COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST YARA SLUISKIL B.V.
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST YARA SLUISKIL B.V.
LOOPTIJD
1 APRIL 2009 - 31 MAART 2010
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST YARA Sluiskil B.V. | |
INHOUD hoofdstuk | pagina |
1 Algemene bepalingen | 4 |
1. Definities | 4 |
2. Verplichtingen partijen | 4 |
2.1. Algemene verplichtingen werkgever | 4 |
2.2. Algemene verplichtingen vakverenigingen | 5 |
2.3. Algemene verplichtingen werknemer | 5 |
2.4. Werkgelegenheid en organisatie | 7 |
2.5. Duur van de collectieve overeenkomst | 9 |
3. Vakbondswerk | 9 |
3.1. Overeenkomst betreffende faciliteiten ten behoeve van vakbondswerk bij YARA Sluiskil B.V. | 9 |
3.2. Regeling inzake faciliteiten voor vakbonds- werk bij XXXX Xxxxxxxx B.V. | 10 |
2 Aanvang en einde van de arbeidsovereenkomst | 14 |
1. Aanname en ontslag | 14 |
3 Dienstrooster en arbeidsduur | 16 |
1. Dienstrooster, arbeidsduur en rusttijden | 16 |
2. Deeltijdwerk/Deeltijdarbeid | 17 |
4 Functie-indeling, functiegroepen, salarisschalen en salarissen | 18 |
Functiegroepen en salarisschalen | 18 |
1. Kundigheid, opleidingsduur en waarnemen hogere functie | 18 |
3. Functie-indeling | 18 |
4. Beroepsmogelijkheden | 19 |
5. Toepassing van de salarisschalen | 19 |
5.1. Competentiegericht belonen | 19 |
5.2. Hoogte salarisschaal hogere of lagere indeling | 20 |
5.3. Medewerker verlading | 21 |
5.4. Studietoeslag | 21 |
5.5. Overgangsmaatregelen | 22 |
5.6. Toepassing Persoonlijke Toeslag | 23 |
6. Salarissen | 23 |
6.1. Loonontwikkeling | 23 |
6.2. Salaristabel(len) | 24 |
6.3. Functielijst | 24 |
5 Beloning van afwijkingen van het dienstrooster | 26 |
1. Algemeen | 26 |
2. Dagdienst | 27 |
3. Ploegendienst | 28 |
6 Vakantie, vakantietoeslag en afwezigheid 35
1. Vakantie 35
2. Vakantietoeslag 38
3. Afwezigheid 39
7 Diverse regelingen en afspraken 42
1. Oudere werknemers 42
2. Loondoorbetaling, aanvulling bij ziekte en Arbeidsongeschiktheid 44
3. Pensioenregeling 47
4. Regeling vroegpensioen 47
5. Spaarloonregeling 48
6. Compensatie Premiespaarregeling 48
7. Regeling zwangerschaps- en bevallingsverlof 48
8. Zorgverzekering 48
9. Veiligheid, gezondheid en milieu (VGM) 49
10. Ingeleende arbeidskrachten 50
11. Ondernemingsraad 51
12. Vorming en scholing van jeugdig personeel 51
13. Uitkering bij overlijden 51
14. Buitengewone verhoudingen 52
15. Wet Gelijke behandeling op grond van Leeftijd 52
16. Reiskostenvergoeding 53
17. Kinderopvang 53
18. WGA premie 53
19. Vakbondscontributie 53
20. Levensloopregeling 53
21. Detacheringsregeling 54
22. Protocol afspraken 54
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. werkgever: Xxxx Xxxxxxxx BV als partij er ene zijde,
b. vakvereniging: organisaties van werknemers als partij ter andere zijde,
x. xxxxxxxxx: de mannelijke en vrouwelijke werknemer in dienst van de werkgever wiens(wier) functie op basis van werkclassificatie is
c.q. wordt ingedeeld in een van de in hoofdstuk 4a en 4b vermelde salarisgroepen welke functies zijn vermeld in de functielijst in hoofdstuk 4a, artikel 6 lid 3 (tot 31-12-2006) en hoofdstuk 4b, artikel 6 lid 3 (vanaf 01-01-2006),
d. etmaal: een kalenderdag,
e. week: een periode van 7 etmalen, waarvan de eerste aanvangt bij het begin van de desbetreffende dienstroosterperiode,
f. maand: een kalendermaand,
g. dienstrooster: een arbeidsregeling, aangevende op welke tijdstippen de werknemers normaliter hun werkzaamheden beginnen, deze beëindigen en eventueel onderbreken,
h. schaalsalaris: het salaris als geregeld in hoofdstuk 4a en b, artikel 1,
i. maandinkomen: het schaalsalaris (hoofdstuk 4a en 4b artikel 2) vermeerderd met eventuele ploegentoeslag (hoofdstuk 5 artikel 3 lid 6 en 7) en een eventuele persoonlijke toeslag als bedoeld in hoofdstuk 4a artikel 5 leden 3 en 4 en hoofdstuk 4b artikel 5.2 en 5.5.
2. Verplichtingen partijen
2.1. Algemene verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw te zullen nakomen.
2. De werkgever verplicht zich generlei actie te zullen voeren of te zullen steunen welke ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze collectieve arbeidsovereenkomst geregelde arbeidsvoorwaarden op een andere wijze dan neergelegd in hoofdstuk 7 art.11 en 12, (buitengewone verhoudingen en duur van de CAO).
3. De werkgever verbindt zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, welke in strijd zijn met het in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde.
4. De werkgever zal in zijn onderneming geen arbeid doen verrichten door personen, die niet in zijn (loon)dienst zijn wanneer dezelfde arbeid mede wordt verricht door eigen personeel, tenzij de beloning voor die arbeid per jaar en in totaliteit bezien voor beide groepen gelijk of nagenoeg gelijk is. Het in dit lid gestelde zal niet van kracht zijn, indien de toepassing daarvan het bedrijfsbelang, naar het oordeel van de werkgever, gehoord ook de
ondernemingsraad, zou schaden.
5. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing wordt verklaard.
2.2. Algemene verplichtingen van de vakverenigingen
1. De vakverenigingen verplichten zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw te zullen nakomen.
2. De vakverenigingen verplichten zich met alle hun ten dienste staande middelen nakoming van deze collectieve arbeidsovereenkomst door hun leden te zullen bevorderen, generlei actie te zullen voeren of te zullen bevorderen, welke beoogt wijziging te brengen in deze overeenkomst op een andere wijze dan omschreven in hoofdstuk 7 artikel 11 en 12, (buitengewone verhoudingen en duur van de CAO) en daarbij hun medewerking aan de werkgever te zullen verlenen tot ongestoorde voortzetting van het bedrijf.
3. De vakverenigingen verplichten zich te zullen bevorderen dat hun leden een individuele arbeidsovereenkomst tekenen op grondslag van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
2.3. Algemene verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. De werknemer is gehouden voor wat zijn dienst- en schafttijd betreft, de bepalingen van de op de daarvoor bestemde plaatsen in het bedrijf van de werkgever aanwezige arbeidslijst in acht te nemen.
4. De werknemer is gehouden, ook buiten de op de arbeidslijst aangegeven uren arbeid te verrichten, voor zover de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in acht worden genomen.
5. De werknemer is gehouden, indien de werkgever dit noodzakelijk acht, in ploegendienst te werken, voor zover deze zich schriftelijk bij individuele arbeidsovereenkomst daartoe heeft verplicht.
6. De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
7. Indien de werkgever daar tegen bezwaar maakt, is het de werknemer verboden enigerlei arbeid voor derden te verrichten of als zelfstandige een nevenbedrijf te voeren. De werkgever is bevoegd een werknemer die dit verbod overtreedt, zonder behoud van salaris te schorsen en in geval van herhaling op staande voet te ontslaan.
De werknemer, die arbeidsongeschikt wordt tengevolge van de hier bedoelde werkzaamheden, verliest elke aanspraak op de in hoofdstuk 7 artikel 2 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
8. De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn dienstbetrekking bekend wordt, zoals bijvoorbeeld gegevens omtrent de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, de bewerking daarvan en de producten. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
9. De werknemer die voornemens is een verbintenis jegens de overheid aan te gaan, behoeft daartoe de schriftelijke toestemming van de werkgever. De werknemer die reeds voor de indiensttreding een verbintenis als bedoeld in de eerste volzin is aangegaan, is verplicht dit zonder uitstel aan de werkgever schriftelijk mede te delen.
10. De werknemer is gehouden zich, indien de werkgever dat wenst, te laten onderzoeken door de bedrijfsarts of, indien de werknemer zulks wenst door een door de werkgever - op diens kosten - aan te wijzen andere arts.
11. De werknemer is gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te tekenen, waarbij deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing wordt verklaard.
12. De werknemer, die voor onbepaalde tijd is aangesteld, is, voor zover in overeen stemming met de desbetreffende bepalingen, verplicht deel te nemen aan de in hoofdstuk 7 art.3 bedoelde pensioenregeling.
13. In geval de werkgever over de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer de daartoe benodigde informatie verstrekken. Indien hij dit weigert, heeft hij geen recht op de in hoofdstuk 7 artikel 2 genoemde aanvulling.
2.4. Werkgelegenheid en Organisatie
1. Werkgelegenheid
a. De werkgever streeft naar continuïteit van de arbeidsverhouding met de werknemers en zal aandacht besteden aan de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de werkgelegenheid.
b. De werkgever zal tijdens de duur van deze c.a.o. niet overgaan tot ontslag van werknemers anders dan:
1. om dringende redenen volgens artikelen 678 en 679 van het Burgerlijk Wetboek;
2. wanneer de directeur van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) een vergunning tot het verbreken van het dienstverband, anders dan bedoeld in sub 1 en 3 van dit sub-lid, heeft verleend;
3. indien er omstandigheden ontstaan, waardoor de maatregel in redelijkheid onafwendbaar is en er geen andere alternatieve oplossingen meer voor handen zijn. In dat geval zal hiertoe niet worden besloten dan na diepgaand en indringend overleg met de vakverenigingen en de ondernemingsraad.
In dit overleg zal met name aandacht worden besteed aan eerder genoemde omstandigheden
c. De werkgever zal de vakverenigingen periodiek en tenminste 1x per jaar informeren omtrent de algemene gang van zaken in de onderneming, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden besteed aan de werkgelegenheidsaspecten.
In dit periodiek overleg kunnen ook afspraken worden gemaakt ten aanzien van relevante schriftelijke informatie.
d. Indien te vervullen vacatures ontstaan, zal door de werkgever aan het eigen personeel voorrang worden gegeven hier naar te solliciteren.
Bij externe vervulling van de desbetreffende vacature zal de werkgever deze mede bij het Centrum voor Werk en Inkomen aanmelden en deze na vervulling afmelden.
e. Indien de onderneming overweegt om subsidie voor arbeidsplaatsenverbetering aan te vragen, zal zij de vakorganisaties van dit voornemen op de hoogte stellen.
2. Fusie, sluiting, reorganisatie
De werkgever, die overweegt:
- een fusie aan te gaan;
- een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of
- de personeelsbezetting te reorganiseren;
zal bij het nemen van zijn beslissingen de sociale consequenties hierbij betrekken.
a. In verband daarmede zal de werkgever zo spoedig mogelijk, mede gezien het hierna volgende, de vakverenigingen inlichten over de overwogen maatregelen.
Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht.
In overleg met de vakverenigingen kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever en de vakverenigingen de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.
b. Daarna zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen bespreken met de vakverenigingen, alsmede met de ondernemingsraad teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden.
De werkgever zal de resultaten van dit beraad meedelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstanties.
c. Mededelingen van de werkgever over fusies en afspraken met de vakverenigingen met betrekking tot de sociale consequenties, waarop reorganisaties en sluiting van een bedrijf of bedrijfsonderdeel tot stand zullen komen, zullen op verzoek van de vakverenigingen schriftelijk worden vastgelegd.
d. Indien de hierboven genoemde gevolgen voor de werknemers of een aantal werknemers zijn te verwachten, zal de werkgever - in overleg met de vakverenigingen - een sociaal plan opstellen, waarin wordt aangegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.
In verband hiermede zal, indien de vakverenigingen zulks verzoeken, hierbij tevens het inzicht van het betreffende Centrum voor Werk en Inkomen worden gevraagd, inzake de plaatsbaarheid van de betrokken werknemers.
3. Organisatiebureaus
De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen over de organisatie van de onderneming, overleg plegen met de ondernemingsraad en de vakverenigingen inlichten in geval daarbij werknemers zijn betrokken.
De procedure over de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg in de ondernemingsraad.
4. Sociaal beleid
Gang van zaken in de onderneming
1. Met inachtneming van het bepaalde in het geldende reglement voor de ondernemingsraad zal de werkgever de ondernemingsraad
periodiek inlichten en raadplegen omtrent de gehele gang van zaken in de onderneming in het algemeen en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid.
Bij de gegevens zullen onder andere mede worden betrokken:
- de personeelsbezetting en de mutaties daarin,
- de programma's wat betreft opleiding en promotie,
- aanstelling, ontslag en de mate xxx xxxxxxx,
- beoordelings- en tariefsystemen en overwerk.
2. Sociaal Jaarverslag
Er zal een sociaal jaarverslag worden opgesteld, dat tenminste een maand voor de bespreking in de ondernemingsraad ter visie van het personeel wordt gelegd, dan wel op aanvraag van een personeelslid ter beschikking wordt gesteld, alsmede aan de vakverenigingen zal worden toegestuurd.
3. Verminderen ziekteverzuim
De werkgever zal het beleid ten aanzien van het ziekteverzuim, gericht op bestrijding van het ziekteverzuim en het bevorderen van herplaatsing, vastleggen en over de voortgang van dit beleid periodiek informatie verstrekken aan de ondernemingsraad.
4. Ongewenste omgangsvormen
De werkgever wijst een vertrouwenspersoon aan, aan wie werknemers ongewenste intimiteiten kunnen melden. Deze zijn opgenomen in de regeling “Agressie, geweld en seksuele intimidatie”, te vinden in het TQS doc. HAE 028226.
5. Werkgeversbijdrageregeling
De werkgever verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage overeenkomstig de tussen de AWVN en de FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie gesloten overeenkomst met betrekking tot de bijdrageregeling aan de vakverenigingen.
2.5. Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor de duur van 12 maanden overeengekomen en treedt in werking per 1 april 2009 en eindigt per 31 maart 2010, zonder dat voorafgaande opzegging door partijen vereist is.
