Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.08 d.d. 11 maart 2020 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. I.M. Bilderbeek en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 22 juli 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 30 juli 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 6 augustus 2019;
- reactie deelnemer d.d. 22 augustus 2019;
- reactie betrokkene d.d. 15 september 2019.
- nagezonden schrijven deelnemer d.d. 21 januari 2020;
- reactie betrokkene d.d. 28 januari 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 24 februari 2020 te Amsterdam.
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht.
Op 15 oktober 2008 heeft de ex-vriendin van betrokkene een laptop aangeschaft op naam van betrokkene. Het krediet zou in 24 maanden worden voldaan. Xxxxxxxxxx liet te goeder trouw zijn financiën aan haar over. In december 2012 gingen zij uit elkaar. Betrokkene wil met zijn huidige vriendin een huis kopen en toen bleek van de BKR-registratie. Xxxxxxxxxx nam direct contact op met de deelnemer. Betrokkene heeft een betaalafspraak gemaakt voor de vordering ad EUR 1.835,84 en deze direct voldaan. Xxxxxxxxxx wist niet van de registratie. Hij heeft nooit een vooraankondiging voor registratie van de achterstandsmelding (A) gekregen en is daardoor niet in de gelegenheid gesteld de registratie te voorkomen. Ook op het nieuwe woonadres in 2012 heeft hij geen
correspondentie ontvangen. Betrokkene ziet niet het belang in van deze registratie. Zijn huidige financiële situatie is gezond en zijn inkomen stabiel. Hij wil stappen zetten voor de toekomst.
2.2. De betrokkene betwist gewaarschuwd te zijn door [deelnemer]. Hij heeft geen bericht ontvangen over de achterstand. Als de deelnemer een aangetekende brief had gestuurd, had betrokkene direct gereageerd zoals hij heeft gedaan toen hij op 6 mei 2019 een inzageverzoek had gedaan. De coderingen zijn uit 2012. Het aanvragen van een hypotheek blijkt na oriënterende gesprekken een groot obstakel door de coderingen. Xxxxxxxxxx heeft elf jaar over het terugbetalen gedaan omdat hij niet van de schuld af wist. Toen hij het wist heeft hij direct betaald. Daaruit blijkt dat sprake was van een eenmalig incident, er zijn geen andere schulden of coderingen.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt.
De deelnemer stelt dat betrokkene meermaals is gewaarschuwd voor de achterstand. Zij stuurt kopieën van brieven waaronder de vooraankondiging en opeising. Betrokkene wil een woning kopen om zijn maandelijkse lasten te verlagen. Betrokkene heeft het aangevoerde belang niet onderbouwd. Er is geen sprake van een acute noodsituatie. Hij legt geen afgewezen financieringsaanvragen over. Betrokkene heeft er ruim elf jaar over gedaan om de schuld af te betalen. Betrokkene is de overeenkomst bewust aangegaan en verantwoordelijk voor zijn eigen financiële administratie.
3.2. Op de reactie van de betrokkene reageert de deelnemer, dat zowel vanuit [X] als vanuit [deelnemer] meerdere pogingen zijn ondernomen om in contact te komen met de betrokkene. De deelnemer heeft dit aangetoond met haar schrijven van 22 augustus 2019. Xxxxxxxxxx heeft op geen enkele manier aangetoond dat hij de brieven niet heeft of kon hebben ontvangen. Xxxxxxxxxx heeft pas betaald op het moment dat de BKR-registratie in het geding kwam. Er is aantoonbaar contact geweest tussen betrokkene en [X]. Xxxxxxxxxx wist van de schuld af. De deelnemer legt gespreksnotities over. Betrokkene heeft de wens een hypotheek af te sluiten. Er is geen sprake van een acute noodsituatie of disproportionaliteit. De klacht is ongegrond.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer **********28191. Het bedrag is EUR 1.300.
De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 19 september 2012 en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 12 oktober 2012. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 29 mei 2019.
4.2. De betrokkene betwist niet de technische juistheid van de registratie, maar doet een beroep op disproportionaliteit.
4.3. De door de betrokkene gestelde bijzondere omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.5. De betrokkene heeft de wens een hypotheek af te sluiten om met zijn vriendin een huis te kopen. Hoewel betrokkene geen afgewezen hypotheekaanvragen heeft overgelegd, gaat de Commissie ervan uit dat de betrokkene hiermee voldoende belang heeft gesteld bij schrapping van de registratie.
4.6. Betrokkene heeft financiële problemen gekend, mede veroorzaakt door een ex-vriendin. Bij elkaar heeft dat geleid tot een schuldenpositie van ongeveer EUR 12.000, die betrokkene in 2016
met behulp van een maatschappelijk werker heeft terugbetaald. Op zichzelf is dat een positieve omstandigheid omdat betrokkene er ook voor had kunnen opteren om wettelijke schuldsanering aan te vragen, die – indien toegestaan – ertoe had geleid dat betrokkene in 2015 een schone lei zou hebben gehad, waardoor de aangevochten registratie thans door schoning al uit het CKI zou zijn geschrapt, echter met achterlating van deels onbetaalde schulden. Xxxxxxxxxx heeft nu alle schulden geheel terugbetaald en dat is positief. Hoewel de betrokkene met de beschuldigende vinger de ex- vriendin aanwijst als verantwoordelijk voor het ontstaan van de schulden, had betrokkene daarin zonder meer een eigen verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor het afsluiten van het onderhavige contract waarvan de betrokkene de registratie aanvecht. Dat contract stond op zijn naam en kennelijk heeft hij toegestaan dat zijn ex-vriendin op zijn naam bestellingen deed. Dat maakt hem niet minder verantwoordelijk voor de terugbetaling van de daaruit ontstane schuld. Het kan wel een factor zijn, zoals ook nu, die een rol speelt bij de belangenafweging. De Commissie acht aannemelijk dat betrokkene in 2016 feitelijk niet op de hoogte was van de onderhavige schuld en de negatieve registratie van de A die al in september 2012 was geplaatst, omdat die schuld dan vrijwel zeker zou zijn meegenomen in de afbetaling van de schulden die betrokkene op dat moment had. De Commissie heeft geen reden daaraan te twijfelen. Aannemelijk is daarom dat betrokkene de onderhavige schuld zonder opzet buiten de betalingsregelingen die hij tot 2016 heeft getroffen heeft gelaten. Dat is verwijtbaar, maar niet zodanig dat het in het kader van de belangafweging een doorslaggevende rol speelt. Niet is gebleken dat er persoonlijke contacten zijn geweest tussen de deelnemer (of diens rechtsvoorganger) en betrokkene waarin hij sedert het ontstaan van de problemen in 2012 is gewezen op de betalingsachterstand. De in de gespreksnotities van de deelnemer genoteerde contactmomenten kunnen evenzeer met de ex-vriendin van betrokkene zijn geweest. Nergens wordt gerefereerd aan een contactmoment dat onmiskenbaar met betrokkene was.
4.7. Toen betrokkene kennis kreeg van de registratie en de onderliggende schuld heeft betrokkene deze met gepaste spoed betaald, waardoor er een werkelijke einddatum is geregistreerd per 29 mei 2019. De huidige financiële situatie van betrokkene is al een aantal jaar gezond te noemen. De negatieve registratie van de A en de 2 is vanaf 2012 en dus al zeven jaar zichtbaar in het CKI waardoor potentiële kredietverstrekkers al geruime tijd hebben kunnen kennisnemen van de betalingshistorie van betrokkene. Alles overziende is de Commissie van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de betrokkene.
De registratie van de A en code 2 dienen uit het CKI te worden geschrapt.
5. De beslissing
De Commissie verklaart de klacht van de betrokkene gegrond. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en code 2 op het doorlopend krediet met contractnummer **********28191 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.