Acerta ondersteunt starters, zelfstandigen en werkgevers
Studentenarbeid
Acerta ondersteunt starters, zelfstandigen en werkgevers
in elke groeifase en bij elk hr-proces.
Inhoud
05 Inleiding
06 Wie is student?
10
09 Vanaf welke leeftijd mag een jobstudent werken?
De arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten
15 Beëindiging van de studentenovereenkomst
17 Loon- en arbeidsvoorwaarden
23 Onderworpenheid aan de Sociale Zekerheid
27 Fiscale toestand van jobstudenten
30 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
00 Jaarlijkse vakantie
31 Kinderbijslag
Publicatiedatum: april 2019
3
2 3
Inleiding
Tijdens de zomervakantie worden heel wat studenten in dienst genomen om het vast tewerkgestelde personeel de mogelijkheid te geven hun verlof op te nemen en toch het normale productiepeil te behouden. Studentenarbeid is nochtans geen synoniem voor vakantiewerk. De student kan immers ook tijdens het school- of academiejaar worden tewerkgesteld.
Er moet steeds een ‘overeenkomst voor de tewerkstelling van studenten’ worden afgesloten.
De arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten is geen nieuwe soort arbeidsovereenkomst. Naargelang de aard van het werk gaat het immers om een gewone arbeidsovereenkomst voor een arbeider, bediende, handelsvertegenwoordiger, dienstbode of huisarbeider (verder wordt gemakshalve de term studentenovereenkomst gehanteerd).
Niettemin zal de werkgever rekening moeten houden met een aantal bijzondere bepalingen ter bescherming van de student. Deze bijzondere regels zijn enerzijds een aanvulling, en anderzijds een afwijking op de algemene regels die van toepassing zijn op de tewerkstelling van de gewone werknemers.
Overeenkomstig de RSZ-wetgeving zijn de studenten (mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan) niet onderworpen aan gewone socialezekerheidsbijdragen gedurende een beperkt aantal uren per jaar. Voor hen betaalt de werkgever voor die gewerkte uren slechts een solidariteitsbijdrage.
44 5
4 5
Wie is student?
Begrip
De wet zelf heeft het begrip ‘student’ niet gedefinieerd. Het begrip wordt ruim geïnterpreteerd. Als student wordt beschouwd: elke persoon die regelmatig is ingeschreven in een onderwijsinstelling. En dit voor zover hij geen beperkt leerplan volgt.
Voorbeeld: Werknemers of werklozen die nog wat bijstuderen zijn geen student. Hun hoofdstatuut blijft dit van loontrekkende of werkloze.
Met volgende jongeren kan een studentenovereenkomst worden gesloten:
⯈ regelmatige scholieren die middelbaar onderwijs volgen;
⯈ regelmatige studenten die hoger of universitair onderwijs volgen;
⯈ zij die een examen voor de centrale examencommissie voorbereiden;
⯈ thesisstudenten;
⯈ studenten ingeschreven als vrije leerling.
Met ingang van 1 juli 2017 is studentenarbeid mogelijk voor de jongeren die zich bevinden in een alternerend onderwijssysteem dat bestaat uit een theoretische opleiding in een onderwijsin- stelling of opleidingscentrum enerzijds en een praktische opleid- ing op de werkplek anderzijds. Om te kunnen genieten van het statuut van student volgens de voordelige fiscale en sociale re- gimes, moet cumulatief aan de volgende voorwaarden voldaan zijn door de jongere die een alternerende opleiding volgt:
⯈ de prestaties als student vinden plaats buiten de uren dat hij verwacht wordt zijn theoretische opleiding te volgen of aanwezig te zijn op de werkvloer (bijvoorbeeld tijdens de schoolvakanties);
⯈ de studentenovereenkomst wordt gesloten met een andere werkgever dan deze waarbij hij zijn praktische opleiding volgt op de werkplek;
⯈ hij geniet niet van een werkloosheidsuitkering of een inschakelingsuitkering.
De jongere die enkel een theoretische opleiding volgt, kan een studentenovereenkomst sluiten, maar enkel gedurende de schoolvakanties.
Met onderstaande jongeren kan echter geen studenteno- vereenkomst worden gesloten:
⯈ de studenten die sinds minstens twaalf maanden onon- derbroken werken voor dezelfde werkgever. Zij zijn immers “geregelde” werknemers geworden.
⯈ de studenten die enkel avondschool volgen (bijvoorbeeld talen).
⯈ de studenten die beroeps-technisch, pedagogisch of artistiek onderwijs met beperkt leerplan volgen in avond- of dagonderwijs van maximum 15 lesuren per week.
⯈ de studenten die een verplichte stage volgen die deel uitmaakt van hun studie. Als stagiair verrichten zij onbezoldigde arbeid. Zij blijven ressorteren onder de bevoegdheid van de onderwijsinstelling.
⯈ de studenten die die zich bevinden in een alternerend onderwijssysteem dat bestaat uit een theoretische opleiding in een onderwijsinstelling of opleidingscentrum enerzijds en een praktische opleiding op de werkplek anderzijds en dit met de werkgever waar ze de praktische opleiding krijgen. Met een andere werkgever kunnen ze wel een geldige studentenovereenkomst sluiten.
Bij hun aanwerving moet dus een gewone arbeidsovereen- komst (voor arbeiders, bedienden, handelsvertegenwoordigers, dienstboden of huisarbeiders) worden opgesteld.
Kan een schoolverlater nog als job- student werken?
Schoolverlaters zijn de jongeren die hun studies beëindigen of vroegtijdig officieel stopzetten.
Verschillende situaties kunnen zich voordoen:
De student beëindigt of stopt zijn studies in juni of juli en schrijft zich in bij de VDAB opdat zijn wachttijd in het kader van de werkloosheidsreglementering zou starten.
⯈ Tijdens de vakantieperiode (juli, augustus en des- gevallend september voor studenten uit het hoger en universitair onderwijs), kan hij nog als student werken. Op het ogenblik dat het diploma behaald is, bestaat immers geen absolute zekerheid over de eventuele bedoelingen van de student om nog verder te studeren. Er wordt daarom best een clausule opgenomen in de arbeidsovereenkomst waarin de intentie van de student om verder te studeren bevestigd wordt. Het is bovendien ook mogelijk voor werkgevers om schoolverlaters eerst
aan te werven met een studentenovereenkomst tijdens de grote vakantie, en vervolgens in dienst te nemen met een gewone arbeidsovereenkomst zonder dat de voordelige RSZ-regeling wegvalt inzake studentenarbeid. Er is echter een voorwaarde: het moet gaan om een duidelijk verschil- lende functie. De studentenjob mag immers geen aanloop vormen voor een vaste tewerkstelling. Een tussenliggende inactiviteitsperiode kan een element zijn dat wijst op een onderscheid.
⯈ Na de vakantieperiode is studentenarbeid niet meer
mogelijk.
De student stopt zijn studies vóórtijdig in de loop van het school- of academiejaar en schrijft zich officieel uit als student.
⯈ Tijdens het resterende deel van het schooljaar kan niet als student worden gewerkt.
⯈ Tijdens de vakantieperiode volgend op de stopzetting van de studies kan niet worden gewerkt als student.
Opgelet!
Loopt de beroepsinschakelingstijd (vroegere wachttijd) door als de student een studentenjob uitoefent?
In geval van een studentenjob na 31 juli, loopt de beroepsinschakelingstijd gewoon door. Werkt de student bijvoor- beeld 20 dagen als jobstudent, dan telt deze periode mee voor de beroepsinschakelingstijd. Dit geldt enkel voor de dagen na 31 juli. Studentenjobs tijdens het schooljaar tellen niet mee als beroepsinschakelingstijd.
6 7
Kunnen buitenlandse jobstudenten een vakantiejob uitoefenen in België?
Het volgende onderscheid dient te worden gemaakt:
EER-studenten
Vanaf welke leeftijd mag een jobstudent werken?
Dit zijn de studenten afkomstig uit een lidstaat van de Europese Unie of uit IJsland, Noorwegen of Liechtenstein.
Het vrij verkeer van werknemers geldt ook voor de tewerkstel- ling van studenten. De EER-student kan dus onder dezelfde voorwaarden worden tewerkgesteld als de Belgische student.
Er is geen arbeidsvergunning, noch arbeidskaart vereist. Zij moeten wel in het bezit zijn van geldige verblijfsdocumenten.
Niet-EER-studenten
Dit zijn de studenten die niet afkomstig zijn uit een lidstaat van de Europese Unie of uit een land behorend tot de EER en die naar België gekomen zijn om hier te studeren en die een geldige verblijfsvergunning hebben.
Mogen minderjarige studenten een vakantiejob uitoefenen?
De voltijdse leerplicht eindigt op de leeftijd van 16 jaar of 15 jaar indien de eerste 2 leerjaren van het secundair onderwijs werden gevolgd.
Tijdens de voltijdse leerplicht kan géén studentenarbeid worden verricht, tenzij in de uitzonderlijke gevallen toegestaan door de wet op de kinderarbeid.
De student blijft voltijds dagonderwijs volgen
Nadien volgt een periode van deeltijdse leerplicht. De deeltijdse leerplicht vangt aan op de leeftijd vanaf 16 jaar of op de leeftijd van 15 jaar indien op die leeftijd reeds de eerste 2 leerjaren van het secundair onderwijs werden gevolgd. Het is niet vereist dat het tweede jaar secundair onderwijs met succes werd afgerond. De deeltijdse leerplicht eindigt op 30 juni van het kalenderjaar waarin de jongere 18 jaar wordt.
Tijdens de deeltijdse leerplicht kan studentenarbeid worden verricht rekening houdend met het hierna volgend onderscheid:
De te respecteren formaliteiten verschillen naargelang de stu- dentenjob zich situeert tijdens het schooljaar/academiejaar of tijdens de schoolvakanties:
Met deze personen kan een studentenovereenkomst worden gesloten op elk ogenblik van het jaar:
⯈ d.i. tijdens de schoolvakanties;
⯈ alsook tijdens het schooljaar.
⯈ Studentenjob tijdens de schoolvakanties (d.i. de zomer-, kerst- en paasvakanties).
Indien zij wettig in België verblijven en in een onderwijsinrichting in België ingeschreven zijn voor het volgen van onderwijs met een volledig leerplan, kunnen deze studenten onder dezelfde voorwaarden tewerkgesteld worden als een Belgische student. Er is dus geen arbeidsvergunning, noch arbeidskaart vereist indi- en zij uitsluitend tijdens de schoolvakanties werken.