3 Vakbondswerk
3.1 Overeenkomst betreffende faciliteiten ten behoeve van het vakbondswerk bij Yara Sluiskil B.V.
Xxxx Xxxxxxxx B.V. te Sluiskil en FNV Bondgenoten
CNV BedrijvenBond De Unie
hierna te noemen de vakverenigingen, overwegende dat het vakbondswerk
binnen de onderneming, het zogenaamde "bedrijvenwerk" een interne organisatie van de vakverenigingen betreft, tot doel hebbende een beter functioneren van de vakbeweging, waarbij partijen van mening zijn, dat van de te verlenen faciliteiten een zinvol gebruik wordt gemaakt binnen de huidige ondernemingsstructuur, communicatiepatronen en overlegstructuur, zijn op grond van bovenstaande overwegingen de in onderstaande regeling opgenomen faciliteiten overeengekomen en dit met inachtneming van de navolgende voorwaarden:
a De vakverenigingen dienen steeds vooraf de directie schriftelijk te informeren over de samenstelling en de functieverdeling van het statutair gekozen bestuur van de bedrijfsledengroepen.
b De directie behoudt zich het recht voor om in conflictsituaties alsmede in geval dat van deze faciliteiten een ander gebruik zal worden gemaakt dan is afgesproken of bedoeld, deze faciliteiten in te trekken.
c De vakverenigingen erkennen de overlegorganen van de onderneming en zeggen hun medewerking aan deze overlegorganen toe, onder handhaving van de eigen verantwoordelijkheid van vakverenigingsleden die in deze vertegenwoordigende organen zitting hebben.
d Overleg tussen de directie en het bestuur van de bedrijfsledengroepen zal uitsluitend plaatsvinden inzake de toepassing van de faciliteiten in onderstaande regeling genoemd.
e De met deze overeenkomst te verlenen faciliteiten zullen zowel naar aantal als naar inhoud blijven binnen de grenzen, welke in onderstaande regeling met dit doel tussen partijen bij deze overeenkomst zijn vastgelegd.
f De introductie van het zogenaamde "bedrijvenwerk" er niet toe zal leiden dat een continu onderhandelingsgesprek zal plaatsvinden tussen de vakverenigingen en Yara Sluiskil B.V.; het instituut van de collectieve arbeidsovereenkomst behoudt zijn centrale plaats.
3.2 Regeling inzake faciliteiten voor het vakbondswerk bij Yara Sluiskil B.V.
3.2.1 Definities
De onderneming: Xxxx Xxxxxxxx B.V. te Sluiskil De vakverenigingen: FNV Bondgenoten te Utrecht
CNV BedrijvenBond te Utrecht De Unie te Culemborg
De bestuurder: Door het hoofdbestuur van de afzonderlijke
vakverenigingen aangewezen bezoldigd bestuurder.
De bedrijfsledengroep: Leden van de afzonderlijke vakverenigingen
die werkzaam zijn in de onderneming.
De directie: Directie van de onderneming.
Het bestuur van de
bedrijfsledengroep: Het door de leden van de afzonderlijke
bedrijfsgroepen statutair gekozen bestuur van de bedrijfsledengroep.
3.2.2 Vergaderruimte
De directie zal voor vergaderingen van besturen van bedrijfsledengroepen of van bedrijfsledengroepen al of niet met de bestuurders van de vakverenigingen, binnen het bedrijf vergaderruimte beschikbaar stellen, voor zover dit geen afbreuk doet aan de eigen behoefte van het bedrijf en de huishoudelijke mogelijkheden.
3.2.3 Communicatie
1. De onderneming staat aan de besturen van de bedrijfsledengroepen toe, gebruik te maken van de officiële publicatieborden voor het aankondigen van vergaderingen en het doen van huishoudelijke mededelingen via de gebruikelijke ondernemingskanalen.
Een exemplaar van genoemde aankondiging c.q. mededeling zal daartoe tevoren aan de directie ter kennisname worden verstrekt.
2. De voorzitter van de bedrijfsledengroep of bij afwezigheid diens plaatsvervanger is het toegestaan om binnen werktijd telefonisch contact op te nemen met de bestuurders van de vakverenigingen.
3. De onderneming staat aan de vakvereniging toe om in de portiersloge een bak, inhoudende een zogenaamd "ledenbulletin" te plaatsen, waaruit de leden van de bedrijfsledengroepen desgewenst een bulletin kunnen nemen. Tevens zullen een aantal exemplaren van het ledenbulletin aan de directie worden toegestuurd.
4. De agenda en het gepubliceerde verslag van de ondernemingsraadsvergaderingen zullen op hetzelfde tijdstip, waarop de ondernemingsraadsleden en het personeel dit ontvangen aan de secretarissen van de besturen van de bedrijfsledengroepen worden toegezonden.
Toezending van de notulen van de ondernemingsraadsvergaderingen zal afhankelijk worden gesteld van een besluit van de ondernemingsraad.
Tegen een dergelijk besluit van de ondernemingsraad zal de directie geen bezwaar maken, voor zover het althans niet om notulen gaat, waarop de geheimhoudingsplicht van toepassing is. De directie zal afschriften van algemene mededelingen aan het personeel, die zij op de eigen publicatieborden bekend maakt, aan de secretaris van de besturen van de bedrijfsledengroepen toezenden.
5. De contacten tussen de bestuurders en/of één of meer bestuursleden van de bedrijfsledengroep met de individuele leden dienen als regel plaats te vinden buiten werktijd.
De directie zal vooraf van deze contacten - voor zover deze op het bedrijf plaatsvinden - op de hoogte worden gesteld.
6. Indien door afwijkende werktijden of andere organisatorische moeilijkheden een uitzondering moet worden gemaakt op het beginsel, dat buiten werktijd zal worden vergaderd, zal vrijaf
worden gegeven voor zover de voortgang der werkzaamheden hierdoor niet wordt verstoord.
Deze vrije uren zullen in mindering worden gebracht op het aantal voor vakbondswerk binnen de onderneming ter beschikking gestelde uren.
Daartoe zal het bestuur van de bedrijfsledengroep tijdig contact opnemen met de directie.
3.2.4 Vrijstelling voor vakbondswerkzaamheden
1. De directie zal ten behoeve van het vakbondswerk binnen de onderneming aan de vakverenigingen, die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst, een bepaald aantal uren naar behoefte per jaar ter beschikking stellen.
Het maximum aantal uren, dat aldus ter beschikking kan worden gesteld, bedraagt per vakbondslid dat in de onderneming werkzaam is, 2 uur per jaar.
Hieronder zijn mede begrepen de uren die aan vergaderen binnen de werktijd worden besteed.
Uren, in het kader van de onderhandelingsdelegatie c.a.o., worden niet in mindering gebracht.
2. Het totaal aantal uren per bedrijfsledengroep zal steeds per 1 januari van ieder jaar aan de afzonderlijke besturen der bedrijfsledengroepen worden meegedeeld.
3. Voor genoemde 1 januari zal de directie aan de betrokken vakverenigingen een lijst sturen, waarop de namen en woonplaatsen vermeld staan van de in de onderneming werkzame personen.
4. Deze lijst zal uitsluitend worden gebruikt ter berekening van het in lid 2 genoemde aantal uren en zal na aanduiding van de daarop voorkomende vakverenigingsleden aan de directie worden teruggestuurd.
5. De registratie van bedoelde uren wordt via de normale urenverantwoording vastgelegd.
6. Het bestuur van de bedrijfsledengroepen stelt vast op welke wijze de ter beschikking gestelde uren zullen worden gebruikt en richt daartoe tijdig een verzoek aan de directie, onder vermelding van de namen en het gewenste aantal uren vrijstelling voor vakbondswerkzaamheden.
3.2.5 Bescherming bestuursleden bedrijfsledengroep
Een bestuurslid van een bedrijfsledengroep zal niet door de directie worden ontslagen of belemmerd in zijn mogelijkheden of kansen binnen de onderneming door het enkele feit dat hij een dergelijke functie vervult.
De directie zal behoudens in geval betrokkene aanleiding geeft tot een
dringende reden, als bedoeld in artikel 678 van het Burgerlijk Wetboek, geen ontslag toepassen wegens het lid persoonlijk betreffende redenen dan na overleg met de bestuurder van de betreffende vakvereniging.
3.2.6 Onderhandelingsdelegatie
Na voorafgaand overleg tussen bestuurders en directie kan één bestuurslid van elke bedrijfsledengroep besprekingen met de directie bijwonen als toehoorder, voor zover deze besprekingen geen betrekking hebben op aangelegenheden welke tot het terrein van de ondernemingsraad behoren.
3.2.7 Duur van de regeling
1. Deze regeling is aangegaan tussen partijen genoemd in artikel 1 van deze regeling.
2. Deze regeling is aangegaan voor de duur van het contract.
3.2.8 Statutaire vergaderingen en vakbondsscholing en -vorming
De werkgever zal - voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten - op verzoek van de vakvereniging(en) verzuim met behoud van salaris toestaan voor deelneming aan bepaalde vakbondsactiviteiten. Het verzoek zal als regel schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend.
De vakbondsactiviteiten, waarvoor verzuim kan worden gevraagd, zijn nader omschreven in een door de vakverenigingen ter beschikking van de werkgever gestelde lijst (statutaire vergaderingen + scholing en vorming).
Deze uren worden niet verrekend met de uren voor het vakbondswerk in de onderneming.
Hoofdstuk 2 Aanvang en einde van de arbeidsovereenkomst
1. Aanname en Ontslag
1.1 Bij het aangaan van de dienstbetrekking geldt wederzijds een proeftijd van twee maanden, tenzij in de individuele arbeidsovereenkomst een andere regeling wordt getroffen.
1.2 Een dienstverband kan worden aangegaan voor:
a. onbepaalde tijd,
b. een bepaalde tijdsduur,
c. het verrichten van een bepaald karwei,
d. het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.
Indien in de individuele arbeidsovereenkomst niet anders wordt bepaald, wordt het dienstverband geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
De dienstverbanden genoemd onder b, c of d en die voor de werknemer die in opleiding is, kan maximaal 18 maanden bedragen. Daarbij kan sprake slechts sprake zijn van maximaal 2 arbeidscontracten.
Indien één van deze hiervoor genoemde dienstverbanden, langer duurt dan de hiervoor genoemde termijn, wordt deze geacht te zijn gewijzigd in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
1.3 In geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden volgens de artikelen 678 (voor werkgever) of 679 (voor werknemer) van het B.W., alsmede tijdens of bij het beëindigen van de proeftijd, kan het dienstverband onmiddellijk worden beëindigd.
Gedurende de proeftijd is het in artikel 670 lid 3 en 5 van het B.W. (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid en tijdens militaire dienst) bepaalde niet van toepassing.
1.4 Een dienstverband voor een bepaalde tijdsduur eindigt op het tijdstip genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst.
Indien de dienstbetrekking wederom voor een bepaalde tijd wordt voortgezet, dient de werkgever dit tenminste één week voordien schriftelijk te bevestigen aan de werknemer.
Het bepaalde in artikel 668 van het B.W. (opzeggingsvereiste voortgezette dienstbetrekkingen voor een bepaalde tijdsduur), alsmede het bepaalde in artikel 670 lid 3 en 5 van het B.W. (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid en tijdens militaire dienst), is niet van toepassing op het in dit lid bedoelde dienstverband.
1.5 Een dienstverband voor het verrichten van een bepaald karwei eindigt bij het gereedkomen van het karwei, waarvoor het dienstverband wordt aangegaan. Een dienstverband voor het verrichten van tijdelijke werkzaamheden eindigt door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van één dag, welke termijn na een dienstverband van twee maanden wordt verlengd tot zeven dagen.
Het bepaalde in artikel 668 van het B.W. (opzeggingsvereiste voortgezette dienstbetrekkingen voor een bepaalde tijdsduur), en ook het bepaalde in artikel
670 lid 3 en 5 van het B.W. (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid en tijdens militaire dienst), is niet van toepassing op het in dit lid bedoelde dienstverband.
1.6 Een dienstverband voor onbepaalde tijd eindigt door opzegging door de werkgever of de werknemer.
De werkgever zowel als de werknemer nemen daarbij de in artikel 668 B.W. bepaalde termijn en het in artikel 6 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) bepaalde in acht.
Ongeacht het in artikel 668 B.W. bepaalde geldt echter dat de termijn van opzegging tenminste één maand zal bedragen en dat de opzegging alleen tegen het einde van een maand kan geschieden.
1.7 Ongeacht het in de vorige leden bepaalde eindigt elk dienstverband van rechtswege zonder opzegging op de laatste dag van de maand, waarin de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
1.8 Het bepaalde in artikel 670 lid 3 B.W. (opzeggingsverbod wegens vervulling militaire dienstplicht) is niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Dienstrooster en Arbeidsduur
1. Dienstrooster, arbeidsduur en rusttijden
1.1 Iedere werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. Een dagdienstrooster dat een tijdvak van een week omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 40 uur per week.
b. Een 2-ploegendienstrooster zonder arbeidsuren op zaterdag, dat een tijdvak van twee aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week.
c. Een 2-ploegendienstrooster met arbeidsuren op zaterdag, dat een tijdvak van twee aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week.
d. Een 3-ploegendienstrooster dat een tijdvak van drie aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week.
e. Een volcontinurooster dat een 5-ploegendienst omvat met 6 inhaaldagen en 7 ingeroosterde dagdienstdagen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtenddienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie.
f. Een volcontinurooster dat een 7-ploegendienst omvat met 4 inhaaldagen en 3 extra roostervrije dagen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtenddienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie.
g. Een volcontinurooster dat een 7-ploegendienst met meer dan 40 dagdiensten per jaar omvat met 3 inhaaldagen en 3 extra roostervrije dagen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtenddienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie.
h. Een volcontinurooster Portiers dat een 7-ploegendienst met meer dan 40 dagdiensten per jaar omvat met 3 inhaaldagen en 3 extra roostervrije da- gen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtend- dienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie.
i. Een volcontinurooster dat een 6-ploegendienst omvat met 6 inhaaldagen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtenddienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie
j. Een ploegenrooster KAM dat een 5-ploegendienst omvat met 3 inhaaldagen en 9 extra roostervrije dagen. Voorafgaand aan een middagdienst of aansluitend aan een ochtenddienst zal 2 maal per jaar 2 uur besteed worden aan interne communicatie.
1.2 Betreffende de arbeidsduur volgens de in lid 1 vermelde dienstroosters is een aantal arbeidsduurverkortende maatregelen van toepassing, met mogelijkheden voor individuele variatie.
De regelingen voor toekenning hiervan zijn opgenomen in de “Regeling Arbeidsduur/Arbeidsduurverkorting”, in het personeelshandboek.
1.3 Incidentele overschrijdingen van de normale dagelijkse arbeidsduur tot een half uur worden geacht deel uit te maken van de in lid 1 bedoelde werkweek.
1.4
a. In een dagdienst wordt normaliter gewerkt op de eerste vijf werkdagen van de week tussen 08.00 en 16.30 uur.
b. In 2-ploegendienst wordt normaliter op de eerste vijf of op de zes werkdagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers afwisselend in een ochtenddienst en een middagdienst of nachtdienst respectievelijk in een dagdienst en een nachtdienst zijn ingedeeld.
c. In 3-ploegendienst wordt normaliter op zes werkdagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers afwisselend in een ochtend-, middag- en nachtdienst zijn ingedeeld.
d. In 5-ploegendienst en 7-ploegendienst wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt waarbij de werknemers afwisselend in een ochtend-, middag- en nachtdienst zijn ingedeeld, onderbroken door roostervrije dagen, waarbij in het 7-ploegenrooster 2 dagdienstweken zijn ingedeeld.
e. In 7-ploegendienst Portiers wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt waarbij de werknemers afwisselend in een ochtend-, middag- en nacht-dienst zijn ingedeeld, onderbroken door roostervrije dagen, waarbij 2 dag-dienstweken zijn ingedeeld, waarvan de tweede week een afwijkende dagdienst (07.00 – 15.00 uur) is.
f. In 5- ploegendienst KAM wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers afwisselend in een nachtdienst, dagdienst en afwijkende dagdienst (van 10.00 – 18.00 uur) zijn ingedeeld, onderbroken door roostervrije dagen.
