STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 16495
18 juni
2024
Handelsvaart 2024 Verbindendverklaring cao-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 2024 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Xxxxxxxx International mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH); Partij ter andere zijde: Nautilus International.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V en VI is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Handelsvaart: De vaart met zeeschepen in de handelsvaart onder Nederlandse vlag, niet zijnde:
– vissersschepen;
– schepen in openbare dienst;
– binnenschepen;
– oorlogsschepen en marinehulpschepen;
– schepen speciaal ontworpen voor het opnemen of dumpen van zand, klei en of stenen en daarbij betrokken hulpschepen;
– reddingsvaartuigen;
– zeesleepboten;
– pleziervaartuigen en commercieel geëxploiteerde jachten;
– speciaal ontworpen schepen die worden ingezet ten behoeve van de exploratie en of exploitatie van olie- en gasvelden;
– speciaal ontworpen schepen die worden ingezet ten behoeve van de bouw en of onderhoud van windmolens op zee;
– passagiersschepen.
2. Werkgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die werknemers in dienst heeft die dienstdoen op een zeeschip in de Handelsvaart. Onder het begrip ‘Werkgever’ wordt derhalve tevens begrepen iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het tegen vergoeding (direct of indirect) ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze derde gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid aan boord van een zeeschip in de Handelsvaart.
3. Werknemer: Iedere zeevarende die krachtens een dienstverband met een Werkgever werkzaam is op een zeeschip in de Handelsvaart.
4. Inlener: Iedere derde als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
Artikel 2 Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op de zeearbeidsovereenkomsten tussen Werkgevers en Werknemers in de Handelsvaart.
Artikel 3 Loon- en arbeidsvoorwaarden
1. Voor Werknemers, niet behorende tot categorieën werknemers ten aanzien van wie loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn als weergegeven in lid 2, gelden de loon- en arbeidsvoor- waarden gelijk omschreven in het reglement en in de stukken die onlosmakelijk deel uitmaken van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft het karakter van een minimumregeling.
2. Voor Werknemers woonachtig in de Filippijnen, Indonesië, Oekraïne gelden de loon- en arbeids- voorwaarden zoals overeengekomen tussen de in het woonland gevestigde, bonafide vakorganisa- tie en Nautilus (of ingeval van ontstentenis van een dergelijke bonafide vakorganisatie, alleen Nautilus) enerzijds en VWH of de individuele werkgever anderzijds. De loon- en arbeidsvoorwaar- den moeten ten minste voldoen aan de internationale conventies, aanbevelingen en afspraken.
Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever
1. Werkgevers zijn gehouden met Werknemers als bedoeld in artikel 3 lid 1 arbeidsovereenkomsten aan te gaan met daarin de in artikel 3 lid 1 bedoelde loon- en arbeidsvoorwaarden.
2. Werkgevers zijn gehouden de loon- en arbeidsvoorwaarden als bedoeld in artikel 3 lid 2 na te leven jegens de Werknemers als bedoeld in genoemd artikellid.
3. Werkgevers zijn gehouden de tussen hen en de in artikel 3, lid 2 bedoelde Werknemers geldende
c.q. getroffen collectieve regelingen terstond ter kennis te brengen aan een door Partijen te benoemen paritair orgaan. Bij bestaande formeel vastgelegde regelingen kan worden volstaan met het melden daarvan; bedrijfseigen regelingen dienen te worden overgelegd. Bij een en ander wordt tevens aangegeven welke juridische status bedoelde regeling(en) heeft (hebben) en wordt daarnaast opgave gedaan van het aantal en de functies van de Werknemers. Van elke wijziging in de regeling(en) en of samenstelling van de desbetreffende groep(en) Werknemers dienen Werkgevers terstond het paritair orgaan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 5 Verplichtingen van de inlener
De Inlener is verplicht schriftelijk met een Werkgever overeen te komen dat deze Werkgever, die arbeidskrachten ter beschikking stelt op de voet van artikel 1 lid 2, tweede zin, arbeidsvoorwaarden hanteert die in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 3 van deze collectieve arbeidsover- eenkomst. Ingeval de Xxxxxxx te dien aanzien in gebreke blijft, is de Inlener aansprakelijk voor de schade die de betrokken zeevarende daardoor lijdt. Voornoemde aansprakelijkheid laat onverlet het recht van de Inlener om deze schade vervolgens weer op de Werkgever te verhalen.
Artikel 7 Werkgelegenheid
Teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen zullen Werkgevers alle vacatures kenbaar maken aan het UWV.
REGLEMENT GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART
A. Definities
Artikel 1
1. Onder ‘Zeevarenden of werknemers’ worden in dit reglement verstaan: kapiteins, de in lid 2 bedoelde scheepsofficieren en de in lid 3 bedoelde scheepsgezellen.
2. Onder ‘Scheepsofficieren’, hierna te noemen officieren, wordt in dit reglement verstaan: stuurlie- den en werktuigkundigen.
3. Onder ‘Scheepsgezellen’, hierna te noemen gezellen, wordt in dit reglement verstaan: alle Zeevarenden beneden de rang van officier.
4. Onder ‘Zondagen’ worden mede begrepen de feestdagen, t.w. Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, de Kerstdagen en de Nationale feestdag voor zover door de rijksoverheid, respectievelijk het georganiseerde bedrijfsleven, wordt geadviseerd in Nederland vrijaf te geven.
5. Onder ‘Maandgage’ wordt verstaan: de in artikel 3 bedoelde gage, vermeerderd met de eventuele
verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen.
6. Onder ‘Daggage’ wordt verstaan: 1/365 x 12 x de maandgage.
7. Onder ‘Uurverdienste’ wordt verstaan: 1/204 x de maandgage.
8. Onder ‘Etmaal’ wordt verstaan: een periode van middernacht tot de volgende midder-nacht.
9. Onder ‘Havenwacht’ wordt verstaan: het op aanwijzing in de haven of op de rede – boven de normale arbeidsduur en boven het eventueel verrichten van overwerk – aan boord ter beschikking zijn, waarbij geen werkzaamheden behoeven te worden verricht, anders dan tot het controleren en het zo nodig treffen van voorzieningen voor de veiligheid van opvarenden, schip en/of lading.
10. Onder ‘VWH’ wordt verstaan: de werkgeversorganisatie Vereniging Werkgevers in de Handelsvaart (VWH) die partij is bij de overeengekomen Mantel-CAO.
11. Onder ‘Nautilus’ wordt verstaan: de werknemersorganisatie Nautilus International (Nautilus) die partij is bij de overeengekomen Mantel-CAO.
12. Onder ‘Mantel-CAO’ wordt verstaan: de Collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart zoals overeengekomen tussen VWH en Nautilus.
13. Onder ‘Reglement’ wordt verstaan: het Reglement voor Zeevarenden dienstdoende aan boord van schepen in de Handelsvaart.
B. Loonvoorwaarden
Artikel 2
INDELING IN LOONGROEPEN
De functies van de zeevarenden zijn als volgt in loongroepen ingedeeld:
Loon- groep | Functie |
I | vakantiewerker |
II | aankomend matroos, aankomend matroos zonder diploma, 1) matroos/motordrijver |
III | voorman matroos; matroos-pompman; gediplomeerd matroos; kok; motorman; aankomend matroos met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd 1); gezel MK met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd; scheepstechnicus 3) |
A | 2e stm 0–4.000 GT; scheepstechnicus 3) |
3e stm 0–9.000 GT | |
B | 4e wtk > 9.000 GT |
3e stm > 9.000 GT | |
2e stm 4.000–6.000 GT | |
C | 3e wtk 0–9.000 GT |
2e wtk 0–2.000 GT | |
2e stm 6.000–9.000 GT | |
D | 3e wtk > 9.000 GT |
2e stm > 9.000 GT | |
1e stm 0–1.000 GT | |
E | 2e wtk 2.000–4.000 GT |
F | 1e stm 1.000–2.000 GT |
G | 2e wtk 4.000–6.000 GT |
H | 1e stm 2.000–4.000 GT |
I | 1e stm 4.000–6.000 GT |
J | 1e wtk 0–2.000 GT |
K | 2e wtk 6.000–9.000 GT |
1e wtk 2.000–4.000 GT | |
kapitein 0–2.000 GT | |
L | 1e wtk 4.000–6.000 GT |
2e wtk 9.000–18.000 GT | |
1e stm 6.000–9.000 GT | |
kapitein 2.000–4.000 GT |
Loon- groep | Functie |
M | 2e wtk >18.000 GT |
1e stm 9.000–18.000 GT | |
kapitein 4.000–6000 GT | |
N | 1e wtk 6.000–9.000 GT |
1e stm >18.000 GT | |
O | 1e wtk 9.000–18.000 GT |
kapitein 6.000–9.000 GT | |
P | 1e wtk >18.000 GT |
kapitein 9.000–18.000 GT | |
Q | kapitein >18.000 GT |
De werknemers dienstdoende in een geïntegreerde dan wel een dubbele functie worden ingeschaald in de hoogste functieschaal van de in hun discipline verenigde gekende (conventionele) functie.
