren; deze goederen kunnen worden verkocht in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke installatie, verwerking, behandeling of verpakking; daarbij wordt onder bedrijfsmatig verbruiken of verwerken verstaan het gebruik als input van te leveren goederen en/of diensten.
2. Onder in hoofdzaak wordt verstaan:
a. een onderneming of afdeling daarvan wordt geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen indien het daarbij betrokken percentage werkuren hoger is dan vijftig (50);
b. in het geval het niet mogelijk is te bepalen dat het onder a. bedoelde percentage hoger is dan
vijftig (50) zal de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen bepalend zijn: indien de omzet tweederde (2/3) of meer bedraagt van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan wordt de onderneming of afdeling daarvan geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen;
c. indien de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen minder bedraagt dan tweederde (2/3) van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan wordt de onderneming of afdeling daarvan eveneens geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen voorzover niet de verplichtstelling van een ander reeds bestaand bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is.
3. Onder bouwmaterialen wordt verstaan:
1. Grove bouwmaterialen.
• Grof bouwaardewerk, bijvoorbeeld: straatstenen, metselsteen, lateien e.d.; vloerelementen; vuurvaste steen; dakpannen en hulpstukken; plavuizen; kannen-, gres en draineerbuizen; schoorsteenblokken, -elementen en -potten; steengaas; zuurvast- en gresmateriaal voor trap-, raam- en gevelbekleding; stalartikelen; gres- en dergelijk bouwaardewerk;
• de voor metselsteen ontwikkelde alternatieven in de vorm van blokken, platen, elementen en dergelijke;
• cement- en betonwaren, bijvoorbeeld: tegels; dakpannen en hulpstukken; buizen; putten en ringen; roosters; prefabvloeren en -elementen e.d.; gasbetonartikelen; sierbeton.
2. Afbouwmaterialen.
• Fijn bouwaardewerk, bijvoorbeeld: wand- en vloertegels; splijttegels; badceltegels en
-stenen; raamdorpelstenen; muur-, gevel- en balkonafdekstenen; vloer- en wandplaten; verglaasd en onverglaasd fijn bouwaardewerk; mozaïekwerk;
• natuursteen, bijvoorbeeld: basalt-, kwartsiet en leisteentegels; dakleien kalksteen (w.o. travertintegels, -platen) hardsteen, marmer, zandsteen (flagstones voor tuinen), tufsteen, serpentinoplaten.
3. Bouwplaten.
• Bouwplaten gebonden met gips, cement, kalk of magnesiet, bijvoorbeeld: gipskartonplaten, gipsplaten, houtwolcementplaten, vlasvezelplaten, vlasvezelcementplaten, houtspaance- mentplaten, houtwolmagnesietplaten;
• andere bouwplaten, bijvoorbeeld: kunsthars gebonden houtwolplaten, stroplaten, rietplaten, spaanplaten, hard- en zachtboard, meubelplaten, triplex, stalen vloer-, wand-, gevel- en dakplaten.
4. Isolatiematerialen in de vorm van platen, dekens, schalen, korrels enzovoort.
5. Kunststoffen in de vorm van foliën, schuimen, buizen, goten, platen, diversen (t.w. koepels, lichtstraten, ontluchtingskappen).
6. Bindmiddelen, mortels en morteltoeslagen, bijvoorbeeld:
• cement, en verder al die bindmiddelen welke met de naam cement op de Nederlandse markt worden gebracht, zoals: aluminiumcement, marmercement, bitumineuze cement, metaalcement, vuurvaste species;
• kalk, kluitkalk, schelpkalk, schelpkalkbloem gebluste of gegoten kalk, carbitkalk en dergelijke kalksoorten en mengsels;
• gips: stukadoorsgips, model- of vormgips en dergelijke soorten;
• mortels: cementmortels, betonmortels, kalkmortels, kant en klaar mortel, kunsthars- en andere mortels;
• morteltoeslagen: natuur- en kunstpuzzolanen, tras, kieselguhr, hoogovenslakkenmeel, baksteenpoeders en dergelijke;
• gebroken basalt, porfiersplit, gebroken grint, bims, metsel- en betonzand; vormzand, grint, grintzand, filterzand, filtergrint en dergelijke.
