MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8898
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 12-12-1997, nr. 240
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VERVROEGD UITTREDEN BAKKERSBEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Georganiseerd Overleg van Werkgevers- en Werknemersorganisaties in het Bakkersbedrijf namens de Bond van Christelijke Ondernemers in het Bakkersbedrijf, de Brood- en Banket- bakkerij Ondernemers Vereniging en de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij als partijen te ener zijde mede namens de CNV Industrie- en Voedingsbond en de Voedingsbond FNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Vervroegd Uittreden Bakkersbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst op 1 januari 1998 in werking zal treden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 CAO889897
CAO1120 1
Besluit:
I. Trekt in zijn besluit van 8 maart 1997 (Stcrt. 1997, nr. 50), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van arti- kel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst Vervroegd Uittreden Bak- kersbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder V en VI is bepaald;
II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1998 (en voorzover het betreft 3 tot en met 31 december 2002) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Vervroegd Uittreden Bakkersbedrijf alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Uittreden Brood- en Banketbakkersbedrijf ,,SU- BROBA’’, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV, V en VI is bepaald:
HOOFDSTUK I ALGEMEEN
Artikel 1
Definities
1. onderneming: iedere onderneming waarin:
– handelingen worden verricht die deel uitmaken van een al dan niet onderbroken produktieproces, dat begint met de bereiding van deeg en dat gericht is op de verkrijging van (halffabrikaten van) brood, danwel waarin al dan niet tezamen met bovenge- noemde, handelingen worden verricht gericht op de verkrijging van andere bakkersartikelen;
– het huis aan huis bezorgen van brood plaatsvindt, al dan niet tezamen met het verrichten van handelingen als hierboven be- doeld en/of het verkopen van andere bakkersartikelen.
Als onderneming in de zin van deze C.A.O. wordt tevens aange- merkt de onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak diensten ver- leent aan één onderneming – of aan meerdere ondernemingen die een economische eenheid vormen – als bovenbedoeld. Onder diensten wordt hier verstaan: inpakhandelingen, technisch onderhoud, ver- koop (niet zijnde winkelverkoop), administratie en distributie.
Als onderneming in de zin van deze C.A.O. wordt niet aangemerkt de onderneming, waarin uitsluitend of in hoofdzaak fabrieksmatig bloem en andere grondstoffen tot beschuit, toast, knäckebröd, biscuit, biscuit-figuren, koekjes, banket, koek en wafels, ongeacht de soort worden verwerkt, danwel waarin uitsluitend of in hoofdzaak fa- brieksmatig produkten worden vervaardigd, welke naar de aard der verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grond-
2
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
stoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde produkten, zulks terwijl al deze produkten uitsluitend of in hoofdzaak verkocht wor- den aan wederverkopers/bedrijfsmatige afnemers.
Als onderneming in de zin van deze C.A.O. wordt niet aangemerkt de onderneming waarop de C.A.O. Vervroegd Uittreden voor het Banketbakkersbedrijf van toepassing is.
Als onderneming in de zin van deze C.A.O. wordt niet aangemerkt de onderneming waarop de C.A.O. voor de groothandel in levens- middelen, zoetwaren, tabak en/of tabaksprodukten van toepassing is.
2. winkel: elke besloten ruimte waarin:
– brood, al dan niet tezamen met andere bakkersartikelen wordt verkocht en de omzet daarvan meer dan 1/3 deel uitmaakt van de totale omzet in deze ruimte;
– brood, al dan niet tezamen met andere bakkersartikelen wordt verkocht en welke ruimte één geheel vormt met een daarbij gele- gen produktieplaats daarvan.
3. brood: brood in de zin van het Broodbesluit (Warenwet).
4. half-fabrikaten van brood: produkten die nog verdere (hitte-) behandeling dienen te ondergaan teneinde de eetwaar brood te ver- krijgen, waarbij het onverschillig is of die verdere behandeling al dan niet door de consument wordt uitgevoerd.
5. bakkersartikelen: brood en andere geheel of gedeeltelijk uit meel en/of bloem bereide artikelen, die gewoonlijk in bakkersbedrijven vervaardigd worden, danwel die naar de aard der verwerkte grond- stoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijk- baar zijn met de zojuist genoemde artikelen.
6. werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die de onderneming drijft respectievelijk de winkel exploiteert.
7. werknemer: een ieder, die in dienst van de werkgever werkzaamhe- den verricht, met uitzondering van:
– degene die middelbaar beroepsonderwijs volgt en in dat kader in een onderneming gedurende een bepaalde periode bedrijfs- ervaring opdoet;
– vakantiewerkers, waaronder worden verstaan scholieren of stu- denten, in de periode waarin zij schoolvakantie hebben, die door de overheid als zodanig is vastgesteld;
– degene die hoofdzakelijk huishoudelijke diensten verricht.
8. Subroba: de Stichting Uittreden Brood- en Banketbakkersbedrijf waarvan de statuten aan deze overeenkomst zijn gehecht.
9. loondervingsuitkering: de uitkering bedoeld in de artikelen 42 t/m 47 van de Werkloosheidswet.
10. vervolguitkering: de uitkering bedoeld in artikel 48 van de Werkloosheidswet.
3
11. SHB: de Stichting Herstructurering Broodbakkerij, gevestigd te Den Haag.
12. Sociale Paragraaf: de door de SHB uitgevoerde regeling ,,sociale paragraaf voor de broodbakkerij 1990-1994’’ respectievelijk ,,sociale paragraaf voor de broodbakkerij 1995-1999’’, die voorziet in inkomensvoorzieningen ten behoeve van werknemers waarvan de onderneming waarvoor zij werken op grond van de door de SHB uit- gevoerde stilleg-regeling wordt beëindigd.
Artikel 2
Algemeen
De uitvoering van de overeenkomst inzake vervroegd uittreden ge- schiedt volgens een reglement. De uitvoering wordt opgedragen aan de Subroba, die onder haar verantwoordelijkheid zulks kan delegeren aan een administrateur. Genoemd reglement en de statuten van Subroba zijn aan deze overeenkomst gehecht en worden geacht een integrerend be- standdeel uit te maken van deze overeenkomst.
