COLLECTIEVE ARBEIDS- OVEREENKOMST
nieuwe logo Vredestein
COLLECTIEVE ARBEIDS- OVEREENKOMST
1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010
logo FNV logo CNV logo De Unie
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Tussen de ondergetekenden:
Xxxxxx Xxxxxxxxxx B.V. te Enschede, als partij ter ener zijde
en
• FNV Bondgenoten te Utrecht
• CNV BedrijvenBond statutair te Houten en gevestigd in Utrecht
• De Unie te Culemborg elk als partij ter andere zijde
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
INHOUDSOPGAVE
ARTIKEL 1 Definities 3
ARTIKEL 2 Verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar 4
ARTIKEL 3 Verplichtingen van de werkgever en de werknemer t.o.v. elkaar 4
ARTIKEL 4 Aanvang en einde arbeidsovereenkomst 5
ARTIKEL 5 Arbeidsduur en werktijden 7
ARTIKEL 6 Functiegroepen en salarisschalen 8
ARTIKEL 7 Toepassing van de salarisschalen en salarisbetaling 9
ARTIKEL 8 Persoonlijk salaris 12
ARTIKEL 9 Toeslag bezwaarlijke werkomstandigheden 12
ARTIKEL 10 Toeslag voor ploegenarbeid 13
ARTIKEL 11 Beloning voor overwerk, consignatie, extra reis- en verschoven uren 15 ARTIKEL 12 Feestdagen 17
ARTIKEL 13 Geoorloofd verzuim 18
ARTIKEL 14 Vakantiedagen 20
ARTIKEL 15 Vakantietoeslag 24
ARTIKEL 16 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
ARTIKEL 17 Zorgverzekering 27
ARTIKEL 18 Uitkering bij overlijden 27
ARTIKEL 19 Pensioenen 27
ARTIKEL 20 Eindejaarsuitkering 28
ARTIKEL 21 Levensloop 28
ARTIKEL 22 Keuzesysteem 28
ARTIKEL 23 Reiskostenvergoedingsregeling 29
ARTIKEL 24 Bedrijfsreglement 30
ARTIKEL 25 Tussentijdse wijzigingen 30
ARTIKEL 26 Beroepsrecht 30
ARTIKEL 27 Aanvullende afspraken 30
ARTIKEL 28 Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst 31
PROTOCOL 1 Bedrijfstijdverlenging 32
PROTOCOL 2 5-ploegendienst 33
PROTOCOL 3 Reïntegratie protocol 34
BIJLAGE 1 Functiegroepen 35
BIJLAGE 2 Salarisschalen 36
BIJLAGE 3a Vakbondswerk in de organisatie 37
BIJLAGE 3b Sociaal Beleid 37
BIJLAGE 3c Organisatiebureaus 39
BIJLAGE 3d Fusie, sluiting, reorganisatie 39
BIJLAGE 3e Veiligheid, milieu 39
BIJLAGE 3f Werkgelegenheid 40
BIJLAGE 3g Ingeleende krachten 40
BIJLAGE 3h Overleg m.b.t. investeringsplannen en werkgelegenheid 41
BIJLAGE 3i Studieverlof 42
BIJLAGE 4 Realisatie arbeidstijdverkorting 43
BIJLAGE 5 Spaarregeling 46
BIJLAGE 6 Regeling Tijd sparen 46
BIJLAGE 7 Regeling koop-verkoop van dagen 48
TEKSTEN BURGERLIJK WETBOEK 49
ARTIKEL 1
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
Werkgever : Apollo Vredestein B.V. te Enschede Vakbonden : Elk der contractanten ter andere zijde
Werknemer : De persoon in dienst van de werkgever, voor zover zijn functie in het kader van deze arbeidsovereenkomst is gewaardeerd volgens de ORBA – PM methode en is ingedeeld in één der functiegroepen, vermeld in bijlage 1, die deel uitmaakt van deze overeenkomst.
Daar waar in deze CAO wordt gesproken over ‘hij’ wordt tevens bedoeld ‘zij’.
Parttime werknemer
: De werknemer van wie, op grond van de individuele arbeidsovereenkomst, de bedongen arbeid minder bedraagt dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Op hem zijn naar rato van de individuele arbeidsduur de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld.
Ondernemingsraad : De ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de
Ondernemingsraden.
Dienstrooster : Elke door de werkgever voor één of meer werknemers
vastgestelde werktijdenregeling van 5 dagen voor werknemers in dagdienst en 5, 6 of 7 dagen voor werknemers in ploegendienst, als regel samenvallende met de kalendermaand.
Week : De week die begint bij de eerste dienst op maandag.
Schaalsalaris : Het salaris als bedoeld in artikel 6 lid 2 en vermeld in bijlage 2 van deze overeenkomst.
Maandsalaris : De som van het schaalsalaris, van een eventuele persoonlijke toeslag ex. artikel 7 lid 6b en/of van een eventueel persoonlijk salaris ex. artikel 8.
Maandinkomen : Het maandsalaris vermeerderd met de ploegentoeslag als bedoeld in artikel 10 lid 1, de toeslag wegens bezwaarlijke werkomstandigheden volgens artikel 9 en de consignatietoeslag volgens artikel 11 lid 9, voor zover deze toeslagen een vast deel van het inkomen uitmaken.
ADV-dag/dienst : Een dag of dienst waarop de werknemer volgens dienstrooster zou moeten werken, maar waarop hij met behoud van zijn
normale beloning als gevolg van arbeidstijdverkortende maatregelen, is vrijgesteld van het verrichten van de bedongen arbeid en welke door de werkgever wordt vastgesteld overeenkomstig de afspraken genoemd in bijlage 5.
Roostervrije dag/dienst
: Een dag of dienst waarop de werknemer volgens dienstrooster is vrijgesteld van het verrichten van de bedongen arbeid en welke wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen zoals genoemd in artikel 5 respectievelijk protocol 1 (Bedrijfstijdverlenging).
Structurele Toeslagen pensioengevend
: Overwerk, ploegentoeslag, consignatietoeslag, toeslag bij bereiken maximum salarisgroep CAO, toeslag bezwarende werkomstandigheden en alle toeslagen voortvloeiend uit andere dienstroosters zullen in de pensioenopbouw worden meegenomen.
ARTIKEL 2
Verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar
1. De partijen verplichten zich deze overeenkomst naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen en derhalve geen actie, direct of indirect te zullen voeren of steunen die ten doel heeft deze overeenkomst te wijzigen en/of te beëindigen op een andere wijze dan is overeengekomen.
2. De werkgever verplicht zich geen werknemers in dienst te nemen of werkzaamheden te doen verrichten op voorwaarden, die afwijken van het bepaalde in deze overeenkomst. De vakbonden verplichten zich met alle hun ten dienste staande middelen, het nakomen van deze overeenkomst door hun leden te zullen bevorderen.
3. De vakbonden verplichten zich te zullen bevorderen dat hun leden de individuele arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, zullen ondertekenen.
4. De vakbonden verplichten zich tijdens de duur van de overeenkomst niet te zullen overgaan tot het uitroepen en/of ondersteunen van werkstaking in de onderneming(en) van de werkgever betreffende zaken, die in deze overeenkomst zijn geregeld.
ARTIKEL 3
Verplichtingen van de werkgever en de werknemer ten opzichte van elkaar
1. De werkgever is gehouden de orde, hygiëne en de veiligheid te bevorderen, een en ander zoals een goed werkgever betaamt. Hij dient ter zake aanwijzingen en voorschriften te geven, veiligheidsmaatregelen ter beschikking te stellen en waar nodig zorg te dragen voor medische controles.
De werknemer is gehouden de belangen van de werkgever te behartigen en draagt mede zorg voor de orde, hygiëne en de veiligheid in het bedrijf, een en ander zoals een goed werknemer betaamt. Hij dient ter zake gegeven
aanwijzingen en voorschriften na te leven en ter beschikking gestelde veiligheidsmiddelen te gebruiken. De werkgever biedt de werknemer de mogelijkheid tot periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek.
2. De werkgever is gehouden slechts die werkzaamheden op te dragen, die in redelijkheid van de werknemer kunnen worden verlangd. De werknemer is gehouden de door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden goed en in overeenstemming met de verstrekte voorschriften en aanwijzingen te verrichten.
3. De werkgever zal bevorderen, dat er zo weinig mogelijk arbeid wordt verricht buiten de in dienstroosters aangegeven tijden.
De werknemer is verplicht, voor wat zijn dienst- en rusttijden betreft, zich te houden aan de bepalingen van het dienstrooster, dat op de daarvoor bestemde plaatsen is opgehangen. Hij is echter, indien de werkgever dat noodzakelijk acht, gehouden ook buiten de op de dienstrooster voorkomende tijden arbeid te verrichten, waarbij de werkgever de desbetreffende wettelijke bepalingen en de voorschriften van deze overeenkomst in acht neemt.
4. De werkgever en de werknemer gaan met elkaar een door beiden ondertekende schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst aan, waarin de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst en die van het eventueel aanwezige bedrijfsreglement van toepassing worden verklaard. De werknemer ontvangt een exemplaar van de collectieve arbeidsovereenkomst en van het eventueel aanwezige bedrijfsreglement.
5. Indien de werknemer onder werktijd nevenfuncties wil vervullen, dient hij hierover vooraf een regeling met de werkgever te hebben getroffen, waarin:
a) de toestemming van de werkgever blijkt;
b) eventuele materiële consequenties zijn geregeld.
Nevenfuncties buiten werktijd, waardoor naar het oordeel van de werkgever het verrichten van een goede arbeidsprestatie wordt belemmerd, kunnen door de werkgever worden verboden.
6. De werknemer die voornemens is een verbintenis als genoemd in artikel 670 lid 3 van het BW jegens de overheid aan te gaan, behoeft daartoe de schriftelijke toestemming van de werkgever.
7. De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn arbeidsovereenkomst bekend wordt omtrent de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen en hun bewerking, de producten en dergelijke. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
ARTIKEL 4
Aanvang en einde arbeidsovereenkomst
1. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst geldt wederzijds een proeftijd van 2 maanden. In de individuele arbeidsovereenkomst kan een kortere termijn worden overeengekomen. Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan direct aansluitend aan een inleen- c.q. uitzendperiode van minimaal 2 maanden geldt geen proeftijd.
2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde, wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan:
a) hetzij voor onbepaalde tijd;
b) hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
c) hetzij voor het verrichten van een bepaald karwei;
d) hetzij voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard;
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt de looptijd van de overeenkomst vermeld.
3. De werkgever kan met de werknemer maximaal drie keer achtereenvolgend tijdelijke arbeidscontracten - als bedoeld in lid 2b, c en d - overeenkomen met een totale maximum duur van 24 maanden, zonder dat hierbij sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Eventuele uitzendperioden zijn in deze maximumperiode van 24 maanden begrepen.
4. In geval van ontslag op staande voet wegens dringende reden in de zin van de artikelen 678 en 679 BW en tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan de arbeidsovereenkomst wederzijds met onmiddellijke ingang worden opgezegd. In alle andere gevallen eindigt:
a) de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door opzegging met inachtneming van het bepaalde in artikel 672 BW. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke overeenkomst, of door het gebruik, een andere dag daarvoor is aangewezen. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
- korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand.
- vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden.
- tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden
- vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. Voor de werknemer die op 1 januari 1999 in dienst was bij de werkgever en 45 jaar of ouder was, geldt overgangsrecht op grond van de Wet Flexibiliteit en zekerheid.
b) de arbeidsovereenkomst aangegaan voor een bepaalde tijd eindigt van rechtswege:
- op de kalenderdatum of
- op de laatste dag van het tijdvak of het bepaald geheel van werkzaamheden, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst.
5. Indien een voor een bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is voortgezet, zal de werkgever aan de werknemer één week voor het tijdstip waarop de aldus voortgezette arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, hiervan schriftelijke mededeling doen, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is.
6. Het bepaalde in artikel 670 van het BW lid 1 (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid), is voor de werknemers als bedoeld in lid 2b, c, d van dit artikel, alsmede voor werknemers van 65 jaar en ouder niet van toepassing.
7. Het bepaalde in artikel 670 van het BW lid 3 (opzeggingsverbod tijdens militaire dienst) is voor werknemers als bedoeld in lid 2b, c, d niet van toepassing.
8. Zodra de werkgever tot het weer aannemen van personeel overgaat, dat is ontslagen ten gevolge van een omstandigheid als genoemd in lid d van bijlage 3D zal hij, voor zover het belang van de onderneming dit toelaat, en niet meer dan een jaar is verlopen sedert hun ontslag, als regel voorrang geven aan de gewezen werknemers die het langste dienstverband bij hem hadden.
ARTIKEL 5
Arbeidsduur en werktijden
1. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt op jaarbasis gemiddeld 37,5 uur per week. Voor werknemers werkzaam in roosters zoals bedoeld in protocol 1 bedraagt de gemiddelde jaarlijkse arbeidsduur 36 uur per week. Voor werknemers werkzaam in roosters zoals bedoeld in protocol 2 bedraagt de gemiddelde arbeidsduur 33,6 uur per week, verdeeld over 7 dagen per week, op jaarbasis.
2. a) De werktijden volgens dienstrooster liggen voor de werknemers in dagdienst tussen 07.00 uur en 18.00 uur op de eerste 5 werkdagen van de week.
b) De werktijden volgens dienstrooster liggen voor de werknemers in tweeploegendienst als regel tussen 04.00 uur en 24.00 uur, behoudens in geval met een dag- respectievelijk ochtend- en nachtdienst wordt gewerkt.
c) De werktijden volgens dienstrooster voor de werknemers in 3-ploegendienst worden zodanig vastgesteld, dat tussen het einde en het begin van de dienstroosters een ononderbroken rustperiode van tenminste 36 uur bestaat, waarvan 24 uur op zondag, die geacht wordt te lopen van 00.00 uur - 24.00 uur.
d) Werknemers kunnen in geval van gewetensbezwaren de werkgever verzoeken om vrijgesteld te worden van de verplichting om roostermatig zondagsarbeid te verrichten. Werkgever zal in dat geval de werknemer niet verplichten tot het verrichten van genoemde zondagsarbeid, doch een ander tijdstip bepalen waarop deze arbeid wordt verricht.
3. a) Een dienstrooster mag niet in strijd zijn met de bestaande wetgeving en het in dit artikel bepaalde.
b) De werkgever zal, indien daarbij meer dan negen werknemers zijn betrokken, niet tot invoering van een andere werktijdenregeling overgaan dan in overleg met de vakbonden, onverminderd de bevoegdheid van de OR hierover overleg te plegen met de werkgever.
c) Indien de nieuwe werktijdenregeling echter tot gevolg heeft dat arbeid op een zondag moet worden verricht, zal de werkgever overleg plegen met de vakbonden.
4. De werkgever kan voor chauffeurs, portiers, bewakingspersoneel en voor werknemers werkzaam in de energiediensten een regeling vaststellen die afwijkt van hetgeen in dit artikel en in artikel 10 is bepaald. In dat geval zal zij dit doen in overleg met de vakbonden.
5. De in lid 1 bedoelde gemiddelde arbeidstijd wordt geëffectueerd overeenkomstig de in bijlage 4 nader vastgestelde bepalingen.
ARTIKEL 6
Functiegroepen en salarisschalen
1. De functies van de werknemers op wie deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, zijn met behulp van ORBA – PM ingedeeld in functiegroepen. Deze functiegroepen met de bijbehorende referentiefuncties zijn vermeld in bijlage 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
2. Bij elke functiegroep behoort een aanloopschaal en een salarisschaal voor functievolwassenen. De salarisschalen bevatten de schaalsalarissen per maand en zijn opgenomen in bijlage 2.
3. a) De aanloopschaal geldt voor werknemers die de functie nog niet volledig en zelfstandig vervullen.
b) De salarisschaal voor functievolwassenen geldt voor de werknemers die de functie volledig en zelfstandig vervullen.
c) De bepalingen met betrekking tot de wijze van toepassing van de salarisschalen zijn opgenomen in artikel 7.
