MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9357
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 29-03-2000, nr. 63
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Algemene Werkgeversvereniging VNO- NCW namens de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie en de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten als partijen te ener zijde mede namens FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vleeswarenindustrie, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2000 CAO93572000
CAO1694 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2001 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze CAO wordt verstaan onder:
1. onderneming:
a) (gedeelten van) ondernemingen welke fabrieksmatig vlees (als bedoeld in art. 2 van de Vleeskeuringwet) verduurzamen of toe- bereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het ver- duurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt;
b) (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden;
2. werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming – als bedoeld onder lid 1 – drijft, met uitzondering van de Unilever Vleesgroep Nederland BV voor wat betreft administratief en verko- pend personeel;
4. werknemer: een ieder die in dienst van de werkgever uitsluitend of in hoofdzaak belast is met werkzaamheden als omschreven in bijlage I; voor wat betreft de toepassing van de artikelen 2 en 5 en de arti- kelen 11 t/m 26: portiers en voorts iedere werknemer, die in dienst van een werkgever als vertegenwoordiger/verkoopadviseur werk- zaam is, met uitsluiting van hen, die in de functie van verkoopleider, hoofdvertegenwoordiger of in soortgelijke functies werkzaam zijn en een salaris genieten hoger dan groep V.
Als werknemer in de zin van deze CAO worden niet beschouwd vakantiewerkers, waaronder worden verstaan scholieren of studenten die gedurende de voor hen geldende vakantieperioden in dienst zijn van de werkgever;
5. losse werknemers: werknemers die als zodanig per dag worden aan- genomen;
6. vakvolwassen werknemers: de werknemers in de groepen A t/m E van 211⁄2 jaar en ouder, in de groepen F t/m K van 23 jaar en ouder en in de beambtengroepen I t/m V van 23 jaar en ouder;
7. dienstrooster: een arbeidsregeling die aangeeft op welke tijdstippen de werknemers normaliter hun werkzaamheden aanvangen, deze beëindigen en onderbreken;
8. ploegenarbeid: arbeid die afwisselend in een etmaal, in regelmatig weerkerende volgorde door twee of meer ploegen wordt verricht;
9. vaste commissie: een door contractanten van deze CAO ingestelde commissie die paritair is samengesteld, ter bevordering van de een- vormige uitleg en toepassing van de bepalingen van deze CAO en
2
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ter voorkoming van geschillen omtrent de uitlegging en toepassing daarvan.
10. gehandicapte werknemer: onder gehandicapte werknemer wordt ver- staan de gehandicapte werknemer in de zin van de Wet op de (re)in- tegratie (Wet REA);
11. uitbeenploegen: onder uitbeenploegen worden verstaan ondernemin- gen gedreven door rechtspersonen of natuurlijke personen, die voor ondernemingen zoals omschreven in artikel lid 1, op contractbasis uitbeenwerk verrichten;
Per 1 januari 2000 gelden de volgende definities:
12. basis uurloon: het schaalsalaris afgerond in Nederlandse centen zoals is bepaald in bijlage II.
13. basis weeksalaris: het salaris per week afgerond op hele guldens, dat wordt berekend door het basis uurloon te vermenigvuldigen met de factor 36.
14. basis periodesalaris: het salaris per 4 weken (exclusief een eventuele 53e week) afgerond op hele guldens, dat wordt berekend door het basis uurloon te vermenigvuldigen met de factor 144.
15. basis maandsalaris: het salaris per kalendermaand afgerond op hele guldens, dat wordt berekend door het basis uurloon te vermenigvul- digen met de bruto arbeidsduur op jaarbasis ingevolge artikel 8, gedeeld door 12 maanden.
Artikel 2
Algemene verplichtingen
4. Werkgelegenheid
Gedurende de looptijd van dit contract zal de werkgever ten behoeve van de instroom, dan wel de doorstroom van zittende werknemers een werkgelegenheidsplan opstellen. Doel van het plan is op ondernemingsniveau de instroom en doorstroom van werknemers te bevorderen. Overleg over het plan vindt plaats met OR of perso- neelsvertegenwoordiging. Nadere uitwerking en toetsing vindt plaats in de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleeswarenindustrie. In het periodiek overleg zal door de werkgever informatie worden verstrekt over het werkgelegenheidsplan.
3
Artikel 3
Verplichtingen van de werkgevers
2. Overleg bij fusie en reorganisaties
1. In het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit respectie- velijk de SER-fusiegedragsregels, de Wet Melding Collectief Ontslag en de Wet op de Ondernemingsraden, dient de werkge- ver die overweegt:
– een fusie aan te gaan;
– een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of;
– de personeelsbezetting ingrijpend te herzien,
bij het nemen van zijn beslissing de sociale gevolgen te betrek- ken. De werkgever zal de vakverenigingen, de OR en de betrok- ken werknemers zo spoedig mogelijk inlichten omtrent de over- wogen maatregelen en voorts met de OR en de vakverenigingen overleg plegen over de eventueel daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen.
2. De werkgever zal alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onderzoek in te stellen betref- fende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de betrokken werknemers sociale gevolgen zijn verbonden, overleg plegen met de OR en de vakverenigingen inlichten.
De procedure met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek en de informatie aan de betrokken werknemers vormen een punt van overleg met de OR.
3. Periodiek overleg op ondernemingsniveau met vakverenigingen Naast het overleg met de OR en rekening houdend met de positie van de OR, zullen minimaal éénmaal per half jaar rechtstreeks contacten tussen de werkgever en vakverenigingen plaatshebben.
1. In deze gesprekken zal de werkgever informaties verstrekken die betrekking hebben op alle voorgenomen plannen – waaronder begrepen investeringsplannen – die tot een duidelijke verande- ring in de bedrijfssituatie aanleiding geven en met name als ze aanmerkelijke gevolgen voor de werkgelegenheid met zich mee brengen. Bij deze besprekingen zal tevens het gebruik maken van subsidieregelingen (Nationaal en Europees) betrokken worden.
2. De werkgever zal tijdens dit periodiek overleg met de vakvere- nigingen informatie verstrekken over plannen of uitvoering van plannen met betrekking tot technologische ontwikkelingen en scholing in de onderneming.
3. Tevens zal de werkgever ten minste twee maal per jaar de betrok- ken werknemersorganisaties informatie verstrekken over het aan- tal werknemers in de onderneming, uitgesplitst per vestiging:
– met een dienstverband voor onbepaalde tijd;
– met een dienstverband voor bepaalde tijd;
– met een afroepcontract;
4
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– werkzaam als uitzendkracht,
waarbij zal worden aangegeven hoeveel van de flexibele contrac- ten een incidenteel dan wel een structureel karakter dragen en hoeveel van de flexibele contracten op de peildata zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
4. Sociaal beleid
1. De werkgever zal de OR ten minste éénmaal per jaar schriftelijk inlichten en raadplegen omtrent het gevoerde en te voeren beleid op sociaal gebied. Hierbij zullen met name de volgende onder- werpen in de beschouwingen worden betrokken:
– de personeelsbezetting en de mutaties daarin;
– programma’s met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie;
– aanstelling, ontslag en de mate van xxxxxxx;
– beoordelings-, beloningssystemen en overwerk;
– de mogelijkheid van vervanging bij vervroegd uittreden.
2. In de gevallen waar geen OR volgens de Wet op de Onderne- mingsraden is ingesteld, zal het sub 1 bedoelde plaatsvinden in de binnen de onderneming bestaande Commissie van Overleg. (Partijen gaan er vanuit dat in de hierboven genoemde gevallen maatregelen worden genomen om te komen tot Commissies van Overleg, teneinde het sub 1 bepaalde ten uitvoer te kunnen bren- gen.)
3. Het sociale verslag wordt ten minste 14 dagen voor de bespre- king in de OR respectievelijk Commissie van Overleg ter visie van het personeel gelegd of op aanvraag van een personeelslid ter beschikking gesteld.
5. Intern vertegenwoordigend overleg
1. In ondernemingen waarin 25 tot 35 werknemers in vaste dienst zijn, kunnen Commissies van Overleg tot stand komen, indien de werknemers en/of de vakverenigingen of één van de vakvereni- gingen hiertoe de wens te kennen geven.
2. In overleg tussen de werkgever en de betreffende commissie zal deze laatste een reglement opstellen, waarin de aangelegenheden van huishoudelijke aard, zoals de wijze van kandidaatstelling, verkiezing, vergaderfrequentie, de bevoegdheden en dergelijke van de commissie worden vastgesteld.
Onderwerpen die voor dit overleg in aanmerking komen, zijn die welke onder andere zijn genoemd in lid 8.
5
6. Vakbondsfaciliteiten
4. De werkgever zal op verzoek van de vakvereniging waarvan de betrokken werknemer lid is, aan de werknemer verzuim met behoud van loon toekennen in de volgende gevallen:
1. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van bondscongres, bondsraad, districtsvergaderingen, bedrijfsconferenties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vakvereniging opgenomen organen, voorzo- ver opgenomen in de door de vakbond ter beschikking van de werkgever te stellen lijst;
2. het deelnemen aan een door de vakvereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst.
Het verzoek om vrijaf voor een der onder 1 en 2 van dit sub lid bedoelde activiteiten zal door de vakvereniging een week van tevoren schriftelijk bij de werkgever worden ingediend.
7. Werkoverleg
De werkgever is bevoegd in overleg met vakverenigingen en OR werkoverleg in te voeren teneinde bijvoorbeeld de diverse werksitua- ties te bespreken.
8. Werkgelegenheid
Rekening houdend met de taak en de positie van de OR en met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering zal de werkgever:
1. bij het ontstaan van vacatures binnen die onderneming, eerst de werknemers in de onderneming in de gelegenheid stellen hier- naar te solliciteren, alvorens wordt overgegaan tot een wervings- procedure buiten de onderneming;
2. om de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen alle daarvoor relevante volledige en deeltijdvacatures melden aan het desbetreffende R.D.A. c.q. afmelden;
3. als onderdeel van het totale sociaal beleid in de onderneming bij- zondere aandacht schenken aan de tewerkstelling van werkne- mers uit de zogenaamde zwakke groeperingen op de arbeids- markt (oudere, jongere en gehandicapte werknemers) als ook aan hun arbeidsomstandigheden;
4. het verrichten van overwerk zoveel mogelijk beperken;
5. het gebruik van door particuliere uitzendbureaus bemiddelde uit- zendkrachten tot het uiterste beperken. In situaties waarin dit onvermijdelijk is zal de OR hierover worden geïnformeerd en geraadpleegd. Overigens, de vakbonden hebben de bevoegdheid hierover inlichtingen te vragen.
9. Wet op de (re)integratie Arbeidsgehandicapten (Wet REA)
Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de (re)integratie Arbeidsgehandicapten (Wet REA) zal de werkgever bij de aanstel- ling en tewerkstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is gelijke kansen bieden aan gehandicapten en niet-gehandicapten.
6
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Werkgever zal er naar streven gehandicapte werknemers op passende wijze te werk te stellen.
Werkgever zal in overleg met de ondernemingsraad nadere invulling geven aan procedures, verband houdend met de uitvoering van de Wet REA. In dit kader zal ook worden bekeken welke arbeidsplaat- sen als zodanig kunnen worden aangeduid en welke voorzieningen daartoe zouden kunnen worden getroffen.
Werkgever zal er naar streven dat 5% van de arbeidsplaatsen wordt ingenomen door gehandicapte werknemers.
10. Deeltijdarbeid
1. Rekening houdend met de uitgangspunten voor een normale bedrijfsvoering zal het, voor zover inpasbaar, mogelijk zijn om in deeltijdarbeid te werken. Bij vacatures zal de werkgever de mogelijkheid tot vervulling in deeltijd onderzoeken.
2. Werknemers die parttime willen werken, kunnen de wens daar- toe aan de werkgever te kennen geven.
Door de werkgever zal worden nagegaan of aan de wens gevolg kan worden gegeven, hetzij in eigen functie dan wel in een andere functie. De beslissing omtrent de vraag of het fulltime dienstverband gewijzigd kan worden in een parttime dienstver- band is afhankelijk van de vraag of:
– de functie die de werknemer uitoefent in deeltijdarbeid (al dan niet in combinatie met andere werknemers) vervuld kan worden, dan wel;
– of er een andere functie beschikbaar is die parttime vervuld kan worden.
De werkgever zal een verzoek tot deeltijdarbeid honoreren voor zover inpasbaar binnen de onderneming. Een afwijzing van de werkgever van een verzoek tot deeltijdarbeid zal schriftelijk en gemotiveerd gebeuren.
3. Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst of na- dere schriftelijke afspraken de bedongen arbeidsduur minder be- draagt dan de arbeidsduur van een voltijdwerknemer, zijn de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst naar rato van de individuele arbeidsduur, op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is ver- meld.
4. In de individuele arbeidsovereenkomst dient de overeengekomen werktijd te worden opgenomen.
11. Ongewenste intimiteiten
De werkgever zal een beleid voeren, gericht op het bestrijden van
7
ongewenste intimiteiten in de werkorganisatie. Dit beleid zal per onderneming nader worden uitgewerkt.
13. Interne scholing
a. Gedurende de looptijd van dit contract zal de werkgever ten behoeve van scholing een scholingsplan opstellen. Een afschrift hiervan wordt toegezonden aan het secretariaat van de Stichting Opleiding van Werknemers voor de Vleeswarenindustrie (OWV).
a. Werkgever erkent de noodzaak om, gelet op de voortschrijdende ontwikkelingen binnen de bedrijfstak en de onderneming en de invloed die hier van uitgaat op de organisatiestructuur respectie- velijk de inhoud van functies, de werknemers faciliteiten aan te bieden ter ondersteuning bij hun ontwikkeling als medewerker. De toe te kennen faciliteiten zullen erop zijn gericht de medewer- ker de gelegenheid te bieden aanvullende opleidingen te volgen, teneinde zich die kennis eigen te maken die voor het goed ver- vullen van de huidige of eventueel andere functie, noodzakelijk is.
Werkgever zal, in overleg met de ondernemingsraad c.q. perso- neelsvertegenwoordiging een studiefaciliteitenregeling opstellen op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten. Met betrek- king tot de hier bedoelde faciliteiten wordt in ieder geval gere- geld:
– de tegemoetkoming in de studiekosten en het examengeld;
– de tegemoetkoming van eventueel noodzakelijke reiskosten;
– gelegenheid geven voor het volgen van de cursussen;
– de schriftelijke vastlegging vooraf van de afspraken.
14. Kinderopvang
1. De werknemer kan per inwonend kind tussen 0 en 4 jaar een aan- vraag indienen voor een tegemoetkoming in de kosten van kin- deropvang.
2. De werkgever kent een tegemoetkoming in de kosten toe indien:
– door de werknemer gebruik wordt gemaakt van een erkende kinderopvangvoorziening, dan wel een erkend gastoudergezin in Nederland;
– de werknemer de door de werkgever benodigde informatie en originele bewijsstukken aan de werkgever heeft verstrekt.
3. Een tegemoetkoming wordt uitsluitend toegekend op dagen dat de werknemer voor werkgever werkt.
4. De hoogte van de tegemoetkoming voor kinderopvang bedraagt voor aanvragen vanaf 1 april 1999 f 17,50 bruto per dag per periode per kind tot een maximum van f 350,– per kind per periode.
8
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
15. Naleving van de CAO
a. De werkgever is gehouden op schriftelijk verzoek van de werk- nemersorganisatie die partij is bij deze CAO, binnen 4 weken schriftelijk aan te tonen dat de CAO voor wat betreft de primaire arbeidsvoorwaarden, correct is nageleefd.
b. Indien de werkgever niet, dan wel onvoldoende kan aantonen dat de CAO door hem getrouwelijk is nageleefd, is de werknemers- organisatie gemachtigd de bevoegde rechter te verzoeken de werkgever een boete op te leggen.
c. De boete bedraagt 100% van het behaalde economisch voordeel en wordt betaald aan het paritair bestuurde opleidingsfonds. De omvang van het economisch voordeel is gelijk aan de som van de na te betalen CAO-verplichting aan de werknemers.
16. Pensioenopbouw bij ouderschapsverlof
Tijdens het wettelijk ouderschapsverlof (zie bijlage VIII, A) zal de pensioenopbouw op basis van de normale premieverdeling tussen werkgever en werknemer worden voortgezet.
Artikel 4
Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is verplicht in dienst van zijn werkgever alle werk- zaamheden, die door of namens de werkgever redelijkerwijze kun- nen worden opgedragen en die met het bedrijf in verband staan, naar zijn beste vermogen en op ordelijke wijze te verrichten, ook indien deze werkzaamheden niet tot zijn gewone dagelijkse arbeid behoren. Hij zal zich daarbij gedragen naar de aanwijzingen, die hem door of namens de werkgever worden verstrekt.
3. De werknemer is verplicht, als dit schriftelijk is overeengekomen, volledige geheimhouding te betrachten tegenover een ieder over alle feitelijkheden en bijzonderheden, waarvan hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking kennis draagt, bijvoorbeeld ten aanzien van recep- ten, adresmateriaal, etc. Dit geldt niet tegenover diegenen, die krach- tens hun functie of hun relatie tot de onderneming bevoegd zijn hier- van kennis te nemen, een en ander ter beoordeling van de werkgever. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
4. Indien een werknemer hetzij in loondienst bij derden, hetzij als zelf-
9
standige nevenwerkzaamheden verricht, die naar het oordeel van de werkgever het verrichten van een goede arbeidsprestatie belemme- ren, heeft de werkgever het recht de werknemer het verrichten van deze nevenwerkzaamheden te verbieden.
5. De werknemer die arbeidsongeschikt is, moet zich aan bepaalde gedragsregels houden: ziek melden, controleerbaar zijn tijdens de normale werkuren tot het moment van eerste controle en daarna op afspraak. Indien daartoe verzocht wordt, moet hij zich melden bij de daartoe aangewezen geneeskundige, tenzij zijn ziekte dat verhindert. De werknemer moet meewerken aan een werkhervattingplan.
6. De werknemer is verplicht om bij een controle binnen de onderne- ming door de uitvoeringsinstelling, de Sociale Verzekeringsbank, de Belastingdienst, de Arbeidsinspectie of de vreemdelingendienst van de politie, een geldig ID-bewijs te tonen.
Bij deze controle geldt een Nederlands rijbewijs als een geldig ID-bewijs.
7. In geval de werknemer xxxxxxx van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadever- goeding kan doen gelden, zal de werknemer daaraan zijn medewer- king verlenen.
Artikel 5
Indienstneming en ontslag
1. Tenzij bij de dienstbetrekking schriftelijk anders is overeengekomen, wordt voor iedere aangenomen werknemer een termijn van 8weken (in geval van vierweekloners) resp. 2 maanden (in geval van maand- loners) als proeftijd in acht genomen. Gedurende en bij het einde van deze proeftijd kan wederzijds de dienstbetrekking onmiddellijk wor- den beëindigd.
Geen proeftijd zal gelden:
– indien met dezelfde werknemer binnen 3 maanden na beëindi- ging van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking wordt aangegaan;
– indien de werknemer direct voorafgaand aan de dienstbetrekking reeds middels een dienstbetrekking voor een bepaalde tijdsduur werkzaam is geweest bij betrokken werkgever;
– indien de werknemer direct voorafgaand aan de dienstbetrekking werkzaam is geweest als uitzendkracht bij betrokken werkgever.
2. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de dienstbetrekking aan- gegaan:
1. hetzij voor onbepaalde tijd;
2. hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
10
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. hetzij voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaam- heden.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienst- betrekking van toepassing is.
3. 1. Buiten ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 678 en 679 BW en buiten opzegging tijdens of bij het eindigen van de proeftijd als bedoeld in lid 1, neemt de dienstbetrekking een einde:
– voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst
door opzegging met inachtname van de volgende termijn:
1. voor de werkgever ten minste zoveel weken als de dienst- betrekking na de meerderjarigheid van de werknemer gehele jaren heeft geduurd tot een maximum van 13 weken. Bij opzegging door de werkgever van een werk- nemer ouder dan 45 doch jonger dan 65 jaar, zal deze ter- mijn voor elk vol jaar, waarin de werknemer na het berei- ken van de 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest, met een week worden verlengd. De verlenging uit dezen hoofde zal eveneens maximaal 13 weken bedra- gen.
2. Voor de werknemer ten minste zoveel weken als de dienst- betrekking na zijn meerderjarigheid tijdvakken van 2 ge- hele jaren heeft geduurd tot een maximum van 6 weken. De onder punt 1 en 2 van dit sub-lid genoemde termijnen gelden met dien verstande dat voor beide partijen de ter- mijn van opzegging ten minste één betaalperiode met een minimum van twee weken respectievelijk één maand zal bedragen en dat de werknemer, die door de werkgever wordt opgezegd, op de dag van opzegging de leeftijd van 50 jaar doch nog niet die van 65 jaar heeft bereikt en hij ten minste één jaar bij de werkgever in dienst is geweest, de termijn van opzegging ten minste één betalingsperiode met een minimum van 3 weken respectievelijk één maand zal bedragen.
Opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van een week, 4-wekenperiode, respectievelijk maand, afhankelijk van de betalingsperiode.
– voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst
van rechtswege op de datum van einde zoals vermeld in de individuele arbeidsovereenkomst, zonder dat opzegging ver- eist is.
11
2. De dienstbetrekking van losse werknemers kan wederzijds wor- den beëindigd met een opzeggingstermijn van één dag tegen elke werkdag der werkweek. Indien deze werknemers langer dan 8 werkweken onafgebroken in dienst zijn, zal hun dienstbetrekking wederzijds slechts kunnen worden beëindigd met een opzegging- stermijn van 5 werkdagen tegen elke dag der werkweek.
3. Ongeacht het bepaalde in de voorafgaande leden eindigt de dienstbetrekking van rechtswege, zonder dat enige opzegging vereist is, op het moment dat de werknemer de norm prepen- sioenleeftijd heeft bereikt en een uitkeringsniveau van het pre- pensioen 85% van het laatstelijk vastgestelde prepensioenloon is bereikt, dan wel met de aanvang van de week respectievelijk maand, volgend op de 65ste verjaardag van de werknemer.
4. Artikel 670 lid 1 en 3 BW is niet van toepassing op werknemers met wie na het bereiken van de prepensioen of pensioengerech- tigde leeftijd een arbeidsovereenkomst is aangegaan c.q. met wie de arbeidsovereenkomst in afwijking van het bij sub 3 bepaalde is voortgezet, en ook niet voor losse werknemers als bedoeld onder 2.
Artikel 6
Indeling in loongroepen en loonschalen
1. Algemeen
1. Partijen achten het wenselijk dat voor het vaststellen van de sala- rissen de door de werknemers te verrichten functies per bedrijf afzonderlijk worden geclassificeerd volgens de Uitgebreide Ge- normaliseerde Methode van Werkclassificatie.
2. De functies van de werknemers zijn al of niet op basis van werk- classificatie in (loon)groepen ingedeeld. Zolang de functies in een bedrijf (nog) niet zijn geclassificeerd, worden de werknemers naar de aard van de in hoofdzaak verrichte arbeid door de werk- gever in één der groepen ingedeeld, zoals vermeld in bijlage I onder B.
3. Ten aanzien van de toepassing van lid 1.2. van dit artikel geldt, dat in een onderneming bij interpretatieverschillen omtrent de indeling van de functie in de onderscheiden groepen, desgewenst aan de hand van de functiebeschrijvingen, een nadere interpreta- tie van de genoemde groepsomschrijvingen mogelijk zal zijn, onverminderd het recht van de vakbonden om met de betrokken werkgever daarover overleg te plegen.
4. Bij elke (loon)groep behoort een (loon)schaal, die een gedeelte omvat dat gebaseerd is op de leeftijd van de werknemer en een gedeelte dat is gebaseerd op het aantal functiejaren. De schalen zijn opgenomen in bijlage II van deze CAO.
5. De werknemers worden, afhankelijk van de uitgeoefende functie, ingedeeld in één der in bijlage I bedoelde loongroepen.
12
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werkgever is verplicht aan de werknemer schriftelijk mede te delen in welke groep hij is ingedeeld; deze verplichting geldt ook bij wijziging van indeling.
6. Wijziging van de indeling van diegenen die vallen onder de uurloontabellen, zoals vermeld in bijlage II, wordt éénmaal per 3 maanden vastgesteld; als de wijziging een verlaging inhoudt, geldt het bepaalde onder lid 7.
2. a. Aanloopschaal
Werknemers die nieuw in dienst treden in de vleeswarenindustrie, mogen maximaal één jaar volgens een aanloopschaal als vermeld in bijlage II behorende bij deze CAO worden beloond en ontvan- gen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de betalingsperiode waarin de bepaalde leeftijd wordt bereikt.
b. Leeftijdschaal
De werknemers die de voor hun groep geldende vakvolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt, vallen onder de leeftijdschaal en ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de betalingsperiode waarin de bepaalde leeftijd wordt bereikt.