Artikel 3
Financiering
1. De financiering van de regeling vervroegd uittreden geschiedt door een door de werkgever verplicht te betalen bijdrage aan de Subroba, die 4,6% op jaarbasis bedraagt:
a. van de voor zijn onderneming geldende loonsom in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering waarover de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt berekend;
b. van de loonsom, op dezelfde wijze als sub a. berekend, van de werknemers op wie de Werkloosheidswet niet van toepassing is1).
In afwijking van het bovenstaande is de bijdrage niet verschuldigd over W.A.O./A.W.W.-uitkeringen en aanvullingen daarop over dagen waarop de betreffende werknemer niet werkt wegens desbetreffende arbeidsongeschiktheid, en evenmin over loon dat uitbetaald wordt aan degenen die middelbaar beroepsonderwijs volgen en in dat kader in een onderneming gedurende een bepaalde periode bedrijfservaring
1) Ten aanzien van het sub b. bepaalde: directeuren/grootaandeelhouders van B.V.’s en N.V.’s zijn in principe niet (meer) verzekerd ingevolge de sociale wetten. Zij zijn wel werknemer in de zin van deze C.A.O. en kunnen dus aanspraak maken op een vut- uitkering. Het sub b. bepaalde wil bewerkstelligen dat ook over hun loon een bijdrage voor de financiering van de vut-regeling wordt berekend.
Ten aanzien van de 2e volzin van lid 1: W.A.O.-ers hebben, voor zover zij arbeidson- geschikt zijn en afgezien van wat in Hoofdstuk IV is geregeld, geen aanspraak op een vut-uitkering. Daarom is het onjuist om over W.A.O./A.A.W.-uitkeringen een bijdrage ter financiering van de vut-regeling te berekenen.
4
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
opdoen of aan vakantiewerkers, waaronder worden verstaan scholie- ren of studenten, in de periode waarin zij schoolvakantie hebben, die door de overheid als zodanig is vastgesteld.
2. Op het loon van de werknemer wordt in mindering gebracht het aan- deel dat de werknemer verschuldigd is in de door de werkgever aan Subroba op grond van lid 1 verschuldigde bijdrage. Dit aandeel bedraagt 1,5% van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
HOOFDSTUK II UITTREDENDE WERKNEMER
Artikel 4
Voorwaarden om aanspraak te kunnen maken
1. Aanspraak op een uitkering als bedoeld in artikel 6 kan slechts maken hij die:
a. 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden, of ouder is;
b. 57,5 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 57 jaar en 8 maanden, of ouder is, indien hij tenminste 40 jaar in het bakkersbedrijf als werknemer werkzaam is geweest;
c. gedurende de laatste 10 jaren voorafgaande aan het moment van uittreden in het bakkersbedrijf als werknemer werkzaam is ge- weest;
d. zijn arbeid beëindigt;
e. voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde.
2. Geen aanspraak kan evenwel maken hij die:
a. een volledige uitkering ontvangt wegens ziekte of arbeids- ongeschiktheid danwel op grond van de Werkloosheidswet;
b. verweten kan worden dat hij een zodanige uitkering niet (meer) ontvangt;
c. onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt, ten- zij zo’n regeling voor hem ongunstiger is dan de regeling, die in deze C.A.O. is opgenomen.
d. in het kader van de Sociale Paragraaf van de SHB een uitkering heeft ontvangen met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk V.
3. De Subroba heeft de bevoegdheid van het in lid 1. onder c. bepaalde af te wijken ten gunste van de betrokkene indien:
5
a. hij in de daar genoemde periode van 10 jaar tevens in dienstbe- trekking werkzaam is geweest in het banketbakkersbedrijf res- pectievelijk in de Suikerverwerkende en/of Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie;
b. toepassing daarvan tot een individueel onbillijke situatie of onge- wenste gevolgen zou leiden, die zijn ontstaan door omstandighe- den buiten de invloedssfeer van de betrokken werknemer. De Subroba heeft bij de toepassing daarvan tevens de bevoegdheid om de uitkering op een later tijdstip te laten ingaan dan het moment waarop hij de 59-jarige leeftijd, en met ingang van 1 juli 1998 de leeftijd van 59 jaar en 2 maanden, bereikt.
Artikel 5
Tijdstip waarop aanspraak feitelijk geëffectueerd wordt
De uitkering als bedoeld in artikel 6 gaat in op de eerste dag van de kalendermaand waarin aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. er dient een aanspraak volgens artikel 4 te bestaan;
b. er dienen minstens twee maanden verstreken te zijn sedert het tijd- stip waarop Subroba het daartoe bestemde aanvraagformulier volle- dig ingevuld en ondertekend door de betrokkene in bezit heeft gekre- gen. Subroba kan hiervan ten gunste van de betrokkene afwijken.
Artikel 6
Omvang van de uitkering
1 a. De uitkering bedraagt op het tijdstip van uittreden per dag 85%, en met ingang van 1 juli 1998 80% bruto van het dagloon dat gemiddeld verdiend is in de onmiddellijk voor het beëindigen van de arbeid liggende 13 weken, in welk loon begrepen zijn alle toeslagen, provisie, alsmede regelmatig gemaakte overuren, ech- ter met een netto-maximum van 90% van het dagloon.
b. Wanneer er sprake is van een substantieel verschil in het opge- geven loon dat gemiddeld is verdiend in de onmiddellijk voor het beëindigen van de arbeid liggende 13 weken ten opzichte van de voorgaande jaren, is het bestuur bevoegd hiervan af te wijken en de uitkeringsgrondslag nader vast te stellen.
2. De uitkering per dag bedraagt maximaal 1 x het dagloon (excl. vakantietoeslag) in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering. De netto uitkering bedraagt minimaal het geldende netto wettelijk minimumloon.
3. Aan de werknemer die minder dan de normale wekelijkse arbeids- duur werkzaam is geweest, wordt een uitkering naar rato toegekend, waarbij het gestelde in lid 2 eveneens naar rato wordt toegepast.
4. Boven de uitkering wordt aan de betrokken werknemer een vakan-
6
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
tietoeslag verstrekt gelijk aan 8% op jaarbasis gemeten en overigens naar rato.
