COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Tussen de ondergetekenden
SCA Hygiene Products Gennep B.V.
en
CNV Vakmensen te Utrecht
FNV te Utrecht
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan voor de periode van
1 juli 2016 tot en met 30 juni 2018.
2017 cao-partijen en AWVN
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin worden opgeslagen in een databank met als doel een terugzoekmogelijkheid te verschaffen aan derden, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van partijen bij deze cao alsmede AWVN te Den Haag.
Inhoudsopgave cao blz.
Hoofdstuk A - Algemeen 4
1. Definities 4
2. Algemene verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar 4
3. Algemene verplichtingen van de werkgever 5
Milieu/VGW/Arbo 5
Werkgelegenheid 5
4. Algemene verplichtingen van de werknemer 6
5. Werkgeversbijdrage 7
6. Vakbondswerk in de onderneming 7
7. Duur en beëindiging van de overeenkomst 8
Hoofdstuk B - Aard van de dienstbetrekking 9
8. Aanneming en ontslag 9
Proeftijd 9
Aard van het dienstverband 9
Opzegging dienstverband 9
Ontslag op staande voet 9
Aanzegtermijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 9
Opzeggingsverbod wegens vervulling militaire verbintenissen 9
9. Arbeidsduur en dienstrooster 10
Dienstrooster en -wijzigingen 10
Verzuimuren voor nachtelijke arbeid buiten het dienstrooster 11
10. Feestdagen 11
Hoofdstuk C - Beloning 12
11. Vaststelling van het maandsalaris 12
Functiegroepen en salarisschalen 12
Groepsindeling 12
Beroepsprocedure 12
Jaarlijkse herziening maandsalarissen 12
Indeling in salarisschalen bij indiensttreding 13
Herziening maandsalarissen bij:
overplaatsingnaar een hoger ingedeelde functie (promotie) 13
tewerkstelling in een lager ingedeelde functie 13
Waarnemen van hogere functie 14
Afwijkende bepalingen 14
Uitbetaling salaris 14
12. Bijzondere beloningen en tegemoetkomingen 15
Toeslag voor het werken buiten het dagvenster (roostertoeslag) 15
Jaarroostertoeslag 15
Afbouwregeling 15
Regeling oudere werknemers 15
Calamiteitentoeslag 16
13. Beloning van afwijkende uren 16
Verschoven uren 16
Overwerk 16
Consignatie 17
Oudere werknemers 17
Tijd voor tijd 17
Hoofdstuk D - Afwezigheid 18
14. Vakantieregeling 18
Vakantiejaar 18
Vakantierechten 18
Tijdsduur en tijdstip van de vakantie 18
Collectieve bedrijfsvakantie 18
Vakantie buiten het vakantiejaar 19
Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking van de
werkzaamheden 19
Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop
geen arbeid wordt verricht 19
Vakantie bij aanvang en beëindiging van dienstverband 20
Doorbetaling maandinkomen 20
15. Geoorloofd verzuim 20
16. Verzuim zonder behoud van inkomen 21
Verlet 21
Verkorte werkweek 21
Aanvulling op werkloosheidsuitkering 21
Hoofdstuk E - Bijzondere uitkeringen en tegemoetkomingen 23
17. Vakantietoeslag 23
18. Extra uitkeringsregeling 23
19. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid (indien de eerste ziektedag op of na 1 januari 2004 is gelegen) 23
20. Uitkering bij overlijden 26
20A WGA 26
Hoofdstuk F - Diverse bepalingen 28
21. Pensioenregeling 28
22. Scholing 28
Bij- en nascholing 28
Omscholing 28
Opleiding 28
23. Levensfasebuget (met ingang van 1 januari 2014) 29
24. Vakbondscontributie 29
25. Eenmalige uitkering 29
Bijlagen
Bijlage I Functiegroepen en -grenzen in punten Orba PM 30
Bijlage II Salarisschalen 31
Bijlage III Protocollen 32
Bijlage IV Voorbeeldberekeningen roostertoeslag (artikel 12 lid 1) 33
Bijlage V Uitkering bij arbeidsongeschiktheid (indien 1e ziektedag voor 1 januari 2004 is gelegen) 38
Bijlage VI Opleidingsafspraken 40
Bijlage VII Reglement levensfaseverlof 41
Hoofdstuk A - Algemeen
Artikel 1.
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. werkgever: SCA Hygiene Products Gennep B.V.
b. vakvereniging: Elk van de vakverenigingen hiervoor genoemd.
c. werknemer: Elke man en vrouw in dienst
van de werkgever van wie de functie is ingedeeld op grond van functie-classificatie in een van de functiegroepen vermeld in bijlage I.
Als werknemer wordt niet beschouwd de stagiair en de vakantiewerker.
d. arbeidsgehandicapte werknemer: De werknemer die een recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de ZW,
WAO, WIA of Wajong of van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.
e. ondernemingsraad: De ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.
f. dag: Kalenderdag van 0:00 uur tot 24:00 uur.
g. week: Tijdvak van zondag 0:00 uur tot zaterdag 24:00 uur.
h. maand: Kalendermaand.
i. dienstrooster: Een regeling, die aangeeft op welke tijdstippen de werknemers
normaliter met hun arbeid aanvangen, deze beëindigen en
eventueel onderbreken.
j. dienst : Een
aaneengesloten periode waarin de werknemer, hoogstens
onderbroken door één of meer pauzes, tussen twee elkaar
opvolgende
rustperiodes arbeid verricht.
x. xxxxxxxxxx: De uren tussen 07:00 uur en 18:00 uur op maandag tot en met vrijdag.
l. maandsalaris: Een salaris als opgenomen in de tabel van bijlage II en nader
omschreven in artikel 11. Het maandsalaris is gebaseerd op een gemiddeld 38-urige werkweek.
m. maandinkomen: Het maandsalaris, vermeerderd met een eventuele toeslag, bedoeld
in artikel 12 lid 1 en eventueel aangevuld met een persoonlijke toeslag, bedoeld in artikel 11 lid 7 onder b sub ii, voor gedeelten van een maand naar evenredigheid berekend.
n. uurloon: 0,61% van het maandsalaris.
Artikel 2.
Algemene verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar
1. De partijen verplichten zich deze overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen, alsmede geen actie direct of indirect te zullen voeren of steunen, die tot doel heeft deze overeenkomst te wijzigen of te beëindigen op een andere wijze dan is overeengekomen.
2. Rekening houdend met de taak en de positie van de ondernemingsraad, alsmede rekening houdend met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering, zal:
a. de werkgever bij de aanstelling en tewerkstelling waar mogelijk gelijke kansen bieden aan arbeidsgehandicapte en niet-arbeidsgehandicapte werknemers.
b. de werkgever als onderdeel van het totale sociale beleid in de onderneming speciale aandacht schenken aan de tewerkstelling van werknemers uit de zogenaamde zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt.
3. De vakverenigingen zullen bevorderen dat hun leden een schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst, waarbij het in deze overeenkomst bepaalde van toepassing wordt verklaard, ondertekenen.
4. De partijen zullen interpretatieverschillen van de onderhavige cao als cao-partijen behandelen, bijvoorbeeld tijdens het periodiek overleg of tijdens de cao-onderhandelingen.
Artikel 3.
Algemene verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever is verplicht alle voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen.
2. De werkgever is gehouden met de werknemer een schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst aan te gaan, waarbij het in deze overeenkomst bepaalde van toepassing wordt verklaard.
3. De werkgever zal aan de werknemer informatie verstrekken over de hem bekende gevaren, die zijn verbonden aan het werken met stoffen onder de verschillende, zich voordoende omstandigheden.
4. Zo mogelijk binnen 2 maanden nadat overeenstemming is bereikt over de tekst van deze cao, zal de werkgever aan de werknemer een exemplaar verstrekken.
5. De werkgever zal bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming, de werknemers in die onderneming eerst in de gelegenheid stellen hiernaar te solliciteren, voordat wordt overgegaan tot een wervingsprocedure buiten de onderneming. Indien een interne sollicitatie leidt tot functiewijziging en daarvoor het volgen van een gerichte opleiding noodzakelijk wordt, zal hieraan door de werkgever zijn medewerking worden verleend, voor zover dit niet leidt tot een wezenlijke vertraging in de procedure. Het streven van werkgever is erop gericht om, met uitzondering van opleidingstrajecten, vacatures vast in te vullen.
6. Eens per half jaar zal de werkgever met de ondernemingsraad de hierna volgende onderwerpen evalueren en beleid en de verwachtingen over de komende zes maanden bespreken:
- de duur en de omvang van het inlenen van arbeidskrachten;
- de aard en de omvang van tijdelijke dienstverbanden;
- de ontwikkeling van deeltijdarbeid;
- de aard en omvang van uit te besteden werk;
- de duur en de omvang van het overwerk.
De werkgever werkt alleen samen met NEN-gecertificeerde uitzendbureaus.
7. Milieu/VGW/Arbo
a. De werkgever zal een beleid voeren, gericht op het voorkomen of verminderen van belastingen van het milieu. De vakverenigingen zullen hierover door de werkgever periodiek worden geïnformeerd. In zijn opleidingsbeleid/arbo-beleid zal de werkgever aandacht geven aan de verbetering van de interne milieuzorg en arbeidsomstandigheden.
b. De hierboven aangegeven inspanning laat onverlet de verantwoordelijkheid van iedere werknemer ten aanzien van de op zijn werkplek betrekking hebbende milieuzaken.
c. De werkgever zal de Arbo-preventiemaatregelen op het huidige niveau en onder de bestaande voorwaarden continueren.
8. Werkgelegenheid
a. i. De werkgever zal de vakverenigingen tenminste tweemaal per jaar informeren over de gang van zaken in de onderneming en met name over de ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid en levensfasebewust beleid.
ii. De werkgever zal de vakverenigingen tijdig informeren over te verrichten investeringen, die leiden tot ingrijpende wijzigingen in de personeelsomvang alsmede over subsidie-aanvragen ten behoeve van arbeidsplaatsenverbetering, die in dit kader worden gedaan.
b. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen betreffende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de betrokken werknemers sociale gevolgen zijn verbonden, overleg plegen met de ondernemingsraad en de vakverenigingen inlichten. Een en ander tenzij zwaarwichtige bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
c. i. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit respectievelijk het SER-besluit Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 2015 en de Wet op de ondernemingsraden, dient de werkgever, indien hij tot de conclusie is gekomen:
- een fusie aan te gaan;
- een bedrijf of een bedrijfsonderdeel te verkopen, te sluiten en/of;
- de personeelsbezetting te herzien;
- bij het nemen van zijn beslissingen de sociale gevolgen te betrekken.
Voorop staat dat werkgelegenheid, dat wil zeggen de zekerheid van een baan, voor werknemers in vaste dienst bij de werkgever één van de belangrijkste pijlers in het sociale beleid van de werkgever is. Dit wordt mede vorm gegeven in de volgende afspraak:
Indien de continuïteit en de daarmee samenhangende werkgelegenheid in de onderneming hierdoor niet in gevaar wordt gebracht, zullen tijdens de looptijd van de cao geen gedwongen collectieve ontslagen plaatsvinden voor werknemers die op het moment van het afsluiten van de cao voor onbepaalde tijd in dienst zijn, respectievelijk tijdens de looptijd van de cao voor onbepaalde tijd zullen worden aangenomen.
Mocht enige omstandigheid een aanmerkelijke personeelsreductie noodzakelijk maken, dan zal de werkgever, naast natuurlijk verloop, maatregelen nemen en voorzieningen treffen die erop gericht zijn werknemers zo veel als mogelijk intern (binnen SCA Hygiene Products Nederland B.V.), dan wel extern te herplaatsen. Voor die werknemers voor wie de arbeidsplaats vervalt en interne herplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort, zal de werkgever een maximale inspanning leveren om deze werknemers te ondersteunen en te doen bemiddelen naar een nieuwe (vaste) baan extern. Daartoe zal een professionele organisatie worden ingeschakeld.
Mochten onverhoopt andere maatregelen noodzakelijk zijn, dan zal de werkgever niet besluiten anders dan na diepgaand en indringend overleg met de vakverenigingen en de ondernemingsraad, in welk overleg met name aandacht zal worden besteed aan eerder genoemde omstandigheden.
ii. De werkgever zal tijdig de vakverenigingen en de ondernemingsraad inlichten omtrent de overwogen maatregelen en met hen bespreken wanneer het betrokken personeel zal worden ingelicht. Aansluitend hierop zal de werkgever de maatregelen en de eventueel daaruit voortvloeiende sociale gevolgen voor de betrokken werknemers met de vakverenigingen en met de ondernemingsraad bespreken, evenals het treffen van regelingen om de sociale gevolgen zoveel mogelijk te beperken.
Artikel 4.
Algemene verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is verplicht alle voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid na te komen.
2. De werknemer is verplicht de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht hiertoe is gegeven.
3. De werknemer is verplicht alle door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften, ook ten aanzien van plaats en tijd waarop de werkzaamheden moeten worden verricht, in acht te nemen.
De werknemer verplicht zich voor wat betreft zijn werk- en rusttijd te houden aan het dienstrooster.
4. De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en zedelijkheid in het bedrijf van de werknemer en verplicht tot naleving van de betreffende aanwijzingen en voorschriften, door of namens de werkgever gegeven.
5. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de werkgever is het de werknemer niet toegestaan enige betaalde arbeid voor derden te verrichten of als zelfstandige een nevenbedrijf te voeren.
Het verrichten van arbeid voor derden of werkzaamheden anderszins, kan door de werkgever bij schriftelijke kennisgeving verboden worden, indien deze werkzaamheden naar het oordeel van de werkgever nadelig zijn voor de juiste uitoefening van de functie van de werknemer.
De werknemer is verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn
dienstbetrekking bekend wordt, zoals omtrent de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, bewerking
daarvan en de producten. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
7. De werknemer is gehouden met de werkgever een schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst aan te gaan, waarbij het in deze overeenkomst bepaalde van toepassing wordt verklaard.
8. Iedere werknemer is verplicht zich, indien werkgever en bedrijfsarts dat nodig oordelen, te onderwerpen aan een medische controle door de bedrijfsarts en/of een door deze aan te wijzen specialist, met inachtneming van de richtlijnen d.d. 1 januari 1995 van het KNMG1.
9. De in dit artikel genoemde verplichtingen gelden onverminderd die verplichtingen, de werknemer opgelegd krachtens de artikelen 7: 611 en 661 van het BW.
10. Indien de werkgever als gevolg van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer daaraan zijn medewerking verlenen.
Artikel 5.
Werkgeversbijdrage
De werkgever verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage overeenkomstig de tussen AWVN en FNV, CNV Vakmensen en De Unie gesloten overeenkomst met betrekking tot de bijdrageregeling aan de vakverenigingen, zoals deze thans geldt.
Artikel 6.
Vakbondswerk in de onderneming
1 . De werkgever geeft elk van de vakverenigingen faciliteiten voor het werk van de vakverenigingen in de onderneming, voor zover door dit werk de voortgang van de werkzaamheden niet wordt geschaad en de bestaande overlegstructuren binnen de onderneming niet worden doorkruist.
2. De werkgever zal, wanneer naar zijn oordeel de werkzaamheden het toelaten, aan werknemers op schriftelijk verzoek van hun vakverenigingen doorbetaald verzuim toestaan voor het deelnemen aan vormings- en scholingsbijeenkomsten van de vakverenigingen, alsmede voor het als afgevaardigde deelnemen aan de in de reglementen van de vakverenigingen genoemde bijeenkomsten.
3. De bezoldigde bestuurders van de vakverenigingen kunnen zich bij hun besprekingen met de werkgever laten vergezellen door een onderhandelingsdelegatielid uit de bedrijfsledengroep van hun vakverenigingen.
4. De vakverenigingen zullen de werkgever schriftelijk mededelen wie van de leden uit het personeel een bestuursfunctie vervullen in de bedrijfsledengroep.
5. In beginsel worden vergaderingen van de in lid 4 bedoelde bestuursleden buiten werktijd gehouden. Bestuursleden, die in verband met hun dienstrooster de vergaderingen niet kunnen bijwonen, kunnen zo nodig vrijaf krijgen indien zij deze vergaderingen behoren bij te wonen.
6. De in lid 4 bedoelde bestuursleden kunnen in de door de werkgever vast te stellen bedrijfsruimte met de leden van de vakverenigingen individuele contacten hebben.
7. Door de in lid 4 bedoelde bestuursleden zal in redelijke mate gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid vrijaf te krijgen voor de in lid 5 en lid 6 bedoelde activiteiten. Daarbij zal door de vakverenigingen gezamenlijk een maximum van 1/2 werkuur per jaar per werknemer niet worden overschreden.
8. De in lid 4 bedoelde
bestuursleden zullen over voorgenomen afwezigheid of
werkonderbreking, teneinde de daarvoor vereiste toestemming te
verkrijgen, tenminste 2 dagen tevoren met de daartoe aangewezen
bedrijfsfunctionaris overleggen. In dringende gevallen kan van deze
regel worden afgeweken.
Hun afwezigheid of werkonderbreking
wordt op een door de werkgever vastgestelde wijze geregistreerd.
9. Indien dit voor een behoorlijke communicatie tussen bestuursleden als bedoeld in lid 4 en de leden van de vakverenigingen nodig is, kan van door de werkgever aan te wijzen publicatieborden gebruik gemaakt worden. Van de op de publicatieborden aangebrachte mededelingen zal een afschrift ter kennisname aan de werkgever worden verstrekt.
10. De werkgever zal erop toezien dat de werknemer, die een bestuursfunctie in de bedrijfsledengroep vervult niet op grond daarvan in zijn positie als werknemer wordt benadeeld.
Artikel 7.
Duur en beëindiging van de overeenkomst
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 juli 2016 en eindigt op 30 juni 2018 zonder dat enige opzegging vereist zal zijn.
Aldus vastgesteld te Gennep, op 9 december 2016 .
Voor:
SCA Hygiene Products Gennep B.V. FNV te Utrecht
X. Xxxxxxxxx X. Xxxxx
CNV Vakmensen te Utrecht
J. Kraan
Hoofdstuk B - Aard van de dienstbetrekking
Artikel 8.
Aanneming en ontslag
1. Proeftijd
Bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan schriftelijk een proeftijd van ten hoogste twee maanden worden overeengekomen.
Er kan geen proeftijd worden overeengekomen, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden, kan een proeftijd worden overeengekomen van 1 maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren.
Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 2 jaren of langer, kan een proeftijd worden overeengekomen van 2 maanden.
Indien het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is gesteld, kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste 1 maand.
2. Aard van het dienstverband
a. Het dienstverband wordt geacht voor volledige arbeidstijd te zijn aangegaan, tenzij schriftelijk een kortere arbeidstijd(deeltijd) wordt overeengekomen, in welk geval de cao, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, naar rato van toepassing is.
b. Voorts kan een dienstverband worden aangegaan:
i. Voor onbepaalde tijd
ii. Voor een bepaalde tijdsduur.
3. Opzegging dienstverband
Het dienstverband van de werknemer eindigt van rechtswege zonder dat enige opzegging is vereist op de dag waarop de werknemer zijn AOW-gerechtigde leeftijd bereikt c.q. de eerste dag waarop de werknemer recht heeft op een AOW-uitkering. Voorts geldt voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst met een werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is het bepaalde in artikel 7: 672 BW.
Voor de werknemer die voor bepaalde tijdsduur in dienst is, geldt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op het tijdstip genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst. De artikelen 7: 667, 668 en 668a BW zijn van toepassing.
4. Ontslag op staande voet
leder dienstverband kan onmiddellijk worden opgezegd in geval van een dringende reden zoals bedoeld in de artikelen 7: 678 en 679 BW.
Aanzegtermijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Werknemers zullen uiterlijk een maand voorafgaand aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk worden geïnformeerd over of de arbeidsovereenkomst eindigt, zal worden verlengd of zal worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze aanzegtermijn geldt niet voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd korter dan zes maanden en voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd waarbij het einde niet op een kalenderdatum is gesteld,
6. Opzeggingsverbod wegens vervulling militaire verbintenissen
Het bepaalde in artikel 7: 670 BW lid 3 is voor de werknemer, als bedoeld in lid 2 onder b sub ii van dit artikel, niet van toepassing.
7. Opzegging dient schriftelijk te geschieden.
Artikel 9.
Arbeidsduur en dienstrooster
1. De werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. een dagdienstrooster dat
een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week.
De
arbeidstijden liggen normaliter op maandag tot en met vrijdag in het
dagvenster. De werknemer kan in incidentele gevallen in overleg met
de leidinggevende de duur van zijn werkweek variëren tussen
minimaal 27 uur en maximaal 45 uur per week, waarbij over 13 weken
een gemiddelde werkweek van
40 uur per week geldt.
b. een ATM-rooster waarover
werkgever en ondernemingsraad overeenstemming hebben bereikt.
Een
dergelijk rooster zal binnen de gegeven bedrijfseconomische
randvoorwaarden zoveel mogelijk op basis van ergonomische criteria
worden vormgegeven.
2. In wisseldienstroosters, dat wil zeggen dienstroosters waarbij sprake is van een overdracht van werkzaamheden tussen (groepen van) werknemers in elkaar opvolgende diensten, is de arbeidsduur van de dienst gelijk aan de dienstlengte tussen de gebruikelijke begin- en eindtijden c.q. wisseltijden van die diensten. De noodzakelijke tijd voor de overdracht van werkzaamheden rond het wisseltijdstip wordt geacht tot deze arbeidsduur te behoren.
3. a. De in een dienstrooster opgenomen arbeidsduur zal per dienst niet meer dan 9 uur bedragen.
De in een dienstrooster opgenomen arbeidsduur zal per week niet meer dan 40 uur bedragen.
De in een dienstrooster opgenomen arbeidsduur zal per periode van 13 weken niet meer dan gemiddeld
40 uur per week bedragen.
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad van de onder b genoemde xxxx xxxxxxxx.
4. Dienstrooster en -wijzigingen
a. Iedere werknemer wordt
door de werkgever in kennis gesteld van het dienstrooster waarin hij
werkt.
In beginsel wordt een dienstrooster voor zo lang
mogelijke termijn vastgesteld, maar minimaal voor een half jaar.
Indien bijzondere bedrijfsomstandigheden daartoe aanleiding geven
kan een dienstrooster tussentijds worden gewijzigd.
b. Bij wijziging van een dienstrooster waarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, pleegt de werkgever overleg met de ondernemingsraad.
c. Een wijziging van dienstrooster wordt minimaal 28 dagen voor aanvang van het nieuwe rooster door de werkgever aan de werknemer bekend gemaakt. In overleg met de ondernemingsraad kan de werkgever een kortere mededelingstermijn vaststellen.
d. In een dienstrooster
kunnen werkdagen worden aangewezen waarop de werknemer flexibel
inzetbaar is.
Voorbeelden van deze flexibele
inzetbaarheid zijn reservediensten en op- en afschakeldiensten.
5. Indien een dienstrooster
een hogere arbeidsduur kent dan gemiddeld 38 uur per week wordt het
meerdere aan
uren vooraf en/of in de loop van het betreffende
jaar door de werkgever uitgeroosterd. De wijze van uitroostering
wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad
vastgesteld.
6. De werkgever kan in
overleg met de ondernemingsraad collectieve vrije diensten
vaststellen. Deze vrije
diensten worden verrekend met de
in lid 5 bedoelde uren, en/of de in artikel 13 lid 5 bedoelde tijd
voor tijd-
uren en/of de in artikel 14 bedoelde
vakantieuren.
7. De werknemer die door de datum van zijn indiensttreding te weinig vakantie-respectievelijk tijd-voor-tijduren opbouwt om aan collectieve stops te kunnen deelnemen, zal tijdens deze stops toch vrijaf ontvangen, met dien verstande dat de hierdoor teveel genoten vrije diensten worden verrekend met zijn toekomstig recht op vakantie-respectievelijk- compensatiediensten.
8. Verzuimuren voor nachtelijke arbeid buiten het dienstrooster
Indien een werknemer direct voorafgaand aan zijn ochtend- of dagdienst buiten zijn dienstrooster tussen 22.00 uur en het begin van zijn ochtend- of dagdienst arbeid moet verrichten, worden hem ter verzekering van voldoende nachtrust in zijn ochtend- of dagdienst evenveel roosteruren vrijaf gegeven als hij na 22.00 uur arbeid heeft verricht.
Bovenstaande is gericht op overwerk en consignatie. Bovenstaande is niet van toepassing op de tijd direct aansluitend op de werktijd volgens rooster die noodzakelijk is voor een goede afronding en overdracht van de werkzaamheden tot een maximum van 30 minuten.
Indien de onder a bedoelde arbeid meer dan 6 werkuren bedraagt of de werknemer 3 maal of meer in de genoemde nachtelijke periode arbeid moet verrichten, worden hem ter verzekering van voldoende nachtrust direct aansluitend aan de laatste arbeid in die nacht 9 slaapuren met een maximum van één dienst toegekend.
Indien de onder a en b bedoelde arbeid wordt verricht tussen 22.00 uur en 5.00 uur zal ook de tijd, die de werknemer nodig heeft om van zijn huis naar het bedrijf en van het bedrijf weer naar huis te gaan, aan de onder a genoemde roosteruren of aan de onder b genoemde slaapuren worden toegevoegd.
Artikel 10.
Feestdagen
1. Onder feestdagen wordt in deze cao verstaan: nieuwjaarsdag, beide paasdagen, Hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen, de door de overheid aangewezen dag ter viering van Koningsdag en in lustrumjaren 5 mei ter viering van de nationale Bevrijdingsdag.
2. a. Er wordt niet gewerkt:
- van 06.00 uur op 1e pinksterdag tot 06.00 uur op 2e pinksterdag;
- van 24 december 18.00 uur tot 27 december 06.00 uur;
- van 31 december 18.00 uur tot 2 januari 06.00 uur.
In overleg met de ondernemingsraad kan de werkgever van het onder a. gestelde afwijken.
c. Indien op een feestdag niet wordt gewerkt, maar conform dienstrooster wel op die dag zou zijn gewerkt, wordt het maandinkomen over die dag normaal doorbetaald.
Indien wel op een feestdag wordt gewerkt, ontvangt de werknemer een extra toeslag van 200% op het uurloon.
In geval conform dienstrooster op een feestdag wordt gewerkt, wordt de onder d. bedoelde beloning in twaalf gelijke delen over het jaar uitbetaald.