3. Functiejarenschaal
1. De vakvolwassen werknemers ontvangen het schaalloon dat over- eenkomt met het aantal jaren voorafgaande aan 1 januari, dat zij onafgebroken in hun loonschaal ingedeeld zijn geweest. Herzieningen vinden éénmaal per jaar plaats op 1 januari, totdat het maximum van deze schaal is bereikt.
2. Bij indiensttreding na 30 juni van enig jaar, bestaat er géén recht op toekenning van een functiejaar per eerstvolgende 1
4. Uitoefening meerdere functies
Indien door de werknemers meerdere functies worden verricht, zal voor de vaststelling van de loongroep worden uitgegaan van de hoogst ingedeelde functie(s), mits de werknemer deze functie(s) regelmatig uitoefent.
5. Tijdelijke waarneming
Werknemers die tijdelijk worden belast met werkzaamheden, inge- deeld in een hogere loonschaal, blijven ingedeeld in hun oude loon- schaal. Gedurende deze tijdelijke waarneming ontvangen zij een toe- slag ten bedrage van het verschilbedrag bij 0 functiejaren tussen de beide loonschalen. Bij beëindiging van de tijdelijke waarneming ver-
13
valt deze toeslag. Een tijdelijke waarneming wordt als definitief beschouwd indien deze langer dan 9 maanden heeft geduurd.
6. Definitieve overplaatsing in een hoger ingedeelde functie
1. Werknemers, die worden geplaatst in een hoger ingedeelde func- tie, worden in de overeenkomende hogere loonschaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
2. Bij indeling in een hogere loonschaal van een vakvolwassen werknemer bedraagt de verhoging van het schaalloon de helft van het verschil tussen de schaallonen bij 0 functiegroepjaren van de twee betrokken loonschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalloon in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere loonschaal.
3. Bij indeling in een hogere loonschaal van werknemers die nog niet de vakvolwassenleeftijd hebben bereikt, vindt inschaling plaats op het eerstkomende hogere bedrag in de nieuwe loon- schaal.
7. Plaatsing in een lager ingedeelde functie
1. Door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen ver- zoek
1. Werknemers die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere loonschaal in- gedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
2. Bij indeling in een lagere loonschaal om bovenstaande rede- nen van een vakvolwassen werknemer, bedraagt de verlaging van het schaalloon het verschil tussen de schaallonen bij 0 functiegroepjaren van de twee betrokken loonschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalloon in over- eenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere loonschaal.
2. Als gevolg van bedrijfsomstandigheden en op medisch advies
1. Bij indeling in een lagere loonschaal als gevolg van het opheffen van functies of als gevolg van andere bedrijfsom- standigheden van een vakvolwassen werknemer, wordt hem via inschaling een schaalloon toegekend dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke loon ligt. Indien het toekennen van functiegroepjaren niet toereikend is, wordt het tekort omge- zet in een toeslag. Deze toeslag behoudt de werknemer gedu- rende 6 maanden.
2. Bij overplaatsing op medisch advies – bijvoorbeeld in geval van wijziging in de lichamelijke of geestelijke gesteldheid – wordt het bepaalde sub 1 overeenkomstig toegepast.
Het voorgaande geldt echter met dien verstande, dat indien de nieuwe functie meer dan één loongroep lager is, per 12 maan-
14
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
den de werknemer telkens slechts één loongroep wordt terug- geplaatst.
Perioden van overplaatsing op grond van de hier bedoelde redenen, voortkomende uit dezelfde oorzaak, worden be- schouwd als een geheel.
Indien wegens de onder 1 en 2 genoemde redenen tot over- plaatsing van een werknemer moet worden overgegaan, zal allereerst worden nagegaan of plaatsing in een functie uit een gelijkwaardige loongroep mogelijk is. Indien dit niet het geval is, zal de beloning worden aangepast conform het gestelde onder 1 en 2, met dien verstande dat een werknemer na het bereiken van de 52-jarige leeftijd zijn functieloon zal behouden tot het bereiken van de prepensioengerechtigde leeftijd c.q. pensioengerechtigde leeftijd.
3. De in dit artikel vastgelegde procedure met betrekking tot plaatsing in lager ingedeelde functies en dergelijke geldt niet ingeval van ingrijpende reorganisaties.
Onder ingrijpende reorganisaties van de onderneming, in de zin van deze procedure, wordt verstaan een zodanige wijzi- ging in de totaliteit van de onderneming, dat daardoor belang- rijke veranderingen ontstaan in de positie van een – ten opzichte van de totale personeelsbezetting – belangrijk aantal personeelsleden.
In de regel zal een dergelijke wijziging een incidenteel karak- ter hebben en als zodanig worden behandeld.
8. Vertegenwoordigers/verkoopadviseurs
Aan vertegenwoordigers/verkoopadviseurs van 28 jaar en ouder zal aan salaris en eventuele provisie per jaar ten minste 12 x het bij deze leeftijd behorende maandsalaris van groep V worden uitbetaald.
9. Afbouw persoonlijke toeslagen
Onder persoonlijke toeslagen worden uitsluitend de toeslagen die de werknemer zal moeten ontvangen teneinde bij de invoering van werkclassificatie een achteruitgang in inkomen te voorkomen ver- staan. Al naar gelang de omstandigheid zullen de persoonlijke toe- slagen (P.T.’s) kunnen worden uitgedrukt in centen per uur, dan wel in een vast bedrag per betalingsperiode.
Partijen zijn overeengekomen dat de afbouw van de P.T.’s en het tempo daarvan een zaak is van overleg tussen de werkgever en de werknemer, via de normale kanalen van overleg in de onderneming. Werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen daarbij worden in-
15
geschakeld. Geschillen erover kunnen worden voorgelegd aan de Vaste Commissie.
De P.T.’s worden afgebouwd:
1. bij promotie;
2. bij overgang naar een hogere leeftijdsklasse;
3. bij een loonsverhoging zonder bestemmingskarakter;
4. naar de gegeven situatie in de onderneming, dat wil zeggen afhankelijk van de wijze waarop de individuele en/of collectieve loonvorming tot stand is gekomen.
Artikel 7
Werkkleding
De werkgever geeft de werknemer in bruikleen de voor de uitoefening van zijn werkzaamheden noodzakelijk benodigde werkkleding. Deze bestaat uit overall met muts, dan wel jas en broek met muts, alsmede schoeisel.
Artikel 8
Arbeidsduur
1. Per 1 januari 2000 komt artikel 8 lid 1 te luiden:
De bruto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
– het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,2 uren. De bruto arbeidsduur bedraagt in 2000 1872 uren. De bruto arbeidsduur bedraagt in 2001 1879,2 uren.
De netto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
– het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar vermenigvuldigd met 7,2 uren,
– verminderd met de vakantie-uren als bedoeld in artikel 13 lid 1,
– verminderd met het aantal feestdagen als bedoeld in artikel 9 voor zover deze feestdagen niet op een zaterdag of zondag val- len,
– vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De netto arbeidsduur bedraagt in 2000 1663,2 uren1). De netto arbeidsduur bedraagt in 2001 1656 uren.
1) Indien werkgevers besluiten het advies van de Stichting van de Arbeid op te volgen om 5 mei 2000 vrijaf met behoud van loon te verlenen bedraagt de netto arbeidsduur in 2000 1656 uren.
16
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De standaard arbeidsduur per dag bedraagt 7,2 uren. Indien werkge- ver feitelijk een dienstrooster toepast met een afwijkende arbeids- duur per dag, mag ook deze afwijkende waarde als berekenings- grondslag worden gehanteerd, mits het aantal te werken uren jaarlijks gelijk blijft.
2. Nieuwe redactie per 1-1-2000:
De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt maximaal 9 uur per werkdag of dienst en niet minder dan 32 uur per week en niet meer dan 42 uur per week. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt per half jaar niet meer dan de helft van de bruto arbeidsduur in het kalenderjaar als bedoeld in lid 1.
3. Voor werknemers in dagdienst ligt de normale dagelijkse arbeidsduur volgens dienstrooster op maandag t/m vrijdag tussen 06.00 en 18.00 uur. Voor werknemers die niet in de dagdienst arbeid verrichten ligt de normale arbeidsduur tussen de tijdstippen van opkomen en afgaan volgens het dan geldende dienstrooster.
4. Dienstroosters worden steeds 4 weken voor de ingangsdatum vast- gesteld. Een en ander met uitzondering van het aantal te werken uren per dag, dat minimaal een week tevoren zal worden vastgesteld.
5. De tijdsruimte tussen de aanvangs- en eindtijd voor de dagdienst mag maximaal 10 uur bedragen. De werkgever mag met instemming van de OR c.q. in overleg met de Commissie van Overleg deze ruimte tot ten hoogste 11 uur uitbreiden. De aanvang van de dag- dienst zal niet later plaatsvinden dan 9.00 uur, tenzij met de OR of de Commissie van Overleg binnen een vastgesteld rooster een ander aanvangstijdstip wordt afgesproken.
6. Indien dringende werkzaamheden dit noodzakelijk maken kan in een afdeling of afdelingen, na overleg met de OR c.q. de Commissie van Overleg, van de sub 1 t/m 4 genoemde verdeling van de normale arbeidsduur worden afgeweken, in welk geval de arbeidsduur over maandag t/m zaterdag kan worden verdeeld.
7. Per onderneming kan in overleg met de vakverenigingen van het in dit artikel overeengekomene worden afgeweken. Bij overmacht- situaties zullen partijen streven naar zodanige oplossingen, dat de bedrijfsschade en daarmede mogelijke gevolgen voor werkgelegen- heid zo goed mogelijk worden opgevangen.
17
8. Seniorenregeling
De 62-jarigen mogen een 1⁄2 uur en de 63- en 64-jarigen 1 uur per dag korter werken, tegen doorbetaling van 90% over de niet ge- werkte tijd. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat per dag korter gewerkt wordt en dus niet dat deze tijd wordt ,,opgespaard’’ tot bij- voorbeeld een halve of een hele dag.
Voor de overuren van deze werknemers is artikel 1 lid 8 van over- eenkomstige toepassing. De pensioenpremie voor deze werknemers dient te worden berekend alsof de niet gewerkte uren voor 100 % worden betaald.
8 a. Prepensioenregeling
Vanaf 1 januari 1999 geldt voor de werknemers onder deze CAO een prepensioenregeling. De voorwaarden van deze regeling zijn neergelegd in het prepensioenreglement. De regeling wordt uit- gevoerd door de Stichting prepensioenfonds voor de vleeswaren- industrie.
Artikel 9
Zon- en feestdagen
Arbeid zal niet worden verricht op zon- en algemeen erkende Christe- lijke feestdagen, te weten tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en voorts Koninginnedag en Nieuw- jaarsdag.
Voorzover deze feestdagen niet op een zondag vallen zal aan werkne- mers met wie een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijdsduur is aangegaan en aan werknemers die een bepaald geheel van werkzaamheden verrichten, het loon of salaris, zoals nader omschreven in artikel 17, worden doorbetaald.
Arbeid is toegestaan:
1. voor onverwachte, noodzakelijke reparaties, die geen uitstel gedo- gen, alsmede voor die reparaties en werkzaamheden, die gedurende de bedrijfstijd niet kunnen plaatsvinden;
2. indien en voorzover producten gevaar lopen te bederven of in kwa- liteit achteruitgaan;
3. indien en voorzover arbeid nodig is voor verlichting, verwarming, roken en koeling;
4. voor volcontinu-arbeid;
5. voor continu-arbeid, met dien verstande dat op zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen te 22.00 uur door de benodigde per- sonen mag worden begonnen aan voorbereidende werkzaamheden, zodat om 24.00 uur de eigenlijke ploeg de arbeid kan aanvangen.
Voor arbeid vermeld onder 1, 2 en 3 wordt met behoud van het recht op vrije tijd een toeslag van 90% van het basisuurloon toegekend.
18
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 10
Bijzondere beloningen
1. Toeslag voor het werken in ploegen
1. Over de in ploegendienst gewerkte uren zullen de volgende toe- slagen op het basisuurloon worden toegekend voor uren op:
– maandag van 0.00 tot 6.00 uur : 31,5%
– maandagavond tot en met vrijdagmorgen te
weten steeds tussen 18.00 en 6.00 uur : 31,5%
– vrijdagavond van 18.00 tot 24.00 uur : 31,5%
– zaterdag van 0.00 tot 24.00 uur : 49,5%
– zondag van 0.00 tot 24.00 uur : 90%. Indien regelmatig in ploegendienst wordt gewerkt zal uit boven- staande percentages een weekgemiddelde worden berekend.