4. Iedere werknemer ontvangt de op hem van toepassing zijnde functiebeschrijving/functieprofiel en een schriftelijke mededeling over de indeling van zijn functie in één der functiegroepen en de daarbij behorende salarisschaal. Eventueel optredende wijzigingen met betrekking tot de functie-indeling c.q. de salarisvaststelling worden eveneens schriftelijk aan de betrokken werknemer medegedeeld.
5. Ter bevordering van een juiste indeling in een der functiegroepen c.q. salarisschalen wordt de functierangorde regelmatig getoetst aan de feitelijke omstandigheden en zo nodig bijgewerkt met inschakeling van de daartoe aangewezen instanties.
6. Beroepsprocedure
a) Indien de werknemer bezwaar heeft tegen zijn functiebeschrijving respectievelijk tegen de indeling in de desbetreffende functiegroep, legt hij binnen twee maanden dit bezwaar in overleg met zijn leidinggevende voor aan de Directeur P&O. Indien binnen twee maanden, nadat de werknemer de behandeling van zijn bezwaar bij de Directeur P&O kenbaar heeft gemaakt, nog geen overeenstemming is bereikt, is de werknemer bevoegd zijn bezwaar voor te leggen aan de districtsbestuurder van één der vakbonden, partij bij de CAO.
b) Naar aanleiding van het onder lid 6a genoemde, zijn de deskundigen van de vakbonden bevoegd een onderzoek ter plaatse in te stellen, zulks in samenwerking met een deskundige van AWVN.
c) Indien tussen de deskundigen van beide partijen overeenstemming is bereikt, zal de daaruit voortvloeiende beslissing bindend zijn en van kracht zijn vanaf het moment dat de in lid 6a bedoelde klacht is gedeponeerd.
ARTIKEL 7
Toepassing van de salarisschalen en salarisbetaling
1. a) Werknemers die de functie niet volledig en zelfstandig vervullen ontvangen het schaalsalaris volgens de aanloopschaal behorende bij de functiegroep waarin zij overeenkomstig hun normaliter te vervullen functie zijn ingedeeld, behoudens het bepaalde in lid 4a van dit artikel.
b) De aanloopschaal bestaat uit twee stappen.
Aan de hand van de reguliere beoordeling (na 2 maanden, 6 maanden en 12 maanden na indiensttreding) wordt de inschaling in één van de stappen vastgelegd.
c) De beoordelingscriteria voor plaatsing in aanloopschaal 1 en 2 en overgang naar de functievolwassen schaal (0 schaaljaren) zijn als volgt:
Criteria | Aanloopschaal 1 | Aanloopschaal 2 | Functievolwassenschaal |
Zelfstandigheid | Werkt onder direct toezicht | Werkt redelijk zelfstandig | Werkt redelijk tot geheel zelfstandig |
Volledigheid | Geen relevante ervaring, of ervaring is onduidelijk of onbekend | Voert de belangrijkste kerntaken uit en enkele deeltaken | Voert alle aspecten van de functie uit |
2. a) Functievolwassen werknemers ontvangen bij indiensttreding het schaalsalaris bij 0 schaaljaren behorende bij de functiegroep waarin zij overeenkomstig hun functie zijn ingedeeld, behoudens het bepaalde in lid 4a van dit artikel.
b) De schaaljaarverhogingen, zoals aangegeven in de salarisschaal voor functievolwassenen, worden elk jaar toegekend met ingang van de eerste betalingsmaand van enig jaar, mits de betrokken werknemer ten minste 6 aaneengesloten betalingsmaanden, voorafgaande aan de eerste betalingsmaand van dat jaar, is ingedeeld in dezelfde functiegroep c.q. de daarbij behorende salarisschaal.
c) Wijziging van het schaalsalaris op andere tijdstippen dan onder b) genoemd kan slechts plaatsvinden bij indeling in een andere functiegroep c.q. salarisschaal op grond van het bepaalde in lid 5 en lid 6 van dit artikel.
d) Toeslag bij bereiken maximum salarisgroep CAO.
Na het bereiken van het maximum van de salarisgroep in de CAO bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om een tijdelijke toeslag toe te kennen aan een werknemer ter grootte van de laatste stap in de betreffende salarisgroep.
Jaarlijks zal worden bepaald of een werknemer in het komende kalenderjaar in aanmerking komt voor deze toeslag.
Indien een werknemer 3 jaar achtereen in aanmerking is gekomen voor deze toeslag, zal vanaf het 4e jaar deze toeslag een vast bestanddeel van zijn inkomen vormen. Hiermee is het uiteindelijke maximum in de betreffende salarisgroep bereikt.
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze toeslag zijn:
- een uitstekende functievervulling;
- en indien de direct leidinggevende en zijn leidinggevende het over deze beoordeling gezamenlijk eens zijn.
Er worden in overleg met de OR minimaal 3 en maximaal 5 beoordelingscriteria vastgesteld. Deze criteria kunnen per afdeling of functiefamilie verschillend zijn.
3. Indien, in afwijking van het in lid 2a bepaalde, aan de werknemer een schaalsalaris behorende bij een of meer schaaljaren is toegekend, zal de eerstvolgende schaaljaarverhoging eveneens worden toegekend conform het bepaalde in lid 2b.
4. Leerperiode
a) Werknemers die bij hun indiensttreding nog niet over de vaardigheden en ervaring beschikken welke voor de vervulling van hun functie zijn vereist, kunnen gedurende maximaal de eerste 6 maanden van het dienstverband één functiegroep lager, c.q. één salarisschaal lager worden ingedeeld dan met hun functie overeenkomt.
b) De werknemer die met het oog op een definitieve (her)indeling in een hogere functiegroep c.q. hogere salarisschaal in de gelegenheid wordt gesteld een leerperiode door te maken, kan gedurende deze leerperiode geen aanspraak maken op een hogere salariëring dan die welke behoort bij de functie welke hij laatstelijk vóór de overplaatsing vervulde.
De duur van de leerperiode wordt door de werkgever van geval tot geval vastgesteld en tevoren aan de betrokken werknemer schriftelijk medegedeeld en bedraagt maximaal 3 maanden.
Betreft het een definitieve overplaatsing naar één der functiegroepen C of hoger, dan kan in overleg met de betrokken werknemer deze termijn met ten hoogste 3 maanden worden verlengd.
5. Indeling in een hogere functiegroep c.q. hogere salarisschaal
a) Bij definitieve indeling in een hogere functiegroep c.q. hogere salarisschaal van een functievolwassen werknemer, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris het verschil van de schaalsalarissen van de desbetreffende functiegroepen bij 0 schaaljaren, of zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende hogere bedrag in de hogere salarisschaal. De verhoging wordt toegepast met ingang van de maand volgend op die waarin de plaatsing in een hogere functiegroep heeft plaatsgevonden.
b) De werknemer die tijdelijk een functie waarneemt die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt geen extra beloning indien de waarneming korter dan 3 diensten heeft geduurd. Duurt de waarneming minstens 3 aaneengesloten diensten of 4 diensten verspreid in een betalingsmaand, dan geldt dat per waargenomen dienst een vergoeding wordt betaald van 1/ 21,75e deel van de hieronder genoemde toeslag:
1. Bij tijdelijke waarneming van een functie die 1 functiegroep hoger is ingedeeld, ontvangt de werknemer een toeslag op zijn schaalsalaris. Deze toeslag bedraagt het verschil van zijn schaalsalaris bij 0 schaaljaren en het schaalsalaris bij 0 schaaljaren van de hogere functiegroep.
2. Indien het een functie betreft die meerdere functiegroepen hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt de werknemer een toeslag op zijn schaalsalaris die het verschil bedraagt van zijn schaalsalaris bij 0 schaaljaren en het schaalsalaris bij 0 schaaljaren van de functiegroep die 2 functiegroepen hoger is dan zijn eigen functiegroep.
3. De werknemer kan aan een tijdelijke waarneming van een hoger ingedeelde functie geen aanspraken ontlenen op een definitieve plaatsing in een hoger ingedeelde functie of op een definitieve dienovereenkomstige beloning.
6. (Her)indeling in een lagere functiegroep c.q. lagere salarisschaal
a) Bij definitieve indeling in een lagere functiegroep c.q. lagere salarisschaal door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek van een functievolwassen werknemer, bedraagt de verlaging van het schaalsalaris het verschil van de schaalsalarissen bij 0 schaaljaren van de desbetreffende functiegroepen, of zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het dichtbijgelegen lagere bedrag in de lagere salarisschaal. Deze verlaging wordt toegepast met ingang van de maand, volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functiegroep c.q. lagere salarisschaal heeft plaatsgevonden.
b) De werknemer die echter als gevolg van bedrijfsomstandigheden, dan wel buiten eigen toedoen anders dan door ziekte, wordt overgeplaatst naar een lagere functiegroep, ontvangt gedurende het eerste jaar na overplaatsing nog een persoonlijke toeslag (P.T.) ter grootte van het verschil tussen het oorspronkelijke schaalsalaris en het nieuwe schaalsalaris.Daarna wordt deze P.T., telkens met een bedrag gelijk aan 10% van het bedrag van de oorspronkelijke toeslag verminderd, gelijktijdig met het moment waarop een algemene salarisverhoging wordt toegekend (tot maximaal twee keer per contractjaar). Het af te bouwen bedrag zal echter nooit meer bedragen dan de helft van de toegekende algemene verhoging. In geval van promotie naar een functie in een hogere functiegroep wordt deze persoonlijke toeslag, voorzover dat mogelijk is, in één keer afgebouwd. Zo nodig met toekenning van fictieve schaaljaren.
7. Evenredige vermindering van het inkomen bij gedeeltelijke functievervulling Gedurende de tijd welke een werknemer in een maand niet heeft gewerkt ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, afwezigheid zonder behoud van salaris, onvrijwillige werkloosheid, willekeurig verzuim of wegens indiensttreding of ontslag wordt het maandinkomen met een evenredig deel verminderd.
8. Salarisbetaling
a) De vastgestelde salarissen hebben betrekking op een periode van 1 maand en worden uiterlijk 4 dagen voor het verstrijken van de desbetreffende maand betaalbaar gesteld. Jaarlijks zullen de desbetreffende data bekend worden gemaakt.
b) Betaalbaarstelling zal geschieden door storting op een betaalrekening van de werknemer.
9. Algemene salarisbetalingen
Gedurende de looptijd van de CAO worden de salarisschalen verhoogd:
- per 1 juli 2009 met 2,0%
In juli 2009 wordt een eenmalige uitkering van € 100,- bruto uitbetaald. Voor parttimers geldt dit bedrag naar rato.
ARTIKEL 8
Persoonlijk salaris
1. Met ingang van de 1e periode van 1978 heeft integratie en premieverwerking in het salaris plaatsgevonden.
2. De daarbij betrokken werknemers zijn per die datum ingedeeld en ingeschaald op basis van het toen geldende periodesalaris. In geval het maximum schaalsalaris van de van toepassing zijnde salarisschaal voor functievolwassenen daartoe niet toereikend was, werd het verschil omgezet in een persoonlijk salaris echter met uitzondering van verschillen voortvloeiende uit in het verleden opgetreden herindelingen zoals bedoeld in artikel 7 lid 6b van deze overeenkomst.
3. In geval partijen overeenkomen om de salarisschalen te verhogen als gevolg van een compensatie voor een opgetreden stijging van de kosten van levensonderhoud, dan wordt het persoonlijk salaris op overeenkomstige wijze verhoogd.
ARTIKEL 9
Toeslag bezwaarlijke werkomstandigheden
1. Aan de werknemer die steeds in een roet-, meng-, wals- of weegafdeling werkt en door de aard van de werkzaamheden met roet in aanraking komt, wordt een toeslag van maximaal 10% van zijn maandsalaris toegekend.
2. Bij het incidenteel werken onder genoemde omstandigheden bedraagt de toeslag per dienst maximaal 0,23% van zijn maandsalaris, indien het werken onder genoemde omstandigheden de helft van een dienst of korter heeft geduurd, en maximaal 0,46% van zijn maandsalaris indien het langer dan een halve dienst heeft geduurd.
3. Aan de werknemer die werkzaamheden verricht onder andere bezwaarlijke omstandigheden dan bedoeld onder lid 1 van dit artikel, zoals tocht, lawaai, chemicaliën, stof, vulstoffen, poeders e.d., kan eveneens een toeslag van maximaal 10% van zijn/haar maandsalaris, afhankelijk van de mate en het aantal diensten waarin de bezwaarlijke omstandigheden optreden, worden betaald.
4. Vaststelling van de in dit artikel bedoelde percentages geschiedt door de directie. De OR wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.
5. Afbouwregeling
a) Een toegekende toeslag als bedoeld in dit artikel, komt te vervallen zodra:
- de werkzaamheden waarvoor een toeslag geldt niet meer bestaan, respectievelijk zodanig ten goede zijn gewijzigd, dat van normale/vergelijkbare werkomstandigheden sprake kan zijn;
- de functie waaraan genoemde toeslag is gebonden, komt te vervallen.
b) Indien deze toeslag een structureel karakter had, wordt deze als volgt afgebouwd:
- ingeval van promotie naar een hogere functie wordt deze toeslag afgebouwd met het verschil in maandsalaris van de nieuwe functie en het oude maandsalaris. Met dien verstande dat de vaststelling van het nieuwe salaris in de hogere groep zodanig plaatsvindt, dat minimaal 2 schaaljaren perspectief overblijven;
- afbouw vindt voorts (maximaal tweemaal per jaar) gelijktijdig met het moment van een algemene salarisverhoging plaats, met een bedrag ter grootte van 10% van het oorspronkelijke toeslagbedrag. Het af te bouwen bedrag zal in voorkomend geval worden gecorrigeerd tot het niveau waarop een absolute inkomensdaling kan worden voorkomen.
ARTIKEL 10
Toeslag voor ploegenarbeid
1. Voor geregelde arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het maandsalaris toegekend. Deze toeslag bedraagt per maand:
a) - voor de 2-ploegendienst, waarbij in dag- en nachtdienst wordt gewerkt gemiddeld 15,5%;
- voor de 2-ploegendienst, waarbij in ochtend- en middagdienst wordt gewerkt gemiddeld 12,5%;
- voor de ochtend- en middagdienst, indien geregeld op zaterdag moet worden gewerkt gemiddeld 14%;
b) voor de 3-ploegendienst gemiddeld 18,5%;
c) voor de 4-ploegendienst gemiddeld 24% (zie verder protocol 1);
d) voor de 5-vijfploegendienst gemiddeld 25% (zie verder protocol 2); werknemers kunnen de 25% toeslag verhogen tot maximaal 28%, als daarvoor per kalenderjaar bovenwettelijke vakantiedagen worden ingeleverd. 1 dag staat voor 0,5%. Voor de 5-ploegendienst waarbij volcontinu (inclusief feestdagen) wordt gewerkt, bedraagt de ploegentoeslag gemiddeld 28%;
e) voor arbeid in andere afwijkende ploegendiensten en voor arbeid in volcontinudiensten zal een door de werkgever in overleg met de vakbonden vast te stellen percentage worden toegekend.
2. a) Indien een werknemer niet gedurende een gehele maand arbeid in ploegendienst heeft verricht, wordt een evenredig deel van de onder lid 1 genoemde toeslag gekort voor elke volledige dienst gedurende welke hij geen arbeid in ploegendienst heeft verricht. Wordt hij overgeplaatst naar een dienstrooster, waarvoor een andere of geen ploegentoeslag geldt, dan zullen de ploegentoeslagen naar evenredigheid van de diensten in de verschillende dienstroosters worden berekend. Echter met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel.
b) Dagdienstwerkers die 3 diensten of minder moeten werken op werktijden van ploegenroosters, worden behandeld overeenkomstig de verschoven urenregeling (artikel 11 lid 11). Heeft de plaatsing in totaal langer dan 3 diensten per maand geduurd dan vindt over de meerdere diensten betaling als ploegenwerker plaats.
3. Indien een werknemer, werkzaam in ploegendienst, wordt overgeplaatst naar een andere niet in zijn rooster passende dienst, zal hem hiervoor een vergoeding worden toegekend ter grootte van:
a) 0,56% van zijn maandsalaris bij overplaatsing naar een ochtend- of de dagdienst;
b) 0,65% van zijn maandsalaris bij overplaatsing naar een middagdienst;
c) 0,74% van zijn maandsalaris bij overplaatsing naar een nachtdienst.