Hoofdstuk C - Beloning
Artikel 11.
Vaststelling van het maandsalaris
1. Functiegroepen en salarisschalen
a. De functies van de werknemers zijn op basis van functieclassificatie, volgens Xxxx PM gewaardeerd en ingedeeld in functiegroepen, die in bijlage I van deze overeenkomst zijn opgenomen.
b. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal die een gedeelte omvat dat gebaseerd is op de ontwikkeling van de werknemer (aanloopschalen, periodiek 0 en 1) en een gedeelte dat gebaseerd is op periodieken (periodiek 2 en volgende). De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage II van deze overeenkomst.
Uitsluitend voor de functies die op 1 juli 2011 onder de huidige cao vallen en die mogelijk als
gevolg van herwaardering in de toekomst worden ingedeeld tussen 165 en 185 ORBA-punten,
wordt het salarisgebouw uitgebreid met schaal 10.
Voor de werknemers van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon (WML), maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en die behoren tot de doelgroep voor loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet, wordt een aparte loonschaal naast het bestaande loongebouw opgenomen. Deze loonschaal begint op 100% WML en eindigt via 4 jaarlijkse stappen a 5% op 120% WML. De overige bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op deze werknemers.
2. Groepsindeling
Iedere werknemer ontvangt zijn functieomschrijving en een schriftelijke mededeling van de functiegroep plus het daarbij behorende puntenaantal waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hij is ingedeeld en zijn maandsalaris.
3. Beroepsprocedure
Indien een werknemer bezwaar heeft tegen zijn functieomschrijving en als gevolg daarvan tegen de indeling van zijn functie, kan hij gebruik maken van de volgende beroepsprocedure:
a. De werknemer dient eerst
zijn bezwaren schriftelijk in bij de personeelsdienst nadat hij
hierover overleg heeft gepleegd met zijn naaste chef. De bezwaren
dienen zoveel mogelijk door argumenten, onder andere uitbreiding van
werkzaamheden, onjuiste functie-omschrijving enz. te worden
ondersteund.
De werkgever bevestigt schriftelijk de ontvangst
van het bezwaar van de werknemer.
b. Indien de onder a
aangegeven weg niet binnen 2 maanden leidt tot een bevredigende
oplossing voor de werknemer, kan de werknemer zijn bezwaar
voorleggen aan de vakvereniging, waarbij hij is aangesloten. In
overleg met de betrokken werknemer kan het bezwaar worden voorgelegd
aan de deskundigen functiewaardering van de vakverenigingen. Deze
nemen het bezwaar in behandeling en stellen een onderzoek in,
waarbij de deskundigen functiewaardering van de werkgever aanwezig
zijn.
De deskundigen functiewaardering van de werkgever en de
vakverenigingen overleggen gezamenlijk met de betrokken werknemer en
de werkgever en doen dan een bindende uitspraak.
c. Bovengenoemde procedure geldt in principe voor georganiseerde werknemers. Voor niet georganiseerde werknemers geldt dezelfde procedure, met dien verstande dat het bezwaar, vermeld onder b, wordt ingediend bij de directeur van de onderneming. De directeur kan zich bij de behandeling van het betrokken bezwaar laten adviseren door een externe deskundige functiewaardering.
d. Indien een beroepsprocedure leidt tot wijziging in de indeling van de functie, zal deze wijziging terugwerkende kracht hebben tot de datum van indiening van het bezwaarschrift.
4. Jaarlijkse herziening maandsalarissen
a. Werknemers ingedeeld in de periodiekenschaal
De salarissen van werknemers ingedeeld in de periodiekenschaal worden eenmaal per jaar en wel met ingang van 1 januari opnieuw vastgesteld, met dien verstande dat slechts dan een periodiek wordt toegekend indien de werknemer vóór 1 juli daaraan voorafgaande in dienst was en nog niet het schaalmaximum had bereikt.
Tussentijdse herzieningen hebben slechts plaats bij indeling in een andere salarisschaal met inachtneming van het bepaalde in de leden 5, 6 en 7 van dit artikel.
Ingeval van bevordering op of na 1 juli kan bij wijze van uitzondering de toekenning van de periodiek één jaar later dan per de eerstvolgende 1 januari plaatsvinden.
b. Werknemers ingedeeld in de aanloopschaal
Werknemers die nog niet over voldoende niveau aan opleiding, kennis en ervaring beschikken om de functie volledig te kunnen uitoefenen, worden ingedeeld in de aanloopschaal. De aanloopschaal wordt doorlopen naarmate zijn voor de functie relevante kennis en ervaring toenemen, in het algemeen op grond van een met de werknemer overeengekomen opleidings-/trainingstraject. Met ingang van de eerstvolgende maand waarin de werknemer naar het oordeel van de werkgever over voldoende niveau aan opleiding, kennis en ervaring beschikt om de functie te kunnen uitoefenen, wordt hij ingeschaald in periodiek 2.
5. Indeling in salarisschalen bij indiensttreding
a. Werknemers, die bij hun indiensttreding over de kundigheden en ervaring beschikken, die voor de vervulling van een bepaalde functie zijn vereist, worden bij tewerkstelling in de functie in de bij hun functiegroep behorende salarisschaal ten minste ingedeeld in periodiek 2.
b. Indien een werknemer elders in een functie zoveel in de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van het aanvangssalaris van de salarisschaal (ten minste periodiek 2) te belonen, kan hem in overeenstemming met die ervaring een hoger salaris worden toegekend.
6. Herziening maandsalarissen bij overplaatsing naar een hoger ingedeelde functie (promotie)
a. De werknemer die wordt overgeplaatst naar een hoger ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die, waarin de overplaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris de helft van het verschil tussen de schaalsalarissen bij periodiek 2 van de twee betrokken salarisschalen, dan wel zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere salarisschaal.
c. De werknemer, die met het
oog op een plaatsing in een hoger ingedeelde functie in de
gelegenheid wordt gesteld een leertijd door te maken, kan gedurende
deze leertijd geen aanspraak maken op een hogere salariëring dan
die welke geldt voor een tot dusverre door hem vervulde functie. De
duur van de leertijd bedraagt 3 maanden en kan na overleg met de
betrokken werknemer worden verlengd met ten hoogste
3 maanden.
7. Herziening maandsalaris bij tewerkstelling in een lager ingedeelde functie
a. Door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek
i. Werknemers die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die, waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
ii. Bij indeling in een lagere salarisschaal om bovenstaande redenen van een werknemer, bedraagt de verlaging van het schaalsalaris het verschil tussen de schaalsalarissen bij periodiek 2 van de twee betrokken salarisschalen, c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
b. Als gevolg van bedrijfsomstandigheden
i. Werknemers die als gevolg van bedrijfsomstandigheden in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, blijven gedurende de lopende maand en de daarop volgende zes maanden in hun salarisgroep ingedeeld, met dien verstande, dat hen in die periode geen periodieke verhoging kan worden toegekend. Daarna worden zij in de met hun lagere functie overeenkomende salarisgroep ingedeeld.
ii. Bij indeling in een lagere salarisschaal om eerder vermelde redenen van een werknemer, wordt hem via inschaling een schaalsalaris toegekend dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke salaris ligt. Indien het toekennen van periodieken niet toereikend is, wordt het tekort omgezet in een persoonlijke toeslag. Deze toeslag maakt géén deel uit van het maandsalaris.
Bij herindeling in hogere schalen dan wel bij toevoeging van een periodiek aan de schalen, wordt de toeslag evenveel verminderd als het maandsalaris stijgt.
De persoonlijke toeslag wordt bij elke met de vakverenigingen overeengekomen verhoging van de salarisschalen verminderd. Deze vermindering bedraagt steeds éénvijfde van het bedrag, waarmee het schaalsalaris bij periodiek 2 van de groep waarin de werknemer is ingedeeld, stijgt, afgerond op gehele euro’s.
c. Op grond van medische redenen
i. De werkgever zal de geldelijke beloning voor door een arbeidsgehandicapte werknemer verrichte arbeid zodanig vaststellen dat deze (ten minste) gelijk is aan de geldelijke beloning die een niet arbeidsgehandicapte werknemer in een gelijkwaardige functie bij een gelijkwaardige arbeidsprestatie en een gelijk dienstrooster pleegt te ontvangen.
Indien de arbeidsprestatie van de arbeidsgehandicapte werknemer duidelijk minder is dan in de betreffende functie als normaal wordt beschouwd, zal de werkgever bij de daartoe aangewezen instantie dispensatie van het functieloon aanvragen.
iii. Op een arbeidsgehandicapte werknemer zal het in lid 7 onder b van dit artikel bepaalde van toepassing zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
8. Waarnemen van hogere functie
a. Werknemers, die een functie volledig waarnemen die hoger is ingedeeld dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de functiegroep en de salarisschaal, die met hun eigen functie overeenkomt. Heeft de functiewaarneming tenminste 10 diensten aaneengesloten of 15 diensten in een periode van 13 weken geduurd, dan ontvangt de werknemer als extra beloning een toeslag op zijn maandsalaris ten bedrage van 5 procent per waargenomen dienst van het verschil tussen de twee betrokken salarisschalen bij
periodiek 2. Deze toeslag zal echter nooit meer kunnen bedragen dan het gehele verschil tussen deze salarissen.
b. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op werknemers, voor wie bij de indeling van hun functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden, waarvan zij tevoren schriftelijk op de hoogte zijn gebracht.
9. Afwijkende bepalingen
Het maandsalaris van hen die door gebreken niet meer hun oorspronkelijke functie kunnen vervullen, alsmede het maandsalaris van voor de vervulling van hun functie minder validen, kan door de werkgever in afwijking van het voorafgaande worden bepaald op het maandsalaris behorende bij de functiegroep en de periodieken die de werknemer had voordat hij niet meer in staat was de functie te vervullen, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetgeving.
10. Uitbetaling salaris
De vastgestelde salarissen worden uiterlijk op de laatste donderdag van elke maand uitbetaald.
b. Voor elke volle dienst of gedeelte van een dienst, waarop een werknemer in de maand niet heeft gewerkt ten gevolge van afwezigheid zonder behoud van salaris, militaire dienst, schorsing zonder behoud van salaris, onvrijwillige werkloosheid, willekeurig verzuim of wegens indiensttreding of ontslag, wordt het maandinkomen met een evenredig deel verminderd.
Artikel 12.
Bijzondere beloningen en tegemoetkomingen
Toeslag voor het werken buiten het dagvenster (roostertoeslag)
Indien op basis van het dienstrooster buiten het dagvenster arbeid wordt verricht, wordt het uurloon van deze uren voor zowel voltijders als deeltijders verhoogd met de in onderstaande matrix aangegeven percentages.
van |
tot |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
18:00 |
24:00 |
40% |
|
|
||||
13:00 |
18:00 |
0% |
110% |
|||||
7:00 |
13:00 |
|
|
|||||
0:00 |
7:00 |
40% |
|
Reservediensten worden gewaardeerd tegen de gemiddelde uurwaarde van de dag waarop ze in het dienstrooster zijn gepland, waarbij de in de matrix genoemde percentages met een factor 1,3 worden verhoogd. Met ingang van 1 januari 2017 worden reservediensten gewaardeerd tegen de gemiddelde uurwaarde van de dag waarop ze in het dienstrooster zijn gepland, waarbij de in de matrix genoemde percentages met een factor 1,2 worden verhoogd. Hierbij geldt dat de werkgever de intentie uitspreekt om reservediensten niet uit te breiden naar productieafdelingen. Mocht dit mogelijk in de toekomst aan de orde komen dan zal de werkgever overeenstemming bereiken met vakverenigingen over nut en noodzaak.
Op- en afschakeldiensten worden gewaardeerd op basis van de door de werkgever vastgestelde verwachting van het aantal keren dat in de roostercyclus wordt op- of afgeschakeld.
De gemiddelde uurwaarde van alle in het dienstrooster aangegeven uren vormt, rekening houdend met de gemiddelde ingeroosterde arbeidsduur in verhouding tot de contractuele arbeidsduur, de basis voor de beloning. In bijlage IV is aangegeven hoe de berekening van de resulterende roostertoeslag plaatsvindt.
Uitbetaling
De toeslag, bedoeld onder a, wordt tegelijk met het maandsalaris uitbetaald.
Jaarroostertoeslag
a. Aan werknemers die in (ploegen)dienstroosters werken waarin (voor een gedeelte van het jaar) tevens buiten het dagvenster arbeid wordt verricht, wordt een jaarroostertoeslag uitgekeerd, die is gebaseerd op de op jaarbasis berekende gewogen gemiddelde inzet in een of meer (ploegen)dienstroosters en de dienovereenkomstige roostertoeslag.
Aan het eind van het
kalenderjaar vindt, op de wijze als in lid 1 onder a beschreven, een
nacalculatie van de
jaarroostertoeslag plaats op basis van
de feitelijke inzet van de verschillende (ploegen)dienstroosters.
Indien hieruit blijkt dat de vooraf berekende jaarroostertoeslag te
laag is geweest, wordt het verschil in
roostertoeslag aan de
betreffende werknemer uitbetaald. In alle andere gevallen vindt geen
verrekening
plaats.