1.5 Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster waarin hij zijn werkzaamheden verricht.
Overplaatsing naar een ander soort dienstrooster wordt geacht te zijn ingegaan aan het begin van de week, volgend op die waarin de overplaatsing plaatsvindt. Tewerkstelling op een roostervrije dag wordt nimmer beschouwd als een overplaatsing.
1.6 Voor algemene dienstroosterwijzigingen op het niveau van een organisatorische eenheid zal de werkgever overleg plegen met de betrokken werknemers
en behoeft hij de instemming van de Ondernemingsraad.
2. Deeltijdwerk / Deeltijdarbeid
2.1 De werkgever zal binnen een maand reageren op een verzoek van een werknemer om in deeltijd te mogen werken en zal schriftelijk de motivatie aangeven, wanneer een verzoek om deeltijdarbeid wordt afgewezen. Een afschrift hiervan zal toegezonden worden aan de OR. Ieder verzoek tot deeltijdwerk zal door de werkgever op haalbaarheid worden onderzocht. Deeltijdwerk wordt alleen toegestaan waar de vervanging van betrokkene geen problemen met zich meebrengt en waar het functioneren van de afdeling er niet door wordt belemmerd. De vorm waarin in deeltijd wordt gewerkt, kan verschillen naar gelang de behoeften van de afdeling c.q. de functie. Werken in deeltijd wordt - als het wordt toegestaan - na 1 jaar geëvalueerd; afhankelijk van de ervaringen kan dit al of niet worden verlengd.
2.2 In gezamenlijk overleg van de werkgever en de betrokken werknemer, kan besloten worden tot het verrichten van meerwerk, waarbij tot 8 uur per dag, voor zover gewerkt wordt op voor voltijdwerkers normale arbeidstijd, een beloning geldt van 100%, in principe toe te kennen in de vorm van compenserende vrije tijd. Over deze tijd is pensioenopbouw van toepassing. Indien meerwerk na de reguliere werktijden plaatsvindt is dit overwerk. Hierop is geen pensioenopbouw van toepassing.
Hoofdstuk 4 Functie-indeling, functiegroepen, salarisschalen en salarissen
1. Functiegroepen en salarisschalen
De werknemers zijn c.q. worden, op basis van de door hen uitgeoefende functies, welke zijn geclassificeerd volgens het ORBA-systeem - vermeld in de functielijst van hoofdstuk 4b artikel 6 lid 3 - ingedeeld in de hierna genoemde salarisgroepen. Elke salarisgroep omvat een schaal met een minimum, standaard maximum en maximum plus niveau. Het maximum plus niveau ligt 5% hoger dan het standaard maximum. In de schaalsalarissen zijn alle voorgaande compensaties en bijslagen verwerkt.
Voor leerplichtige werknemers geldt het bepaalde in de “Regeling leerplichtige werknemers” opgenomen in het Personeelshandboek.
2. Kundigheid, opleidingsduur en waarnemen hogere functie
2.1. Werknemers, die over de kundigheden en ervaring beschikken welke voor de vervulling van een bepaalde functie zijn vereist, worden bij tewerkstelling in die functie in de overeenkomende salarisgroep en salarisschaal geplaatst, met inachtneming van het bepaalde in het hierna genoemde lid.
2.2. Werknemers, die tijdelijk een functie waarnemen, welke hoger is ingedeeld dan in eigen functie, blijven ingedeeld in de salarisgroep en de salarisschaal welke met hun eigen functie overeenkomt.
a. De werknemer, die een functie waarneemt welke hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt per volledig waargenomen dienst, een toeslag op zijn schaalsalaris. Deze toeslag bedraagt 0,25% van het schaalsalaris.
b. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op werknemers bij wier functie-indeling reeds met waarneming in een hogere functie is rekening gehouden.
3. Functie-indeling
3.1.
a. Werknemers, die worden geplaatst in een hoger ingedeelde functie en over de voor die functie vereiste kundigheden en ervaring beschikken, worden in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. Werknemers, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek, worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
c. Werknemers, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden of als gevolg van het opheffen van functies, in een lager ingedeelde functie zullen worden geplaatst, blijven gedurende de lopende maand en de daarop volgende zes maanden, hun oorspronkelijke schaalsalaris behouden (zie verder art. 5 lid 2c van dit hoofdstuk).
d. Werknemers van 55 jaar en ouder, die als gevolg van het bovenstaande in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, ontvangen voor het tekort een persoonlijke toeslag. Deze toeslag maakt geen deel uit van het schaalsalaris, maar zal wel meegroeien met de salarisverhogingen conform artikel 6 lid 1 van dit hoofdstuk. Het bepaalde in artikel 5 lid 2c van dit hoofdstuk is van toepassing.
3.2 Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de salarisgroep, waar in zijn functie is ingedeeld en de hoogte van zijn schaalsalaris.
4. Beroepsmogelijkheden
4.1 Indien een werknemer bezwaar heeft tegen de indeling van zijn functie, op basis van de werkclassificatie, kan hij gebruik maken van de volgende beroepsprocedure:
a. De werknemer dient eerst zijn bezwaren schriftelijk in bij de personeelsdienst, nadat hij hierover overleg heeft gepleegd met zijn naaste chef.
De bezwaren dienen zoveel mogelijk door argumenten o.a. uitbreiding van werkzaamheden, onjuiste functieomschrijving enz. te worden ondersteund. De werkgever bevestigt schriftelijk de ontvangst van het bezwaar van de werknemer.
b. Indien de in het vorige lid aangegeven weg niet binnen drie maanden leidt tot een bevredigende oplossing voor de werknemer, kan de werknemer zijn bezwaar voorleggen aan de vakvereniging, waarbij hij is aangesloten. In overleg met de betrokken werknemer kan het bezwaar worden voorgelegd aan de functiedeskundigen van de vakverenigingen. Deze nemen het bezwaar in behandeling en stellen een onderzoek in, waarbij de functiedeskundigen van de werkgever aanwezig zijn.
De functiedeskundigen van de werkgever en de vakverenigingen overleggen gezamenlijk met de betrokken werknemer en de werkgever en doen dan een bindende uitspraak.
5. Toepassing van de salarisschalen
5.1 Competentiegericht belonen (de proef aangevangen per 1 april 2006 wordt voor de duur van deze overeenkomst gecontinueerd en gedurende de looptijd geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie, waarin inhoudelijke en financiële aspecten worden besproken, worden in overleg tussen partijen nader afspraken gemaakt )
a. Op basis van de beoordeling en de behaalde score op de competenties tijdens het FBO proces wordt het individueel loonsverhogingpercentage, alsmede het toepasselijke maximum bepaald zoals hieronder weergegeven.
Behaalde score op de competenties | Competentiegerichte loonsverhoging | Toepasselijke maximum |
0 – 7 punten | 0 % | Standaard maximum |
8 – 14 punten | 1 % | Standaard maximum |
15 – 20 punten | 1,5 % | Standaard maximum |
21 – 27 punten | 2 % | Standaard maximum |
28 – 35 punten | 2,5 % | Maximum plus |
De competentiegerichte loonsverhoging wordt enkel toegekend indien en voor zover het schaalsalaris lager is dan het toepasselijke maximum.
b. Afwijkende beoordeling ten opzicht van voorgaand jaar.
Bij verlaging wegens een mindere beoordeling van het geldende toepasselijke maximum plus niveau naar standaard maximum niveau geldt:
In het eerste jaar blijft het op dat moment geldende maximum plus niveau gehandhaafd. Vanaf het tweede opeenvolgende jaar wegens een mindere beoordeling start de afbouw naar het lagere toepasselijke standaard maximum niveau in 2 jaar. De afbouw wordt omgezet in een persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag wordt afgebouwd met de collectieve verhogingen als gevolg van het bepaalde in art. 6 lid 1. Deze toeslag maakt geen onderdeel uit van het pensioengevend salaris.
Bij verhoging wegens een betere beoordeling van het geldende toepasselijke maximum min niveau naar het standaard maximum niveau geldt:
In het eerste jaar blijft het op dat moment geldende maximum min niveau gehandhaafd.
Vanaf het tweede opeenvolgende jaar geldt het standaard maximum niveau.
Bij verhoging wegens een betere beoordeling van het geldende toepasselijke standaard maximum niveau naar het maximum plus niveau geldt het geldende maximum plus niveau.
c. De aanpassingen zoals genoemd in artikel 5.1a en 5.1.b vinden plaats per 1 april van ieder jaar.
5.2. Berekening van de hoogte van het schaalsalaris bij indeling in hogere of lagere salarisschaal
a. Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris 4%. De indeling in de hogere salarisschaal geschiedt op de eerste van de maand volgend op het besluit
b. Indien een werknemer door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek in een lagere salarisschaal wordt ingedeeld, blijft voor zover het nieuwe toepasselijke maximum niet wordt overschreden, het salaris ongewijzigd. De indeling in de lagere salarisschaal geschiedt op de eerste van de maand volgend op het besluit.
Indien het nieuwe salaris hoger is dan het toepasselijke maximum van de schaal waarin de nieuwe functie is ingedeeld, wordt voor het verschil tussen het oude schaalsalaris (min 4%) en het toepasselijke maximum, een persoonlijke toeslag (PT) toegekend. Deze PT wordt afgebouwd met toekomstige CAO verhogingen. Over deze PT wordt geen ploegentoeslag noch overwerk berekend, Deze toeslag maakt geen deel uit van het pensioengevend salaris. Een eventuele studie toeslag heeft geen invloed op de hoogte van deze PT.
c. Bij indeling in een lagere salarisschaal, als gevolg van bedrijfsomstandigheden of als gevolg van het opheffen van functies, als bedoeld in art.3 lid 1 onder c van dit hoofdstuk wordt hem via inschaling een schaalsalaris toegekend, dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke schaalsalaris ligt. Indien het schaalsalaris hierdoor het toepasselijke maximum overschrijdt, wordt een persoonlijke toeslag toegekend voor het verschil.
5.3 Medewerkers Verlading
a. Als gevolg van de omzetting van de voormalige tonpremie in een persoonlijke toeslag is ten behoeve van de medewerkers aan wie deze persoonlijke toeslag is toegekend het volgende van toepassing.
1. Bij werknemers, werkzaam in de afdeling Verlading, zal bij het indelen in een hogere salarisschaal tot en met salarisgroep 5 de persoonlijke toeslag niet gekort worden.
2. Werknemers in de afdeling Verlading die vanaf salarisgroep 5 in een hogere salarisschaal worden geplaatst zullen daarbij in elke salarisschaal het salaris ontvangen behorende bij het standaard maximum niveau.
3. Indien een werknemer, werkzaam in de afdeling Verlading in een hogere salarisschaal dan salarisgroep 5 wordt ingedeeld, wordt de persoonlijke toeslag met het verschil tussen het nieuwe en het oude gekort.
4. Ter stimulans, om moeite te doen een hogere functie te willen vervullen wordt bij het bereiken van elke hogere salarisgroep het oude schaalsalaris incl. persoonlijke toeslag met 1 % verhoogd.
5. Uitgangspunt is dat de persoonlijke toeslag bij het bereiken van salarisgroep 9 verdwenen is.
6. De vastgestelde persoonlijke toeslag wordt telkens met de structurele salaris verhogingen met het daarvoor geldende percentage aangepast.
7. Over de persoonlijke toeslag wordt geen overwerktoeslag en ploegentoeslag betaald.
8. De persoonlijke toeslag ter vervanging van de tonpremie (13,3% van het schaalsalaris) wordt opgenomen in het pensioenreglement hoofdregeling en pensioenreglement vroegpensioen onder de naam “de eventuele tonpremiegarantie”bij vaststelling van de bestanddelen jaarsalaris voor de berekening van de pensioengrondslag”.
b. Aan medewerkers Verlading aan wie de persoonlijke toeslag zoals bedoelt in art.5 lid 2 onder c niet wordt toegekend vindt de indeling in een hogere salarisschaal plaatst zoals is bepaald in art.5 lid 5.
5.4 Studietoeslag.
Voor de functie Aspirant Hoofdoperator wordt (indien het opleidingstraject tot Hoofdoperator wordt gevolgd) maandelijks een studietoeslag verstrekt, gekoppeld aan het vastgelegd trainingstraject.
* Voor de functie van 3e aspirant hoofdoperator bedraagt deze € 109-
* Voor de functie van 2e aspirant hoofdoperator bedraagt deze € 216,-
* Voor de functie 1e aspirant hoofdoperator bedraagt deze € 325,-
* Deze toeslag maakt onderdeel uit van het schaalsalaris.
* Deze toeslag wordt geïndexeerd met de structurele salarisverhogingen zoals bepaald in artikel 6 lid 1.
* Deze toeslag wordt telkens met de structurele salarisverhogingen met het daarvoor geldende percentage aangepast.
* Deze toeslag wordt opgenomen in het pensioenreglement hoofd- regeling en pensioenreglement vroegpensioenregeling onder de naam “Studietoeslag”.
Indien de opleiding voor de functie van Hoofdoperator staakt vanwege incompetentie, eigen verzoek of tussentijdse beëindiging van het opleidingstraject, wordt de studietoeslag afgebouwd voor zover de medewerker de bijkomende taken en verantwoordelijkheden, zoals opgenomen in de functieomschrijving van de Assistent Hoofdoperator functies, niet blijft uitoefenen.
Deze studietoeslag zal afgebouwd worden met de CAO verhogingen.
De toegekende toeslag bliljft behouden indien er uiteindelijk minder functies zijn, bijvoorbeeld door formatieve afbouw, dan waarvoor de werknemer is opgeleid.
Als overgangsmaatregel geldt dat voor de werknemer die reeds een studietoeslag ontvangt en waarvan de opleiding tot Hoofdoperator reeds is gestaakt, deze studietoeslag in 4 jaar tijd in 4 gelijke stappen wordt afgebouwd, te beginnen per 1 januari 2009.
De werknmers die onder deze overgangsregeling vallen zullen hiervan schriftelijk in kennis worden gesteld voor 15 augustus 2008.
5.5. Overgangsmaatregelen
a. Tijdens de bespreking van de CAO voor 2007 zal competentiegericht belonen daarvan opnieuw deel uitmaken. Eén van de elementen die daarbij aan bod komen is de zogenaamde ‘maximum min’ beoordeling. Dit is een afwijkende beloning ten opzichte van het voorgaande jaar en houdt het volgende in:
Bij verlaging wegens een mindere beoordeling van het geldende toepasselijke maximum geldt:
In het eerste jaar blijft het op dat moment geldende maximum niveau gehandhaafd. Vanaf het tweede opeenvolgende jaar wegens een mindere beoordeling start de afbouw naar het lagere toepasselijke maximum niveau in 2 jaar tot maximaal 95 % van het schaalsalaris. De afbouw wordt omgezet in een correctietoeslag. Deze correctietoeslag wordt afgebouwd met de collectieve verhogingen als gevolg van het bepaalde in art. 6 lid 1. Deze toeslag maakt geen onderdeel uit van het pensioengevend salaris.