Bij terugplaatsing in dezelfde kalenderweek naar de oorspronkelijke dienst wordt de toeslag niet nogmaals gegeven. De werkgever zal in voorkomende
gevallen, calamiteiten voorbehouden, de betrokken werknemer bij voorkeur tenminste 1 dienst tevoren informeren.
4. Zijn als gevolg van de overplaatsing aan het einde van de maand meer diensten gemaakt dan die behoren bij het dienstrooster dat aan het begin van de maand op hem/haar van toepassing was, dan zullen deze meerdere diensten als overwerk worden betaald. Worden minder diensten gemaakt, dan wordt het maandinkomen doorbetaald.
5. De werknemer, die anders dan door eigen toedoen of op eigen verzoek, definitief wordt overgeplaatst naar een lager beloond dienstrooster, ontvangt nog geheel of gedeeltelijk het daardoor opgetreden verschil in maandinkomen volgens onderstaande regeling:
a) minder dan 2 jaar in het hoger beloonde dienstrooster:
- gedurende de maand van overplaatsing en de daaraanvolgende maand 100%
b) van 2 tot 5 jaar in het hoger beloonde dienstrooster:
- gedurende de maand van overplaatsing en de daaraanvolgende maand 100%
- daarna: gedurende 1 maand 80%
gedurende 1 maand 60%
gedurende 1 maand 40%
gedurende 1 maand 20%
c) bij 5 jaar of langer in het hoger beloonde dienstrooster:
- gedurende de maand van overplaatsing en de daaraanvolgende 2 maanden 100%
- daarna: gedurende 2 maanden 80%
gedurende 2 maanden 60%
gedurende 2 maanden 40%
gedurende 2 maanden 20%
d) bij tenminste 15 jaar aaneengesloten in het hoger beloonde dienstrooster:
- gedurende de maand van overplaatsing en de daaraanvolgende 4 maanden 100%
- daarna: gedurende 4 maanden 80%
gedurende 4 maanden 60%
gedurende 4 maanden 40%
gedurende 4 maanden 20%
e) bij tenminste 25 jaar aaneengesloten in het hoger beloonde dienstrooster:
- gedurende de maand van overplaatsing en de daaraanvolgende 6 maanden 100%
- daarna: gedurende 6 maanden | 80% |
gedurende 6 maanden | 60% |
gedurende 6 maanden | 40% |
gedurende 6 maanden | 20% |
Voor de toepassing van deze afbouwregeling wordt het oorspronkelijke verschil in maandinkomen gefixeerd op het bedrag ten tijde van de overplaatsing.
ARTIKEL 11
Beloning voor overwerk, consignatie, extra reis- en verschoven uren
Overwerk
1. a) Als overwerk wordt beschouwd het door de werkgever opgedragen werk op uren boven de normale arbeidsduur volgens het voor de werknemer geldende dienstrooster. Van overwerk is voor parttime werknemers eerst sprake wanneer zij meer uren per dag of meer dagen per week werken dan werknemers op een normaal dienstrooster voor fulltimers.
2. Overwerk van enige omvang zal vooraf worden besproken met de OR, onverminderd het recht van de vakbonden hierover met de werkgever overleg te plegen.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is niet van overwerk sprake:
a) indien het aantal werkuren in een incidenteel geval met niet meer dan een half uur per dienst en in totaal per maand met niet meer dan 4 uur wordt overschreden;
b) indien arbeid wordt verricht voor het inhalen van verzuimde uren wegens bedrijfsstagnatie, voor zover over deze uren het geldende salaris volledig werd doorbetaald;
c) indien arbeid wordt verricht voor het inhalen van verzuimde uren anders dan verzuim voor feestdagen, geoorloofd verzuim en vakantie.
4. Etenstijd in het bedrijf, nodig geworden door overwerk, wordt als het eerste overwerkuur doorbetaald.
5. Overwerkuren worden afzonderlijk beloond. De beloning wordt uitgedrukt in een percentage van het maandsalaris en bedraagt per overwerkuur:
- 0,87% voor overwerkuren gewerkt op maandag vanaf 07.00 uur tot en met zaterdag;
- 1,15% voor alle overwerkuren gewerkt op een zondag, maandag van 00.00
- 07.00 uur of op een feestdag.
Voornoemde percentages worden eventueel vermeerderd met de individuele toeslag wegens bezwaarlijke werkomstandigheden zoals bedoeld in artikel 9.
6. a) Overwerk zal als regel voor het einde van de maand volgend op die, waarin het is verricht, door werkverlet worden ingehaald, tenzij dit om redenen van bedrijfsbelang niet mogelijk is. Na overleg met de betrokken werknemer kan door de werkgever worden bepaald dat de bovengenoemde termijn wordt verlengd met maximaal 5 maanden.
b) Indien het overwerk niet binnen de termijn als bedoeld onder a) van dit lid is ingehaald, wordt aan de werknemer de hem toekomende overwerkbeloning uitbetaald.
c) Indien het overwerk door werkverlet wordt ingehaald, bedraagt de overwerkbeloning in afwijking van lid 5 respectievelijk 0,30% en 0,58% van het maandsalaris per overuur.
7. Over de uren van overwerk wordt geen beloning voor arbeid in ploegendienst toegekend.
8. De werknemer in dagdienst, voor wie de normale arbeidsduur wordt overschreden op uren die vallen tussen 22.00 uur en de aanvang van de dagdienst en voor wie bedoelde overschrijding vóór 05.00 uur 's ochtends is begonnen, behoeft niet eerder met zijn normale arbeid te beginnen dan nadat hij binnen hetzelfde etmaal zoveel uren heeft verzuimd als het aantal hier bedoelde overschrijdingsuren heeft bedragen met een maximum van 8 uren. Deze verzuimuren kunnen uitsluitend worden opgenomen tussen de aanvang en het einde van de dagdienst volgend op de hier bedoelde overschrijding. Niet of niet tijdig opgenomen verzuimuren vervallen zonder dat de werkgever gehouden is tot betaling van enige vergoeding.
Consignatie
9. a) Werknemers, die in opdracht van de werkgever geconsigneerd zijn, ontvangen daarvoor per dag van hun maandsalaris:
- op maandag tot en met donderdag 0,69%
- op vrijdagen 1,15%
- op zaterdagen 1,84%
- op zon- en feestdagen 2,30%.
b) Voor werknemers met een vaste consignatietoeslag op basis van jaarroosters die, anders dan door eigen toedoen of op eigen verzoek, niet langer worden geconsigneerd, wordt de toeslag afgebouwd conform de regeling zoals die geldt voor de afbouw van ploegentoeslag (artikel 10 lid 5).
Reisuren
10. Werknemers die in opdracht van de werkgever een extra reis van huis naar het bedrijf moeten maken voor het verrichten van overwerk, ontvangen per extra reis de volgende vergoeding:
- op maandag tot en met vrijdag 0,56%
- op zaterdagen 0,83%
- op zon- en feestdagen 1,11% van hun maandsalaris.
Verschoven uren
11. Onder verschoven uren wordt verstaan:
- in opdracht van de werkgever gewerkte uren;
- buiten de voor de werknemer geldende werktijden volgens het toepasselijke dienstrooster;
- zonder dat de normale arbeidsduur wordt overschreden.
12. Per gewerkt verschoven uur worden de volgende toeslagen op het salaris toegekend, uitgedrukt in een percentage van het maandsalaris:
- 0,15% voor uren tussen 07.00 en 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag, voor zover deze uren vallen buiten het voor de betrokken werknemer vastgestelde dienstrooster.
- 0,30% voor uren tussen 18.00 en 07.00 uur op maandag tot en met vrijdag en uren op zaterdag.
- 0,58% voor uren op zon- en feestdagen en op maandag tussen 00.00 en
07.00 uur.
a) Indien vergoeding voor verschoven uren moet worden betaald, wordt over de verschoven uren geen beloning voor arbeid in ploegendienst uitgekeerd.
b) De uren door chauffeurs, portiers, bewakingspersoneel en door werknemers werkzaam in de energiediensten, gewerkt buiten de uren van de voor hen geldende dienstroosters, mits deze uren op dezelfde dag door
etens- of rusttijd van dezelfde duur worden ingehaald, worden niet als verschoven uren beschouwd.
13. Dagdienstwerkers die 3 diensten of minder moeten werken op werktijden van ploegenroosters, worden behandeld overeenkomstig de verschoven urenregeling. Heeft de plaatsing in totaal langer dan 3 diensten per maand geduurd dan vindt over de meerdere diensten betaling als ploegenwerker plaats (artikel 10).
14. Meerwerktoeslag
Indien deeltijdwerkers feitelijk meer uren werken dan hun overeengekomen arbeidscontract en er geen sprake is van overwerk, is een meerwerktoeslag van 30% per meer gewerkt uur van toepassing, ter compensatie van vakantiedagen, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en pensioenopbouw over deze meer gewerkte uren.
ARTIKEL 12
Feestdagen
1. Onder feestdagen worden in deze overeenkomst verstaan:
Nieuwjaarsdag, de beide paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide pinksterdagen, de beide kerstdagen, Koninginnedag en de door de overheid voor de lustrumjaren aangewezen dag ter viering van de nationale bevrijding.
2. Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst worden de feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten, samenvallend met de betreffende kalenderdag van 00.00 uur tot 24.00 uur, voor wat betreft Kerstmis en Nieuwjaar. Voor de overige feestdagen kan het tijdstip waarop de feestdag wordt geacht aan te vangen in overleg tussen werkgever en OR worden vastgesteld.
3. Op feestdagen wordt niet roostermatig gewerkt.
4. Op 24 en 31 december zal na 18.00 uur geen arbeid in ploegendienst worden verricht. De betreffende werknemers werkzaam in de ploegendiensten ontvangen evenzoveel uren vrijaf zonder behoud van loon.
De werkgever zal zich inspannen om aan de wens van de werknemers tegemoet te komen de collectieve verlofregeling rondom Kerstmis en Oud- en Nieuwjaar, indien de bedrijfsvoering dit toelaat, uit te breiden door op 24 en 31 december het moment van verlof te vervroegen van 18.00 uur naar 15.00 uur en na afloop van Kerstmis en Nieuwjaarsdag de eerste dienst te laten aanvangen om 07.00 uur in plaats van om 00.00 uur. De werkgever communiceert zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in november van enig jaar, of de bedrijfsvoering het collectief verlof zoals hierboven beschreven mogelijk maakt.
In overleg met de OR kunnen regelingen worden getroffen ter compensatie (bijv. collectieve vakantie-uren, uitwerken, e.d.).
5. Indien op een feestdag moet worden gewerkt, zal deze werktijd worden betaald overeenkomstig artikel 11 lid 5 van deze overeenkomst. Indien een feestdag op zaterdag valt, is lid 5 van artikel 11 van deze overeenkomst voor de werknemers, die volgens de voor hen geldende dienstroosters op die zaterdag
moeten werken, eveneens van toepassing.
6. Aan werknemers die voor de viering van een godsdienstige niet-christelijke feest- of gedenkdag een daartoe strekkend verzoek hebben ingediend zal, voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, onbetaald verlof worden verleend.
ARTIKEL 13
Geoorloofd verzuim
1. In de volgende gevallen kan de werknemer betaald xxxxxx opnemen als bedoeld in artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg, mits hij zo mogelijk één dag van tevoren aan de werkgever kennis geeft van het verzuim en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het desbetreffende geval bijwoont. Voor de toepassing van dit artikel kan voor echtgenoot/echtgenote ook gelezen worden “levenspartner”, indien sprake is van een bij werkgever bekende duurzame relatie.
a) Xxx xx xxx van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie bij het overlijden van de echtgenoot of echtgenote, of van een tot het gezin behorend kind of pleegkind van de werknemer of de ouders van de werknemer, indien hij is belast met de organisatie van de begrafenis of crematie.
b) Gedurende twee dagen of diensten bij het overlijden of begrafenis c.q. crematie van ouders waarop het bepaalde in lid 1a niet van toepassing is, schoonouders, niet onder lid.1a genoemde kinderen, schoonzoon of schoondochter, alsmede van een tot het gezin van de werknemer behorende broer of zuster.
c) Gedurende een dag of dienst op de dag van de begrafenis x.x. xxxxxxxx xxx xxxxxxxxxxx, grootouders van de echtgenoot of echtgenote, kleinkinderen, niet onder lid.1b behorende broers of zusters, zwagers en schoonzusters, en voor zover zij tot het gezin van de werknemer behoren, andere bloed- en aanverwanten.
d) Gedurende een halve dag bij ondertrouw van de werknemer en gedurende twee aaneengesloten dagen of diensten bij huwelijk.
e) Gedurende een dag of dienst bij huwelijk van één van de kinderen, pleegkinderen, broers, zusters, ouders, xxxxxxxxxxxx, zwagers en schoonzusters.
f) Gedurende een dag of dienst bij 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijk van de werknemer, ouders, schoonouders en grootouders.
g) Gedurende de bevalling van de echtgenote.
De werknemer kan doorbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg gedurende 2 dagen of diensten ten behoeve van kraamverlof bij bevalling van de echtgenote, in de periode van 4 weken na de bevalling.
x) Xxxxxxxxx een dag of dienst bij de bevestiging in het ambt van predikant en bij de Grote Professie of Priesterwijding van één van de kinderen, pleegkinderen, broers, zusters, zwagers of schoonzusters.
i) Gedurende de daarvoor benodigde tijd, indien het de werknemer ten gevolge van de invulling van een buiten zijn schuld of krachtens de wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor loonderving, welke hij van derden zou ontvangen.
j) Gedurende een dag of dienst bij 25-, 40- en 50-jarig dienstjubileum van de werknemer.
k) Gedurende ten hoogste twee uren voor bezoek aan een arts en ten hoogste vier uren voor bezoek aan een specialist, indien dat bezoek in de vrije uren van de werknemer redelijkerwijs niet mogelijk is.
l) De werkgever zal, voor zover de bedrijfsomstandigheden dat toelaten, op verzoek van de vakbond(en) verzuim met behoud van salaris toestaan voor deelname aan bepaalde vakbondsactiviteiten. Het verzoek zal als regel schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend. De vakbondsactiviteiten, waarvoor verzuim kan worden gevraagd, zijn nader omschreven in een door de vakbond ter beschikking van de werkgever gestelde lijst.
m) Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het bepaalde in artikel 16 van toepassing.
n) In geval van ouderschapsverlof zijn de wettelijke bepalingen van toepassing met dien verstande dat de bestaande pensioenvoorziening gedurende de verlofperiode(n) ongewijzigd wordt voortgezet.
o) De werknemer kan onbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 3:2 van de Wet arbeid en zorg gedurende 4 aaneengesloten weken in verband met de adoptie van een kind dan wel bij opname in het gezin van een pleegkind. De werknemer heeft gedurende deze periode recht op een uitkering die hij via de werkgever aanvraagt bij het UWV. De werkgever stelt de ontvangen uitkering van het UWV betaalbaar aan de werknemer door middel van een doorsluizing van de uitkering via de salarisstrook.
p) Gedurende de benodigde tijd vanwege zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (calamiteiten) in verband met noodsituaties die vergen dat de werknemer onverwijld een voorziening treft voor zover dit niet in de vrije tijd van de werknemer kan geschieden. De maximale duur bedraagt een dag of dienst.
2. Kortdurend zorgverlof
De werknemer kan doorbetaald verlof ter hoogte van 70% van het maandinkomen (zoals genoemd in artikel 1 van de CAO) opnemen als bedoeld in artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg, gedurende tweemaal de arbeidsduur per week op jaarbasis ten behoeve van de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van:
a) de echtgeno(o)t(e);
b) een inwonend (pleeg)kind tot wie de ouder in een familierechtelijke betrekking staat;
c) de ouder van de werknemer.
Aanvulling op de doorbetaling van 70% kan geschieden door inzet van verlofdagen, ADV-dagen of dagen uit de tijdspaarregeling.
Bij aanvulling tot 100% zullen geen negatieve effecten plaatsvinden m.b.t. pensioenopbouw, eindejaarsuitkering en vakantietoeslag.