5. De eenmaal volgens dit artikel vastgestelde uitkering wordt met inachtneming van het gestelde ten aanzien van maximum en mini- mum uitkeringen, gedurende de deelneming uitsluitend aangepast overeenkomstig algemene loonmaatregelen op grond van de C.A.O. Bakkersbedrijf respectievelijk Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf.
6. Door Subroba wordt voor de betrokken werknemer een pensioenpre- mie betaald als is verschuldigd krachtens de C.A.O. Bakkersbedrijf respectievelijk Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf.
7. De Subroba zal op de uitkering inhouden:
a. de loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen;
b. het werknemersaandeel in de premie Ziekenfondswet;
c. het werknemersaandeel in de pensioenpremie conform de C.A.O. Bakkersbedrijf respectievelijk Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf, indien de uitkering is ingegaan op of na 1 januari 1992.
8. Het werkgeversaandeel in de premies zoals omschreven in het regle- ment komt voor rekening van de Subroba.
HOOFDSTUK III WERKLOZE WERKNEMER
§ 1 Werkloze werknemer, die valt onder de nieuwe Werkloosheidswet, zoals die geldt vanaf 1 januari 1987.
Artikel 7
Voorwaarden om aanspraak te kunnen maken
1. Aanspraak op een uitkering als bedoeld in artikel 9 leden 1 en 2 kan slechts maken hij die:
a. niet-verwijtbaar werkloos is;
b. direct voorafgaande aan deze periode van werkloosheid werkne- mer was;
c. in deze periode van werkloosheid een loondervingsuitkering ont- vangen heeft over de voor hem ingevolge artikel 42 lid 2 van de Werkloosheidswet geldende maximale uitkeringsduur;
d. in deze periode van werkloosheid een vervolguitkering ontvan-
7
gen heeft over de voor hem ingevolge artikel 49 van de Werkloosheidswet geldende maximale uitkeringsduur;
e. aan het eind van de sub c. genoemde maximale uitkeringsduur 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden, of ouder is;
f. gedurende tenminste 10 jaar met het bakkersbedrijf als werkne- mer respectievelijk werkloze werknemer verbonden is; ter bere- kening hiervan mogen slechts bij elkaar worden opgeteld:
1. de periode waarover hij de onder c. genoemde loondervings- uitkering ontvangen heeft;
2. de direct daaraan voorafgaande periode waarin hij als werk- nemer werkzaam was;
g. voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde.
2. Aanspraak op een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 9 lid 4 kan slechts maken hij die:
a. een loondervingsuitkering of een vervolguitkering ontvangt;
b. 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden, of ouder is;
c. voldoet aan de in lid 1. onder a., b., e., f. en g. genoemde voor- waarden.
3. Geen aanspraak kan evenwel maken hij die:
a. een volledige uitkering ontvangt wegens ziekte of arbeids- ongeschiktheid;
b. verweten kan worden dat hij een zodanige uitkering niet (meer) ontvangt;
c. onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt, ten- zij zo’n regeling voor hem ongunstiger is dan de regeling in deze C.A.O.;
d. in het kader van de Sociale Paragraaf van de SHB een uitkering heeft ontvangen met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk V.
4. De Subroba heeft de bevoegdheid van het in lid 1 onder f. bepaalde af te wijken ten gunste van de betrokkene indien:
a. hij in de daar genoemde, direct aan de loondervingsuitkering voorafgaande periode tevens in dienstbetrekking werkzaam is geweest in het banketbakkersbedrijf respectievelijk in de Suiker- verwerkende en/of Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Indus- trie;
b. toepassing daarvan tot een individueel onbillijke situatie of onge- wenste gevolgen zou leiden, die zijn ontstaan door omstandighe- den buiten de invloedssfeer van de betrokken werknemer. De Subroba heeft bij de toepassing daarvan tevens de bevoegdheid om de uitkering op een later tijdstip te laten ingaan dan het moment waarop hij de 59-jarige leeftijd, en met ingang van 1 juli 1998 de leeftijd van 59 jaar en 2 maanden, bereikt.
8
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Tijdstip waarop aanspraak feitelijk geëffectueerd wordt
De uitkering als bedoeld in artikel 9 gaat in op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. er dient een aanspraak volgens artikel 7 te bestaan;
b. er dienen minstens twee maanden verstreken te zijn sedert het tijd- stip waarop Subroba het daartoe bestemde aanvraagformulier volle- dig ingevuld en ondertekend door de betrokkene in bezit heeft gekre- gen. Subroba kan hiervan ten gunste van de betrokkene afwijken.
Artikel 9
Omvang van de uitkering
1. De grondslag van de uitkering is het dagloon dat gemiddeld is ver- diend in de onmiddellijk voor het beëindigen van de arbeid liggende 13 weken, in welk loon begrepen zijn alle toeslagen, provisie, als- mede regelmatig gemaakte overuren. De aldus berekende grondslag wordt vanaf het beëindigen van de arbeid tot aan de ingangsdatum van de uitkering uitsluitend aangepast overeenkomstig algemene loonmaatregelen op grond van de C.A.O. Bakkersbedrijf respectie- velijk Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf.
De uitkering bedraagt op het tijdstip waarop de uitkering ingaat per dag 85%, en met ingang van 1 juli 1998 80% bruto van de grond- slag, met een netto-maximum van 90%. Dit netto-maximum van 90% wordt als volgt berekend:
– het brutobedrag van de grondslag wordt naar een nettobedrag omgerekend als ware de betrokkene op het tijdstip waarop de uit- kering ingaat nog als werknemer werkzaam;
– over dit nettobedrag wordt 90% genomen.
2. Artikel 6 lid 1b is van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 6 leden 2 t/m 5, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De aanvullende uitkering is gelijk aan het verschil tussen het con- form de leden 1 en 2 berekende uitkeringsbedrag en het bedrag dat de betrokkene als loondervingsuitkering of vervolguitkering ont- vangt.
5. Door Subroba wordt een pensioenpremie betaald als bedoeld in de
C.A.O. Bakkersbedrijf respectievelijk Winkelpersoneel en Filiaal- houders Bakkersbedrijf, berekend over de grondslag, als bedoeld in lid 1. van de uitkering, waarbij rekening wordt gehouden met de
9
eventuele pensioenvoorziening op grond van de regeling Fonds Voor- heffing Pensioenverzekering.
