STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 43875
6 september
2019
Vleeswarenindustrie
Fonds Collectieve Belangen 2019/2024 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
3 september 2019 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenver- bindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) ter ener zijde: Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie; Partij(en) ter andere zijde: FNV, CNV Vakmensen en De Unie.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
Artikel 1 Definities
1. Deze CAO is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemingen. In deze CAO wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaam- heden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
3. Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie te ’s-Gravenhage.
6. Statuten-Reglement: De statuten en de reglementen van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
Artikel 2 Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeids- verhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleeswarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoor- waarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleeswarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleeswar- enindustrie;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleeswarenindustrie kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleeswarenindustrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggen- schap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenin- dustrie;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleeswarenindustrie, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleeswarenindustrie of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het subsidiëren van eigen contactpunten namens de Vleeswarenindustrie op enkele vestigingen van het UWV WERKbedrijf, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleeswarenindustrie op de arbeids- markt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleeswarenindustrie;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandighe- den en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie.
Artikel 3 Uitvoering
De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de reglementen van de Stichting. De uitvoering is aan de Stichting opgedragen. De Stichting kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting. Ten behoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de stichting, zijn belast met de inning van de subsidie en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de stichting en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze CAO.
Artikel 4 Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van de Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de Stichting bevoegd de noodzakelijke gegevens naar beste weten vast te stellen.
Artikel 5 Bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de Stichting een bijdrage af te dragen. De hoogte van de bijdrage is
een percentage van de voor de onderneming van werkgever geldende bruto loonsom per jaar, dat door de Stichting wordt vastgesteld. Deze bijdrage is vastgesteld op 0,5%. Indiend de reserve van het fonds beneden de 0,35% van de loonsom zakt, kan het bestuur de heffing verhogen tot maximaal 0,7% van de loonsom.
2. Onder het bruto loon als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de loonsom waarover de premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval.
Stichting Fonds Collectieve belangen voor de Vleeswarenindustrie
Artikel 1 Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Collectieve belangen voor de Vleeswarenindustrie
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente ’s-Gravenhage.
Artikel 2 Doel
De stichting stelt zich ten doel het: het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de Vleeswaren- industrie Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleeswarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoor- waarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleeswarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleeswar- enindustrie.
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleeswarenindustrie kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleeswarenindustrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggen- schap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenin- dustrie;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleeswarenindustrie voorzover dit convenant verband houdt met arbeid, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleeswarenindustrie of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het subsidiëren van eigen contactpunten namens de Vleeswarenindustrie op enkele vestigingen van het UWV werkplein, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleeswarenindustrie op de arbeids- markt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de re-integratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid
bedreigde werknemers in de Vleeswarenindustrie; en
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het – gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, – arbeidsvoorwaarden, arbeidsom- standigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie.
Artikel 3 Vermogen
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
a. bijdragen van werkgevers zoals bedoeld in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie:
b. subsidies en donaties;
x. xxxxxxxxxxx, erfstellingen en legaten;
x. xxxxxxxxx renten en eventuele andere baten.
Artikel 4 Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, waarvan drie bestuursleden worden voorgedra- gen van werkgeverszijde te weten door de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie en drie bestuursleden van werknemerszijde te weten door FNV, CNV Vakmensen en de Unie gezamenlijk.
Als bestuurslid van werkgeverszijde kunnen slechts worden voorgedragen natuurlijke personen, die lid zijn van het bestuur van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie of natuurlijke personen, die in loondienst zijn bij een lid van genoemde vereniging
Als bestuurslid van werknemerszijde kunnen slechts worden voorgedragen natuurlijke personen, die in loondienst zijn bij hetzij FNV, hetzij CNV Vakmensen, hetzij de Unie.
Het bestuur van Stichting Fonds Collectieve belangen voor de Vleeswarenindustrie benoemt en ontslaat de bestuursleden.
2. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter en een secretaris- penningmeester.
Een bestuurslid fungeert slechts een kalenderjaar als voorzitter of vice-voorzitter.
De voorzitter wordt het ene kalenderjaar gekozen uit de bestuursleden van werkgeverszijde en de vice-voorzitter uit de bestuursleden van werknemerszijde. Het andere kalenderjaar wordt de voorzitter gekozen uit bestuursleden van werknemerszijde en de vice-voorzitter uit bestuursleden van werkgeverszijde.
3. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, is het bestuur verplicht zo spoedig mogelijk degene, die het recht hebben een voordracht te maken daarvan in kennis te stellen om in de bestaande vacature(s) te voorzien.
4. Mocht in het bestuur om welke reden dan ook maximaal twee leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur, onverminderd de verplichting zo spoedig mogelijk in de bestaande vacature te voorzien.
Mocht in het bestuur om welke reden dan ook meer dan twee leden ontbreken, dan mogen de overblijvende bestuursleden geen andere bestuursbesluiten nemen dan wat betreft het benoemen van bestuursleden.
5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten
Artikel 5 Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten
1. Jaarlijks wordt ten minste één vergadering gehouden.
2. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één der andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave der te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richt.
Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege dat de vergadering kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
3. De oproeping tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 2 bepaalde – door de secretaris- penningmeester, ten minste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend, door middel van oproepingsbrieven.
4. De oproepingsbrieven vermelden, naast plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
5. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten opgegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
6. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.
7. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris- penningmeester of door één der andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht.
De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en secretaris-penningmeester hebben gefungeerd.
8. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen, indien xxxxxxxxx een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde ter vergadering aanwezig is, uitgezonderd de besluiten als bedoeld in artikel 11 en artikel 12 van de statuten.
Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een mede-bestuurslid laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter der vergadering voldoende, volmacht.
Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één mede-bestuurslid als gevolmachtigde optreden
9. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegen- heid zijn gesteld schriftelijk, per telefax of andere beeld- of gegevensdragers hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
10. De bestuursleden van werkgeverszijde gezamenlijk brengen drie stemmen uit ook als niet alle drie bestuursleden van werkgeverszijde ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn of als van werkgeverszijde een of meer vacature(s) in het bestuur bestaan.
De bestuursleden van werknemerszijde gezamenlijk brengen drie stemmen uit ook als niet alle drie bestuursleden van werknemerszijde ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn of als van werknemerszijde een of meer vacature (s) in het bestuur bestaan.
Voorzover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.
11. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd. Bij staking van stemmen wordt éénmaal herstemd.
Staken de stemmen over personen of zaken opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
12. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
13. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
Artikel 6 Bestuursbevoegdheid
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en het beheer van het fondsvermogen.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, ver- vreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur is tevens bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen- van zijn taak te doen uitvoeren door commissies of individuele personen.
Artikel 7 Vertegenwoordiging
Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voorzover uit de wet niet anders voortvloeit.
De stichting wordt bovendien uitsluitend vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris- penningmeester gezamenlijk.
Artikel 8 Einde bestuurslidmaatschap
Het bestuurslidmaatschap eindigt:
1. door overlijden van een bestuurslid;
2. bij verlies van het vrije beheer over zijn vermogen door een bestuurslid;
3. bij aanvragen van surséance van betaling door, alsmede bij het faillissement van een bestuurslid;
4. bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);
5. bij ontslag door het bestuur, mits het besluit tot ontslag wordt genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde der uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, met uitzondering van het betreffende bestuurslid;
6. voor bestuursleden, die voorgedragen zijn door werkgeverszijde, zodra zij ophouden lid te zijn van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie of zodra een zodanig bestuurslid zijn dienstverband beëindigt bij een lid van gemelde vereniging;
voor bestuursleden, die voorgedragen zijn door werknemerszijde, zodra zij hun dienstverband met hetzij FNV, hetzij CNV Vakmensen, hetzij de Unie hebben beëindigd;
7. bij ontslag op grond van artikel 298 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 9 Boekjaar en jaarstukken
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de stichting vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie. Tevens maken de in artikel 4 lid 2 van het Uitvoeringsreglement genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris-penningmeester van de stichting ondertekend.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de – stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor – de Vleessector zijn gedaan. Per het einde van ieder boekjaar worden.
4. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur en de betrokken CAO-partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te – wijzen plaatsen.
5. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 10 Reglementen
1. Het bestuur is bevoegd reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
2. De reglementen mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd de reglementen te wijzigen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van de reglementen is het bepaalde in artikel 11, lid 1 van toepassing.