De proef ‘competentiegericht belonen’ die voor de duur van deze CAO is gecontinueerd, wordt gedurende de looptijd geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zullen partijen nadere afspraken tot invoering van de systematiek maken.
b. Indien het schaalsalaris volgens de salaristabel toepasselijk per 1 april 2005 (hoofdstuk 4a punt 6.2) hoger is dan het standaard maximum
toepasselijk per 1 april 2006 wordt voor het verschil een persoonlijke ORBA toeslag toegekend per 01.04.2006.
* Deze toeslag maakt onderdeel uit van het schaalsalaris, wat inhoudt dat vaste en additionele toeslagen in de CAO hierop van toepassing zijn.
* Deze toeslag wordt geïndexeerd met de structurele salarisverhogingen zoals bepaald in artikel 6 lid 1.* Deze toeslag wordt opgenomen in het pensioenreglement hoofdregeling en pensioenreglement vroegpensioenregeling onder de naam “ORBA
toeslag”.
c. Alvorens de besprekingen omtrent competentiegericht belonen worden voortgezet zal een evaluatie hiervan aan de partijen bij het overleg worden toegezonden.
5.6 Toepassing persoonlijke toeslag
a. De persoonlijke toeslag, als gevolg van het bepaalde in art. 5 lid 2 onder c van dit hoofdstuk maakt geen deel uit van het schaalsalaris en stijgt niet mee met verhogingen van de schaalsalarissen.
b. De persoonlijke toeslag, als gevolg van het bepaalde in art. 5 lid 2 onder c van dit hoofdstuk aan werknemers van 55 jaar en ouder, maakt geen deel uit van het schaalsalaris, maar zal wel meegroeien met de loonsverhogingen conform art.6 lid 1 van dit hoofdstuk.
c. Bij herindeling in een hogere salarisschaal wordt de toeslag evenveel verminderd als het schaalsalaris stijgt.
5.7. De vastgestelde maandinkomens worden uiterlijk op de laatste dag van elke maand uitbetaald.
6. Salarissen
6.1. Loonontwikkeling
a. Per 1 april 2009 zijn de schaalsalarissen structureel verhoogd met 1,5 %.
6.2. Salaristabel
SALARISSCHAAL PER 1 APRIL 2009 YARA SLUISKIL B.V.
a. Zie salarisschalen per 1 april 2009 zoals hieronder opgenomen.
groep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
punten | 0-40 | 40½-60 | 60½-80 | 80½-100 | 100½-120 | 120½-140 | 140½-160 | 160½-180 | 180½-198 |
minimum | 1.907 | 1.982 | 2.085 | 2.219 | 2.331 | 2.452 | 2.578 | 2.685 | 2.855 |
maximum min *) | 2.034 | 2.164 | 2.303 | 2.450 | 2.607 | 2.773 | 2.952 | 3.1111 | 3.310 |
standaard maximum | 2.141 | 2.279 | 2.424 | 2.578 | 2.743 | 2.919 | 3.106 | 3.274 | 3.485 |
maximum plus | 2.248 | 2.392 | 2.546 | 2.708 | 2.881 | 3.065 | 3.262 | 3.439 | 3.658 |
*) Maximum min is optioneel tot er overeenstemming over is. |
6.3. Functielijst .
In onderstaande lijst zijn de functies vermeld per salarisgroep als bedoeld in Hoofdstuk 4 artikel 1 lid a. Het gaat hierbij om de situatie vanaf 1 september 2008.
FUNCTIERASTER PER 1 JULI 2009 VAN YARA SLUISKIL B.V.
GROEP ORBA- punten | ADMINISTRATIE | ONDERHOUDSDIENST | KAM | PRODUCTIE | LOGISTIEK EN VERLADING |
10 | |||||
0 000-000 | CO002 Meewerkend hoofd tekenkamer & CAD systeembeheerder CO011 Werkmeester storingsdienst CO012 Storingstechnicus Instrumentatie | ||||
8 | CA001 Management assistente | CO001 Tekenaar & constructeur E&I | CK005 1e Chemisch analist | CL005 Laad- en kadebaas | |
161-180 | CA003 Boekhouder | CO007 Werkvoorbereider/planner | CK007 Chemisch analist R&D | CL010 Kadecoördinator | |
CA012 Inkoper technische zaken | CO013 E&I technicus | CK008 Milieu & arbo-adviseur | |||
CA017 Teamcoördinator int. logistiek CA018 Production Process Accountant | CO015 Planner wtb CO016 Allround monteur CO019 Site planning & cost control offi- cer | CK011 Allround analist | |||
CO020 Werkvoorbereider/planner | |||||
CO021 Technical Support Assistant | |||||
7 | CA002 Productieberekenaar | CO006 E&I monteur | CK001 Chemisch analist KAM CK003 Mw arbo & gezondheid XX000 Xxxxxxxxxxxxxxx XX000 Ass.keuringsinsp. deskundige/ tekenaar constructeur wtb | CP010 Operator SIPP | CL004 Coördinatie mw logistiek |
141-160 | CA004 Financieel medewerker | CO008 Hoofdmonteur | CL009 Verladingsspecialist | ||
CA009 Medewerker voorraadbeheer | CO009 1e Bankwerker/monteur | ||||
CA016 Secretaris OR | CO014 E&I vakman | ||||
6 | CA005 Assistente V&O | CO010 Bankwerker/monteur | CK002 Secretaresse KAM | CP001 Operator ammoniak | CL001 Verladingstechnicus |
121-140 | CA014 Support mw materials handling | CO018 Tekenaar wtb CO022 Technisch adm. Medewerker | CP002 Operator ureum CP003 Operator nitraat CP009 Operator CES CP005 1e Aspirant hoofdoperator CP006 2e Aspirant hoofdoperator CP007 3e Aspirant hoofdoperator | ||
5 | CA008 Mw beeld & mediamateriaal | CO003 Secretaris Onderhoudsdienst | CK004 Beveiligingsbeambte | CP008 Secretaris ammoniak | CL006 Secretaris logistiek&verlading |
101-120 | CK009 HES assistent | CL008 Aspirant verladingstechnicus |
GROEP ORBA- punten | ADMINISTRATIE | ONDERHOUDSDIENST | KAM | PRODUCTIE | LOGISTIEK EN VERLADING |
4 81-100 | CA010 Mw voorraadadministratie | CK006 Laboratorium assistent | CL003 1e Operator verlading | ||
3 61-80 | CA006 Telefoniste & assistente ERC CA013 Medewerker interne logistiek | CL002 2e Operator verlading | |||
2 41-60 | CA011 Magazijnier | CO004 Medewerker bouwkundige dienst CO005 Chauffeur intern transport | |||
1 0-40 |
Hoofdstuk 5 Beloning van afwijkingen van het dienstrooster
1. Algemeen (voor alle diensten van toepassing)
1.1 Vervangende vrije tijd bij overwerk:
De hiervoor bedoelde overschrijdingen van de arbeidsduur zullen indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, bij voorkeur worden gecompenseerd in vrije tijd. Deze vervangende vrije tijd moet binnen twee maanden volgende op die, waarin het overwerk is verricht, worden opgenomen.
Deze vrije tijd mag echter niet worden opgenomen op zater-, zon- of feestdagen, behalve voor het volcontinu dienstrooster, indien de betrokken werknemer op een roostervrije zaterdag of zondag arbeid heeft verricht; in dit laatste geval zal de compenserende vrije tijd, voor zover de bedrijfsomstandigheden zulks toelaten, wel op zaterdag respectievelijk zondag worden opgenomen.
1.2 Verschoven uren:
Indien in opdracht van de werkgever arbeid wordt verricht op tijden welke gelegen zijn buiten de roostertijdstippen en buiten de tijdstippen waarop de wisseling van ploeg plaatsvindt, zonder dat daardoor de normale dagelijkse arbeidsduur volgens het dienstrooster wordt overschreden, wordt daarvoor een toeslag op het schaalsalaris gegeven.
1.3 Uren tekort bij verschoven uren:
Indien een werknemer als gevolg van verschoven uren minder uren werkt dan hij volgens zijn oorspronkelijke dienstrooster had moeten werken, zal dit urentekort niet behoeven te worden ingehaald.
1.4 Wettelijk voorgeschreven rusttijd:
Wettelijk voorgeschreven rusttijd, nodig geworden door overschrijding van de arbeidstijd, wordt tot een maximum van een halfuur als overwerk betaald, tenzij er sprake is van een vergoeding voor extra opkomen zoals in artikel 1.lid 6 onder a. omschreven is.
1.5 Toeslag verschoven uren per gewerkt uur:
maandag t/m zaterdag 0,29 % van het schaalsalaris zondag 0,58 % van het schaalsalaris
feestdag 1,16 % van het schaalsalaris
Indien een werknemer in de 5-ploegendienst op een roosterdag dienstdag toch in ploegendienst moet werken, is deze regeling verschoven uren van toepassing.
Noot: (dit is niet van toepassing op de 6 en 7 ploegendienst in verband met het feit dat bij de 7 ploegendienst de 29% ploegentoeslag behouden blijft)
1.6 Vergoeding voor extra opkomen:
a. Indien een werknemer in opdracht of op verzoek van de werkgever voor het verrichten van overwerk in een etmaal een extra reis van huis naar het bedrijf moet maken, ontvangt hij een vergoeding over het schaalsalaris van:
maandag t/m zaterdag 1,50 % van het schaalsalaris zondag 2.00 % van het schaalsalaris
feestdagen 3.00 % van het schaalsalaris
b. De werknemer heeft geen aanspraak op de onder a. van dit lid geregelde vergoeding indien:
1. speciale voorzieningen zijn getroffen voor het extra opkomen
2. de extra reis een gevolg is van overplaatsing naar een andere ploeg.
2. Dagdienst
2.1. Algemeen
a. De schaalsalarissen of maandinkomens, bepaald op grond van hoofdstuk 4, worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale functievervulling in dagdienst gedurende een kalendermaand. Bijzondere beloningen in de vorm van toeslagen op het schaalsalaris maandinkomen of in de vorm van incidentele extra beloningen worden slechts toegekend indien een groter beroep op de werknemer wordt gedaan dan uit een normale functievervulling in dagdienst voortvloeit.
b. Onder normale functievervulling wordt mede verstaan incidentele overschrijdingen van de normale dagelijkse arbeidsduur tot een halfuur.
c. Werknemers in dagdienst, die moeten invallen in ploegendienst, worden beloond volgens "verschoven uren" art.1 lid 2 van dit hoofdstuk, totdat zij in ploegendienst worden geplaatst.
Daartoe geconsigneerde medewerkers van E&I ontvangen daarenboven een toeslag van 6% per week van het maandinkomen zoals in art.3 lid 9 van dit hoofdstuk is geregeld.
Wanneer in opdracht van de werkgever arbeid wordt verricht waardoor de normale dagelijkse arbeidsduur volgens dienstrooster wordt overschreden of gewijzigd geldt de volgende regeling.
2.2 Invallen in ploegendienst:
Dit wordt betaald als verschoven uren (art.1 lid 5 van dit hoofdstuk).
2.3 Overwerk per gewerkt uur:
Deze overwerkuren kunnen zowel aansluiten aan de weekse werkdag als vallen op een zaterdag, zondag en feestdag en worden als volgt beloond:
maandag t/m zaterdag 0,87 % van het schaalsalaris zondag 1,16 % van het schaalsalaris
feestdag 1,74 % van het schaalsalaris
2.4 Opgenomen compenserende vrije tijd:
Deze wordt in mindering gebracht voor uren op:
maandag t/m vrijdag: 0,58 % van het schaalsalaris
Indien de werknemer zulks wenst, moet het overwerk worden uitbetaald.
2.5 Incidenteel gewerkte uren:
Incidenteel gewerkte uren op maandag tussen 00.00 uur en 06.00 uur worden per gewerkt uur extra beloond met een toeslag van 0,58 % van het schaalsalaris.
2.6 Slaapuren dagdienst:
Onverminderd het in de bovenstaande tekst is bepaald (dus zonder dat er een mindering plaatsvindt in de hiervoor omschreven overwerkbepalingen) dat de overwerkuren van een werknemer in dagdienst die zijn gewerkt op uren die vallen tussen 22.00 uur en de aanvang van de dagdienst, doch hiermee begon voor 05.00 uur, plus 1 uur aangeduid worden als slaapuren. De periode waarbinnen slaapuren genoten kunnen worden is 12 uur na het beëindigen van het overwerk gerekend van af de aanvang van de dagdienst, met een maximum van 8 uur.
Deze slaapuren kunnen uitsluitend worden opgenomen tussen de aanvang en het einde van de dagdienst volgende op de hier bedoelde overschrijding.
Niet of niet tijdig opgenomen slaapuren vervallen zonder dat de werkgever gehouden is tot betaling van enige vergoeding.
2.7 Uren tekort bij slaapuren:
Indien een werknemer in de dagdienst, tengevolge van overwerk en de daaruit voortvloeiende slaapuren op 14.00 uur of later zijn normale arbeid zou moeten beginnen, zal hij die dag niet meer behoeven op te komen.
3. Ploegendienst
3.1 Algemeen
a. De schaalsalarissen of maandinkomens, bepaald op grond van hoofdstuk 4a en b, vermeerderd met de daarbij van toepassing zijnde ploegentoeslag, worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale functievervulling in ploegendienst gedurende een kalendermaand. Bijzondere beloningen in de vorm van toeslagen op het schaalsalaris of maandinkomen of in de vorm van incidentele extra beloningen, worden slechts toegekend indien een groter beroep op de werknemer wordt gedaan dan uit een normale functievervulling in ploegendienst voortvloeit.
b. Onder normale functievervulling wordt mede verstaan incidentele overschrijdingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een halfuur of minder.
c. De beloning van roosterarbeid op feestdagen geschiedt uitsluitend volgens de bepalingen van artikel 3.8 van dit hoofdstuk.
d. Wettelijk voorgeschreven rusttijd, nodig geworden door overschrijding van de arbeidstijd, wordt tot een maximum van een halfuur als overwerk betaald, behalve wanneer er sprake is van vergoeding voor extra opkomen, tenzij het in artikel 1lid 6 onder a. van dit hoofdstuk bepaalde van toepassing is.
Wanneer in opdracht van de werkgever arbeid wordt verricht waardoor de normale dagelijkse arbeidsduur volgens dienstrooster wordt overschreden of gewijzigd geldt de volgende regeling.
3.2 Vergoeding voor ploegwisselen:
a. Werknemers in ploegendienst, die anders dan door eigen toedoen overgeplaatst worden naar een andere ploeg of dienst, ontvangen daarvoor per overgang een eenmalige toeslag van 2,32% respectievelijk 1,74% van het schaalsalaris, indien de rust tussen de twee wachten 8 uur respectievelijk meer dan 8 uur bedraagt.
b. Bij terugplaatsing wordt deze toeslag alleen dan opnieuw betaald, indien de terugplaatsing geschiedt nadat de werknemer gedurende zeven diensten in de afwijkende ploeg of dienst heeft gewerkt, een en ander met inachtneming van het in hoofdstuk 3 artikel1 lid 4 bepaalde.
c. Indien een werknemer in 5-ploegendienst op een roosterdagdienst toch in ploegendienst moet werken, is de regeling verschoven uren van toepassing.