7. Chemische preparaten.
• Vochtwerende en waterdichte preparaten, verhardingsmiddelen en kleurmiddelen voor cement- en betonmortels; plastificeerders, versnellers en vertragers; ontkistingsmiddelen; brandwerende middelen; houtbeschermings-(conserverings-) middelen; bescherming tegen corrosie van metalen; zuurvaste kitten.
8. Diverse bouwmaterialen.
• Glazen bouwstenen en -tegels; glas mozaïek en dergelijke; producten voor de afwerking van wanden; plafond-, wand- en vloersystemen, niet eerder genoemd; ribbenstrek; (plat-)
dakbedekkingsmaterialen en hulpstoffen. Onder aanverwante artikelen worden verstaan:
• gereed- of halfproducten voor de bouw, zoals: ramen, kozijnen en vensters; binnen- en buitendeuren; garagedeuren;
• openhaarden en bijbehorende materialen, alsmede accessoires;
• sanitaire producten zoals, closetpotten, douchebakken, baden, scheidingswanden en andere accessoires behorende bij sanitaire inrichtingen;
• inbouwkeukens, losse keukenkasten en -blokken met bijbehorende inbouwapparatuur;
• gereedschappen die nodig zijn voor het aanbrengen of samenvoegen van bouwmaterialen en aanverwante artikelen;
• materialen die kunnen dienen als afscheiding tussen woningen of als windkering.
7. De Vaste Commissie
De Vaste Commissie doet uitspraak in geschillen over deze Cao. Het is de enige instantie die toestem- ming kan verlenen om op bepaalde punten van de Cao af te wijken. Haar uitspraken zijn adviezen. Als een werkgever, een werknemer of een vakorganisatie zich niet bij dat advies wil neerleggen, kan hij of zij de rechter om een uitspraak vragen.
De Vaste Commissie bestaat uit vier personen. Twee van werkgeverszijde en twee namens de vakorganisaties. Als niet van beide partijen evenveel mensen aanwezig zijn, mag de Commissie geen beslissingen nemen.
De leden mogen overal nadere inlichtingen inwinnen voordat zij een beslissing nemen. Ze kunnen betrokkenen, getuigen en deskundigen oproepen om voor de Commissie te verschijnen.
De Commissie kiest uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Het voorzitter- schap wisselt om het jaar. Het ene jaar is een werkgeversvertegenwoordiger voorzitter, het jaar daarop een afgevaardigde van de vakorganisaties.
Als een van de leden opzegt, zorgt zijn organisatie voor vervanging. Indienen van bezwaren en verzoeken
Een bezwaar of een verzoek moet schriftelijk worden ingediend. De indiener zorgt voor een duidelijke toelichting op de aanleiding van zijn verzoek aan de Commissie.
Werkgevers die vragen om goedkeuring van een ander systeem van functieclassificatie moeten dat verzoek twee maanden voor de beoogde invoering indienen.
Als de Commissie een verzoek geheel of gedeeltelijk afwijst, geeft ze een schriftelijke argumentatie van die afwijzing.
De Commissie doet altijd binnen drie maanden uitspraak.
Huishoudelijk reglement Vaste Commissie
De Vaste Commissie bestaat uit vier leden, twee op voordracht van de werkgeversvereniging Hibin en twee op voordracht van de betrokken vakorganisaties.
Hun benoeming geldt voor onbepaalde tijd. Als een lid opzegt, zorgt zijn vereniging of organisatie binnen vier weken voor een vervanger.
Het lidmaatschap eindigt behalve door opzegging alleen door overlijden of een schriftelijke verklaring van de vereniging of organisatie die het lid heeft benoemd. Uit die verklaring moet blijken dat het betrokken lid niet meer als haar vertegenwoordiger optreedt.
De leden benoemen bij meerderheid van stemmen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend-voorzitter. Het voorzitterschap wisselt om het jaar. Het ene jaar fungeert een werkgeversvertegenwoordiger als voorzitter, het volgend jaar een werknemersvertegenwoordiger.