§ 2 Overgangsregeling
Artikel 10
Dit artikel is vervallen.
HOOFDSTUK IV ARBEIDSONGESCHIKTE WERKNEMER
Artikel 11
Voorwaarden om aanspraak te kunnen maken
1. Vanaf 1 oktober 1989 kan aanspraak op een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 13 slechts maken hij die:
a. op zijn 45e verjaardag werknemer in het bakkersbedrijf was en dat sindsdien is gebleven, tenminste totdat hij
b. op of na zijn 49e verjaardag een W.A.O.-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% is gaan ont- vangen, en in het bezit daarvan is gebleven;
c. 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden of ouder is;
d. voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde, voor zover analoog van toepassing.
2. Vanaf 1 oktober 1989 heeft de Subroba de bevoegdheid om een aan- vullende uitkering als bedoeld in artikel 13, al dan niet geheel, en al dan niet onder het stellen van bepaalde voorwaarden, toe te kennen aan hem die:
a. op zijn 45e verjaardag werknemer in het bakkersbedrijf was en dat sindsdien is gebleven, tenminste totdat hij
b. op of na zijn 49e verjaardag een W.A.O.-uitkering is gaan ont- vangen en in het bezit daarvan is gebleven;
c. naast zijn W.A.O.-uitkering een werkloosheidsuitkering, of een daarvoor in de plaats getreden andere sociale uitkering, ontvangt;
d. 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden, of ouder is;
e. voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde, voor zover analoog van toepassing.
3. Geen aanspraak kan evenwel maken hij die, respectievelijk kan wor- den toegekend aan hem die:
a. nog aanspraken heeft op grond van de Aanvullende Ziektewet Uitkeringsregeling, respectievelijk nog aanspraken op een aan- vulling op zijn WAO/AAW-uitkering jegens zijn werkgever heeft;
10
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt, ten- zij zo’n regeling voor hem ongunstiger is dan de regeling, die in deze C.A.O. is opgenomen;
c. na zijn 49e verjaardag buiten het bakkersbedrijf werkzaam is geweest;
d. in het kader van de Sociale Paragraaf van de SHB een uitkering heeft ontvangen met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk V.
Artikel 12
Tijdstip waarop aanspraak feitelijk geëffectueerd wordt
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13
Omvang van de uitkering
Bij volledige arbeidsongeschiktheid is de aanvullende uitkering gelijk aan het verschil tussen het conform de leden 1, 2 en 3 van artikel 9 bere- kende uitkeringsbedrag en 70% van het WAO-dagloon, en bij gedeelte- lijke arbeidsongeschiktheid naar rato.
Artikel 9 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 leden 2 t/m 5, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14
Overgangsregeling
Dit artikel is vervallen.
HOOFDSTUK V
WERKNEMER WAAROP DE SOCIALE PARAGRAAF WORDT TOEGEPAST
Artikel 15
Diegene die op 50 jaar of op oudere leeftijd onder de Sociale Paragraaf komt te vallen en uit dien hoofde een uitkering heeft ontvangen van de SHB houdende de aanvullende inkomensvoorziening voor werknemers
11
van 50 jaar en ouder, wordt na het bereiken van de 59-jarige leeftijd, en met ingang van 1 juli 1998 de leeftijd van 59 jaar en 2 maanden, geacht deelnemer te zijn in de zin van deze C.A.O., zulks met inachtneming van hetgeen in artikel 16 wordt bepaald.
Artikel 16
De uitkering van de inkomensvoorziening voor de periode gelegen na zijn 59e verjaardag, en met ingang van 1 juli 1998 na het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en 2 maanden, waar de deelnemer bedoeld in arti- kel 15 aanspraak op heeft, wordt door Subroba aan de SHB betaalbaar gesteld en door de SHB verdisconteerd in de uitkering van de aanvul- lende inkomensvoorziening voor werknemers van 50 jaar en ouder die de betrokkene op grond van de Sociale Paragraaf heeft ontvangen.
Door de ontvangst van laatstgenoemde uitkering van de SHB vervallen alle eventuele aanspraken die de deelnemer op grond van deze C.A.O. en de daarbij behorende bijlagen zou kunnen doen gelden.
HOOFDSTUK VI DEELTIJD UITTREDING
Artikel 18
1. De werknemer die:
a. 57 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 57 jaar en 2 maanden, of ouder is en;
b. gedurende de laatste 10 jaren onafgebroken in het bakkersbedrijf als werknemer werkzaam is geweest;
heeft het recht de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur maximaal met de navolgende percentages te verminderen, tenzij de werkgever zich hiermede op grond van bedrijfsorganisatorische of bedrijfseco- nomische redenen niet kan verenigen:
– als hij 57 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 57 jaar en 2 maan- den, of ouder is: 40%;
– als hij 58 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 58 jaar en 2 maan- den, of ouder is: 60%;
– als hij 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maan- den, of ouder is: meer dan 60%.
2. Indien de werkgever en de werknemer geen overeenstemming kun- nen verkrijgen met betrekking tot de toepassing van lid 1, heeft ieder van hen het recht zich per brief te wenden tot de Kleine Commissie van Subroba (p/a Xxxx Xxxxxx, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx), die dan, na beide partijen in de gelegenheid gesteld te hebben hun standpunt toe te lichten, beslist of, danwel in welke mate, de werk- nemer zijn wekelijkse arbeidsduur mag verminderen. De Kleine Commissie van Subroba zal zo spoedig mogelijk, doch in elk geval
12
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
binnen 1 maand na de ontvangst van de in de vorige zin bedoelde brief, haar beslissing nemen. Deze beslissing zal gemotiveerd zijn, en onverwijld schriftelijk worden meegedeeld aan zowel de werkge- ver als de werknemer.