Artikel 11 Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd door een eenstemmig besluit in een vergadering, waarin alle bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat deze statuten te wijzigen met dien verstande dat een zodanige wijziging niet het doel of karakter van de stichting mag aantasten. Tegelijkertijd met de oproeping tot een vergadering tot wijziging van de statuten moet een afschrift van het voorstel, waarin de voorgestelde wijzigingen van de statuten woordelijk zijn opgenomen, aan de bestuursleden worden toegezonden.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
3. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar register gehouden door de Kamer van Koophandel.
Artikel 12 Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11, lid 1 van toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door de bestuurders.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register bedoeld in artikel 11, lid 3.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkom- stig het doel van de stichting.
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder de jongste vereffenaar, tenzij het bestuur een andere bewaarder heeft benoemd.
Artikel 13 Slotbepalingen
ln alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Uitvoeringsreglement
Artikel 1 Definities
1. Dit Uitvoeringsreglement is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemin- gen.
In dit uitvoeringsreglement wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaam- heden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
3. Werkgever: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gevestigd te ’s-Gravenhage.
6. Het bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
7. CAO: Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
Artikel 2 Hoogte der bijdrage
De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 5 van de CAO is gelijk aan een door het bestuur vast te stellen percentage van de bruto loonsom zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van de CAO. De werkgever is verplicht de bijdrage aan de stichting te voldoen.
1. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede. De bijdragen kunnen in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen.
2. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 119 jo 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 50 Euro.
Artikel 3 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 2 van de CAO genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 4 Werkwijze
1. Aanvragen om een subsidie dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel
– voor BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): aan het eind van elk semester op basis van daadwerkelijk gevolgde cursusweken;
– voor subsidies voor geheel of gedeeltelijk functiegebonden opleidingen mits deze vóór 15 april, volgend op het jaar waarin de opleidingen zijn gevolgd, zijn ingediend.
– voor project- of overige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen. Bij de aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan.
2. Bij de aanvragen voor subsidies dient een begroting gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten te worden ingediend. De gesubsidieerde instelling dient aan het bestuur van de Stichting jaarlijks verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden gespecificeerd conform de doelstellingen van het Fonds Collectieve Belangen, en wel
– voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk na de besteding van de gelden;
– voor periodieke subsidies: na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
– voor projectmatige subsidies: na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;
De gesubsidieerde instelling dient op het in de vorige zin vermelde moment een door een registeraccountant of accountantsadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden. Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde beste- dingsdoelen of activiteiten. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.
3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidie-aanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen
4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidie-aanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Artikel 6 Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) gevestigd te Xxxxxxxxxx (Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx, Telefoon: 079-3634900). De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Artikel 7 Begroting
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks uiterlijk in de maand december conform de doelstellin- gen van het Fonds Collectieve Belangen een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast. De begroting omvat:
a. de inkomsten;
b. financiering van activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
c. de kosten van administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is voor de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar.
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording
1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten. Tevens maken de in artikel 4 lid 2 van deze reglementen genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag.
3. Het verslag en de accountantsverklaring wordt ten kantore van de administrateur, bij de betrokken cao partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de accountantsverklaring wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5. Het verslag en de accountantsverklaring dienen uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar waarop het verslag betrekking heeft in drievoud worden toegezonden aan de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving van het Ministerie van SZW.
6. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Subsidiereglement
Artikel 1 Definities
1. Dit subsidiereglement is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemingen. In dit subsidiereglement wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaam- heden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
3. Werkgever: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gevestigd te ’s-Gravenhage.
6. Het bestuur: Het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
7. CAO: Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie
Artikel 2 Subsidies
2.a BBL-Subsidies
1. Vergoedingen
Cursuskosten: aan de werkgever die een leerling van 16 of ouder in dienst neemt op basis van deze regeling worden de wettelijke cursusgelden vergoed door het Fonds.
Kosten leermiddelen: aan de werkgever worden voor alle leerlingen de kosten van de leermidde- len en het schoolfonds betaald door het Fonds.