De Vaste Commissie neemt beslissingen bij meerderheid van stemmen. Er wordt alleen gestemd als van beide partijen een gelijk aantal leden aanwezig is. De leden brengen allen een stem uit. Een blanco stem geldt als een niet-uitgebrachte stem. De Commissie is verplicht tot een beslissing te komen.
De leden van de Vaste Commissie brengen hun reis- en verblijfkosten in rekening bij de vereniging of organisatie die hen heeft benoemd. Andere kosten worden omgeslagen over de verschillende organisaties naar rato van het aantal leden dat zij in de Vaste Commissie hebben.
Het huishoudelijk reglement kan door de Cao-partijen te allen tijde in gezamenlijk overleg worden veranderd.
Het adres van de Vaste Commissie:
Vaste Commissie voor de Handel in Bouwmaterialen Xxxxxxxxxxxxx 00-00, 0000 XX Xxx
AFDELING C: LOON EN FUNCTIESYSTEEM
1. Salarisschalen
Het salaris wordt meestal betaald per kalendermaand ofwel een aangesloten periode van 30 dagen. Soms krijgt de werknemer zijn salaris ‘per periode’ (dat is een dertiende deel van een kalenderjaar), of per 4 weken of per week.
De salarissen in deze salarisschalen zijn maandsalarissen en gebaseerd op een 40-urige werkweek. Uit die bedragen kunnen de volgende berekeningen worden afgeleid:
• periodesalaris : 92,31 % van het maandsalaris;
• 4-weken-salaris : 92,06 % van het maandsalaris;
• weeksalaris : 23,015% van het maandsalaris;
• uursalaris: 0,576% van het maandsalaris.
Xxx Xxxxx, maandsalarissen per 1 januari 2023
Leeftijd | groep 1 | groep 2 | groep 3 | groep 4 | groep 5 | groep 6 | groep 7 | groep 8 | groep 9 |
Jeugdschaal A | 1.242,48 | 1.392,94 | 1.420,65 | 1.463,31 | 1.529,25 | 1.628,43 | 1.775,26 | 1.988,58 | 2.286,67 |
Jeugdschaal B | 1.553,56 | 1.741,68 | 1.776,33 | 1.829,67 | 1.912,11 | 2.036,13 | 2.219,71 | 2.486,45 | 2.859,16 |
Trede | |||||||||
0 | 1.934,40 | 2.018,35 | 2.058,50 | 2.120,32 | 2.215,86 | 2.359,58 | 2.572,32 | 2.881,43 | 3.313,35 |
1 | --------- | 2.078,57 | 2.120,32 | 2.183,74 | 2.282,50 | 2.431,02 | 2.649,39 | 2.967,33 | 3.412,91 |
2 | --------- | 2.141,20 | 2.183,74 | 2.249,57 | 2.350,74 | 2.503,29 | 2.728,88 | 3.056,44 | 3.514,87 |
3 | --------- | --------- | 2.249,57 | 2.317,02 | 2.421,39 | 2.578,75 | 2.810,77 | 3.147,97 | 3.620,05 |
4 | --------- | --------- | --------- | --------- | 2.493,65 | 2.655,81 | 2.895,07 | 3.242,70 | 3.729,24 |
5 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 2.736,10 | 2.981,77 | 3.339,84 | 3.840,83 |
6 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 3.071,70 | 3.440,20 | 3.956,42 |
7 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 3.542,97 | 4.074,45 |
8 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 4.197,29 |
Xxx Xxxxx maandsalarissen per 1 juli 2023 (+6%+€75,00)1
Leeftijd | groep 1 | groep 2 | groep 3 | groep 4 | groep 5 | groep 6 | groep 7 | groep 8 | groep 9 |
Jeugdschaal A | 1.392,03 | 1.551,52 | 1.580,89 | 1.626,11 | 1.696,00 | 1.801,13 | 1.956,77 | 2.182,90 | 2.498,87 |
Jeugdschaal B | 1.721,78 | 1.921,18 | 1.957,90 | 2.014,45 | 2.101,83 | 2.233,30 | 2.427,89 | 2.710,63 | 3.105,70 |
Trede | |||||||||
0 | 1.995,00 | 2.214,46 | 2.257,01 | 2.322,54 | 2.423,81 | 2.576,15 | 2.801,66 | 3.129,32 | 3.587,15 |
1 | --------- | 2.278,29 | 2.322,54 | 2.389,76 | 2.494,45 | 2.651,88 | 2.883,35 | 3.220,37 | 3.692,68 |
2 | --------- | 2.344,67 | 2.389,76 | 2.459,54 | 2.566,78 | 2.728,48 | 2.967,61 | 3.314,83 | 3.800,76 |