2. Werknemers van 58 jaar en ouder zullen niet meer verplicht wor- den tot het werken in ploegendienst. Voor deze categorie zal de ploegentoeslag niet worden afgebouwd als zij 4 jaar of langer in ploegendienst hebben gewerkt.
3. De werknemer die anders dan door eigen toedoen of op eigen verzoek wordt overgeplaatst naar de dagdienst of naar een met een lager percentage toeslag beloond dienstrooster behoudt, af- hankelijk van de periode gedurende welke hij laatstelijk onafge- broken in ploegendienst heeft gewerkt, de navolgende percenta- ges van het geldsbedrag aan ploegentoeslag op het moment van overplaatsing verbonden aan zijn oude dienstrooster dan wel van het verschil tussen de oude toeslag en de toeslag verbonden aan zijn nieuwe rooster gedurende de volgende periode:
– als hij langer dan 9 maanden doch korter dan 3 jaar in ploe- gendienst heeft gewerkt: 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand;
– als hij langer dan 3 jaar doch xxxxxx dan 5 jaar in ploegen- dienst heeft gewerkt:
100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand 80% gedurende 2 maanden
60% gedurende 2 maanden
40% gedurende 1 maand
20% gedurende 1 maand;
– als hij langer dan 5 jaar in ploegendienst heeft gewerkt: 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand 80% gedurende 4 maanden
60% gedurende 4 maanden
19
40% gedurende 3 maanden
20% gedurende 3 maanden.
2. Toeslag voor bijzondere werkzaamheden (inconveniënten)
Aan werknemers die daadwerkelijk de navolgende werkzaamheden verrichten worden de navolgende toeslagen gegeven:
1. een toeslag van f 0,65 per uur voor
– alle stalwerkzaamheden en voor verdoven, ophangen, steken, broeien, scheren, uit- en opensnijden, uithalen, hakken en reuzel trekken; voor het noodslachten en bewerken van ont- houders,
– verladen van halve varkens en runderbouten,
– werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden over- eenkomen met de bovengenoemde;
2. een toeslag van f 0,32 per uur voor
– werkzaamheden in de zouterij (pekelruimte, zoutkelder) en rokerij
– het sorteren, meten, zouten en opbossen van darmen
– het leegscheppen van rioolzuiveringsputten
– werkzaamheden in de schoonmaakdiensten van materialen en fabrieksafdelingen
– werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden over- eenkomen met de bovengenoemde;
3. bij permanent werken in gekoelde ruimten gelden de navolgende toeslagen:
– f 0,97 per uur in de diepvriesruimten
– f 0,32 per uur in de gekoelde opslagruimten van – 10°C tot+ 7°C
– f 0,16 per uur in gekoelde werkruimten bij een temperatuur van circa 7°C tot 12°C
– voor werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden over- eenkomen met de bovengenoemde;
4. een toeslag van f 0,78 per uur voor werkzaamheden in de verse darmbewerking.
5. Deze toeslagen zijn niet cumulatief.
6. Indien de omstandigheden op grond waarvan de bovengenoemde toeslagen worden gegeven zich wijzigen dan wel afwezig zijn, kan de werkgever in overleg met de OR van bovengenoemde bedragen afwijken. Schriftelijke melding aan de vakverenigingen vindt plaats bij het indienen van het instemmingverzoek aan de OR.
20
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Beloningen van afwijkingen in het dienstrooster Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan: de uren waarop door de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht en die uitgaan boven:
a. 9 uur per dag;
b. 42 uur per week na aftrek van overuren volgens a;
c. De helft van de bruto arbeidsduur in het kalenderjaar als bedoeld in artikel 8 lid 1.
d. De aanvangsmomenten van de halfjaarlijkse periodes zijn:
– Bij maandelijkse betaling:1 januari; 1 april; 1 juli; 1 oktober.
– Bij periodebetaling; 1e periode; 4e periode; 7e periode; 10e periode.
2. Voor de eerste twee overuren per week geldt een toeslag van 20% van het basis uurloon.
Voor het derde overwerkuur en verdere overwerkuren geldt een toeslag van 35% van het basis uurloon.
Voor de eerste 26 uren meer dan het aantal uren als bedoeld in artikel 10 3.1.c geldt een toeslag van 20% van het basis uurloon. Voor de verdere overuren (vanaf het 27e uur) geldt een toeslag van 35% van het basis uurloon. Een en ander conform de syste- matiek van artikel 10 lid 3.1.
In geval sprake is van ploegenarbeid zal op ondernemingsniveau met vakorganisaties worden gesproken over de wijze waarop de beloning van overwerk wordt geregeld, zonder dat sprake is van cumulatie.
3. Overwerk kan op verzoek van werkgever c.q. werknemer worden gecompenseerd in vervangen de vrije tijd op een door de werk- gever na overleg met de werknemer te bepalen dag en tijd, doch binnen een tijdsverloop van zes weken na de dag waarop de over- uren worden gemaakt, en door een geldsbedrag ter grootte van het aantal gemaakte overuren, vermenigvuldigd met 20% respec- tievelijk 35% van het basis uurloon, tenzij naar het oordeel van de werkgever bedrijfsomstandigheden compensatie in vervan- gende vrije tijd onmogelijk maken.
4. Indien werknemer en werkgever overeenkomen dat ook de overwerktoeslag omgezet wordt in tijd, geldt voor de uren waar- over de toeslag van 20% moet worden betaald een extra compen- satie in tijd van 20 minuten en voor de uren waarover de toeslag van 35% moet worden betaald een extra compensatie in tijd van 30 minuten.
5. Verschoven uren
Indien volgens het dienstrooster arbeid moet worden verricht
21
zonder dat de normale wekelijkse arbeidsduur wordt overschre- den en het niet in ploegendienst gewerkte uren of overuren betreft, ontvangen de betrokken werknemers een toeslag op hun basisuurloon van:
– 27% indien de werkzaamheden moeten worden verricht op maandag t/m donderdag tussen 18.00 en 6.00 uur, alsmede op vrijdag tussen 18.00 en 24.00 uur;
– 45% indien de werkzaamheden moeten worden verricht op zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur.
4. Vergoeding voor extra opkomst en consignatie
1. Aan werknemers die onverwachts – waaronder dient te worden verstaan: na een mededeling die minder dan één uur voor het einde van de werktijd wordt gedaan – voor dringende werkzaam- heden buiten de normale werktijd naar de fabriek worden geroe- pen, wordt zover het tijdstip van opkomst niet ligt tussen 6.00 uur ’s morgens en de aanvang van de normale werktijd en voorts de tijdsduur waarin deze werkzaamheden worden verricht niet aan- sluit aan de normale werktijd, per opkomst 90% van het basis uurloon extra betaald en het verrichten van de betreffende werk- zaamheden met ten minste 90% van het voor deze werknemers geldende basis uurloon beloond.
2. Werknemers die in opdracht van de werkgever geconsigneerd zijn, ontvangen daarvoor per etmaal op maandag tot en met vrij- dag 90% van het basis uurloon, op zaterdagen, zondagen en feestdagen 180% van het basis uurloon.
Aan de geconsigneerde werknemer die buiten de normale werk- tijd naar de fabriek wordt geroepen, wordt het aantal per opkomst gewerkte uren betaald tegen het geldende basis uurloon.
5. Diplomatoeslagen
1. Aan de werknemers die de primaire opleiding van het leerling- stelsel voor de vleeswarenindustrie hebben gevolgd, worden de navolgende uitkeringen toegekend:
a. na het met goed gevolg afsluiten van de leerovereenkomst ontvangt de betrokkene een uitkering ineens van f 500,–;
b. één jaar na het behalen van het diploma ontvangt de betrok- kene een uitkering ter grootte van f 750,–.
2. Aan de werknemers die deelcursussen volgen van de Stichting Opleiding Werknemers voor de Vleeswarenindustrie, zullen bij het behalen van het volledige vakdiploma de volgende uitkerin- gen worden toegekend:
a. na het met goed gevolg afsluiten van de leerovereenkomst ontvangt de betrokkene een uitkering ineens van f 500,–;
b. één jaar na het behalen van het diploma ontvangt de betrok- kene een uitkering ter grootte van f 750,–.
3. Aan de werknemers in de Technische Diensten zal bij het beha- len van een diploma Bemetel, B.O.V.A.G. of EVO een éénma-
22
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
lige uitkering ter grootte van f 500,– worden toegekend. In het daaropvolgende jaar ontvangt betreffende werknemer een uitke- ring ter grootte van f 750,–. Hetzelfde geldt voor het volledige diploma van de Verenigingen Elektrotechnisch Vakonderwijs en het diploma monteurmotorvoertuigen van de School Technische Dienst, alsmede voor het diploma Slagers Vak Opleiding. Toe- kenning van deze toeslag geschiedt slechts krachtens een di- ploma. Voor het toekennen van deze toeslag voor andere bij de uitoefening van de functie waardevolle, niet genoemde diploma’s kan toestemming worden gevraagd aan de Vaste Commissie.
4. Werknemers die vóór 1 april 1989 reeds een toeslag ontvingen op grond van de tot dan toe geldende CAO-bepalingen, behou- den deze toeslag.
5. De werknemers, die de vakvolwassenleeftijd nog niet hebben bereikt, ontvangen na het behalen van een vakdiploma één extra salarisstap.
Artikel 11
Vakopleiding
1. Als de werknemer in de gelegenheid is vakonderwijs te volgen dat gegeven wordt op grond van de Wet op het Leerlingwezen door mid- del van het leerlingstelsel voor de vleesverwerkende industrie zal de werkgever, indien de werknemer de wens te kennen geeft aan deze vakopleiding deel te nemen, hem de gelegenheid daartoe verschaf- fen, voor zover de bedrijfsomstandigheden dit vereisen en de werk- nemer geacht wordt aan de opleiding te kunnen deelnemen.
2. Niet leerplichtige jeugdige werknemers t/m 18 jaar hebben gedu- rende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 1 dag per week vrijaf met behoud van loon, voor het deelnemen aan door erkende instituten te geven vormings- en scholingsonderwijs.
3. De werkgever zal 1 x per jaar aan de Stichting Opleiding Werkne- mers voor de Vleeswarenindustrie een lijst toesturen waarop alle jeugdige werknemers van 15 en 16 jaar staan vermeld; een en ander in het kader van de OWV-opleiding.
23
Artikel 12
Regeling partieel leerplichtigen
1. Voor een werknemer die partieel leerplichtig is geldt dat de in de CAO vastgestelde normale werktijd voor hem naar evenredigheid wordt verminderd met het aantal uren waarop hij aan de verplichtin- gen van de leerplicht voldoet.
2. Over de tijd waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling moet bezoeken, is geen loon ver- schuldigd en geldt dat het in de CAO vastgestelde loon voor hem naar evenredigheid wordt verminderd.
3. Het aantal in de CAO bepaalde basis-vakantie-uren zal, met inacht- neming van de relatie die bestaat tot de normale werktijd van betrok- kene, in evenredigheid voor hem worden verminderd.
4. Op de dag waarop een werknemer een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet verplicht worden in de onderneming werkzaam te zijn.
Artikel 13
Vakantie
1. Duur der vakantie
1. Elke werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever werkzaam is geweest en 18 jaar of ouder is, heeft recht op 172,8 vakantie-uren.
2. De werknemer die op 1 mei de 18-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt zal in de gelegenheid worden gesteld in dat vakantiejaar, boven de onder sub 1 genoemde vakantierechten, 7,2 uur extra te genieten.
3. De werknemer die de 45-, 50-, 55- respectievelijk 60-jarige leef- tijd heeft bereikt, heeft – in afwijking van de in lid 1 sub 1 van dit artikel genoemde vakantierechten – met ingang van de dag van het bereiken van bovengenoemde leeftijden recht op 180, 187,2, 201,6 respectievelijk 208,8 uren vakantie met behoud van loon.
2. Aaneengesloten vakantie
Van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantie-uren zullen ten- minste 3 weken aaneengesloten worden genoten. De aaneengesloten vakantie-uren zullen na overleg met de werknemers door de werk- gever worden vastgesteld en zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september vallen.