3. Van de in lid 2 bedoelde beslissing kan zowel de werkgever als de werknemer binnen een maand na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij een door het Georganiseerd Overleg voor het Bak- kersbedrijf te benoemen commissie van 3 personen, die zelf de wijze van behandeling van het beroep regelt. Dit beroep dient per brief te worden ingesteld, welke brief gericht dient te worden aan: het Geor- ganiseerd Overleg voor het Bakkersbedrijf, Xxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX XXXXX. Deze brief dient vergezeld te worden door een kopie van de in lid 2 bedoelde beslissing. De commissie van 3 personen zal zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 2 maanden na de ontvangst van het beroepschrift haar beslissing nemen. Deze beslis- sing zal gemotiveerd zijn, en onverwijld schriftelijk worden meege- deeld aan zowel de werkgever als de werknemer.
4. Het in de leden 2 en 3 bepaalde laat onverlet de bevoegdheid van de werkgever en de werknemer om zich tot de gewone rechter te wen- den.
Artikel 19
De werknemer van wie de wekelijkse arbeidsduur op basis van artikel 18 is verminderd, heeft, indien hij voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde, tot aan zijn 65e verjaardag aanspraak op een uitke- ring als in de navolgende artikelen aangegeven.
Artikel 20
1. De uitkering bedraagt op het tijdstip van de gedeeltelijke uittreding voor elk uur, waarmede de wekelijkse arbeidsduur is verminderd, 85%, en met ingang van 1 juli 1998 80% van het bruto uurloon. Dit bruto uurloon wordt berekend door het in artikel 6 lid 1 bedoelde dagloon te herleiden tot uurloon.
Artikel 6, leden 2 t/m 8, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Werkgever en werknemer dienen vooraf op een door hen beiden ondertekend, speciaal door Subroba daartoe ter beschikking gesteld formulier, aan Subroba op te geven:
a. met hoeveel uren de wekelijkse arbeidsduur wordt verminderd en;
b. op welke dagen en uren de werknemer wekelijks werkzaam zal zijn vanaf het moment waarop de uitkering ingaat.
13
Deze opgave geldt voor onbepaalde tijd, doch minimaal voor de periode van een jaar. Gedurende dit jaar kunnen het aantal uren en de tijdstippen waarop gewerkt wordt niet gewijzigd worden, behou- dens extreme omstandigheden, waardoor de continuïteit van de on- derneming in gevaar komt, zulks ter beoordeling van het bestuur van Subroba. Onder extreme omstandigheden worden in elk geval niet verstaan extra drukte rond feestdagen.
3. Indien de som van de uitkering, als in lid 1 bedoeld, en het loon res- pectievelijk de neveninkomsten, dat/die de werknemer verwerft, over de periode van een jaar gemeten hoger is dan het op jaarbasis her- leide loon in de in artikel 6 lid 1 genoemde referteperiode – aange- past overeenkomstig algemene loonmaatregelen op grond van de
C.A.O. Bakkersbedrijf resp. Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bak- kersbedrijf –, zal het meerdere in mindering worden gebracht op de uitkering en, indien reeds uitbetaald, van de werknemer worden teruggevorderd. Subroba kan dit meerdere verrekenen met toekom- stige uitkeringen.
4. Subroba zal over een periode van een week nimmer meer uren uit- keren dan het aantal uren van de overeengekomen wekelijkse arbeids- duur.
5. Subroba zal nimmer meer uren uitkeren dan waarop de werknemer maximaal aanspraak heeft. De maximale aanspraak bedraagt: 312, en met ingang van 1 juli 1998 304 x de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
6. Subroba zal over een periode van een week nimmer meer uren uit- keren dan het resultaat van de volgende berekening aangeeft:
a. verminder de maximale aanspraak met het aantal uren waarover op een bepaald moment reeds een uitkering als bedoeld in de voorgaande bepalingen is verleend;
b. deel het resultaat van het sub a. bepaalde door het aantal weken gelegen tussen dat moment en de 65e verjaardag van de werkne- mer;
één een ander met dien verstande dat de percentages genoemd in artikel 18, lid 1, nimmer mogen worden overschreden.
Artikel 21
1. De werknemer, aan wie op basis van artikel 20 uitkeringen worden gedaan, kan als hij 59 jaar, en met ingang van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden of ouder is en zijn arbeid beëindigt, en overigens voldoet aan het in het reglement van Subroba bepaalde, aanspraak maken op een uitkering als in de artikelen 4 t/m 6 geregeld, zulks echter pas vanaf het moment waarop bij toepassing van de berekening als aan- gegeven in artikel 20 sub 6 het resultaat daarvan gelijk is aan of hoger is dan het aantal uren van de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
2. Subroba kan op verzoek van een werknemer, aan wie op basis van artikel 20 uitkeringen worden gedaan, en die 59 jaar, en met ingang
14
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van 1 juli 1998 59 jaar en 2 maanden of ouder is en zijn arbeid beëindigd, en overigens voldoet aan het in het reglement van Su- broba bepaalde, een uitkering toekennen als in de artikelen 4 t/m 6 geregeld, zulks echter met dien verstande, dat aan hem over een periode van een week niet meer uren zullen worden uitgekeerd dan de berekening als weergegeven in artikel 20 sub 6 aangeeft. Het bepaalde in artikel 20 sub 4 en 5 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22
Indien de werknemer bij het bereiken van de 65e verjaardag nog een res- tant aanspraak heeft, vervalt deze aanspraak op dat moment geheel.
Artikel 23
1. Subroba zal de uitkeringen bedoeld in artikel 20 voldoen aan de werkgever, waartoe werknemer Xxxxxxx zal machtigen. De werkge- ver zal de betreffende bedragen – na inhouding van belastingen en sociale verzekeringspremies – uitbetalen aan de werknemer. Op grond van bijzondere omstandigheden kan Subroba op verzoek van de werknemer de uitkeringen voldoen conform lid 2.
2. Subroba zal de uitkeringen bedoeld in artikel 21 voldoen aan de werknemer, zulks onder toepassing van artikel 6 sub 6 t/m 8.
Artikel 24
1. Het is de werknemer verboden om gedurende de periode waarover hij een uitkering ingevolge deze paragraaf ontvangt:
a. werkzaam te zijn bij een werkgever waarop deze C.A.O. niet van toepassing is;
b. werkzaam te zijn op andere tijdstippen dan aangegeven in het werkrooster als bedoeld in artikel 20 lid 2 sub b.