3.3 Slaapuren ploegendienst
De werknemer in ploegendienst, die in aansluiting op zijn roosterdienst overwerk moet verrichten gedurende meer dan vier uur, heeft recht op doorbetaald verzuim over de uren, waarmede deze vier overuren worden overschreden. Als het overwerk van een werknemer in ploegendienst vier uur of korter duurt, dan wel zijn eerstvolgende dienst later dan negen uur na het beëindigen van deze arbeid aanvangt, ontstaat geen recht op slaapuren. (In dit geval zijn de uren om aan de negen uur rust te komen wel slaapuren.)
3.4 Toeslag inhaaldagen per gewerkt uur:
De werknemer in 5 en 7 ploegendienst ontvangt een toeslag voor werken op een op een zaterdag, zondag of een feestdag vallende inhaaldag. Hiervoor wordt de volgende toeslag gegeven:
op zaterdag: 0,29% van het schaalsalaris op zondag: 0,58% van het schaalsalaris op een feestdag: 1,16% van het schaalsalaris Deze toeslag kan niet worden omgezet in vrije tijd.
Voorts ontvangt de werknemer in 5 en 7-ploegendienst een toeslag voor het werken op niet minstens 3 dagen tevoren geplande inhaaldagen.
De toegekende vergoeding bedraagt:
op maandag t/m vrijdag: € 11,34 op zaterdag: € 22,69 op zon- en feestdagen: € 34,03
3.5 Opgenomen compenserende vrije tijd
Deze wordt in mindering gebracht voor uren
op maandag t/m vrijdag 0,58 % van het schaalsalaris op zaterdag 0,87 % van het schaalsalaris
op zondag 1,16 % van het schaalsalaris
Indien de werknemer zulks wenst, moet het overwerk worden uitbetaald.
3.6 Ploegendiensten
3.6.1. 2-ploegendienst
Ploegentoeslag: 10% van het schaalsalaris
Overwerk per gewerkt uur: maandag t/m zaterdag 0,87% van het schaalsalaris (aansluitende aan de werkdag zondag 1,16% van het schaalsalaris en op roostervrije dagen) feestdag 1,74% van het schaalsalaris
Incidenteel gewerkte uren op maandag tussen 00.00 uur en 06.00 uur worden per gewerkt uur extra beloond met een toeslag van 0,58 % van het schaalsalaris.
3.6.2. 2-ploegendienst met lapweek
Ploegentoeslag: 13,89% van het schaalsalaris
Overwerk per gewerkt uur: maandag t/m zaterdag 0,87 % van het schaalsalaris (aansluitend aan de werkdag zondag 1,16 % van het schaalsalaris en op roostervrije dagen) feestdag 1,74 % van het schaalsalaris
Incidenteel gewerkte uren op maandag tussen 00.00 uur en 06.00 uur worden per gewerkt uur extra beloond met een toeslag van 0,58 % van het schaalsalaris.
3.6.3. 3-ploegendienst (Verlading, driewekelijks rooster) Ploegentoeslag: 19% van het schaalsalaris
Overwerk per gewerkt uur: maandag t/m zaterdag 1,16 % van het schaal-
salaris
(aansluitend aan de werkdag zondag 1,45 % van het schaal- salaris
en op roostervrije dagen) feestdag 2,03 % van het schaal- salaris
Incidenteel gewerkte uren op maandag tussen 00.00 uur en 06.00 uur worden per gewerkt uur extra beloond met een toeslag van 0,58 % van het schaalsalaris.
Door de verhoging van de ploegentoeslag van 16,25% naar 19% is de PT met betrekking tot de afgeschafte tonpremie (hoofdstuk 4a lid 5.3a2 en 4b lid 5.3a2) evenredig verlaagd.
Indien de ploegentoeslag van 19% om welke reden dan ook verminderd wordt, zal de PT, zoals hiervoor omschreven, weer aangevuld worden tot het percentage van het salaris, als wanneer geen verhoging van de ploegentoeslag zou hebben plaatsgevonden.
Afgezegde diensten
- Wanneer een medewerker in de semi-continudienst voor een bepaalde dienst in overwerk wordt besteld en de dienst gaat wegens onvoorziene omstandigheden niet door of duurt tot maximaal 2 uur, zal er een vergoeding plaats vinden van totaal 2 overuren tegen de vergoeding van het voor die dag geldende overurentarief.
- Wanneer de dienst na 2.1/2 of meer uren overwerk wordt beëindigd zal er geen vergoeding plaats vinden wegens afgezegde dienst.
De beslissing voor het beëindigen van de dienst berust ten allen tijde bij de afdelingsleiding.
Afzegging van de geplande dienst dient te geschieden minimaal 2 uur voor aanvang van de dienst.
3.6.4. 5-ploegendienst (volcontinu)
Ploegentoeslag: 29 % van het schaalsalaris
Overwerk per gewerkt uur:
(aansluitend aan de werkdag of op roostervrije dagen als de inhaaldagen nog niet zijn gepresteerd. In dat laatste geval vindt er ook een vergoeding voor extra opkomen plaats)
maandag t/m zaterdag 0,87% van het schaalsalaris zondag 1,16% van het schaalsalaris
feestdag 1,74% van het schaalsalaris
Opkomen op roostervrije dag (mits alle inhaaldagen zijn gepresteerd) per gewerkt uur:
maandag t/m vrijdag 1,16% van het schaalsalaris zaterdag 1,45% van het schaalsalaris
zondag 1,74% van het schaalsalaris feestdagen 2,32% van het schaalsalaris
Er is pas sprake van werken op roostervrije dagen, indien op 7 (vanaf 1-1-2006 te lezen: 6) zogenaamde inhaaldagen is gewerkt, welke zijn vermeld in hoofdstuk 3 artikel1 lid 1 sub f en in de “Regeling Arbeidsduur/Arbeidsduurverkorting” in het Personeelshandboek.
3.6.5. 5-ploegendienst (KAM)
Ploegentoeslag: 21 % van het schaalsalaris (vanaf 01-10-2008)
Overwerk per gewerkt uur:
(aansluitend aan de werkdag of op roostervrije dagen als de inhaaldagen nog niet zijn gepresteerd. In dat laatste geval vindt er ook een vergoeding voor extra opkomen plaats)
maandag t/m zaterdag 0,87% van het schaalsalaris zondag 1,16% van het schaalsalaris
feestdag 1,74% van het schaalsalaris
Opkomen op roostervrije dag (mits alle inhaaldagen zijn gepresteerd) per gewerkt uur:
maandag t/m vrijdag 1,16% van het schaalsalaris zaterdag 1,45% van het schaalsalaris
zondag 1,74% van het schaalsalaris feestdagen 2,32% van het schaalsalaris
Er is pas sprake van werken op roostervrije dagen, indien op 3 zogenaamde inhaaldagen is gewerkt, welke zijn vermeld in hoofdstuk 3 artikel1 lid 1 sub i en in de “Regeling Arbeidsduur/Arbeidsduurverkorting” in het Personeelshandboek.
3.6.6. 7-ploegendienst (volcontinu)
Ploegentoeslag: 29 % van het schaalsalaris
Overwerk per gewerkt uur:
(aansluitende aan de werkdag of op roostervrije dagen als de inhaaldagen nog niet zijn gepresteerd. In dat laatste geval vindt er tevens een vergoeding voor extra opkomen plaats)
maandag t/m zaterdag 0,87 % van het schaalsalaris zondag 1,16 % van het schaalsalaris
feestdagen 1,74 % van het schaalsalaris
Opkomen op roostervrije dag (mits alle inhaaldagen zijn gepresteerd) per gewerkt uur:
maandag t/m vrijdag 1,16 % van het schaalsalaris zaterdag 1,45 % van het schaalsalaris
zondag 1,74 % van het schaalsalaris
feestdagen 2,32 % van het schaalsalaris
Er is pas sprake van werken op roostervrije dagen, indien op 4 danwel 3 zogenaamde inhaaldagen is gewerkt, welke zijn vermeld in hoofdstuk 3 artikel 1 lid 1 sub f en g en in de “Regeling Arbeidsduur/Arbeidsduurverkorting”, welke is opgenomen in het Personeelshandboek.
3.7 Afbouw Ploegentoeslag
Werknemers, jonger dan 55 jaar, die anders dan door eigen toedoen, dan wel op eigen verzoek worden overgeplaatst uit de ploegendienst naar een met een lager percentage beloond dienstrooster, ontvangen in afwijking van het bepaalde onder lid 3.6 van dit hoofdstuk, de percentages van de ploegentoeslag zoals neergelegd in sub a t/m d van dit lid.
a. Indien zij korter dan zes maanden in ploegendienst hebben gewerkt: de bij het oorspronkelijke dienstrooster behorende ploegentoeslag tot het eind van de lopende maand.
b. Indien zij langer dan zes maanden, doch korter dan drie jaar in ploegendienst hebben gewerkt:
de ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke dienstrooster gedurende de lopende en de daarop volgende vijf maanden.
c. Indien zij langer dan drie jaar, doch korter dan vijf jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke dienstrooster gedurende de lopende maand en de daarop volgende 5 maanden, plus gedurende:
2 maanden: 80% 1 maand: 40%
2 maanden: 60% 1 maand: 20% van deze ploegentoeslag.
d. Indien zij langer dan vijf jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke dienstrooster gedurende de lopende maand en de 5 daaropvolgende maanden plus gedurende:
- 4 maanden: 80%
- 4 maanden: 60%
- 3 maanden: 40%
- 3 maanden: 20%
van deze ploegentoeslag.
Bij de toepassing van deze afbouwregeling wordt de oorspronkelijke ploegen toeslag gefixeerd op het geldsbedrag ten tijde van de overplaatsing.
Werknemers van 55 jaar en ouder, die in opdracht van het bedrijf worden overgeplaatst uit de ploegendienst, maar nu met een lager percentage beloond dienstrooster, behouden het bedrag van de bij het oorspronkelijke dienstrooster behorende toeslag, welke mee zal groeien met de algemene loonaanpassingen op grond van het vermelde in hoofdstuk 4a en b artikel 6.1. (zie ook hoofdstuk 7 artikel 1 "Oudere werknemers".)
3.8 Beloning feestdagen
a. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: nieuwjaarsdag, de beide paasdagen, jaarlijks 5 mei voor zover deze dag door de overheid als dag ter viering van de nationale bevrijding wordt aangemerkt, 30 april, hemelvaartsdag, de beide pinksterdagen en de beide kerstdagen.
b. Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden de zon- en feestdagen geacht te lopen volgens dienstrooster.
c. Op zon- en feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in het volcontinudienstrooster betreft volgens het geldende dienstrooster.
d. Werknemers in 3-ploegendienst hebben ten alle tijde recht op evenveel uren vrij als zij volgens dienstrooster op een feestdag, als bedoeld in sub a van dit lid, zouden hebben moeten werken.
Ten aanzien van het vrijaf geven voor de nachtdienst is het de werkgever geoorloofd, in overleg met de ondernemingsraad, hetzij incidenteel, hetzij permanent, een zodanige regeling te treffen dat de nachtdienst vrijaf heeft:
- of de wacht aanvangende op de avond voor de feestdag,
- of de wacht aanvangende op de avond van de feestdag.
Voor de op een feestdag als voren bedoelde gewerkte uren, alsmede voor de gewerkte uren in de nachtdienst voorafgaande aan een feestdag, zal dan echter een toeslag van 0,58% van het schaalsalaris worden betaald.
e. Indien op een niet op zaterdag of zondag vallende feestdag niet behoeft te worden gewerkt, wordt het maandinkomen doorbetaald.
f. Werknemers in een volcontinudienstrooster die volgens dienstrooster op een hen geldende feestdag arbeid moeten verrichten, ontvangen over de maand, waarin die feestdag valt, een toeslag per op die feestdag gewerkt uur op:
zaterdag of zondag: 1,16% van hun schaalsalaris maandag tot en met vrijdag: 0,58% van hun schaalsalaris.
Voor het werken in de nachtdienst (22.00 - 06.00 uur) op 24 december (kerstnacht) en 31 december (oudejaarsnacht) wordt deze toeslag uitbetaald, in plaats van voor het werken in de nachtdienst beginnend op 26 december en de nachtdienst beginnend op 1 januari.
3.9 Uitzonderingen en bijkomende bepalingen
Consignatie: voor bedrijfsverpleegkundigen, voor werknemers betrokken bij het aan- en afmeren van schepen en voor E&I werknemers gevraagd voor het vervangen van E&I ploegendienstwerknemers.
Voor het van dienst zijn van de betrokken werknemers geldt de volgende regeling:
⬝ Per geheel weekeinde dat betrokkene beschikbaar moet zijn, wordt een vergoeding toegekend van 3% van het schaalsalaris.
⬝ Indien betrokkene in een weekeinde alleen op zaterdag beschikbaar moet zijn, bedraagt de vergoeding 1,25% van het schaalsalaris.
⬝ Indien betrokkene in een weekeinde alleen op zondag beschikbaar moet zijn, bedraagt de vergoeding 1,75% van het schaalsalaris.
⬝ Indien betrokkene op een op maandag t/m vrijdag vallende feestdag beschikbaar moet zijn, bedraagt de vergoeding 2% van het schaalsalaris.
⬝ Indien betrokkene beschikbaar moet zijn in een weekeinde, waarin ook een feestdag valt, bedraagt de vergoeding voor dat weekeinde 4% van het schaalsalaris.
⬝ Voor het van dienst zijn van de medewerkers van de medische dienst op dagen van maandag t/m vrijdag geldt een vergoeding van 0,6% van het schaalsalaris per dag.
⬝ Voor E&I werknemers zijn de vergoedingspercentages dezelfde als in dit artikel bepaald, namelijk 6% per week van het maandinkomen.
3.10 13e maand (Regeling uitkering ineens)
Aan een werknemer, die op 1 december tenminste 12 kalendermaanden bij de werkgever in dienst is, wordt uitgekeerd: een bedrag gelijk aan een maand- inkomen.
Indien de werknemer op deze datum tenminste 6, doch nog geen 12 kalender maanden bij de werkgever in dienst is: zoveel 12e gedeelten van voornoemd maandinkomen, als de dienstbetrekking kalendermaanden heeft geduurd.
Indien de werknemer op deze datum nog geen zes kalendermaanden in dienst is, zal na zes maanden zoveel 12e gedeelten van voornoemd maandinkomen worden betaald als de dienstbetrekking voor 1 december kalendermaanden heeft geduurd.
Indien de werknemer ontslag neemt, dan wel wordt ontslagen, zal hem op het moment van vertrek voor zover zijn dienstverband tenminste zes kalendermaan- den heeft geduurd, zoveel 12e gedeelten van voornoemd maandinkomen betaald worden, als de dienstbetrekking kalendermaanden heeft geduurd na 1 december.