3 | --------- | --------- | 2.459,54 | 2.531,04 | 2.641,68 | 2.808,47 | 3.054,42 | 3.411,85 | 3.912,26 |
4 | --------- | --------- | --------- | --------- | 2.718,26 | 2.890,16 | 3.143,78 | 3.512,26 | 4.027,99 |
5 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 2.975,26 | 3.235,68 | 3.615,24 | 4.146,28 |
6 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 3.331,00 | 3.721,61 | 4.268,81 |
7 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 3.830,55 | 4.393,92 |
8 | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | --------- | 4.524,13 |
1 Per 1 januari 2024 treedt de gewijzigde Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in werking. Vanaf dat moment geldt er een wettelijk minimumuurloon. Deze wetswijziging heeft (mogelijk) gevolgen voor deze salarisschaal. In het geval de bedragen per
1 januari 2024 lager zijn dan het wettelijk minimum(uur)loon, zijn de nieuwe wettelijke bedragen van toepassing. Zie voor de actuele bedragen van het minimum(uur)loon xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx.
Indien het salaris onder het door de overheid per leeftijd vastgestelde Wettelijk Minimumloon uitkomt, dient het te worden opgehoogd naar het op dat moment geldende minimumloon.
2. Functieboek Hibin
In het Functieboek voor Hibin behorende bij de CAO voor de Handel in Bouwmaterialen staan de meest voorkomende functies binnen de sector beschreven. Deze functies zijn gewaardeerd volgens de Bakkenist methode van functiewaardering. In het Functieboek Hibin staat ook beschreven hoe functies die niet in het Functieboek Hibin zijn opgenomen kunnen worden beschreven en gewaardeerd. Er is een functiehandboek voor Handel in Bouwmaterialen. Zie hiervoor bijlage Afdeling D Bijlagen vanaf pagina 20 bij de algemeen verbindendverklaring van de CAO voor Handel in Bouwmaterialen van
15 november 2021 (Staatscourant 18 november 2021 (nr. 44300)).
AFDELING D. BIJLAGEN
A). Beoordelingsafhankelijke beloningsregeling
1. Inleiding
Binnen de sector is er bij organisaties behoefte aan het toepassen van een beoordelingsafhankelijke beloningsregeling1. Onderstaand zijn de afspraken die hierover in de cao zijn gemaakt uiteen gezet.
Het doel van de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling is het geven van een oordeel over het functioneren van de werknemer in zijn huidige functie. Het oordeel bepaalt de groei in beloning van de werknemer binnen de salarisschaal. Een tweede, bijkomend doel van deze regeling is het verken- nen en vastleggen van de ontwikkelmogelijkheden van de werknemer in zijn huidige functie of een eventuele andere functie in de toekomst bij de huidige of een andere werkgever.
2. CAO afspraken beoordelingsafhankelijke beloningsregeling
• Wanneer in de organisatie nog geen met de OR of medezeggenschap overeengekomen regeling aanwezig is, ontvangt iedere werknemer jaarlijks een standaard salarisverhoging van 1 periodiek totdat het maximum van de schaal die hoort bij de door de werknemer uitgeoefende functie is bereikt. Jaarlijks krijgt de werknemer - als hij ook daadwerkelijk 12 maanden in dienst is in dezelfde functie - er een functiejaar bij. De werknemer krijgt recht op de volgende periodiek in zijn salaris- schaal.
• Wanneer een organisatie een beoordelingsafhankelijke beloningsregeling invoert dan dient deze te voldoen aan de verplichte kaders, welke onderstaand beschreven zijn.
• De huidige salarisstructuur blijft van toepassing.
