OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING
EN
BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING
EN
BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,
handelend mede in de naam van de
Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering,
de Waalse Regering,
en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds,
en
DE REGERING VAN DE FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË,
anderzijds,
(hierna de “Overeenkomstsluitende Partijen” te noemen)
VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door onderdanen van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,
ZIJN overeengekomen als volgt :
$57,.(/
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst,
1. Betekent het begrip “investeerders”
a) de “onderdanen”, dit wil zeggen elke natuurlijke persoon die, volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek
Brazilië beschouwd wordt als onderdaan van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië ;
b) de “vennootschappen”, dit wil zeggen elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië.
2. Betekent het begrip “investeringen” om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in om het even welke economische sector.
Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden meer bepaald, maar niet uitsluitend :
a) roerende en onroerende goederen, alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten ;
b) aandelen, winstbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van één der Overeenkomstsluitende Partijen ;
c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde ;
d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische procédés, gedeponeerde namen en handelsfondsen ;
e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die betreffende de prospectie, de ontwikkeling, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen.
Geen enkele verandering in de juridische vorm waarin de activa en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd brengt hun kwalificatie als “investering” zoals bedoeld in deze Overeenkomst in het gedrang.
3. Betekent het begrip “inkomsten” de bedragen die voortvloeien uit een investering, en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen.
4. Is de term “grondgebied” van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Federatieve Republiek Brazilië evenals op de maritieme gebieden, met name de gebieden op en onder zee, die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en op dewelke deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en hun rechtsmacht uitoefenen met het oog op het onderzoek, de ontginning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
Bevordering van investeringen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren toe van licentiecontracten en van overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met investeringen.
ARTIKEL 3
Bescherming van investeringen
1. Alle rechtstreekse en onrechtstreekse investeringen uitgevoerd door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.
2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten die investeringen van een voortdurende veiligheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren.
3. De in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de laatste Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeringen verricht door de eigen investeerders of door investeerders van een derde Staat, welke het meest gunstig is voor de betrokken investeerder, en zijn in geen geval minder gunstig dan die welke het internationaal recht waarborgt.
4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 van dit Artikel strekken zich evenwel niet uit tot de behandeling, voorkeur of privilege die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeringen verricht door investeerders van een derde Staat, op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van een regionale economische organisatie.
5. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 van dit Artikel houden niet in dat de Overeenkomstsluitende Partij verplicht wordt aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij enige behandeling, voorkeur of privilege toe te kennen, voortvloeiend uit enige internationale overeenkomst of regeling die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op belastingen.
ARTIKEL 4
Eigendomsberovende of -beperkende maatregelen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen, noch enige andere maatregel die tot gevolg heeft dat de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks het bezit ontnomen wordt van de investeringen die hen toebehoren op haar grondgebied.
2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden :
a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure ;
b) ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis ;
c) ze gaan vergezeld van maatregelen die voorzien in de betaling van een gepaste en reële schadevergoeding.
3. Het bedrag van de schadevergoedingen moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de betrokken investeringen op de dag voor de datum waarop de maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt.
De schadevergoedingen worden betaald in de munt van de Staat waartoe de investeerder behoort of in een andere convertibele munt. Ze worden zonder vertraging uitgekeerd en zijn vrijelijk verhandelbaar. Ze geven een rente aan LIBOR vanaf de datum van hun vaststelling tot aan deze van hun betaling.
4. De investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen waarvan de investeringen schade zouden lijden ingevolge een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege die laatste, een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend voor wat de teruggaven, schadeloosstellingen, compensaties of andere schadevergoedingen betreft.
5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties zal elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Partij een behandeling verlenen die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Die behandeling zal in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.
ARTIKEL 5
Overmakingen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de vrije overmaking, naar of van haar grondgebied, van alle betalingen inzake een investering, van meer bepaald :
a) bedragen bestemd om een investering tot stand te brengen, te behouden of te ontwikkelen ;
b) bedragen bestemd voor de betaling van contractuele verplichtingen, inbegrepen de bedragen die nodig- zijn voor de terugbetaling van leningen, retributies en andere betalingen ingevolge licenties, franchising, concessies en andere gelijkaardige rechten, evenals de vergoeding van geëxpatrieerde werknemers ;
c) de inkomsten uit investeringen ;
d) de opbrengst van de volledige of gedeeltelijke vereffening van investeringen, inbegrepen de meetwaarden of verhogingen van geïnvesteerd kapitaal ;
e) de ingevolge artikel 4 betaalde schadevergoedingen.
2. De onderdanen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.
3. De overmakingen gebeuren in een vrijelijk verhandelbare munt, tegen de koers die op de datum ervan van toepassing is, op de contanttransacties in de gebruikte munt.
4. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen levert de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overdrachten zonder vertraging kunnen gebeuren, zonder andere onkosten dan de gebruikelijke taksen en kosten.
5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden gegeven aan de investeerders van de meest begunstigde natie.
Subrogatie
1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of een openbare instelling of een aangeduid agentschap van die Partij schadevergoedingen uitbetaalt aan haar eigen investeerders op grond van een garantie voor een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten en vorderingen van de investeerders zijn overgedragen aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partij of openbare instelling of agentschap.
2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerder is getreden, de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op die investeerder rusten.