Indien de werkgever gebruik maakt van zijn recht ingevolge artikel 677 lid 3. van het B.W., kan het te claimen bedrag verminderd worden met de ingevolge deze regeling te verkrijgen uitkering.
1. Waar in deze regeling wordt gesproken van "kalendermaanden", in verband met het antwoord op de vraag of de betrokken werknemer recht heeft op de volledige uitkering of op een gedeeltelijke uitkering, zal uitsluitend rekening worden gehouden met volle kalendermaanden. Slechts bij de berekening van de hoogte van het bedrag van een gedeeltelijke uitkering zullen ook kalendermaanden, waarin de betrokkene meer dan 15 dagen in werkelijke dienst is geweest, als volle maanden worden geteld.
2. Voor een werknemer, die op de uitkeringsdatum door ziekte of ongeval niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, zal het gestelde onder 1. van toepassing blijven gedurende maximaal twee jaren van arbeidsongeschiktheid, zulks met dien verstande, dat de uitkering in elk geval niet verder zal worden voortgezet dan tot het moment, waarop de betrokkene de 65-jarige leeftijd bereikt.
Hoofdstuk 6 Vakantie, Vakantietoeslag en Afwezigheid
1. Vakantie
1.1.
a. De werknemer heeft per vakantiejaar recht op een vakantie van respectievelijk in totaal:
- 25 dagen indien de werknemer 1 tot en met 5 dienstjaren heeft
- 27 dagen indien de werknemer 6 tot en met 10 dienstjaren heeft
- 28 dagen indien de werknemer 11 of meer dienstjaren heeft.
Voor het berekenen van de vakantierechten geldt het aantal dienstjaren dat aan het begin van het vakantiejaar is bereikt.
b. Het vakantiejaar loopt van 1 januari t/m 31 december van enig jaar.
c. Indien de werknemer nog geen vol vakantiejaar in dienst is van de werkgever, geldt dat per maand dienstverband 1/12 gedeelte van het voor hem volgens lid 1.a. van dit artikel geldende vakantierecht verworven wordt.
d. In afwijking van het bepaalde onder a. en c. van dit lid zal, indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
e. Van de vakantie zullen twee dienstweken aaneengesloten worden genoten. De werknemer heeft evenwel recht op 3 kalenderweken aaneengesloten vakantie, daarbij inbegrepen weekenddagen en eventueel roostervrije dagen, vast te stellen in overleg met de afdelingsleiding.
1.2. In afwijking van de in artikel 1 lid 1.a. genoemde vakantie hebben niet leerplichtige werknemers, die op 1 januari de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, recht p in totaal 26 dagen c.q. diensten vakantie.
Voor leerplichtige werknemers geldt het bepaalde in de “Regeling leerplichtige werknemers”, welke is opgenomen in het personeelshandboek.
1.3. De peildatum voor de vaststelling van de leeftijd en de berekening van de duur van et dienstverband is 1 januari van het lopende kalenderjaar.
Het desbetreffende aantal dienstjaren dient bij dezelfde werkgever te zijn doorgebracht.
Cumulatie van leeftijds- en dienstjarenvakantie vindt niet plaats.
1.4. De werkgever bepaalt - na instemming met de ondernemingsraad - het tijdstip, waarop de aaneengesloten vakantie zal worden genoten.
1.5. Snipperdagen kunnen worden genoten op een datum naar keuze van de werknemer, met dien verstande echter dat de werkgever, wanneer een zo groot aantal werknemers een bepaalde dag zou uitkiezen, dat de goede gang van het bedrijf er door in gevaar zou komen, bevoegd is de keuze van de werknemer te weigeren.
De werkgever is bevoegd - in overleg met de ondernemingsraad - een termijn van maximaal vijf dagen te stellen, binnen welke een verzoek tot het verkrijgen van een snipperdag moet worden gedaan.
Aan een werknemer, werkzaam in de nachtdienst, zullen - met inachtneming van het hiervoor bepaalde - op zijn verzoek slechts snipperdagen worden toegestaan, wanneer het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, met dien
verstande dat in de nachtdienst van zaterdag op zondag niet meer dan één snipperdag per jaar mag worden opgenomen.
1.6. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking van de werkzaamheden
a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris heeft.
b.
1. Het onder a. bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
- ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door opzet van de werkne mer,
- het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aan zien van de landsverdediging of openbare orde,
- het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst,
- het genieten van xxxxxx, gebaseerd op in een vorige dienstbetrek king xxxxxxxxx doch niet opgenomen verlof
- onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband, zwangerschap of bevalling.
In deze gevallen worden nog vakantierechten verworven over 12 maanden, waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur van de onderbreking uit de respectieve oorzaken tezamen geteld wordt.
2. Indien een onderbreking der werkzaamheden, als bedoeld onder 1. van dit sub-lid, in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mede in aanmerking genomen.
3. Over het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het in artikel 1 lid 1 sub c. van dit hoofdstuk bepaalde van overeenkomstige toepassing.
4. De verworven vakantierechten in de onder 1. van dit sub-lid genoemde gevallen vervallen, indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd, alvorens de arbeid is hervat.
c. De niet-leerplichtige werknemer, die op 1 januari van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, verwerft vakantierechten over de tijd, welke hij besteedt aan het volgen van onderricht, waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.
1.7. Samenvallen van vakantierechten met bepaalde andere dagen, waarop geenarbeid wordt verricht (zie onder afwezigheid en bij ziekte)
a. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen, genoemd in lid 6. sub b. onder 1. en sub c.van dit artikel, alsmede in artikel 3 lid 2 sub f., g., h., i. en k. van dit hoofdstuk, gelden niet als vakantiedagen.
b. Indien een van de in sub a. genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens een vastgestelde vakantie- of snipperdag, zullen de dagen, waarop die verhindering zich voordoet, wel als vakantiedagen worden geteld, indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde
vakantie- of snipperdag aan de werkgever heeft medegedeeld, dat die verhindering zich zou voordoen.
In afwijking hiervan is het in de gevallen van artikel 3 lid 2. sub f., g., h., i. en k. van dit hoofdstuk, ook mogelijk de mededeling te doen onmiddellijk na afloop van de vakantie- of snipperdag.
Dit vereiste van voorafgaande mededeling geldt evenmin indien de verhindering te wijten is aan ziekte van de werknemer, deze ziekte krachtens de bepalingen van de ziektewet is vastgesteld en de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid was beperkt, dat de bedoeling van de vakantie in genen dele tot haar recht kon komen.
c. De werkgever en de werknemer stellen in onderling overleg vast, op welk tijdstip de aan de werknemer ingevolge het sub a. en b. bepaalde nog toekomende vakantie- of snipperdagen alsnog zullen worden genoten.
1.8. De werknemer heeft voor elke vakantiedag en elke snipperdag recht op een vergoeding van het gederfde maandinkomen.
1.9.
a. Bij aangezegde beëindiging van het dienstverband in de loop van het jaar wordt aan de betrokken werknemer voor de hem eventueel nog toekomende vakantie, berekend op grond van lid 1. van dit artikel, een vergoeding in geld gegeven berekend op basis van het bepaalde in lid 8 van dit artikel.
b. De opzeggingstermijn zal niet eenzijdig worden bestemd voor het opnemen van vakantie.
c. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit, waaruit blijkt de duur van de vakantie zonder behoud van salaris, welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
1.10. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
1.11. Vervangende schadevergoeding
Rechten op het genieten van vakantiedagen kunnen behoudens het in lid 9. sub
a. van dit artikel bedoelde geval nimmer worden vervangen door een schadevergoeding in geld.
1.12. Uitvoeringsbepalingen
a. De werknemer in 5-ploegendienst kan in zijn vakantie (snipperdagen) niet meer dan drie zaterdagen en drie zondagen opnemen.
De zaterdagen en de zondagen worden voor wat betreft de toepassing van dit artikel geacht te lopen van 06.00 uur tot de volgende dag 06.00 uur.
b. Onder de sub a. van dit lid bedoelde drie zaterdagen c.q. drie zondagen kan per vakantiejaar ten hoogste één feestdag opgenomen worden, indien het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet.
Indien van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wordt, zal de beloning geschieden als ware er op een zondag vrijaf genomen.
c. Indien een werknemer in 5-ploegendienst nog geen vol vakantiejaar een dienstverband heeft, geldt ter uitvoering van het onder a. van dit lid gestelde:
4 diensten: 1 zaterdag
6 diensten: 1 zaterdag + 1 zondag
10 diensten: 2 zaterdagen + 1 zondag
12 diensten: 2 zaterdagen + 2 zondagen
15 diensten: 3 zaterdagen + 2 zondagen 17 of meer diensten: 3 zaterdagen + 3 zondagen
2. Vakantietoeslag
2.1.
a. De werknemer, die ten tijde van de uitbetaling een vol jaar in dienst van de werkgever is, ontvangt - ter gelegenheid van de aaneengesloten vakantie - in de maand mei een vakantietoeslag.
b. Deze vakantietoeslag bedraagt 8% van het jaarinkomen.
Voor werknemers van 22 jaar en ouder geldt - op jaarbasis bezien – een minimum van € 1898,-.
Voor werknemers beneden de 22 jaar geldt op jaarbasis bezien een minimum van:
16 jaar: 40% 19 jaar: 70%
17 jaar: 50% 20 jaar: 80%
18 jaar: 60% 21 jaar: 90%
Onder jaarinkomen wordt verstaan 12x het inkomen volgens rooster over de maand mei.
Bij overplaatsing naar een ander soort dienstrooster, wordt voor de toeslag over het dagdienstinkomen het inkomen van de maand mei als basis genomen. De vakantietoeslag over de ploegentoeslag zal proportioneel worden vastgesteld op basis van de laatstgenoten ploegendiensttoeslag.
c. Wat betreft de werknemer, die arbeidsongeschikt is en een uitkering ontvangt ingevolge de WAO en AAW, geldt uitsluitend het bepaalde in de “Regeling Arbeidsongeschiktheid”, welke is opgenomen in het personeelshandboek.
2.2 De werknemer die op bovenbedoeld tijdstip nog geen vol jaar in dienst van de werkgever is, ontvangt een evenredig gedeelte van deze toeslag.
Hetzelfde geldt wat betreft de werknemer wiens dienstbetrekking in de loop van het geldende vakantiejaar eindigt.
Het bepaalde in artikel 12 lid 1 onder c. is over de berekening van overeenkomstige toepassing.
3. Afwezigheid
Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 629 B.W. bepaalde geldt het volgende:
3.1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemers is het in hoofdstuk 7 artikel 2 bepaalde van toepassing
3.2. In de volgende gevallen heeft de werknemer, indien hij door de betreffende gebeurtenis de bedongen arbeid noodzakelijkerwijs niet heeft kunnen verrichten, aanspraak op verzuim met behoud van salaris gedurende de voor ieder geval gestelde tijd.
Voor de toepassing van de bepalingen in dit sub-lid wordt met gehuwd of met echtgenoot/echtgenote gelijkgesteld: niet gehuwde personen van verschillend of van gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat alsmede de geregistreerde partners.
In dit kader wordt onder huwelijk ook het geregistreerd partnerschap verstaan. Bij geregistreerd partnerschap gaat het om een vorm van samenleven die wettelijk is geregeld voor twee mensen van gelijk of verschillend geslacht, die daarnaast formeel bij een ambtenaar van de burgerlijke stand wordt geregistreerd en vrijwel dezelfde gevolgen (uitgezonderd de familierechtelijke betrekkingen met kinderen) heeft als het huwelijk.
a. bij ondertrouw van de werknemer: gedurende één dag,
b. bij huwelijk van de werknemer: gedurende drie dagen
c. bij huwelijk van één der ouders, kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, zwagers of schoonzusters: gedurende één dag,
d. bij priesterwijding van een zoon of bij de grote professie van een kind of pleegkind: gedurende één dag,
e. bij 25-, 40-, 50-, 55-, 60-, 65- en 70-jarige bruiloft van de werknemer, zijn ouders of schoonouders: gedurende de dag waarop de viering plaatsvindt,
f. na de bevalling van de partner binnen een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont: 2 dagen kraamverlof,
g. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e), alsmede van eigen inwonende (te weten tot het gezin behorende) kinderen van de dag van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis,
h. bij overlijden van één der ouders, schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, alsmede van andere inwonende familieleden: gedurende één dag, alsmede gedurende één dag bij de begrafenis, indien de plechtigheid wordt bijgewoond, met dien verstande dat aan de werknemer die ten genoegen van de werkgever kan aantonen, dat hij met de regeling van de begrafenis is belast, verzuim met behoud van salaris zal worden verleend van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis, doch ten hoogste gedurende vier dagen,
i. bij begrafenis van één der broers, zusters, zwagers, schoonzusters, grootouders of kleinkinderen: gedurende één dag, indien de plechtigheid wordt bijgewoond,
j. bij militaire inspectie of bij het vervullen van andere militaire verplichtingen, voor zover door de overheid geen vergoeding wordt verleend: gedurende de daarvoor benodigde tijdsduur met een maximum van één dag,
k. bij de uitoefening van de kiesbevoegdheid of bij het vervullen van andere buiten de schuld van de werknemer opgelegde burgerlijke verplichtingen, voor zover daarvoor door de overheid geen
vergoeding wordt verleend, voor zover nodig gedurende maximaal twee uur,
l. in dit lid worden onder zwagers en schoonzusters uitsluitend verstaan broers en zusters van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer xxxxxx als zijn (haar) huwelijk in stand blijft,
m. werknemers in de nachtdienst zullen bij de in dit lid genoemde gevallen, zowel voor als na het buitengewoon verlof vrij kunnen zijn.
n. Bezoek aan huisarts, tandarts en specialist:
1. Huis- en tandarts
Zoveel mogelijk zal er door de werknemer bij het maken van afspraken met huis- en tandarts naar gestreefd moeten worden deze afspraken buiten werktijd plaats te laten vinden.
In geval van noodzakelijk bezoek aan huis- of tandarts wordt het verzuim vergoed tot ten hoogste één uur, terwijl daarnaast het verzuim voor de heen- en terugreis vergoed wordt tot ten hoogste een half uur per reisrichting voor werknemers die 10 km of minder van het bedrijf wonen en tot ten hoogste één uur per reisrichting voor werknemers die méér dan 10 km van het bedrijf wonen.
2. Specialist
In geval van noodzakelijk bezoek aan een specialist, op verwijzing van de huisarts, wordt het verzuim vergoed:
- tot ten hoogste een halve dag; indien een specialist bezocht wordt in de provincies Zeeland, Antwerpen, Oost- en West- Vlaanderen,
- tot ten hoogste een volle dag; indien een specialist bezocht wordt in andere provincies.
Uiteraard geldt ook hier dat afspraken met specialisten zoveel mogelijk buiten werktijd dienen plaats te vinden.
Betaald verzuim onder bijzondere omstandigheden
3.3. Onder bijzondere omstandigheden kan de werkgever betaald verzuim toestaan; in andere gevallen dan hierboven vermeld c.q. langer verzuim toestaan dan in de hierboven genoemde gevallen vermeld, indien hij de afwezigheid van de werknemer wegens zodanige omstandigheden gerechtvaardigd acht.