2. De werknemer is verplicht alle informatie die Subroba naar haar oor- deel nodig heeft voor het uitvoeren van de in deze paragraaf opge- nomen regeling te verschaffen. Met name is de werkgever verplicht Subroba volledig en onverwijld te informeren omtrent zijn inkom- sten en wijzigingen daarin.
3. Het niet of niet juist naleven van de verplichtingen, genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel heeft tot gevolg dat alle aanspraken, die de werknemer op grond van deze C.A.O. zou kunnen doen gelden of
15
reeds heeft laten gelden, zijn vervallen, en dat de werknemer alle uit- keringen die hij reeds op grond van deze C.A.O. heeft ontvangen, op eerste aanzegging onverwijld aan Subroba dient terug te betalen. De werkgever is voor deze terugbetalingsverplichting tegenover Su- broba naast de werknemer hoofdelijk aansprakelijk, ingeval de terugbetalingsverplichting gegrond is op overtreding van lid 1 sub b van dit artikel. Subroba kan beslissen dat het bepaalde in de laatste twee volzinnen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.
Artikel 25
Het reglement van Subroba wordt geacht van de regeling in deze para- graaf een integrerend bestanddeel uit te maken.
Artikel 26
Indien de werknemer, aan wie op basis van artikel 20 uitkeringen wor- den gedaan, recht verkrijgt op een WW-, een ZW-, of een WAO- uitkering, dan heeft het bestuur van Subroba de bevoegdheid om aan de werknemer op dit specifieke geval toegesneden uitkeringen toe te ken- nen, waardoor de werknemer een inkomen verkrijgt dat aansluit bij het in deze C.A.O. aangegeven inkomensniveau. Het totaal van de aldus door het bestuur van Subroba toegekende uitkeringen vermeerderd met de op basis van artikel 20 toegekende uitkeringen, zal echter nimmer meer mogen bedragen dan overeenstemt met het in artikel 20 lid 5 genoemde maximum.
16
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
STATUTEN VAN DE STICHTING UITTREDEN BROOD- EN BANKETBAKKERSBEDRIJF ’SUBROBA’
Artikel 1
Naam en zetel
De Stichting draagt de naam ,,Stichting Uittreden Brood- en Banketbak- kersbedrijf’’, hierna te noemen ,,Subroba’’ en is gevestigd te Groningen.
Artikel 2
Doel
Het doel van de Subroba is het uitvoeren van de regeling Uittreden Brood- en Banketbakkersbedrijf, op basis van of krachtens de collec- tieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegd Uittreden Bakkersbedrijf casu quo Banketbakkersbedrijf en de respectieve daarvoor vastgestelde reglementen.
Artikel 3
Financiële middelen
De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. de door de werkgevers te storten bijdragen als bedoeld in de collec- tieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegd Uittreden voor het Bak- kersbedrijf casu quo Banketbakkersbedrijf.
In deze bijdragen is begrepen het aandeel, dat door de werknemers hierin is verschuldigd ingevolge de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bakkersbedrijf en Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf,
c.q. de Collectieve Arbeidsovereenkomst Banketbakkersbedrijf;
b. voor de onder artikel 14 lid 1 en lid 2 genoemde werknemers te stor- ten eenmalige en/of periodieke bijdragen, zoals deze door de Su- broba zijn vastgesteld;
c. andere baten.
17
Artikel 4
Uitkeringen
De uitkeringen aan de daarvoor in aanmerking komende werknemers geschieden op basis van de bij of krachtens de in artikel 2 genoemde collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 5
Bestuur
a. Het bestuur van de Subroba bestaat uit zes leden.
b. De leden van het bestuur worden als volgt benoemd:
– twee leden door de gezamenlijke werkgeversorganisaties in het bakkersbedrijf;
– een lid door de werkgeversorganisatie in het banketbakkersbe- drijf;
– twee leden door de Voedingsbond F.N.V.;
– een lid door de Industrie- en Voedingsbond C.N.V.
c. De leden worden voor onbepaalde tijd benoemd.
d. De in lid b. genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemden te vervangen en andere bestuursleden in hun plaats te benoemen.
e. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
– door overlijden;
– door het nemen van ontslag;
– door onder curatelestelling of faillissement;
– door ontslag door het bestuur van de benoemende organisatie(s).
Iedere organisatie of groep van organisaties die het recht heeft een of twee bestuursleden te benoemen, mag voor elk benoemd lid een plaats- vervanger aanwijzen, met dien verstande dat bij die aanwijzing moet worden bepaald onder welke omstandigheden de plaatsvervanger het lid van het bestuur vervangt. Het plaatsvervangend lid maakt in geval van zodanige vervanging deel uit van het bestuur in plaats van degene die hij vervangt.
Artikel 6
Voorzitter en secretaris
a. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan en benoemt, al dan niet uit zijn midden, een secretaris.
18
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Voorzitter en secretaris gezamenlijk vertegenwoordigen de Stichting in en buiten rechte.
Artikel 7
Financieel beheer en uitvoering
Onder handhaving van zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering en de uitkeringsregeling alsmede het daaraan verbonden financieel beheer is het bestuur bevoegd de uitvoering en het financieel beheer op te dra- gen aan een administrateur.
Artikel 8
Vergaderingen
Het Bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee be- stuursleden dit gewenst acht(-en).
Artikel 9
Besluitvorming
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste twee bestuursleden aangewezen door de werkgeversorganisaties en twee bestuursleden aangewezen door de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 5, aanwezig zijn.
2. Elk bestuurslid brengt een stem uit.
3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende verga- dering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
4. Behoudens in de gevallen waarin uitdrukkelijk anders is vermeld, worden besluiten genomen met gewone meerderheid der geldig uit- gebrachte stemmen.
5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.
6. Bestuursbesluiten kunnen ook op grond van schriftelijke rondvraag bij de leden van het bestuur worden genomen, mits alle leden (casu quo hun plaatsvervangers) door ondertekening van de schriftuur,
19
waarin het besluit is vermeld, verklaard hebben met dat besluit in te stemmen.