De werknemer informeert de werkgever vooraf over het opnemen van het verlof onder vermelding van de reden en maakt in gezamenlijk overleg afspraken.
De werkgever kan verlangen dat de werknemer achteraf aannemelijk maakt dat er sprake was van een noodzakelijke verzorging waardoor hij de arbeid niet kon verrichten. Indien de werknemer, naar oordeel van de werkgever daarin niet slaagt, kunnen de opgenomen dagen in mindering worden gebracht op het aantal vakantiedagen.
Het Sociaal Medisch Team zal zo nodig uiteindelijk beoordelen of, en in welke mate, er sprake kan zijn van het boven bedoelde kortdurend zorgverlof.
3. Het bepaalde in artikel 628 van het BW met betrekking tot de doorbetaling van salaris is in de daarin bedoelde gevallen van kracht, in zoverre, dat de werkgever niet gehouden is salaris door te betalen in de navolgende gevallen:
a) bij schorsing van de werknemer door de werkgever, waartoe de werkgever de bevoegdheid heeft een werknemer met gehele of gedeeltelijke inhouding van loon te schorsen voor een tegelijk met de schorsing mee te delen aantal dagen, op grond van de volgende redenen:
1. redenen als bedoeld in artikel 678 van het BW;
2. valse opgave door de werknemer bij de toepassing van het bepaalde in artikel 13 lid 1;
3. valse opgave door de werknemer bij de toepassing van het bepaalde in artikel 16, voorschriften uitkering Ziektewet en WAO/WIA , plus schadevergoeding bij arbeidsongeschiktheid;
4. het misbruik maken van proeven, recepten, preparaten, e.d.;
5. ongeoorloofd verzuim;
De schorsing, zonder loondoorbetaling, mag ten hoogste twee dagen bedragen.
b) Invoering van een verkorte werkweek (een zgn. nul-urenweek daaronder begrepen), mits de werkgever voor de invoering de ingevolge artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakbonden overleg is gepleegd. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaande overleg voldoende.
c) Verlenging van een vergunning voor een verkorte werkweek (een zgn. nul- urenweek daaronder begrepen) mits, wanneer het een verlenging betreft, die ten aanzien van de aantallen erbij betrokken werknemers en/of het aantal uren dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever hierboven onder lid 3b omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het een verlenging betreft, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd worden overgenomen, bij de vakbonden tijdig – dat wil zeggen ten minste één week – voor het ingaan van de verlenging daarvan mededeling doet.
ARTIKEL 14
Vakantiedagen
1. Het vakantiejaar
Het vakantiejaar loopt voor wat betreft de opbouw van vakantiedagen van 1 januari van enig jaar tot en met 31 december van enig jaar.
2. Duur der vakantie
a) Per vol vakantiejaar dienstverband verwerven de werknemers onderstaande vakantiedagen (voor gedeelten van vakantiejaar naar evenredigheid berekend):
Werkzaam in dagdienst of 2-ploegendienst | Werkzaam in 3-, 4- of 5-ploegendienst | |
Werknemers | ||
t/m 44 jaar | 24 | 26 werkdagen of diensten |
bij 25-jarig | 25 | 27 werkdagen of diensten |
dienstverband |
Werknemers Van 45 t/m 54 jaar Bij 25-jarig dienstverband | 25 26 | 27 werkdagen of diensten 28 werkdagen of diensten |
Werknemers Van 55 jaar en ouder | 27 | 29 werkdagen of diensten |
Ten aanzien van het voorgaande is bepalend de leeftijd en/of het aantal jaren dienstverband, bereikt bij, vóór, of in de eerste helft van het betreffende vakantiejaar. Indien het dienstverband buiten schuld of toedoen van de werknemer onderbroken is geweest en deze onderbreking niet langer dan 2 jaar heeft geduurd, wordt het dienstverband geacht ononderbroken te zijn geweest.
b) Van de in lid 2a bedoelde vakantiedagen worden ten minste 10 werkdagen of diensten aaneengesloten genoten. In overleg met de OR kan worden overeengekomen om 3 kalenderweken (15 werkdagen of diensten) als aaneengesloten vakantie vast te stellen, mits het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet. In overleg met de OR kan de werkgever echter óók een andere verdeling van de vakantie vaststellen.
c) De werknemers, die in de loop van het vakantiejaar in dienst of uit dienst treden, hebben voor dat vakantiejaar recht op een aantal vakantiedagen, dat wordt bepaald in evenredigheid tot het aantal volle maanden dat zij dat jaar in dienst waren. Ook, indien het dienstverband korter dan een maand heeft geduurd, zal voor de duur van het dienstverband aanspraak op vakantie bestaan in verhouding tot de duur van het dienstverband.
Onder volle maanden worden kalendermaanden verstaan, alsmede gedeelten van kalendermaanden die op de eerste dag aanvangen en op of na de 15e dag eindigen, dan wel voor of op de 15e dag aanvangen en op de laatste dag eindigen.
d) Ten minste 2/3 deel van het aantal vakantiedagen wordt bij voorkeur opgenomen in of binnen drie maanden na het einde van het vakantiejaar. Indien de werknemer de hem toekomende vakantiedagen niet binnen deze periode heeft opgenomen, is de werkgever gerechtigd in overleg met de werknemer de data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen zal genieten. Ook kunnen deze dagen worden toegevoegd aan de tijdspaarregeling zoals verwoord in bijlage 6 van de CAO.
e) Vakantiedagen die na verloop van de wettelijke verjaringstermijn niet zijn genoten, komen te vervallen. Dit geldt niet voor vakantiedagen die zijn ondergebracht in de tijdspaarregeling zoals omschreven in bijlage 6 van deze CAO.
f) De in de loop van het vakantiejaar in dienst getreden werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking aan de werkgever een bewijs te overleggen hoeveel recht op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven, doch niet in natura heeft genoten, opdat de werkgever kan vaststellen op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
g) Vakantiedagen bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid Verlofopbouw c.q. opname tijdens een periode van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid geschiedt op dezelfde wijze als bij volledige arbeidsgeschiktheid.
h) Vakantiedagen kunnen ook in uren worden opgenomen.
i) Seniorendagen
Binnen het kader van ‘Loopbaangericht Personeelsbeleid’, dat onder meer
een actief in-, door- en uitstroombeleid stimuleert, gelden m.b.t. de groep oudere werknemers specifieke verlofregelingen ter bevordering van een meer geleidelijke overgang richting uittreding.
Vanaf 57 jaar tot 65 jaar kan een werknemer op zijn verzoek zogeheten seniorendagen opnemen.
1. De seniorendagen gaan in op de eerste van de maand volgend op de verjaardag. De seniorendagen zullen evenredig verdeeld worden over het leeftijdsjaar, zij dienen evenredig gespreid over het jaar te worden opgenomen.
57 jaar: 8 dagen
58 jaar: 9 dagen
59 jaar: 10 dagen
60 jaar: 12 dagen
61 tot max. 65 jaar: 13 dagen
2. Men ontvangt over de seniorendagen een vergoeding van 85% over zijn bruto inkomen per uur dat in evenredigheid afgeleid is van het maandinkomen.
3. Het onder lid 2 gestelde heeft geen gevolg voor de opbouw van de pensioenrechten, eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.
4. Als de werknemer gebruik wenst te maken van de seniorendagen, dient hij dit kenbaar te maken aan zijn werkgever, in overleg wordt dan het rooster bepaald.
5. Niet opgenomen seniorendagen komen te vervallen en worden niet uitgekeerd in geld.
3. Aaneengesloten vakantie
a) Indien de werkgever het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet teneinde gedurende die stopzetting aan de werknemers de aaneengesloten vakantie toe te kennen, moeten de werknemers gedurende het voor de stopzetting aangewezen tijdvak met vakantie gaan. De aaneengesloten vakantie valt als regel in de maanden april tot en met oktober. Het tijdvak wordt door de werkgever in overleg met de OR vastgesteld, bij voorkeur vóór het begin van het vakantiejaar.
b) Indien een werknemer nog geen recht heeft op alle aaneengesloten vakantiedagen van het tijdvak van stopzetting, kan de werkgever bepalen, dat de betrokken werknemer:
1. in een andere afdeling van de onderneming dan waartoe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of;
2. xxxxxx xxxxxxx vakantiedagen inhaalt en wel tot uiterlijk 3 maanden na afloop van het desbetreffende vakantiejaar. De inhaaluren worden dan niet beloond en/of vergoed overeenkomstig artikel 11;
3. de bij de vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten rechten op vakantie daarvoor reserveert, teneinde deze dagen, in overleg met de werkgever, als onbetaalde vakantiedagen te kunnen opnemen.
4. Het niet verwerven van vakantie gedurende onderbreking der werkzaamheden
a) De werknemer verwerft geen vakantiedagen over de tijd dat hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak heeft op in geld vastgesteld salaris.
b) Het onder lid 4a bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
- volledige arbeidsongeschiktheid (ziekte of ongeval), tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer;
- het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde;
- het genieten van verlof gebaseerd op een in vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen verlof;
- het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakbond van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
- onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
- zwangerschap of bevalling van de vrouwelijke werknemers.
Ingeval van volledige arbeidsongeschiktheid worden nog vakantiedagen verworven over een periode van 6 maanden, waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur der onderbreking uit de verschillende oorzaken tezamen wordt geteld.
Ingeval het dienstverband wordt beëindigd na 2 jaar volledige arbeidsongeschiktheid worden nog vakantiedagen verworven over een periode van 12 maanden.
c) Indien een onderbreking van de werkzaamheden als bedoeld onder lid 4b in twee vakantiejaren valt, wordt het in het eerste jaar vallende deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mede in aanmerking genomen.
5. Samenvallen van de vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a) Dagen waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen, genoemd in lid 4b, alsmede voor de dagen, waarop geoorloofd verzuim is verleend volgens artikel 13 lid 1a, b, c, g en i, gelden niet als vakantiedagen.
b) Indien de onder lid 5a genoemde verhindering eerst optreedt tijdens de vastgestelde vakantiedag, zullen de dagen, waarop de verhindering zich voordoet, wel als vakantiedagen worden geteld, indien de werknemer niet vóór de aanvang van die vastgestelde vakantiedag aan de werkgever heeft medegedeeld, dat die verhindering zich zou voordoen. In afwijking hiervan is het in de gevallen bedoeld in artikel 13 lid 1a, b, c, g en i ook mogelijk mededeling te doen onmiddellijk na afloop van de vakantiedag. Deze vereiste van voorafgaande mededeling geldt evenmin indien de verhindering te wijten is aan een ziekte van de werknemer, welke ziekte krachtens de bepalingen van de Ziektewet is vastgesteld en de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid was beperkt, dat de bedoeling van de vakantie in genen dele tot haar recht kon komen.
c) Indien de ingevolge lid 5b bepaalde aanvankelijk vastgestelde vakantiedagen niet als zodanig zijn genoten, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen, waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.
6. Vakantie bij ontslag
a) De werknemer waarmee de dienstbetrekking eindigt en de hem op dat moment toekomende vakantiedagen nog niet heeft opgenomen, zal voor elke niet genoten vakantiedag een evenredig deel van zijn maandinkomen worden uitbetaald.
b) Bij het einde van de dienstbetrekking ontvangt de werknemer op verzoek een verklaring waaruit blijkt de duur van de in geld uitbetaalde vakantiedagen.
c) Indien aan het einde van de dienstbetrekking wordt vastgesteld dat een werknemer meer vakantiedagen heeft genoten dan waarop hij recht had,
zal de werkgever voor de tijdsduur van de teveel genoten vakantiedagen een inhouding toepassen.
ARTIKEL 15
Vakantietoeslag
1. a) De werknemer heeft per vol vakantiejaar dienstverband van 1 september van enig jaar tot en met 31 augustus van het daarop volgend jaar recht op een vakantietoeslag van 8% over de som van de in dat vakantiejaar verdiende maandinkomens.
b) Voor de functievolwassen werknemers die gedurende het gehele vakantiejaar in dienst is, geldt een minimum van € 1.924,- in 2009 en
€ 1.962,- in 2010.
c) De uitbetaling van de vakantietoeslag vindt plaats gelijktijdig met de salarisbetaling van de maand mei van enig jaar. Indien een werknemer door de werkgever wordt geïnitieerd, dan wel met toestemming, vóór 1 juni van enig jaar met vakantie te gaan, zal hem vóór de aanvang van zijn vakantie de vakantietoeslag als voorschot worden uitbetaald.
2. Bij beëindiging van het dienstverband wordt eventueel te veel of nog niet uitbetaalde vakantietoeslag alsnog verrekend.
3. Onder maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het maandinkomen inclusief de loondoorbetaling en/of aanvullingen bij arbeidsongeschiktheid. In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krachtens WAO, IVA, WGA en WW.
ARTIKEL 16
Arbeidsongeschiktheid
Intentie ziekteverzuimbeleid
Werkgever zal een aanvulling geven boven op de wettelijke regelingen betreffende ziektewet en arbeidsongeschiktheid.
Ziekteverzuimpreventie en reïntegratie zijn gemeenschappelijke verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer. Goed werkgeverschap laat zich niet alleen vertalen in inkomensgaranties en aanvullingen, maar vooral door inspanningen te leveren om arbeidsongeschiktheid te voorkomen en werken te belonen. Het ziekteverzuimpreventie- en reïntegratiebeleid staat binnen de onderneming centraal en zal daar waar nodig en mogelijk nog verder verbeterd worden in direct overleg met betrokkenen, waarbij de OR vanzelfsprekend intensief participeert. Werkgever zal zich blijvend intensief inspannen om voor (gedeeltelijk) arbeidsgeschikte werknemer passend werk te vinden. In eerste instantie intern en indien niet mogelijk extern met behulp van een reïntegratiebedrijf. Vanzelfsprekend zal in voorkomende gevallen het Sociaal Medisch Team (SMT) actief opereren in de begeleiding naar passend werk.
Op individueel niveau kunnen verlichtende maatregelen worden getroffen met betrekking tot de consignatiediensten, de zaterdagarbeid, de roosterplanning en het voorkeursrecht dagdienst. Dit individueel maatwerk is gebaseerd op het overleg
tussen de arbodienst en het SMT waarin de belasting en belastbaarheid wordt vastgesteld.
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem met uitsluiting van de bepalingen van artikel 7:629 BW, maar onverminderd de bepalingen van de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Voor wat betreft de inkomenssituatie tijdens arbeidsongeschiktheid volgens dit artikel wordt uitgegaan van een aaneengesloten (of daarmee wettelijk gelijkgestelde) ziekteperiode. Binnen deze periode wordt onderscheid gemaakt in:
a) De eerste ziekteperiode van maximaal 104 weken, waarin overeenkomstig de Wet verbetering poortwachter zo spoedig mogelijk reïntegratie en participatie van de arbeidsongeschikte werknemer prioriteit heeft.
b) De WIA-periode waarin de werknemer naar de mate van arbeidsongeschiktheid in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) of de Werkhervattingregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
3. Loondoorbetaling en aanvulling tijdens de eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid:
a) Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende maximaal 104 weken 70% van het maandinkomen (tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen) worden doorbetaald.
b) De werknemer ontvangt een aanvulling:
- in de eerste 26 weken tot 100% van het maandinkomen;
- in de daarop volgende 26 weken tot 90% van het maandinkomen;
- in de daarop volgende 52 weken tot 85% van het maandinkomen.
c) De werknemer die de werkzaamheden of om-, her- of bijscholing in het kader van reïntegratie naar een andere functie (gedeeltelijk) hervat, ontvangt een aanvulling boven hetgeen met werken wordt verdiend. Deze aanvulling vindt als volgt plaats:
- in de eerste 52 weken tot 100% van het maandinkomen;
- in de daarop volgende 52 weken wordt hetgeen dat met werken wordt verdiend, aangevuld met 90% van het arbeidsongeschiktheidspercentage .