Als een werknemer nog te kort in dienst is om recht te hebben op de
24
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
volledige aaneengesloten vakantie, wordt deze ter keuze van de werkgever hetzij evenredig bekort hetzij geheel gegeven, in welk laatste geval het gestelde in lid 3, sub 2 van dit artikel toepassing vindt. Het loon over de aaneengesloten vakantieperiode zal vooraf- gaande aan deze periode worden uitbetaald.
3. Berekening aantal vakantie-uren
Voor de berekening van het aantal vakantie-uren wordt een werkne- mer, die voor, of op de 15e van enige maand in dienst treedt, c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt de werknemer die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getre- den c.q. de dienst te hebben verlaten.
In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
4. Vakantie bij onderbreking van de werkzaamheden
5. De niet-leerplichtige werknemer die op 1 mei van het kalender- jaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt verwerft vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht, waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.
6. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijk werken worden de vakantierechten opgenomen naar rato van werken. Bij volledige arbeidsongeschiktheid kunnen geen vakantiedagen wor- den afgeboekt.
5. Tijdstip waarop vakantie- of snipperuren kunnen worden geno- ten
De werkgever kan in overleg met de OR respectievelijk de perso- neelsvertegenwoordiging bepalen dat een verzoek voor vakantie- of snipperuren een bepaalde termijn voor de begeerde datum moet zijn ingediend.
6. Samenvallen aaneengesloten vakantie met vaste snipperuren of algemeen erkende Christelijke feestdagen
Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een of meer vaste snipperuren of met een of meer algemeen erkende Christelijke feest- dagen als bedoeld in artikel 9, zal de aaneengesloten vakantie dien- overeenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever er de voor- keur aan mocht geven een overeenkomend aantal snipperuren te
25
geven, waarvan de data door de werkgever kunnen worden vastge- steld.
7. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
1. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen genoemd in lid 5 sub 1 en de laatste alinea van dit lid, alsmede in artikel 15 lid 1 sub 3, 5, 6 en 7 gelden niet als vakantie-uren.
2. Indien een der in lid 5 sub 1 en de laatste alinea van dit lid genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens vastge- stelde vakantie- of snipperuren, zullen de dagen waarop die ver- hindering zich voordoet wel als vakantie-uren worden geteld indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie- of snipperuren aan de werkgever heeft medegedeeld dat die verhindering zich zou voordoen.
Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt tijdens de vastge- stelde aaneengesloten vakantie of een snipperdag, zullen de da- gen waarop de verhindering zich voordoet, niet als vakantie wor- den geteld, indien de arbeidsongeschiktheid door de werkgever wordt geaccepteerd dan wel over die dagen een wettelijke uitke- ring terzake van ziekte is ontvangen.
3. Indien ten gevolge van het sub 2 bepaalde de aanvankelijk vast- gestelde vakantie-uren niet als zodanig worden berekend, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.
8. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel recht op vakantie hij (met inacht- neming van het bepaalde in lid 1.1) bij zijn vorige werkgever(s) ver- worven doch niet in nature genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel vrije uren zonder behoud van loon de werknemer aan- spraak kan maken.
9. Vakantierechten bestaande bij het einde der dienstbetrekking Bij het beëindigen van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor elke maand die hij sedert 1 mei van het voorafgaande jaar onafge- broken werkzaam is geweest en waarover hij nog geen vakantie- of snipperuren heeft genoten, recht op 1/12 deel der in lid 1 bedoelde vakantie.
Desgewenst zal hem de gelegenheid worden geboden de hem toeko- mende uren alsnog op te nemen, met dien verstande dat deze uren niet in de opzeggingstermijn mogen zijn begrepen tenzij met weder- zijds goedvinden. Voor alle vakantie- of snipperuren, die de werkne- mer niet heeft opgenomen, zal hem het daarmede overeenkomende loon worden uitbetaald. (Voor het geval de werknemer ontslag neemt of op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 678 BW
26
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
wordt ontslagen, is de werknemer verplicht het over alle in het voor- afgaande vakantiejaar te veel genoten vakantie- en/of snipperuren doorbetaalde loon aan de werkgever terug te betalen.)
11. Vervangende schadevergoeding
Rechten op het genieten van snipperuren kunnen behoudens in het in lid 10 bedoelde geval nimmer worden vervangen door een schade- vergoeding in geld.
Artikel 13A
Verlofsparen
De werknemer kan jaarlijks maximaal 108 vakantie-uren sparen tot een maximum van 540 uren ten behoeve van bijvoorbeeld zorgverlof of loopbaanonderbreking. De opname van het verlof door de werknemer geschiedt in overleg met de werkgever.
De werkgever stelt in overleg met de Ondernemingsraad of personeels- vertegenwoordiging een uitvoeringsregeling vast.
Artikel 14
Vakantietoeslag
1. Iedere werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft recht op een vakantietoeslag gelijk aan 8 % van zijn jaarinkomen, met dien verstande dat deze vakantietoeslag voor vakvolwassen werknemers ten minste f 2 951,– bruto per jaar in 2000 en f 3 032,– in 2001 bruto per jaar zal bedragen.
Onder jaarinkomen wordt in dit artikel verstaan het bij de werkge- ver in de voorafgaande 12 maanden verdiende inkomen, op grond van het in deze CAO bepaalde, doch uitgezonderd de vakantietoe- slag, tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering en eventuele winstdelings- of gratificatie-uitkeringen, een en ander berekend over de laatste 13 weken, tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt.
Voor vertegenwoordigers/verkoopadviseurs wordt bij de berekening niet het laatste maandinkomen genomen maar het gemiddelde maand- inkomen (salaris plus eventuele provisie, doch exclusief eventuele vergoeding(en) voor onkosten) van het voorafgaande jaar.
2. De uitbetaling van de in het vorige lid bedoelde vakantietoeslag zal
27
geschieden uiterlijk ter gelegenheid van de aaneengesloten vakantie, tenzij ter zake in de betreffende onderneming na overleg met de OR een andere regeling wordt aangehouden.
3. Het bepaalde in lid 4 en 5 van artikel 13 is van overeenkomstige toe- passing.
4. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor elke maand die hij sedert 1 mei van het voorafgaande jaar bij de werkge- ver werkzaam is geweest en waarover hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 deel van de vakantietoeslag.
5. De werknemer die door ziekte of ongeval niet in staat is de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakantie te genieten, behoudt het recht op de hem toekomende vakantietoeslag.
Artikel 15
Verzuim met behoud van loon
1. In de hierna genoemde gevallen heeft de werknemer aanspraak op verzuim met behoud van loon gedurende de voor ieder geval ge- stelde tijd. Het in de vorige zin bepaalde is van kracht indien ver- zuimd werd doordat de betreffende gebeurtenis werd bijgewoond, dan wel indien wegens bijzondere omstandigheden de gebeurtenis niet werd bijgewoond, doch het verzuim in verband met omstandig- heden gemotiveerd is:
1. bij ondertrouw van de werknemer: voor de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 5 uren;
2. bij eigen huwelijk, mits daarvan ten minste een week van tevo- ren aan de werkgever kennis is gegeven: gedurende twee dien- sten;
3. bij bevalling van de echtgenote: gedurende twee diensten;
4. bij huwelijk van één der eigen kinderen, pleegkinderen, ouders, broers of zusters, zwagers of schoonzusters, kleinkinderen: gedu- rende één dienst;
5. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) en van de inwonende eigen of aangehuwde kinderen en pleegkinderen alsmede voor gezins- hoofden bij overlijden van inwonende ouders, schoonouders en grootouders: van de dag van het overlijden af tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
6. bij overlijden van ouders, xxxxxxxxxxxx, grootouders en schoon- grootouders, niet inwonende eigen en aangehuwde kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen en van inwonende broers en zus- ters: gedurende één dienst alsmede voor het bijwonen van de begrafenis of crematie gedurende één dienst;
degene die belast wordt met de regeling van de begrafenis/ crematie vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de
28
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
begrafenis/crematie, na overleg met de afdeling personeelszaken
c.q. bedrijfsleiding;
7. bij begrafenis of crematie van broers, zusters, zwagers en schoon- zusters: gedurende één dienst;
8. bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer, alsmede bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijk van diens ouders, schoonouders of grootouders: gedurende één dienst;
9. voor het voldoen aan wettelijke of op wettelijke voorschriften berustende verplichtingen – mits niet te wijten aan schuld of nalatigheid van de werknemer en voorzover dit niet buiten de werktijd kan geschieden – die kortstondige afwezigheid noodza- kelijk maken: gedurende de hiervoor benodigde tijd mits niet reeds uit andere hoofde vergoeding wegens loonderving kan wor- den verkregen;
10. bij vooraf aangevraagd noodzakelijk doktersbezoek voor zich- zelf, dat niet kan geschieden buiten de voor de werknemer gel- dende arbeidstijd: gedurende de daarvoor vereiste tijd tot ten hoogste twee uren, tenzij de werknemer ten genoege van de werkgever kan aantonen dat deze tijd moest worden overschre- den;
11. bij verhuizing van de werknemer, mits hij zelfstandig zijn huis- houden voert dan wel zelfstandig gaat voeren: maximaal één dienst per jaar.
De werknemer is gehouden bij het aanvragen van verzuim met behoud van loon als hierboven bedoeld, voorzover mogelijk de daartoe strekkende bewijsstukken te overleggen.
Indien de in dit lid genoemde gebeurtenissen plaatshebben op een volgens het dienstrooster van de betrokken werknemer vrije dag, wordt geen andere dag vrijaf met behoud van loon gegeven. Een en ander geldt niet in de gevallen waarin wettelijke verplichtin- gen moeten worden nagekomen en deze verplichtingen op de betreffende dag door het gesloten zijn van overheidskantoren niet kunnen worden nagekomen. In deze gevallen zal op een andere dag zoveel uren vrijaf worden gegeven als voor de vervulling van de verplichtingen nodig zal zijn.
2. Desgewenst zullen werknemers in het jaar, voorafgaand aan de (pre)- pensionering éénmalig in de gelegenheid worden gesteld om maxi- maal 5 dagen vrijaf te krijgen met behoud van loon voor het volgen van een voorbereidingscursus op hun (pre)pensionering.
Ingeval op bovengenoemde gevolgde cursus een formele vervolg- bijeenkomst wordt georganiseerd zal de werknemer eveneens in de gelegenheid worden gesteld deze te volgen.
29
3. Met echtgenoot/echtgenote worden in dit artikel gelijk gesteld: niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kos- ten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzor- ging voorzien.
Artikel 16
Verzuim zonder behoud van loon
1. Artikel 628 BW is van kracht met dien verstande dat de werkgever niet gehouden is het loon aan de betrokken werknemer(s) door te betalen over de uren waarin geen arbeid wordt verricht ten gevolge van:
2. invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-urenweek daaronder begrepen).
Wanneer tot de invoering van een verkorte werkweek als bedoeld in lid 1 sub 2 wordt overgegaan zal daarvan door de werkgever mededeling worden gedaan aan de vakbonden.
Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in lid 1 sub 2 gaat de in dit artikel getroffen regeling uit van de situatie waarin artikel 8 BBA ten deze van toepassing is.
Bij wijziging van de desbetreffende wettelijke bepalingen zal over herziening dezer regeling nader overleg tussen partijen wor- den gepleegd.
2. Werknemers die de Mohammedaanse godsdienst belijden kunnen desgewenst één extra vrije dienst zonder behoud van loon opnemen, aansluitend aan de vastenperiode (Ramadan).
Voor werknemers die een andere dan de Mohammedaanse c.q. Xxxxx- xxxxxxx godsdienst belijden, geldt eveneens de mogelijkheid om één extra vrije dienst zonder behoud van loon op te nemen voor de vie- ring van een godsdienstige feest- of gedenkdag.
Artikel 17
Doorbetaling van loon/salaris op feestdagen, vakantie-, snipper- en verzuimuren en dagen van verzuim met behoud van loon
1. Met betrekking tot de doorbetaling van het loon op de in de artike- len 9, 13, 15 en 18 bedoelde feestdagen, vakantie-, snipper- en verzuimuren wordt onder loon verstaan: het loon dat de werknemer gemiddeld per dag over de laatste 26 weken heeft verdiend met uit-
30
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
zondering van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en evt. de eenma- lige uitkering(en).
2. Voor de toepassing van artikel 13 wordt het loon van de vertegenwoordiger/verkoopadviseur berekend op basis van het basis uurloon vermeerderd met eventuele gemiddelde provisie over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als het dienstverband heeft geduurd – onmiddellijk voorafgaande aan de maand, waarin de vakantie wordt genoten c.q. de vergoeding voor niet-genoten vakantie-uren wordt uitbetaald.
