Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.09 d.d. 11 maart 2020 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. I.M. Bilderbeek en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 2 en 8 augustus 2019;
- acceptatieformulier d.d. 14 augustus 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 26 augustus 2019;
- reactie deelnemer d.d. 8 oktober 2019.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 24 februari 2020 te Amsterdam.
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht.
Betrokkene is het doorlopend krediet aangegaan voor de inrichting van de woning. In 2016 is in de betaling van de termijnbedragen een achterstand ontstaan. Op 23 februari 2017 ontving betrokkene een bericht dat hij de achterstand binnen 48 uur moest voldoen, maar er werd geen bedrag vermeld. Voordat de betrokkene kon uitzoeken wat hij precies moest betalen was de vordering overgedragen aan de deelnemer. Xxxxxxxxxx heeft een betalingsregeling getroffen en hij heeft het volledige bedrag in twee termijnen voldaan in mei 2017. Op 8 mei 2017 ontving betrokkene bericht van [X] dat het krediet is beëindigd en wordt afgemeld bij BKR. Betrokkene stelt geen vooraankondiging voor registratie van de achterstandsmelding (A) te hebben ontvangen. Betrokkene erkent dat ten tijde van de registratie hij niet zo goed op zijn financiën lette. Inmiddels is de situatie heel anders en woont hij samen met zijn vriendin. Beiden hebben zij een prima baan en goed inkomen. De huidige woning is te klein. Betrokkene wil een hypotheek afsluiten voor een andere koopwoning. Xxxxxxxxxx heeft op
24 mei 2019 een voorlopige koopovereenkomst getekend. Echter, betrokkene kreeg geen hypotheek op basis van de BKR registratie. De koop van het droomhuis ging niet door. De registratie is disproportioneel. De schuld bestaat niet meer. Betrokkene en zijn vriendin kunnen nu niet verder met hun toekomstplannen.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt.
De betrokkene is meerdere malen gewaarschuwd voor de betalingsachterstand. Betrokkene gaf hier geen gehoor aan waardoor de A is gemeld. De deelnemer stuurt een kopie van de vooraankondiging
d.d. 26 oktober 2016 met een betalingstermijn van vijf dagen. Tevens stuurt de deelnemer een kopie van de opeisingsbrief d.d. 23 maart 2017. Toen betrokkene de vordering had voldaan in mei 2017 is de einddatum gemeld. De deelnemer maakt een belangenafweging. De belangenafweging valt in het nadeel van betrokkene uit. Er is geen sprake van een acute noodsituatie. Er is geen schrijnende situatie om de toets in het voordeel van betrokkene te laten slagen. De bewaartermijn van vijf jaar is niet onredelijk. De klacht is ongegrond.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer *********2601. Het bedrag is EUR 2.000. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 4 november 2016, een herstelmelding (H) op 18 maart 2016 en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 21 maart 2017. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 3 mei 2017.
4.2. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat een betrokkene nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist.
4.3. De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van kopieën van brieven de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft daaraan voldaan. Uit de door de
deelnemer overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de deelnemer op 26 oktober 2016 een brief heeft verzonden naar het bij haar bekende adres met daarin de vereiste vooraankondiging. Dat de betrokkene stelt de brief niet te hebben ontvangen, doet aan het voorgaande niet af. De registratie van de A is conform de feiten en correct.
4.4. Een code 2 wordt moet door de deelnemer worden geplaatst als de vordering geheel wordt opgeëist. De deelnemer heeft als datum bij de code vermeld 21 maart 2017. Uit de stukken blijkt dat omstreeks die datum de vordering daadwerkelijk is opgeëist. In zoverre is ook de registratie van de code 2 in overeenstemming met de feiten en correct.
4.5. De registratie is technisch juist. De door de betrokkene gestelde bijzondere omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.6. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.7. De betrokkene heeft de wens een hypotheek af te sluiten om met zijn vriendin een huis te kopen. Betrokkene heeft een aantal afgewezen hypotheekaanvragen overgelegd. De Commissie gaat ervan uit dat de betrokkene hiermee voldoende belang heeft gesteld bij schrapping van de registratie.
4.8. Vaststaat dat betrokkene ten tijde van de registratie van de A en ook de periode daarvoor onzorgvuldig is omgegaan met de verplichtingen uit het onderhavige krediet. Voor de thans aangevochten achterstandsregistratie was al eerder sprake van een registreerbare achterstand. Betrokkene was slordig en heeft dat erkend. Uit de feiten maakt de Commissie op dat de deelnemer niet steeds accuraat heeft gecorrespondeerd over de hoogte van de vordering, maar dat doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene. Uiteindelijk heeft betrokkene de volledige schuld in twee termijnen afbetaald in het voorjaar van 2017 waardoor een werkelijke einddatum is geregistreerd in mei 2017. Sindsdien heeft betrokkene zijn financiële zaken op orde. Hij heeft een nieuwe stap gezet in zijn carrière, tot chef-kok van een restaurant en een navenante salarisverhoging ontvangen. Voorts heeft betrokkene een nieuwe relatie, met wie hij wil gaan samenwonen in een nieuw te kopen woning/appartement omdat het huidige te klein daarvoor is. De nieuwe partner van betrokkene verkeert ook in een gezonde financiële situatie met een vaste baan.
4.9. Deze zaak vraagt om een afweging van de verwijtbaarheid van de betalingsproblemen uit het verleden en de nieuwe situatie nadat de schuld is terugbetaald en betrokkene financieel en relationeel een nieuwe fase is ingegaan. De vraag is of zijn betalingsproblemen uit het verleden en de daarmee verband houdende registratie nu nog moeten verhinderen dat hij nieuwe kredieten kan aangaan, en dan met name een hypotheek voor een nieuwe woning. Alles overziende is de Commissie van oordeel dat het te vroeg is om de registratie nu al te schrappen wegens disproportionaliteit, maar dat het laten voortduren van de registratie tot de schoningstermijn van vijf jaar is verstreken weer te lang is en betrokkene er dan disproportioneel veel nadeel van zou ondervinden. De Commissie beslist daarom dat de registratie per 1 januari 2021 moet worden geschrapt, waarmee naar haar oordeel recht wordt gedaan aan alle feiten en omstandigheden, zowel in het voordeel als in het nadeel van betrokkene, die in deze zaak aan de orde zijn.
5. De beslissing
De Commissie verklaart de klacht van de betrokkene gegrond. De deelnemer dient per 1 januari 2021 de A, H en code 2 op het doorlopend krediet met contractnummer **********28191 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.