4. WIA-WGA periode
a) De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de categorie minder dan 35%, ontvangt het 3e tot en met het 7e ziektejaar een aanvulling boven hetgeen met werken wordt verdiend. Deze aanvulling vindt als volgt plaats:
- in het 3e jaar tot 90% maal het arbeidsongeschiktheidspercentage;
- in het 4e jaar tot 80% maal het arbeidsongeschiktheidspercentage;
- in het 5e jaar tot 70% maal het arbeidsongeschiktheidspercentage;
- in het 6e jaar tot 60% maal het arbeidsongeschiktheidspercentage;
- in het 7e jaar tot 50% maal het arbeidsongeschiktheidspercentage.
b) De werknemer die voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de WGA en aldus arbeidsongeschikt is voor meer dan 35%, ontvangt gedurende het 3e tot en met het 7e ziektejaar bovenop de WGA uitkering een aanvulling van 5% van het oude maandinkomen.
5. WIA – IVA periode
Voor de werknemer die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en die voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de IVA, geldt:
a) Een aanvulling tot 100% van het maandinkomen, eventueel met terugwerkende kracht, gedurende de eerste ziekteperiode van 104 weken.
b) Een aanvulling tot 10% van het maandinkomen (tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen) gedurende de ziekteperiode na 104 weken, onder voorwaarde dat het financieringsbudget (0,5% van de loonsom) toereikend is.
6. Aanvullende WGA/IVA verzekering
a) De verzekering voorziet in een uitkering bij voortdurende arbeidsongeschiktheid bovenop de WGA/IVA uitkering en bedraagt 80% van dat deel van het inkomen dat niet door de sociale verzekeringswetten wordt gedekt (maximum dagloon).
b) Werknemers nemen verplicht deel aan deze door werkgever afgesloten collectieve verzekering. De premie voor deze verzekering komt voor 60% voor rekening van werkgever en voor 40% voor rekening van de werknemer.
c) De uitkering uit deze verzekering wordt verrekend met de in lid 4b en lid 5 van dit artikel vermelde aanvulling. Zodra de maximum aanvullingstermijn is bereikt, wordt de uitkering rechtstreeks aan de werknemer overgemaakt.
7. De in lid 1 tot en met 5 van dit artikel genoemde uitkeringen c.q. aanvullingen worden niet toegekend aan de werknemer, die de betreffende controlevoorschriften niet stipt naleeft. Xxxxxxx xxx xxxxxxxx dan wel indien de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan eigen schuld van de betrokken werknemer, verliest hij eveneens iedere aanspraak op de in lid 1 tot en met 5 van dit artikel bedoelde uitkeringen c.q. aanvullingen.
8. De in lid 1 tot en met 5 van dit artikel genoemde aanvullende uitkeringen worden in elk geval gestaakt met ingang van de datum, waarop de desbetreffende werknemer de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum heeft bereikt.
9. Indien en voor zover een werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of uit hoofde van een hem overkomen ongeval een vordering tot schadevergoeding jegens een of meer derden kan doen gelden, zullen de in lid 1 tot en met 5 van dit artikel genoemde door de werkgever te betalen aanvullende uitkeringen niet worden verstrekt. Indien en voor zover de werknemer in een zodanig geval echter zijn recht op schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van die aanvullende uitkeringen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever aan de werknemer voorschotten uitkeren tot dat bedrag. Het op deze wijze door de werknemer aan voorschotten genoten bedrag zal worden verrekend met wat de werkgever van derde(n) als schadevergoeding ontvangt.
10. De werkgever zal een commissie van toezicht samenstellen waarin ook werknemers in de zin van deze CAO zitting hebben. Deze commissie heeft o.a. de bevoegdheid de werkgever voorstellen te doen om in ongunstige zin af te wijken van het onder lid 1 tot en met 5 van dit artikel bepaalde. De werkgever is in die gevallen bevoegd geheel of gedeeltelijk uitvoering te geven aan deze voorstellen.
ARTIKEL 17
Zorgverzekering
1. De werknemer die deelneemt aan een door de werkgever afgesloten collectieve zorgverzekering komt in aanmerking voor een collectiviteitkorting.
2. Werkgever voert een actief en preventief gezondheidsbeleid en hecht er grote waarde aan dat werknemers goed verzekerd zijn. Ter voorkoming van uitval en realisatie van een spoedig herstel wil werkgever het afsluiten van aanvullende verzekeringen op de terreinen van o.a. fysiotherapie en psychische hulpverlening stimuleren door middel van een extra financiële werkgeversbijdrage van €15,- bruto per maand, voor de werknemer die een aanvullende verzekering, met daarin opgenomen tenminste fysiotherapie en psychische hulpverlening, voor zichzelf heeft afgesloten.
ARTIKEL 18
Uitkering bij overlijden
Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het aan de werknemer laatstelijk rechtens toekomende salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daarop volgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de sociale verzekeringswetten.
Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
a) de langstlevende der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden;
b) indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden, de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen.
Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten salaris vermeerderd met ploegentoeslag, beloningen voor overwerk voor zover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
ARTIKEL 19
Pensioenen
1. In de onderneming van werkgever geldt een pensioenregeling, waaraan deelname verplicht is met inachtneming van het gestelde in de pensioenregeling.
2. De pensioenregeling is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Apollo Vredestein. Op de ingangsdatum van deze CAO kent de pensioenregeling de onderstaande kenmerken:
a) De regeling betreft een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De regeling kent twee soorten indexatie, te weten loonindexatie voor de medewerkers (de Vredestein loonindex) en prijsindexatie voor de overige categorieën deelnemers.
b) De hoogte van de franchise wordt bepaald door hetgeen in de Pensioenwet als minimum is vastgelegd.
Voor het jaar 2009 bedraagt de hoogte van de franchise € 12.466,-.
c) De doorsnee pensioenpremie is voor de werkgever 14,9% en voor de werknemer 10,0 % van de pensioengrondslag.
d) Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen bedraagt 2,25% per jaar.
3. De inhoud van de regeling, alsmede de hoogte en verdeling van de pensioenpremie zijn onderwerp van gesprek tussen CAO-partijen.
4. Vakorganisaties worden tijdig geïnformeerd over de van toepassing zijnde indexatie in enig jaar.
ARTIKEL 20
Eindejaarsuitkering
1. De werknemer ontvangt in de maand december een extra uitkering van 8,33% over de som van de in dat jaar verdiende maandinkomens.
2. De uitbetaling van de eindejaarsuitkering vindt plaats met de salarisbetaling van december.
3. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt eventueel teveel of nog niet uitgekeerde eindejaarsuitkering verrekend.
ARTIKEL 21
Levensloop
1. De levensloopregeling biedt de werknemer de mogelijkheid te sparen voor verlof dat hij op een later, in overleg met werkgever te bepalen tijdstip, kan opnemen. De voorwaarden betreffende het sparen in de levensloopregeling zijn neergelegd in het reglement Levensloopregeling. De voorwaarden betreffende het opnemen van verlof zijn neergelegd in een verlofregeling. De inhoud van de verlofregeling is onderwerp van gesprek tussen CAO partijen.
2. De werkgever heeft een collectieve levensloopregeling afgesloten. De werknemer kan hieraan op vrijwillige basis deelnemen.
ARTIKEL 22
Keuzesysteem
1. De werkgever biedt een keuzesysteem arbeidsvoorwaarden aan met als doel tegemoet te komen aan de individuele wensen en behoeften van de werknemer. Het keuzesysteem is vastgelegd in een reglement.
Nee
Nvt
Nee
Verhoging
toeslag 5- ploegen
Nvt
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nvt
Ja
Nvt
Ja
Ja
Ja
Maandinkomen
Ja
Ja
Nee
Ja
Nvt
Ja
Ja
Ja
Eindejaars-
Uitkering
Koop/
verkoop dagen
Scho-
ling
Aan-
vulling lager salaris
fiets
loon
Spaar
loon/
premie sparen
Levens
loopre- geling
Door
betaald verlof later
Doelen
Bronnen
2. De beschikbare bronnen en doelen zijn:
Doelen | Door betaald verlof later | Levens loopre- geling | Spaar loon/ premie sparen | loon | fiets | Aan- vulling lager salaris | Scho- ling | Verhoging toeslag 5- ploegen | Koop/ verkoop dagen |
Bronnen | |||||||||
Eindejaars- Uitkering | Ja | Ja | Ja | Nvt | Ja | Nee | Ja | Nee | Ja |
Maandinkomen | Ja | Ja | Ja | Nvt | Ja | Nvt | Ja | Nvt | Ja |
Extra gewerkte uren | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Nee | Nvt |
ADV dagen | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Nvt | Ja |
Vakantietoeslag | Ja | Ja | Ja | Nvt | Ja | Nee | Ja | Nee | Ja |
Koop/verkoop dagen | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Koop/verkoop
dagen
Nee
Nvt
Ja
Ja
Nee
Ja
Nvt
Ja
Ja
Ja
Vakantietoeslag
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
ADV dagen
Extra gewerkte
uren
3. Bij het uitruilen van arbeidsvoorwaarden dient rekening te worden gehouden met het wettelijk minimumloon, de minimum vakantietoeslag zoals genoemd in artikel 15 lid 1b en het wettelijk minimum aantal vakantiedagen.
ARTIKEL 23
Reiskostenvergoedingsregeling
1. De regeling gaat er van uit dat de werknemers zelf hun woon-werkverkeer regelen. Zij ontvangen in dat geval daarvoor een bijdrage in de gemaakte kosten. De hoogte van de vergoedingsbedragen is gebaseerd op de geldende tarieven openbaar vervoer en zal jaarlijks worden aangepast conform de tariefswijzigingen. De actuele tabel met vergoedingsbedragen is te vinden op het intranet.
2. Voor de toepassing van de regeling maakt het gebruikte vervoermiddel geen verschil.
3. Vergoeding
De vergoeding is afhankelijk van de af te leggen afstand. De afstand wordt gemeten tussen de woonkern/woonwijk van de woonplaats en het bedrijf. Een vergoeding wordt gegeven tot een afstand van maximaal 40 km. Dit is de grens van het normale wervings- en woongebied. De vergoeding wordt per gewerkte dag berekend en per maand uitbetaald.
Bij verandering van woonplaats geldt een eventueel hogere/lagere vergoeding met ingang van de eerstvolgende maand.
4. Overwerk of afwijkende werktijden
Indien een werknemer incidenteel moet overwerken of werken op afwijkende tijden en bij de aanvang of afloop van de werktijd openbaar vervoer ontbreekt, is de interne autoregeling 1100 van toepassing.
ARTIKEL 24
Bedrijfsreglement
1. De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement waarin nadere voorschriften ten aanzien van de arbeid in het bedrijf zijn opgenomen in te voeren.
2. Het bedrijfsreglement mag geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met het in deze overeenkomst bepaalde.
3. De vaststelling van het reglement vindt plaats in overleg met de OR onverminderd het recht van de vakbond hierover met de werkgever overleg te plegen.
ARTIKEL 25
Tussentijdse wijzigingen
1. Ingeval van ingrijpende veranderingen in de algemene economische verhoudingen in Nederland, zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van deze CAO wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
2. Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen 2 maanden nadat deze aan de orde zijn gesteld geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij die de wijzigingen heeft voorgesteld, gerechtigd deze CAO met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle partijen op te zeggen.
ARTIKEL 26
Beroepsrecht
Uitgangspunt is dat een meningsverschil tussen leidinggevende en werknemer in samenspraak wordt opgelost. Eventueel met ondersteuning van naaste hogere leidinggevende en/of de afdeling P&O.
Indien e.e.a. voor de werknemer niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan betrokkene een beroep doen op OR en vakbonden.
ARTIKEL 27
Aanvullende afspraken
1. Werkgelegenheid
Tijdens de looptijd van de CAO kan een tiental personen uit verschillende doelgroepen werkervaring opdoen bij werkgever.
2. Gezondheidsmanagement
Werkgever biedt werknemers de mogelijkheid fiscaal vriendelijk deel te nemen aan bedrijfsfitness.
3. Vakbondscontributie
Werkgever biedt de mogelijkheid vakbondscontributie fiscaal vriendelijk te verrekenen met de betaling van de eindejaarsuitkering. Deze regeling geldt indien en voor zover één en ander fiscaal is toegestaan.
4. WGA-Hiaatverzekering
Werkgever sluit een collectieve WGA-hiaatverzekering af. De kosten voor deze verzekering worden gefinancierd vanuit een reservering van 0,5% van de loonsom. Dit budget dient tevens ter financiering van de IVA aanvullingsregeling. Indien het betreffend budget op enig moment niet toereikend blijkt te zijn, wordt het budget in eerste instantie aangewend ter financiering van de IVA aanvullingsregeling.
5. Wet Gelijke Behandeling
In het kader van Wet Gelijke Behandeling zijn zogenaamde verlichtende maatregelen die een direct onderscheid naar leeftijd maken komen te vervallen. In het verder uit te werken levensfasebeleid wordt opgenomen dat ten aanzien van deze verlichtende maatregelen gestreefd wordt naar individueel maatwerk.
6. Woon-werkverkeer
De fiscale vriendelijke mogelijkheden voor reiskostenvergoeding woon- werkverkeer kunnen op individueel verzoek worden toegepast. Het bruto maandsalaris zal hierop vervolgens worden aangepast. Deze regeling geldt indien en voor zover een en ander fiscaal is toegestaan.
7. Erkenning van Verworven Competenties
Er komt een EVC-traject voor Heftruckchauffeurs, oudere medewerkers en daarna voor Operators uit het blokkentraject.
8. Werkgeversbijdrage
De bestaande AWVN-regeling wordt voortgezet.
ARTIKEL 28
Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden vanaf 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 zonder dat opzegging is vereist.
PROTOCOL 1
Bedrijfstijdverlenging
1. Bedrijfstijd
a) De bedrijfstijd voor een productiebedrijf of een gedeelte daarvan en de daarvoor benodigde ondersteunende diensten kan worden uitgebreid tot 144 uur per week.
b) Het tijdstip van invoering dient tijdig aan de werknemers te worden meegedeeld. Genoemd tijdstip wordt bepaald door commerciële wenselijkheid en technische en organisatorische mogelijkheden.
2. Arbeidstijd/roosters
a) De arbeidstijd per werknemer in B.T.V.-roosters bedraagt gemiddeld 36 uur per week op jaarbasis, verdeeld over maximaal 6 dagen per week. Een dienstrooster kan echter nooit meer dan 48 uur per week omvatten. Een dienst omvat 8 uur.
b) Op zondag wordt niet gewerkt. De zondag dient 24 uur te omvatten en wordt geacht aan te vangen 24 uur voorafgaand aan het aanvangstijdstip van de eerste dienst van de week.
Bij een B.T.V.-rooster loopt de zondag van zondagmorgen 07.00 uur tot maandagmorgen 07.00 uur.
c) Werknemers kunnen in geval van gewetensbezwaren de werkgever verzoeken om vrijgesteld te worden van de verplichting om roostermatig zondagsarbeid te verrichten.
De werkgever zal in dat geval de werknemers niet verplichten tot het verrichten van genoemde zondagsarbeid, doch een ander tijdstip bepalen waarop deze arbeid alsnog wordt verricht.
d) Vaststellen van het rooster vindt plaats in overleg met de OR.
3. Arbeidsvoorwaarden
a) De beloning wordt vastgesteld aan de hand van de salarisschaal, verhoogd met een toeslag van 24%.
b) Op feestdagen wordt niet roostermatig gewerkt. Mocht dit toch het geval zijn dan is artikel 12 lid 5 van toepassing. Bij de vaststelling van de roosters zal worden gestreefd naar een optimale verdeling van de feestdagen die op werkdagen vallen.
4. Formatie
Formatie van de 4e ploeg in B.T.V.-roosters, geschiedt in eerste instantie uit het bestaande personeelsbestand.
5. Overwerk
Indien de B.T.V.-roosters operationeel zijn zal werkgever, calamiteiten voorbehouden, werknemers werkzaam in dit rooster niet verplichten overwerk op zondag te verrichten. Bovendien zal werkgever het overwerk op andere dagen zoveel mogelijk beperken.