Afbouwregeling
Indien door de werkgever
wordt overgeschakeld van een dienstrooster met een hogere
(jaar)roostertoeslag
naar een dienstrooster met een lagere
(jaar)roostertoeslag, geldt voor de werknemer die direct voorafgaand
aan deze roosterwijziging tenminste een jaar aaneengesloten in
ploegendienst heeft gewerkt, een afbouw van
de hogere
(jaar)roostertoeslag met 0,75%-punt per maand tot het moment dat de
lagere (jaar)roostertoeslag is
bereikt. De afbouw van de
hogere (jaar)roostertoeslag wordt met ingang van 1 januari 2017
1,5%-punt per maand tot het moment dat de lagere
(jaar)roostertoeslag is bereikt.
4. Regeling oudere werknemers
a. Indien de werknemer de leeftijd liggend 7 jaar voor de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en wordt overgeplaatst naar een lager beloond dienstrooster, behoudt hij 80% van de in de maand direct voorafgaand aan de overplaatsing geldende roostertoeslag tot het einde van het dienstverband, maar uiterlijk tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien een werknemer, die op grond van deze regeling een toeslag ontvangt, de leeftijd liggend 7 jaar voor de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, vindt vanaf dat tijdstip geen vermindering plaats van het toeslagpercentage. De toeslag blijft tot het einde van het dienstverband, maar uiterlijk tot het bereiken van de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd, gehandhaafd. In geval de bovenvermelde overplaatsing geschiedt op medische gronden zal vanaf de leeftijd liggend 7 jaar voor de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd het op dat moment verdiende maandinkomen gehandhaafd blijven met verrekening van eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten. In 2017 en 2018 wordt in afwijking van de 7 jaar nog gerekend met een periode van 10 jaar voor de voor de werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd. De werknemer die op 1 juli 2016 reeds gebruik maakte van de afbouwregeling die is ingegaan op 55 jaar behoudt deze regeling.
b. Werknemers in
ploegendienst zullen vanaf een periode van 7 jaar voorafgaand aan
hun AOW-gerechtigde leeftijd (in 2017 en 2018 geldt nog een periode
van 10 jaar) zoveel mogelijk voorrang gegeven worden bij het
vervullen van passende functies met een lager beloond dienstrooster
(waaronder dagdienst).
Het maandsalaris wijzigt niet en lid 4
onder a is hierbij van toepassing.
5. Calamiteitentoeslag
De
werknemer komt in aanmerking voor een calamiteitentoeslag van 3%
van het maandsalaris als de werknemer in opdracht van de werkgever
binnen 48 uur moet wisselen van dienst/rooster. Deze wisseling kan
voor 1 dienst of langer zijn en kan ook in vrije dagen vallen.
Maximaal 2 keer per maand en maximaal
6 keer per jaar kan de
werknemer tot een wisseling worden verplicht. Xxxxxxxxxxx die tussen
48 uur en
28 dagen worden verzocht, zijn op basis van
vrijwilligheid.
Artikel 13.
Beloning van afwijkende uren
1. Verschoven uren
Van verschoven uren is sprake indien een werknemer in dagdienst - anders dan door overschrijding van zijn normale dagelijkse arbeidsduur - arbeid heeft verricht op tijden buiten het dagdienstvenster van 07.00 uur tot 18.00 uur.
De beloning voor arbeid, verricht op verschoven uren door werknemers in dagdienst, als hierboven bedoeld, bedraagt per uur 0,92% van het maandsalaris, waarbij iedere keer de voor beloning in aanmerking komende tijd naar boven op een heel kwartier wordt afgerond.
2. Overwerk
Onder overwerk wordt verstaan arbeid, verricht door de werknemer in opdracht van de werkgever, boven de normale dagelijkse arbeidsduur en buiten normale werktijd, die het voltijd dienstrooster waarbinnen de betrokken werknemer werkt, aanwijst. Noodzakelijke incidentele arbeid, verricht onmiddellijk na en ter afronding van de dagtaak, wordt tot een maximum van een half uur geacht te behoren tot de normale arbeidsduur, met dien verstande dat deze tijd wel voor de berekening van de tijd waarin werd overgewerkt wordt meegerekend zodra het half uur wordt overschreden.
Voor een werknemer in deeltijd is sprake van overwerk in de zin van dit artikel voor de extra uren die hij heeft gewerkt buiten het voor de werknemer met een volledig dienstverband geldende dienstrooster. Wanneer de werknemer in deeltijd in opdracht van de werkgever meer werkt dan het voor hem geldende dienstrooster aangeeft, maar binnen de normale arbeidsduur blijft van een werknemer met een voltijdarbeidsovereenkomst, wordt over deze meeruren een toeslag betaald van 45% van het uurloon.
De arbeidstijd van de werknemer die overwerk verricht dient binnen de hieronder aangegeven grenzen te liggen:
- arbeidstijd per dienst: max. 11 uur;
- arbeidstijd per week: max. 54 uur;
- arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 45 uur per week (585 uur);
- arbeidstijd per nachtdienst: max. 9 uur, waarbij op individuele, vrijwillige basis afgeweken mag worden, binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet, om maximaal 2 uur vakantie-opname voorafgaand of aan het einde van een dienst mogelijk te maken;
- arbeidstijd bij nachtarbeid per 13 weken: gemiddeld 40 uur per week (520 uur).
Overschrijding van deze maxima kan slechts plaats vinden met instemming van de ondernemingsraad.
Het verrichten van overwerk wordt zoveel mogelijk beperkt, maar is voor de werknemer verplicht indien de werkgever dit, na overleg met de ondernemingsraad, noodzakelijk oordeelt. De werkgever zal hierbij zo veel mogelijk rekening houden met de individuele belangen van de werknemer.
De beloning voor overwerk bedraagt per uur de navolgende percentages:
1. Voor uren op maandag t/m vrijdag………………… .150% van het uurloon;
2. Voor uren op zaterdag…………………………… … 175% van het uurloon;
3. Voor uren op zondag……………………………….. 200% van het uurloon;
4. Voor uren op feestdagen……………………………300% van het uurloon.
f. De werknemer die voor het in opdracht verrichten van overwerk daardoor genoodzaakt wordt één of meer extra gangen naar het bedrijf te maken, ontvangt daarvoor telkens een extra vergoeding op basis van het voltijd maandsalaris van:
- 1 uurloon indien dit plaats heeft op maandag t/m vrijdag;
- 2 uurlonen indien dit plaats heeft op zater-, zon- of feestdagen.
Deze extra vergoeding wordt ook uitgekeerd indien een opschakeldienst minder dan 7 etmalen van te
voren wordt opgeschakeld of een reeds afgeschakelde dienst minder dan 7 etmalen van te voren alsnog
wordt bijgeschakeld.
De hoogte van de vergoedingen in dit lid is voor voltijders en deeltijders gelijk.
3. Consignatie
Werknemers die geconsigneerd zijn, ontvangen daarvoor per periode op maandag t/m vrijdag 1,0%, per periode op zaterdagen 2,5% en per periode op zondagen en feestdagen 3,75% van het voltijd maandsalaris.
Consignatie is een tijdvak waarin de werknemer zich buiten het dienstrooster beschikbaar en oproepbaar moet houden voor het verrichten van arbeid. In die situaties waar sprake is van zogenoemde achterwacht (consignatie achter consignatie) of bij uitsluitend telefonische bereikbaarheid ontvangt de werknemer de helft van bovengenoemde percentages. De werkgever streeft er naar om in overleg met de ondernemingsraad tot een vermindering van de noodzaak van deze consignatievormen te komen.
4. Oudere werknemers
De werknemer kan vanaf een
periode van 7 jaar voorafgaand aan de voor hem geldende
AOW-gerechtigde leeftijd niet worden verplicht tot overwerk of
consignatie. In de jaren 2017 en 2018 wordt gerekend met
10
jaar voor de voor de werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd. In
het periodiek overleg zal deze afspraak worden geëvalueerd. .
5. Tijd voor tijd
Tijd voor tijd-uren worden, voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, zoveel mogelijk binnen het betreffende kalenderjaar opgenomen in vrije tijd. Opgebouwde uren in december zijn hiervan uitgezonderd. Voor de overige tijd voor tijd-uren geldt dat deze tot een maximum van 40 uur kunnen worden overgeschreven naar het volgende kalenderjaar. Voor alle uren daarboven geldt dat zij worden uitbetaald.
Hoofdstuk D - Afwezigheid
Artikel 14.
Vakantieregeling
1 . Vakantiejaar
Het vakantiejaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Vakantierechten
a. De werknemer heeft per vakantiejaar recht op wettelijke vakantie met behoud van maandinkomen van 152 uren.
b. Daarenboven heeft de werknemer recht op bovenwettelijke vakantie met behoud van maandinkomen van 38 uren. De werknemer in een ATM-rooster heeft recht op in totaal 198 uur vakantie (152 uur wettelijk en 46 uur bovenwettelijk).
c. De werknemer heeft recht op 1/12e deel van zijn vakantie voor elke maand, die hij in het vakantiejaar in dienst van de werkgever is geweest. Indien slechts een gedeelte van een maand is gewerkt, heeft de werknemer recht op een zuiver proportioneel deel van de vakantie onder navolging van hierboven genoemde berekening.
d. De werknemer krijgt bij
aanvang van het vakantiejaar, dan wel bij aanvang van de
dienstbetrekking, als voorschot beschikking over het totaal aantal
vakantie-uren waarop hij in het lopende vakantiejaar recht zou
hebben.
3. Tijdsduur en tijdstip van de vakantie
a. Collectieve bedrijfsvakantie
i. In overleg met de ondernemingsraad kan de werkgever besluiten jaarlijks een collectieve bedrijfsvakantie te houden gedurende zo mogelijk 3 aaneengesloten weken op een met instemming van de ondernemingsraad vast te stellen tijdstip in de periode van mei tot en met september.
ii. Van een dergelijke collectieve bedrijfsvakantie kan de werkgever bepaalde personen of groepen van personen uitzonderen. Deze worden dan in de gelegenheid gesteld op een ander tijdstip tenminste twee en zo mogelijk drie aaneengesloten weken vakantie op te nemen.
iii. Het tijdstip van de collectieve bedrijfsvakantie dient vóór aanvang van het kalenderjaar waarin hij valt aan de werknemers te zijn bekendgemaakt.
b. Onverminderd het bepaalde onder a kan de werkgever jaarlijks met instemming van de ondernemingsraad de tijdstippen van maximaal 3 vakantiedagen of diensten aanwijzen als snipperdagen (bijvoorbeeld ten behoeve van collectieve stops).
c. De werknemers zijn verplicht de collectieve vakantie en de aangewezen snipperdagen op te nemen en het daarvoor benodigde aantal vakantie-uren te reserveren.
d. Van het aantal
vakantie-uren waarop de werknemer recht heeft, worden in een
collectieve vakantie zoveel uren geacht te zijn opgenomen, als de
werknemer volgens zijn dienstrooster had moeten werken in de
betreffende periode, indien geen collectieve vakantie zou zijn
verleend.
e. De overige beschikbare vakantie-uren kunnen worden opgenomen als snipperuren.
De werknemer dient snipperuren zoveel mogelijk uiterlijk op de donderdag, voorafgaande aan de week waarin de snipperuren worden gewenst, bij de werkgever aan te vragen.
f. De werkgever draagt er zorg voor dat bij opname van vakantie- of snipperuren altijd de uren van het saldo
worden afgeschreven die als eerste komen te vervallen of te verjaren.
g. De door de werknemer op te nemen aaneengesloten vakantie mag, behoudens bijzondere omstandigheden, maximaal 23 etmalen zijn. In incidentele gevallen kan bij de plantmanager een verzoek voor een langere aaneengesloten vakantie worden ingediend, onder vermelding van de gewenste begin- en einddatum en de reden van het verzoek.
h. Indien de werknemer op verzoek van de werkgever arbeid moet verrichten tijdens zijn reeds afgesproken collectieve bedrijfsvakantie zal de navolgende betaling plaatsvinden:
uren op maandag t/m zaterdag………………………... 0,3% van het voltijd maandsalaris;
uren op zondagen……………………………………... 0,6% van het voltijd maandsalaris;
uren op feestdagen…………………………………….. 1,2% van het voltijd maandsalaris.
De vakantie zal dan in overleg tussen werkgever en werknemer worden verschoven. De hoogte van deze vergoeding is voor voltijders en deeltijders gelijk.
i. De werknemer kan de bovenwettelijke vakantie-uren als bedoeld in lid 2 onder b en c, voor zover hij deze niet wenst op te nemen, reserveren voor de verlofspaarregeling.
4. Vakantie buiten het vakantiejaar
De wettelijke en bovenwettelijke vakantierechten die niet zijn opgenomen binnen vijf jaar na het eind van
het kalenderjaar waarin ze zijn verworven, verjaren, tenzij gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot het
storten in het
Levensfasebudget (zie Bijlage VII).
5. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking van de werkzaamheden
a. De werknemer verwerft geen vakantie over de tijd dat hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgelegd salaris heeft.
b. Het onder a bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens het feit dat hij/zij:
zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof of verlof voor het opnemen van een pleegkind als bedoeld in de Wet arbeid en zorg geniet. De werknemer die dit verlof geniet, bouwt over de overeengekomen arbeidsduur volledige vakantierechten op gedurende de tijd dat hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet arbeid en zorg;
anders dan wegens zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof of verlof voor het opnemen van een pleegkind als bedoeld in de Wet arbeid en zorg tegen zijn wil niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten;
langdurig zorgverlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 2 van de Wet arbeid en zorg;
anders dan voor oefening of opleiding, als dienstplichtige is opgeroepen ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst;
- vakantie geniet die is gebaseerd op bij een vorige werkgever opgebouwd, maar niet opgenomen vakantierecht als bedoeld in artikel 7:641 lid 3 BW;
- met toestemming van de werkgever deelneemt aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst, voor zover hij lid is van die betreffende vakvereniging;
- onvrijwillig werkloos is bij handhaving van het dienstverband;
- politiek verlof geniet als bedoeld in artikel 7:643 lid 3 BW.