Verwerft de vertegenwoordiger/verkoopadviseur tijdens de vakantie op grond van de tussen hem en zijn werkgever gesloten overeen- komst aanspraak op een provisiebedrag dat kleiner is dan het in dit artikel bedoelde loon, dan wordt dit loon met het provisiebedrag ver- minderd; is daarentegen het provisiebedrag even groot of groter dan het in dit artikel bedoelde loon, dan blijft dit loon achterwege en wordt alleen het volle provisiebedrag uitgekeerd.
3. Indien de toepassing van het voorgaande leidt tot onredelijke situa- ties kan aan de vaste commissie worden verzocht hiervan te mogen afwijken.
Artikel 18
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer in de zin van lid 4 van dit artikel, onverminderd het in lid 2 bepaalde, zal gedurende ten hoogste de eerste 52 weken de navolgende uitkering dan wel aanvul- ling worden verstrekt:
70% van het maandinkomen (tot ten hoogste het voor de werknemer geldende dagloon inzake de Coördinatiewet SV) met een aanvulling tot 100% van het maandinkomen, mits de werknemer zich houdt aan de gedragsregels, zoals bedoeld in artikel 4 lid 5.
Indien als gevolg van een geschil over arbeidsongeschiktheid een second opinion wordt aangevraagd, zal de werkgever tot het moment van de uitspraak van de second opinion, het salaris als voorschot doorbetalen.
2. 1. Voor werknemers die bij de aanvang van de arbeidsongeschikt- heid één jaar of langer in dienst zijn, zal bij volledige arbeids- ongeschiktheid gedurende maximaal 1 jaar de uitkering krachtens
31
de WAO wordt aangevuld ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon.
2. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal voor de werknemer die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid één jaar of langer in dienst is en die in passende arbeid is tewerkgesteld, gedurende maximaal 2 jaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid een aanvulling worden toegekend ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon, met dien verstande dat de aan- vulling niet meer bedraagt dan in geval van volledige arbeids- ongeschiktheid.
3. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal voor de werknemer die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid één jaar of langer in dienst is en die niet in passende arbeid kan worden tewerkge- steld, indien en voor zover de werknemer een WAO-uitkering en een WW-uitkering ontvangt, deze uitkeringen gedurende maxi- maal 1 jaar worden aangevuld ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon, met dien verstande dat de aan- vulling niet meer bedraagt dan in geval van volledige arbeids- ongeschiktheid.
4. Aan de werknemer zal bij volledige arbeidsongeschiktheid in verband met het tweede WAO-jaar een uitkering worden ver- strekt ter grootte van een bruto 4-weken salaris.
3. Onder loon wordt in dit artikel verstaan, het loon dat de werknemer gemiddeld per dag over de laatste 26 weken heeft verdiend met uit- zondering van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en evt. de eenma- lige uitkering(en). Indien de toepassing van het voorgaande leidt tot onredelijke situaties kan aan de vaste commissie worden verzocht hiervan te mogen afwijken.
4. Onder werknemer in de zin van dit artikel wordt verstaan de werk- nemer met wie een dienstbetrekking is aangegaan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten minste twee maanden.
5. Onder 1 genoemde uitkeringen c.q. aanvullingen zullen niet worden verstrekt als de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een li- chaamsgebrek waaromtrent de werknemer bij het aangaan van het dienstverband geen, dan wel valse, inlichtingen heeft verstrekt.
6. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel genoemde uitkerings- dan wel aanvullingsregeling geheel of gedeeltelijk in te trekken ten aanzien van een werknemer die:
1. misbruik maakt van deze regelingen;
2. de controlevoorschriften overtreedt.
7. Het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel is niet van kracht indien en voorzover de werknemer ter zake van zijn arbeids-
32
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ongeschiktheid jegens een of meer derden een vordering tot schade- vergoeding wegens loonderving kan doen gelden.
Indien en voorzover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als in de vorige alinea bedoeld ten belope van het bedrag der in de leden 1 en 2 van dit artikel geregelde buitenwettelijke uitkeringen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever echter aan de werk- nemer voorschotten verstrekken tot het beloop van de aanvullende uitkeringen die de werknemer krachtens lid 1 en 2 van dit artikel zou hebben moeten ontvangen als hij geen vordering tot schadevergoe- ding jegens derden had gehad. De op deze wijze door de werknemer genoten voorschotten zullen worden verrekend met wat de werkge- ver van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt.
8. Op het moment van inwerkingtreding van deze collectieve arbeids- overeenkomst bestaande regelingen die gunstiger uitkerings- voorwaarden kennen dan de in dit artikel genoemde, blijven voors- hands gehandhaafd.
9. De uitkeringen, bedoeld in de leden 1 en 2, worden voor de vertegenwoordigers/verkoopadviseurs berekend op basis van het in- komen (salaris en eventuele provisie, doch exclusief eventuele ver- goeding(en) voor onkosten) over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als het dienstverband heeft geduurd – onmiddellijk vooraf- gaande aan de arbeidsongeschiktheid. Indien een vertegenwoordiger/ verkoopadviseur tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid aan- spraak verwerft op provisie, blijven de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen achterwege, met dien verstande dat:
1. indien het provisiebedrag even groot of groter is dan de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen zouden hebben bedragen, dit volle provisiebedrag wordt uitgekeerd;
2. indien het provisiebedrag kleiner is dan de uitkeringen zouden hebben bedragen door de werkgever bovendien het verschil wordt bijbetaald, een en ander tot een maximum gelijk aan het gemid- delde inkomen (exclusief onkostenvergoedingen van het vooraf- gaande jaar).
10. 1. De werknemer welke op of na het bereiken van de 57-jarige leef- tijd arbeidsongeschikt wordt in de zin van art. 629 BW Z (loon- doorbetaling bij ziekte), heeft ingeval van volledige arbeids- ongeschiktheid in de zin van de WAO met ingang van het derde uitkeringsjaar ingevolge de WAO recht op een jaarlijkse uitke- ring.
2. De hoogte van de jaarlijkse uitkering als bedoeld in lid 1 is gelijk
33
aan een bruto 4-weken salaris, gebaseerd op het salaris, dat de werknemer genoot direct voorafgaande aan de arbeidsongeschikt- heid. Uitbetaling van de jaarlijkse uitkering zal geschieden door het Uitvoerend Orgaan van het VUT Fonds voor de werknemer die voor 1 januari 1999 de 57-jarige leeftijd heeft bereikt en op dat moment arbeidsongeschikt was in de zin van art. 629 BW.
11. 1. De werkgever zal ten behoeve van de werknemers een collec- tieve verzekering sluiten die voorziet in een aanvulling op de WAO-uitkering tot 70% van het laatstgenoten jaarinkomen voor- zover dit jaarinkomen de maximum WAO-uitkeringsgrondslag niet overstijgt.
2. Door de Stichting Kwaliteit van de Arbeid is een verzekerings- polis ontwikkeld, die aan alle bedrijven is aangeboden. (De polis- voorwaarden zijn opvraagbaar bij het secretariaat van de stich- ting). Deze verzekering geldt voor alle werknemers voor het inkomensdeel tussen de maximum WAO-uitkeringsgrondslag en het wettelijk minimumloon.
3. Werkgevers die onder de in lid 5 genoemde voorwaarden zelf een verzekering kunnen aanbieden tegen een gelijke of lagere premie, zijn gerechtigd deze verzekeringsmogelijkheid aan te bieden. Door de Vaste Commissie zal worden beoordeeld of de polis vol- doet aan de minimumvoorwaarden.
4. De premie voor deze verzekering komt voor rekening van de werknemer. De premie zal per betalingsperiode worden ingehou- den op het brutoloon. (De premietabel is opgenomen in bijlage VII van deze CAO).
5. De verzekeringspolis zal minimaal aan de volgende randvoor- waarden dienen te voldoen:
– alle in dienst zijnde werknemers kunnen deelnemen zonder keuring en alle nieuwe werknemers kunnen bij indiensttre- ding deelnemen op basis van de aanstellingskeuring;
– toekenning van de uitkering door de verzekeraar geschiedt op basis van de beslissing van de Bedrijfsvereniging, die het arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelt;
– de eventuele overrente zal worden gebruikt voor indexering van de ingegane uitkeringen.
Wijzigingen in de polisvoorwaarden beneden de minimumpakket- voorwaarden zullen uitsluitend in overleg en overeenstemming met de vakorganisaties plaats kunnen hebben.
Artikel 18A
Verzuim- en arbobeleid
1. Partijen spreken zich uit voor het ontwikkelen van ziekteverzuim- projecten op bedrijfsniveau ten einde een integrale aanpak te ontwik-
34
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
kelen voor de bestrijding van kortdurend en langdurend ziektever- zuim.
Het ziekteverzuimproject wordt ontwikkeld en uitgevoerd in overleg met de OR.
2. Het verzuimproject omvat tenminste de volgende elementen:
– het registreren van verzuimgegevens. In de registratie zullen geen gegevens worden opgenomen inzake politieke gezindheid en sek- suele geaardheid;
– analyseren van de ziekteverzuimgegevens per afdeling van de onderneming;
– het doen van voorstellen ter voorkoming van ziekteverzuim mede in relatie tot de arbeidsomstandigheden;
– het maken van actieplannen in het kader van de Wet REA om daarmee uitvoering te geven aan artikel 3 lid 9 van de CAO;
– het analyseren van de resultaten van genomen maatregelen ter voorkoming van kortdurend en langdurend ziekteverzuim.
3. In het ziekteverzuimproject past tenminste:
– het kunnen uitnodigen van mensen die regelmatig kortdurend ziek zijn door de bedrijfsarts op zijn/haar spreekuur;
– voor die mensen wordt in overleg met de bedrijfsarts/ bedrijfsleiding gekeken naar de mogelijkheden om dit verzuim te voorkomen bijvoorbeeld door aanpassingen in de werkzaamhe- den, de werkplek, de werkomgeving, enzovoorts. Blijken hierbij knelpunten te ontstaan, dan worden in overleg met de verzuim- commissie oplossingen gezocht;
– in de periode tussen de eerste zes weken en drie maanden van een ziekteverzuim wordt door de bedrijfsarts, in samenwerking met de bedrijfsvereniging, een terugkeerplan opgesteld. Dit con- form de afspraken in het najaarsoverleg van 1990;
– werknemers zijn verplicht mee te werken aan deze vormen van preventie en reïntegratie.
Het ontwikkelde verzuimbeleid is onderwerp van de gebruikelijke zeggenschapsregelingen in de WOR en deze CAO, voorzover van toepassing op de voorgestelde maatregelen.
4. Binnen de Stichting Kwaliteit van de Arbeid zal worden gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een effectief arbobeleid. Te denken valt aan heffen, tillen, beheersen klimaat en lawaai.
35
Artikel 19
Tegemoetkoming ziektekostenverzekering
1. De werknemer voor wie de verplichte verzekering door het over- schrijden van de loongrens is geëindigd c.q. zal eindigen heeft, indien hij aan zijn werkgever het bewijs overlegt dat hij zich vrijwil- lig tegen ziektekosten heeft verzekerd, recht op een tegemoetkoming in de kosten van deze vrijwillige verzekering.
2. De tegemoetkoming bedoeld in het vorige lid is op jaarbasis gelijk aan 50% van de werkelijk betaalde premie maar nooit meer dan de maximum bijdrage van de werkgever in de premie Ziekenfonds- verzekering.
3. Ingeval voor een onderneming enigerlei regeling bestaat wordt de tegemoetkoming, bedoeld in dit artikel, verrekend c.q. geacht daarin te zijn begrepen.
Artikel 20
Uitkering bij overlijden
In geval van overlijden van een gehuwde werknemer wordt aan zijn/haar nagelaten familiebetrekkingen, waarvoor hij/zij tijdens zijn/haar leven zorg droeg, op de wettelijke uitkeringen nog gedurende 3 maanden een aanvulling verstrekt tot aan het normale inkomen van de overledene.
Met gehuwde werknemer worden in dit artikel gelijk gesteld: niet ge- huwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een geza- menlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bo- vendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Artikel 21
Jaaruitkering
1. De werkgever zal in de loop van enig kalenderjaar aan de werkne- mer met wie een onafgebroken dienstverband van ten minste 2 maanden heeft bestaan een uitkering toekennen van 2% van het in de voorafgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen (exclusief vakantietoeslag en de uitkering zelve) en van de ontvan- gen wettelijke en bovenwettelijke uitkering ingeval van arbeids- ongeschiktheid. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan op grond van dringende reden in de zin van artikel 678 BW zal voor
36
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
elke maand dienstverband waarover deze uitkering nog niet is ver- strekt 1/12 van deze uitkering worden gegeven.