6. Procedure bij invoering
a) Indien de directie overweegt gebruik te maken van de mogelijkheid tot bedrijfstijdverlenging tot 144 uur per week, maakt zij dit kenbaar aan de OR en aan de vakbonden.
b) De presentatie in de OR dient de volgende aspecten te omvatten:
- de marktsituatie en productiecapaciteit;
- de bedrijfseconomische consequenties;
- de betrokken afdelingen en aantallen;
- het effect op de werkgelegenheid;
- het tijdstip van invoering;
- de interne voorlichtingsprocedure.
c) De OR beoordeelt aan de hand van de door de directie verstrekte informatie op bovengenoemde aspecten de noodzaak/wenselijkheid van de voorgestelde maatregel en brengt advies uit.
7. CAO
De materiële condities waaronder B.T.V. plaatsvindt, zijn vastgelegd bij CAO en zijn onderwerp van gesprek bij CAO-onderhandelingen
PROTOCOL 2
5-ploegendienst
De arbeidstijd per werknemer in het 5-ploegendienstrooster bedraagt gemiddeld 33,6 uur per week op jaarbasis, verdeeld over 7 dagen per week.
De ploegentoeslag voor de 5-ploegendienst bedraagt 25% op het maandsalaris. Werknemers kunnen de 25% toeslag verhogen tot maximaal 28%, als daarvoor per kalanderjaar bovenwettelijke vakantiedagen worden ingeleverd;1 dag staat voor 0,5%. E.e.a. dient schriftelijk te worden vastgelegd vóór 1 januari van enig jaar.
Op feestdagen, zoals bedoeld in artikel 12 van de CAO, wordt in principe niet gewerkt.
Verder geldt voor feestdagen (behalve Kerstmis en Nieuwjaar) dat de 24 uur van de feestdag geen gebroken dienst zal opleveren. Dit houdt in dat de feestdag start op de dag zelve, en wel vanaf 07.00 uur tot 0-7.00 uur.
Op Kerstmis en Nieuwjaar geldt hetzelfde, met dien verstande dat op de dag voorafgaand aan de feestdag (24 december c.q. 31 december) de werkzaamheden om 18.00 uur worden beëindigd conform artikel 12.
De feestdagen voor Kerstmis beginnen op 24 december om 18.00 uur en eindigen op 26 december om 24.00 uur. Nieuwjaarsdag begint op 31 december om 18.00 uur en eindigt op 1 januari om 24.00 uur.
De andere feestdagen duren 24 uur en beginnen om 07.00 uur en eindigen daags daarop om 07.00 uur.
Voor wat betreft de opname van betreffende uren tussen 18.00 – 24.00 uur wordt verwezen naar artikel 12 van de CAO.
De dienstroosters zullen in overleg met de OR jaarlijks worden vastgesteld.
Afspraak tussen partijen
Zolang de benodigde bandenproductie het structureel werken in de weekenden noodzakelijk maakt zal werkgever het systeem van de 5–ploegendienst hanteren zoals in de CAO geregeld.
Als er eventueel in de toekomst een klokurenmatrix in de CAO wordt opgenomen, zal de toepassing hiervan op de 5-ploegendienst niet leiden tot een toeslag beneden de 25%.
PROTOCOL 3
Reïntegratie protocol
1. De werkgever zal een aanbod tot passend werk – zowel bij een interne als een externe functie – schriftelijk (laten) doen. Het aanbod vermeldt tevens het wettelijk recht van de werknemer een second opinion aan te vragen bij het UWV. De werknemer dient deze second opinion binnen 10 dagen aan te vragen.
2. Indien de weigering tot werkhervatting bij second opinion ten onrechte blijkt, zal de werknemer onmiddellijk het passende werk aanvangen.
3. De werkgever draagt zorg voor voorlichting van de werknemer over de rechten en plichten voortvloeiend uit de Wet verbetering poortwachter. Dit betekent onder meer voorlichting over moment van ziekmelding, plan van aanpak, reïntegratieverslag, aanvraag WIA en aanvraag persoonsgebonden budget.
4. De werkgever zal in overleg met de OR komen tot een selectie van één of meer reïntegratiebedrijven waarmee kan worden samengewerkt in het kader van het reïntegratieproces van werknemers. Eventueel kunnen de reïntegratie- diensten ook worden geleverd door de Arbodienst van de werkgever. Bij de keuze van het reïntegratiebedrijf zal onder meer aandacht worden besteed aan zaken als privacyreglement, klachtenregeling, beroepsprocedure, maatwerk per werknemer en andere kwaliteitseisen.
5. Binnen een periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid kan bij herplaatsing bij een andere werkgever een periode van detachering worden afgesproken van 3 tot maximaal 6 maanden. Gedurende deze detacheringperiode blijven de arbeidsvoorwaarden van Xxxxxx Vredestein B.V. van kracht. De detacheringperiode mag de periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid niet overschrijden.
6. Bij een succesvolle herplaatsing buiten de onderneming zullen in voorkomende gevallen afspraken gemaakt worden over de voorwaarden waaronder het dienstverband met werkgever zal worden beëindigd.
7. In voorkomende gevallen zal voorlichting plaatsvinden m.b.t. opname vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid.
BIJLAGE 1
Functiegroepen | Punten ORBA – PM | Referentiefuncties |
A | 0,0 – 25 | |
B | 25,5 – 47 | |
C | 47,5 – 69 | Bedieningsman |
D | 69,5 – 91 | Assistent operator Allround medewerker logistiek |
E | 91,5 – 113 | Operator Telefoniste/receptioniste |
F | 113,5 – 134 | Servicemonteur Secretaresse Monteur verspaning 1e Laborant Medewerker crediteurenadministratie |
G | 134,5 – 153 | Senior monteur Medewerker customerservice B Medewerker debiteuren-/ Crediteurenbeheer |
H | 153,5 – 173 | Productieplanner Coordinator productie Coordinator techniek Senior transportplanner Managementsecretaresse |
I | 173,5 – 193 |
BIJLAGE 2
Maandbedragen inclusief salarisverhoging 2% per 1 juli 2009
01-07-09
SCHAALJAREN 0 | A | 1.664,01 | B | 1.714,61 | C | 1.780,47 | D | 1.854,03 | E | 1.942,82 | F | 2.059,59 | G | 2.216,10 | H | 2.365,01 | I | 2.538,15 |
1 | 1.694,97 | 1.748,37 | 1.818,52 | 1.897,24 | 1.992,15 | 2.113,02 | 2.273,35 | 2.432,73 | 2.608,79 | |||||||||
2 | 1.728,10 | 1.782,76 | 1.857,64 | 1.941,57 | 2.040,49 | 2.167,76 | 2.329,36 | 2.500,86 | 2.679,51 | |||||||||
3 | 1.762,01 | 1.817,37 | 1.897,24 | 1.987,04 | 2.090,10 | 2.221,17 | 2.386,64 | 2.568,97 | 2.751,46 | |||||||||
4 | 1.796,61 | 1.852,85 | 1.937,83 | 2.031,60 | 2.138,48 | 2.274,62 | 2.443,03 | 2.637,05 | 2.822,16 | |||||||||
5 | 1.979,39 | 2.077,39 | 2.188,12 | 2.328,16 | 2.500,86 | 2.705,22 | 2.892,87 | |||||||||||
6 | 2.123,20 | 2.236,46 | 2.382,80 | 2.558,69 | 2.773,35 | 2.963,54 | ||||||||||||
7 | 2.286,09 | 2.436,59 | 2.615,22 | 2.841,42 | 3.035,52 | |||||||||||||
8 | 2.673,08 | 2.909,58 | 3.106,18 | |||||||||||||||
9 | 3.176,91 | |||||||||||||||||
MAX TE BEREIKEN SCHAALSALARIS | ||||||||||||||||||
1.831,22 | 1.888,33 | 2.020,94 | 2.169,02 | 2.335,72 | 2.490,37 | 2.730,97 | 2.977,71 | 3.247,65 | ||||||||||
AANLOOPSCHAAL 1 | 1.331,22 | 1.371,70 | 1.424,38 | 1.483,23 | 1.554,26 | 1.647,68 | 1.772,88 | 1.892,00 | 2.030,51 | |||||||||
2 | 1.497,60 | 1.543,15 | 1.602,43 | 1.668,63 | 1.748,55 | 1.853,63 | 1.994,49 | 2.128,51 | 2.284,33 |
36
BIJLAGE 3a
Vakbondswerk in de onderneming
1. Met inachtneming en erkenning van de eigen functie en taak van de OR krijgen de vakbonden binnen de grenzen van de mogelijkheden in de onderneming, en als regel buiten werktijd, de gelegenheid om hun leden regelmatig te raadplegen omtrent bedrijfsaangelegenheden, zo mogelijk door middel van publicatieborden en vergaderruimten, indien daardoor de goede gang van zaken niet wordt verstoord.
2. Indien in verband met het bepaalde in lid 1 de vakbonden een voorzitter (eventueel: bestuur) van de bedrijfsledengroep willen laten optreden, zullen zij de werkgever hierover tevoren inlichten met vermelding van de naam (namen) van de betrokken werknemer(s).
3. De werkgever die voornemens is een bestuurslid van de bedrijfsledengroep, die als zodanig bij hem bekend is, te ontslaan, zal hierbij dezelfde regels in acht nemen als geldend voor het ontslag van OR-leden gedurende de tijd dat de betrokken werknemer bedoelde functie bekleedt.
4. Het aantal uren per vakvereniging bedraagt voor het contractjaar ± 1 uur per lid van deze vakbond. De vakbond doet opgave van het aantal leden dat hij in de onderneming heeft.
5. Het bestuur van de bedrijfsledengroep zal vaststellen op welke wijze deze uren zullen worden gebruikt, met dien verstande dat eenzelfde vakbondsvertegenwoordiger per contractjaar niet meer dan 4 dagen aan deze activiteiten mag besteden.
BIJLAGE 3b
Sociaal Beleid
1. Met inachtneming van het bepaalde in het geldende reglement voor de OR zal de werkgever de OR periodiek inlichten en raadplegen omtrent de gehele gang van zaken in de onderneming, in het algemeen en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid. Bij de gegevens kunnen o.a. mede worden betrokken:
- de personeelsbezetting en de mutaties daarin;
- programma's met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie;
- aanstelling, ontslag en de mate van xxxxxxx;
- beoordelings- en premiesystemen en overwerk.
2. Indien een sociaal verslag wordt opgesteld, wordt dit tenminste 14 dagen voor de bespreking in de OR ter visie aan de werknemer voorgelegd dan wel op aanvraag van een werknemer ter beschikking gesteld.
3. Loopbaanontwikkeling
Minimaal 1 keer per jaar wordt het functioneren van iedere werknemer met hem door de betrokken leidinggevende besproken. In dit gesprek komen tevens de mogelijkheden ter sprake m.b.t. de loopbaanontwikkeling van de betrokken werknemer. De inhoud van deze gesprekken wordt schriftelijk bevestigd.
4. Deeltijdarbeid
In de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) is een recht op deeltijdwerk geregeld. De wet geldt voor werkgevers en werknemers in de marktsector en in de overheidssector en is ook van toepassing op werknemers en ambtenaren die op basis van een arbeidsovereenkomst of aanstelling naar Nederlands recht werkzaam zijn in het buitenland. In het kort behelst de WAA het volgende:
- Een werknemer die minimaal een jaar in dienst is kan de werkgever vragen de arbeidsduur aan te passen. Dat wil zeggen te verminderen of uit te breiden.
- Het verzoek tot aanpassing moet minimaal vier maanden voor de gewenste ingang schriftelijk bij de werkgever worden ingediend onder opgave van het gewenste tijdstip van ingang, de gewenste omvang van de aanpassing en de gewenste spreiding van de uren over de week.
- Een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur kan ten hoogste eenmaal per twee jaar worden gedaan.
- In beginsel dient de werkgever het verzoek van de werknemer om aanpassing in te willigen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
De wet noemt een aantal situaties waarin er in ieder geval sprake is van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Het gaat hierbij niet om een limitatieve opsomming.
Bij vermindering van de arbeidsduur is er in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermindering leidt tot ernstige problemen:
a) voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren;
b) op het gebied van de veiligheid, of;
c) van roostertechnische aard.
Bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang indien die vermeerdering leidt tot ernstige problemen:
a) van financiële of organisatorische aard;
b) wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk, of;
c) omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.
- Bij CAO kan alleen worden afgeweken ten aanzien van vermeerdering van de arbeidsduur. Als de CAO geen bepaling kent over de vermeerdering van de arbeidsduur, dan kan de werkgever hierover afspraken maken met de OR. Momenteel zal hier vaak nog niets over in de CAO staan. De werkgever kan dan kiezen of hij iets in de CAO wil regelen of dat hij dit apart met de OR wil regelen.
- De werkgever stelt de spreiding van de uren vast conform de wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding echter wijzigen, indien hij daar een zo groot belang bij heeft, dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
- De werkgever moet wel reageren op het verzoek van de werknemer. Indien hij niet uiterlijk 1 maand voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk en onder opgave van redenen op het verzoek heeft beslist, wordt de arbeidsduur aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer. De motivering van een eventueel afwijzend schriftelijk besluit is nodig om de werknemer de mogelijkheid te geven de zaak aan de rechter voor te leggen.
- De WAA is niet van toepassing op werkgevers die minder dan tien werknemers in dienst hebben. Een dergelijke werkgever wordt verplicht om een regeling inzake aanpassing van arbeidsduur op te stellen.
5. Ongewenste intimiteiten
In voorkomende gevallen zal de werkgever een klachtenregeling opstellen in samenspraak met de OR.
BIJLAGE 3c
Organisatiebureaus
De werkgever zal ieder organisatieonderzoek door een extern bureau van tevoren aankondigen bij de OR. Ieder onderzoek door een interne organisatieafdeling waarvan aannemelijk is dat het sociale consequenties kan hebben, zal eveneens tevoren bij de OR worden aangekondigd.
De vakbonden zullen steeds op de hoogte worden gesteld van het voornemen een organisatieonderzoek bij de OR aan te kondigen.
De werkgever zal aan de OR mededeling doen van de overwegingen die tot het instellen van het onderzoek hebben geleid en van de doelstellingen die met het onderzoek beoogd worden.
BIJLAGE 3d
Fusie, sluiting, reorganisatie
In het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit respectievelijk de S.E.R.-fusie gedragsregels, de Wet op de Ondernemingsraden en de Wet melding collectief ontslag zal de werkgever, indien wordt overwogen:
- een fusie aan te gaan;
- een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of;
- een personeelsbezetting ingrijpend te herzien,
bij het nemen van zijn besluit de sociale gevolgen betrekken.
De werkgever zal de vakbonden, de OR en de betrokken werknemers inlichten omtrent de maatregelen en voorts met de OR en de vakbond overleg plegen over de eventuele daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen.
De in onderling overleg getroffen regelingen zijn vastgelegd in het Sociaal Begeleidingsplan.
BIJLAGE 3e
Veiligheid, milieu
1. Veiligheid
De werkgever zal alle maatregelen nemen welke nodig zijn voor de veiligheid in zijn onderneming. Ter bevordering van deze veiligheid en mede ter uitvoering van de wettelijke voorschriften ter zake zal de werkgever in samenwerking met de OR regelingen opstellen.
2. Milieu
a) De werkgever zal een beleid voeren, gericht op het voorkomen of verminderen van de belasting van het milieu. De vakbonden zullen hierover door de werkgever periodiek worden geïnformeerd.
In zijn opleidingsbeleid zal de werkgever aandacht geven aan verbetering van de interne milieuzorg.
b) De werkgever zal alle milieuhygiënische aspecten verbonden aan het productieproces aan de orde stellen in de OR. Maatregelen die dienaangaande genomen dienen te worden, zullen zo mogelijk in overleg met de OR worden uitgevoerd.
BIJLAGE 3f
Werkgelegenheid
Indien de continuïteit en de daarmee samenhangende werkgelegenheid in de onderneming hierdoor niet in gevaar gebracht wordt en voor zover hierover met de vakbonden geen eerdere en andere afspraken zijn gemaakt, zal werkgever tijdens de looptijd van de CAO niet overgaan tot collectief ontslag, dan na diepgaand en indringend overleg met de vakbonden.