Opbouw van vakantie bij volledige arbeidsongeschiktheid vindt niet plaats indien de arbeidsongeschiktheid door opzet van de werknemer is ontstaan of het gevolg is van een gebrek, waarover de werknemer in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt.
c. Xxxxx tijdens volledige als tijdens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt volledige opbouw van de
wettelijke en
bovenwettelijke vakantierechten plaats.
6. Samenvallen van vakantie met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a. Niet als vakantie worden gerekend dagen, waarop een werknemer volgens zijn dienstrooster of op grond van het bepaalde in lid 5 onder b, geen arbeid verricht.
b. Indien de werknemer voor de aanvang van de collectieve vakantie of voor een collectieve snipperdag arbeidsongeschikt is, zodat hij van de vakantie geheel of gedeeltelijk geen gebruik kan maken, ontvangt hij de gederfde vakantie of snipperdag op een andere tijd, bij voorkeur in het lopende vakantiejaar.
c. Indien tijdens opgenomen vakantie de werknemer ziekte of ongeval overkomt, behoudt hij het recht op gemiste vakantie-uren, mits er sprake is van controleerbare arbeidsongeschiktheid en de binnen het bedrijf geldende controlevoorschriften zijn nageleefd.
d. Eveneens behoudt de werknemer het recht op gemiste vakantie-uren tot een maximum van het aantal uren, waarop de werknemer recht heeft op bijzonder verlof, indien een onverwachte gebeurtenis als genoemd in artikel 15 lid 1 onder a, b en f zich voordoet tijdens opgenomen vakantie en de vakantie daarvoor is onderbroken.
e. In de in dit lid genoemde gevallen zullen de gemiste vakantie-uren alsnog kunnen worden genoten op een in overleg met de werkgever te bepalen tijdstip.
7. Vakantie bij aanvang en beëindiging van dienstverband
a. De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking aan de werkgever mede te delen hoeveel rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven, maar niet in natura genoten heeft, zodat de werkgever weet op hoeveel vakantie-uren zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
b. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit, waaruit blijkt de duur van de vakantie die de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
c. Bij beëindigen van de
dienstbetrekking na 2 jaar arbeidsongeschiktheid zal aan de
werknemer voor elk hem dan toekomend, maar niet genoten vakantie-uur
een evenredig salarisbedrag worden uitbetaald.
Het minimum
aantal hem toekomende bovenwettelijke vakantie-uren wordt in dit
artikellid gesteld op het aantal bovenwettelijke vakantie-uren dat
de werknemer over de laatste 12 maanden zou hebben verworven indien
hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
8. Doorbetaling maandinkomen
a. Tijdens de vakantie van de werknemer wordt zijn maandinkomen doorbetaald.
b. Indien een werknemer in een vakantiejaar meer vakantie-uren heeft genoten dan waarop hij recht had, wordt de te veel genoten vakantie met zijn uit te betalen salaris verrekend.
Artikel 15.
Geoorloofd verzuim
1. De werknemer kan doorbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg, mits hij zo mogelijk ten minste één dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever of diens gemachtigde van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het betreffende geval bijwoont.
-
Gebeurtenis
Dag(en) doorbetaald verlof
Overlijden van:
Echtgeno(o)t(e)
Tot gezin behorend (pleeg)kind
(schoon-, pleeg-, stief)ouders
Niet tot het gezin behorend (pleeg)kind
Van de dag van overlijden t/m de dag van de uitvaart
Grootouders van werknemer of partner
Kleinkinderen
Xxxxx, zuster, zwager, schoonzuster, schoonzoon en -dochter
Xxx van overlijden en dag van de uitvaart
Huwelijk, registratie partnerschap of afsluiten samenlevingscontract van de werknemer
2 aaneengesloten dagen/diensten
Huwelijksjubileum:
12,5-, 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de werknemer
1 dag/dienst op of rondom de feestdag
Xxxxxxxxx van echtgenote
Xxxx die voor de bevalling nodig is
Kraamverlof
2 dagen/diensten na de bevalling
Dienstjubileum:
12,5, 25, 40 en 50 jaar van de werknemer
1 dag/dienst
Verhuizing:
Van de werknemer (op verzoek van SCA)
2 dagen/diensten
Wettelijk voorschrift of door overheid opgelegde verplichting, van de werknemer:
De daarvoor benodigde tijd
Examen: het afleggen van een onder de SCA studiekostenregeling vallende studie
Conform SCA studiekostenregeling
Doktersbezoek (indien dit niet in vrije tijd kan):
Dokter, tandarts, specialist
De daarvoor benodigde tijd (doch zo veel mogelijk in eigen tijd, tenzij het niet anders kan)
Vakverenigingen
(delname aan scholing en als afgevaardigde)
Is de bijeenkomst tijdens werktijd dan de daarvoor benodigde tijd. Is de bijeenkomst buiten werktijd, dan in eigen tijd.
De werknemer die als kaderlid bij het cao-overleg aanwezig is, krijgt de tijd vergoed voor het bijwonen van de onderhandelingen, de hiermee verband houdende voorbereidingsbijeenkomsten en de hiermee verband houdende ledenvergaderingen voor zover deze in eigen tijd plaatsvinden.
2. De werknemer wordt desgewenst in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de pensionering met partner een Pensioen in Zicht-cursus te volgen.
Artikel 16.
Verzuim zonder behoud van inkomen
1 . Verlet
De werkgever zal afwezigheid zonder vergoeding van inkomen (verlet) in bijzondere gevallen toestaan, wanneer de werknemer dit tenminste twee dagen van te voren aan de werkgever verzoekt, mits er ter beoordeling van de werkgever redelijkerwijs aanleiding toe bestaat en het bedrijfsbelang afwezigheid toelaat. Voor elk uur verlet zal aan de werknemer een evenredig deel van zijn inkomen in rekening worden gebracht.
2. Verkorte werkweek
De werkgever is niet gehouden het inkomen door te betalen:
a. bij invoering van een verkorte werkweek (een zogenaamde 0-urenweek daaronder begrepen), mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 vereiste vergunning heeft gekregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende-;
b. bij verlenging van een vergunning voor een verkorte werkweek (een zogenaamde 0-urenweek daaronder begrepen) mits wanneer het betreft een verlenging welke ten aanzien van de aantallen betrokken werknemers en/of het aantal uren, dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakverenigingen tijdig - dat wil zeggen tenminste één week vóór het ingaan van de verlenging - daarvan mededeling doet.
3. Aanvulling op werkloosheidsuitkering
a. Bij invoering of verlenging van een vergunning van een verkorte werkweek.
Bij invoering of verlenging van een vergunning voor een verkorte werkweek, als bedoeld in lid 3 onder a en b zal de werkgever op de uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW-uitkering) aan de werknemer een suppletie betalen tot aan het inkomen van de werknemer, onder voorwaarde dat door deze suppletiebetaling geen korting op de WW-uitkering plaatsvindt. Indien wel een korting op de WW- uitkering plaatsvindt, zal de werkgever een suppletie betalen tot aan het percentage van dagloon, waarop het uitvoeringsorgaan van de WW geen korting op de WW-uitkering zal toepassen.
b. Bij bedrijfsschade
Indien als gevolg van bedrijfsschade geen arbeid verricht kan worden, zal de werkgever op dezelfde wijze als omschreven onder a een suppletie op de WW-uitkering betalen.
Indien geen WW-uitkering wordt toegekend, zal de werkgever het inkomen doorbetalen over dezelfde termijn als waarover, indien de WW wel van toepassing was, een uitkering krachtens deze wet zou plaatsvinden.
Hoofdstuk E - Bijzondere uitkeringen en tegemoetkomingen
Artikel 17.
Vakantietoeslag
1. Met ingang van 1 juli 2013 loopt het vakantiejaar van 1 januari tot 1 januari en zal de vakantietoeslag in de maand april worden uitbetaald.
De vakantietoeslag bedraagt 8% van 12 x het bruto maandinkomen. De uitbetaling vindt plaats in de maand april. Bij ongewijzigd dienstverband vindt berekening plaats op basis van het maandinkomen in de maand van uitbetaling, vermenigvuldigd met het aantal maanden in dienst gedurende het betreffende kalenderjaar. De werkgever betaalt dus een gedeelte van de vakantietoeslag vooruit. Indien het dienstverband na april beëindigd wordt, zal er een herberekening met het laatste te ontvangen maandinkomen worden gemaakt.
Aan werknemers, die na de maand april in dienst treden, zal de vakantietoeslag in november naar rato worden uitgekeerd. Bij wijziging van arbeidsduur of bij gewijzigd maandinkomen vindt berekening plaats op basis van de verdiende maandinkomens in het betreffende kalenderjaar.
Voor de werknemer
bedraagt de vakantietoeslag ten minste € 2190,- per 1 januari 2017
en € 2234,- per
1 juli 2017.
3. In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
Artikel 18.
Extra uitkeringsregeling
Werknemers die het gehele betreffende kalenderjaar in dienst zijn, hebben recht op een extra uitkering gelijk aan het maandinkomen over de maand november.
Werknemers die een gedeelte van het betreffende kalenderjaar in dienst (geweest) zijn, hebben recht op een evenredig deel van de extra uitkering. De extra uitkering wordt in de maand november uitbetaald.
Werknemers die vóór 1 november uit dienst treden, ontvangen bij vertrek een evenredig deel van de extra uitkering, berekend naar het maandinkomen in de maand van vertrek.
Artikel 19.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid (indien de eerste ziektedag op of na 1 januari 2004 is gelegen)
1. Indien een werknemer ten
gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de
bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag op of
na 1 januari 2004 is gelegen, gelden voor hem de bepalingen van
artikel 7: 629 BW, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
Indien de eerste ziektedag is gelegen voor 1 januari 2004, zie
bijlage V.
2. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer het volgende worden verstrekt:
a. Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7: 629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald. Ten aanzien van de werknemer die gedurende de eerste periode van 52 weken van de arbeidsongeschiktheid de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, geldt deze loondoorbetalingsplicht, zoals omschreven in artikel 7:629 lid 2 BW en het bijbehorende overgangsrecht tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien de arbeidsongeschiktheid daarna voortduurt geldt deze loondoorbetalingsplicht gedurende een periode van 13 weken, dan wel 6 weken vanaf het moment waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, afhankelijk van het moment waarop het overgangsrecht eindigt.
b. Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7: 629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen. Ten aanzien van de werknemer die gedurende de eerste periode van 52 weken de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, geldt deze aanvulling gedurende de wettelijke periode van de loondoorbetalingsplicht, zoals omschreven in artikel 7:629 lid 2 BW en het bijbehorende overgangsrecht tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien de arbeidsongeschiktheid daarna voortduurt, geldt deze aanvullingsplicht gedurende een periode van 13 weken, dan wel 6 weken vanaf het moment waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, afhankelijk van het moment waarop het overgangsrecht eindigt, maar uiterlijk tot het einde van deze eerste periode van 52 weken.
c. Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7: 629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald. Deze bepaling is niet van toepassing op de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7: 629 BW ontvangt de
werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 80% van het maandinkomen.
Pensioenopbouw gedurende de tweede 52 weken zal op basis van 100% worden voortgezet, indien dat
wettelijk en/of fiscaal is toegestaan. Deze bepaling is niet van toepassing op de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Indien de werknemer aantoonbaar en optimaal meewerkt aan activiteiten die overeengekomen en uitgevoerd zijn in het reïntegratieplan, zal aanvulling tot 100% plaatsvinden. Van een aantoonbare, optimale inspanning tot reïntegratie is sprake bij het het verrichten van werk, al dan niet aangepast, werken op basis van arbeidstherapie, het volgen van om- en bijscholing of externe reïntegratie-begeleiding, dan wel bij de bereidheid om te reïntegregen c.q. te participeren, maar waarbij de werknemer op advies van de bedrijfsarts niet tot enige van deze vormen van reïntegratie in staat is.
De verplichtingen uit de Wet verbetering poortwachter vormen de basis van de afspraken.
Partijen zijn van mening dat reïntegratie en arbeidsparticipatie essentieel zijn. Reïntegratieactiviteiten dienen dan ook zo snel mogelijk na ontstaan van de arbeidsongeschiktheid aan te vangen.
Partijen hebben hierover nadere afspraken gemaakt die zijn opgenomen in lid 10.
De bedrijfsarts heeft in de begeleiding een adviserende rol. Formele afstemming omtrent reïntegratie vindt plaats tussen bedrijfsarts, hoofd P&O en direct leidinggevende. Indien de noodzaak daartoe bestaat,
kan in incidentele gevallen het oordeel van de sociale comissie gevraagd worden.
3. De werknemer die voldoet aan de IVA-condities (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt) wordt, eventueel met terugwerkende kracht, gedurende de voor hem geldende periode van loondoorbetaling als genoemd in artikel 7: 629 BW, aangevuld tot 100% van het maandinkomen.