2. Ingeval voor een onderneming enigerlei regeling bestaat wordt de uitkering bedoeld in lid 1 met eerstgenoemde uitkering verrekend
c.q. geacht daarin te zijn begrepen.
3. De in lid 1 van dit artikel genoemde uitkering kan op verzoek van de werkgever en in overleg met de vakorganisaties worden omgezet in een winstgerelateerde uitkering ter grootte van 0% tot 4%.
Artikel 22
Loon- en salarisbetaling
De werkgever is verplicht het loon resp. salaris op de betaaldag onmid- dellijk na beëindiging van de arbeidstijd aan iedere werknemer afzon- derlijk in een loonzakje of middels giro- of bankovermaking betaalbaar te stellen. Daarbij dient een loonbriefje verstrekt te worden, waarop dui- delijk leesbaar vermeld zijn:
1. naam en stamnummer van de werknemer;
2. periode waarop betaling betrekking heeft;
3. brutoloonbedrag, gespecificeerd volgens vast loon, premies, stuk- loon, overwerkgeld of wel andere beloningen;
4. de inhouding van loonbelasting;
5. andere toegepaste kortingen, nauwkeurig te specificeren.
Artikel 23
Dispensaties
1. Op het moment van inwerkingtreden van deze overeenkomst be- staande rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden worden door deze overeenkomst niet aangetast.
2. Afwijkingen van het gestelde in deze CAO waarover tussen werkge- vers en de betrokken vakbonden overeenstemming bestaat dienen aan de Vaste Commissie van deze CAO te worden gemeld.
37
Artikel 24
Uitleg, toepassing, geschillen, Vaste Commissie
1. Ter bevordering van de eenvormige uitlegging en toepassing van de bepalingen dezer overeenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitlegging en toepassing daarvan zal door contractanten van deze overeenkomst een Vaste Commissie worden ingesteld.
2. Indien een geschil tussen werkgever en een werknemer over de uit- legging van deze CAO mocht zijn gerezen, zal zoveel mogelijk getracht worden door onderling overleg tussen partijen bij het ge- schil betrokken tot overeenstemming te geraken.
Indien dit overleg niet tot oplossing van het geschil in der minne heeft kunnen leiden, is de partij die de tussenkomst van de rechter zou willen inroepen verplicht om, alvorens daartoe over te gaan, het advies van de Vaste Commissie in te winnen.
3. De Vaste Commissie is paritair samengesteld.
De Vaste Commissie bepaalt zelf haar werkwijze.
4. Uitspraken van de Vaste Commissie met een wijdere strekking die- nen te worden rondgestuurd aan de bedrijven die deze CAO hante- ren.
38
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie
A. Groepsgrenzen voor werknemers van geclassificeerde bedrijven
Overeenstemming groepsgrenzen: | bestaat | over | de | volgende vaststelling van |
Groep | Werkclassificatiepunten | |||
A | 0 – 12 | |||
B | 12,5 – 24 | |||
C | 24,5 – 36 | |||
D | 36,5 – 48 | |||
E | 48,5 – 60 | |||
F | 60,5 – 72 | |||
G | 72,5 – 84 | |||
H | 84,5 – 96 | |||
I | 96,5 – 108 | |||
J | 108,5 – 120 | |||
K | 120,5 en meer |
(Eventueel noodzakelijke afwijkingen, voortvloeiende uit de constellatie in de betrokken onderneming, blijven in de toekomst mogelijk via de Vaste Commissie en de toetsende organen die immers van geval tot geval toestemming moeten geven tot feitelijke invoering van werkclas- sificatie en van de daarop gebaseerde uurlonen.)
B. Indeling in loongroepen voor werknemers van niet geclassifi- ceerde bedrijven
Aanloopschaal
Een werknemer die nieuw in dienst treedt in de vleeswarenindustrie mag maximaal één jaar volgens deze schaal worden beloond en zal een con- tract voor onbepaalde tijd worden aangeboden. De aanloopschaal is opgenomen in bijlage II.
De beloning volgens deze schaal bedraagt het wettelijk minimumloon + 10%.
39
Groep A
Deze groep zal uitsluitend gelden voor werknemers gedurende de proef- tijd van twee maanden.
Groep B
leerlingen
inpakkers vleeswaren magazijnhulpen
Groep C
Werkzaamheden in stallen, slachterij, darmafdeling, alsmede het bewer- ken van onderdelen van het varken, werkzaamheden in de worstfabriek, zouterij, kokerij, rokerij, inpakafdeling en expeditie welke eenvoudig zijn, met een klein afbreukrisico, darmsorteerders/meters, transport- werkzaamheden, geroutineerd kantinepersoneel, ophangers, afbinders, reuzeltrekkers en schoonmakers.
Groep D
Geroutineerden welke meerdere handelingen volgens de vastgestelde normen verrichten zoals drijvers, verdovers, stekers, toezicht broeibak, schroeioven, hartslaguithalers, koppenstekers, darmenverdelers, slijmers, afsnijdersvarkens, bewerkers hammen/schouders, werknemers hulp- slachtplaats, zelfstandige rokers, zouters, kokers, steriliseerders, gerouti- neerde stoppers, deegbereiders, werknemers runderslachterij, rundvlees- bewerkers, exportverladers, vers vleesklaarmakers, vrieshuismedewer- kers, transporteurs, ordersamenstellers vleeswaren, winkelpersoneel, magazijnbedienden, geroutineerde medewerkers vetsmelterij.
Groep E
Vakkundig geroutineerden welke werkzaamheden verrichten volgens de vastgestelde normen, met een groot afbreukrisico en vakmanschap zoals all-round voorsnijders, darmslaguithalers, zagers/hakkers, all-round kracht darmafdeling, all-round onthouders bewerker, noodslachter, all- round kracht op de afsnijafdeling, hamafdeling, all-round deegbewerker, stopper, zouter, de verantwoordelijke roker, koker, steriliseerder, order- samensteller en weger vers vlees, de heftruckchauffeur in expeditie- en productie-afdelingen, all-round runderslachter, rundvleesuitbener en
-bewerker, winkelbediende en terreinknecht.
Groep F
De zelfstandige vakkundig geroutineerde ontvanger in de stallen en noodslachtplaats, de zelfstandige vakkundig geroutineerde medewerker in de slachterij, snijhal en darmafdeling die inzetbaar is op alle plaatsen. De functionaris in de worstfabriek die de deegbewerking of stop- bewerking beheerst alsmede de zorg en kennis heeft voor de benodigde hulpstukken, de zelfstandige verantwoordelijke vakkundig geroutineerde in de hulpslachtplaats voor slacht- en afsnijwerkzaamheden, de vrieshuis- heftruckchauffeur, bedieningsman vetsmelterij, chauffeur.
40
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Groep G
De werknemers in varkens- en runderslachterij en in de snijhallen, die naast hun totale vakkennis en routine ook leiding geven aan een kleine zelfstandige groep, de instructeurs in diverse productieafdelingen, de meewerkende voorlieden, die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteits- aspecten, waarbij zij leiding geven aan enkele werknemers, de medewer- kers in de worstfabriek, die naast hun vakkennis van deegbereiding en stopperij tevens instructie en leiding geven aan een kleine produktie- eenheid, schilder, timmerman, allround chauffeur wegtransport.
Groep H
Gevorderde automonteur, bankwerker, electriciën, machinist, stoker, monteur, all-round schilder, timmerman.
Groep I
All-round automonteur, bankwerker, electriciën, machinist, stoker, mon- teur.
C. promotiemogelijkheid ,,all-round’’ medewerkers in geclassifi- ceerde bedrijven
De werkgever verklaart zich bereid om aan productiemedewerkers per afdeling de gelegenheid te bieden opgeleid te worden voor meerdere functies of taken om zodoende een bredere inzetbaarheid te verkrijgen.
De werkgever kent aan de productiemedewerker, ingedeeld in groep E, maximaal 2 loongroepen en aan de productiemedewerkers in de groepen F, G en H maximaal één loongroep toe boven de volgens het functie- classificatiesysteem vastgestelde groep, indien aan de volgende voor- waarde wordt voldaan:
De productiemedewerker dient een zodanige allroundheid te bezitten dat hij in staat is een groot deel van de taken op de betreffende afdeling zelf- standig uit te voeren.
Deze allroundheid moet blijken uit af te leggen vaardigheidstesten.
De werkgever kan, indien een werknemer:
– een specialistische functie vervult of
– op grond van persoonlijke kwaliteiten belast is met vaktechnisch of functioneel gezag
eveneens deze werknemer een of twee extra loongroepen toekennen, mits ingedeeld in ten minste loongroep E.
41
Indien op grond van de hiervoor genoemde regeling een of twee loongroepen extra worden toegekend dient de werkgever de werknemer de gelegenheid te bieden de betreffende functietaken met zo groot moge- lijke regelmaat uit te oefenen en dient de werknemer daartoe bereid te zijn.
Voor een goede uitvoering van vorenstaande regeling dient per onderne- ming een begeleidingscommissie te worden benoemd.
D. Indeling in groepen van het maandsalaris personeel Groep 1
Het verrichten van zeer eenvoudige, steeds weerkerende werkzaamhe- den van hetzelfde karakter, waarvoor geen of geringe praktijkervaring noodzakelijk is. Het werk wordt onder directe leiding uitgevoerd, zoals: loopwerk, telwerk, archief- en adresseerwerkzaamheden, zeer eenvoudig registreerwerk.
Groep 2
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor enige theoretische kennis en praktijkervaring nodig zijn. De werkzaamheden worden soms met een zekere mate van zelfstandigheid uitgevoerd.
Voorbeeldfuncties:
– ponstypist(e)
– typist(e) Nederland
– telexist(e).
Groep 3
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor enige algemene ontwikke- ling en theoretische kennis alsmede praktijkervaring noodzakelijk zijn. Een redelijke mate van zelfstandigheid bij de uitvoering wordt verlangd. Voorbeeldfuncties:
– steno-typist(e) Nederland
– typist(e) administratief assistent(e)
– typist(e) moderne talen
– telefonist(e)/receptionist(e).
Groep 4
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke alge- mene ontwikkeling, theoretische kennis en enige jaren praktijkervaring gewenst zijn.
De werkzaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uit- gevoerd.
Voorbeeldfuncties:
– assistent(e) bedrijfsadministratie/boekhouding
– assistent(e) export
– assistent(e) personeelszaken
– assistent(e) loon- en salarisadministratie
42
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– steno-typist(e) + één moderne taal.
Groep 5
Het uitvoeren van werkzaamheden welke ruime theoretische kennis, algemene ontwikkeling en praktijkervaring vragen. Het werk vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het tonen van initiatief op het eigen werkterrein. Soms wordt leiding gegeven aan één of meer onder- geschikten.