Indien er reële vacatures, dat wil zeggen vacatures die opgevuld moeten worden om een doelmatige bedrijfsvoering te garanderen, ontstaan door onder meer natuurlijk verloop of wegens vervroegde uittreding zal werkgever deze vacatures opvullen en daarbij conform de bestaande procedures eerst de eigen werknemers in de gelegenheid stellen naar deze vacatures te solliciteren. Voorts zal de werkgever alle voorkomende, extern te vervullen vacatures melden bij het UWV WERKbedrijf en deze na vervulling afmelden.
Ingeval het vacatures betreft van tijdelijke aard, waarin het UWV WERKbedrijf niet op passende wijze kan voorzien, zal de werkgever voor deze gevallen een beroep doen op een NEN-gecertificeerd uitzendbureau . In dat geval zal de werkgever hiervan tevens kennis geven aan de OR en aan de vakbonden.
BIJLAGE 3g
Ingeleende krachten
1. De werkgever draagt in zijn onderneming zonder voorafgaand overleg met de OR, aan ingeleende arbeidskrachten niet vallende onder de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst geen werkzaamheden op welke naar hun aard door de werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht. Eén en ander voor zover die werkzaamheden niet van een dergelijke omvang zijn dat verwacht mag en kan worden dat deze met het dan bestaande personeelsbestand onder normale werkcondities niet tijdig, zulks gemeten naar de normen van een behoorlijke en efficiënte bedrijfsvoering, uitgevoerd kunnen worden. De werkgever laat evenmin toe dat deze werkzaamheden door ingeleende arbeidskrachten gedurende een langere ononderbroken periode van 6 maanden worden verricht, gerekend vanaf de datum, waarop betrokkene de werkzaamheden aanvangt.
Onder ingeleende arbeidskracht wordt in dit verband verstaan de natuurlijke persoon, die anders dan ter uitvoering van in het kader van een door de werkgever met een derde gesloten aannemingsovereenkomst, werkzaamheden verricht in de onderneming van de werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.
Uitzendkrachten die voor langere termijn worden ingehuurd, worden conform de Apollo Vredestein B.V. XXX xxxxxxx (inclusief toeslagen).
2. Wanneer de werkgever gebruik maakt van ingeleende arbeidskrachten, waarvoor op grond van het gestelde in lid 1 voorafgaand overleg met de OR vereist is, zal daarover ook periodiek nadere informatie worden verstrekt aan de OR. Hierbij zal de werkgever de OR inlichten over:
- naam en adres van xxxxxxxx(s);
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden;
- het aantal ingeleende arbeidskrachten;
- de arbeidsvoorwaarden van deze ingeleende arbeidskrachten.
3. De werkgever zal in haar periodiek overleg met de vakbonden per kwartaal schriftelijk informatie verschaffen betreffende het aantal ingeleende arbeidskrachten gedurende het achterliggende kwartaal.
4. De werkgever zal per bedrijfsonderdeel het te voeren beleid m.b.t. ingeleende-/ uitzendkrachten schriftelijk vastleggen. De in lid 3 bedoelde informatie zal aan dit beleid worden getoetst.
BIJLAGE 3h
Overleg m.b.t. investeringsplannen en werkgelegenheid
1. De werkgever zal de vakbonden tenminste 2 keer per jaar informeren over de gang van zaken binnen het bedrijf, over de voortgang van de herstructureringen en over het totale investeringsbeleid. Daarbij zal met name aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin.
2. De werkgever zal de vakbondsbestuurders periodiek mondeling informeren over het verloop van de omzet per groep van producten, de kostenontwikkeling en het bedrijfsresultaat. Voorts zullen daarbij de werkgelegenheidseffecten aan de orde worden gesteld.
In dit overleg kan een vakbondsbestuurder zich laten bijstaan door maximaal 1 bedrijfskaderlid.
3. De werkgever zal bij duurzaam of tijdelijk verminderen of vervallen van werkzaamheden zoveel mogelijk trachten vervangende werkgelegenheid aan te bieden. Indien hierbij detachering, plaatsing in een andere functie en/of dienst, of overplaatsing naar een andere afdeling of vestiging noodzakelijk is, zal de werknemer hieraan redelijkerwijze zijn/haar medewerking verlenen.
BIJLAGE 3i
Studieverlof
Scholing wordt gezien als een belangrijk middel om de inzetbaarheid en weerbaarheid van alle werknemers nu en in de toekomst op peil te houden en te optimaliseren. Continue opleiding bevordert de interne en externe mobiliteit en weerbaarheid van werknemers.
Scholing en dus inzetbaarheidbevordering is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Naast de verantwoordelijkheid van de onderneming m.b.t. opleiden van werknemers, is het volgen van opleidingen tevens een belangrijke verantwoordelijkheid van de werknemer zelf. Per periode van 12 maanden – beginnend bij de aanvang van de opleiding die aan één of meer van onderstaande criteria voldoet, worden scholingsdagen toegekend in combinatie met eigen dagen:
1e t/m 5e dag= scholingsdag; 6e dag = eigen dag;
7e dag = scholingsdag;
8e dag = eigen dag;
9e dag = scholingsdag; 10e dag = eigen dag; etc.
Werknemers kunnen ten behoeve van de eigen dag (en) een combinatie samenstellen uit:
- ADV-dagen;
- bovenwettelijke vakantiedagen;
- het tijdgedeelte van de beloning voor overwerk;
- tegoeden tijdspaarregeling;
- onbetaald verlof;
Verzoeken daartoe dienen tijdig door de betreffende werknemer te worden ingediend. Voor het volgen van een jobspecifieke opleiding die in opdracht van werkgever wordt gevolgd zullen geen eigen dagen worden ingezet.
Eerder genoemde criteria luiden:
- de opleiding/cursus stelt de werknemer in staat in de toekomst voor een andere functie binnen/buiten de onderneming in aanmerking te komen;
- de opleiding/cursus zal de werknemer in staat stellen met een diepere en bredere kennis van zaken zijn huidige/toekomstige functie beter te vervullen;
- de opleiding/cursus vergroot, in voorkomende situaties, de kansen voor de werknemer op de externe arbeidsmarkt.
Werkgever zal daarom zorgdragen dat:
- het opleidingsbeleid met instemming van de OR wordt vastgesteld;
- dat jaarlijks een opleidingsplan zal worden samengesteld, gericht op alle werknemers en dit voor advies aan de OR voorlegt;
- in het opleidingsplan opleidingen zijn opgenomen die de ontwikkeling en weerbaarheid van individuele werknemers bevordert; alsmede die opleidingsactiviteiten die voortvloeien uit de jaarlijkse loopbaangesprekken zoals bedoeld in bijlage 3B lid 3;
- de OR en de vakbonden over de opleidingsplannen en de voortgang m.b.t. de uitvoering worden geïnformeerd;
- jaarlijks een evaluatie van het opleidingsplan met OR wordt besproken ;
- indien de werkgever gebruik wenst te maken van overheidssubsidies, de aanvraag via het Opleidingsfonds Vakopleiding Procesindustrie loopt. De werkgever verstrekt een vrijwillige bijdrage aan de OVP ten behoeve van het uit
te voeren project, teneinde het fonds in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor de publiekrechtelijke co-financiering.
BIJLAGE 4
Realisatie arbeidsduurverkorting
1. Toekenning ADV-dagen voor dag-, 2- en 3-ploegendienst
a) Algemeen
1. Gedurende een contractjaar zullen in totaal 16 ADV-dagen gelden voor werknemers in fulltime dienstverband die het gehele jaar in dienst zijn. ADV-dagen worden per maand toegekend. Van deze 16 ADV-dagen kunnen dagen worden aangewend als scholingsdag conform bijlage 3i.
2. In de vakantieperiode (omvattende 2 betalingsmaanden) worden als regel geen ADV-dagen toegekend.
3. Aan de hand van de hierna omschreven afspraken tussen partijen maakt de afdelingsleiding een voorlopig individueel jaarschema op, waarin is aangegeven wanneer de ADV-dagen kunnen worden genoten. Dit schema wordt aan de betrokken werknemer uitgereikt. Binnen een periode van 2 weken na ontvangst, heeft de werknemer de gelegenheid zijn voorkeur bij de afdelingsleiding uit te spreken, één en ander met inachtneming van de tussen partijen afgesproken condities. De afdelingsleiding honoreert eventuele voorkeuren voor zover dit niet leidt tot verstoring in de organisatie en deze uiteraard vallen binnen de algemeen geldende voorwaarden. Daarna stelt de afdelingsleiding het jaarschema definitief vast en reikt dit uit aan de betrokken werknemer.
4. Vier weken voorafgaande aan de als hiervoor omschreven toegewezen ADV-dag ontstaat definitief aanspraak op deze dag. Indien de afdelingsleiding in dat geval tot vaststelling van een andere ADV-dag zou willen overgaan kan de werknemer deze verandering weigeren. In alle overige gevallen (langere termijn dan 4 weken voorafgaand) zal de afdelingsleiding na overleg met betrokkene tot vaststelling van een andere ADV-dag overgaan. Deze wijziging dient schriftelijk aan betrokkene bevestigd te worden.
5. ADV-dagen worden toegekend in het contractjaar waarop zij betrekking hebben. Overheveling naar een volgend contractjaar is niet mogelijk.
6. Inroostering zal zodanig geschieden dat zoveel mogelijk ADV-dagen kunnen worden genoten aansluitend aan het weekend. Voor ploegendiensten minimaal 7 (inclusief eventuele collectieve ADV- dagen).
7. Inroostering zal voorts zodanig geschieden dat de werkorganisatie en de daarmee verband houdende interne en externe communicatie zoveel mogelijk ongestoord kan verlopen.
8. In weken waarin een werknemer is geconsigneerd zal geen ADV-dag worden vastgesteld.
9. In afwijking van het hiervoor bepaalde, kan voor werknemers werkzaam in door de directie te bepalen solofuncties de ADV- aanspraken anders dan roostermatig worden toegekend.
Deze toepassing geschiedt in overleg met de betrokken werknemer en kan bestaan uit:
- blokken van 5 ADV-dagen of meer;
- educatief verlof;
b) Samenvallen ADV-dag(en) en bijzondere omstandigheden
1. Tussentijdse indiensttreding of ontslag
Bij indiensttreding in de loop van het contractjaar bestaat aanspraak op dat aantal ADV-dagen zoals dat voor de resterende maanden in het jaarschema is voorzien. Bij beëindiging van het dienstverband vindt geen verrekening plaats van "te veel" of "te weinig" genoten ADV- dagen.
2. Ziekte
In geval van arbeidsongeschiktheid tijdens een ADV-dag heeft de werknemer recht op een vervangende ADV-dag met inachtneming van de volgende bepalingen:
- vervangende dag wordt binnen 4 weken na werkhervatting door de afdelingsleiding aangewezen;
- per contractjaar kunnen maximaal 3 vervangende ADV-dagen (6 halve dagen) wegens ziekte worden toegekend;
- indien de werkhervatting plaats vindt na afloop van enig contractjaar, wordt de in artikel a.5 genoemde termijn verlengd met een maand.
3. ADV-dagen en geoorloofd verzuim
- Indien een ADV-dag samenvalt met een dag zoals bedoeld in artikel 13 van de CAO, wordt geen vervangende ADV-dag toegekend.
4. ADV-dagen en OR/Vakbondswerk
- Indien op een ADV-dag een OR-vergadering respectievelijk een overlegvergadering plaatsvindt wordt binnen 4 weken aan het betrokken OR-lid, indien hij aan die vergadering deelneemt, een vervangende ADV-dag toegekend.
- Indien op een ADV-dag statutair vakbondswerk moet worden verricht, wordt binnen 4 weken aan het betrokken kaderlid een vervangende ADV-dag toegekend. Onder statutair vakbondswerk wordt verstaan een nader door partijen in te vullen aantal officiële vergaderingen.
5. ADV-dagen en scholing
- Als regel zal geen ADV-dag worden toegekend op dagen waarop de werknemer moet deelnemen aan opleidingsprogramma's.
- Is dit om organisatorische redenen niet mogelijk dan wordt binnen 4 weken een vervangende ADV-dag aangewezen.
6. Parttimers en ADV-dagen
Indien het arbeidscontract een ander aantal arbeidsuren omvat dan geldt voor fulltime werkers, wordt het aantal ADV-dagen pro rato vastgesteld en ingeroosterd analoog aan de fulltime werkers.
c) Roosterschema's
1. Collectieve ADV-dagen
Per contractjaar kunnen 6 collectieve dagen worden vastgesteld, waarvan maximaal 4 ADV-dagen. Eventuele verdere uitbreiding van collectieve ADV-dagen kan in overleg met de vakbondsbestuurders worden vastgesteld. De overige ADV-dagen worden individueel toegekend en wel als nader omschreven.
2. Ploegendienst (2- en 3-ploegen)
Minimaal 7 ADV-dagen - inclusief eventuele collectieve ADV-dagen - worden toegewezen op dagen aansluitend aan enig weekend, de overige dagen worden gespreid door de week ingeroosterd.
3. Dagdienst
- Inroostering vindt plaats op vrijdag(middag) en wel zodanig dat 50% van de bezetting per afdeling aanwezig is.
- Voor die afdelingen (functies) waar dit organisatorisch niet mogelijk is, c.q. door de directie om bedrijfseconomische en/of commerciële redenen niet wenselijk wordt geacht, worden ADV- dagen toegekend op vrijdag of maandag.
- Indien bedrijfsorganisatorische omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de ondernemingsleiding de ADV-dag vaststellen op een andere dag dan een maandag of vrijdag, zulks alleen na overleg met de betreffende werknemer.
2. Bedrijfstijd
a) Variabele bedrijfstijd
1. De arbeidsduur volgens dienstrooster kan per maand variëren tussen 128 uur (gemiddeld 32 uur per week) en 176 uur (gemiddeld 44 uur per week), gespreid over 4, 5 of 6 dagen van de week, echter niet op zondag.
2. Per kalenderjaar kunnen in totaal, echter niet meer dan 12 weken "langer" en 12 weken "korter" gewerkt worden. Voor Xxxxxx Vredestein
B.V. geldt maximaal 18 weken langer dan wel korter. De invulling is sterk gerelateerd aan de marktomstandigheden, waarbij tussentijdse bijsturing mogelijk is.
3. Op jaarbasis dient gemiddeld 37,5 uur per week te zijn gewerkt.
4. Het voornemen om tot variabele bedrijfstijd over te gaan zal minimaal 3 weken van tevoren bekend worden gemaakt aan de vakbonden. Over de invulling van de dienstroosters zal conform artikel 5 lid 3 van de CAO overleg met de OR worden gepleegd. Toepassing en invulling van variabele bedrijfstijd behoeft de instemming van de OR.
5. De dienstroosters voor 3-ploegenwerkers voor maanden met een langere arbeidsduur dan 174 uur, zullen zodanig worden ingericht, dat in voorkomend geval maximaal 2 volledige extra diensten per week kunnen worden toegevoegd.
6. Indien in een maand gebruik wordt gemaakt van de variabele bedrijfstijd, zal werkgever het salaris niet verhogen respectievelijk niet verlagen. In dat geval zal werkgever de "nog niet gewerkte uren" als voorschot uitbetalen. Bij langere dienstroosters zal werkgever de meer gewerkte uren reserveren tot het moment van een korter dienstrooster. Overloop naar een ander contractjaar kan niet plaatsvinden. Ingeval van verbreking van het dienstverband of tussentijdse indiensttreding worden te veel of te weinig gewerkte uren verrekend.
7. De dienstroosters voor de dagdienstmedewerkers/-sters zullen in geval van variabele bedrijfstijd zodanig worden ingericht dat zaterdags na
13.00 uur geen arbeid meer wordt verricht.
8. Voor uren gewerkt op de zaterdag (aansluitend aan de werkweek), of de zondag (voorafgaand aan de werkweek), in het kader van variabele bedrijfstijd wordt i.p.v. ploegentoeslag een roostertoeslag toegekend van 0,23% van het schaalsalaris per gewerkt uur.
9. Werknemers die volgens het schema van de variabele bedrijfstijd hun werkzaamheden verrichten behoeven na een geplande ADV-dag op vrijdag géén werkzaamheden op zaterdag te verrichten, resp. voorafgaand aan een geplande ADV-dag op maandag géén werkzaamheden op zondag te verrichten, tenzij zij daarin toestemmen.