4. Voor de verschillende groepen arbeidsongeschikte werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, gelden de volgende afspraken:
a. De werknemer die na 2 jaar ziekte als gevolg van de keuring in het kader van de WIA als minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, blijft in beginsel in dienst van de werkgever. Voor wat betreft eventuele aanpassingen van functie en arbeidsvoorwaarden geldt het volgende:
- Indien de werknemer volledig werkzaam blijft in de eigen functie, vindt doorbetaling van het volledige salaris plaats;
- Indien de werknemer volledig werkzaam blijft, maar in een lager ingedeelde functie is artikel 11 lid 7 onder b van toepassing;
- Indien de werknemer niet meer volledig werkzaam kan zijn, is artikel 11 lid 7 onder b over het gewerkte deel van toepassing indien de werknemer in een lager ingedeelde functie gedeeltelijk werkzaam is.
- over het niet gewerkte deel vindt gedurende een periode van 5 jaar per jaar een afbouw plaats van respectievelijk 90, 80, 70, 60 en 50% over het arbeidsongeschiktheidspercentage.
b. Voor de werknemer die na 2 jaar ziekte als gevolg van de keuring in het kader van de WIA voor 35 – 80% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, geldt het volgende:
- Indien de werknemer volledig werkzaam blijft in de eigen functie, vindt doorbetaling van het volledige salaris plaats;
- Indien de werknemer volledig werkzaam blijft maar in een lager ingedeelde functie is artikel 11 lid 7 onder b van toepassing;
- Indien de werknemer niet meer volledig werkzaam kan zijn, is artikel 11 lid 7 onder b over het gewerkte deel van toepassing indien de werknemer in een lager ingedeelde functie gedeeltelijk werkzaam is. Over het niet gewerkte deel zal naast de uitkering op grond van de WGA (Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) gedurende een periode van 5 jaar een aanvulling plaatsvinden van 5% van het maandinkomen dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden.
5. Onder maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het maandinkomen, aangevuld met de beloning van afwijkende uren als bedoeld in artikel 13 voor zover het een vaste beloning betreft voor volgens een vast rooster ingedeelde (bijvoorbeeld geconsigneerde) tijd, dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest, waarbij de roostertoeslag geldt zoals die op het moment van aanvang arbeidsongeschiktheid gold.
De in lid 2 van dit artikel genoemde loondoorbetaling en de aanvullingen worden beëindigd wanneer de dienstbetrekking met de werknemer eindigt en de aanvullingen worden niet toegekend aan werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, tenzij dit uit de wet volgt.
7. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde
a. loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
i. door opzet arbeidsongeschikt is geworden;
ii. arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing van de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;
iii. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
iv. zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht;
v. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke
voorschriften of maatregelen om passend werk te verrichten;
zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van
aanpak tot reïntegratie.
b. loondoorbetaling en aanvulling op te schorten dan wel de aanvulling te weigeren ten aanzien van de
werknemer die de controlevoorschriften overtreedt, nadat de betrokken werknemer eenmaal na een
eerste overtreding van de controlevoorschriften is gewaarschuwd;
c. aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met
betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is
geworden;
volgens de door de werkgever aangewezen arts misbruik maakt van de voorziening;
iii. weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van UWV.
8. Indien de werknemer het niet eens is met de door de arts vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid is hij gerechtigd aan een door hemzelf te kiezen arts een second opinion te vragen.
9. Indien onverhoopt het dienstverband bij de werkgever zou moeten worden verbroken zal de werkgever de arbeidsrechtelijke en financiele gevolgen in alle redelijkheid per individuele situatie afwikkelen.
10. Afspraken met betrekking tot de Wet verbetering poortwachter
Indien er sprake is van een verlenging van de wettelijke loondoorbetalingverplichting, vanwege een sanctie opgelegd door UWV of vanwege verlenging van de wachttijd op gezamenlijk verzoek van werkgever en werknemer, zal de werkgever het wettelijk loon bij ziekte doorbetalen, inclusief de bovenwettelijke aanvullingen.
In geval van een sanctie van het UWV zal deze verlenging maximaal 12 maanden duren. In geval van verlenging van de wachttijd op verzoek, zal de duur worden bepaald door werkgever en werknemer.
Indien in het kader van de reïntegratie van de arbeidsongeschikte werknemer een aanbod tot passend werk wordt gedaan, zal de werkgever in eerste instantie trachten een aanbod tot intern passend werk te doen, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met opleiding, ervaring en vaardigheden van de werknemer. De werkgever zal een aanbod tot passend werk - zowel bij een interne als een externe functie - schriftelijk (laten) doen. Het aanbod vermeldt tevens het wettelijk recht van de werknemer een second opinion aan te vragen bij UWV. De werknemer dient deze second opinion binnen 10 dagen aan te vragen. De kosten van een eventuele second opinion worden door de werkgever vergoed.
De werknemer kan zich bij een aanbod tot intern of extern passend werk van de werkgever laten bijstaan door een medewerker van de afdeling P&O, dan wel door een andere door de werknemer gekozen vertrouwenspersoon.Indien de werknemer een aanbod tot passend werk heeft geweigerd en UWV zou aansluitend tot het oordeel komen dat deze weigering op terechte gronden is geschied, zal de werkgever met terugwerkende kracht het maandinkomen tot 100% aanvullen.
De werkgever draagt zorg voor voorlichting aan de werknemer over de rechten en plichten voortvloeiend uit de Wet verbetering poortwachter. Dit betekent onder meer voorlichting over moment van ziekmelding, plan van aanpak, reïntegratieverslag, aanvraag WAO- of WIA-uitkering en aanvraag persoonsgebonden budget.
De werkgever zal in overleg met de ondernemingsraad komen tot de selectie van één of meer reïntegratiebedrijven waarmee kan worden samengewerkt in het kader van het reïntegratieproces van werknemers. Eventueel kunnen de reïntegratiediensten ook worden geleverd door de arbodienst van de werkgever. Bij de keuze van het reïntegratiebedrijf zal ondermeer aandacht worden besteed aan zaken als privacyreglement, maatwerk per werknemer en andere kwaliteitseisen.
In principe wordt een werknemer gedurende 13 weken extern herplaatst. Tussen betrokken partijen vindt op dat moment overleg plaats of tot definitieve plaatsing kan worden overgegaan. Bij twijfel kan de periode nogmaals met 13 weken verlengd worden, waarna een definitief besluit zal worden genomen. De werknemer kan zich bij besprekingen hierover laten bijstaan. Indien een werknemer binnen 24 maanden na de eerste ziektedag extern definitief wordt herplaatst, ontvangt hij een eenmalige uitkering ter hoogte van 30% van het maandinkomen, berekend over de resterende maanden van de periode van 24 maanden, ongeacht het nieuwe maandinkomen.
Artikel 20.
Uitkering bij overlijden
1. Indien de werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand waarin het overlijden plaatsvond plus de twee daaropvolgende kalendermaanden.
2. Onder nagelaten betrekkingen wordt in dit artikel verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx echtgenoot, mits de echtgenoten niet duurzaam gescheiden leefden;
b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden:
de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen.
3. Met echtgenoot/echtgenote worden in dit artikel gelijkgesteld: gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn, indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Deze duurzame relatie dient als zodanig schriftelijk bij de werkgever gemeld te zijn.
4. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten salaris vermeerderd met oververdienste, roostertoeslag, beloningen voor overwerk voor zover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
Geen uitkering is verschuldigd, indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de Ziektewet, de WAO, de WIA en de Toeslagenwet.
Artikel 20A
WGA
De werkgever neemt de gedifferentieerde WGA premie voor zijn rekening en maakt geen gebruik van het recht om een deel hiervan te verhalen op de werknemer.
De werkgever heeft voor iedere werknemer een WGA-hiaat verzekering afgesloten waarvoor 50% van de premie voor rekening van de werkgever is en 50% van de premie op het maandinkomen van de werknemer wordt ingehouden. Deze werknemerspremie wordt op de loonstrook vermeld als “WGA Hiaat”.
Hoofdstuk F - Diverse bepalingen
Artikel 21.
Pensioenregeling
Voor de werknemers van de SCA Hygiene Products bedrijven in Nederland zijn met vakverenigingen in 2014
afspraken gemaakt over wijzigingen in de pensioenregeling. Deze afspraken worden vastgelegd in een voor de
werknemer geldende, aparte cao.
Artikel 22.
Scholing
1. Bij- en nascholing
a. Voor het adequaat kunnen uitoefenen van de huidige, zowel als de voorzienbare toekomstige functie binnen de onderneming is voortdurende aandacht voor het kwalificatieniveau van de werknemer van wezenlijk belang.
De verantwoordelijkheid voor het op peil houden van het kwalificatieniveau van de werknemer wordt door werkgever en werknemer gedeeld.
Het vereist van de werkgever het voeren van een opleidingsbeleid dat aan deze voortdurende aandacht vorm geeft en aan de werknemer de noodzakelijke middelen verschaft.
Van de werknemer wordt verlangd dat hij van deze middelen zo goed mogelijk gebruik maakt.
b. i. Het opleidingsbeleid is erop gericht de werknemer toe te rusten en toegerust te houden voor zowel
de huidige als de voorzienbare toekomstige functie, rekening houdend met de capaciteiten van de
werknemer, deze zonodig ontwikkelend, en rekening houdend met de ontwikkelingen zoals voorzien
in de ondernemingsplannen.
ii. De opleidingsbehoefte wordt tenminste eenmaal per jaar geïnventariseerd op basis van:
- ondernemingsplannen en personeelsplanning;
- ontwikkelingen binnen en buiten de onderneming;
- individuele behoeften van werknemers en/of functiecategorieën.
iii. Deze inventarisatie wordt vertaald in een opleidingsplan per onderneming. Inventarisatie en
opleidingsplannen worden in het periodieke overleg met vakverenigingen besproken en
geëvalueerd. Daarbij zal voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden aangegeven welke
aandachtsgebieden (vaktechniek, milieu, veiligheid, veranderingen in de omgeving, sociale
vaardigheden) in welke opleidingen een rol van betekenis hebben gespeeld.
2. Omscholing
Werknemers van wie de functie feitelijk dan wel inhoudelijk vervalt en van wie verwacht kan worden dat zij door omscholing in staat zullen zijn binnen de onderneming een functie te vervullen van hetzelfde niveau als de eerder uitgeoefende functie, zullen, indien de werkgever daar toestemming voor geeft, in staat worden gesteld dergelijke scholing te volgen.
3. Opleiding
Over opleidingen zijn door partijen afspraken gemaakt over kortdurende en langdurige opleidingen op verzoek van de werkgever en over opleidingen om aan instroomeisen te voldoen. De afspraken zijn opgenomen in bijlage VI.
Artikel 23.
Levensfasebudget
Dit artikel geldt met ingang van 1 januari 2014.
1. Per 1 januari 2014 wordt gefaseerd een Levensfasebudget ingevoerd. In Bijlage VII is het reglement
opgenomen.
2. Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de
inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen. In plaats daarvan gelden de
rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De huidige collectieve
arbeidsovereenkomst heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande
collectieve arbeidsovereenkomst(en). Individuele aanspraken die niet uit een eerdere collectieve
arbeidsovereenkomst voortvloeien blijven van kracht.
Artikel 24.
Vakbondscontributie
De fiscale verrekening van de vakbondscontributie wordt geacht integraal onderdeel te zijn van de wijze waarop de werkgever de Werkkostenregeling toepast.
Artikel 25.
Eenmalige uitkering
Werknemers ontvangen in de eerste maand nadat een akkoord over de cao is bereikt een eenmalige bruto uitkering van 0,5% van 13,96 maal het maandinkomen van december 2016.
Bijlagen
Bijlage I
Functiegroepen en -grenzen in punten Orba PM®
groep I 0 - 20
II 20 - 35
III 35 - 50
IV 50 - 65
V 65 - 85
VI 85 - 105
VII 105 - 125
VIII 125 - 145
IX 145 - 165
Functieoverzicht SCA Hygiene Products Gennep
Groep 3
Groep 4
Groep 5 Basisoperator Triumph
Operator Slabben
Beheerder Kantine
Meewerkend voorman Ompakhoek
Groep 6 Operator Waste Reclaim
Allround operator Slabben
Kwaliteitsmedewerker Laboratorium
Groep 7 Allround operator Waste Reclaim
Medewerker Utilities
Groep 8 Resource operator
Technical operator
Onderhoudsmonteur Machine
Onderhoudsmonteur Revisie
Medewerker Technisch magazijn
Kwaliteitsanalist
Medewerker Personeels- en salarisadministratie
Logistiek operator
Groep 9 Process Trouble Shooter
Financieel administratief medewerker
Bijlage II
Salarisschalen
Bijlage III
Protocollen
1. Arbo
In het periodiek overleg zal de werkgever de vakverenigingen over de status van de actieplannen met betrekking tot veiligheid informeren.
2. Beheersregels Arbeidstijdenmanagement (ATM)
Vakverenigingen zullen door de werkgever vooraf over wijzigingen van de beheersregels worden geïnformeerd, zodat de mogelijkheid bestaat af te stemmen met de ondernemingsraad. Indien de beheersregels de werkgever een keuze bieden, zal de werkgever de OR vooraf over de te maken keuze informeren.