Voorbeeldfuncties:
– calculator(trice)
– kassier (kassière)
– steno-typist(e) moderne talen
– secretaris(esse)
– boekhouder(ster)
– bedrijfsadministrateur(trice)
43
BIJLAGE II
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie
Aanloopschaal per 1 april 1999 (wettelijk minimumloon +10%)
44
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen Vleeswarenindustrie per 1 januari 2000 (inclusief een verhoging van 0.50%) Uurlonen per eerste volle loonweek van januari 2000
45
Funktiejarenschaal
Groep | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K |
0 funktiejaren | 1972 | 1983 | 2000 | 2025 | 2048 | 2064 | 2109 | 2147 | 2199 | 2236 | 2267 |
1 funktiejaar | 1992 | 2003 | 2020 | 2045 | 2068 | 2085 | 2130 | 2168 | 2221 | 2258 | 2290 |
2 funktiejaren | 2012 | 2023 | 2040 | 2065 | 2088 | 2106 | 2151 | 2189 | 2243 | 2280 | 2313 |
3 funktiejaren | 2032 | 2043 | 2060 | 2085 | 2108 | 2127 | 0000 | 0000 | 0000 | 2302 | 2336 |
4 funktiejaren | 2052 | 2063 | 2080 | 2105 | 2128 | 2148 | 2193 | 2231 | 2287 | 2324 | 2359 |
5 funktiejaren | 2072 | 2083 | 2100 | 2125 | 2148 | 2169 | 2214 | 2252 | 2309 | 2346 | 2382 |
6 funktiejaren | 0000 | 0000 | 0000 | 2145 | 2168 | 2190 | 2235 | 2273 | 2331 | 2368 | 2405 |
Leeftijdschaal | ||||||||||||
Groep | % | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K |
16 jaar | 52 | 1025 | 1031 | 1040 | 1053 | 1065 | 1073 | 1097 | 1116 | 1143 | 1163 | 1179 |
16,5 jaar | 55 | 1085 | 1091 | 1100 | 1114 | 1126 | 1135 | 1160 | 1181 | 1209 | 1230 | 1247 |
17 jaar | 58 | 1144 | 1150 | 1160 | 1175 | 1188 | 1197 | 0000 | 0000 | 0000 | 1297 | 1315 |
17,5 jaar | 63 | 1242 | 1249 | 1260 | 1276 | 1290 | 1300 | 1329 | 1353 | 1385 | 1409 | 1428 |
18 jaar | 68 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 1434 | 1460 | 1495 | 1520 | 1542 |
18,5 jaar | 73 | 1440 | 1448 | 1460 | 1478 | 1495 | 1507 | 1540 | 1567 | 1605 | 1632 | 1655 |
19 jaar | 78 | 1538 | 1547 | 1560 | 1580 | 1597 | 1610 | 1645 | 1675 | 1715 | 1744 | 1768 |
19,5 jaar | 80 | 1578 | 1586 | 1600 | 1620 | 1638 | 1651 | 0000 | 0000 | 0000 | 1789 | 1814 |
20 jaar | 85 | 1676 | 1686 | 1700 | 1721 | 1741 | 1754 | 0000 | 0000 | 0000 | 1901 | 1927 |
20,5 jaar | 93/90 | 1834 | 1844 | 1860 | 1883 | 1905 | 1858 | 1898 | 1932 | 1979 | 2012 | 2040 |
21 jaar | 98/95 | 1933 | 1943 | 1960 | 1985 | 2007 | 1961 | 0000 | 0000 | 0000 | 2124 | 2154 |
21,5 jaar | 100/97.5 | 1972 | 1983 | 2000 | 2025 | 2048 | 2012 | 2056 | 2093 | 2144 | 2180 | 2210 |
22 jaar | 98.5 | 2033 | 2077 | 2115 | 2166 | 2202 | 2233 | |||||
22,5 jaar | 99 | 2043 | 2088 | 2126 | 2177 | 2214 | 2244 | |||||
23 jaar | 100 | 2064 | 2109 | 2147 | 2199 | 2236 | 2267 |
46
Naast bovengenoemde bedragen resteert een marge van 0 – 11%
N.B. Met betrekking tot de lonen en salarissen is afgesproken dat deze als minimum zullen gelden.
In overleg tussen partijen zijn afwijkingen naar boven toegestaan. Deze afwijkingen dienen gemeld te worden aan de Vaste Commissie.
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen Vleeswarenindustrie per 1 januari 2001 (inclusief een verhoging van 0.50%) Uurlonen per eerste volle loonweek van januari 2001
47
Funktiejarenschaal
Groep | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K |
0 funktiejaren | 2026 | 2038 | 2055 | 2081 | 2104 | 2121 | 2167 | 2206 | 2259 | 2297 | 2330 |
1 funktiejaar | 2046 | 2058 | 2076 | 2102 | 2125 | 2142 | 2189 | 2228 | 2282 | 2320 | 2353 |
2 funktiejaren | 2066 | 2078 | 2097 | 2123 | 2146 | 2163 | 2211 | 2250 | 2305 | 2343 | 2376 |
3 funktiejaren | 2086 | 2098 | 2118 | 2144 | 2167 | 2184 | 2233 | 2272 | 2328 | 2366 | 2399 |
4 funktiejaren | 2106 | 2118 | 2139 | 2165 | 2188 | 2205 | 2255 | 2294 | 2351 | 2389 | 2422 |
5 funktiejaren | 2126 | 2138 | 2160 | 0000 | 0000 | 0000 | 2277 | 2316 | 2374 | 2412 | 2445 |
6 funktiejaren | 2146 | 2158 | 2181 | 2207 | 2230 | 2247 | 2299 | 2338 | 2397 | 2435 | 2468 |
Leeftijdschaal | ||||||||||||
Groep | % | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K |
16 jaar | 52 | 1054 | 1060 | 1069 | 1082 | 1094 | 1103 | 0000 | 0000 | 0000 | 1194 | 1212 |
16,5 jaar | 55 | 1114 | 1121 | 1130 | 1145 | 1157 | 1167 | 1192 | 1213 | 1242 | 1263 | 1282 |
17 jaar | 58 | 1175 | 1182 | 1192 | 1207 | 1220 | 1230 | 1257 | 1279 | 1310 | 1332 | 1351 |
17,5 jaar | 63 | 1276 | 1284 | 1295 | 1311 | 1326 | 1336 | 1365 | 1390 | 1423 | 1447 | 1468 |
18 jaar | 68 | 1378 | 1386 | 1397 | 1415 | 1431 | 1442 | 1474 | 1500 | 1536 | 1562 | 1584 |
18,5 jaar | 73 | 1479 | 1488 | 1500 | 1519 | 1536 | 1548 | 1582 | 1610 | 1649 | 1677 | 1701 |
19 jaar | 78 | 0000 | 0000 | 0000 | 1623 | 1641 | 1654 | 1690 | 1721 | 1762 | 1792 | 1817 |
19,5 jaar | 80 | 1621 | 1630 | 1644 | 1665 | 1683 | 1697 | 1734 | 1765 | 1807 | 1838 | 1864 |
20 jaar | 85 | 1722 | 1732 | 1747 | 0000 | 0000 | 0000 | 1842 | 1875 | 1920 | 1952 | 1981 |
20,5 jaar | 93/90 | 1884 | 1895 | 1911 | 1935 | 1957 | 1909 | 1950 | 1985 | 2033 | 2067 | 2097 |
21 jaar | 98/95 | 1985 | 1997 | 2014 | 2039 | 2062 | 2015 | 2059 | 2096 | 2146 | 2182 | 2214 |
21,5 jaar | 100/97.5 | 2026 | 2038 | 2055 | 2081 | 2104 | 2068 | 2113 | 2151 | 2203 | 2240 | 2272 |
22 jaar | 98.5 | 2089 | 2134 | 2173 | 2225 | 2263 | 2295 | |||||
22,5 jaar | 99 | 2100 | 2145 | 2184 | 2236 | 2274 | 2307 | |||||
23 jaar | 100 | 2121 | 2167 | 2206 | 2259 | 2297 | 2330 |
48
Naast bovengenoemde bedragen resteert een marge van 0 – 11%
N.B. Met betrekking tot de lonen en salarissen is afgesproken dat deze als minimum zullen gelden.
In overleg tussen partijen zijn afwijkingen naar boven toegestaan. Deze afwijkingen dienen gemeld te worden aan de Vaste Commissie.
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE III
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie
Structurele verhogingen
b. Per 1 januari 2000 zullen de schaalsalarissen van 1 juli 1999 worden verhoogd met 0,5%.
c. Per 1 april 2000 zullen de schaalsalarissen van 1 juli 1999 worden verhoogd met 2,25%.
d. Per 1 januari 2001 zullen de schaalsalarissen van 1 april 2000 wor- den verhoogd met 0,5%.
49
BIJLAGE VII
Behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie
Premietabel ,,WAO-hiaatverzekering’’
In onderstaande tabel zijn de premiepercentages weergegeven zoals die gelden per 1 januari 1997. Per leeftijdscategorie geldt een uniform tarief over het salaristraject (tot f 81 158,–) boven de franchise.
Voor werknemers van 22 jaar en ouder geldt een franchise ter hoogte van het wettelijk minimumloon voor volwassenen (23 jaar) op jaarbasis. Voor jongeren is de franchise afgeleid van minimum jeugdloon. Een 17-jarige die ziek wordt en op 18-jarige leeftijd in de WAO terechtkomt, ontvangt een WAO-uitkering van tenminste 70% van het minimumloon voor een 18-jarige. Dit betekent dus dat voor een 17-jarige een franchise wordt gehanteerd ter grootte van het minimum jeugdloon voor een 18-jarige.
De premietabel luidt als volgt:
Leeftijd | Premie % | Leeftijd | Premie % | Leeftijd | Premie % |
16 | 1,89 | 31 | 3,14 | 46 | 2,83 |
17 | 1,98 | 32 | 3,09 | 47 | 2,58 |
18 | 2,05 | 33 | 3,16 | 48 | 2,46 |
19 | 2,14 | 34 | 3,21 | 49 | 2,33 |
20 | 2,23 | 35 | 3,27 | 50 | 2,18 |
21 | 2,30 | 36 | 3,31 | 51 | 2,00 |
22 | 2,39 | 37 | 3,21 | 52 | 1,57 |
23 | 2,48 | 38 | 3,24 | 53 | 1,38 |
24 | 2,57 | 39 | 3,25 | 54 | 1,17 |
25 | 2,65 | 40 | 3,25 | 55 | 0,96 |
26 | 2,74 | 41 | 3,23 | 56 | 0,74 |
27 | 2,83 | 42 | 3,09 | 57 | 0,05 |
28 | 2,90 | 43 | 3,04 | ||
29 | 2,99 | 44 | 2,99 | ||
30 | 3,06 | 45 | 2,91 |
50
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Leeftijd | Franchise | Leeftijd | Franchise |
16 | ƒ 12 006 | 20 | ƒ 22 036 |
17 | ƒ 13 830 | 21 | ƒ 25 836 |
18 | ƒ 15 957 | 22 | ƒ 30 395 |
19 | ƒ 18 693 | 23 | ƒ 30 395 |
51
BIJLAGE VIII
A. Ouderschapsverlof
1. Iedere werknemer die ten minste 1 jaar bij de werkgever in dienst is en als ouder een familierechtelijke betrekking met een kind heeft, heeft het recht op ouderschapsverlof. Ook de werknemer zonder familierechtelijke betrekking die blijvend de verzorging van een kind op zich heeft genomen en met het kind op hetzelfde adres woont, heeft recht op ouderschapsverlof.
2. Het ouderschapsverlof bedraagt 13 maal de wekelijkse arbeidsduur. Voor ieder kind onder de 8 jaar kan eenmaal ouderschapsverlof opgenomen worden. Bij de geboorte of adoptie van een meerling bestaat de aanspraak voor elk van de kinderen.
3. Het ouderschapsverlof kan door de werknemer flexibel worden xxxx- xxxx. De werknemer meldt het voornemen verlof op te nemen ten- minste twee maanden voor het door hem/haar gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgaven van:
A. de periode van het verlof;
B. het aantal uren verlof per week;
C. de gewenste spreiding van de verlofuren over de week.
4. De werkgever kan uiterlijk tot een maand voor het door de werkne- mer opgegeven tijdstip van ingang van het verlof de gewenste sprei- ding van de verlofuren wijzigen, maar dan alleen in overleg met de werknemer en voor zover gewichtige redenen zich tegen de ge- wenste spreiding verzetten.
5. De werkgever is verplicht in te stemmen met het verzoek het verlof niet op te nemen of te onderbreken op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige reden zich hiertegen verzetten. De werkgever hoeft aan dit verzoek niet eerder gevolg te geven dan een maand na het verzoek. De werknemer behoudt in geval van het niet opnemen of onderbreken het recht om (de rest van) het ouder- schapsverlof later op te nemen.
6. Gedurende de verlofperiode wordt de volledige pensioenopbouw op dezelfde wijze als voorafgaand aan de verlofperiode voortgezet.
52
Vleeswarenindustrie 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ADRESSEN PARTIJEN BIJ DE CAO
Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie Xxxxxxx 0000
0000 XX XXXXXXXX
Tel.: 000-000 00 00
Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten Xxxxxxx 0000
0000 XX XXXXXXXX
Tel.: 000-000 00 00
Sociaal secretariaat:
p/a AWVN Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXXX
Tel.: 000-0000000
FNV Bondgenoten Xxxxxxx 0000
0000 XX XXXXXXX
Tel.: 000-0000000
CNV BedrijvenBond Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXX
Tel.: 000-0000000
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXX
Tel.: 000-00000000
Vaste Commissie Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXXX
Tel.: 000-0000000
Commissie Ondernemingsraden Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXXX
Tel.: 000-0000000
53
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I. opge- nomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I. opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 23 maart 2000
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
54