2. Beperkingen
– De subsidie en de diplomatoeslagen worden vergoed door het Fonds;
– Het leerbedrijf (de werkgever) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenin- dustrie;
– Alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor BBL-subsidie. Voor de overige BBL opleidingen wordt subsidie vertrekt volgens 2.c van dit reglement;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g, 2.h en
2.i verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst;
– Aan degenen die met goed gevolg de opleiding hebben doorlopen zal een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden;
– De leerlingen ontvangen een bruto loon op basis van de in de CAO voor de vleeswarenindus- trie opgenomen aanloopschaal. Deze bruto lonen gelden voor de tijd dat een leerling en in het bedrijf werkzaam is en de opleiding volgt, op basis van de normale werkweek, tot het moment van het met goed gevolg afsluiten van de opleiding. Hierna vindt inschaling plaats van de werknemer op basis van de CAO;
– Voor partieel leerplichtigen geldt dat een en ander proportioneel van toepassing zal zijn;
– De CAO-bepalingen zijn overeenkomstig van toepassing.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.b Diplomatoeslag ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL)
1. Vergoedingen
De werkgever die na 1 april 1985 een werknemer in dienst heeft genomen van 16 jaar of ouder op basis van een leer/arbeidsovereenkomst kan een éénmalige diplomasubsidie aanvragen. De werkgever ontvangt een subsidie van € 1.000 per BBL 1 of 2 diploma behaald door de leerling.
Voor BBL 3 wordt een vergoeding verstrekt die gelijk is aan de vergoeding aan de werknemer conform artikel 19 lid 2 van de reguliere CAO voor de Vleeswarenindustrie.
2 Beperkingen
Bij de toekenning van diplomasubsidies gelden de volgende beperkingen:
– De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie;
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidingsinstituut;
– Het karakter van een diploma-subsidie houdt in dat deze subsidie wordt toegekend bij het behalen van het diploma. Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt een uitzondering. Hier kan de diplomasubsidie ook worden aangevraagd bij het behalen van een certificaat;
– In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidende leerbedrijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a. het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden voorafgaande aan het behalen van
het diploma in dienst is geweest of, indien dit niet het geval is,
b. aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c. In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g, 2.h en
2.i verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.c Overige Opleidingssubsidies
1. Opleidingsplan
De cursus ‘Nederlands op de werkvloer’ zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
2. Opleidingssubsidie
Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding tot HBO- niveau 100% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 45% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting. Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden.
Gedeeltelijk Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding tot HBO-niveau 50% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 45% van de opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werkgever de werknemer 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiegebonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie. Opleidingen, trainingen of cursussen t.b.v. medezeggenschap (O.R./PVT) zijn niet subsidiabel.
3. Beperkingen
Aan deze subsidie worden de volgende beperkingen gesteld:
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis-en verblijfkosten van cursisten;
– Er wordt alleen opleidingssubsidie verstrekt wanneer de opleiding bij een erkend, gecertifi- ceerd of geaccrediteerd opleidingsinstituut wordt uitgevoerd, ofwel wanneer de opleiding zelf erkend is;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g, 2.h en
2.i verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– De opleidingen tot HBO niveau zijn subsidiabel;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn kosten voor opleidingen inzake:
C Eerste hulp en veiligheid (BHV, EHBO, Bralonco, e.d.)
C Magazijntransport (heftruck en reachtruck e.d.)
C Nascholing chauffeurs (nascholing CE-rijbewijs);
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend;
– Opleidingsplannen komen in aanmerking voor een opleidingssubsidie tot maximaal 0,4% van de voor de onderneming van de werkgever geldende bruto loonsom zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gerekend over het voorgaande jaar;
– Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
– De stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.d Subsidies ten bate van projecten
1. Vergoedingen
Fonds Collectieven Belangen financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstelling. Het merendeel van de projectaanvragen wordt door CAO-partijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezeld van een begroting, realisatieplan en achtergrondinformatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden.
Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecifi- ceerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds.
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
2. Beperkingen
– De financiële bijdrage van het Fonds Collectieve Belangen Vleeswarenindustrie wordt voor aanvang van het project bepaald, door toekenning van een maximaal beschikbaar budget;
– De omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.e Verletkostenvergoeding
1. Vergoedingen
Vergoeden van verletkosten die de werkgever heeft in verband met deelname door in de onderne- ming werkzame vakbondskaderleden aan door de vakbond georganiseerde activiteiten op het vlak van scholing, vorming en opleiding.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te komen voor een vergoeding in de zin van deze regeling dient de werkgever deze CAO na te leven;
– Uitgezonderd van deze regeling zijn de reis- en verblijfkosten van desbetreffende werknemers.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.f Employability
1. Vergoedingen
Sociale partners hebben employability bevorderend scholing afgesproken. Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholingskosten ter hoogte van maximaal € 1.000,– per jaar (maximaal € 2.000,– per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen voor zover dit binnen het reguliere arbeidsrooster van de werknemer valt. Overige verleturen worden niet vergoed.