3. Verplichte kaders voor beoordelingsafhankelijke beloningsregeling
Wanneer besloten wordt een beoordelingsafhankelijke beloningsregeling in te voeren, gelden de navolgende kaders als minimaal verplicht voor de inhoud en toepassing van de regeling.
a. Aantal gesprekken
De toepassing van de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling kent drie gesprekken:
• Planningsgesprek
• tussentijds Evaluatiegesprek
• Beoordelingsgesprek.
In het Planningsgesprek worden afspraken gemaakt voor de komende periode, in het tussentijdse Evaluatiegesprek wordt nagegaan wat de status is van de gemaakte afspraken en in het Beoorde- lingsgesprek geeft de leidinggevende een eindoordeel.
Het Planningsgesprek en het Beoordelingsgesprek kunnen eventueel samengevoegd worden. De gesprekken zijn vormvrij. De wijze waarop en hoe de gesprekken worden gevoerd is vrij te bepalen.
b. Onderwerpen
De volgende onderwerpen worden besproken:
a) Doelstellingen (resultaatgebieden) binnen de functie: wat wordt van de werknemer verwacht binnen de functie?
b) Ontwikkeldoelstellingen binnen de functie (functie eisen, competenties of kennis, vaardighe- den, gedrag): hoe moet de werknemer dat doen?
c) Wat is nodig voor het kunnen behalen van de (ontwikkel)doelstellingen, binnen en/of voor een toekomstige functie, zowel vanuit de werkgever als de werknemer (bijvoorbeeld opleiding, training, scholing, begeleiding).
c. Niveaus
Er kunnen drie niveaus van beoordeling worden toegekend:
a) Onder verwachting: de werknemer functioneert onder het niveau dat vanuit de functie en het aantal ervaringsjaren van hem/haar verwacht mag worden.
b) Xxxx verwachting: de werknemer functioneert op het niveau dat vanuit de functie en het aantal ervaringsjaren van hem/haar verwacht mag worden.
c) Xxxxx verwachting: de werknemer functioneert boven het niveau dat vanuit de functie en het aantal ervaringsjaren van hem/haar verwacht mag worden.
d. De koppeling van het beoordelingsresultaat aan de beloning
1 Ook wel benoemd als beoordelingssystematiek, gesprekscyclus, functioneringsgesprek of ontwikkelingssystematiek.
Niveaus | Salarisverhoging voor werknemers die hun schaalmaximum nog niet hebben bereikt |
A) Onder verwachting | Geen periodiek (onder voorwaarde van een verbetertraject) |
B) Naar verwachting | 1 periodiek |
C) Boven verwachting | 2 periodieken |
e. Verbetertraject
Een ‘Onder verwachting’-beoordeling kan slechts worden gegeven indien voorafgaand aan het beoordelingsgesprek tenminste één gesprek heeft plaatsgevonden waarin het ‘Onder verwachting’ functioneren al is besproken en afspraken zijn gemaakt over een verbeter- en/of scholingstraject. Dit verbeter- en/of scholingstraject moet zijn gericht op verbetering van het functioneren in de eigen functie. Dit traject moet door de werkgever worden gefaciliteerd, afspraken omtrent dit traject dienen schriftelijk te worden vastgelegd en de werknemer dient naar redelijkheid tijd te krijgen om verbetering te kunnen laten zien en zich hiertoe in te zetten.
f. Schriftelijke vastlegging
De (onderbouwing van) de beoordeling alsmede de daaruit voortkomende afspraken moeten schriftelijk worden vast gelegd. Ze worden tijdig aan de werknemer kenbaar gemaakt.
g. OR of medezeggenschap
Bij de invoering van de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling dient de medezeggenschap geraadpleegd te worden conform artikel 27 van de Wet op Ondernemingsraden. De vormgeving en invoering van (vormen van) de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling is instemmings- plichtig.
h. Bezwaar- en beroepsprocedure
Een procedure van bezwaar ten aanzien van de beoordeling wordt opgesteld omdat werknemers het recht hebben eventuele bezwaren op een zorgvuldige wijze te laten behandelen. De bezwaren- procedure dient deel uit te maken van de beoordelingsafhankelijke beloningsregeling dat in het overleg met de OR/medezeggenschap wordt vastgesteld. Deze procedure van bezwaar, die opvraagbaar is bij Hibin2, moet minimaal voldoen aan de volgende randvoorwaarden:
• De werknemer moet bezwaar tegen zijn beoordeling kunnen aantekenen bij zijn leidingge- vende.