⯈ Studentenjob tijdens het schooljaar/ academiejaar De vroegere arbeidskaart C die nodig was om deze studenten tijdens het schooljaar of academiejaar tewerk te stellen, werd op 1 januari 2019 afgeschaft. Studenten die wettig in België verblijven en in een onderwijsinrichting in België ingeschreven zijn voor het volgen van onderwijs met een volledig leerplan kun- nen voortaan ook in deze periode worden tewerkgesteld zonder hiervoor verdere formaliteiten te hoeven vervullen. Nieuwe modellen van verblijfsdocumenten afgeleverd na 1 januari 2019 vermelden of de betrokkene onbeperkt, beperkt of niet kan werk- en. Als overgangsbepaling blijven afgeleverde arbeidskaarten C en afgeleverde verblijfsdocumenten geldig tot hun vervaldatum. Echter mag de betrokken student buiten de schoolvakanties enkel werken voor zover de tewerkstelling verenigbaar is met zijn of haar studies, en de tewerkstelling maximum 20 uur per week bedraagt.
De student volgt deeltijds onderwijs
Naast hun deeltijdse studie kunnen deze studenten verbonden zijn door:
⯈ een deeltijdse arbeidsovereenkomst;
⯈ een deeltijdse stageovereenkomst;
⯈ een industriële leerovereenkomst;
⯈ een leerovereenkomst middenstand;
⯈ een overeenkomst alternerende opleiding;
⯈ een stageovereenkomst alternerende opleiding;
⯈ of overbruggingsuitkeringen genieten.
Met de studenten die deeltijds onderwijs volgen, kan enkel een studentenovereenkomst gesloten worden buiten de tijd besteed aan hun deeltijdse studie en dit onder de volgende voorwaarden:
⯈ uitsluitend tijdens de schoolvakantie;
⯈ en dan nog enkel indien zij naast hun deeltijdse studie niet verbonden zijn door:
⯈ een deeltijdse arbeidsovereenkomst;
⯈ een deeltijdse stageovereenkomst;
⯈ een industriële leerovereenkomst;
⯈ een leerovereenkomst middenstand;
⯈ een overeenkomst alternerende opleiding;
⯈ een stageovereenkomst alternerende opleiding;
⯈ of geen overbruggingsuitkeringen ontvangen.
9
De student is niet meer onderworpen aan de leerplicht
Het betreft hier jongeren die tenminste 18 jaar zijn of die het secundair onderwijs hebben beëindigd en die nog verder studeren na afloop van de voltijdse en de deeltijdse leerplicht.
Met deze studenten kan een studentenovereenkomst worden gesloten op ieder ogenblik van het jaar:
⯈ d.i. tijdens de schoolvakantie;
⯈ alsook tijdens het schooljaar.
Opmerking: De minderjarige die als job- student wil werken heeft geen expliciete toestemming nodig van zijn ouders. De ouders kunnen echter wel schriftelijk verzet aantekenen bij de werkgever. De jeugdrechtbank zal desgevallend een beslissing moeten nemen.
8
De arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten
Wettelijk weerlegbaar vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst
Partijen kunnen niet vrij kiezen of de student als loontrekkende of als zelfstandige zal worden tewerkgesteld. Welke benaming er ook aan wordt gegeven, de overeenkomst wordt vermoed een arbeidsovereenkomst te zijn. Het tegendeel kan wel door de werkgever worden aangetoond, bijvoorbeeld door te bewijzen dat er de facto geen ondergeschikt verband is. Sinds 1 januari 2017 kunnen studenten die arbeid verrichten op zelfstandige basis, genieten van een speciaal statuut, dat van “student-ondernemer”. Dit statuut beschikt over een voordelig stelsel van sociale bijdragen. Indien evenwel de voorwaarden van het statuut “student-ondernemer” niet worden nageleefd, draagt de student zelf alle verplichtingen van sociale en fiscale aard.
Naargelang de aard van de verrichte arbeid, gaat het om een arbeidsovereenkomst voor arbeiders, bedienden, handelsvertegenwoordi- gers, dienstboden of huisarbeiders.
De student kan bij u ook tewerkgesteld worden door een uitzendbureau. Het uitzendbureau is dan de eigenlijke werkgever. De schriftelijk op te maken “arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid” moet tevens alle specifieke elementen bevatten die eigen zijn aan de studen- tenovereenkomst.
Inhoudsvereisten:
verplichte vermeldingen
De studentenovereenkomst moet verplicht onderstaande ver- meldingen bevatten:
⯈ de identiteit (naam, voornaam), de geboortedatum, de woonplaats en eventueel de verblijfplaats van de partijen. De vermelding van de geboortedatum is een belangrijk gegeven omdat dit de controle-instanties moet toelaten na te gaan of de bepalingen inzake kinderarbeid en de reglementeringen i.v.m. de arbeidsduur (o.a. ook de mogelijkheden inzake nachtarbeid en zondagsarbeid) gerespecteerd werden;
⯈ de datum van het begin en het einde van de uitvoering van de overeenkomst; de arbeidsovereenkomst voor studenten is per definitie immers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd;
⯈ de plaats van de uitvoering van de overeenkomst;
⯈ de arbeidsduur per dag en per week;
⯈ de vermelding dat de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers op de student van toepassing is;
⯈ het overeengekomen loon, en in geval dit niet vooraf kan worden vastgesteld, de wijze van en de basis voor de berekening van het loon. De eventuele voordelen in natura moeten eveneens vermeld worden;
⯈ het tijdstip waarop het loon wordt uitbetaald;
⯈ de plaats van huisvesting wanneer de werkgever er zich toe verbonden heeft de student te huisvesten;
⯈ het bevoegde Paritair Comité;
⯈ een beknopte omschrijving van de uit te oefenen func- tie(s);
⯈ de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid;
⯈ de plaats waar en de manier waarop de persoon te bereik- en is, die aangewezen is om de eerste hulp te verlenen;
⯈ de plaats waar de vereiste verbandkist zich bevindt;
⯈ in voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de werknemersvertegenwoordigers in de onderne- mingsraad en in het comité voor preventie en bescherming op het werk en van de leden van de vakbondsafvaardiging;
⯈ het adres en het telefoonnummer van de bedrijf- of interbedrijfsgeneeskundige dienst;
⯈ het adres en het telefoonnummer van de Inspectie van de Sociale Wetten (de Algemene Directie toezicht op de sociale wetten genoemd) van het district waarin de student wordt tewerkgesteld.
Wanneer de laatste zes vermeldingen voorkomen in het arbeids- reglement, volstaat het om er in de studentenovereenkomst naar te verwijzen.
Vormvereisten:
geschreven studentenovereenkomst
Voor iedere student moet steeds een schriftelijke arbeidsover- eenkomst worden opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de deeltijdse, maar ook voor de voltijdse tewerkstelling. Dit moet ten laatste gebeuren op het ogenblik van de indiensttreding. De verplichting van een geschrift heeft tot doel de informatie naar de student toe, de bewijsproblematiek en de controle op de naleving van de wetgeving te vergemakkelijken. De geschreven studentenovereenkomst moet in twee exemplaren worden op- gesteld. Zowel de werkgever als de student- werknemer moeten een exemplaar ontvangen.
Er moet tevens een studentenovereenkomst worden afgesloten voor de studenten die seizoen- of gelegenheidsarbeid verrichten.
11
10
Sancties bij niet-naleving van de geëigende reglementering
De sancties zijn afhankelijk van de aard van de inbreuk. Boven- dien moet een onderscheid gemaakt worden tussen de gevolgen voor de student zelf en deze voor de werkgever.
Gevolgen voor de student
De student kan de studentenovereenkomst op elk ogenblik beëindigen zonder naleving van een opzeggingstermijn, noch betaling van een contractbreukvergoeding in de volgende geval- len:
⯈ wanneer er geen geschreven arbeidsovereenkomst was of deze te laat werd opgesteld;
⯈ wanneer niet alle verplichte vermeldingen werden opgenomen in de studentenovereenkomst;
⯈ wanneer de Dimona-aangifte niet is verricht.
Gevolgen voor de werkgever
De studentenovereenkomst wordt in onderstaande situaties geacht een gewone arbeidsovereenkomst voor arbeiders of bedienden te zijn. De werkgever zal m.a.w. de normale opzeg- gingstermijn i.p.v. de verkorte opzeggingstermijn voor studenten moeten respecteren.
Bovendien kan de werkgever een strafrechtelijke sanctie of een administratieve geldboete oplopen.
De studentenovereenkomst wordt in een gewone arbeidsover- eenkomst voor onbepaalde tijd omgezet in volgende gevallen:
⯈ wanneer er geen geschreven arbeidsovereenkomst is of deze te laat opgesteld werd;
⯈ wanneer de volgende verplichte vermeldingen ontbreken:
Bijkomende verplichtingen
De student moet een exemplaar van het arbeidsreglement krijgen en hiervan een ontvangstbewijs tekenen. Voor alle studenten moet een Dimona-aangifte gedaan worden!
⯈ de datum van het begin en het einde van de uitvoering van de overeenkomst;
⯈ het werkrooster of de verwijzing naar het toepasselijke werkrooster zoals opgenomen in het arbeidsreglement.
Wanneer echter kan worden aangetoond dat deze ontbrek- ende vermelding de student geen schade berokkent, wordt de overeenkomst toch als een geldige studentenovereenkomst beschouwd.
Sociaal document
De studentenovereenkomst wordt als een sociaal document be- schouwd. Dit om de controlemogelijkheden op studentenarbeid te versterken:
⯈ de werkgever moet de studentenovereenkomst bijhouden op de plaats waar de student wordt tewerkgesteld;
⯈ na de tewerkstelling van de student moet de studenteno- vereenkomst nog 5 jaar worden bewaard.
De 5-jarige termijn loopt vanaf de dag die volgt op de dag waar- op de studentenovereenkomst eindigde.
Opgelet!
Het niet naleven van de bijhoudings- en bewaringsplicht kan strafrechtelijk worden gesanctioneerd.
Het proefbeding
De eerste drie effectief gewerkte dagen van de studenteno- vereenkomst worden als proeftijd beschouwd. In deze periode kunnen zowel student als werkgever een einde maken aan de arbeidsovereenkomst zonder opzegging of vergoeding. Deze be- paling komt voort uit de wetgeving, en moet dus ook niet worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst.
12
13
Schorsing van de uitvoering van de studentenovereenkomst ingevolge ziekte en ongeval
Bijzondere verplichtingen ten aanzien van de student die recht heeft op inwoning
In geval van ziekte of ongeval, rusten op de werkgever een aantal verplichtingen: hij moet aan de inwonende student een behoorlijke huisvesting en passende verzorging verstrekken zolang dit nodig is. De verzorgingsplicht is dus niet beperkt tot de duur van de arbeidsovereenkomst.
Dimona
Vooraleer een student mag tewerkgesteld worden, moeten alle werkgevers een Dimona-aangifte verrichten.
Bij de aangifte van indiensttreding moeten er tal van gegevens worden bekendgemaakt aan de RSZ, vb. naam, adres, rijksreg- isternummer…
Daarnaast zijn er een aantal gegevens die specifiek voor een student verplicht moeten worden opgegeven:
Beëindiging van de studentenovereenkomst
Beëindiging door opzegging
Ook wanneer de werkgever de student ontslaat na 7 kalen- derdagen ononderbroken ziekte, blijft deze verplichting verder bestaan zolang de ziekte duurt.