3.4. Het bepaalde in artikel 628 B.W., met betrekking tot de doorbetaling van salaris, is in de daar bedoelde gevallen van kracht in zoverre dat de werkgever niet gehouden is salaris door te betalen in de volgende gevallen:
a. De invoering van een verkorte werkweek (een zogenaamde 0-uren-week daaronder begrepen), mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd.
Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende.
b. De verlenging van een vergunning tot het aanhouden van een verkorte werkweek (een zogenaamde 0-urenweek daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging, die ten aanzien van de aantallen erbij betrokken werknemers en/of het aantal uren dat verkort zal worden
gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven sub 2 omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakverenigingen tijdig, dat wil zeggen tenminste één week voor het ingaan van de verlenging daarvan mededeling doet.
In de gevallen, waarin het salaris moet worden doorbetaald, wordt daaronder verstaan het maandinkomen, tenzij partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst een afwijkende regeling treffen.
Hoofdstuk 7 Diverse regelingen en afspraken
1 Oudere Werknemers
1.1. Uitsluitend op eigen verzoek bestaat in het kader van het leeftijdsbeleid en de participatie verhogende maatregelen voor werknemers die onderstaande leeftijd hebben bereikt, de mogelijkheid hun werktijd als volgt te verminderen:
57-jarigen: 2 dagen per jaar,
58-jarigen: 4 dagen per jaar,
59-jarigen: 7 dagen per jaar,
60-jarigen: 10 dagen per jaar, 61-jarigen en ouder: 15 dagen per jaar,
De aan het eind van het contractjaar niet opgenomen uren vervallen. Bepalend voor het in aanmerking komen van deze faciliteit is de leeftijd die bereikt wordt tijdens de duur van het contractjaar.
Over de niet gewerkte tijd zal het maandinkomen voor 85% worden doorbetaald.
Met de werkgever zal worden overlegd op welke wijze van deze regeling gebruik gemaakt zal worden, op voorwaarde dat deze uren in ieder geval niet mogen worden opgenomen in de periode van 1 juni tot 1 september.
Bij ziekte vervallen deze uren zonder verdere compensatie. Werken op vrije uren, dagen of diensten volgens bovenstaande regeling geeft geen aanspraak op overwerkvergoeding.
1.2. Werknemers van 61 jaar en ouder kunnen eenmalig deelnemen aan een cursus ter voorbereiding op de pensionering met een maximum van vijf dagen, welke genoten kunnen worden uit de in lid 1 vermelde dagen, waarbij 100% van het salaris zal worden doorbetaald.
1.3.
a. Werknemers van 55 jaar en ouder zullen op hun verzoek worden ontheven van de verplichting tot het verrichten van overwerk.
Onder overwerk wordt in dit verband verstaan, indien meer uren moeten worden gewerkt dan het normale rooster aangeeft, op voorwaarde dat dat het werken op roostervrije dagen in geen geval als overwerk wordt aangemerkt.
b. Werknemers van 55 jaar en ouder en werkzaam in dagdienst zullen zonder hun toestemming niet in een ploegendienstrooster worden geplaatst.
1.4.
a. Werknemers van 55 jaar en ouder, die in opdracht van het bedrijf worden overgeplaatst uit de ploegendienst, maar nu met een lager percentage beloond dienstrooster, behouden het bedrag van de bij het oorspronkelijke dienstrooster behorende toeslag, welke mee zal groeien met de algemene loonaanpassingen op grond van het vermelde in hoofdstuk 4a en b, artikel 6.1.
b. Werknemers van 55 jaar en ouder, die onder bepaalde omstandigheden, zoals opheffing van de functie, wijziging van de opleidingseisen, reorganisatie van een of meer afdelingen, in een lager beloonde functie
en/of in een dienstrooster met een lagere of geen ploegentoeslag worden geplaatst, behouden hun inkomen. De werknemer wordt dan een persoonlijke toeslag toegekend, welke mee zal groeien met de verhogingen, op grond van het bepaalde in hoofdstuk 4a en b, artikel 6.1.
c. Werknemers van 55 jaar en ouder van wie, op grond van een individuele sociale dan wel medische indicatie in redelijkheid niet meer kan worden geëist te werken in een functie en/of in een 3- of 5-ploegendienstrooster, die/dat zijn_lichamelijke of geestelijke capaciteiten te bovengaat, kunnen zulks ter beoordeling van de werkgever, in een lager beloonde functie en/of in een dienstrooster met een lagere of geen ploegentoeslag worden geplaatst en behouden hun inkomen in dezelfde zin als bedoeld in 4.a. van dit artikel.
d. Werknemers van 55 jaar en ouder, die als gevolg van het bepaalde in art. 5 lid 3 onder c van hoofdstuk 4a en lid 5.2c van hoofdstuk 4b in een lagere salarisschaal worden geplaatst en voor wie het toekennen van functiejaren niet toereikend is, ontvangen voor het tekort een persoonlijke toeslag. Deze toeslag maakt geen deel uit van het schaalsalaris, maar zal wel meegroeien met de loonsverhogingen conform art.6 lid 1 van hoofdstuk 4a en b.
Bij herindeling in een hogere salarisschaal c.q. bij de toekenning van de verhoging ingevolge de functiejarenschaal wordt de toeslag evenveel verminderd als het schaalsalaris stijgt.
e. Voor medewerkers van 55 jaar en ouder die uit de ploegendienst worden overgeplaatst naar een dienst met een lagere of geen ploegentoeslag geldt de volgende regeling.
Op het moment van verval of vermindering van de ploegendiensttoeslag worden de volgende bedragen vastgesteld:
a. het bedrag aan ouderdomspensioen waarop de deelnemer reglementair volgens de pensioenregeling aanspraak zou hebben verkregen, indien de deelnemer tot de pensioendatum in dienst zou zijn gebleven met handhaving van de ploegentoeslag op dat moment;
b. het bedrag aan ouderdomspensioen dat op het moment van verval of vermindering van de ploegentoeslag reeds is opgebouwd op basis van reeds doorgebrachte ploegentoeslagjaren.
Minimaal houdt de deelnemer aanspraak op bedrag b.
50% van (a minus b) 75% van (a minus b) 100% van (a minus b)
dan wordt de onder 2 genoemde aanspraak verhoogd met:
Bedraagt op het moment van verval of vermindering van de ploegendiensttoeslag het aantal opgebouwde ploegentoeslagjaren:
10 of meer, maar minder dan 15 15 of meer, maar minder dan 20 20 of meer
De verhoging van weduwen-, weduwnaars-, partner- en wezenpensioen wordt als in de artikelen 7, 8, 9 en 10 van het pensioenreglement
omschreven, afgeleid van het ouderdomspensioen op grond van de ploegentoeslagregeling.
Voor deze ploegentoeslagregeling is de deelnemer geen bijdrage verschuldigd. Deze regeling is in werking getreden op 1 april 2001.
f. Op werknemers van 60 jaar en ouder, waarvoor - zulks ter beoordeling van de werkgever - geen zinvolle overplaatsing binnen de onderneming mogelijk is, is de in het Personeelshandboek opgenomen "Non- activiteitsregeling" van toepassing.
2 Loondoorbetaling, aanvulling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
2.1 Loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij de eerste ziektedag voor 1 januari 2004 ligt.
Indien een werknemer tengevolge van verzuim, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag voor 1 januari 2004 ligt, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet (zoals die luidden tot 1 januari 2004), de Wet arbeid en zorg en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voor zover hierna niet anders is bepaald”.
Indien na afloop van het ziektewetjaar de WAO-uitkering niet of later ingaat bij wijze van een door de UWV opgelegde sanctie aan de werkgever, dan zal de aanvulling op de verplichte loondoorbetaling tot 100% worden gecontinueerd. De totale periode van loondoorbetaling/aanvulling tot 100% van het maandinkomen zal maximaal 104 weken bedragen.
De procedure ziekteverzuim binnen Yara Sluiskil B.V. zal conform de Wet Verbetering Poortwachter worden aangepast. Bij de tweede beoordeling (second opinion) wordt het loon aan 100% doorbetaald. Tevens wordt in geval een externe herplaatsing succesvol is en de arbeidsovereenkomst verbroken wordt, een uitkering gegeven conform de volgende tabel:
AO | kantonrechterformule c =1 |
0 – 15% | 100% |
15 – 25% | 80% |
25 – 35% | 70% |
35 – 45% | 60% |
45 – 55% | 50% |
55 – 65% | 40% |
65 – 80% | 27,5% |
80 – 100% | 0% (minimaal 3 maandinkomens) |
2.2 Loondoorbetaling en aanvulling bij verzuim waarbij de eerste ziektedag op of na 1 januari 2004 ligt.
Indien een werknemer ten gevolge van verzuim, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW,
de Ziektewet (zoals die luiden vanaf 1 januari 2004), de Wet arbeid en zorg, de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheids verzekering (WAO)/Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) bestaande uit onder meer de IVA (Inkomensvoorziening bij volledige Arbeids- ongeschiktheid) en de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) voor zover hierna niet anders is bepaald.
1. Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende dagloon op grond van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (WFSV) worden doorbetaald.
2. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, bovenop de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen.
3. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende dagloon op grond van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (WFSV), worden doorbetaald.
4. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, bovenop de wettelijke loondoorbetaling, zijnde 70% van het maandinkomen, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen ingeval voldaan wordt aan de voorschriften van de Wet verbetering poortwachter. Om te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de wettelijke voorschriften, is een procedure uitgewerkt, genaamd “Poortwachterstoets”. Deze procedure is beschreven in het personeelshandboek, hoofdstuk 5: Verzuimbegeleiding en Arbeidsongeschiktheid.
5. Onder maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het maandinkomen dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest.
6. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
a. Door opzet arbeidsongeschikt is geworden,
b. Arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie gestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd,
c. Zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd,
d. Zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht,
e. Zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen om passende arbeid te verrichten,
f. Zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van aanpak tot reïntegratie.
Loondoorbetaling en de aanvullingen op te schorten dan wel aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer, die:
g. Xxxx niet houdt aan de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte; aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
h. Weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van het UWV;
i. Weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is geworden.
Indien de werknemer de in de onderneming geldende voorschriften bij ziekte niet nakomt, heeft de werknemer geen aanspraak op een evenredig deel van de vakantietoeslag.
Daarnaast kan de werkgever de werknemer een sanctie opleggen indien de werknemer de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte niet naleeft.
2.3
De werkgever biedt de werknemer met ingang van 1 juni 2006 een collectieve verzekeringsmogelijkheid aan voor de dekking van de verschillende mogelijke vormen van inkomensachteruitgang als gevolg van de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die op 1 januari 2006 is ingevoerd. Meer informatie aangaande de verzekering wordt beschreven in het personeelshandboek, hoofdstuk 5: Verzuimbegeleiding en Arbeidsongeschiktheid.
2.4 Wet Verbetering Poortwachter
De procedure ziekteverzuim binnen Yara Sluiskil B.V. zal conform de Wet Verbetering Poortwachter worden aangepast. Bij de tweede beoordeling (second opinion) wordt het loon aan 100% doorbetaald. Tevens wordt in geval een externe herplaatsing succesvol is en de arbeidsovereenkomst verbroken wordt, een uitkering gegeven conform de volgende tabel:
AO | kantonrechterformule c =1 |
0 – 15% | 100% |
15 – 25% | 80% |
25 – 35% | 70% |
35 – 45% | 60% |
45 – 55% | 50% |
55 – 65% | 40% |
65 – 80% | 27,5% |
80 – 100% | 0% (minimaal 3 maandinkomens) |
3. Pensioenregeling
3.1. In het bedrijf van de werkgever bestaat een pensioenregeling waaraan de deelname, voor de werknemer voor onbepaalde tijd aangesteld, verplicht is op de grondslag van de desbetreffende toetredingsvoorwaarden.
3.2. Per 1 januari 2008 is een Defined Benefit (DB) pensioenregeling op basis van middelloon van kracht geworden voor medewerkers geboren na 01.01.1950. De inhoud van deze regeling is vastgelegd in de overeenkomst tussen CAO partijen van 30 januari 2008.
Wijzigingen ten aanzien van de inhoud van deze regeling en of werknemersbijdrage kan alleen plaatsvinden in overleg tussen partijen
4 Regeling Vroegpensioen
Xxxxxxxxxxxxx (geldig voor medewerkers geboren voor 01.01.1950)
a. Vanaf 1 januari 1998 is een Regeling Vroegpensioen ingevoerd. De rechten hiertoe worden opgebouwd vanaf de leeftijd van 45 jaar en leidt tot een uitkering van 75% van het laatstgenoten xxxxxxxxx nadat de leeftijd van 61 jaar en 8 maanden is bereikt.
Vroegpensioen jaren worden in het kader van de Pensioenregeling als dienstjaren gerekend. De kosten van de regeling Vroegpensioen komen voor rekening van de werkgever.
b. In plaats van een uitkering gedurende 3 jaar en 4 maanden van 75%, kan de werknemer kiezen om op een eerder tijdstip gebruik te maken van deze regeling vroegpensioen, doch niet eerder dan de leeftijd van 60 jaar. Indien de werkgever of de werknemer wenst dat de werknemer op een latere leeftijd dan 61 jaar en 8 maanden gebruik maakt van de regeling vroegpensioen, is dit slechts mogelijk als de werkgever en de werknemer in overleg daarmee instemmen.
c. Individuele spaarmogelijkheden zijn o.a, verkoop van adv-dagen, salaris, 13e maand, enz. (dagen 5% van het maandinkomen).
d. Wijzigingen in de regeling vroegpensioen worden in overleg tussen cao- partijen vastgesteld.
Het reglement van de regeling vroegpensioen wordt separaat door het Pensioenfonds gedistribueerd.
5 Spaarloonregeling
De werknemer kan, mits in enig kalenderjaar niet wordt deelgenomen aan de levensloopregeling, als deelnemer toetreden tot de in de onderneming van de werkgever geldende spaarregeling volgens de “Regeling Spaarloon”, welke is opgenomen in het Personeelshandboek.
6. Compensatie premiespaarregeling
Aan werknemers die op 16 december 2002 deelnamen aan de premiespaarregeling zal het maximum bruto jaarbedrag van € 615,- worden toegekend, met de mogelijkheid om het, binnen het kader van de vroegpensioenregeling, voor de individuele spaarregeling beschikbaar te stellen.
7. Er is een regeling zwangerschaps- en bevallingsverlof, welke is opgenomen in het personeelshandboek.
8. Zorgverzekering
8.1. De werkgever heeft vanaf 1 januari 2006 via de Stichting BGZC (Belangenverenging Grensoverschrijdend Zorg Collectief) voor haar werknemers een collectief contract tegen de geldelijke gevolgen van medische kosten afgesloten bij Avero Achmea. De uitvoeringsbepalingen hiervan zijn opgenomen in het personeelshandboek.
8.2. De verzekerde werknemer en zijn daarvoor in aanmerking komende gezinsleden kunnen zich verzekeren middels een basisverzekering op restitutiebasis voor noodzakelijke zorg, een en ander overeenkomstig de bepalingen van de betreffende polis, waarnaar hier wordt verwezen. Aangezien de verzekering op restitutiebasis is afgesloten dient de werknemer zelf zorg te dragen dat de rekeningen bij de verzekeraar worden ingediend.