• Indien het bezwaar naar het oordeel van de werknemer onvoldoende wordt behandeld, moet een werknemer bezwaar kunnen aantekenen bij de Vaste Commissie uit afdeling B7 van deze cao..
• De Vaste Commissie behandelt de ingediende bezwaren door middel van het toetsen van de zorgvuldigheid van de beoordelingsprocedure, de toepassing van de regeling en de onderbou- wing van de beoordeling.
B). Pilot nieuwe werktijdenregeling
Inleiding
De aard en omvang van het werken in onze samenleving verandert snel. We zijn allemaal consumen- ten en verwachten steeds vaker dat we op elk gewenst moment snel en vakkundig worden geholpen of dat bestelde producten worden geleverd. Met die druk uit de samenleving hebben ook de groothan- dels in bouwmaterialen in toenemende mate te maken.
Om aan deze klantvraag te voldoen kunnen werkgevers niet anders dan hun werknemers vragen om een grotere mate van flexibiliteit, e.e.a. voor zover het om hun inzetmogelijkheden gedurende de werkweek gaat.
Werkgevers begrijpen dat deze veranderingen best ingrijpend kunnen zijn en willen met de werkne- mers op zoek naar mogelijkheden om de klant zo goed mogelijk te bedienen op het moment dat de klant daarom vraagt. Ze willen dit zoveel mogelijk in overeenstemming met de wensen en mogelijkhe- den van de werknemers proberen te bereiken. Redelijkheid en billijkheid voor de belangen van zowel werkgever als werknemer is het motto. Maar het is wel een zoektocht, dat wordt gerealiseerd.
Het betekent dat o.a. de dagspiegel wordt verruimd en er dus vaker in de avonduren maar ook op zaterdag gewerkt moet worden. Omdat we er samen willen uitkomen hebben de werkgevers met de vakorganisaties afgesproken dat voor de duur van de looptijd van deze cao alles in het werk wordt gesteld om op positieve wijze aan deze zoektocht invulling te geven.
Concreet betekent dit dat van werknemers wordt verwacht zich meer flexibel op te stellen m.b.t. hun werktijden en dat van werkgevers wordt verwacht. om de werknemers zoveel mogelijk tegemoet te komen in hun wensen voor verlof/vrije tijd gedurende de week.
Denk hierbij ook aan mogelijkheden voor vaderschapsverlof, mantelzorg e.d.
2 Deze staat ook op de website van Hibin.
Insteek is dat werkgever én werknemer samen en in goede afstemming een rooster maken waarin beiden zich kunnen vinden.
Een niet onbelangrijke bijkomstigheid is dat uit dit traject kan blijken of er met minder flexkrachten kan worden volstaan. Dat kan betekenen dat er meer vaste banen in deze sector kunnen komen wat meer zekerheid geeft voor vaak jongere mensen.
Hoe ziet het er uit:
• Sociale partners beogen met de nieuwe werktijdenregeling te komen tot een meer flexibele inzet van werknemers en het verminderen van overwerk en het aandeel flexkrachten.
• Werkgevers die van de nieuwe werktijdenregeling gebruik willen maken, kunnen zich daarvoor aanmelden.
• Voor werkgevers die zich niet aanmelden geldt de normale regeling uit art. 5.1 cao.
• Voor deelname heeft de werkgever instemming nodig van de OR/Personeelsvertegenwoordiging of -bij gebreke daaraan- instemming van tenminste 70% van de betrokken werknemers.
• Deelname dient te worden gemeld bij de Vaste Commissie. Sociale partners zullen het gebruik en toepassing van de nieuwe werktijdenregeling monitoren. Vakorganisaties hebben toegang tot de bedrijven om daar te werknemers te consulteren.
• Voor een deelnemend bedrijf geldt in plaats van art. 3.1 cao de volgende normale werktijden: door de week van 6.00 uur tot 21.00 uur en zaterdag van 6.00 uur tot 17.00 uur.