De kosten van dokter, chirurg, apotheker en ziekenhuisver- pleging vallen echter niet ten laste van de werkgever. Indien de meerderjarige student hierom vraagt, moet de werkgever de door hem aangewezen persoon in kennis stellen van de ziekte of het ongeval. Indien de student een niet-ontvoogde minderjarige is, moet de werkgever de persoon verwittigen die de student gewoonlijk onder zijn hoede heeft.
Bijzondere ontslagregeling bij arbeidsongeschiktheid
Zie bijzondere ontslagregeling bij ziekte of ongeval.
Gewaarborgd loon
De normale principes inzake het gewaarborgd dagloon en het gewaarborgd loon voor arbeiders en bedienden moeten ook voor studenten toegepast worden.
Opmerking: Aangezien een studentenovereenkomst nor- malerwijze een eerder korte looptijd heeft (≤ 1 maand), zal de werkgever vrijwel nooit het gewaarborgd loon hoeven te betalen. Het recht op gewaarborgd loon van de jobstudent ontstaat immers pas wanneer deze zonder onderbreking gedurende tenminste één maand in dienst is.
Gratis terbeschikkingstelling van maaltijden
Wanneer de werkgever gratis maaltijden ter beschikking stelt, moeten deze voordelen in natura aangegeven worden. De raming van deze voordelen in natura stemt overeen met volgende forfaitaire bedragen:
⯈ 0,55 euro voor het ontbijt;
⯈ 1,09 euro voor het middagmaal;
⯈ 0,84 euro voor het avondmaal.
⯈ het adres van de plaats van de uitvoering van de overeen-
komst, indien dit adres verschilt van het adres waaronder de werkgever is ingeschreven bij de RSZ. Indien hij tijdens de periode op meerdere plaatsen zal werken, moet alleen de eerste plaats meegedeeld worden. Indien de plaats van tewerkstelling verandert tijdens de periode, moet er geen wijziging doorgegeven worden;
⯈ de datum van uitdiensttreding. Dit betekent dat er achteraf geen aangifte van uitdiensttreding meer moet gebeuren;
⯈ het kwartaal van tewerkstelling en het aantal uren dat de student tijdens dat kwartaal zal werken.
De werkgever uit de bouwsector moet naast de gewone gegevens (vb. naam, adres...) ook de nummers van de C3.2.A- kaarten vermelden op de Dimona-aangifte van de studentarbei- der. Voor de studentbediende in de bouwsector is dit niet het geval.
Buitenlandse werkgevers die tijdelijk personeel ter beschikking stellen in België zijn onder bepaalde voorwaarden gedurende
6 maanden te rekenen vanaf de begindatum van tewerkstel- ling van de eerste ter beschikking gestelde werknemer in België, vrijgesteld van het opstellen en het bijhouden van de studentenovereenkomst. Deze werkgevers zijn in deze periode eveneens vrijgesteld van het opstellen van de Dimona-aan- giften, voor zover zij niet onderworpen zijn aan de Belgische socialezekerheidsregelingen.
Personeelsregister
Werkgevers zijn vrijgesteld van het bijhouden van een personeelsregister indien ze voor hun werknemers een Dimona-aangifte hebben verricht.
Beëindiging tijdens de proeftijd
Bij een arbeidsovereenkomst voor studenten worden de eerste drie werkdagen automatisch als proeftijd beschouwd. Tijdens de proeftijd kan de overeenkomst wel worden beëindigd, door elk van de partijen, zonder opzegging noch vergoeding.
Beëindiging na de proeftijd
Beëindiging op de voorziene einddatum: Een studentenovereen- komst wordt steeds gesloten voor een bepaalde duur. Ze eindigt dan ook automatisch op de voorziene datum. Dit zelfs wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst op dat ogenblik geschorst zou zijn omwille van bijvoorbeeld ziekte.
Beëindiging vóór de voorziene einddatum: Kan de studenteno- vereenkomst worden opgezegd? Een gewone arbeidsovereen- komst van bepaalde duur kan na de zgn. opzegbare periode (x.x.xx de eerste helft van het contract, begrensd tot zes maanden) niet vóór de einddatum beëindigd worden door het geven van een opzegging. Voor de studentenovereenkomst werd evenwel een afwijking voorzien: zowel de werkgever als de student kunnen de studentenovereenkomst beëindigen vóór de normaal voorziene einddatum mits inachtneming van een verkorte opzeggingstermijn.
Welke is de te respecteren opzeggingstermijn? De duur van de verkorte opzeggingstermijn varieert enerzijds in functie van de partij die opzegt en anderzijds in functie van de duur van de overeenkomst. Ongeacht of de studentenovereenkomst er één is voor arbeiders of bedienden, zijn de na te leven opzegging- stermijnen de volgende:
Duur van de over- eenkomst (1) | Opzeggingstermijn die de opzegging- gevende partij moet respecteren | |
Werkgever | Student (arb./bed.) | |
< 1 maand | 3 kalenderdagen | 1 kalenderdag |
> 1 maand | 7 kalenderdagen | 3 kalenderdagen |
(1) Het is de in de overeenkomst vermelde tewerkstellingsduur die bepalend is voor de vaststelling van de te hanteren opzeggingstermijn. De som van de effectief gewerkte dagen is irrelevant.
Hoe moet de opzegging gegeven worden? De opzegging moet
schriftelijk gegeven worden. De opzeggingsbrief moet het begin en de duur van de opzeggingstermijn vermelden.
De betekening van de opzegging kan zoals voor de gewone arbeidsovereenkomst op de volgende manieren gebeuren:
⯈ via aangetekende brief (in geval van ontslag door werk- gever of student). De opzegging wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de dag van verzending. De opzeggingstermijn kan ten vroegste de kalenderdag nadien ingaan maar nooit voor de maandag volgend op de betek- ening (zie verder). Als werkdag wordt elke dag beschouwd (inclusief de zaterdag ook al wordt er niet gewerkt in de onderneming), behalve de zon- en feestdagen;
⯈ bij gerechtsdeurwaarderexploot (in geval van ontslag door werkgever of student). De opzegging wordt geacht ontvangen te zijn de dag van de betekening door de deurwaarder. De opzeggingstermijn vangt ten vroegste de daarop volgende dag aan, maar nooit voor de maandag volgend op de betekening (zie verder);
⯈ door overhandiging van een gewone brief (in geval van ontslag door de student).
De student overhandigt de brief aan de werkgever. Deze laatste tekent de brief voor ontvangst.
Wanneer vangt de opzeggingstermijn aan? De opzeggingster- mijn vangt steeds aan op een maandag.
Voorbeeld: Om op de eerstkomende maandag te kunnen ingaan, moet de aangetekende brief ten laatste op woensdag verstuurd zijn (als er geen feestdag op volgt die week).
Indien er bijvoorbeeld een feestdag valt op vrijdag, moet de werkgever de aangetekende brief ten laatste op dinsdag vers- turen opdat de opzeggingstermijn de eerstkomende maandag kan ingaan.
14
15
Loon- en arbeidsvoorwaarden
Beëindigingsmogelijkheden voor de student zonder opzeggingstermijn, noch contractbreukvergoeding
Zie hoofdstuk ‘Sancties bij niet- naleving van de geëigende reglementering’.
Bijzondere ontslagregeling bij ziekte of ongeval
Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan 7 opeenvol- gende kalenderdagen, kan de werkgever de studentenovereen- komst beëindigen na de zevende dag ziekte. De werkgever is dan wel een contractbreukvergoeding verschuldigd. Deze vergoeding is gelijk aan het loon dat overeenstemt met de duur van de op- zeggingstermijn of het nog te lopen gedeelte van die termijn.
Uitbetaling feestdagen
De werkgever is gehouden tot betaling van:
⯈ Het loon voor één feestdag die valt in de periode van veertien dagen die volgt op het einde van de arbeidsover- eenkomst voor zover de werknemer, zonder onderbreking die aan hem is toe te schrijven, gedurende een periode van 15 dagen tot één maand in dienst van de onderneming is gebleven.
⯈ Het loon voor alle feestdagen die vallen in de periode van 30 dagen die volgt op het einde van de arbeidsovereen- komst, voor zover de werknemer, zonder onderbreking die aan hem is toe te schrijven, gedurende een periode van meer dan één maand in dienst van de onderneming is gebleven.
De werkgever is echter geen loon voor feestdagen verschuldigd:
⯈ bij ontslag om dringende reden;
⯈ indien de student op het tijdstip van de feestdag reeds bij een andere werkgever wordt tewerkgesteld;
⯈ indien de student zelf voortijdig het contract heeft beëindigd (zonder dringende reden).
Loonvoorwaarden
Welk loon moet betaald worden aan de jobstudent?
De jobstudent heeft recht op hetzelfde minimumloon als de an- dere werknemers uit de onderneming die dezelfde functie uitoe- fenen, rekening houdend met zijn leeftijd en beroepskwalificatie. De minimumlonen worden vastgelegd op basis van een CAO op ondernemings- of sectorvlak.
Te garanderen minimumloon | Sector-CAO of on- dernemings-CAO | Bij gebrek aan sector-CAO of on- dernemings-CAO (vb. PC 100) |
< 1 maand tewerk- stelling | Minimumloon volgens XXX | Xxxx contractueel af te spreken |
> 1 maand tewerk- stelling | Minimumloon volgens CAO | Nationaal gewaar- borgd minimum maandinkomen |
Opmerking: Een jobstudent tewerkgesteld met een contract onderworpen aan de solidariteitsbijdragen (bijdrage werknem- er: 2,71 %) en vrij van bedrijfsvoorheffing kan bijgevolg netto méér verdienen dan de arbeider of bediende met een gewone arbeidsovereenkomst (RSZ- inhouding: 13,07 %).
Men vertrekt immers van hetzelfde brutoloon. Om dit verschil in nettoloon op te vangen, werden in bepaalde sectoren specifieke loonbarema’s voor studenten opgesteld.
Opgelet!
Zowel voor arbeiders als bedienden worden de solidariteitsbi- jdragen berekend op het loon aan 100 %.
Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsduur
Welke dag- en weekgrenzen moeten gerespecteerd worden? De arbeidsduur is de tijd gedurende dewelke de werknemer ter beschikking staat van zijn werkgever. Voor de jeugdige werkne- mers (dit zijn minderjarige werknemers van 15 jaar of meer en die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht) geldt echter een meer beperkende definitie: de arbeidsduur is de tijd gedurende dewelke de jeugdige werknemer ter beschikking is van één of meerdere werkgevers. Om de arbeidsduur vast te
stellen moeten dus de bij de eventueel verschillende werkgevers gepresteerde arbeidsdagen en -uren samengevoegd worden.