ARTIKEL 7
Toepasbare regels
Als een kwestie in verband met investeringen tegelijk wordt geregeld door deze Overeenkomst, maar ook door de nationale wetgeving van één der Overeenkomstsluitende Partijen, of door bestaande internationale overeenkomsten of overeenkomsten die door de Partijen in de toekomst zullen ondertekend worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.
ARTIKEL 8
Bijzondere Overeenkomsten
1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst werd gesloten tussen één der Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.
2. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.
ARTIKEL 9
Regeling van geschillen met betrekking tot de investeringen
1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van één der Overeenkomstsluitende Partijen en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijk kennis gegeven, vergezeld van een voldoende gedetailleerd memorandum.
In de mate van het mogelijke zullen de partijen proberen dat geschil op minnelijke wijze te regelen door middel van onderhandelingen, eventueel door beroep te doen op een onderzoek van een derde, of anders door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg.
2. Indien er geen minnelijke schikking getroffen werd door een rechtstreeks akkoord tussen de partijen die bij het geschil betrokken zijn, noch verzoening bereikt werd langs diplomatieke weg binnen zes maanden na de kennisgeving, dan wordt het geschil, naar de keuze van de investeerder, ofwel aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering gedaan werd, ofwel aan internationale arbitrage, onderworpen. De keuze tussen de twee kanalen is in principe onomkeerbaar met uitzondering van de bepaling in paragraaf 3.
Met dat doel geeft elk der Overeenkomstsluitende Partijen haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan de arbitrage te onderwerpen.
3. De investeerder die een geschil aan de nationale rechtsmacht heeft onderworpen kan niettemin beroep doen op internationale arbitrage indien, vooraleer een uitspraak door de nationale rechtbank of rechter over het onderwerp gedaan werd, de investeerder verklaart met langer zijn zaak via nationale procedures voort te zetten.
4. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan één van de volgende arbitrage-organismen :
een arbitragerechtbank ad hoc, opgericht volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor het Internationaal Handelsrecht (C.N.U.D.C.I.) ;
het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat werd opgericht door het “Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen russen Staten en onderdanen van andere Staten”, ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965, zodra elke Overeenkomstsluitende Staat tot dat Verdrag is toegetreden. Zolang die laatste voorwaarde met is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen volgens de regels van het Aanvullend Mechanisme van het I.C.S.I.D. ;
het Arbitragegerecht van de Internationale Kamer van Koophandel in Parijs ;
het Arbitrage-instituut van de Kamer van Koophandel in Stockholm.
Indien de arbitrageprocedure op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij wordt ingediend, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk om het arbitrage- organisme uit te kiezen waaraan het geschil voorgelegd zal worden.
5. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen die betrokken is bij een geschil, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak, als verweer aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding teruitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde garantie heeft ontvangen, die het geheel of een dgedeelte van zijn verliezen dekt.
6. De arbitragerechtbank beslist op grond van het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil op het grondgebied waarvan de investering gesitueerd is, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de bijzondere overeenkomst die eventueel werd gesloten met betrekking tot de investering, en de beginselen van internationaal recht.
7. De arbitragebeslissingen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 10
Meest begunstigde natie
Voor alle kwesties met betrekking tot de behandeling van investeringen, genieten de investeerders van elk der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Partij, de behandeling van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 11
Geschillen tussen Overeenkomstsluitende Partijen inzake interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst
1. Elk geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst moet, indien mogelijk, worden geregeld langs diplomatieke weg.
2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen; die commissie vergadert op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij onderworpen aan een arbitrageprocedure, die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld :
Elke Overeenkomstsluitende Partij zal een scheidsrechter aanduiden binnen een periode van twee maanden vanaf de datum waarop één der Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun aanstelling duiden deze twee scheidsrechters in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als Voorzitter van het college van scheidsrechters.
Indien deze termijnen niet worden nageleefd, zal de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de nodige benoemingen te verrichten.
Indien de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke betrekkingen heeft, of als hij om een andere reden zijn functie niet kan uitoefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzocht die benoeming te doen.
4. Het aldus samengestelde college stelt zijn eigen procedureregels vast. Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen ; ze zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
5. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsrechter dragen. De uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsrechter en de werkingskosten van het college worden gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen.
ARTIKEL 12
Vroegere investeringen
Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de voor zijn inwerkingtreding uitgevoerde investeringen, verricht door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, en dit in overeenstemming met haar wetten en reglementen. Ze is evenwel met van toepassing op enig geschil in verband met een investering dat gerezen is voor haar inwerkingtreding.
ARTIKEL 13
Inwerkingtreding en duur
1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.
Tenzij één der Overeenkomstsluitende Partijen ze ten minste zes maanden voor het einde van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van tien jaar, en elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden voor het einde van de lopende geldigheidstermijn.
2. Investeringen die voor de datum van beeïndiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van tien jaar na die datum.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Brasilia, op 06-01-99 in twee oorspronkelijke exemplaren,
elk in de Engelse, Nederlandse, Franse en de Portugese taal, alle teksten gelijkelijk rechtsgeldig. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE VOOR DE REGERING VAN DE ECONOMISCHE UNIE : FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË :
Voor de Regering van het Koninkrijk België, handelend mede in de naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,
voor de Vlaamse Regering, voor de Waalse Regering,
en voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,