Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.06 d.d. 18 maart 2021 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. X.X. xxx Xxxxxx en J.W. Wagenaar).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift d.d. 3 juni 2020 van betrokkene;
- een aanvullend klaagschrift d.d. 17 juni 2020;
- een verweerschrift d.d. 15 juli 2020 van de deelnemer;
- de schriftelijke repliek d.d. 21 september 2020;
- de schriftelijke dupliek d.d. 6 oktober 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 15 februari 2021 te Amsterdam.
Op de zitting is betrokkene verschenen en namens de deelnemer de heer [X]. Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van contract (nummer ******590) ter zake van een aflopend krediet.
Betrokkene acht de registratie disproportioneel.
2.2. De deelnemer voert gemotiveerd verweer. De klacht is ongegrond en de registratie niet disproportioneel.
2.3. Op hetgeen partijen hebben gesteld in de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek, wordt in de beoordeling voor zover nodig ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een aflopend krediet (nummer ******590). De registratie kent een A op 7 augustus 2018 en een werkelijke einddatum op 25 mei 2019.
3.2. Betrokkene heeft in mei 2015 het aflopend krediet afgesloten voor een bedrag van (bruto) EUR 9.653. Dit bruto leenbedrag bestaat uit het netto leenbedrag van EUR 8.145 te vermeerderen met de contractuele rente over de looptijd van het contract.
3.3. In juli 2015 wordt de eerste incasso van een betalingstermijn gestorneerd. De maanden daarna tot 2016 betaalt betrokkene regelmatig de afgesproken termijn. In januari en mei 2016 vindt weer een stornering van de maandtermijn plaats waarna de betalingsproblemen in dat jaar toenemen. Vanaf september 2016 betaalt betrokkene weer regelmatig de maandtermijn en in mei 2019 is de schuld geheel terugbetaald. De deelnemer heeft in augustus 2017 een A geregistreerd, waarvoor zij betrokkene heeft gewaarschuwd middels een vooraankondiging.
3.4. Betrokkene klaagt niet over de juistheid van de geregistreerde A, maar er bestaat twijfel of deze wel technisch juist is. Op 6 augustus 2018 heeft betrokkene twee maandtermijnen betaald, terwijl de vooraankondiging van 30 juli 2018 melding maakt van een achterstand van drie maanden. Op de vraag of er op 7 augustus 2018 wel sprake was van een registreerbare achterstand heeft de deelnemer ter zitting geen antwoord kunnen geven. Dit kan verder in het midden blijven vanwege de hierna te noemen belangenafweging die de Commissie heeft gemaakt.
Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
3.5. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen
van aankopen of financiering van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.6. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie, bijvoorbeeld in de vorm van een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
3.7. Betrokkene heeft geen concreet belang gesteld bij verwijdering van de registratie, in die zin dat de registratie verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten, maar betrokkene vindt registratie bij het BKR stigmatiserend en daarmee heeft betrokkene voor schrapping van de registratie voldoende belang gesteld. De vraag is of dit belang zo zwaar weegt, dat de belangenafweging in zijn voordeel uitvalt. Daarvoor spelen ook de overige omstandigheden van de zaak een rol.
3.8. Xxxx staat dat betrokkene betalingsproblemen kende. Deze betalingsproblemen zijn veroorzaakt althans zijn mede in de hand gewerkt doordat betrokkene heeft moeten procederen tegen zijn ex- werkgever om achterstallig salaris te ontvangen. De eerste helft van 2016 heeft betrokkene geen salaris ontvangen en in die periode manifesteerden zich ook de betalingsproblemen. Dat zijn omstandigheden die zich bevinden in de risicosfeer van betrokkene, en in die zin verwijtbaar zijn maar het geeft op zijn minst het beeld dat sprake was van incidentele wanbetaling en niet van structurele wanbetaling. Dat is relevant en wordt bevestigd door het feit dat betrokkene geen andere negatieve registraties heeft.
3.9. Nadat de betalingsproblemen waren ontstaan heeft betrokkene zich niet onttrokken van zijn betalingsverplichting maar heeft hij geprobeerd blijvend daaraan te voldoen, met dien verstande dat een aantal betalingen – vermoedelijk wegens ontoereikend saldo – zijn gestorneerd waardoor de achterstand toenam. Toen zijn persoonlijke situatie het weer toestond, vanaf september 2016, heeft betrokkene het krediet regelmatig afbetaald waardoor het voor de contractueel bepaalde, verwachte einddatum geheel is afgelost. Het is opmerkelijk dat de deelnemer is overgegaan tot registratie van de A in een periode dat betrokkene regelmatig betaalde en ook regelmatig meer betaalde om de achterstand in te lopen.
3.10. De financiële situatie van betrokkene is thans gezond zoals hij voldoende heeft onderbouwd. De kans op herhaling lijkt gering.
3.11. Al met al heeft de Commissie niet de indruk gekregen dat potentiële kredietverstrekkers blijvend moeten kunnen kennis nemen van de registratie bij een afweging om aan betrokkene krediet te verstrekken. De feiten laten geen andere conclusie toe dan dat betrokkene incidenteel betalingsproblemen heeft gekregen. Hij heeft contact onderhouden met de deelnemer en is zoveel mogelijk blijven doorbetalen. Slechts een betrekkelijk korte periode kon hij niet goed nakomen. Niet is gebleken van andere betalingsproblemen die zouden duiden op een structureel karakter. Alles overziende vindt de Commissie het niet proportioneel als de registratie bij ongewijzigde instandhouding nog tot mei 2024 in het CKI blijft staan, ook al ondervindt betrokkene feitelijk geen hinder van de registratie anders dan deze als stigmatiserend te ervaren. De omstandigheden van het geval werken zodanig in het voordeel van betrokkene dat het belang van betrokkene prevaleert. De registratie dient te worden geschrapt.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A op het aflopend krediet contractnummer
******590 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.