Alles samengeteld mogen de jeugdigen in principe niet langer werken dan 8 uur per dag en 40 uur per week (of de lagere weke- lijkse grens die sectoraal of op ondernemingsvlak voorzien is). De uurroosters moeten steeds duidelijk worden vermeld in de studentenovereenkomst of in het arbeidsreglement.
Een KB kan (op eensluidend advies van het paritair comité) hogere grenzen vaststellen voor arbeid om het hoofd te bieden aan een ongeval, dringende arbeid aan machines en onvoorziene noodzakelijkheid. In zo’n geval gelden dan als absolute maxima 10 uur per dag en 50 uur per week.
Verplichte vijfdagenweek
Aan de jeugdige werknemers moet een bijkomende rustdag worden toegekend onmiddellijk volgend op of voorafgaand aan de zondag (dit is dus op maandag of op zaterdag). De jeugdige werknemer mag uitsluitend arbeid verrichten op deze bijkomende rustdag in geval van ongeval, dringende arbeid aan machines en onvoorziene noodzakelijkheid.
Formaliteit: de werkgever die van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik maakt, moet de Inspectie van Sociale Wetten hiervan op de hoogte brengen binnen de 3 dagen.
Deeltijdse arbeid
De basisregels inzake minimale tewerkstelling voor de gewone deeltijdse werknemers zijn ook van toepassing op studenten:
De wekelijkse arbeidsduur moet minstens 1/3 bedragen van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werk- nemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren. Bij gebrek aan voltijdse werknemers in de eigen on- derneming die tot dezelfde categorie behoren, geldt de voltijdse arbeidsduur die in de sector van toepassing is. De student mag echter wel worden tewerkgesteld voor minder dan 1/3 van de voltijdse arbeidsduur op voorwaarde dat het gaat om een stu- dentenjob waarvoor solidariteitsbijdragen verschuldigd zijn.
De 3-urennorm blijft ook voor de tewerkstelling van studenten onderworpen aan de solidariteitsbijdragen gelden.
16 17
Overwerk
Jeugdige werknemers mogen in principe geen overuren (d.i. arbeid boven de 8 uur per dag of 40 uur per week of eventueel boven een lagere grens die sectoraal of op ondernemingsvlak is voorzien) presteren, tenzij:
⯈ om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
⯈ voor het verrichten van dringende arbeid aan machines of materieel;
⯈ om arbeid te verrichten die door een onvoorziene noodzakelijkheid binnen de onderneming wordt vereist. In dit laatste geval is een voorafgaand akkoord nodig van de vakbondsafvaardiging.
Formaliteit: in de drie gevallen waarin overwerk mogelijk is, is er een meldingsplicht aan de Inspectie van Sociale Wetten binnen de 3 dagen na het verrichte overwerk.
Arbeid op zon- en feestdagen
Jeugdige werknemers mogen in principe niet op een zondag of een feestdag worden tewerkgesteld. Kan dit uitzonderlijk toch dan mogen de jeugdige werknemers echter maar één zondag op twee worden tewerkgesteld (behoudens voorafgaande toestem- ming van de Inspectie van Sociale wetten).
Uitzonderlijk kan in de drie bovenvermelde gevallen van over- macht wel arbeid worden verricht op zon- en feestdagen.
Formaliteit: meldingsplicht aan Inspectie van Sociale Wetten binnen de 3 dagen na de verrichte zondag- of feestdagarbeid.
Bovendien mogen de jeugdige werknemers tewerkgesteld worden op zon- en feestdagen in onderstaande gevallen:
⯈ uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkun- dige of artistieke aard;
⯈ modeshows en voorstellingen van kledijcollecties;
⯈ bij deelname aan sportmanifestaties;
⯈ bij tewerkstelling gedurende de kerst- en paasvakantie in het onderwijs, evenals gedurende de periode tussen Pink- steren en 30 september in de volgende ondernemingen die uitgebaat worden in badplaatsen, luchtkuuroorden en erkende toeristische centra: kleinhandelszaken, kapsalons, ondernemingen van openbare vertoningen en vermakeli- jkheden, ondernemingen voor het verhuren van boeken, stoelen en vervoermiddelen;
⯈ bij tewerkstelling in horecaondernemingen (PC 302);
⯈ bij tewerkstelling in bakkerijen (PC 118);
⯈ bij continuarbeid in geval van tewerkstelling in een textielbedrijf (PC 120);
⯈ bij tewerkstelling in de audiovisuele sector (PC 227);
18 19
⯈ bij tewerkstelling in de zelfstandige kleinhandel (PC 201);
⯈ bij tewerkstelling in de kleinhandel in voedingswaren (PC 202)
⯈ bij tewerkstelling in een grote kleinhandelszaak (PC 311);
⯈ bij tewerkstelling in een warenhuis (PC 312).
Formaliteit: schriftelijke meldingsplicht aan Inspectie van So- ciale Wetten minstens 5 dagen voorafgaand aan de aanvang van de zondag- of feestdagarbeid.
Rusttijden
In tegenstelling tot de werknemers, ouder dan 18 jaar, die recht hebben op een rusttijd van minstens een kwartier uiterlijk voor- dat de duur van hun prestaties 6 uur bereikt (behalve indien an- ders werd voorzien bij sectorale CAO of indien de rusttijden vóór 27 december 1998 in het arbeidsreglement werden vastgelegd), mogen jeugdige werknemers niet meer dan 4,5 uur ononderbro- ken werken. De duur van de rusttijd is afhankelijk van het aantal gepresteerde arbeidsuren.
Aantal arbeidsuren per dag | Te waarborgen rusttijd |
> 4,5 uur | 0,5 uur rust ineens te nemen |
> 6 uur | 1 uur rust (1) waarvan 0,5 uur rust ineens te nemen |
(1) Bij KB kan (mits instemming van het bevoegd PC) de rusttijd van 1 uur tot 0,5 uur worden verminderd wanneer dit om technische redenen noodzakelijk is.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer ploegenarbeid wordt verricht: zie bijvoorbeeld: PC 109, PC 111 en PC 120.
Inhaalrust
⯈ Jeugdige werknemers die overwerk verrichten (d.i. arbeid boven de 8 uur per dag of 40 uur per week of boven de lagere wekelijkse grens die sectoraal of op onderne- mingsvlak voorzien is), hebben recht op inhaalrust.
⯈ De duur van de inhaalrust is gelijk aan de duur van het verrichte overwerk.
⯈ De inhaalrust moet ineens genomen worden vóór het einde van de week die volgt op de week waarin het overwerk verricht is (behalve indien een ander tijdstip werd overeengekomen met de Inspectie van Sociale Wetten). Deze inhaalrust wordt meegeteld om het aantal verrichtte uren arbeid te bepalen van de week waarin ze wordt opgenomen.
⯈ Jeugdige werknemers die arbeid op zondag, bijkomende rustdagen of feestdagen verrichten, hebben recht op in- haalrust overeenkomstig de gewone regels zoals bepaald in de wet op de zondagsrust of de wet op de feestdagen.
⯈ De inhaalrust moet minstens 36 opeenvolgende uren bedragen, wanneer de jeugdige werknemer op een zondag of op een bijkomende rustdag wordt tewerkgesteld.
Overloon
Hier gelden de regels zoals voor de gewone arbeiders en bedi- enden.
Nachtarbeid
Nachtarbeid is arbeid verricht tussen 20 uur ‘s avonds en 6 uur ‘s morgens. Ook voor jeugdige werknemers is nachtarbeid in princ- ipe verboden. Uitzonderlijk kan nachtarbeid verricht worden door sommige categorieën van jeugdige werknemers, voor sommige werkzaamheden of in sommige sectoren, bedrijven of beroepen.
Deze afwijkingen moeten voorzien worden bij KB. Maar zelfs wanneer deze afwijkingen worden toegestaan, blijft nachtarbeid absoluut verboden tussen middernacht en vier uur ‘s morgens.
Nachtarbeid is ook mogelijk in volgende bijzondere gevallen:
⯈ om het hoofd te bieden aan een ongeval;
⯈ bij dringend werk aan machines;
⯈ bij onvoorziene noodzakelijkheid.
In deze 3 gevallen kan gewerkt worden tot 23 uur door jeugdige werknemers ouder dan 16 jaar.
Formaliteit: De Inspectie van Sociale Wetten moet hiervan bin- nen de 3 dagen schriftelijk op de hoogte gesteld worden.
Bovendien werd bij KB in volgende algemene afwijkingen voor- zien:
Afwijking o.w.v. de aard van het werk:
Voor jeugdige werknemers ouder dan 16 jaar kunnen de gren- zen worden gebracht op 22 uur en 6 uur en op 23 uur en 7 uur wanneer zij:
⯈ continuarbeid verrichten aan werken die wegens hun aard niet mogen worden onderbroken;
⯈ arbeid in opeenvolgende ploegen verrichten.
Afwijking voor sommige bedrijfstakken, bedrijven en beroepen:
⯈ alle jeugdige werknemers mogen tot 23 uur tewerkgesteld worden om op te treden als acteur of figurant naar aanleiding van:
⯈ opvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkun- dige of artistieke aard;
⯈ opname voor film, televisie of radio;
⯈ modeshows en voorstellingen van collecties kleren.
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen ‘s nachts worden tewerkgesteld in emailfabrieken (PC 111) aan werken die wegens hun aard niet mogen worden onderbroken, doch
dit gedurende maximum 1 week op 3;
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen tot 23 uur arbeid verrichten in de horecasector (PC 302), op voorwaarde dat ze na afloop van de arbeidsdag nog gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer of dat de werkgever zorgt voor vervoer;
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen tot 22 uur tewerk- gesteld worden in ondernemingen die vallen onder het paritair comité van het filmbedrijf (PC 303.01);
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen onder bepaalde voorwaarden worden tewerkgesteld tot 23 uur in de audiovisuele sector (PC 227)
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen ’s nachts (behalve tussen middernacht en 4 uur) worden tewerkgesteld voor het uitvoeren van baggerwerken (PC 124);
⯈ jongeren van 16 en 17 jaar mogen tussen 4 en 22 uur worden tewerkgesteld in bepaalde bakkerijen (PC 118);
⯈ in andere sectoren zijn specifieke afwijkingen voorzien.
Xxxxxxxx bij nachtarbeid
In alle gevallen van nachtarbeid moet een ononderbroken rust- periode worden gewaarborgd van minstens 12 uur tussen de beëindiging en de hervatting van het werk.