NB:
1) Na uiterlijk drie dienstjaren dient de aankomend matroos tot matroos te worden bevorderd.
2) Onder gediplomeerd aankomend matroos of gezel MK wordt verstaan; de aankomend matroos in het bezit van een diploma LZS; dan wel hoger zeevaart gerichte diploma’s;
de gezel MK in het bezit van het diploma VMBO afdeling metaal, dan wel hogere zeevaart gerichte diploma’s.
3) De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan loongroep III + 4 anciënniteiten. Voor elk volgend dienstjaar bestaat aanspraak op een anciënniteitsverhoging. Na het bereiken van de 10e anciënniteit in loongroep III volgt indeling in loongroep A. De opbouw in loongroep A is gemaxi- meerd op 6 anciënniteiten.
4) Het werkingsgebied van de CAO is per 1 april 2014 uitgebreid met schepen groter dan 9000 GT. De bestaande afspraken per 1 april 2014 over gages en overige emolumenten met betrekking tot zeevarenden die dienstdoen op schepen groter dan 9000 GT tussen Nautilus en individuele leden van de VWH blijven in stand. Ook de bestaande afspraken tussen werkgevers en individuele zeevarenden blijven in stand.
Artikel 3 GAGES
1. De gage van de in een loongroep ingedeelde zeevarende wordt vastgesteld aan de hand van de hierna volgende gagetabellen, rekening houdende met het bepaalde in de artikelen 4 en 6.
De gageverhoging van 6,5% per 1 januari 2024 is verwerkt in de onderstaande tabel.
MINIMUM MAANDGAGE KOOPVAARDIJ
2. Het minimum maandgage koopvaardij is gelijk aan het wettelijk minimum (jeugd)loon.
WERKERVARINGSPLAATSEN
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 geldt voor werknemers met minder dan 1 jaar koopvaardij-ervaring en (nog) niet in het bezit van een zeevaartdiploma de minimum maandgage koopvaardij voor maximaal 1 jaar, mits het dienstverband is aangegaan met de bedoeling dat betrokkene doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij. De werknemer die na een jaar niet doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij, zal worden beloond overeen- komstig de gageschaal van de functie die hij vervult.
BEREKENING VAN DE GAGE
4. Bij de uitbetaling wordt het gage berekend door het product te bepalen van het aantal dagen waarover gage verschuldigd is en de daggage.
Artikel 4 DIENSTTIJDVERHOGINGEN
1. Aan de zeevarende wordt bij indiensttreding, in de voor hem geldende gagetabel, dienst- tijdverhogingen toegekend op basis van het aantal jaren dat in dezelfde rang/functie in de handelsvaart is dienst gedaan.
2. Voor de gezel met diensttijd als matroos binnenvaart wordt de helft van de als zodanig verkregen diensttijd meegeteld voor het aantal diensttijdverhogingen. Dit met een maximum van 5 jaren.
3. Voor gezellen wordt ter bepaling van het aantal diensttijdverhogingen, de diensttijd op buiten- landse schepen behaald gelijkgesteld aan die, welke is behaald op Nederlandse schepen.
4. Na indiensttreding wordt vervolgens na ieder jaar diensttijd in dezelfde rang/functie aan de zeevarende een volgende diensttijdverhoging toegekend.
5. Bij onderbreking van de dienst met toestemming van de werkgever worden de diensttijden bij dezelfde werkgever voor en onmiddellijk na onderbreking geacht aaneen te sluiten.
Artikel 5
GAGE DIENSTDOEN GROTER SCHIP
1. Indien een zeevarende in dienst van dezelfde werkgever in één of meer perioden tezamen meer dan 12 maanden heeft dienst gedaan op een schip waar voor dezelfde functie een hogere gage geldt dan behoudt hij deze hogere gage ook als hij wordt teruggeplaatst op een schip waarvoor een lagere gage geldt.
2. Een zeevarende die in de situatie omschreven in lid 1 dienst doet op een schip groter dan 9000 GT heeft alleen voor de periode dat hij op dat schip dienst doet recht op de bijbehorende gage en overige vergoedingen. Mocht de zeevarende vervolgens dienst doen op schepen kleiner dan 9000 GT dan zal hij worden ingeschaald in de loonschaal van 6.000–9.000 GT. Indeling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.
Artikel 6
GAGE NA PROMOTIE
1. Wanneer een zeevarende ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld, vervallen de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen. In de nieuwe loongroep begint de zeevarende met de aanvangsgage.
Indien deze gage lager is dan de gage voor promotie, dan worden zoveel diensttijdver-hogingen toegekend totdat de gage hoger is dan die de zeevarende genoot voor promotie. Vervolgens wordt na ieder jaar diensttijd de volgende dienstverhoging toegekend.
Artikel 7
DIENSTDOEN IN EEN HOGERE RANG/FUNCTIE
1. Onder het dienstdoen in een hogere rang/functie wordt verstaan het op aanwijzing van de werkgever vervullen van een functie aan boord in een andere rang/functie dan die waarin de zeevarende is aangesteld.
2. Het dienstdoen in een hogere rang/functie geldt niet als onderbreking van de dienst in de aangestelde rang.
3. Voor de periode dat de zeevarende in een hogere rang/functie dan de aangestelde rang/-functie dienstdoet, vindt indeling plaats in de bij die hogere rang/functie behorende loongroep. Indeling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.
4. Indien een zeevarende 5 maanden of langer in een hogere rang/functie heeft dienst gedaan, dan vindt aanstelling in de hogere rang/functie plaats.
5. Duurt het dienstdoen in de hogere rang/functie korter dan 5 maanden dan behoudt de zeevarende de op grond van lid 3 toegekende hogere gage tijdens het verlof verdiend gedurende het dienst- doen in die hogere rang/functie en tijdens perioden van arbeidsongeschiktheid in aansluiting op de beide hiervoor bedoelde perioden; e.e.a. in overeen-stemming met de dagloonregels van het UWV.
Artikel 8
VERHOGING WEGENS HET DIENSTDOEN OP TANKSCHEPEN
De gages van de zeevarenden zullen tijdens de dienst aan boord van een tankschip, alsmede tijdens het verlof opgebouwd tijdens de dienst aan boord van een tankschip worden verhoogd met de bedragen, zoals vermeld onderaan de gagetabel in artikel 3.
Artikel 9 VOEDING
De rederij zorgt dat aan de zeevarenden voldoende kwalitatief goede, gezonde en gevarieerde voeding wordt verstrekt. De rederij zal hiervoor voldoende budget beschikbaar stellen, rekeninghoudend met het kostenniveau in het vaargebied.
Artikel 10 STAGIAIRES
1. Indien een officier als mentor is aangewezen en hij de hem toegewezen stagenemer zo goed mogelijk heeft begeleid, zal de werkgever hem een premie toekennen als compensatie voor de aan deze begeleiding bestede tijd. De hoogte van de premie bedraagt € 40,– per maand. Gedeelten van een maand pro rata.
2. Stagiaires kunnen met problemen rond hun stage(begeleiding), naast de reguliere bestaande kanalen, ook terecht bij het door de sociale partners ingestelde contactpunt: xxxxxxxxx@xxxxxxxx.xxx.