Artikel 10
Rekening en Verantwoording
1. De administrateur, als bedoeld in artikel 7, legt jaarlijks vóór 1 juli aan het bestuur, afzonderlijk voor het Bakkersbedrijf en Banketbak- kersbedrijf, rekening en verantwoording af van het door hem over het voorafgaande boekjaar gevoerde beheer.
2. Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Subroba en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar; in dit ver- slag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid afge- legd.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
3. Het in lid 2 bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een externe registeraccountant.
4. Het verslag wordt ter inzage van de bij Subroba betrokken werkge- vers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van Subroba;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag wordt op aanvraag van de bij Subroba betrokken werk- gevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
6. Het verslag als bedoeld in lid 2 wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersverenigingen die partij zijn bij de C.A.O. Vervroegd Uittreden voor het Brood- en Banketbakkersbedrijf. Indien binnen vier weken na verzending van het verslag geen be- zwaarschriften van de bedoelde verenigingen zijn ontvangen, kan het bestuur omtrent het gevoerde beleid geacht worden te zijn gedechar- geerd.
Artikel 11
Besteding van de middelen
1. De middelen als bedoeld in artikel 3 worden aangewend:
a. tot betaling van uitkeringen als bedoeld in artikel 2, waaronder mede begrepen premies sociale verzekering, pensioenpremies en
20
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
premies Ziekenfondswet, c.q. particuliere ziektekostenverzeke- ring;
b. tot betaling van, c.q. reservering voor, kosten verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van Subroba.
2. Voor zover gelden van Subroba voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur belegd met inachtneming van in rede- lijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risico- verdeling.
3. Gerede gelden, effecten en/of geldwaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de middelen en de wijze van verrekening vaststellen.
Artikel 12
Statutenwijziging
1. Besluiten tot wijziging van de statuten kunnen slechts worden geno- men met algemene stemmen in een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
Indien in de in de vorige alinea bedoelde vergadering niet alle bestuursleden aanwezig zijn, wordt binnen vier weken, doch niet eer- der dan twee weken, daarna een voor hetzelfde doel belegde verga- dering gehouden, waarin een besluit tot statutenwijziging kan wor- den genomen mits met tenminste de stemmen der in artikel 9, lid 1 bedoelde bestuursleden.
2. Het reglement alsmede de in deze statuten en in het reglement aan- gebrachte wijzigingen treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken of wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het Kantongerecht, binnen welks ressort het fonds is gevestigd.
Artikel 13
Ontbinding
Op een besluit tot ontbinding van de Subroba is het in artikel 12 voor statutenwijziging bepaalde van overeenkomstige toepassing. Bij liquida-
21
tie zal een eventueel batig saldo zoveel mogelijk worden besteed over- eenkomstig de doelstelling van de stichting.
Artikel 14
Vrijwillige aansluiting/Aanvullende uitkering/Onvoorzien
1. Het bestuur heeft de bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan tot vrijwillige aansluiting – onder door partijen bij de C.A.O. voor het Bakkersbedrijf respectievelijk het Banketbakkersbedrijf nader te stellen voorwaarden – met natuurlijke of rechtspersonen die activi- teiten ontwikkelen ten behoeve van, of nauw verwant aan het brood- en/of banketbakkersbedrijf.
2. De Subroba kan, onder eventueel nader te stellen voorwaarden, gedurende de periode dat de werknemer een uitkering geniet van Subroba, daarnaast een uitkering verstrekken aan deze werknemer op grond van een daarvoor gedane eenmalige of periodieke bijdrage van de werkgever voor deze werknemer.
3. In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien besluit het be- stuur.
Artikel 15
Ministerieel vertegenwoordiger
Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.
22
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
REGLEMENT VOOR DE RISICOGROEP ,,BAKKERS’’ VAN DE STICHTING UITTREDEN BROOD- EN BANKETBAKKERSBEDRIJF ,,SUBROBA’’
Artikel 1
Begripsomschrijving
Subroba: de Stichting Uittreden Brood- en Banketbakkersbedrijf, geves- tigd te Groningen.
Bakkersbedrijf: de ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van de C.A.O.
Werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1 sub 6 van de C.A.O. Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 sub 7 van de C.A.O. C.A.O.: de C.A.O. Vervroegd Uittreden voor het Bakkersbedrijf.
Regeling: de regeling krachtens de C.A.O. Vervroegd Uittreden voor het Bakkersbedrijf.
Deelnemer: hij wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door het bestuur van Subroba is ingewilligd, niet zijnde degene waarop hoofdstuk V van de C.A.O. van toepassing is.
Artikel 2
Voorwaarden en deelneming
a. Om aan de regeling te kunnen deelnemen dient de betrokkene te vol- doen aan het bepaalde in de C.A.O., alsmede de bepalingen van het reglement in acht hebben genomen.
b. Het aanvraagformulier dient ten minste twee maanden vóór de ge- vraagde ingangsdatum in het bezit te zijn van Subroba.
c. Het is aan het bestuur van de Subroba om te beoordelen:
1. of de betrokkene al dan niet niet-verwijtbaar werkloos is;
2. of de betrokkene al dan niet verweten kan worden dat hij geen volledige uitkering ontvangt wegens ziekte of arbeidsongeschikt- heid danwel op grond van de Werkloosheidswet of de Wet Werkloosheidsvoorziening.
d. Een werknemer van 55 jaar of ouder, die werkloos wordt, dient dit onmiddellijk bij Subroba te melden.
23
e. Een werknemer van 49 jaar of ouder, die in het genot gesteld wordt van een W.A.O.-uitkering, dient dit onmiddellijk bij Subroba te mel- den.
Artikel 3
Rechten van de deelnemer
a. De Subroba willigt het verzoek tot deelneming in als naar haar oor- deel aan de voorwaarden is voldaan.
b. De deelneming kan slechts aanvangen op de eerste dag van een kalendermaand.
c. De deelnemer heeft recht op een uitkering alsmede vakantietoeslag, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de C.A.O.
De wijze waarop de uitkering wordt berekend wordt door het bestuur vastgesteld.
d. De eenmaal volgens dit artikel vastgestelde bruto-uitkering met inbe- grip van de vakantietoeslag wordt gedurende de deelneming uitslui- tend aangepast overeenkomstig algemene loonmaatregelen op grond van de C.A.O. Bakkersbedrijf respectievelijk de C.A.O. Winkel- personeel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf.
e. De uitkering per dag bedraagt maximaal 1 x het dagloon (excl. vakantietoeslag) in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering.
De netto-uitkering bedraagt minimaal het geldende netto wettelijk minimumloon. Wanneer de uitkering is gebaseerd op een arbeidsduur van een niet volledige werkweek, dan wordt het maximum respec- tievelijk minimum naar rato vastgesteld.
f. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen verricht.
g. Bij overlijden van de deelnemer wordt aan de nagelaten betrekkin- gen over de periode vanaf de dag van overlijden tot en met de laat- ste dag van de twee maanden na die waarin het overlijden plaats- vond, uitgekeerd een bedrag gelijk aan de uitkering die de deelnemer laatstelijk rechtens toekwam.
Voor de toepassing van dit lid wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan de langstlevende van de echtgenoten van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde of bij ontstentenis van deze de min- derjarige wettige of natuurlijke kinderen, danwel degene met wie de werknemer duurzaam samenwoonde.
24
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Inhoudingen
Door de Subroba wordt op de uitkering ingehouden:
– de loonbelasting en de premies volksverzekeringen;
– het werknemersaandeel in de premie Ziekenfondswet;
– het werknemersaandeel en de pensioenpremie conform de C.A.O.- bakkersbedrijf respectievelijk Winkelpersoneel en Filiaalhouders Bakkersbedrijf, indien de uitkering is ingegaan op of na 1 januari 1992.
Artikel 5
Financiële verplichtingen Subroba
De Subroba neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar reke- ning:
– de pensioenpremie als bedoeld in de artikelen 6 en 9 van de C.A.O., procentueel berekend over het loon, dat grondslag is van de uitke- ring;
– het werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet en de premies volksverzekeringen, c.q. de werkgeversbijdrage in de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering tot ten hoogste het werkgeversaandeel van de ziekenfondspremie. Deze premies worden door de Subroba rechtstreeks afgedragen aan de betreffende instan- ties, werkgevers danwel de betrokkene zelf.
Artikel 6
Tijdstip van de uitkering
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand waarover recht op uitkering bestaat.
Artikel 7
Vermindering c.q. wijziging van de rechten
a. Indien de deelnemer bij de aanvang van de deelneming, danwel gedurende de deelneming, naast de uitkering neveninkomsten heeft,
25
dient hij dit onverwijld te melden bij de Subroba. Dit geldt eveneens voor wijziging in die neveninkomsten.
b. Betreffen die neveninkomsten een (gedeeltelijke) uitkering ingevolge een sociale wet, dan worden zij volledig in mindering gebracht op de uitkering. Subroba kan hiervan ten gunste van de deelnemer afwijken indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding ge- ven.
c. Overige neveninkomsten worden alleen dan in mindering gebracht, indien en voor zover de deelnemer door combinatie van de netto- uitkering en de netto-neveninkomsten meer dan 100% netto van het dagloon – dat grondslag is voor de uitkering – zou verkrijgen. Subroba kan hiervan ten gunste van de deelnemer afwijken, wanneer deze neveninkomsten reeds regel waren voor het uittreden uit het arbeidsproces.
d. Indien de deelnemer, hetzij bij het begin, hetzij tijdens het deelnemer- schap bij zijn laatste of een andere werkgever in dezelfde of een andere bedrijfstak een dienstbetrekking aangaat anders dan als nood- hulp of voor bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van Subroba, wordt hij geacht niet (meer) aan de voorwaarden voor deel- neming te voldoen.
Artikel 8
Het vervallen van het deelnemerschap
Wanneer de deelnemer tijdens het deelnemerschap niet of niet meer vol- doet aan een der voorwaarden in dit reglement in het bijzonder die genoemd in artikel 2 en artikel 7, kan het bestuur zijn deelnemerschap en het recht op uitkering vervallen verklaren.
In het geval als bedoeld in artikel 7 heeft hij het recht om binnen een maand opnieuw een aanvrage tot deelneming in te dienen bij de Su- broba.
Artikel 9
Uitvoering
De nadere uitvoering van de regeling kan door de Subroba worden opge- dragen aan een administrateur.
De deelnemer is gehouden die administrateur de voor de uitvoering benodigde informatie te verstrekken.
26
Bakkersbedrijf Vervroegd Uittreden 1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 10
Controle
De Subroba, of namens deze haar administrateur, heeft het recht, con- trole uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden.
Artikel 11
Beëindiging
Het deelnemerschap eindigt:
a. op de datum dat de deelnemer pensioengerechtigd wordt bij het Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf doch in elk geval op de eerste van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt:
b. bij overlijden.
Artikel 12
Beroep
Degene ten aanzien van wie door het bestuur een beslissing is genomen kan onverminderd zijn bevoegdheid om zich tot de gewone rechter te wenden tegen deze beslissing binnen een maand na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij een door het Georganiseerd Overleg voor het Bakkersbedrijf te benoemen commissie van drie personen.
Deze commissie regelt zelf de wijze van behandeling van het beroep.
Artikel 13
Wederkerigheidsovereenkomst
De Subroba kan met een andere stichting vervroegd uittreden onder nader te bepalen voorwaarden, schriftelijk overeenkomen dat diensttijd doorgebracht onder de werkingssfeer van één van beide stichtingen wordt gelijkgesteld met de diensttijd doorgebracht onder de werkings- sfeer van de op de uittredingsdatum vigerende uittredingsregeling.
27
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeids- voorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, pre- valeren deze regelen.
IV. Dit besluit is niet van toepassing op Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxx- groothandel CV, Vroom en Dreesman Nederland BV en de Koninklijke Bijenkorf Beheer KBB, alsmede op die leden van de Vereniging van Grootbedrijven in Levensmiddelen, die brood- of banketbakkers in dienst hebben, die werkzaam zijn in winkelbedrijven en waar de in de collec- tieve arbeidsovereenkomst voor winkelpersoneel van grootbedrijven in levensmiddelen vastgelegde vervroegde uittredingsregeling van toepas- sing is.
V. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
VI. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.
’s-Gravenhage, 9 december 1997
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
28