Verboden arbeid
In principe is het verboden jongeren op het werk arbeid te laten verrichten die als gevaarlijk wordt beschouwd, zoals arbeid:
⯈ die de jongeren, objectief gezien, lichamelijk of psychisch niet aankunnen;
⯈ waardoor de jongeren blootgesteld worden aan giftige of carcinogene stoffen, stoffen die erfelijke genetische veranderingen veroorzaken, stoffen die tijdens de
zwangerschap schadelijke gevolgen hebben voor de foetus of die voor de mens anderszins schadelijke chronische werking hebben;
⯈ die blootstelling aan ioniserende straling meebrengt;
⯈ die risicofactoren voor ongevallen inhoudt waarvan ver- moed kan worden dat jongeren, doordat ze nog niet veel inzicht hebben in veiligheid of onervaren of onvoldoende opgeleid zijn, deze meestal niet beseffen of kunnen voorkomen;
⯈ die de jongeren blootstelt aan extreme koude of hitte, of aan lawaai of trillingen.
De verbodsbepaling geldt in elk geval voor:
1. arbeid die blootstelling meebrengt aan de chemische, fysis- che en biologische agentia bedoeld in de punten A.1, A.2 en A.3, a), b), c) en d) van de bijlage bij dit besluit;
2. arbeid waarbij het niet mogelijk is door analyse vast te stel- len of de grenswaarden voor de chemische agentia bedoeld in punt A.3, e) van de bijlage bij dit besluit, voortdurend worden nageleefd;
3. de procédés en werkzaamheden bedoeld in punt B. van de bijlage bij dit besluit;
4. de aanwezigheid van jongeren op het werk op de plaatsen opgesomd in punt C. van de bijlage bij dit besluit.
Mogelijke afwijkingen:
De verbodsbepalingen gelden niet voor jongeren in de cat- egorie van 15 tot 18 jaar, die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht en die tewerkgesteld worden krachtens een arbeidsovereenkomst of die, anders dan krachtens een ar- beidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, voor zover de volgende voorwaarden worden vervuld:
1. deze personen zijn tenminste 16 jaar oud;
2. de werkgever zorgt er voor dat deze personen een specifieke en adequate opleiding hebben ontvangen in functie van de sec- tor waarin de activiteit wordt uitgevoerd of ziet er op toe dat zij de nodige beroepsopleiding hebben ontvangen;
3. de werkgever treft de nodige preventiemaatregelen, verge- wist zich ervan dat deze preventiemaatregelen effectief zijn en door een lid van de hiërarchische lijn, aangewezen door deze werkgever, of door de werkgever zelf, worden gecontroleerd;
4. de werkgever ziet er op toe dat de hoger genoemde activi- teiten enkel kunnen plaatsvinden in het bijzijn van een ervaren werknemer.
De verbodsbepalingen gelden niet voor jongeren in een stelsel van alternerend leren (de personen bedoeld in artikel 2, 1°, b), c) en d) van het KB 3 mei 1999), indien de volgende voorwaarden worden vervuld:
1. de activiteiten of de aanwezigheid op de plaatsen hierboven bedoeld zijn onontbeerlijk voor hun beroepsopleiding;
2. de werkgever treft de maatregelen, hierboven opgesomd onder 3° en 4°.
Een aantal werken wordt expliciet door de wet verboden. Dit verbod is echter niet van toepassing op de studentenwerkne- mers die ouder zijn dan 18 jaar, onder de volgende voorwaarden:
⯈ zij worden niet betrokken bij het besturen van gemotori- seerde transportwerktuigen;
⯈ hun studierichting stemt overeen met de werkzaamheden waarvoor de verbodsbepaling geldt;
20 21
⯈ de werkgever vraagt, alvorens de studentenwerknemers tewerk te stellen, het advies van het comité en de preventieadviseur(s) van de diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Onder gemotoriseerd transportwerktuig worden alle voertuigen op wielen, uitgezonderd voertuigen op rails verstaan, die zijn bestemd voor het vervoeren, trekken, duwen, heffen of stapelen en het wegzetten in stellingen van lasten van ongeacht welke aard en die worden bediend door een bestuurder die hetzij naast het transportwerktuig meeloopt, hetzij meerijdt op een speciaal ingerichte op het chassis bevestigde of meestijgende bestuurdersplaats.
Nochtans mogen de studenten-werknemers die ouder zijn dan
18 jaar niet-stapelende gemotoriseerde transportwerktuigen met geringe hefhoogte bedienen. Hierbij moet geringe hef- hoogte verstaan worden als de hoogte die juist voldoende is om deze last vrij te kunnen vervoeren.
Studenten-werknemers tussen 16 en 18 jaar mogen deze toestellen eveneens bedienen, maar enkel indien het gaat om toestellen waarbij de bestuurder naast het transportwerktuig meeloopt. (transportwerktuigen type “meelopende bestuurder”)
Zowel voor studenten ouder dan 18 jaar als studenten tussen 16 en 18 jaar, gelden bovendien volgende voorwaarden :
1. het betreft een platformtruck, d.w.z. een transportwerktuig waarbij de last op een vast platform of op een andere niet- hefbare inrichting wordt vervoerd, of een palettruck, d.w.z. een niet-stapelende heftruck met geringe hefhoogte met een geste-
van deze stoffen werd opgenomen in bijlage van KB 3 mei 1999 betreffende de bescherming van de jongeren op het werk.
Belangrijke opmerking: sinds het KB van 3 mei 1999 (BS 3 juni 1999) betreffende de bescherming van de jongeren op het werk, moet de werkgever een analyse uitvoeren van de risico’s waaraan jongeren bij hun arbeid blootgesteld zijn, met het oog op het beoordelen van alle risico’s voor de veiligheid, de lichamelijke en geestelijke gezondheid of de ontwikkeling, ten gevolge van een gebrek aan ervaring, doordat zij zich van risico’s niet bewust zijn of doordat hun ontwikkeling nog niet is voltooid.
De analyse vindt plaats voordat de jongeren met hun arbeid be- ginnen; zij moet ten minste eens per jaar worden hernieuwd of gewijzigd, alsook bij elke belangrijke wijziging van de werkpost.
Deze analyse moet het mogelijk maken in elk geval de agentia te herkennen waaraan de jongeren op het werk kunnen worden blootgesteld, de procédés en werkzaamheden waarbij ze kunnen worden betrokken en de plaatsen waar ze aanwezig kunnen zijn.
De werkgever is ertoe gehouden de nodige preventiemaatre- gelen te treffen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de jongeren op het werk, zodat zij beschermd zijn tegen elk risico dat hun veiligheid, lichamelijke of geestelijke gezondheid, of ontwikkeling kan schaden.
Wanneer op grond van de bedoelde risicoanalyse een risico is gebleken, past de werkgever de voor de situatie van de be- trokken jongere passende maatregelen toe, waarbij hij rekening houdt met de samenvoeging of het gecombineerde effect ervan.
Onderworpenheid aan de Sociale Zekerheid
Normaal gezien zijn voor de studenten de gewone socialezekerheidsbijdragen (RSZ-werkgever en 13,07 % RSZ-werknemer) verschuld- igd zoals voor gewone arbeiders en bedienden.
Op deze algemene regel zijn wel een aantal belangrijke uitzonderingen voorzien. Zo kan de student gedurende 475 uren per jaar voordelig werken. Zowel de student zelf als zijn werkgever betalen voor deze uren beduidend minder bijdragen aan de RSZ.
Solidariteitsbijdragen
unde vork voor het vervoer van pallets, of een platformheftruck,
d.w.z. een heftruck met een hefplatform met geringe hefhoogte of andere inrichting voor het vervoeren van lasten;
2. de werkgever neemt de nodige maatregelen om zich ervan te verzekeren dat de studenten- werknemers die belast worden met de bediening van deze toestellen, voldoende zin voor ver- antwoordelijkheid hebben en zij een adequate opleiding hebben gekregen voor het veilig besturen van deze arbeidsmiddelen;
3. de bedieningsorganen van de toestellen moeten van een type zijn dat een permanente actie van de bestuurder vereist en moet- en wanneer ze aan zichzelf overgelaten worden, automatisch in de neutrale stand terugkeren en de rem in werking stellen;
4. de snelheid van het rijden in onbelaste toestand en op vlak ter- rein is beperkt tot 6 km/uur voor de toestellen met meelopende bestuurder en tot 16 km/uur voor de toestellen met meerijdende bestuurder.
Bovendien is arbeid die blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia meebrengt verboden. De gedetailleerde lijst
De werkgever verricht de risicoanalyse en bepaalt de te nemen
maatregelen in samenwerking met de preventieadviseur(s) van de diensten voor preventie en bescherming op het werk.
De resultaten van de analyse en de te nemen maatregelen worden opgenomen in het globaal preventieplan.
De werkgever licht de jongeren op het werk in over mogelijke risico’s en over alle maatregelen ter bescherming van hun ge- zondheid en veiligheid.
Krachtens art. 17bis van het KB van 28 november 1969 zijn de studenten die aan onderstaande voorwaarden voldoen en de werkgevers die hen tewerkstellen niet onderworpen aan ge- wone socialezekerheidsbijdragen gedurende een beperkt aantal uren per jaar.
475 arbeidsuren per kalenderjaar
Sinds 1 januari 2017 kan een student gedurende 475 uren per kalenderjaar werken zonder aan de normale socialezekerheids- bijdragen onderworpen te zijn. Deze 475 uren kunnen gespreid worden over een heel kalenderjaar.
Tegen een voordelig RSZ-percentage
De tewerkstelling van de studenten is onderworpen aan solidar- iteitsbijdragen. Deze solidariteitsbijdragen zijn gelijk aan 5,42 % werkgeversbijdragen (+0,01 % bijdrage Asbestfonds) en 2,71 % werknemersbijdragen (inhouding op het brutoloon). In totaal is er dus 8,14 % bijdragen verschuldigd aan de RSZ.
Opgelet! Om te kunnen genieten van dit gunstige RSZ-regime moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan.
Zo:
1. moet de werkgever het aantal uren dat de student zal werk- en in Dimona melden met het type werknemer XXX en dit per kwartaal. Bovendien moet de Dimona-aangifte tijdig gebeuren (dit wil zeggen uiterlijk op het moment van indiensttreding) om van de solidariteitsbijdragen te kunnen genieten;
2. mag een student niet tewerk worden gesteld tijdens periodes waarin hij of zij verplicht aanwezig moet zijn in de onderwijsin- stelling en
3. mag de betrokken student niet meer werken dan 475 uren (= het contingent) per kalenderjaar.
Dit neemt echter niet weg dat de student die reeds minstens 12 maanden ononderbroken voor dezelfde werkgever werkt, geacht wordt te zijn verbonden met een gewone arbeidsovereenkomst
22 23
en aldus ook niet meer kan genieten van de solidariteitsbijdra- gen als student. Eénmaal men deze dienstanciënniteit bij een werkgever heeft opgebouwd, blijft die voor de volgende jaren gelden en kan men met deze werkgever geen overeenkomst voor studenten meer afsluiten. De student kan wel tegelijkertijd/ nadien bij een andere werkgever een studentenovereenkomst afsluiten.