C. Arbeidsvoorwaarden
Artikel 11
DE AANSTELLING
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan voor onbepaalde tijd onder ver-melding van de datum waarop het dienstverband begint, alsmede van de functie en de rang, zoals omschreven in artikel 2 lid 1, waarin de zeevarende zal dienstdoen. Eén exemplaar wordt aan de zeevarende overhandigd.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen één of meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan, zoals bepaald in lid 4 van dit artikel.
3. Eén maand voor de einddatum van elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient de werkgever, de werknemer schriftelijk te bevestigen, dat:
1) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van die bepaalde tijd wordt verlengd met de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of
2) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt beëindigd in de eerste haven welke het schip aandoet na afloop van die bepaalde tijd.
4. 1) Een zeevarende kan meerdere malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst worden genomen, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek.
2) Het tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgebouwde verlof dient binnen dienstverband te worden uitgelopen of tenminste tot de keten als bedoeld in art 7:668a van het Burgerlijk Wetboek te worden gerekend.
3) Op werknemers in dienst van uitzendwerkgevers zoals bedoeld in de tweede volzin van artikel 1 tweede lid van de mantel-CAO is in afwijking van artikel 668a van het Burgerlijk Wetboek het zogenaamde fasensysteem van toepassing zoals opgenomen in bijlage VII van het reglement.
5. Indien, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de aard van de bedrijfsvoering of de uit-oefening van bijzondere vaarten afwijkende functiebenamingen noodzakelijk maken zullen partijen bij de mantel-CAO, nadat de werkgever omtrent de afwijkende functies de benodigde informatie heeft verschaft, tot loongroepsindeling overgaan.
6. In geval de zeevarende nevenwerkzaamheden wenst te verrichten, zal hij vooraf hiervoor toestemming vragen aan de werkgever. De werkgever zal de gevraagde toestemming in beginsel verlenen, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond op grond waarvan de werkgever de toestemming niet verleent. De werkgever kan voorwaarden verbinden aan de toestemming. Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden zijn bijvoorbeeld maar niet uitsluitend, gezondheid en veiligheid, de bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, het overtreden van een wettelijk voorschrift of het vermijden van (de schijn van) belangenconflicten.
Artikel 12
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OVERWERK
1. Een ieder aan wie de kapitein overwerk opdraagt dient dit te verrichten.
2. Tot betaling van overwerk kan (kunnen) geen aanleiding geven:
a. de werkzaamheden die ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading – naar het oordeel van de kapitein – niet kunnen worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
b. het in de haven aan boord zijn voor het doen van de havenwacht;
c. de begeleiding van stagiaires.
Artikel 13
VASTE VERGOEDING VOOR OVERWERK + TOESLAGEN TIJDENS ACTIEVE DIENST AAN BOORD
1. Werkgevers kunnen met Nautilus een interne bedrijfsregeling voor een vaste vergoeding tijdens actieve dienst aan boordovereenkomen. Deze regeling bevat een vaste vergoeding voor overwerk en toeslagen waarop volgens bijlage VI bij dit reglement recht op bestaat. De werkgever die hiervan gebruik wenst te maken, vraagt dit aan bij de VWH. Bij de aanvraag moet een onderbouwd voorstel worden gevoegd. De VWH zal na ontvangst van de aanvraag in overleg treden met Nautilus. Naar aanleiding van het overleg tussen VWH, de betreffende werkgever en Nautilus zal de regeling voor de vaste vergoeding worden vastgesteld tussen de werkgever en Nautilus.
3. Indien een werkgever geen interne bedrijfsregeling voor een vaste vergoeding tijdens actieve dienst aan boord is overeengekomen volgens de procedure als beschreven in het eerste lid van dit artikel, dan gelden voor deze werkgever en de bij haar in dienst zijnde zeevarenden de overwerk- en toeslagenregelingen zoals beschreven in bijlage VI.
Artikel 14 NORMALE ARBEID
1. Onder normale arbeid wordt verstaan: de te verrichten werkzaamheden, hetzij voor de dienst in de machinekamer, hetzij voor de dekdienst, waarvoor de zeevarende in dienst werd genomen.
2. Onder normale arbeid wordt eveneens verstaan – ook indien deze niet in overeenstemming is met de functie, waarvoor de zeevarende werd aangenomen – al hetgeen is opgesomd in artikel 12, lid 2.
Artikel 15
BIJZONDERE ARBEID EN EXTRA TOESLAG
1. Voor de in het volgende lid genoemde werkzaamheden wordt, onverminderd de eventuele beloning wegens overwerk of toeslag genoemd in artikel 13 en/of Bijlage VI, voor ieder uur een extra toeslag betaald van 66% van de uurverdienste.
2. Deze werkzaamheden zijn:
a. andere werkzaamheden dan die krachtens het bepaalde in artikel 14 als normaal zijn te beschouwen;
b. het trimmen van lading wanneer het gedurende het laden geschiedt;
c. het laden en/of lossen der lading door de bemanning, waaronder in dit geval tevens wordt begrepen het drijven der winches.
3. a. Ladingbehandeling1 in een haven, op een terminal of aan boord van een schip, mag uitsluitend worden uitgevoerd door zeevarenden wanneer er niet voldoende gekwalificeerde havenarbei- ders beschikbaar zijn, onder de volgende voorwaarden:
– de betrokken ITF-havenwerkersvakbond of andere betrokken ITF-vakbond heeft hiervoor vooraf toestemming voor verleend;
1 De Rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 6 juli 2022, vindplaats ECLI:RBROT:2022:5474, beslist dat de clausule over de ladingbehandeling moet worden nageleefd, behalve als COVID19-maatregelen van IMO, EU of nationale overheid daaraan in de weg staan.
– de zeevarende voert deze werkzaamheden vrijwillig uit;
– de zeevarende is hiervoor gekwalificeerd;
– indien het loon van een volwassen havenarbeider volgens het plaatselijk tarief méér bedraagt dan hetgeen waarop de betrokken zeevarende krachtens dit reglement aanspraak heeft, wordt hem bovendien dit meerdere voor deze werkzaamheden toegekend;
b. Onder ladingbehandeling wordt onder andere verstaan: laden, lossen, vastzetten, losmaken, controleren en ontvangen;
c. Wanneer het schip zich in een haven bevindt waar een officieel geschil met een ITF- havenwerkersvakbond plaatsvindt, wordt geen ladingbehandeling uitgevoerd die van invloed kan zijn op de oplossing van het geschil. De scheepsbeheerder neemt geen strafmaatregelen tegen een zeevarende die het geschil van deze havenarbeiders respecteert, noch zal hij hem of haar op enigerlei wijze arbeidsrechtelijk nadelig behandelen. Een dergelijke wettige handeling van de zeevarende mag niet worden beschouwd als een schending van de arbeidsovereen- komst van de zeevarende, mits deze handeling wettig is in het land waar deze plaatsvindt.
4. a. Onderdeel a van lid 3 is niet van toepassing voor schepen met speciale gas (bijvoorbeeld CO2-/LNG/LPG) koppelings- en ontkoppelingssystemen, etcetera, die deze speciale gassen laden, transporteren en lossen;
b. Onderdeel a van lid 3 is voor schepen (zoals heavy lift schepen en schepen met speciale hijskraansystemen) die zware lading en/of projectlading laden, transporteren en lossen niet van toepassing. Wanneer er voor zware lading gekwalificeerde havenarbeiders beschikbaar zijn, die hiervoor zijn opgeleid en ervaring hebben met de stabiliteit van deze schepen -in het bijzonder de metacentrische hoogte- en/of de laad- en lossystemen, zet de scheepsbeheerder deze gespecialiseerde havenwerkers in.
D. Arbeidstijdenregeling
I. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 16
NORMALE ARBEIDSDUUR PER ETMAAL EN TOESLAGEN
1. Tijdens de havendienst is de normale arbeidsduur per etmaal:
a. op werkdagen 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
b. op zaterdagen en op zondagen: 0 uren.
c. In afwijking van het voorgaande is de normale arbeidsduur voor zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening:
d. op werkdagen: 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
e. op zaterdagen en zondagen: 4 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur.
