OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VENEZUELA INZAKE DE, WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING
VAN INVESTERINGEN
OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VENEZUELA INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING
VAN INVESTERINGEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,
handelend mede in de naam van
DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
krachtens bestaande overeenkomsten, de Regering van het Vlaamse Gewest, de Regering van het Waalse Gewest
en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds
EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VENEZUELA, anderzijds
(hierna te noemen de “Overeenkomstsluitende Partijen”)
VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door gunstige voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van investeringen door de investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;
OVERWEGENDE de gunstige invloed die een dergelijke Overeenkomst kan uitoefenen ter verbetering van de zakencontacten en ter versterking van het vertrouwen op het gebied van investeringen,
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
1. De term “investeerder” betekent:
a) de “onderdanen”, m.a.w. elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Venezuela
beschouwd wordt als een onderdaan van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Venezuela;
b) de “vennootschappen”, m.a.w. elk rechtspersoon die wordt opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Venezuela en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Venezuela, alsmede elke rechtspersoon die daadwerkelijk onder toezicht staat van een in alinea 1, a en b) bedoelde investeerder;
die een investering hebben gedaan op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
2. De term “investeringen” betekent, gelijk welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, in natura of in diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd door een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij, op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in welke economische sector ook.
Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden namelijk, maar niet uitsluitend:
roerende en onroerende goederen evenals alle andere zakelijke rechten als hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;
b) aandelen, winstbewijzen en elke andere vorm van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;
c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde, die verband houden‘met een investering;
d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische procédés, handelsnamen en handelsfondsen;
e) krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst verleende concessies, met inbegrip van concessies voor de prospectie, de teelt, de ontginning of de winning van natuurlijke rijkdommen.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin activa en kapitalen zijn geïnvesteerd of geherinvesteerd brengen hun omschrijving als “investering” als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang.
3. De term “inkomsten” betekent, de bedragen welke voortvloeien uit een investering en met name doch niet uitsluitend, winsten, interesten, kapitaalaangroei, dividenden, royalty’s of vergoedingen.
4. De term “grondgebied” slaat op, het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Venezuela evenals de maritieme gebieden,
d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staten uitstrekken en waarin deze overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
Bevordering van de investeringen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij vergemakkelijkt met name het sluiten en uitvoeren van licentiecontracten en van overeenkomsten tot commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met de investeringen.
ARTIKEL 3
Bescherming van de investeringen
1. Alle, rechtstreekse of onrechtstreekse, investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling, overeenkomstig het internationaal recht.
2. Onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming, met uitsluiting van elke willekeurige of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren.
3. Wat de in deze Overeenkomst behandelde aangelegenheden betreft, genieten de investeerders van eik der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke deze Partij aan haar eigen investeerders dan wel aan de investeerders van de meest begunstigde natie verleent.
4. Deze behandeling en bescherming strekken zich echter niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere soortgelijke vorm van regionale economische organisatie.
ARTIKEL 4
Eigendomsberovende of -beperkende maatregelen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen noch enige andere maatregel die rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen, tenzij de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a) de maatregelen worden genomen om redenen van openbaar nut of nationale veiligheid;
b) de maatregelen worden genomen volgens wettelijke procedures;
c) ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis inzake de behandeling van een investering;
d) ze gaan vergezeld van regelingen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.
2. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop deze maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt.
De schadeloosstelling wordt betaald in vrij omwisselbare munt. Ze wordt zonder onnodige vertraging uitgekeerd en dient vrij te kunnen worden overgemaakt. Ze levert interest op tegen het normale handelstarief, vanaf de datum van vaststelling tot de datum van uitbetaling.
3. De investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij waarvan de investeringen schade zouden hebben geleden naar aanleiding van een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege deze laatste een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan zijn eigen investeerders of aan de investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend wat de teruggaven, vergoedingen, compensaties en andere schadeloosstellingen betreft.
ARTIKEL 5
Overmakingen
Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrij overmaking, van en naar haar grondgebied, van alle betalingen in verband met een investering, en namelijk van:
de bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;
b) de bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty’s en andere betalingen vootvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke
rechten, alsmede de bezoldiging van het personeel dat de nationaliteit heeft van de investeerder en door hem is in dienst genomen om als directeur, bestuurder of technicus diensten te verlenen die rechtstreeks verband houden met een investering;
c) de inkomsten uit investeringen;
d) de opbrengst van een gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, inclusief meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;
e) de ingevolge artikel 4 betaalde schadeloosstellingen;
2. Het geld wordt overgemaakt in vrij omwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelatingen die vereist zijn om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.
ARTIKEL 6
Subrogatie
1. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen of een van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg tegen niet-commerciële risico’s, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de Overeenkomstsluitende Partij of de openbare instelling in de rechten en vorderingen van de investeerders is getreden. Hierbij wordt geen afbreuk gedaan aan het door de handelswetgeving erkende recht op subrogatie in geval van verzekeringen tegen commerciële risico’s.
2. Met betrekking tot de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op die laatsten rusten.
ARTIKEL 7
Toepasbare regels
Als een kwestie in verband met investeringen niet alleen door deze Overeenkomst maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij wordt geregeld, of nog door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of zullen worden, kunnen de
investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen welke voor hen het gunstigst zijn.
ARTIKEL 8
Bijzondere overeenkomsten
1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen een der Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij, zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij komt te allen tijde de verbintenissen na met betrekking tot de behandeling van investeringen welke zij ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.
ARTIKEL 9
Regeling van investeringsgeschillen
1. Van elk geschil tussen de investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij dat betrekking heeft op de toepassing van deze Overeenkomst, wordt schriftelijk kennis gegeven. De kennisgeving gaat vergezeld van een naar behoren door de investeerder toegelicht memorandum.
De partijen dienen er in de mate van het mogelijke naar te streven het geschil in der minne te regelen door onderhandeling en daarbij, indien nodig, deskundig advies in te winnen van een derde of nog door bemiddeling.
2. Wanneer het geschil niet binnen zes maanden na de kennisgeving in der minne kan worden geregeld, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Deze keuze kan niet meer worden gewijzigd.
Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft te dien einde haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen.
3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil voorgelegd aan het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht door het te Washington op 18 maart 1965 voor ondertekening opengestelde “Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten”.
Indien het niet mogelijk is het geschil aan het I.C.S.I.D. voor te leggen, kan de investeerder zich wenden tot een ad-hoc arbitragehof dat wordt samengesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL).
4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat ‘de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.
5. Het arbitragehof doet uitspraak op grond van het nationaal recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en de investering op haar grondgebied heeft, met inbegrip van de regels inzake conflicten tussen wetgevingen, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de eventueel gesloten bijzondere overeenkomst met betrekking tot de behandeling van de investering, en de beginselen van het internationaal recht.
6. Het arbitragehof doet enkel uitspraak over de punten die antwoord geven op de vraag of de betrokken Overeenkomstsluitende Partij heeft verzuimd haar verplichtingen krachtens deze Overeenkomst na te komen en of de investeerder hierdoor schade heeft geleden. Het bepaalt ook het bedrag van de schadeloosstelling die deze Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerder dient te betalen.
7. De arbitragevonnissen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil. Xxxx
Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe er uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 10
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst
1. Elk geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.
2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen; deze komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet binnen een tijdvak van zes maanden kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een arbitrageprocedure die voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze verloopt:
Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun benoeming, kiezen de twee scheidsmannen in onderlinge overeenstemming een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het college van scheidsmannen.
Wanneer de voorgeschreven termijnen niet werden nageleefd, kan een van de Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de niet aangewezen scheidsman of scheidsmannen te benoemen.
Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft, dan wel om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming te verrichten. Indien de Ondervoorzitter van het Gerechtshof onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen, dan wel om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is en dat geen onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen, verzocht de benoeming te verrichten.
4. Het aldus samengestelde college bepaalt zijn eigen procedureregels en doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. De uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
5. Iedere Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de scheidsman die zij heeft benoemd. De kosten voortvloeiend uit de benoeming van de derde scheidsman en de werkingskosten van het college worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
ARTIKEL 11
Vorige investeringen
Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de investeringen die vóór de inwerkingtreding ervan, werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig haar wetten en voorschriften. De Overeenkomst geldt niet voor vorderingen of betwistingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding.
ARTIKEL 12
Inwerkingtreding en duur
1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.
Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar
Tenzij een der Overeenkomstsluitende Partijen de Overeenkomst ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van tien jaar. -Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt het recht ze bij kennisgeving ten minste zes maanden voor het einde van een lopende geldigheidstermijn op te zeggen.
2. De investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst zijn gedaan, vallen nog gedurende tien jaar, te rekenen vanaf dat tijdstip, onder de toepassing van deze Overeenkomst.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel, op 17 maart 1998 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk rechtsgeldig. In geval van verschil in uitlegging wordt rekening gehouden met het feit dat de onderhandelingen in het Frans werden gevoerd.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE VOOR DE REGERING VAN DE ECONOMISCHE UNIE : REPUBLIEK VENEZUELA :