Een RSZ-vrije tewerkstelling in het kader van een socio-culturele activiteit (bijvoorbeeld als sportmonitor of als animator van socio-culturele activiteiten) gedurende maximum 25 dagen per jaar, vormt geen bezwaar om nog een studentenovereenkomst vrij van RSZ, maar onderworpen aan de solidariteitsbijdragen, af te sluiten. Het studentencontingent van 475 uren mag dus gecumuleerd worden met een tewerkstelling van 25 dagen in de socioculturele sector. De dagen van tewerkstelling in de socio- culturele sector moeten ook voorafgaand aan de tewerkstelling worden aangegeven in Dimona met het type werknemer ‘A17’. De tewerkstelling in de “concrete betrekking” mag in de loop van een kalenderjaar 25 arbeidsdagen niet overschrijden bij één of meer werkgevers.
Dimona
Op basis van de gesloten overeenkomst, kan de werkgever arbeidsuren reserveren en dit via de Dimona-aangifte. Naast de gewone gegevens moet immers eveneens het aantal uren aangegeven worden dat de student zal worden tewerkgesteld. Deze Dimona’s moeten per kwartaal gebeuren. Men moet dus per kwartaal meegeven hoeveel uren de student bij de werk- gever tewerk zal worden gesteld. Loopt een overeenkomst over meerdere kwartalen, dan moeten er meerdere Dimona’s worden gedaan, nl. zoveel als er kwartalen zijn gedekt door de overeenkomst. Gebeurt de Dimona-aangifte niet tijdig, dan kan de werkgever niet genieten van het voordeel van de solidarite- itsbijdragen.
Enkel de uren die effectief gepresteerd worden, moeten worden meegeteld. De uren voor feestdagen, betaalde ziektedagen en andere uren waarvoor de werkgever een loon betaalt, maar die geen werkelijk gepresteerde arbeidsuren zijn, moeten niet aangegeven worden.
Opgelet! De solidariteitsbijdrage is wel verschuldigd op het loon voor deze uren.
Overschrijding van het contingent
Als het contingent wordt overschreden, zijn er socialezeker- heidsbijdragen verschuldigd vanaf het 476e uur.
Als bij het indienen van de Dimona blijkt dat de student al voor meer dan 475 uren in hetzelfde kalenderjaar werd aangegeven, ontvangt de werkgever een niet-blokkerende melding. Wordt de
Dimona gedaan via een beveiligd kanaal, wordt eveneens het aantal uren van overschrijding meegedeeld.
Gepresteerde versus gereserveerde uren?
Nadat de werkgever zijn DmfA-aangifte voor een bepaald kwar- taal heeft verzonden, zal de RSZ een vergelijkende controle, de zogenaamde cross controle, doen tussen de Dimona-aangifte en de DmfA-aangifte. Op basis van deze vergelijking zal de RSZ de teller, indien nodig, rechtzetten.
Wanneer een werkgever ook in het volgende kwartaal uren heeft gereserveerd, is er een automatische overdracht van de gereserveerde maar niet gepresteerde uren naar het volgend kwartaal. Zijn er in een volgend kwartaal geen uren gere- serveerd, worden de niet gepresteerde uren daarentegen na de cross controle weer vrijgegeven.
De student presteerde minder uren dan oorspronkelijk aangegeven – wat nu?
Teller
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voorziet in een beveiligde webapplicatie waar de student kan controleren hoeveel dagen hij nog kan werken tegen de solidariteitsbijdrage. Via de website xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx kan de student deze beveiligde webapplicatie student@work raadplegen. Hij kan er ook een attest met het aantal resteren- de uren aanmaken, afdrukken of versturen via e-mail. Hierop staat ook een toegangscode die hij aan de werkgever kan bezorgen, zodat die op beveiligde omgeving van de portaalsite het resterend aantal uren van de student kan consulteren. De toegangscode is drie maanden geldig voor de werkgever.
Leidraad aanwerving studenten
Als u een student bij u wilt tewerkstellen, dan dient u toch een aantal zaken in het achterhoofd te houden. We geven u dan ook graag een leidraad bij de aanwerving van studenten:
⯈ Xxxxxx steeds op voorhand hoeveel uren per kwartaal u de student tewerk wil stellen.
⯈ Nodig de student uit voor een gesprek en vraag hem het attest mee te brengen dat hij kan afprinten via student@work en waarop u kan controleren hoeveel uren de student nog tegen de solidariteitsbijdrage kan worden tewerk gesteld. Op dat attest vindt u eveneens een code terug waarmee u zelf via de portaalsite de laatste stand van zaken kan controleren betreffende het aantal openstaande uren.
⯈ Sluit met de student een arbeidsovereenkomst voor studenten.
⯈ Doe op basis van de gesloten arbeidsovereenkomst en zeker voor aanvang van de tewerkstelling een Dimo- na-aangifte. Let op, deze Dimona-aangifte is kwartaalgebonden en moet het aantal uren bevatten waarop de student bij de werkgever zal worden tewerk gesteld. Deze gegevens moeten blijken uit en overeenstemmen met de gesloten arbeidsovereenkomst.
Ingeval de student minder uren presteerde dan oorspronkelijk aangegeven in Dimona, kan de werkgever een wijzigende Di- mona-aangifte doen en dit zolang de DmfA-aangifte nog niet is verstuurd. Doet de werkgever dit niet dan zal de crosscontrole tussen Dimona en DmfA zorgen voor een rechtzetting van het contingent. Daar de teller in het eerste geval sneller zal worden rechtgezet, raden we aan een wijzigende Dimona-aangifte te doen. Wanneer de werkgever geen wijzigende Dimona-aangifte doet en de student niet kan wachten tot het moment van de crosscontrole, kan deze steeds zelf contact opnemen met de RSZ om het contingent te laten rechtzetten.
25
24
RSZ-vrijstellingen
Onder andere volgende categorieën van studenten zijn volledig vrijgesteld van RSZ-bijdragen. De vrijstelling geldt zowel wat de tewerkstelling tijdens het schooljaar als tijdens de schoolvakan- ties betreft. Aan deze vrijstelling zijn verder geen voorwaarden verbonden.
Combinatie met gelegenheidsarbeid
Studenten tewerkgesteld als gelegenheidsarbeider in de tuin- bouwsector (PC 145 met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen) en in de landbouwsector (PC 144) zijn onderworpen aan de gewone bijdragepercentages berekend op het respectievelijke dagforfait land – of tuinbouw voor gelegenheidsarbeiders. In de land- en tuinbouw zijn er
Fiscale toestand van jobstudenten
Inhouding van bedrijfsvoorheffing
a) Studenten die in het kader van hun studies een stage door- lopen in een onderneming. Meestal bestaat er geen arbeidsover- eenkomst. Er wordt bovendien geen loon uitbetaald gezien het precies de bedoeling is een opleiding te geven.
b) Studenten die occasionele arbeid verrichten.
Occasionele arbeid is arbeid verricht voor de privé-huishouding van de werkgever of zijn familie:
⯈ gedurende maximum 8 uur per week;
⯈ bij één of meer werkgevers. De werkgever doet dus best navraag over de mogelijke prestaties van de student bij andere werkgevers.
Het moet daarbij gaan om prestaties van intellectuele aard (bi- jvoorbeeld babysitting, gezelschap houden van oudere personen en boodschappen helpen doen of minder mobiele personen begeleiden) of manuele prestaties die niet van huishoudelijke aard zijn (zoals klusjes uitvoeren, de tuin onderhouden). Voor prestaties van manuele aard moet wel steeds een aangifte ge- beuren, ongeacht het gepresteerd aantal uren.
volledig gescheiden contingenten van studentenarbeid en gelegenheidsarbeid. Een student kan dus zowel het volledig contingent van 475 uren als student met toepassing van de sol- idariteitsbijdrage als 65 dagen als gelegenheidswerknemer in de land- en tuinbouw, eventueel met 35 bijkomende dagen in de witloofteelt of in de champignonteelt, met toepassing van deze forfaits uitputten.
Studenten tewerkgesteld als gelegenheidsarbeider in de hore- casector (PC 302) zijn onderworpen aan de gewone bijdrage- percentages berekend op het lager dag – of uurforfait voor gelegenheidsarbeiders. In de horeca zijn er volledig gescheiden contingenten van studentenarbeid en gelegenheidsarbeid. Een student kan dus zowel het volledig contingent van 475 uren als student met toepassing van de solidariteitsbijdrage als 50 dagen als gelegenheidswerknemer met toepassing van deze forfaits uitputten.
Sinds 1 juli 2016 bestaat er opnieuw een keuze tussen de stat- uten. Met andere woorden, het contingent aan uren studente- narbeid moet niet zijn uitgeput vooraleer een tewerkstelling als gelegenheidswerknemer mogelijk is.
Opgelet : De student moet tewerkgesteld worden in het kader van een studentenovereenkomst, ongeacht het statuut dat bij de RSZ werd aangegeven (student of gelegenheidswerknemer).
Principe: bedrijfsvoorheffing
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, moet in principe bedrijfsvoorheffing (BV) ingehouden worden op het loon van de jobstudent. Dit gebeurt op basis van de barema’s die gelden voor de gewone arbeiders en bedienden.
De werkgever moet de BV inhouden, zelfs als hij weet dat de ingehouden BV achteraf door de belastingadministratie zal worden terugbetaald aan de jobstudent.
Uitzondering: géén bedrijfsvoorheffing
Er bestaat nochtans een belangrijke uitzondering. Er moet geen BV worden ingehouden indien:
⯈ de student in dienst werd genomen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor studenten gedurende de periodes van niet verplichte aanwezigheid in de onderwi- jsinstellingen;
⯈ de student maximaal 475 (aangegeven) uren per kalender- jaar werkt;
⯈ de tewerkstelling van de student volledig is vrijgesteld van gewone RSZ- bijdragen en enkel de solidariteitsbijdrage verschuldigd is.
Een RSZ- vrije tewerkstelling in het kader van een socioculturele activiteit (bijvoorbeeld als sportmonitor of als animator van socio-culturele activiteiten) gedurende maximum 25 dagen per jaar, vormt geen bezwaar om nog een studentenovereenkomst vrij van RSZ maar onderworpen aan de solidariteitsbijdragen af te sluiten.
De student als belastingplichtige
Fiche 281.10
Inkomsten die een student verkrijgt uit een beroepsactiviteit, moeten steeds als een persoonlijk inkomen worden beschouwd. Het loon van de student kan dus nooit samengevoegd worden met de inkomsten van zijn ouders, zelfs als de student jonger is dan 18 jaar. De student moet dan ook altijd een belastingaan- gifte invullen in eigen naam.
De werkgever van zijn kant is verplicht een fiscale fiche 281.10 op te maken. Hierop moet het totale bruto belastbare loon worden vermeld en de eventueel ingehouden bedrijfsvoorheffing. Het origineel wordt opgestuurd naar de belastingadministratie, het dubbel moet aan de student worden bezorgd.