8.3. Aan de werknemer wordt de mogelijkheid geboden om op basis van algehele acceptatie een aanvullende verzekering (start, extra, royaal of excellent pakket) bij Avero Achmea af te sluiten. De hiervoor verschuldigde premie is voor rekening van de werkgever.
8.4. Bij deelname aan de collectiviteit bij Xxxxx Xxxxxx heeft de in Nederland wonende werknemer (ook de vroegpensioen genietende) alsmede de echtgenote/partner recht op een werkgeversbijdrage van € 650 per verzekerde per jaar. Per verzekerd in Nederland wonend kind van 18 tot 23 jaar, en in België wonend kind van 0 tot 23 jaar bedraagt de werkgeversbijdrage € 350 per jaar. Tevens geldt er een aanvullende vergoeding van € 500 per jaar voor medewerkers bij toetreding tot de vroegpensioenregeling ter compensatie van de ‘Inkomensafhankelijke premie’ welke voor rekening van de vroeggepensioneerde komt.
8.5 . Werknemers die woonachtig zijn in België zijn verplicht zich in Nederland tegen dezelfde tarieven te verzekeren. Gezinsleden en kinderen dienen zich te verzekeren in het woonland bij een Belgische mutualiteit. Er geldt een aanvullende overgangsregel voor alle Belgische werknemers die reeds per 1 januari 2006 in dienst van werkgever waren.
9. Veiligheid, gezondheid en milieu (VGM)
9.1. De werkgever treft in het bedrijf alle passende maatregelen, welke nodig zijn ter uitvoering van de wettelijke voorschriften inzake de Arbowet, alsmede bijkomende maatregelen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu en de bedrijfsvoorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu, alsmede aan de naleving van deze voorschriften door de werknemers.
9.2. De werkgever erkent het recht van de werknemer op een veilige arbeidsplaats en treft de nodige maatregelen teneinde deze veilige arbeidsplaats te verwezenlijken. Hij kan echter niet volledig garant zijn dat de werknemer geen schade aan persoon en goed zal lijden. De werkgever is gehouden de werknemer op de hoogte te stellen van de te onderkennen specifieke gevaren, welke in diens arbeidssituatie optreden en van de veiligheidsmaatregelen die met het oog daarop getroffen worden en ziet toe op de naleving van de veiligheidsvoorschriften. De werkgever zal ten sterkste bevorderen dat onderzoek wordt verricht naar de toxische eigenschappen van de stoffen, die in de productieprocessen van de onderneming worden gebruikt en waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze stoffen gevaar voor de gezondheid van de werknemer zouden kunnen opleveren. De werkgever draagt zorg voor periodieke medische keuringen van de werknemers, die daarvoor in aanmerking komen.
9.3. Ter uitvoering van het in lid 1. gestelde, heeft de werkgever de navolgende maatregelen getroffen:
a. de instelling van een veiligheidsdienst,
b. de instelling van een bedrijfsgeneeskundige dienst,
c. de aanstelling van een milieudeskundige.
9.4. Naast de regelmatige uitwisseling van informatie wordt jaarlijks een veiligheidsverslag uitgebracht, dat na in de ondernemingsraad te zijn behandeld, ook aan de orde wordt gesteld in de doorgaans tweemaal per jaar in iedere afdeling met het personeel - in aanwezigheid van de vertegenwoordigers in de ondernemingsraad - te houden veiligheidsvergadering, waarin overigens alle kwesties de veiligheid betreffende, aan de orde kunnen worden gesteld. Eenmaal per jaar zal de ondernemingsraad door de milieudeskundige van de activiteiten op milieugebied op de hoogte worden gebracht.
9.5. Procedure bij toepassing handhavingsbeleid
De werkgever legt duidelijke regels vast en communiceert deze naar alle medewerkers aangaande het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Door middel van borden worden de verschillende veiligheidszones aangegeven en via een of meerdere pictogrammen de grootste gevaren binnen het gebied, alsmede de voor een bepaalde veiligheidszone geldende verboden en de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen.
In overleg met, en onder goedkeuring van de Ondernemingsraad van Xxxx Xxxxxxxx B.V., is tevens een handhavingsbeleid opgesteld dat de mogelijkheid biedt om handhavend op te treden bij het herhaaldelijk overtreden van de voorschriften.
Het handhavingsbeleid, dat werd ingevoerd per 1 november 2003, maakt deel uit van het personeelshandboek van Xxxx Xxxxxxxx B.V.
Met de vakorganisaties zal jaarlijks het handhavingsbeleid worden besproken.
10. Ingeleende arbeidskrachten
10.1. De werkgever draagt in zijn onderneming - zonder voorafgaand overleg met de ondernemingsraad - aan ingeleende arbeidskrachten geen werkzaamheden op, welke naar hun aard door de werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht; een en ander voor zover die werkzaamheden niet van een dergelijke omvang zijn, dat verwacht mag en kan worden dat deze met het dan bestaande werknemersbestand onder normale werkcondities niet tijdig, zulks gemeten naar de normen van een behoorlijke en efficiënte bedrijfsvoering, uitgevoerd kunnen worden.
Onder "ingeleende arbeidskracht" wordt in dit verband verstaan de natuurlijke persoon, die anders dan ter uitvoering van respectievelijk in het kader van een door de werkgever met een derde gesloten aannemingsovereenkomst, werkzaamheden verricht in de onderneming van de werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.
10.2. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden zal de werkgever slechts gebruik maken van hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten in de zin van de wet op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, indien degene die deze arbeidskrachten ter beschikking stelt in het bezit is van een vergunning als vereist krachtens de wet.
10.3.
a. De werkgever zal tewerkstelling van elke vreemde werknemer afzonderlijk beperken tot ten hoogste zes maanden achtereen.
b. Een volgende periode met tewerkstelling van dezelfde werknemer zal niet eerder aanvangen, dan na een periode van de helft van de duur van de voorafgaande tewerkstelling, zulks met een minimum van een maand.
Bij kortstondige piekwerkzaamheden kan hiervan - in overleg met de ondernemingsraad - worden afgeweken.
c. Tewerkstelling voor een langere termijn van maanden is slechts mogelijk in uitzonderlijke situaties en indien zowel de ondernemingsraad als de vakverenigingen zich daarmede tevoren akkoord verklaard hebben.
10.4 Wanneer de werkgever aan de ondernemingsraad aantoont dat er sprake is van:
a. aanneming van werk, indien de werkzaamheden door personeel, in dienst van de betreffende aannemer, en waarbij:
- de aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk,
- de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van de aannemer staan,
b. collegiaal uitlenen zonder winstoogmerk,
c. werkzaamheden door werknemers in dienst van de leverancier ter zake van montage, ingebruikstelling en onderhoud van een geleverd product, is het in de leden 2. en 3. bepaalde niet van toepassing.
In dat geval zal de werkgever de ondernemingsraad niettemin informeren omtrent:
- naam en adres van de aannemer aan wie de werkzaamheden zijn opgedragen,
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden.
10.5 De werkgever zal het gebruik van ingeleende arbeidskrachten tot het uiterste beperken. Tenminste tweemaal per jaar zal het algemeen beleid ter zake in de ondernemingsraad worden besproken onder mededeling van de gevraagde relevante informatie.
11. Ondernemingsraad
In de onderneming van de werkgever is een ondernemingsraad ingesteld als be- doeld in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).
12. Vorming en scholing van jeugdig personeel
Aan niet-leerplichtige werknemers tot en met 18 jaar wordt, indien en voor zover zij deelnemen aan vakonderwijs dan wel aan cursussen van erkende vormings- instituten, maximaal een dag per week vrijaf, met behoud van salaris gegeven;
een en ander conform de “Regeling Vorming en Vakopleiding jeugdige werknemers (wel en niet leerlingstelsel)”, welke is opgenomen in het personeelshandboek.
13. Uitkering bij overlijden
Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de drie daaropvolgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van het overlijden van de werknemer toekomt, ingevolge de Ziektewet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
De langstlevende der echtgenoten van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde of bij ontstentenis van deze de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen.
Met gehuwd of echtgenoot/echtgenote worden gelijk gesteld:
Niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan:
Het laatstelijk genoten salaris, vermeerderd met ploegentoeslag, beloningen voor overwerk, voor zover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen. Geen uitkering is verschuldigd, indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de ZW/WAO/AAW.
14. Buitengewone verhoudingen
14.1 In geval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigingen in deze overeenkomst aan de orde te stellen.
14.2 In geval tussen partijen verschil van mening bestaat over de vraag of er inderdaad sprake is van ingrijpende veranderingen in de algemeen sociaal- economische verhoudingen in Nederland, zal over deze vraag binnen 4 weken een advies aan de Stichting van de Arbeid worden gevraagd, dat partijen zal binden.
14.3 Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen twee maanden nadat deze aan de orde zijn gesteld, geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij, welke de wijzigingen heeft voorgesteld, gerechtigd deze collectieve arbeidsovereenkomst met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle partijen op te zeggen.
14.4 Xxxx Xxxxxxxx B.V. zal meewerken aan een fiscaal vriendelijke verrekening van de vakbondscontributie.
15. Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd.
Partijen betrokken bij het overleg over de vernieuwing van de CAO van Xxxx Xxxxxxxx
B.V. in Sluiskil hebben geconstateerd dat bepalingen in deze CAO zijn opgenomen die een onderscheid maken op grond van leeftijd.
Partijen zijn van mening dat ten tijden van het tot stand komen van deze bepalingen voldoende objectieve gronden aanwezig waren tot het maken van onderscheid op basis van leeftijd in deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Ook zijn zij van mening dat deze objectieve gronden nog steeds aanwezig zijn. Zij zien dan ook voor alsnog geen redenen deze CAO bepalingen te herzien.
16. Reiskostenvergoeding
Vanaf 1 april 2008 is de reiskostenvergoeding gewijzigd. De reisafstand is daarbij aangepast en gelimiteerd tot een maximum van 50 kilometer voor enkele reis. Ook de vergoedingsbedragen zijn aangepast.
De overeengekomen bedrageen voor de reiskosten vergoeding zijn opgenomen in het Personeelshandboek.
17. WGA premie
De gedifferentieerde WGA premie wordt voor de duur van deze overeenkomst volledig door de werkgever betaald en derhalve niet verhaald op de werknemer.
18. Vakbondscontributie
De werkgever faciliteert de mogelijkheid tot de fiscaal vriendelijke verrekening van de vakbondscontributie. Deze mogelijkheid wordt geboden zolang deze verrekening fiscaal is toegestaan. In het Personeelshandboek zijn de hierover gemaakte afspraken opgenomen.
19. Levensloopregeling
Werkgever faciliteert individuele deelname van de werknemer aan de levensloopregeling. De aanvraag van levensloopverlof voorafgaande aan de pensionering kan niet door werkgever worden geweigerd. Het levensloopreglement is opgenomen in het Personeelshandboek. Deelname aan de levensloopregeling is niet mogelijk indien de werknemer in enig kalenderjaar deelneemt aan de spaarloonregeling.
20. Protocol afspraken
a. Levensfase bewust personeelsbeleid (LBPB)
De paritaire werkgroep in het kader van het (verder) ontwikkelen van Levensfase bewust personeelsbeleid heeft tussentijds verslag gedaan van haar activiteiten. De werkgroep zet haar activiteiten voort en zal gedurende de looptijd van deze overeenkomst rapporteren aan CAO partijen.
b. Arbeidstijdenwet (ATW)
Het huidige regime van de oude arbeidstijdenwet wordt gecontinueerd tot het moment waarop partijen hierover nadere afspraken hebben gemaakt. Voor de volledigheid blijven eerder gemaakte individuele en CAO afspraken op dit punt onverkort van kracht.
c. Arbeidstijdmanagement (ATM)
De paritaire werkgroep in het kader van het flexibiliseringvraagstuk start haar activiteiten gedurende de looptijd van deze CAO. Deze werkgroep zal ondermeer de onderwerpen die tijdens de CAO onderhandelingen door elk van de partijen zijn ingebracht bespreken. Deze werkgroep zal gedurende de looptijd van deze overeenkomst rapporteren aan CAO partijen.
d. Collectieve WIA-hiaat verzekering
Vanaf 1 juni 2006 is een collectieve verzekeringsmogelijkheid voor de dekking van de verschillende mogelijke vormen van inkomensachteruitgang ingevoerd. Op basis van een evaluatie van deze verzekeringsmogelijkheid door Xxxxxx Xxxxxx is besloten om per 1 juli 2009 de totale premie te verlagen van 1,5 % van het jaarinkomen naar 1% van het jaarinkomen. De werknemerspremie wordt dientengevolge verlaagd van 1% naar 0,67% en de werkgeverspremie van 0,5% verlaagd naar 0,33%. De reden voor deze verlaging ligt in het feit dat de
actuariele voorziening ruimschoots toereikend is voor de huidige arbeidsongeschikten en langdurige zieken.
e. Afspraak
Partijen zijn overeengekomen dat indien zich in het kader van de Wet Verbetering Pootwachter een situatie in de zin van Hoofdstuk 7 artikel 2 (Loondoorbetaling, aanvulling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid) voordoet en waarbij overgegaan wordt tot een uitkering bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, afstemming tussen partijen plaatsvindt.
f. Inhaaldagen
Het voorstel van de vakbonden om bij overschrijding van de arbeidsduur kostenneutraal inhaaldagen te verrekenen met ERD-dagen wordt doorgeschoven naar de werkgroep ATM.
g. AWVN-werkgeversbijdrageregeling
De AWVN-werkgeversbijdrageregeling zal gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gecontinueerd.
h. Maintenance-premies
Besloten is om in verband met de complexiteit van het onderwerp met het betrokken personeel te overleggen om te komen tot een voorstel welke bij de volgende Cao- onderhandelingen zal worden besproken.
i. Competentiegericht belonen
Er zal een paritaire werkgroep worden opgericht die zal bekijken op welke wijze het compentiegericht beloningssysteem voor medewerkers die op het maximum van hun salarisschaal worden beloond verder kan worden geoptimaliseerd.
j. WAJONG
Xxxx Xxxxxxxx zal twee stageplaatsen ter beschikking stellen.
k. Loonontwikkeling
In het geval de inflatie (CPI Alle huishoudens,referte-periode april-april gedurende de looptijd van deze CAO uitkomt boven de 1,5% salarisaanpassing, zoals geregeld in hoofdstuk 4, artikel 6, Salarissen, lid 1, zal dit in april 2010 worden gecompenseerd.
l. Compensatie zorgverzekering gepensioneerden
Vanaf 2009 zijn hierover afspraken gemaakt met de belangenvereniging (gepensio- neerden) en is dit middels een overeenkomst tussen Yara en belangenvereniging vastgelegd.
Aldus overeengekomen en getekend ter respectieve woonplaatsen:
Partij ter ene zijde: Partij ter andere zijde:
Xxxx Xxxxxxxx B.V. FNV Bondgenoten
te Sluiskil te Utrecht
Directie: voorzitter,
secretaris,
CNV BedrijvenBond te Utrecht voorzitter,
secretaris,
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening
te Culemborg voorzitter,
secretaris,