• Ten aanzien van de door de werkgever op te stellen roosters geldt voor zover deze toezien op de werktijden tussen 18.00 - 21.00 en de zaterdag, het ‘opting out systeem’. Dit betekent dat dit rooster in beginsel bepalend is voor de arbeidstijden van de werknemers. Werknemers zijn niet verplicht om volgens dit xxxxxxx te werken.
• Maar, op basis van redelijkheid en billijkheid dient er te worden gestreefd naar een voor werkgever én werknemer aanvaardbare situatie om toch zoveel mogelijk te kunnen deelnemen aan dit traject.
• De werkgever maakt de werkroosters tijdig kenbaar. Werkgevers dienen minimaal 14 dagen voor aanvang van het rooster deze te melden aan de betrokken werknemers. Als er geen OR/Personeelsvertegenwoordiging is, dan is de wettelijke termijn (i.c. 28 dagen) van toepassing.
• Deze regeling eindigt op 31 december 2023 of zoveel later als cao-partijen zinvol achten. Er wordt in het vierde kwartaal van 2023 geëvalueerd of zoveel later als nodig. De evaluatie geldt als inbreng bij de besprekingen voor de daaropvolgende cao.
• Werknemers die voor deelname aan de pilot o.g.v. art. 3.1 cao een vergoeding ontvingen zullen zolang zij ook daarna werken op de uren waarvoor deze vergoeding gold, worden gecompenseerd via een maandelijkse toeslag. Deze toeslag wordt vastgesteld op basis van de gemiddelde vergoeding o.g.v. art. 3.1 cao in de 13 weken voorafgaande aan de pilot..
• De overwerkregeling uit art. 3.3 blijft onveranderd van kracht. In aanvulling op deze regeling geldt voor werknemers die op meer dan 5 dagen worden ingeroosterd, voor de uren op de 6e werkdag een overwerktoeslag van 50%.
C). Xxxxxx op het werk
In Nederland overlijden elk jaar bijna 152.000 mensen. Zij laten geliefden achter: een partner, een kind, een ouder. Mensen die rouwen om het verlies van een dierbare en die hun verdriet ook meenemen naar het werk. Speciaal voor deze mensen is er de brochure ‘Hoe werkt rouw?’. Deze brochure is geschreven voor werkgevers, leidinggevenden, hr-medewerkers en collega’s. Voor iedereen die op de werkvloer te maken krijgt met een rouwende collega.
D). Reglement Duurzame Inzetbaarheid
• Overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.6 van de cao kunnen werknemers vanaf 60 jaar recht hebben op deelname aan de 80/90/100-regeling: de werknemer werkt gedurende 80% van zijn werkweek, de werkgever betaalt 90% van het voor de verkorting van de arbeidsduur overeengeko- men loon voor die werkweek en de pensioenopbouw blijft gebaseerd op 100%. Bij deeltijd geldt de regeling naar rato.
• De werknemer moet op een vaste dag of op vaste tijdstippen van de week vrij worden gesteld van het verrichten van arbeid. Hierover worden tussen de desbetreffende werknemer en zijn werkgever schriftelijke afspraken gemaakt.
• Door de werkgever wordt het loon over de dagen waarop de werknemer op grond van de regeling is vrijgesteld van het verrichten van arbeid voor 50% vergoed. Daarnaast blijft de pensioenopbouw gebaseerd op 100% op grond van de bestaande premieverdeling.
• Vakantiedagen, ATV en ouderendagen worden berekend op basis van de feitelijke arbeidsduur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2024.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Voor gewijzigde wet- en regelgeving door de inwerkingtreding van de Wet invoering minimum- uurloon per 1 januari 2024, geldt ook dat bij strijdigheid genoemde gewijzigde wet- en regelgeving prevaleert zoals de regelen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent onder andere dat indien de salarisbedragen per 1 januari 2024 lager zijn dan het wettelijk minimum(uur)loon, de nieuwe wettelijke bedragen van toepassing zijn en dat per 1 januari 2024 in de loonopgave ook melding gemaakt moet worden van het voor desbetreffende werknemer van toepassing zijnde minimumuurloon.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 15 juni 2023
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. xxx xxx Xxxx