26 27
Effectieve belastingheffing
De student zal op basis van zijn tewerkstelling in 2019 geen be- lasting verschuldigd zijn voor zover het inkomen volgende grens niet overschrijdt:
Aanslagjaar 2020 (inkomsten 2019) | Maximaal jaarlijks netto belastbaar inkomen (1) |
Student | 8 860 euro |
Opmerking: Indien het inkomen van de student minder bedraagt dan bovenstaande grens en er toch BV werd ingehouden, dan kan de student de door de werkgever ingehouden BV teruggestort krijgen op voorwaarde dat de student zelf een belastingaangifte invult voor het aanslagjaar 2020.
Teneinde het netto- belastbaar inkomen te bekomen mogen ber- oepskosten worden afgetrokken van het bruto-belastbaar loon. De student mag ten allen tijde de gemaakte kosten bewijzen. Wanneer dit gevraagd wordt, moet hij wel de nodige bewi- jsstukken kunnen voorleggen om de gemaakte kosten te staven. Indien de student zijn kosten niet kan bewijzen of die kosten gering zijn, dan worden deze beroepskosten forfaitair bepaald.
Netto bestaansmid- delen | Bruto voor 20 % beroepskosten | Bruto belastbaar (incl. vrijgestelde inkomsten uit studentenarbeid) (2) | Bruto bezoldigingen uit studentenarbeid (incl. 2,71 % solidariteitsbijdrage, te betalen door student) | |
Voor inkomstenjaar 2019 | ||||
Kind van belastingplichti- gen die gemeenschappelijk belast worden | 3 330,00 euro | 4 162,50 euro | 6 942,50 euro | 7 135,88 euro |
Kind van alleenstaande belastingplichtige | 4 810,00 euro | 6 012,50 euro | 8 792,50 euro | 9 037,41 euro |
Gehandicapt kind ten laste van alleenstaande belastingplichtige | 6 110,00 euro | 7 637,50 euro | 10 417,50 euro | 10 707,68 euro |
Het maximaal bruto belastbaar inkomen is het inkomen van de student na afhouding van ofwel de volledige RSZ-bijdragen, ofwel de solidariteitsbijdragen, naargelang het geval.
(1) Onder “jaarlijks inkomen” worden alle belastbare zowel als de niet-belastbare inkomsten verstaan
(2) Het maximaal bruto belastbaar inkomen is het inkomen van de student na afhouding van (naargelang het geval) de volledige RSZ- bijdragen of van de solidariteitsbijdragen.
Er moet nochtans geen rekening gehouden worden met:
⯈ onderhoudsuitkeringen ten belope van 3 330 euro;
⯈ inkomsten uit studentenarbeid, een alternerende opleiding of verdiend als student-zelfstandige ten belope van 2 780 euro;
⯈ wettelijke gezinsbijslagen;
⯈ premies voorhuwelijkssparen;
⯈ studiebeurzen;
⯈ ontvangen erfenissen of schenkingen;
De student als persoon ten laste in de belastingaangifte van de ouders
Het loon van de student mag nooit worden samengevoegd met de inkomsten van zijn ouders. Het inkomen van een student kan echter wel een weerslag hebben op de belastingtoestand van de ouders. De student kan immers onder bepaalde voorwaarden als kind ten laste worden beschouwd. De ouders kunnen dan een belastingvermindering genieten.
Hiertoe moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn:
⯈ de student moet deel blijven uitmaken van het gezin van zijn ouders. Dit wordt nagegaan op 1 januari 2020 (voor de belasting verschuldigd op de in 2019 verworven inkomsten). Studenten die definitief afzonderlijk gaan wonen, maken geen deel meer uit van het gezin. Zij kunnen dan ook niet langer als persoon ten laste
aangemerkt worden. Studenten die “op kot zitten” blijven daarentegen wel deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige.
⯈ de student mag niet door zijn ouders tewerkgesteld geweest zijn. Indien de ouders aan hun kind een loon toekennen, hoe gering ook, en dit loon aftrekken als beroepskost in hun eigen aangifte, is dit kind niet meer ten laste voor dat jaar.
⯈ de bestaansmiddelen van de student gedurende het jaar 2019 mogen volgende grenzen niet overschrijden (1):
⯈ wettelijke toeslagen aan mindervaliden.
De vermindering voor kinderlast wordt toegekend onder de vorm van een verhoging van het belastingvrij gedeelte van het inkomen.
De verhoging van dit belastingvrij gedeelte kan als volgt worden weergegeven:
Aantal kinderen (1) ten laste | Verhoging belastingvrij gedeelte |
1 | 1 610 euro |
2 | 4 150 euro |
3 | 9 290 euro |
4 | 15 030 euro |
(1) Het gehandicapt kind telt voor twee.
Indien er meer dan 4 kinderen ten laste zijn, wordt het belasting- vrij gedeelte verhoogd met 5 740 euro per bijkomend kind.
Opmerking: Om ten laste te blijven mag de student zelf geen bezoldigingen ontvangen die voor de belastingplichtige beroep- skosten zijn. Indien een student dus bij vader of moeder werkt en een loon ontvangt dat voor hen een aftrekbare beroepskost vertegenwoordigt, is hij niet meer ten laste. Het bedrag van het loon speelt geen enkele rol.
Als de student daarentegen in de vennootschap werkt waarvan de ouders zaakvoerder of bestuurder zijn, kan hij toch ten laste blijven.
28
29
Arbeidsongevallen- verzekering
Op 1 januari 2019 veranderde er heel wat in de regelgeving rond kinderbijslag. In deze nieuwe structuur werd de bevoegdheid over de kinderbijslag overgedragen aan de gewesten. Dit betekent dat er parallel 4 regelgevingen van kracht zijn in Vlaanderen, Wallonië, het Brussels Hoofdstelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap. Welk gewest bevoegd is voor het beheer van de kinderbijslag wordt bepaald door de woonplaats van het kind. Het recht op kinderbijslag werd tevens losgekoppeld van de prestaties en werkgever van de ouders.
Kinderbijslag
Ook voor studerende of werkzoekende jongeren zijn er een aantal belangrijke wijzigingen in de voorwaarden om verder recht te hebben op kinderbijslag.
De werkgever moet voor al de studenten een arbeidsongevallenverzekering afsluiten. Dit ongeacht of de tewerkstelling van de student onderworpen is aan de gewone RSZ- bijdragen, aan de solidariteitsbijdragen of niet onderworpen is aan RSZ-bijdragen. Bij vakantiewerk mag dit dus niet uit het oog worden verloren.
Jaarlijkse vakantie
⯈ Een student die is tewerkgesteld, en waarvoor de gewone RSZ- bijdragen - tak jaarlijkse vakantie - worden ingehouden, bouwt in dezelfde mate als een gewone werknemer vakantierechten op voor het volgende kalenderjaar. Zo zal hij bij zijn uitdiensttreding ook aanspraak kunnen maken op een vakantiegeld bij uitdiensttreding, voor zover het een studentbediende betreft.
⯈ Wanneer het een tewerkstelling betreft waarvoor enkel de solidariteitsbijdragen verschuldigd zijn, heeft de student op basis van deze tewerkstelling geen recht op jaarlijkse vakantie in het daaropvolgende jaar.
Vlaanderen
In Vlaanderen heet de kinderbijslag vanaf 1 januari 0000 Xxxxx- pakket. Dit pakket behelst het geheel aan kinderbijslag en extra tegemoetkomingen op maat van het gezin en dit voor kinderen die in Vlaanderen wonen. We spreken vanaf dan ook van gez- insbijslag.
Onvoorwaardelijk recht
Elk kind heeft binnen het Groeipakket onvoorwaardelijk recht tot en met de maand waarin het 18 wordt. Voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte werd deze grens opget- rokken tot de maand waarin zij 21 jaar worden.
Na het onvoorwaardelijk recht is er nog maximaal recht tot en met de maand waarin men 25 jaar wordt, indien aan de vooro- pgestelde voorwaarden voldaan werd. Men gaat in eerste in- stantie na of een kind verder rechtgevende studies volgt. Bij het stopzetten van de studies of bij de start van een tewerkstelling (al dan niet als student) gelden bijkomende voorwaarden.
Wettelijk gezien moet de persoon die de gezinsbijslag ontvangt elke mogelijke belemmering voor de verdere toekenning van de gezinsbijslag tijdig meedelen. Het is dus aangeraden om de uitbetalingsactor tijdig te contacteren, zeker bij twijfelachtige situaties.
Studenten en schoolverlaters Studenten die voltijds onderwijs volgen Wie is student?
Als voltijds student wordt beschouwd iedereen die algemeen, vak- of kunstonderwijs volgt met een programma van minstens 17 uren per week. Verder zijn dit studenten hoger onderwijs die een opleiding volgen van minstens 27 studiepunten of zelf een erkend programma van minstens 13 uur per week samenstellen. Ook het buitengewoon onderwijs komt hierbij in aanmerking. Tenslotte zijn ook onderwijs voor sociale promotie, tweede- kansonderwijs en de vrije studenten erkend als het programma voldoet aan de norm van het hoger of het algemeen onderwijs.
30 31
Schoolverlaters
Wie is schoolverlater?
Wie zijn studies stopzet, heeft verder recht op gezinsbijslag ge- durende 12 maanden na het stopzetten van de studies. Wanneer de jongere binnen deze periode wel opnieuw gaat studeren, wordt de periode van schoolverlater onderbroken en worden de reeds gebruikte maanden in mindering gebracht. Het resterende saldo kan verder gebruikt worden wanneer de studies opnieuw worden beëindigd.
Voorwaarden bij tewerkstelling
De voorwaarden om verder recht te hebben op gezinsbijslag zijn hetzelfde voor zowel studenten als schoolverlaters:
1. De jongeren mag niet meer dan 475 uren
per kalenderjaar werken met een studentencontract.
2. Een gewone arbeidsovereenkomst (dus geen studenten- contract) mag de urengrens van 80 uren per maand
niet overschrijden.
Belangrijk! Indien een jongere reeds 475 uren werkte met een studentencontract en nadien nog verder tewerkgesteld is met een studentencontract, zullen deze overuren mee- geteld worden als een gewone tewerkstelling en dus getoetst worden aan de urengrens van 80 uren per maand.
3. Er is geen recht op gezinsbijslag wanneer een jongere een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep uitoefent.
4. De jongere mag geen sociale uitkering ontvangen, met uitzondering van leefloon of inkomsten uit vrijwilligers- werk.
Mindervalide kinderen
Waar vroeger de FOD Sociale Zekerheid bevoegd was voor de erkenning van specifieke ondersteuningsbehoeften bij kinderen, werd dit overgedragen aan Kind en Gezin vanaf 1 januari 2019.