Participatiewet
SCA werkt samen met INTOS bij het tewerkstellen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In de cao wordt een participatieschaal opgenomen.
3e WW jaar
In de periode van het afsluiten van de cao vinden via de Stichting van de Arbeid de contacten plaats met een landelijke uitvoerder voor reparatie van de WW/WGA. Partijen wachten de ontwikkelingen af en zodra hierover duidelijkheid bestaat volgt nader overleg, met als doel een landelijke afspraak te maken voor alle SCA Hygiene Productsbedrijven in Nederland.
Verlenging sociaal plan
Het sociaal plan dat in het vorige cao-overleg is verlengd tot 30 juni 2016 zal eenmalig verlengd worden tot 31 december 2018. De tekst van het sociaal plan wordt tegen gelijkblijvende kosten aangepast. De noodzakelijke aanpassingen als gevolg van de nieuwe wetgeving worden in de tekst aangebracht en tussen partijen besproken.
Tekstuele aanpassingen
De tekst van de cao wordt waar nodig aangepast aan de wetswijzigingen, zoals bijv. de Wet werk en zekerheid, de aanpassingen in de Wet arbeid en zorg en de Wet doorwerken na AOW-gerechtigde leeftijd.
Werkdruk
Een werkgroep van werkgever met de OR bespreekt de opzet van de functiestructuur (fase 2), taakverlichting en werkdruk, waarbij de zorgpunten uit de enquete van de vakverenigingen worden meegenomen in de besprekingen van de werkgroep. De vakverenigingen zullen in het periodiek overleg worden geïnformeerd over voortgang en afspraken.
Onderzoek
Tijdens de looptijd van de cao starten partijen een gezamenlijk onderzoek naar de mogelijkheden van modernisering van de arbeidsvoorwaarden en in het bijzonder van de mogelijkheden van gedifferentieerde beloning (wat een positieve druk zal geven op ontwikkelgesprekken, feedback en communicatie) en van beloning van werken in ploegen (ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het belemmerende effect van ploegentoeslag op de doorstroom van werknemers naar dagdienstfuncties).
Bijlage lV
Voorbeeldberekeningen roostertoeslag (artikel 12 lid 1)
Voltijdwerknemer in middagdienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
M8 |
M8 |
M8 |
M8 |
M8 |
- |
- |
M8 = 8-urige middagdienst van 11:00 tot 19:30 (1/2 uur onbetaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 1 week. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
7x 100% 1,5x 140% |
7x 100% 1,5x 140% |
7x 100% 1,5x 140% |
7x 100% 1,5x 140% |
7x 100% 1,5x 140% |
- |
- |
Totaal is dit 4.550,00% over 42,5 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 4.550,00% / 42,5 = 107,06%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 40 uur per week. Er moet dus nog gemiddeld 2 uur per week worden uitgeroosterd. Het inkomen bedraagt 38 / 38 * 107,06% = 107,06%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 7,06% roostertoeslag.
Deeltijdwerknemer (50%) in avonddienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
A4 |
A4 |
A4 |
A4 |
A4 |
- |
- |
A4 = 4-urige avonddienst van 18:00 tot 22:00 (geen pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 1 week. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
4x 140% |
4x 140% |
4x 140% |
4x 140% |
4x 140% |
- |
- |
Totaal is dit 2.800,00% over 20 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 2.800,00% / 20 = 140,00%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 20 uur per week. Er moet dus nog gemiddeld 1 uur per week worden uitgeroosterd. Het inkomen bedraagt 19 / 19 * 140,00% = 140,00%. Dit is dus 100% deeltijdsalaris (50% voltijdsalaris) plus 40,00% roostertoeslag.
Voltijdwerknemer in 2-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
O8 |
O8 |
O8 |
- |
- |
2 |
A8 |
A8 |
A8 |
A8 |
A8 |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 2 weken. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
2 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
- |
- |
Totaal is dit 9.000,00% over 80 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 9.000,00% / 80 = 112,50%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 40 uur per week. Er moet dus nog gemiddeld 2 uur per week worden uitgeroosterd. Het inkomen bedraagt 38 / 38 * 112,50% = 112,50%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 12,50% roostertoeslag.
Voltijdwerknemer in 3-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
O8 |
O8 |
O8 |
- |
- |
2 |
N8 |
N8 |
N8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
3 |
A8 |
A8 |
A8 |
A8 |
A8 |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
N8 = 8-urige nachtdienst van 22:00 tot 06:00 (betaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 3 weken. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
2 |
8x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
3 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
- |
- |
Totaal is dit 14.600,00% over 120 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 14.600,00% / 120 = 121,67%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 40 uur per week. Er moet dus nog gemiddeld 2 uur per week worden uitgeroosterd. Het inkomen bedraagt 38 / 38 * 121,67% = 121,67%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 21,67% roostertoeslag.
Voltijdwerknemer in 4-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
2 |
- |
- |
O8 |
O8 |
A8 |
A8 |
- |
3 |
N8 |
N8 |
- |
- |
O8 |
O8 |
- |
4 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
N8 = 8-urige nachtdienst van 22:00 tot 06:00 (betaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 4 weken. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 210% |
- |
2 |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
4x 100% 4x 140% |
8x 210% |
- |
3 |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
7x 140% 1x 210% |
- |
4 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
- |
Totaal is dit 20.750,00% over 144 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 20.750,00% / 144 = 132,99%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 36 uur per week. Het inkomen bedraagt 36 / 38 * 132,99% = 125,99%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 25,99% roostertoeslag.
Voltijdwerknemer in 5-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
O8 |
- |
- |
A8 |
A8 |
2 |
A8 |
A8 |
- |
- |
N8 |
N8 |
N8 |
3 |
- |
- |
- |
O8 |
O8 |
O8 |
O8 |
4 |
- |
- |
A8 |
A8 |
A8 |
- |
- |
5 |
N8 |
N8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
N8 = 8-urige nachtdienst van 22:00 tot 06:00 (betaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 5 weken. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
8x 210% |
8x 210% |
2 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
- |
- |
8x 140% |
8x 210% |
2x 210% 6x 140% |
3 |
- |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
7x 140% 1x 210% |
8x 210% |
4 |
- |
- |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
- |
- |
5 |
8x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
- |
Totaal is dit 23.770,00% over 168 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 23.770,00% / 168 = 141,49%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 33,6 uur per week. Het inkomen bedraagt 33,6 / 38 * 141,49% = 125,11%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 25,11% roostertoeslag.
Indien in een jaar op alle of een deel van de feestdagen wordt doorgewerkt, kan de feestdagtoeslag die in dat geval geldt worden gemiddeld en als vaste toeslag aan de roostertoeslag worden toegevoegd. Daarbij wordt de volgende formule gebruikt: (aantal feestdagen waarop wordt gewerkt) * 8 (uur) * 200% (feestdagtoeslag) * 0,605% (uurloon als percentage maandsalaris) * 3/5 (aantal ploegen aanwezig op een feestdag). De uitkomst geeft het totaal aan feestdagtoeslag weer op jaarbasis. Door dit te delen door 12 (maanden), ontstaat het percentage feestdagtoeslag dat maandelijks aan de roostertoeslag kan worden toegevoegd.
Voorbeeld: stel er wordt op 5,2 feestdagen doorgewerkt. In dat geval wordt (5,2 * 8 * 200% * 0,605% * 3/5) / 12 = 2,52% feestdagtoeslag per maand aan de roostertoeslag toegevoegd. De totale toeslag bedraagt dan 25,11% + 2,52% = 27,62%.
In plaats van deze methode kan ook op de betreffende feestdagen 200% toeslag worden uitgekeerd aan de werknemers die op dat moment daadwerkelijk op basis van het rooster arbeid verrichten.
Voltijdwerknemer in 7-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
R8 |
R8 |
- |
- |
- |
2 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
- |
3 |
- |
- |
O8 |
O8 |
R8 |
R8 |
R8 |
4 |
- |
- |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
N8 |
5 |
- |
- |
- |
- |
O8 |
O8 |
O8 |
6 |
R8 |
R8 |
- |
- |
A8 |
A8 |
A8 |
7 |
N8 |
N8 |
- |
- |
- |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
N8 = 8-urige nachtdienst van 22:00 tot 06:00 (betaalde pauze)
R8 = 8-urige reservedienst (betaalde pauze)
Er is sprake van een roostercyclus van 7 weken. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
8x 121,7% |
8x 121,7% |
- |
- |
- |
2 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
- |
3 |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
8x 121,7% |
8x 172,1% |
8x 210% |
4 |
- |
- |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 210% |
2x 210% 6x 140% |
5 |
- |
- |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
7x 140% 1x 210% |
8x 210% |
6 |
8x 121,7% |
8x 121,7% |
- |
- |
4x 100% 4x 140% |
8x 210% |
8x 210% |
7 |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
- |
- |
- |
Totaal is dit 31.693,33% over 224 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 31.693,33% / 224 = 141,49%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster is 32 uur per week. Het inkomen bedraagt 32 / 38 * 141,49% = 119,15%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 19,15% roostertoeslag.
Voltijdwerknemer in flexibele 11-ploegendienst
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
O8 |
O8 |
O8 |
- |
A8 |
A8 |
- |
2 |
N8 |
N8 |
- |
- |
O8 |
O8 |
- |
3 |
- |
A8 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
4 |
- |
O8 |
O8 |
O8 |
- |
- |
A8 |
5 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
↑O8↑ |
O8 |
6 |
O8 |
- |
A8 |
A8 |
↓A8↓ |
- |
- |
7 |
- |
- |
O8 |
O8 |
↓O8↓ |
- |
- |
8 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
- |
9 |
O8 |
O8 |
- |
A8 |
A8 |
↑A8↑ |
N8 |
10 |
N8 |
- |
- |
O8 |
O8 |
- |
- |
11 |
A8 |
A8 |
A8 |
N8 |
N8 |
- |
- |
O8 = 8-urige ochtenddienst van 06:00 tot 14:00 (betaalde pauze)
A8 = 8-urige avonddienst van 14:00 tot 22:00 (betaalde pauze)
N8 = 8-urige nachtdienst van 22:00 tot 06:00 (betaalde pauze)
↓..↓ = afschakeldienst
↑..↑ = opschakeldienst
Er is sprake van een roostercyclus van 11 weken met 2 afschakel- en 2 opschakeldiensten. Naar verwachting zal 1/3 deel van het jaar volledig afgeschakeld en 1/3 deel van het jaar volledig opgeschakeld worden. De rest van het jaar wordt niet op- of afgeschakeld. Per dienst zijn de volgende uurwaarden over de diensttijden van toepassing:
Weken |
Ma |
Di |
Wo |
Do |
Vr |
Za |
Zo |
1 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
4x 100% 4x 140% |
8x 210% |
- |
2 |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
7x 140% 1x 210% |
- |
3 |
- |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 210% |
- |
4 |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
8x 210% |
5 |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
7x 140% 1x 210% |
8x 210% |
6 |
1x 140% 7x 100% |
- |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
- |
- |
7 |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
8 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
- |
9 |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 210% |
2x 210% 6x 140% |
10 |
8x 140% |
- |
- |
1x 140% 7x 100% |
1x 140% 7x 100% |
- |
- |
11 |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
4x 100% 4x 140% |
8x 140% |
8x 140% |
- |
- |
Totaal is dit 50.240,00% over 384 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 50.240,00% / 384 = 130,83%. Dit is de waarde die 1/3 deel van het jaar geldt bij opgeschakelde diensten. Wordt er niet opgeschakeld, dan is sprake van een totaal van 47.370,00% over 368 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 47.370,00% / 368 = 128,72%. Bij afgeschakelde diensten is sprake van een totaal van 45.570,00% over 352 aanwezigheidsuren. De gemiddelde uurwaarde bedraagt dan 45.570,00% / 352 = 129,46%. De gemiddelde uurwaarde gedurende het jaar is dan (130,83% + 128,72% +129,46%) / 3 = 129,67%.
Het aantal betaaluren op grond van het rooster met opschakeldiensten is 34,91 uur per week. Zonder opschakeldiensten is het aantal betaaluren in het rooster 33,45 uur per week. Na afschakelen bedraagt het aantal betaaluren in het rooster 32,00 uur per week. Gemiddeld is dat (34,91 + 33,45 + 32,00) / 3 = 33,45 uur per week.
Het inkomen bedraagt 33,45 / 38 * 129,67% = 114,16%. Dit is dus 100% voltijdsalaris plus 14,16% roostertoeslag.