3. Rol OR
De OR zal toezien op een correcte toepassing van tussen partijen gemaakte afspraken met betrekking tot de herbezetting, voortvloeiend uit de arbeidstijdverkorting.
De OR zal toezien op een correcte toepassing in de locatie van de tussen partijen gemaakte afspraken met betrekking tot toekenning van ADV-dagen in het kader van arbeidstijdverkorting.
BIJLAGE 5
Spaarregelingen
- Werkgever zal haar werknemers in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een zogenaamde spaarloonregeling.
- Werkgever heeft een premiespaarregeling. De bijdrage van werkgever zal gelijk zijn aan de inleg van de betrokken werknemer, overeenkomstig de bepaling in de regeling.
BIJLAGE 6
Regeling Tijd sparen
Doel van de tijd spaarregeling
Deze regeling heeft ten doel werknemers de mogelijkheid te bieden tijd te sparen. De gespaarde tijd kan op een later tijdstip gebruikt worden:
- tijdens de actieve loopbaan voor kort of lang verlof;
- aan het eind van de loopbaan om eerder te stoppen met werken.
Wie kan deelnemen
De regeling is van toepassing op alle in Nederland werkzame werknemers met een arbeidsovereenkomst met Xxxxxx Xxxxxxxxxx B.V. (CAO en MIHO).
Sparen van dagen
Het uitgangspunt van de tijdspaarregeling is tijd voor tijd. Dit betekent dat een werknemer tijd kan sparen, in de vorm van uren of dagen, en op een later tijdstip deze gespaarde tijd kan opnemen.
Hiermee wordt onder meer voorkomen dat vakantiedagen verjaren en daarmee vervallen.
- De werknemer geeft eenmaal per kalenderjaar aan hoeveel dagen c.q. uren hij voor de tijdspaarregeling wil bestemmen.
- Het saldo van de tijdspaarregeling mag op enig moment niet meer bedragen dan het wettelijk toegestane aantal dagen c.q. uren.
- De eenmaal ten behoeve van de tijdspaarregeling bestemde dagen kunnen niet worden teruggeboekt naar het vrij beschikbare saldo vakantiedagen.
- De dagen op de tijdspaarregeling kunnen, met uitzondering van uitdiensttreding en overlijden, niet worden uitbetaald.
Opbouw van de tijdspaarregeling
Een werknemer kan de bovenwettelijke vakantiedagen gebruiken voor de tijdspaarregeling.
Tijdstip van inleg
De werknemer kan lopende het jaar (uiterlijk op 31 december) beslissen hoeveel bovenwettelijke vakantiedagen hij aan het spaartegoed wil toevoegen. In het 4e kwartaal van enig jaar zal de werkgever de werknemers op deze spaarmogelijkheid attenderen.
Bestedingsvormen
In overleg met zijn leidinggevende bepaalt de werknemer het tijdstip waarop en de vorm waarin de gespaarde tijd kan worden opgenomen.
De gespaarde dagen kunnen worden ingezet:
- aan het einde van de loopbaan om eerder te stoppen met werken;
- tijdens de actieve loopbaan voor kort of lang verlof;
- ten behoeve van studieverlof (aanvullend op de CAO bijlage 3i kunnen dagen uit de tijdspaarregeling worden gebruikt);
- tevens kunnen de dagen ingezet worden t.b.v. zorgdoeleinden.
Aanvraagprocedure
De werknemer dient minimaal 6 maanden voorafgaand aan de door hem gewenste ingangsdatum van het verlof een beargumenteerd schriftelijk verzoek in bij de werkgever.
Deze termijn is niet van toepassing wanneer er sprake is van aanwending van het spaarverlof voor zorgdoeleinden en het moment van aanvang van het verlof niet in redelijkheid kan worden voorzien.
De werkgever stemt in met het verlof, tenzij bedrijfsomstandigheden zich tegen het voorgestelde tijdstip en/of de vorm van het verlof verzetten. In dat geval deelt de werkgever dat schriftelijk en gemotiveerd binnen 1 maand na ontvangst van het verzoek mee. Er wordt dan in onderling overleg een alternatief gezocht.
Arbeidsvoorwaarden
- Doorbetaling salaris:
tijdens het spaarverlof wordt het op dat moment geldende maand inkomen(salaris en vaste toeslagen) doorbetaald inclusief verhogingen op grond van de CAO die tijdens de verlofperiode ingaan. Ook de sociale verzekeringen, pensioenopbouw en ziektekostenverzekering lopen tijdens de verlofperiode gewoon door, ervan uitgaande dat de gebruikelijke premies afgedragen blijven worden tijdens de verlofperiode.
- Onkostenvergoedingen:
ten aanzien van onkostenvergoedingen en incidentele toeslagen zoals tegemoetkoming in de kosten voor woon-werkverkeer en consignatie toeslagen worden tijdens het opnemen van spaarverlof dezelfde regels toegepast als bij (langdurige) arbeidsongeschiktheid.
- Opbouw vakantie:
tijdens het spaarverlof gaat de opbouw van vakantie- en ADV-dagen op normale wijze door.
- Ziek tijdens het verlof:
in geval de werknemer ziek wordt tijdens het verlof gelden dezelfde regels als bij ziekte tijdens reguliere vakanties. Dit betekent dat bij ziekte de normale ziekmeldingsprocedure geldt. Het verlof wordt dan opgeschort tot de werknemer hersteld is.
- Vervanging/overdracht werkzaamheden:
de leiding en de werknemer zullen in nauwe samenwerking de overdracht van de werkzaamheden ten behoeve van vervanging regelen. Van de werknemer wordt verwacht dat hij hieraan meewerkt.
- Terugkeer in de functie:
de werknemer komt na afloop van de verlofperiode in de regel terug in zijn/haar oude functie.
- Verlenging verjaringsperiode:
op de door de werknemer gespaarde verlofrechten zijn de wettelijke verjaringstermijnen niet van toepassing zolang het dienstverband duurt.
- Beëindiging deelname:
bij overlijden en uitdiensttreding wordt het spaartegoed uitbetaald; in alle andere gevallen is uitbetaling niet toegestaan.
BIJLAGE 7
Regeling koop-verkoop van dagen
Doel van de regeling
Deze regeling geeft aan werknemers de mogelijkheid om eenmaal per vakantiejaar (=kalenderjaar) dagen te kopen of te verkopen. Het saldo vakantiedagen kan worden verhoogd door salaris in te leveren en het salaris kan worden verhoogd door vakantiedagen in te leveren.
Jaarlijks kunnen alle bovenwettelijke vakantiedagen en 10 ADV-dagen worden verkocht. Omgekeerd kunnen ook even zovele extra verlofdagen worden gekocht. Aan- en verkoop van dagen vindt niet plaats in uren. De prijs van een dag is vastgesteld op 1/21,75e deel van het maandinkomen.
Het kopen en verkopen van dagen heeft geen invloed op: vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, pensioenopbouw en opbouw vakantiedagen.
Wie kan deelnemen
De regeling is van toepassing op alle in Nederland werkzame werknemers met een arbeidsovereenkomst met Xxxxxx Xxxxxxxxxx B.V. (CAO en MIHO).
Welke voorwaarden zijn verbonden aan verkoop van vakantiedagen
Op het verlofoverzicht c.q. de verlofkaart dient na verkoop het saldo verloftegoed en het reeds opgenomen tegoed samen nog minimaal gelijk te zijn aan het wettelijke minimum aantal vakantiedagen per vakantiejaar (= 20 dagen à 8 uur bij een volledige werkweek; bij werken in deeltijd geschiedt één en ander pro rato).
Hoe kan worden deelgenomen
Door een formulier in te vullen, te ondertekenen en na toetsing door de leidinggevende weer in te leveren bij de P&O Manager.
Nadere bepalingen zijn opgenomen in de procedure: “Koop en verkoop van bovenwettelijke vakantiedagen”.
TEKSTEN BURGERLIJK WETBOEK
Artikel:628
1. De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
2. Indien hem krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
3. Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
4. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet verrichten van de arbeid heeft bespaard.
5. Van de leden 1 tot en met 4 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 in totaal voor ten hoogste zes maanden worden overeengekomen.
7. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in lid 5, kan van dit artikel slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
Artikel:629
1. Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het maximum dagloon, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, behoudt de werknemer voor een tijdvak van tweeënvijftig weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar ten minste op het voor hem geldende wettelijk minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte of door zwangerschap of bevalling verhinderd was. Indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet later doet dan in dat artikel is voorgeschreven, wordt dit tijdvak met de duur van de vertraging verlengd.
2. Voor de werknemer die ten behoeve van zijn werkgever huiselijke of persoonlijke diensten op minder dan drie dagen per week verricht, geldt het in lid 1 bedoelde recht voor een tijdvak van zes weken.
3. De werknemer heeft het in lid 1 bedoelde recht niet:
a) indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij bij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd;
b) voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
c) voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 3 voor de werkgever of voor een door de werkgever met toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;
d) voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoelt in artikel 658a lid 3 te verrichten;
e) voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoelt in artikel 658a lid 2.
4. In afwijking van lid 1 heeft de vrouwelijke werknemer het in dat lid bedoelde recht niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg.
5. Het loon wordt verminderd met het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt. Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
6. De werkgever is bevoegd de betaling van het in lid 1 bedoelde loon op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.
7. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen.
8. Artikel 628 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.
9. Van dit artikel kan ten nadele van de werknemer slechts in zoverre worden afgeweken dat bedongen kan worden dat de werknemer voor de eerste twee dagen van het in lid 1 of 2 bedoelde tijdvak geen recht op loon heeft.
10. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 9 worden maanden, waarin de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven maanden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel
3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
11. Het tijdvak, bedoeld in lid 1, wordt verlengd:
a) met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet later doet dan in dat artikel is voorgeschreven;
b) met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd;
c) met de duur van het tijdvak dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
12. Ingeval van verlenging op grond van lid 11 kan het tijdvak, bedoeld in lid 1, niet meer dan honderdvier weken bedragen.
Artikel:629a
1. De rechter wijst een vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 af, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten.
2. Lid 1 geldt niet indien de verhindering niet wordt betwist of het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
3. De deskundige, die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht zijn onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.
4. De deskundige die de hoedanigheid van arts bezit, kan de voor zijn onderzoek van belang zijnde inlichtingen over de werknemer inwinnen bij de behandelend arts of de behandelend artsen. Zij verstrekken de gevraagde inlichtingen voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van de werknemer niet onevenredig wordt geschaad.
5. De rechter kan op verzoek van een der partijen of ambtshalve bevelen dat de deskundige zijn verklaring nader schriftelijk of mondeling toelicht of aanvult.
6. De werknemer wordt ter zake van een vordering als bedoeld in het eerste lid slechts in de kosten van de werkgever, bedoeld in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden bepaald dat de in het eerste lid bedoelde deskundige door een ander dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt aangewezen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Organisatiewet Sociale Verzekering 56a).
Artikel:668
1. Indien de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 667 lid 1, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, wordt zij geacht voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan.
2. Hetzelfde geldt, wanneer in de gevallen waarin opzegging nodig is, tijdige opzegging achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting der arbeidsovereenkomst niet opzettelijk zijn geregeld.
Artikel:670
1. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid:
a) ten minste twee jaren heeft geduurd, of;
b) een aanvang heeft genomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 door de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is ontvangen.
2. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met een werkneemster niet opzeggen gedurende de zwangerschap. De werkgever kan ter staving van de zwangerschap een verklaring van een arts of van een verloskundige verlangen. Voorts kan de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werkneemster niet opzeggen gedurende de periode waarin zij bevallingsverlof als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, van de Wet arbeid en zorg geniet en na werkhervatting, gedurende het tijdvak van zes weken aansluitend op dat bevallingsverlof, dan wel aansluitend op een periode van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid die haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap en die aansluit op dat bevallingsverlof.
3. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd, dat de werknemer verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij als dienstplichtige is opgeroepen ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst.
4. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer die lid is van een OR, van een centrale ondernemingsraad, van een groepsondernemingsraad, van een vaste commissie van die raden of van een onderdeelcommissie van de ondernemingsraad, van een personeelsvertegenwoordiging, of van een bijzondere onderhandelingsgroep of een Europese ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Europese ondernemingsraden, dan wel die krachtens die wet optreedt als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers, niet opzeggen. Indien de werkgever aan de OR of personeelsvertegenwoordiging een secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin van dit lid van overeenkomstige toepassing op die secretaris.
5. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel wegens het verrichten van of deelnemen aan activiteiten
ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verrichten zonder toestemming van de werkgever.
6. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer die daarvoor verlof heeft, niet opzeggen wegens het bijwonen van vergaderingen als bedoeld in artikel 643. Hetzelfde geldt indien tussen partijen geen overeenstemming over het verlof bestaat zolang de rechter omtrent het verlof niet heeft beschikt.
7. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens de omstandigheid dat de werknemer zijn recht op ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg geldend maakt.
8. Van de leden 1 en 3 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
Artikel :672
1. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke overeenkomst, of door het gebruik een andere dag daarvoor is aangewezen. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
a) korter dan vijf jaar heeft geduurd: een maand.
b) vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden.
c) tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden
d) vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
2. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
3. Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging, verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt.
4. De termijn, bedoeld in lid 2, kan slechts worden verkort bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De termijn kan schriftelijk worden verlengd.
5. Van de termijn, bedoeld in lid 3, kan schriftelijk worden afgeweken. De termijn van opzegging voor de werknemer mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer.
6. Van lid 4 kan, voor zover het betreft de resterende termijn van opzegging van één maand, slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, mag de termijn van opzegging, bedoeld in lid 6, tweede volzin, voor de werkgever worden verkort, mits de termijn niet korter is dan die voor de werknemer.
8. Voor de toepassing van lid 2 worden arbeidsovereenkomsten geacht een zelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de arbeidsverhouding ingevolgde artikel 682.
Artikel:678
1. Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 677 beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:
a) wanneer de werknemer bij het afsluiten van de overeenkomst de werkgever heeft misleid door het vertonen van valse of vervalste getuigschriften, of deze opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze waarop zijn vorige arbeidsovereenkomst is geëindigd;
b) wanneer hij in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden;
c) wanneer hij zich ondanks waarschuwing overgeeft aan dronkenschap of ander liederlijk gedrag;
d) wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt;
e) wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
f) wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden;
g) wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, eigendom van de werkgever beschadigt of aan ernstig gevaar blootstelt;
h) wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, zich zelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt;
i) wanneer hij bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever, die hij behoorde geheim te houden, bekend maakt;
j) wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt;
k) wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt.
3. Wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt of blijft de bedongen arbeid te verrichten.
4. Bedingen waarbij aan de werkgever de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 677 lid 1, aanwezig is, zijn nietig.
Artikel:679
1. Voor de werknemer worden als dringende redenen in de zin van artikel 677 lid 1 beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben dat van de werknemer redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:
a) wanneer de werkgever de werknemer, diens familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt, of gedoogt dat dergelijke handelingen door een van zijn huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd;
b) wanneer hij de werknemer, diens familieleden of huisgenoten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden, of gedoogt dat dergelijke verleiding of poging tot verleiding door een van zijn huisgenoten of ondergeschikten wordt gepleegd;
c) wanneer hij het loon niet op de daarvoor bepaalde tijd voldoet;
d) wanneer hij, waar kost en inwoning overeengekomen zijn, niet op behoorlijke wijze daarin voorziet;
e) wanneer hij de werknemer wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, geen voldoende arbeid verschaft;
f) wanneer hij de werknemer, wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, de bedongen hulp niet of niet in behoorlijke mate verschaft;
g) wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt;
h) wanneer hij, zonder dat de aard van de arbeidsovereenkomst dit medebrengt, de werknemer niettegenstaande diens weigering gelast arbeid in het bedrijf van een andere werkgever te verrichten;
i) wanneer de voortduring van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer zou zijn verbonden met ernstige gevaren voor leven, gezondheid, zedelijkheid of goede naam, die niet duidelijk waren ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst;
j) wanneer de werknemer door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat geraakt de bedongen arbeid te verrichten.
3. Bedingen waarbij aan de werknemer de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 677 lid 1 aanwezig is, zijn nietig.