2. De normale arbeidsduur vangt aan:
a. op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht;
b. voor zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of bediening geldt voorts dat op zaterdagen en zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, de normale arbeidsduur aanvangt op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt op deze dagen zodra 4 uren werk zijn verricht.
Artikel 17
VERBINDING MET DE WAL
1. Wanneer een schip langer dan 24 uren in de haven of op de rede ten anker ligt, zal de kapitein voor kosteloze verbinding met de wal zorgdragen, tenzij bijzondere omstandig-heden zulks beletten.
2. De kapitein bepaalt op welke tijdstippen afvaarten van boord en van de wal zullen plaatsvinden.
3. Indien de verbinding met de wal niet door het schip zelf wordt onderhouden en het tot vervoer aangegeven middel zijn dienst niet verricht, zodat een boot van het schip ge-bezigd moet worden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden aan de door hen verrichte diensten geen aanspraak op overwerkvergoeding kunnen ontlenen.
4. Indien de verbinding met de wal door het schip zelf wordt onderhouden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden bij overschrijding van de normale arbeidsduur, aanspraak op vergoeding voor overwerk kunnen doen gelden.
Artikel 18 HAVENWACHTEN
1. Indien in Nederlandse havens havenwacht wordt gelopen dan geeft 24 uren havenwacht op maandag tot en met vrijdag recht op een werkdag vrijaf; op zaterdag recht op ander-halve werkdag vrijaf en op zondag recht op twee werkdagen vrijaf.
2. Havenwachten worden op toerbeurt gelopen en wel hoogstens 1 x per 3 wachten. Indien perso- neel, belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening in het toerbeurtschema meeloopt, zijn de bepalingen van dit artikel ook op hen van toepassing.
3. Als leidraad voor het geven van gelegenheid tot recreatie aan de wal geldt, dat de dienst aan boord zodanig wordt geregeld, dat in havens waar zulks mogelijk is, iedere zeevarende tenminste tweemaal in drie etmalen – door de kapitein te bepalen – gelegenheid krijgt, voor of na het verrichten van zijn dagtaak, aan de wal te gaan.
Een ieder is niettemin gehouden, alvorens aan de wal te gaan, daartoe toestemming te vragen aan de kapitein of aan degene die deze vervangt.
4. Xxxxx een gevraagde toestemming geweigerd, dan vermeldt de kapitein de redenen in het scheepsdagboek. Overwegende bezwaren tegen het verlenen van toestemming zijn: veiligheid van opvarenden, schip en/of lading, een op handen zijnd vertrek, e.d.
II. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 19
DAG VAN AANKOMST
1. Een schip wordt geacht te zijn aangekomen op het tijdstip dat het is afgemeerd dan wel ten anker is gegaan.
Dit geldt niet indien het afmeren of het ten anker gaan is geschied in verband met gedu-rende bepaalde tijd – maximaal 6 uren – wachten, bijvoorbeeld op een loods, op toestem-ming tot verder varen van bevoegde autoriteiten of wegens technische storingen.
Een schip wordt niet geacht te zijn aangekomen, indien door weers- of navigatorische omstandig- heden volgens goed zeemansgebruik verder varen niet verantwoord is en daardoor tijdelijk moet worden afgemeerd of ten anker gegaan.
2. Indien een schip in opdracht van de havenautoriteiten, bijvoorbeeld wegens de aard van de lading, tijdelijk ten anker moet gaan op de rede om te wachten op een ligplaats of op nadere orders en dit langer duurt dan 7 etmalen, dan wordt met ingang van het 8e etmaal de zeedienst weer van kracht.
DAG VAN VERTREK
2. Een schip wordt geacht te zijn vertrokken op het tijdstip dat het is ontmeerd dan wel anker op is gegaan. Het ontmeren of anker op gaan geldt niet als vertrek, indien dit geschiedt met het oogmerk in hetzelfde havengebied opnieuw te meren of ten anker te gaan (het zogenaamde verstomen of verhalen).
3. De havendienst gaat in om 00.00 uur van de dag volgend op de dag waarop het schip is aangeko- men. De zeedienst gaat in om 00.00 uur van de dag waarop het schip vertrekt.
Artikel 20
NORMALE ARBEIDSDUUR EN TOESLAGEN
1. Tijdens zeedienst is de normale arbeidsduur per etmaal, zaterdagen en zondagen inbe-grepen, 8 uren.
2. De normale arbeidsduur vangt aan op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht.
Artikel 21 FLEXIBILITEIT EN INZET
Indien zulks dringend gewenst of noodzakelijk is, zullen werkgevers verzoeken van werknemers tot aanpassing van werkroosters benaderen vanuit een positieve grondhouding. Dit is met name in het belang van oudere werknemers die in het kader van duurzame inzetbaarheid een lichter rooster wenselijk achten. Echter, ook jongere werknemers kunnen het gesprek hierover willen aangaan en dan geldt dezelfde positieve grondhouding. Afspraken hierover zullen altijd maatwerk afspraken tussen werkgever en werknemer moeten zijn.
E. Verlof
Artikel 22
VERLOF TER COMPENSATIE VAN DE ZATERDAG EN DE ZONDAG
1. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de zeevarende in verband met zijn dienst- betrekking buiten Nederland verblijft, wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
2. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de zeevarende in Nederland moet dienst doen wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
3. Indien een zeevarende op een zaterdag en/of zondag moet reizen tussen zijn woonplaats en het schip waarop hij dienst moet gaan doen, resp. waarop hij dienst heeft gedaan, wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend.
Dit verlof wordt niet toegekend indien:
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. het reizen een gevolg is van het wonen van de zeevarende buiten Nederland.
4. Indien een zeevarende op een zaterdag en/of zondag in de plaats van aanmonstering moet wachten wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend. Dit verlof wordt niet toege-kend indien;
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. deze dag thuis wordt doorgebracht.
5. Op schriftelijk verzoek van de zeevarende, dan wel met diens schriftelijke toestemming, kan compensatieverlof op voorhand worden verleend, hetwelk later kan worden verrekend met alsdan gekweekte tegoed aan compensatieverlof.
Artikel 23 PERIODIEK VERLOF
1. a. De zeevarende heeft recht op periodiek verlof als volgt:
Bij een onafgebroken dienstverband bij dezelfde werkgever van | Aantal werkdagen per jaar op tankschepen | Aantal werkdagen per jaar op overige schepen |
0 tot 5 jaren | 34 | 32 |
5 tot 10 jaren | 35 | 33 |
10 tot 15 jaren | 36 | 34 |
15 tot 20 jaren | 37 | 35 |
20 tot 25 jaren | 38 | 36 |
25 en meer jaren | 39 | 37 |
b. Het aantal werkdagen periodiek verlof is voor een gedeelte van een jaar naar evenredigheid.
c. Perioden van een maand of korter tussen twee opeenvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
TIJD VOOR TIJDREGELING
2. Onder wederzijdse schriftelijke bevestiging kan op vrijwillige basis een deel van de gage worden aangewend om extra verlof te genieten. De kosten van deze extra verlofdagen worden op neutrale wijze berekend.
PENSIONERINGSVERLOF
4. Ter voorbereiding op de pensionering wordt voorafgaand aan het pensioen een extra verlof toegekend van vijf werkdagen, met de bedoeling dat betrokkene een daarvoor bestemde cursus gaat volgen.
XXXX TIJDENS VERLOF
5. Tijdens het verlof wordt aan de zeevarende met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 betaald de maandgage waarop hij overeenkomstig zijn aanstelling, functie-indeling en diensttijd aanspraak heeft.
Heeft de zeevarende tijdelijk dienst gedaan op een groter schip dan wel in een hogere functie dan wordt het tijdens die periode opgebouwde verlof genoten of verrekend tegen de in die periode geldende hogere gage.
Artikel 24 VAKANTIETOESLAG
1. De zeevarende wordt over iedere maand dienstverband een vakantietoeslag toegekend, bedra- gende 8% van de op het moment van uitbetaling geldende maandgage2 Deze berekening is materieel en formeel passend binnen het systeem van artikel 16 lid 1 en lid 2 van de Wet mini- mumloon en minimumvakantietoeslag (WML). Per betalingsperiode zal de zeevarende minimaal het bedrag ontvangen waar op grond van artikel 13a WML recht op bestaat. Voor gedeelten van een maand wordt een pro rata vakantietoeslag toegekend.
2. De vakantietoeslag waarop de zeevarende aanspraak heeft zal jaarlijks in twee gedeelten, met intervallen van 6 maanden, worden uitbetaald, met dien verstande dat uitbetaling uiterlijk 31 mei en 30 november van enig jaar plaatsvindt.
3. Voor zover de vakantietoeslag is begrepen in de uitkeringen krachtens de ZW en de WAO/WIA, bestaat geen aanspraak op deze toeslag jegens de werkgever over de dagen waarop genoemde uitkeringen worden toegekend.
4. Perioden van een maand of korter tussen opeenvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
Artikel 25
CONTANTE VERREKENING VAN COMPENSATIEVERLOF
1. Het verlof dient met inachtneming van het bepaalde in artikel 26, in vrije tijd te worden genoten. Met wederzijds goedvinden – hetgeen schriftelijk moet worden bevestigd – kan compensatieverlof bij hoge uitzondering tussentijds in geld worden verrekend.
2. Over contant verrekend compensatieverlof dient periodiek verlof en vakantietoeslag te worden berekend.
3. Ter bepaling van het aantal dagen periodiek verlof en het bedrag aan vakantietoeslag, dient het aantal contant te verrekenen werkdagen compensatieverlof met behulp van de factor 7/5 in kalenderdagen te worden omgezet.
Artikel 26
ALGEMENE BEPALINGEN VOOR HET VERLENEN VAN PERIODIEK EN COMPENSATIEVERLOF
1. Het periodiek verlof en het compensatieverlof zullen uiterlijk na een periode van 4,5 maanden actieve dienst ononderbroken worden verleend.
De werkgever heeft echter het recht de zeevarende uit verlof terug te roepen als het restant aan verlof 18 werkdagen of minder bedraagt.
2. Indien het verlof niet na vijf maanden wordt verleend wordt de zeevarende voor elke overschrij- ding van één volle week 1 werkdag extra verlof toegekend.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 16, tweede lid, Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag (WML).
3. Indien de zeevarende op eigen schriftelijk verzoek een reis maakt die langer is dan 4,5 maanden, wordt geen extra compensatieverlof als bedoeld in lid 2 toegekend.
4. Het verlof wordt in Nederland verleend. Op schriftelijk verzoek van betrokken zeevarende kan de werkgever toestaan dat het verlof elders wordt genoten.
5. Wordt de zeevarende uit het buitenland met verlof gezonden dan wordt de tijd vereist voor heen- en terugreis naar en van Nederland niet als verloftijd gerekend.
De werkgever vergoedt de zeevarende de reiskosten volgens door haar vast te stellen regelen.
6. De werkgever stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met de verlangens van zeevarende, het tijdvak van het verlof zo tijdig vast, dat de zeevarende voorbereidingen kan treffen voor het besteden van zijn verlof. De werkgever zal het verlof niet onderbreken, behoudens omstandighe- den van dringende aard. In geval van niet te vermijden onderbreking, of van verschuiving van de ingangsverzuimdatum van het periodiek verlof, zal de werkgever daaruit voortvloeiende aantoon- bare schade vergoeden naar redelijkheid en billijkheid. De werkgever verstrekt de zeevarende een verlofoverzicht, waarin het tegoed aan periodiek- en compensatieverlof wordt vermeld.
Artikel 27
BIJZONDER VERLOF EN ZORGVERLOF
Als de zeevarende zicht bevindt in het land waar hij thuishoort heeft hij op zijn verzoek, boven zijn eventuele aanspraken op periodiek- en/of compensatieverlof in de hierna te noemen gevallen recht op vrijaf met behoud van gage over het daarbij vermelde aantal kalenderdagen:
a. 4 dagen i.v.m. het overlijden van zijn/haar geregistreerde partner/echtgeno(o)t(e) of van één van zijn inwonende kinderen;
b. 2 dagen i.v.m. het overlijden van één der ouders, schoonouders of niet inwonende kinderen;
c. 2 dagen bij zijn huwelijk;
d. 1 dag i.v.m. het overlijden van een broer, zuster, zwager of schoonzuster;
e. 5 dagen per jaar voor bestuurs- en kaderleden en 1 dag per jaar voor leden, niet zijnde bestuurs- of kaderlid, van één der contracterende werknemersorganisaties, indien zij zich in Nederland bevinden, voor het bijwonen van een door hun organisatie belegde vergade-ring of voor een onderhandelingsgesprek, indien de betreffende organisatie daarom ver-zoekt. Voor een onderhan- delingsgesprek is het vrijaf met behoud van gage gemaximeerd tot 2 zeevarenden.
f. In overleg met de werkgever kan de zeevarende in staat gesteld worden zorgverlof op te nemen. De regeling dient in overeenstemming te zijn met de bedrijfscultuur.
Artikel 27A
DOORBETALING AANVULLEND GEBOORTEVERLOF EN OUDERSCHAPSVERLOF
Wanneer een zeevarende gebruik maakt van het aanvullende geboorteverlof voor partners (5 weken, WIEG) en het doorbetaalde deel van het ouderschapsverlof (9 weken, WAZO) betaalt de werkgever de verlofgage door. De werkgever kan het recht op de wettelijke uitkering verhalen op het UVW.
Voor informatie over de wettelijke regelingen zie: Xxxxxxxxxxxxx.xx | wettelijke verlofsoorten.
F. Opleiding en vaktechnische voorlichting
Artikel 29 SCHOLING
Scholingsactiviteiten zijn ondergebracht in de Stichting Opleiding- en Ontwikkelingsfonds Zeescheep- vaart (O&O fonds). Aan de Stichting ligt een aparte cao ten grondslag.
Artikel 30
HERHALINGS- OF BIJSCHOLINGSCURSUSSEN
1. Wanneer een zeevarende op verzoek of in opdracht van de werkgever een op het beroep gerichte fysieke en/of digitale herhalings- of bijscholingscursus dan wel een door de werkgever xxxxxxxx- xxxxxx bedrijfs- of scholingscursus of -bijeenkomst volgt, wordt de tijd die hiermee is gemoeid aangemerkt als werktijd met aanspraak op verlofgage en niet in mindering gebracht op zijn tegoed aan verlof.
De kosten van dergelijke cursussen worden gedragen door de werkgever.
2. Indien tijdens verblijf in Nederland op zaterdag en/of zondag op verzoek of in opdracht van de werkgever een cursus of soortgelijke bijeenkomst wordt bijgewoond, wordt daarvoor per dag één werkdag verlof toegekend.
3. De werkgever geeft scholingsverlof onder betaling van verlofgage voor de helft van de tijd – met een maximum van 2 werkdagen per jaar – die is gemoeid met het volgen van cursussen die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever worden gevolgd. Geen aanspraak op scholingsverlof bestaat in geval de cursus niet is vermeld in de taakstelling van het O&O Fonds en ook niet als de cursus geen relatie heeft met de functie en de sector waarin de zeevarende werkzaam is.
4. Voor opleidingen en trainingen die niet op grond van de wet of cao zijn voorgeschreven voor de noodzakelijke uitvoering van de huidige functie en of de functie in de eerstvolgende rang, kan worden overeengekomen dat de zeevarende de opleidingskosten pro-rata als bedoeld in lid 5 terugbetaalt aan de werkgever als de zeevarende binnen een periode van drie jaar na afronding van de opleiding/training op eigen initiatief uit dienst treedt. Op de kosten worden in mindering gebracht de vergoedingen die de werkgever van het O&O-fonds heeft ontvangen.
Een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens (vroeg)pensionering is geen uitdiensttre- ding op initiatief van de zeevarende.
5. Als een studiekostenregeling wordt overeengekomen, moet voor de terugbetalingsregeling de volgende glijdende schaal in acht worden genomen bij een uitdiensttreding van de zeevarende:
1. Tot het behalen van het diploma/certificaat moet de zeevarende maximaal 100% van de kosten terugbetalen.
2. binnen een jaar na het behalen van het diploma/certificaat moet de zeevarende maximaal 75% van de kosten terugbetalen;
3. binnen twee jaar na het behalen van het diploma/certificaat moet de zeevarende maximaal 50% van de kosten terugbetalen;
4. binnen drie jaar na het behalen van het diploma/certificaat moet de zeevarende maximaal 25% van de kosten terugbetalen.
Er kan ten gunste van de zeevarende worden afgeweken van deze glijdende schaal, met dien verstande dat uit de schriftelijke studiekostenovereenkomst duidelijk moet blijken voor de zeevarende welke kosten op welk moment moeten worden terugbetaald. Een overeengekomen terugbetalingsplicht geldt niet in bijzondere gevallen waarin terugbetaling gelet op de redenen voor ontslagname in redelijkheid niet van de zeevarende kan worden gevraagd.
G. Diverse bepalingen Artikel 32 SCHEEPSKOK
1. Op schepen van 3000 GT of groter en op schepen kleiner dan 3000 GT waar de bemanning groter is dan 6 personen, wordt te allen tijde met een kok gevaren naast de wettelijk voorgeschreven bemanning. Bij het bepalen of de bemanning groter is dan 6 personen wordt de stagiair buiten beschouwing gelaten. Indien aan boord van schepen die niet tot de hierboven beschreven categorie behoren geen kok wordt gevaren, is een van de bemanningsleden verantwoordelijk voor de bereiding van de voeding. De werkgever zal ervoor zorgen dat dat bemanningslid voldoende tijd wordt toegedeeld om deze taak uit te kunnen voeren.
Indien daartoe binnen de begrenzingen van de regeling arbeids- en rusttijden de ruimte bestaat, kunnen ook andere scheepswerkzaamheden aan de kok worden opgedragen.
2. De werkgever zal er aan meewerken dat de zeevarende die bij de werkgever gedurende tenminste één aaneengesloten jaar als kok heeft dienstgedaan gedurende zijn verlof een erkende opleiding tot scheepskok kan volgen. Na respectievelijk één, twee en drie jaar diensttijd bij deze werkgever, na het behalen van het diploma als scheepskok, ontvangt betrokkene telkenmale een uitkering ineens van € 365,–; derhalve maximaal € 1.095,–.
Artikel 33
VERSLAGEN BEOORDELINGS- EN FUNCTIONERINGSGESPREKKEN
Alle verslagen van beoordelings- en functioneringsgesprekken worden door zowel werkgever als werknemer ondertekend. Indien de betreffende werknemer weigert te tekenen, wordt hiervan in het verslag melding gemaakt.
Artikel 33A LOOPBAANGESPREKKEN
Jaarlijks en wanneer de zeevarende daar om vraagt en in ieder geval bij aanstaand ouderschap, vindt een gesprek plaats tussen de walorganisatie en de zeevarende, gericht op welzijn, duurzame inzet- baarheid en loopbaan.
Artikel 34
REGELING BIJ UITGASSEN
Indien ten gevolge van het uitgassen van het schip de kapitein order geeft dat de zeevarenden niet aan boord mogen blijven om te eten en/of te slapen, zorgt de rederij voor voeding en/of verblijf aan de wal.
Artikel 35
BEDDENGOED, LINNENGOED, EETGEREI EN WASSEN
Terzake van de verstrekking van beddengoed, linnengoed en eetgerei, benevens het kosteloos wassen van dienst- en werkkleding gelden de huisregels van de rederij.
Artikel 36
REIZEN NAAR EN VAN HET SCHIP
1. In principe regelt de werkgever de reis naar en van het schip. Indien om praktische redenen, de zeevarende zelf (delen) van zijn reis moet regelen en/of voorschieten, dan gebeurt vergoeding binnen Nederland op basis van openbaar vervoer, tweede klas. Buiten Nederland gebeurt dit op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. In het geval van zelf regelen van de reis en/of het voorschieten van de reiskosten, maken de werkgever en de werknemer van te voren duidelijke afspraken. Bij de declaratie van de reiskosten bij de werkgever overlegt de zeevarende de vervoerbewijzen.
3. Werkgevers zullen in de afweging tussen economisch rationele keuzes en het voorkomen van ongemakken voor werknemers serieus rekening houden met de werkbaarheid voor en het welzijn van de zeevarenden.
Artikel 37 COMMUNICATIE
De rederij stelt aan de zeevarende kosteloos e-mailfaciliteiten en daar waar mogelijk zoveel mogelijk internetfaciliteiten ter beschikking, zodanig dat de zeevarende in ieder geval in staat is te communice- ren met het thuisfront en, binnen het redelijke, voor recreatie. Uiteraard alles conform de vigerende huisregels van de rederij.
Artikel 40 OORLOGSTOESLAGREGELING
In Bijlage II van dit reglement is de tekst van de oorlogstoeslagregeling opgenomen.
Artikel 41
Piraterij-aanval OF gewapende overval op het schip
In het geval een zeevarende gevangen wordt gehouden vanwege piraterij of een gewapende overval op het schip, lopen de zee-arbeidsovereenkomst en rechten onder deze overeenkomst in ieder geval door tot de zeevarende wordt vrijgelaten en daarna, totdat de zeevarende veilig is gerepatrieerd. Deze voortgezette rechten zullen, in het bijzonder, de betaling van het volledige loon en andere contractuele voordelen omvatten. Het voorgaande laat eventuele andere aanspraken van de zeevarende onverlet.
Artikel 44
VERGOEDING DIVERSE KOSTEN VAARBEVOEGDHEIDSBEWIJZEN
1. De kosten verbonden aan het verkrijgen van de vaarbevoegdheidsbewijzen komen voor rekening van de werkgever.
KEURINGSKOSTEN
2. De kosten verbonden aan de 2-jaarlijkse keuring (inclusief ogen en oren) komen voor de rekening van de werkgever, indien de werknemer reeds bij hem in dienst is.
MONSTERBOEKJE
3. De kosten voor het aanvragen van nieuwe monsterboekjes worden door de werkgever vergoed.
Artikel 45
BETALING TIJDENS ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het eerste ziektejaar garandeert de werkgever tenminste de maandgage vermeerderd met de vakantietoeslag.
2. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het tweede ziektejaar garandeert de werkgever 70% van de maandgage vermeerderd met de vakantietoeslag.
3. De betalingen tijdens arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twee ziektejaren bedragen maximaal 170% van de maandgage en de vakantietoeslag voorafgaand aan de arbeidsongeschikt- heid.
Artikel 48
CONTANT GELD AAN BOORD
Bij opname van contant geld als voorschot op de gage aan boord kan een administratieve toeslag worden geheven van 3% bij opname van lokale en 6% bij niet-lokale valuta.
Kleine bedragen (tot 50 dollar/Euro per haven) blijven kosteloos beschikbaar voor eerste levensbe- hoeften in die havens waar het bekend is dat het lastig is om zelf aan contant geld te kunnen komen.
H. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst
Artikel 50
ALGEMENE BEPALINGEN
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 672 BW kan elk der partijen de arbeidsovereenkomst beëindigen – onafhankelijk van de tijd, welke zij heeft geduurd – met inachtneming van de opzeggingstermijnen vermeld in de volgende leden.
De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt na het verstrijken van de opzeggingstermijn, zodra het schip zich bevindt in een haven waar het laadt of lost.
ZIEKTE
3. De rederij mag niet opzeggen gedurende de tijd, dat de zeevarende ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid of verhindering tenminste twee jaren heeft geduurd.
OPZEGGING
4. a. Bij opzegging tijdens verlof bedraagt de opzegtermijn, als bedoeld in artikel 50 lid 2, 1 kalendermaand.
b. Bij opzegging aan boord bedraagt de opzegtermijn, als bedoeld in artikel 50 lid 2, 2 kalender- maanden.
c. Het moment van aan- dan wel afmonstering aan boord is bepalend voor opzegging tijdens verlof of opzegging aan boord.
d. De zeevarende maakt, indien de rederij dit verlangt, ook na de opzegging gedurende de opzeggingstermijn een reis of een gedeelte daarvan mede, mits mag worden verwacht, dat hij bij het verstrijken van de opzeggingstermijn weer in Nederland kan zijn teruggekeerd.
Artikel 51
AFREKENING BIJ BEËINDIGING INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST
1. Bij het einde van het dienstverband is de zeevarende gerechtigd tot een vergoeding van nog niet genoten verlofdagen als bedoeld in de artikelen 22 en 23. Voorts dient rekening worden gehouden met het bepaalde over contant verrekend verlof in artikel 25, leden 2 en 3.
2. De vergoeding bedraagt voor iedere werkdag, of een gedeelte daarvan, niet genoten periodiek- en compensatieverlof: 7/5 x 12/365 x de maandgage.
3. Voorts heeft de zeevarende recht op betaling van de hem eventueel nog toekomende vakantietoe- slag als bedoeld in artikel 24.
Artikel 52 GETUIGSCHRIFT
Zeevarenden hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een getuigschrift als bedoeld in artikel 7: 656 BW.
Artikel 52A TERUGKEERREGELING
Stopt de zeevarende op zijn verzoek met varen bij de werkgever vanwege (aanstaand) ouderschap, mantelzorg of andere zwaarwegende privéomstandigheden, dan zal de werkgever voorafgaand aan het stoppen met varen de goed functionerende zeevarende desgewenst een terugkeergarantie gedurende 24 maanden naar dezelfde rang geven. In overleg tussen werkgever en zeevarende kan een langere terugkeergarantie worden afgesproken.
Is de vaarbevoegdheid bij de aanstaande terugkeer verlopen, dan betaalt de werkgever de noodzake- lijke kosten voor het herstel van de bevoegdheid.
De werkgever geeft de zeevarende geen terugkeergarantie voor stoppen met varen om werkzaam te kunnen zijn voor een andere zeewerkgever. Met zeewerkgever is ook bedoeld maritieme uitzendbu- reaus, waterbouw en off-shore. De aanspraak op de terugkeergarantie geldt op voorwaarde dat de zeevarende bij terugkeer voldoet aan de medische eisen voor het uitoefenen van de functie.
Artikel 53
DUURZAME INZETBAARHEID – EERDER MET PENSIOEN GAAN
1. Indien een zeevarende eerder dan het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd met pensioen wil gaan, dan kan hij het bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en/of een ander pensioen- fonds opgebouwd pensioen eerder laten ingaan. Dit kan met elk opgebouwd ouderdomspensioen en dat heet het vervroegen van het pensioen. Met de pensioenplanner van het Bedrijfspensioen- fonds voor de Koopvaardij kan de zeevarende voor zijn eigen situatie berekenen welke mogelijkhe- den hij heeft tot vervroeging.
Zie: Mijn Koopvaardij - Koopvaardij
Via xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx kunnen alle door de werknemer als zeevarende en tijdens andere beroepen opgebouwd opgebouwde pensioenrechten en het recht op AOW worden ingezien.
2. Naast het vervroegen van pensioen kan de zeevarende onder meer de volgende eigen middelen inzetten om te voorzien in zijn levensonderhoud:
a. Opgespaarde verlofdagen
b. Spaargeld of andere beleggingen;
c. Opgespaard levenslooptegoed.
3. CAO partijen spreken over het vervroegd pensioneren het volgende af. Zodra vanaf 2021 (of mogelijk later) de fiscale mogelijkheden daartoe wettelijk worden gerealiseerd en zolang deze blijven bestaan, zal de werkgever de bijdrage van de zeevarende zoals bedoeld onder lid 2 op zijn verzoek verdubbelen. Deze bijdrage bedraagt maximaal het wettelijke fiscale maximum dat voor zover nu bekend is € 26.184 bruto bedraagt per jaar eerder met pensioen gaan. Hiermee wordt beoogd eerder met pensioen gaan, voor de periode die maximaal 3 jaar voor het bereiken van de AOW leeftijd ligt, te faciliteren. Indien de door de werkgever te verstrekken financiële overbrug- gingsvergoeding betrekking heeft op een deel van een kalenderjaar, dan wordt deze naar rato berekend. De arbeidsovereenkomst tussen de zeevarende en zijn werkgever eindigt dan met wederzijds goedvinden (in een vaststellingsovereenkomst met de RVU voorwaarden) op het moment dat de zeevarende met pensioen gaat op een datum die eerder dan het bereiken van de AOW leeftijd ligt. De zeevarende zal dan geen aanspraak maken op een eventuele transitievergoe- ding.
BIJLAGE II OORLOGSTOESLAGREGELING
Tussen partijen bij de CAO voor de Handelsvaart is het navolgende overeengekomen:
1. Zeevarenden die onder de werkingssfeer van de CAO-en vallen, en die dienstdoen op schepen in een gebied waar oorlogshandelingen plaats hebben of daarmede vergelijkbare omstandigheden heersen, hebben per dag recht op een toeslag van 100% van de daggage volgens de dienstregle- menten.
2. De geografische begrenzing van het onder 1. bedoelde gebied en het tijdstip waarop het recht op de toeslag ingaat en eindigt wordt vastgesteld door partijen bij de CAO-en binnen een zo kort mogelijke termijn nadat één der partijen de wens daartoe aan de andere partij heeft bekend gemaakt.
3. Aanspraak op de toeslag bestaat voor de dag van aankomst, voor elke volgende dag dat het schip zich in het gebied bevindt en voor de dag van vertrek, met een minimum van vijf dagen, met dien verstande, dat één en dezelfde dag nooit meer dan eenmaal mede telt.
4. Deze overeenkomst laat onverlet het bepaalde in artikel 7:727 Burgerlijk Wetboek.
BIJLAGE VI
Artikel 1 ARBEIDSTIJDENREGELING
1. In deze bijlage staan de overwerkvergoeding en toeslagen als er bij de desbetreffende rederij geen interne bedrijfsregeling voor een vaste vergoeding tijdens actieve dienst aan boord van toepassing is, als bedoeld in artikel 13, derde lid.
2. Het recht op vergoeding van overwerk en het recht op toeslagen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende artikelen.
I. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 2
NORMALE ARBEIDSDUUR PER ETMAAL EN TOESLAGEN
1. Voor werk gevorderd tijdens de normale arbeidsduur per etmaal wordt een toeslag ge-geven, indien het wordt verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur of tussen 18.00 uur en 24.00 uur.
Deze toeslag bedraagt per uur 60% van de uurverdienste. Voor de zeevarenden belast met de verzorging van voeding en/of bediening, bedraagt de toeslag op zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, 100% van de uurverdienste.
Artikel 3
OVERWERK EN TARIEVEN
1. Overwerk is werk dat – onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14 – wordt verricht nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht.
2. Voor een uur verricht overwerk wordt betaald op:
a. werkdagen:
voor elk van de eerste 2 overuren; 135% van de uurverdienste; voor elk van de volgende overuren; 150% van de uurverdienste;
b. zaterdagen
voor elk van de overuren; 150% van de uurverdienste;
c. zondagen
voor elk van de overuren; 200% van de uurverdienste.
Artikel 4 HAVENWACHTEN
1. Indien in buitenlandse havens havenwacht wordt gelopen dan wordt op maandag tot en met zaterdag ieder uur havenwacht – uitgezonderd de normale arbeidsduur en de uren waarvoor overwerkvergoeding is verschuldigd – vergoed met 30% van de uurverdienste. Op zondag geven 24 uren havenwacht recht op een werkdag vrijaf.
2. Gelijke vergoeding wordt betaald voor het doen van andere havenwachten, dan die welke op toerbeurt – als in lid 2 van artikel 18 bedoeld – worden waargenomen.
II. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 5
NORMALE ARBEIDSDUUR EN TOESLAGEN
1. Indien tijdens de normale arbeidsduur op:
a. werkdagen, vóór 06.00 uur of na 18.00 uur;
b. zaterdagen;
c. zondagen;
d. alle dagen der week van zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of bedie- ning, vóór 06.00 uur of nà 18.00 uur, ander werk gevorderd dan de in lid 2 genoemde werk- zaamheden, wordt een toeslag gegeven.
Deze toeslag bedraagt per uur:
in de gevallen genoemd in dit lid onder a. en b.: 60% van de uurverdienste; in het geval genoemd in dit lid onder c.: 100% van de uurverdienste;
in het geval genoemd in dit lid onder d.: op werkdagen en zaterdagen 60% en op zondagen 100% van de uurverdienste.
2. De in het vorige lid bedoelde werkzaamheden zijn:
a. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met het waarnemen van de wachten;
b. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met aankomst en/of vertrek van het schip;
c. het onderhouden van de verbinding met de wal met een scheepsboot;
d. hetgeen – naar het oordeel van de kapitein – ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading niet kan worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
e. de verzorging van de voeding en/of de bediening door de zeevarende met deze werkzaamhe- den belast.
Artikel 6
OVERWERK EN TARIEVEN
1. Overwerk is werk dat, onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14, verricht wordt:
a. nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht;
b. op een binnenkomend schip op zaterdagen en op zondagen na het ogenblik van behoorlijk gemeerd of veilig ten anker liggen.
2. Voor een uur overwerk wordt betaald:
a. op werkdagen: voor elk van de eerste 2 overuren: 135% van de uurverdienste; voor elk van de volgende overuren: 150% van de uurverdienste;
b. op zaterdagen: voor elk van de overuren 150% van de uurverdienste;
c. op zondagen: voor elk van de overuren: 200% van de uurverdienste.
DAG VAN AANKOMST EN VERTREK
3. Indien een schip op een zaterdag of op een zondag in een haven aankomt en binnen het-zelfde etmaal weer uit deze haven vertrekt, wordt werk, hetwelk wordt gevorderd in de periode liggende
tussen het tijdstip van aankomst en twee uren vóór het tijdstip van ver-trek, vergoed met 150%, respectievelijk 200% van de uurverdienste.
Ter bepaling van de normale arbeidsduur in de hier bedoelde etmalen moet – in afwijking van het bepaalde in artikel 20, lid 2 – de tijd waarin werkzaamheden worden verricht vóór het tijdstip van aankomst en ná twee uur voorafgaande aan het tijdstip van vertrek, worden tezamen geteld.
III. BEREKENING EN VERREKENING
Artikel 7
BEREKENING VAN HET OVERWERK EN VAN DE TOESLAGEN
1. De berekening van het overwerk geschiedt per uur, waarbij een overblijvend gedeelte van een uur geldt voor een vol uur, behalve wanneer de werkzaamheden worden verricht in onmiddellijke aansluiting aan de normale arbeidsduur.
In dit geval wordt de voortgezette arbeid berekend per half uur waarbij een overblijvende periode van minder dan 30 minuten voor een half uur geldt.
2. De berekening van de toeslagen en de extra toeslagen geschiedt per half uur.
3. Bij de in de vorige leden genoemde berekeningen wordt als basis gehanteerd de uurver-dienste als geldend op de dag waarop overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aan-spraak op de toeslagen werd verkregen.
Artikel 8
VERREKENING VAN HET OVERWERK EN VAN DE TOESLAGEN
1. De verrekening van het overwerk en van de toeslagen geschiedt uiterlijk aan het einde van de maand volgend op de maand waarin het overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslag werd verkregen, doch in ieder geval bij beëindiging van het dienstverband.
2. Door de zeevarende kan voor het in lid 1 bedoelde tijdstip van verrekening, een tegoed aan reeds verdiend overwerk en/of toeslagen – of een deel daarvan – worden opgenomen.
BIJLAGE VII FASENSYSTEEM WERKNEMERS UITZENDWERKGEVERS
1. Fase A
a. De uitzendkracht is werkzaam in fase A zolang deze nog niet in meer dan 52 weken voor dezelfde uitzendonderneming heeft gewerkt.
b. In fase A is de uitzendkracht steeds werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst met uitzendbeding, tenzij uitdrukkelijk en schriftelijk bij de uitzendovereenkomst is overeengeko- men dat het uitzendbeding niet van toepassing is.
c. De 52 weken in fase A worden doorgeteld (alleen de gewerkte weken tellen mee), zolang er geen onderbreking is van meer dan zes maanden tussen twee uitzendovereenkomsten. Als er wel sprake is van een onderbreking van meer dan zes maanden, dan begint de telling van fase A opnieuw.
d. De uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd, volgend binnen een maand op een eerdere uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd bij dezelfde uitzendonderneming en dezelfde opdrachtgever, kan alleen worden aangegaan voor de minimale duur van vier weken.
2. Fase B
a. De uitzendkracht is werkzaam in fase B zodra de uitzendovereenkomst na voltooiing van fase A wordt voortgezet, of binnen een periode van zes maanden na voltooiing van fase A een nieuwe uitzendovereenkomst met dezelfde uitzendonderneming wordt aangegaan.
b. Fase B duurt maximaal drie jaar en in deze fase kunnen maximaal zes uitzendovereenkomsten zonder uitzendbeding worden overeengekomen.
c. In fase B is de uitzendkracht steeds werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd, tenzij uitdrukkelijk een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor onbepaalde tijd is overeengekomen.
d. De periode van drie jaar en het aantal van zes uitzendovereenkomsten zonder uitzendbeding (als bedoeld sub b.) worden doorgeteld zolang er geen onderbreking is van meer dan zes maanden tussen twee uitzendovereenkomsten. De onderbrekingstermijn wordt in dat geval meegeteld. Als er sprake is van een onderbreking van meer dan zes maanden tussen twee uitzendovereenkomsten, dan begint de telling van fase A opnieuw.
3. Fase C
a. De uitzendkracht is werkzaam in fase C zodra de uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding na voltooiing van fase B wordt voortgezet, of als binnen een periode van zes maanden na voltooiing van fase B een nieuwe uitzendovereenkomst met dezelfde uitzendonderneming wordt aangegaan.
b. In fase C is de uitzendkracht steeds werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor onbepaalde tijd.
c. Als de uitzendkracht na beëindiging van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor onbepaalde tijd terugkeert en sprake is van een onderbreking van zes maanden of minder, dan is de uitzendkracht werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst fase C. Als er sprake is van een onderbreking van meer dan zes maanden, dan begint de telling van fase A opnieuw.
4. De telling in de fasen gaat door als de uitzendkracht overgaat naar en in dienst treedt bij een andere uitzendonderneming binnen hetzelfde concern, tenzij de nieuwe uitzendonderneming aan de hand van de inschrijving, sollicitatie of andere feiten en omstandigheden laat zien dat dit op initiatief van de uitzendkracht is gebeurd. Onder concern wordt verstaan de groep zoals bedoeld in artikel 2:24b BW.
5. De uitzendkracht en uitzendonderneming kunnen ten gunste van de uitzendkracht afwijken van de fasensystematiek zoals omschreven in dit artikel.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2024.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Voor gewijzigde wet- en regelgeving door de inwerkingtreding van de Wet invoering minimumuurloon per 1 januari 2024 geldt ook dat bij strijdigheid genoemde gewijzigde wet- en regelgeving prevaleert zoals de regelen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent onder andere dat indien de salarisbedragen per 1 januari 2024 lager zijn dan het wettelijk minimum(uur)loon, de nieuwe wettelijke bedragen van toepassing zijn en dat per 1 januari 2024 in de loonopgave ook melding gemaakt moet worden van het voor desbetreffende werknemer van toepassing zijnde minimumuurloon.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Op grond van een daartoe strekkend verzoek van cao-partijen is dit besluit niet van toepassing op Maersk Ship Management, Spliethoff Beheer, Jumbo Crew Services, Stichting Greenpeace Council, Rolldock Shipping B.V., Stena Line, P&O Ferries, DFDS
Seaways, XXX Xxxxxx, Chemgas Shipping B.V. en Xxxxx Xxxxxxx.
Dictum VI
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 12 juni 2024
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X. Xxxxxxxxx