Bijlage V
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid (indien de eerste ziektedag voor 1 januari 2004 is gelegen: artikel 19 oud)
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7: 629 B.W., de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg (zoals deze luidden tot 1 januari 2004) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer het volgende worden verstrekt:
a. Gedurende de wettelijke periode als genoemd in artikel 7: 629 B.W. van maximaal 52 weken eventueel op grond van artikel 7: 629, de leden 11 en 12 B.W. verlengd tot maximaal 104 weken 70% van het maandinkomen (tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon inzake de Coördinatiewet SV), met dien verstande dat de werknemer over deze periode ten minste recht heeft op het voor hem geldende minimumloon.
b. Gedurende de verlengde wachttijd voor de toekenning van een WAO-uitkering of herziening daarvan, van maximaal 52/104 weken, ontvangt de werknemer boven op de wettelijke loondoorbetaling, respectievelijk de wettelijke uitkering een aanvulling tot 100% van het maandinkomen.
c. Na de hiervoor onder b bedoelde wachttijd zal bij volledige arbeidsongeschiktheid de uitkering krachtens de WAO gedurende maximaal 52 weken worden aangevuld tot 100% van het maandinkomen. Voor de berekening van de aanvulling wordt uitgegaan van een ongekorte uitkering.
d. Na de hiervoor onder b bedoelde wachttijd zal de werkgever bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid aan de werknemer die in passende arbeid is tewerk gesteld, gedurende maximaal 52 weken een aanvulling verstrekken op het dan geldende maandinkomen en de uitkering WAO tot 100% van het maandinkomen. Deze aanvulling zal nooit meer bedragen dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid. Daarna geldt het bepaalde in artikel 14 lid 3 onder a van deze cao. Voor de berekening van de aanvulling wordt uitgegaan van een ongekorte uitkering.
e. Na de hiervoor onder b bedoelde wachttijd zal de werkgever bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid aan de werknemer die niet in passende arbeid te werk kan worden gesteld, indien de werknemer een WAO- én een WW-uitkering ontvangt, gedurende maximaal 52 weken op deze uitkeringen een aanvulling verstrekken tot 100% van het maandinkomen. Voor de berekening van de aanvulling wordt uitgegaan van ongekorte uitkeringen. Deze aanvulling zal nooit meer bedragen dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid.
f. Voor de hierboven onder a, b, c, d en e genoemde gevallen geldt dat nooit langer zal worden doorbetaald, respectievelijk aangevuld dan in totaal maximaal 104 weken.
3. Onder maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het maandinkomen, aangevuld met de beloning van afwijkende uren als bedoeld in artikel 13 voor zover het een vaste beloning betreft voor volgens een vast rooster ingedeelde (b.v. geconsigneerde) tijd, dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest.
4. De in lid 2 van dit artikel genoemde loondoorbetaling en de aanvullingen worden beëindigd wanneer de dienstbetrekking met de werknemer eindigt en de aanvullingen worden niet toegekend aan werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.
5. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde
a. loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
i. door opzet arbeidsongeschikt is geworden;
ii. arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing van de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;
iii. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
iv. zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht;
v. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke
voorschriften of maatregelen om passend werk te verrichten;
zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van
aanpak tot reïntegratie.
b. loondoorbetaling en aanvulling op te schorten dan wel de aanvulling te weigeren ten aanzien van de
werknemer die de controlevoorschriften overtreedt, nadat de betrokken werknemer eenmaal na een
eerste overtreding van de controlevoorschriften is gewaarschuwd;
c. aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met
betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is
geworden;
volgens de door de werkgever aangewezen arts misbruik maakt van de voorziening;
iii. weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van UWV.
6. Voor de werknemer die na het bereiken van de 55-jarige leeftijd volledig arbeidsongeschikt wordt, geldt in afwijking van het hierboven in dit artikel gestelde de volgende aanvullende regeling.
a. Na afloop van de in 19.2 aangegeven aanvulling heeft de werknemer recht op een uitkering ter grootte van 10% van het bruto jaarinkomen.
b. Onder bruto jaarinkomen wordt in dit lid verstaan: 13,96 maal het maandinkomen zoals de (ex) werknemer dat had op het moment waarop de arbeidsongeschiktheid een aanvang nam, bestaande uit het maandsalaris eventueel aangevuld met een persoonlijke toeslag en ploegentoeslag.
c. De uitkering gaat in na het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid en duurt voort tot de betrokken werknemer overlijdt dan wel de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
d. Deze regeling wordt ontbonden als wettelijke bepalingen voortzetting onmogelijk maken of belemmeren, dan wel als wijzigingen worden aangebracht in de groep van deelnemers.
e. De kosten die financiering van deze regeling met zich meebrengt zijn voor rekening van de werkgever.
7. Indien de werknemer het niet eens is met de door de arts vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid is hij gerechtigd aan een door hemzelf te kiezen arts een second opinion te vragen.
Bijlage VI
Opleidingsafspraken
|
Kortdurende opleidingen en trainingen op verzoek van de werkgever |
Xxxxxx durende opleidingen en trainingen op verzoek van de werkgever |
Opleidingen om aan de instroomeisen van een functie te voldoen |
Overig |
Tijdsafspraken |
Zoveel mogelijk onder werktijd. Voor lesuren buiten werktijd uitbetaling 100% uurloon (of naar keuze van werknemer tijd voor tijd) |
Om organisatorische redenen (duur van de opleiding, grootte van de groep, extern, etc.) geheel of gedeeltelijk buiten werktijd. Uitbetaling 100% uurloon voor de lesuren buiten werktijd (of naar keuze van werknemer tijd voor tijd). |
Eigen tijd. Wanneer deze opleiding niet buiten werktijd wordt gegeven, wordt voor de lesuren binnen werktijd betaald verlof toegekend |
Studie-reglement SCA Nederland |
Voorbeelden |
Machinetrainingen, Vaardigheden trainingen, Computertrainingen, Heftruckrijden, Veiligheidstrainingen, NEN 3140, BHV-opleidingen, EH-opleidingen, Beheerder Brandmeldinstallatie, Calamiteitenleider
|
VCA, Aandrijf- en onderhoudstechnieken, Pneumatiek & hydrauliek, Electrisch Schakelen, Plannen en Organiseren, Kwaliteitsuitvoering |
NT2, VAPRO, MTS, HTS, HBO P&A |
|
Bijlage VII
Reglement Levensfaseverlof
Dit reglement is een bijlage bij de cao SCA Hygiene Products Gennep B.V. en derhalve alleen van toepassing op de werknemers die vallen onder deze cao.
Algemeen.
Levensfaseverlof (LFV) is een bijzondere vorm van verlof en maakt deel uit van het levensfasebeleid van de werkgever. Het LFV wordt ingevoerd met ingang van 1 januari 2014.
Het LFV maakt het voor de werknemer in alle levensfasen mogelijk om voor een bepaalde periode structureel minder te werken en keuzes te maken in de balans werk-privé / belasting-belastbaarheid.
Bij het LFV past de werkgever de werkzaamheden zodanig aan en/of breidt de vaste bezetting (formatie) zodanig uit, dat dit verlof praktisch uitvoerbaar is en niet leidt tot een verhoogde inzet van uitzendkrachten.
Het levensfasebeleid van de werkgever is bedoeld om werknemers hun hele werkende leven vitaal, gemotiveerd en inzetbaar te houden. De werkgever en de werknemer hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Levensfasebeleid betreft de hele loopbaan en geldt dus voor alle generaties.
Het LFV wordt gefinancierd uit het levensfasebudget (LFB), waarin met ingang van 1 januari 2029 jaarlijks door de werkgever 42,8 verlofuren worden gestort. Met ingang van 1 januari 2014 is sprake van stapsgewijze invoering van het LFB per leeftijdsgroep, zie hiervoor de bijgesloten tabel.
Per de datum van invoering van het LFB voor de betreffende werknemer, kunnen door de werknemer bovenwettelijke vakantie-uren in het LFB worden gestort en eenmalig het saldo vakantie-uren per
31 december van het voorafgaande jaar.LFV is uitdrukkelijk niet bedoeld voor vervroegd pensioen en uitdrukkelijk niet voor verlenging of vervanging van de reguliere verlofperiodes/vakanties.
Artikel 1. Opbouw Levensfasebudget.
Met ingang van 1 januari van het jaar waarin de werknemer een LFB wordt toegekend, geldt het volgende:
Jaarlijks wordt in januari, individueel en op voorschotbasis aan de werknemer een LFB toegekend.
De werknemer heeft elk jaar de mogelijkheid om bovenwettelijke vakantie-uren in het LFB te storten.
De werknemer heeft daarnaast eenmalig de keuze zijn vakantiesaldo per 31 december van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar waarin de werknemer een LFB wordt toegekend, geheel of gedeeltelijk, te storten in het LFB.
Voor het LFB geldt geen verval- of verjaringstermijn.
De individuele rechten worden apart geregistreerd.
De omvang van het jaarlijkse LFB is neergelegd in bijgaande tabel. Deze tabel is van toepassing op de werknemers die vóór 1 januari 2014 en op 1 januari 2014 in dienst zijn. Met leeftijd wordt de leeftijd bedoeld die de werknemer op 1 januari 2014 heeft bereikt. Dit bepaalt de opbouw van de uren voor de rest van de loopbaan bij werkgever (zie tabel in deze bijlage).
Voor nieuwe werknemers (indiensttredingsdatum op of na 1 januari 2014) geldt een LFB met ingang van 1 januari 2029 van 42,8 uur per jaar. Tot deze datum ontvangen zij alleen de wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren (geen LFB , leeftijdsdagen of kwartaaluren).
Bij de opname van verlof gaat de LFB-opbouw door.
Bij opname van onbetaald verlof langer dan 1 maand (inclusief ouderschapsverlof en levensloop), bij wijziging van de deeltijdfactor of het toekennen van een WIA-percentage of vrijstelling van werkzaamheden in verband met aangezegd ontslag, wordt de LFB-opbouw naar rato aangepast met ingang van de datum van wijziging.
Bij uitdiensttreding of overlijden wordt het LFB uitbetaald op basis van uurloon en vakantietoeslag, 13e maand, ploegentoeslag en andere vaste persoonlijke toeslagen.
Artikel 2. Opname Levensfasebudget voor maatwerkoplossingen
De werknemer kan het LFV opnemen voor maatwerkoplossingen die bijdragen aan de duurzame inzetbaarheid van de werknemer.
Het LFV dient tijdig, te weten voor 1 juli van het voorafgaande jaar, te worden aangevraagd, zodat de werkgever voldoende tijd heeft om de werkzaamheden en/of de vaste bezetting (formatie) aan dit verlof aan te passen.
Maatwerkoplossingen zijn:
Tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur (Flexibel Minder Werken);
Lange vakantieperiode (4 weken of meer) naast de reguliere vakantie;
(Aanvullend) zorgverlof;
Maximaal 50% reductie van de werktijd in de jaren voorafgaand aan de pensionering van de werknemer;
Extra vakantie van minimaal een week in voor- en najaar (extra vakantie, dus geen combinatie met opname van verlofdagen)
Overige verlofdoelen waarover tussen werkgever en werknemer overeenstemming bestaat en die bijdragen aan de duurzame inzetbaarheid van de werknemer.
Voor de onder 3b en 3e genoemde maatwerkoplossingen geldt, dat de precieze data van deze LFV-vakantie(s) jaarlijks in overleg met de leidinggevende worden ingepland, waarbij enerzijds de voorkeuren van de werknemer en anderzijds het waarborgen van een verantwoorde bezetting leidend zijn.
Bij aangeven door de werknemer van zijn/haar voorkeurdata voor aanvang van het betreffende kalenderjaar maken leidinggevende en werknemer de exacte data-afspraken in de maand nadat de reguliere vakantieplanning rond is.
Bij aangeven door de werknemer van zijn/haar voorkeurdata na aanvang van het betreffende kalenderjaar maken de leidinggevende en werknemer de data-afspraken minimaal 4 weken voor de betreffende week/weken.
Uiterlijk vijf jaar voor de AOW gerechtigde leeftijd maken de werknemer en de leidinggevende afspraken over hoe het resterende saldo LFB wordt ingezet. Deze afspraken worden jaarlijks geëvalueerd. Het LFB moet volledig zijn opgenomen als de werknemer met pensioen gaat.
Opname van het LFB gebeurt in overleg tussen werkgever en werknemer en wordt door de werknemer schriftelijk aangevraagd. De beslissing wordt door de werkgever schriftelijk bevestigd.
Het LFB kan niet worden meegenomen naar een andere werkgever. Bij uitdiensttreding wordt het actuele saldo uitbetaald.
Artikel 3. Overige bepalingen.
Jaarlijks wordt aan de werknemer via de tijdregistratie-urenlijsten en/of de tijdregistratie-klok een actueel LFB overzicht verstrekt.
Bijkopen van uren voor het LFB vanuit de vakantietoeslag en/of dertiende maand is mogelijk tot een maximum van 70% van de vakantietoeslag en 70% van de dertiende maand, met dien verstande dat:
de uurloonwaarde gelijk is aan 0,61% van het inkomen over een maand (maandsalaris, ploegentoeslag, andere vaste persoonlijke toeslagen, reservering vakantiegeld en reservering eindejaarsuitkering).
de bijgekochte uren in het betreffende jaar via een maatwerkoplossing moeten worden opgenomen.
bijgekochte uren die aan het eind van het kalenderjaar niet via een maatwerkoplossing zijn opgenomen, na afloop van het betreffende kalenderjaar aan de werknemer worden uitbetaald tegen de waarde waarvoor ze zijn gekocht.
Het maximaal op te bouwen LFB saldo voor een werknemer met een voltijd dienstverband is 2000 uren minus het actuele saldo vakantie-uren en tijd-voor-tijd uren (in verband met fiscale regelingen).
Voor deeltijders geldt een maximum naar rato van de periode en omvang van het deeltijddienstverband.Bij opname van het LFB wordt de opbouw van pensioen ongewijzigd voortgezet.
Het is niet mogelijk een LFB saldo van een vorige werkgever in te brengen.
Tabel levensfaseverlof
Tabel levensfaseverlof (vervolg)
1 Koninklijke Nederlandse Maatschappij der Geneeskunst