2. Beperkingen
– De werknemer komt niet in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien het cursussen betreft op het gebied van handvaardigheid en sport tenzij aangetoond kan worden dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan;
– De voorzitters van het Georganiseerd Overleg Vleeswarenindustrie besluiten op basis van de aangeleverde informatie of een werknemer in aanmerking komt voor een bijdrage. In geval van twijfel kan extra informatie worden opgevraagd;
– De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst (volgens het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt). Er zal nooit meer scholingsbijdrage aan werknemers toegekend worden dan 0,2% van de loonsom van de werkgever in het betreffende jaar;
– De employability regeling staat los van de regeling overige opleidingssubsidies en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.g EVC Erkenning Verworven Competenties
1. Vergoedingen
Er is mogelijkheid voor een subsidie ten behoeve van EVC
De subsidie bedraagt 50% van de kosten voor een EVC-traject. De kosten van een interne assessor zijn eveneens 50% subsidiabel met een maximum van € 1.000,00 per werknemer.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdragen af te dragen;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn de reis- en verblijfkosten van cursisten;
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
– Subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma.
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het FCB Vleeswarenindustrie in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g, 2.h en 2.i verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Deze subsidie is niet te combineren met bovengenoemde BBL subsidies, diplomatoeslag BBL en overige opleidingssubsidies;
– Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.h Leerwegplekken
1. Vergoedingen
De subsidie bedraagt € 1.500,00 voor 3 maanden leerwerkplek. Voor een kortere periode leerwerk- plek zal de subsidie naar rato per maand worden uitgekeerd.
Wanneer de leerling na zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever, ontvangt de werkgever een aanvullende subsidie van € 500,00.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– De subsidie leerwerkplekken is aan te vragen voor leerwerkplekken die zijn aangegaan na
– 1 januari 2016:
– De werkgever dient in de subsidieaanvraag aan te tonen dat de leerwerkplek is verstrekt aan een jongere van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend tot de doelgroep van
de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar is naar een reguliere baan in de vleeswarenindustrie;
– Voor de aanvullende subsidie dient de werkgever aan te tonen dat de leerling / werknemer zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever;
– De leerwerkplek periode bedraagt minimaal één maand;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g, 2.h en
2.i verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.i Pilot Functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding
1. Doel
Doel van deze pilot is om door middel van een functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding, op initiatief van de werknemer, een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie, alsmede het duurzaam vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor functie- of ontwikke- lingsgerichte opleidingen die gericht zijn op de uitvoering van werkzaamheden e/o functies i.r.t. het vergroten van de (vak)bekwaamheid binnen de vleeswarenindustrie.
2. Hoogte vergoeding
De directe kosten worden volledig vergoed, hier wordt onder verstaan; de opleidingskosten o.m. administratiekosten, lesmateriaal, examengeld en reiskosten.
De indirecte kosten worden (deels) vergoed, hieronder wordt verstaan 75% van de tijd besteed aan het fysiek bijwonen van de opleiding. Na het met aantoonbaar goed gevolg beëindigen van de opleiding (diploma/certificaat) zal de resterende 25% van de voornoemde tijd alsnog worden vergoed.
3. Beperking
– De regeling geldt tot uiterlijk 1 februari 2021 en is beschikbaar voor maximaal 50 medewerkers.
– De werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage voortkomend uit dit artikel dient werkzaam te zijn bij een werkgever die de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage afdraagt;
– De werknemer is voor onbepaalde tijd in dienst te zijn bij de werkgever;
– De regeling staat los van de subsidies bedoeld onder 2.c. en 2.f. en is niet bedoeld voor (gedeeltelijke) functiegebonden opleidingen of employability zoals beschreven in de voor- noemde artikelen.;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
– Opleidingen tot HBO-niveau zijn subsidiabel;
– Per bedrijf/vestiging kan zeer beperkt aantal deelnemers meedoen aan deze pilot-afspraak en hiervoor geldt de navolgende staffel:
Bedrijf/vestiging | max. aantal deelnemers |
> 50 medewerkers | 2 |
< 50 medewerkers | 1 |
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 juli 2024.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 augustus 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 3 september 2019
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx