voor de KunststoF- en Rubberindustrie
Pensioen
2019
2020
Looptijd: 1 januari 2019 t/m 31 december 2020
voor de KunststoF- en Rubberindustrie
Collectieve Arbeidsovereenkomst BedrijFstakpensioenregeling
InFormatie en adresgegevens
Correspondentie-adres voor de pensioen-cao:
NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP)
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx
Telefoon: (000) 000 00 00
Website: xxxx.xxx.xx
FNV
Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxx
Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx
Telefoon: 088-3680368
CNV Xxxxxxxxx.xx
Xxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx
Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx
Telefoon: 030-7511007
E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxx.xx Website: xxx.xxxxxxxxxxxx.xx
Xx Xxxx
Xxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxx
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon: 0345-851851
PensioenFonds PGB Klantenservice
Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon: 020-5418200
E-mail: xx@xxxxxxxxxxxxxxxx.xx Website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Collectieve arbeidsovereenkomst voor de KunststoF-, Rubber- en Lijmindustrie
tussen
de NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP) te Den Haag
als partij aan de ene kant
en
FNV te Utrecht
CNV Xxxxxxxxx.xx te Utrecht De Unie te Culemborg
elk als partij aan de andere kant,
alle partijen aan beide kanten tezamen hierna aan te duiden als ‘Partijen’,
is op 10 april 2018 de volgende Collectieve Arbeidsovereenkomst overeengekomen voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020. In deze Collectieve Arbeidsovereenkomst (‘de pensioen-cao’) is de pensioenregeling vastgelegd voor de bedrijven die lid zijn van de NWBP en hun werknemers.
Inhoudsopgave
5 Definities
5 Pensioenovereenkomst
6 Financiering van de premie
7 Pensioengevend salaris, franchise en pensioengrondslag
8 Ouderdomspensioen
8 Nabestaandenpensioen
9 Voortzetting tijdens onbetaald verlof
10 Risicohouding
10 Toeslagverlening
10 Premievrijstelling bij arbeids-ongeschiktheid
10 Overgangsregeling
12 Excedent regeling
12 Sectorcommissie
13 Openbreekclausule en overlegplicht
13 Opvolgende cao
14 Duur van de overeenkomst
15 Bijlage 1
Artikel 1
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan wij onder:
Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds PGB
Pensioenregeling: De regeling in bijlage 1 bij de uitvoeringsovereenkomst met het Pensioenfonds.
Werkgever: De Werkgever die lid is van de NWBP, en is aangesloten bij het Fonds;
Werknemer: Ieder die op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een Werkgever, met uitzondering van de werknemer die behoort tot de directie van Werkgever.
Deelnemer: De Werknemer die op grond van de Pensioenregeling in de Pensioenregeling is opgenomen;
Sectorcommissie: Sectorcommissie Kunststof- en Rubberindustrie, dat is het platform binnen het Pensioenfonds voor sociale partners in de kunststof- en rubberindustrie.
Pensioen-cao: De voorliggende collectieve arbeidsovereenkomst.
Bpf-KRI: Bedrijfstakpensioenfonds voor de kunststof- en rubberindustrie dat tot en met 31 december 2016 de regeling uit de voorafgaande Pensioen-cao’s uitvoerde.
Artikel 2
Pensioenovereenkomst
Lid 1 De Werknemers nemen verplicht deel aan de Pensioenregeling zoals in deze Pensioen- cao gedefinieerd.
Lid 2 De Pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst in de zin van art. 10 Pensioenwet. De Pensioenopbouw is tijdens de looptijd van de Pensioen-cao gebaseerd op de premie bedoeld in artikel 3.
Lid 3 Pensioensoorten
De Pensioenregeling kent:
- Ouderdomspensioen
- Partner- en wezenpensioen
- Premievrije voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Lid 4 Ter uitvoering van de Pensioenregeling is de Werkgever verplicht een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met het Pensioenfonds. Deze uitvoeringsovereenkomst is gebaseerd op de Mantelovereenkomst die Partijen met het Pensioenfonds hebben gesloten in oktober 2016.
Lid 5 De Werkgever is verplicht alle Werknemers per 1 januari 2017 of bij indiensttreding nadien per direct aan te melden bij het Pensioenfonds.
Lid 6 De inhoud van de Pensioenregeling en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten van de Werknemers en het Pensioenfonds zijn door het Pensioenfonds vastgelegd in het pensioenreglement. Voor zover in de Pensioen-cao niet anders is bepaald, zijn de reglementaire bepalingen van het Pensioenfonds van toepassing.
Artikel 3
Financiering van de premie
Lid 1 In totaal en gemiddeld zal door de Werkgevers gezamenlijk gedurende de looptijd van de Pensioen-cao jaarlijks 25% van de som van de Pensioengrondslagen als bedoeld in artikel 4 worden afgedragen aan het Pensioenfonds voor de integrale uitvoering van de Pensioenregeling.
Lid 2 Iedere individuele Werkgever betaalt voor de eigen Werknemers de door het Pensioenfonds vastgestelde kostendekkende premie die benodigd is voor de integrale uitvoering van de Pensioenregeling. Deze premie verschilt per individuele Werkgever, afhankelijk van de samenstelling (vooral leeftijdsopbouw) van het personeelsbestand.
Lid 3 De in lid 2 bedoelde per individuele Werkgever vastgestelde premie wordt vermeerderd dan wel verminderd met een voor iedere Werkgever gelijke procentuele opslag of afslag. Dit uniforme percentage wordt in 2019 en 2020 jaarlijks zodanig vastgesteld dat de door Werkgevers gezamenlijk te betalen pensioenpremie in totaal en gemiddeld 25% van de som van de pensioengrondslagen bedraagt zoals bedoeld in lid 1.
Lid 4 De Werkgever is gerechtigd een bijdrage in de kosten van de regeling in te houden op het loon van de Werknemer. Deze werknemerspremie bedraagt maximaal 40% van de door de Werkgever aan het fonds voor die Deelnemer verschuldigde premie als bedoeld in lid 2 en 3, en wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap zal geen verdere verrekening meer plaatsvinden.
Indien in geval van arbeidsongeschiktheid de door de Werkgever aan het fonds voor die Deelnemer verschuldigde premie als bedoeld in lid 2 en 3 door het Pensioenfonds lager wordt gesteld, zal de werknemerspremie maximaal 40% van deze verlaagde premie bedragen.
Lid 5 Indien er een positief verschil ontstaat tussen de aan het Pensioenfonds betaalde premie als bedoeld in lid 1, en de voor de Pensioenregeling benodigde premie in het betreffende jaar, zullen partijen een gezamenlijk besluit nemen over de aanwending van dit verschil. Dit verschil is in beginsel bedoeld voor pensioenopbouw van Werknemers.
Lid 6 Indien er een negatief verschil zal ontstaan tussen de aan het Pensioenfonds betaalde premie als bedoeld in lid 1, en de voor de Pensioenregeling benodigde premie in het betreffende jaar, wordt de pensioenopbouw bedoeld in artikel 5 in het betreffende jaar verlaagd met een voor alle deelnemers gelijk percentage zodat het negatief verschil wordt opgeheven.
Lid 7 Uit de in lid 2 en 3 bedoelde pensioenpremie worden de kosten gefinancierd die het Pensioenfonds maakt voor de opbouw van ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5, dekking van nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 6, de Sectorcommissie, handhaving, en calculaties en alle andere ondersteunende werkzaamheden.
Artikel 4
Pensioengevend salaris, Franchise en pensioengrondslag
Lid 1 Op de dag van opneming in deze regeling en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt voor elke Deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
Lid 2 De pensioengrondslag is gelijk aan het gemaximeerde pensioengevend salaris verminderd met een franchise als bepaald in lid 5.
Lid 3 Onder pensioengevend salaris wordt verstaan het tot een gemaximeerd jaarbedrag herleide maandinkomen (schaalsalaris, plus beoordelingstoeslag, plus de eventuele ploegentoeslag, plus de eventuele persoonlijke toeslag vanwege plaatsing in
een lagere functiegroep) - vermeerderd met de vakantietoeslag, één en ander zoals dat pensioengevend salaris geldt op het moment van vaststelling van de pensioengrondslag.
Indien de Werkgever dat met zijn Werknemers is overeengekomen, kunnen ook andere salarisbestanddelen tot het pensioengevend salaris worden gerekend.
Lid 4 Het pensioengevend salaris is gemaximeerd op € 66.656 (niveau 2019). Dit bedrag wordt nadien in beginsel jaarlijks op 1 januari verhoogd met het percentage waarmee het loonindexcijfer over de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het loonindexcijfer over de maand juli van het weer daaraan voorafgaande jaar.
Lid 5 De franchise is gelijk aan 10/7 maal de op 1 januari bekende jaarlijkse uitkering inclusief vakantietoeslag volgens de AOW voor een samenwonende op de reguliere ingangsdatum (zonder overige toeslagen en tegemoetkomingen). De franchise bedraagt per 1 januari 2019 € 14.770.
Artikel 5
Ouderdomspensioen
Lid 1 De opbouw van het ouderdomspensioen op basis van middelloonsystematiek is, onverminderd het in lid 2 bepaalde, 1,875% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar.
Lid 2 Indien in 2019 en/of 2020 de premie als bedoeld in art. 3 lid 1, niet voldoende is om de in lid 1 genoemde nagestreefde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, zal de
opbouw van het ouderdomspensioen in dat jaar naar rato van het premietekort worden verminderd.
Lid 3 De pensioenrichtleeftijd waarop de opbouw van het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 is gebaseerd, is per 1 januari 2018 68 jaar. Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt. De pensioenrichtleeftijd voor de nieuwe opbouw volgt de aanpassing van de pensioenleeftijd in de Wet op de Loonbelasting 1964 vanaf het moment van die aanpassing.
Artikel 6
Nabestaandenpensioen
Lid 1 Partnerpensioen
1.1 Voor de nabestaande van de Werknemer die overlijdt tijdens de arbeidsovereenkomst met de Werkgever geldt een op de dienstjaren gebaseerd partnerpensioen ter grootte van 70% van het in artikel 5 bedoelde ouderdomspensioen. Onder dienstjaar wordt verstaan de doorgebrachte dienstjaren voor zover gelegen na 1 januari 2017 of latere datum van indiensttreding, vermeerderd met de bereikbare dienstjaren tot aan de Pensioenrichtleeftijd zo de Werknemer niet zou zijn overleden, in voorkomend geval vermeerderd met dienstjaren uit hoofde van individuele waardeoverdracht.
1.2 De aanspraak op jaarlijks levenslang partnerpensioen is op risicobasis verzekerd tot uiterlijk de pensioeningangsdatum. De aanspraak op levenslang partnerpensioen vervalt zonder waarde bij:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- echtscheiding;
- het bereiken van de pensioeningangsdatum.
1.3 Bij (tussentijdse) beëindiging van de deelneming past het Pensioenfonds standaard een omruil toe van opgebouwd ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen.
Lid 2 Wezenpensioen
Voor het kind / de kinderen van de Werknemer die overlijdt tijdens de arbeidsovereenkomst met de Werkgever geldt een op de dienstjaren gebaseerd wezenpensioen ter grootte van 14% van het in artikel 5 lid 1 bedoelde ouderdomspensioen. Als dienstjaren tellen de dienstjaren als gedefinieerd in lid 1.1.
Lid 3 Nabestaandenpensioen over dienstjaren voor 2017
3.1 Voor de dienstjaren die de Werknemer tot aan 2017 aaneengesloten heeft doorgebracht bij een Werkgever geldt in aanvulling op lid 1 en lid 2 een aanspraak op nabestaandenpensioen jegens het Pensioenfonds zolang Werknemer een dienstverband heeft met een Werkgever. Deze aanvullende aanspraak is gelijk aan de aanspraak zoals die per eind 2016 bij het Bedrijfstakpensioenfonds KRI of andere pensioenuitvoerder wordt vastgesteld. Deze aanspraak wijzigt nadien niet. Op deze
aanspraak worden de eventuele op kapitaalbasis gefinancierde premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen bij Bpf KRI of voornoemde andere pensioenuitvoerder in mindering gebracht.
3.2 De aanspraak bedoeld in lid 3 is op risicobasis verzekerd tot uiterlijk de pensioeningangsdatum. De aanspraak op levenslang partnerpensioen vervalt zonder waarde bij:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- echtscheiding;
- het bereiken van de pensioeningangsdatum.
Artikel 7
Voortzetting tijdens onbetaald verloF
Lid 1 Indien de Deelnemer onbetaald verlof opneemt zal de dekking voor het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, zoals omschreven in artikel 6, gedurende 18 maanden, maar uiterlijk tot einde van de dienstbetrekking, worden voortgezet op basis van de laatste voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en het laatste voor ingang van het verlof vastgestelde deeltijdpercentage.
Lid 2 Tijdens ouderschapsverlof wordt de pensioenopbouw voortgezet zonder dat het Pensioenfonds daar premie voor heft. Voortzetting van de andere pensioenaanspraken bij onbetaald verlof vindt plaats volgens de verlofregeling van de werkgever.
Lid 3 De werknemerspremie als bedoeld in artikel 3 lid 3 tijdens onbetaald verlof wordt nader tussen de Werkgever en de Deelnemer overeengekomen.
Artikel 8
Risicohouding
Partijen conformeren zich aan de door het Pensioenfonds gedefinieerde risicohouding.
Artikel 9
Toeslagverlening
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt conform het pensioenreglement van het Pensioenfonds jaarlijks een toeslag verleend. Het bestuur van het Pensioenfonds beslist jaarlijks uiterlijk in december, aan de hand van de beleidsdekkingsgraad per 30 september van dat
jaar, of en in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Artikel 10
Premievrijstelling bij arbeids- ongeschiktheid
Voor de Werknemer bestaat conform het pensioenreglement van het Pensioenfonds aanspraak op (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw ingeval van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 11
Overgangsregeling
Lid 1 De overgangsregeling zoals geformuleerd in de Pensioen-cao 2011-2013 is alleen van toepassing op Werknemers aan wie de overgangsregeling is toegezegd bij de
totstandkoming van de overgangsregeling in 2006 en op de Werkgever waar zij vanaf dat moment ononderbroken in dienst zijn.
Lid 2 De premie voor de overgangsregeling per Werkgever is in het Pensioenakkoord tussen Partijen van 29 september 2015 per 1 januari 2016 tot 1 januari 2021 bevroren op 1,06 maal het premiepercentage dat voor dat bedrijf gold in het laatste kwartaal van 2015. De premie wordt door het Pensioenfonds beheerd in een rekening-courant van de Werkgever.
Lid 3 Vanaf 2016 is de hoogte van de voorwaardelijke toezeggingen uit de overgangsregeling niet meer vast. De hoogte van de in te kopen pensioenaanspraken op Ouderdomspensioen is uitsluitend afhankelijk van de beschikbare middelen en de in het jaar van inkoop geldende kostendekkende premie. De hoogte van de toezeggingen wordt jaarlijks voor de in te kopen pensioenaanspraken vastgesteld door het Pensioenfonds op basis van:
- de hoogte van de rekening-courant van de Werkgever bij het Pensioenfonds
- en de kostendekkende premie zoals voor dat jaar vastgesteld door het Pensioenfonds als bedoeld in lid 6.
De hoogte van de voorwaardelijke toezeggingen uit de overgangsregeling en het feitelijk in te kopen extra ouderdomspensioen is maximaal hetgeen aan de Werknemer is toegezegd bij de totstandkoming van de overgangsregeling in 2006.
Lid 4 Van deze premie bedoeld in lid 2 mag de Werkgever maximaal 40% van het premiepercentage dat geldt in het laatste kwartaal van 2015 verhalen op alle Werknemers. De verhoging met 6% tot het in lid 2 genoemde percentage 1,06% is dus niet van toepassing op deze werknemersbijdrage.
Lid 5 Het Pensioenfonds stelt de rekenmethode en rekengrondslagen voor die gehanteerd worden t.b.v. het vaststellen van de hoogte van de VPL toezegging, daarbij rekening houdend met de verwachte uitstroom in de Pensioenregeling in het betreffende
jaar en de verwachte inkoop van pensioenaanspraken aan het einde van 2020. De rekenmethode en rekengrondslagen (en een eventuele wijziging daarin) worden door Partijen geaccordeerd. De hoogte van de in lid 2 bedoelde premies per Werkgever blijft hierbij ongewijzigd.
Lid 6 Indien aan het einde van de looptijd van de overgangsregeling per 1 januari 2021 blijkt dat bij een Werkgever als bedoeld in lid 1 er een overschot is op de rekening-
courant als bedoeld in lid 2, dan zal binnen de mogelijkheden van wet- en regelgeving de bestemming van dit overschot in gezamenlijk overleg tussen Werkgever en vakverenigingen die partij zijn bij de Pensioen-cao worden bepaald.
Artikel 12
Excedent regeling
Lid 1 Iedere Werkgever heeft de mogelijkheid een excedent (aanvullende) regeling bij het Pensioenfonds te treffen, mits die regeling uniform geldt voor zijn Werknemers.
Deze excedentregeling voorziet in pensioenaanspraken over het salarisgedeelte boven het in artikel 4 lid 4 bedoelde maximum tot aan het geldende fiscale maximum (Dit maximum bedraagt € 107.593 per 1 januari 2019). Deze pensioenaanspraken worden op overeenkomstige wijze vastgesteld als de pensioenaanspraken tot het voornoemde maximum. Het Pensioenfonds zal deze excedentregeling uitsluitend aanbieden
en voeren voor zover dat het Pensioenfonds op grond van wet- en regelgeving is toegestaan.
Lid 2 Voor deze excedentregeling geldt dezelfde premie als omschreven in artikel 3 lid 1 en
2. De Werknemer is - tenzij anders met de Werkgever is / wordt overeengekomen - een bijdrage in de kosten verschuldigd die procentueel gelijk is aan de bijdrage als bedoeld in artikel 3 lid 3.
Lid 3 Voor deze excedentregeling zijn de bepalingen van het Pensioenreglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13
Sectorcommissie
Het Pensioenfonds informeert Cao-partijen middels het periodiek overleg in de door het Pensioenfonds in te stellen Sectorcommissie Kunststof- en Rubberindustrie over de stand van zaken van het Pensioenfonds en het door het Pensioenfonds gevoerde beleid. Tevens is de Sectorcommissie het platform voor sociale partners om te adviseren over de toelating van
een onderneming tot de Bedrijfstakpensioenregeling (inclusief het lidmaatschap van de NWBP) en om een juiste en eenvormige toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst te bevorderen.
De aanvankelijke werkwijze van de Sectorcommissie is nader beschreven in het reglement dat is opgenomen in bijlage 1 van de Mantelovereenkomst. De Sectorcommissie kan voor de aanvullende taak als genoemd in de tweede volzin van dit artikel een eigen aanvullend reglement vaststellen.
Artikel 14
Openbreekclausule en overlegplicht
Lid 1 Indien er tijdens de looptijd van deze overeenkomst wijzigingen worden aangebracht in sociale verzekeringswetten en/of fiscale en pensioenwet- en regelgeving, of in beleid en/of aanwijzingen van toezichthouders en die wijzigingen gevolgen hebben voor deze Pensioen-cao, zullen Partijen over de gevolgen van deze wijzigingen zo snel mogelijk in overleg treden.
Lid 2 Als na afloop van de uitvoeringsovereenkomst met het Pensioenfonds deze niet wordt verlengd en de Pensioenregeling niet langer uitvoerbaar blijkt, zullen partijen nader in overleg treden over de afspraken in de Pensioen-cao.
Artikel 15
Opvolgende cao
De afspraken in deze Pensioen-cao vervangen eerdere bepalingen over pensioen in de cao’s van de Werkgever zodat deze geen nawerking hebben, ook niet voor zover deze eerdere cao- bepalingen gunstiger waren voor de Werknemer.
Artikel 16
Duur van de overeenkomst
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 en eindigt zonder dat opzegging nodig is tegen 1 januari 2020.
Overeengekomen op ........................................ 2019 te ........................................
NWBP CNV Xxxxxxxxx.xx
FNV
De Unie
Bijlage 1
Lijst van bedrijven die per 1 januari 2019 en later deelnemen aan de bedrijfstakpensioenregeling voor de kunststof- en rubberindustrie.
1. Aarts Plastics B.V. WAALWIJK
2. BATA Nederland B.V. BEST
3. Batelaan Kunststoffen B.V. WARMOND
4. Bison International X.X. XXXX
0. BKM Linings B.V. WERKENDAM
6. C.M. Packaging DRONTEN
7. Clear Vision Cooling HARDERWIJK
8. Composite Structures X.X. XXXXXXXX
0. Eagle Simrax B.V. & EKK Sales Europe X.X. XXXXXXXX
00. Engel Benelux B.V. HOUTEN
11. Genap B.V. ‘X-XXXXXXXXXX
00. Hevea B.V. & Dune Bidco X.X. XXXXXX
00. Kemeling Kunststoffen B.V. NAALDWIJK
14. Xxxxxxxx Caps & Closures X.X. XXXXXXXXX
00. Kroon Kozijn Nederland DIDAM
16. KunststofPlus X.X. XXXXXXXXXX
00. Medanco B.V. VELDHOVEN
18. Federatie XXX XXXXXXXXXXXX
00. Oerlemans Plastics B.V. & Oerlemans Packaging X.X. XXXXXXXX
00. Oosterwoldense Plastic Xxxxxxxxx X.X. XXXXXXXXXXX
00. Perfon X.X. XXXX
00. Plasthill X.X. XXXXXXXX
00. QEW Engineered Rubber B.V. & Stello Holding B.V. HOOGEZAND
24. Raamtechniek Zwiers V.O.F. HOOGEVEEN
25. Refitech Composites WAALWIJK
26. Rivafoam B.V. TIEL
27. Rivièra X.X. XXXXXX
00. RiZZ Plastics X.X. XXXXXXX
00. ROVERS Medical Devices X.X. XXX
00. RPC Bebo Deventer DEVENTER
31. Rubber Compounding Holland B.V. NIJKERKEVEEN
32. Ruma Rubber B.V. & Ruma Products B.V. HOOGEVEEN
33. Rymoplast Nederland X.X. XXXXXXXXXXXXX
00. Schulpen Schuim Leiden B.V. LEIDEN
35. Sekisui Plastics Europe X.X. XXXXXX
00. Trelleborg Xxxxxxxxxx X.X. XXXXXXXXXX
00. Vredendal N.V. EDE
38. Witcom Engineering Plastics X.X. XXXXX-XXXX
00. Wittenburg B.V. HOEVELAKEN
40. Zuiderplastics B.V. ZUNDERT