Zoals eerder aangehaald hebben kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte onvoorwaardelijk recht tot en met de maand waarin ze 21 worden, op voorwaarde dat zij een lopende erkenning hebben tot die leeftijd. Tot en met de maand waarin ze 18 worden hebben zij, net als andere kinderen, een onvoorwaar- delijk recht, ongeacht hun studies of beroepsactiviteit. Vanaf 18 jaar hebben zij verder recht op het basisbedrag op basis van hun erkenning. Om te bepalen of zij echter ook verder recht hebben op het supplement dat bovenop het basisbedrag wordt toegek- end, dienen zij aan dezelfde voorwaarden te voldoen als voor studenten en schoolverlaters.
Voor hen komt hier wel de uitzonderingsmaatregel bij dat indien zij tewerkgesteld zijn in een beschutte werkplaats, sociale werk- plaats of in een bedrijf voor aangepast werk, dit geen beletsel
vormt voor het toekennen van het supplement. Ook het ontvan- gen van een beroepsinschakelingsuitkering vormt geen beletsel (dit is geen werkloosheidsuitkering).
Er is voor deze jongeren tevens geen meldingsplicht meer van een tewerkstelling meer aan Kind en Gezin aangezien dit een erkenning niet zal beïnvloeden. Bij een tewerkstelling dient de uitbetalingsactor echter wel op de hoogte te worden gebracht om na te gaan of deze invloed heeft op de toekenning van de gezinsbijslag.
Wallonië
Het huidige systeem blijft in Wallonië grotendeels aangehouden in 2019. Toch werden er enkele belangrijke wijzigingen door- gevoerd met betrekking tot de sociale toeslagen en vernieuwde voorwaarden voor jongeren om recht te hebben op kinderbijslag. De verdere nieuwe maatregelen zullen pas toegepast worden vanaf 1 januari 2020 en dit voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2020. Het onvoorwaardelijk recht tot en de maand augustus van het jaar waarin een kind 18 wordt blijft behouden.
Studenten
Studenten die voltijds onderwijs volgen
De voorwaarden om als student te kunnen beschouwd worden zijn dezelfde als voor Vlaanderen en Brussel. Tijdens de zomer- vakantie mogen studenten onbeperkt werken indien zij hun studies verderzetten het daaropvolgende schooljaar. Tijdens het 1e, 2e, en 4e kwartaal mogen zij niet meer dan 240 uren werken.
Deeltijds onderwijs en leerovereenkomsten
Deze beide onderwijsvormen vallen onder de zogenaamde “loonnorm”. Dit houdt in dat het bruto-inkomen het maandelijks grensbedrag van 551,89 euro (bedrag onderworpen aan index- atie) niet mag overschrijden. Voor de maanden waarin dit wel wordt overschreden, is er geen recht op kinderbijslag.
Belangrijk! Vanaf 1 juli 2017 geldt op deze regel een uitzonder- ing tijdens de zomermaanden om de rechten van deze studenten meer gelijk te trekken met die van voltijdse studenten. Studeren deze kinderen verder na de zomervakantie, dan tellen de inkom- sten uit studentenjobs tijdens de maanden juli, xxxxxxxx en september niet mee. Het is wel belangrijk dat het wel degelijk om een studentencontract gaat om van deze vrijstelling te kun- nen genieten. Inkomsten uit gewone tewerkstellingen worden getoetst aan de loonnorm.
Er wordt vanaf 2019 in Wallonië wel een onderscheid gemaakt tussen kinderen geboren voor 1 januari 2001 en kinderen gebor- en na deze datum.
Xxxxxxxx geboren voor 01.01.2001
⯈ Tewerkstelling van maximum 240 uren per kwartaal en dit ongeacht de aard van de tewerkstelling.
⯈ Onbeperkte tewerkstelling is toegestaan in het derde kwartaal op voorwaarde dat de studies worden verd- ergezet in september. Studenten die hun studies hebben beëindigd dienen dus waakzaam te zijn tijdens hun laatste zomervakantie om de 240-urennorm niet te overschrijden.
⯈ Xxxxxxxxx van werkloosheidsuitkeringen als student vormt een beletsel voor de verdere toekenning van de kinderbijslag.
Xxxxxxxx geboren na 01.01.2001
Voor kinderen geboren na deze datum werd de verplichting om te bewijzen dat het kind tussen 18 en 21 jaar nog schoolgaand is, afgeschaft. De toekenning van de kinderbijslag gebeurt automatisch voor deze leeftijdsgroep indien aan de volgende voorwaarden voldaan werd:
⯈ Inkomen voor stages in het kader van een ondernemerso- pleiding niet hoger dan het grensbedrag.
⯈ Het kind mag geen werkloosheidsuitkeringen ontvangen.
⯈ Het kind mag onbeperkt werken met een studentencon- tract, maar wel binnen de grenzen vooropgesteld door de sociale zekerheid met betrekking tot studentencontracten.
⯈ Tewerkstellingen met een gewoon arbeidscontract mag niet meer dan 240 uren per kwartaal.
⯈ Een tewerkstelling als zelfstandige wordt aanvaard onder bepaalde voorwaarden. De uitbetalingsactoren raden de gezinnen aan om hen te contacteren wanneer een jongere een activiteit als zelfstandige wil starten zodat zij advies op maat kunnen geven naargelang de situatie.
Werkzoekende schoolverlaters
Wie is schoolverlater in beroepsinschakelingstijd?
De jongere die zich na zijn studies tijdig laat inschrijven als werkzoekende behoudt vanaf die datum gedurende een periode van 360 dagen het recht op kinderbijslag. Om tijdig ingeschreven te zijn moet men zich ten laatste laten inschrijven op:
⯈ de dag na het voortijdig stopzetten van de studies of opleiding
⯈ 1 augustus als men het schooljaar beëindigde en ouder is dan 18 jaar
⯈ op de dag na het laatste examen in geval van herexamen
⯈ de dag na het beëindigen van de leerovereenkomst (geen schoolvakantie!)
Bij een niet- tijdige inschrijving zal het kinderbijslagfonds slechts kinderbijslag in de hoedanigheid van werkzoekende schoolverlater kunnen toekennen voor een periode die aanvangt bij de inschrijving en die eindigt 360 dagen nadat men zich tijdig had moeten inschrijven. Pas vanaf de maand volgend op deze inschrijving kan er opnieuw kinderbijslag worden toegekend.
Voorwaarden bij tewerkstelling
Tijdens deze periode wordt het recht geschorst voor elke maand waarin men een maandelijks brutoloon ontvangt van meer dan het grensbedrag van 551,89 euro. Tijdens de laatste zomer- vakantie kan men op basis van de hoedanigheid van student ook nog recht hebben op kinderbijslag indien men voldoet aan de 240-urennorm.
33
32
Bijzondere situaties
Tegelijk werkzoekende en student
Als de jongere zowel de hoedanigheid heeft van werkzoekende als die van student (bv. tijdens de laatste zomervakantie) is er een dubbele hoedanigheid en moet de meest gunstigste norm toegepast worden.
Zelfstandige activiteit
chting van een eventuele herzieningsbeslissing (naar aanleiding van een tewerkstelling), het supplement mindervaliditeit wel verder doorbetaald krijgen. Ook indien de FOD toch besluit tot een herzieningsbeslissing en die bevestigt de handicap, dan zal op dat moment niet teruggeschroefd worden naar het gewone barema, maar blijft ook dan het maandelijks supplement be- houden. Weliswaar onder één voorwaarde: dat voldaan is aan de wettelijke toekenningsvoorwaarden (urennorm en loonnorm) zoals die gelden voor valide rechtgevende kinderen.
Ook een beroepsactiviteit als zelfstandige kan een beletsel zijn voor de toekenning van de kinderbijslag indien deze meer dan 240 uren per kwartaal (urennorm) of meer dan 551,89 euro bruto per maand (loonnorm) bedraagt.
Genot van een sociale uitkering
Voor de student is het genot van een sociale uitkering, ongeacht het bedrag, geen beletsel voor de verdere toekenning van de kinderbijslag als ze voortvloeit uit een toegestane winstgevende activiteit. Dit is niet toepasselijk voor het deeltijds onderwijs en voor de leerovereenkomst. Dan moet de vergoeding integraal meegeteld worden om vervolgens te toetsen aan de “loonnorm”.
Het genot van werkloosheidsuitkeringen is voor een student nog steeds een absoluut beletsel.
Zowel het inkomen van een werkzoekende als de sociale uitkering of beide samen worden onderworpen aan dezelfde maandelijkse inkomensgrens van 551,89 euro bruto (bedrag onderworpen aan de index).
Beroepsinschakelings- of werkloosheidsuitkeringen die in het verleden een beletsel waren, worden dus toegelaten indien het bedrag ervan, eventueel aangevuld met een loon of andere sociale uitkeringen, niet hoger ligt dan het vastgestelde plafond.
Mindervalide kinderen
Een tewerkstelling (onderworpen aan RSZ) van een kind dat als mindervalide erkend is, moet meegedeeld worden aan de FOD en kan leiden tot een herziening van dit arbeidsongeschik- theids-percentage. In afwachting van een eventuele herzien- ingsbeslissing door de FOD kan slechts de normale kinderbijslag toegekend worden en dit zolang de tewerkstelling duurt. Als de FOD tot een herzieningsbeslissing besluit en de handicap bev- estigt, dan zal op dat moment het recht op basiskinderbijslag blijven bestaan.
Wanneer evenwel de jongere niet enkel op basis van zijn handi- cap alleen rechtgevend is, maar daarnaast ook de hoedanigheid van student bezit of op leercontract is of als ingeschreven werkzoekende zijn wachttijd doorloopt, zal de jongere in afwa-
Brussel
In Brussel gaat de nieuwe wetgeving rond kinderbijslag pas op 1 januari 2020 van start. Xxxxxx dan in Wallonie en Vlaanderen zullen alle Brusselse kinderen profiteren van het nieuwe model vanaf 2020, ook zij die vóór 2020 geboren zijn. Voor gezinnen die in Brussel wonen blijft alles met andere woorden nog tot eind 2019 bij het oude.
Concreet houdt dit voor jongeren in dat zij verder onvoorwaar- delijk recht hebben tot en met augustus van het jaar waarin zij 18 worden, ongeacht hun studies of beroepsactiviteit.
Vanaf september van dat jaar wordt het recht op kinderbijslag onderzocht op basis het schoolattest of een inschrijving als werkzoekende schoolverlater aansluitend op het beëindigen van de studies. De regelgeving is hier hetzelfde als voor Wallonië, met uitzondering van de differentiatie tussen kinderen geboren voor 01.01.2001 en kinderen geboren na deze datum. Dit onder- scheid wordt in Brussel niet gemaakt.
Duitstalige Gemeenschap
Ook de Duitstalige Gemeenschap lanceert vanaf 1 januari 2019 haar nieuwe kinderbijslagsysteem. Alle gezinnen gaan autom- atisch over naar dat nieuwe systeem. Het voor de maand de- cember 2018 ontvangen bedrag blijft behouden tot het nieuwe bedrag voordeliger wordt of het aantal rechthebbende kinderen in het gezin verandert. Het Ministerie van de Duitstalige Ge- meenschap betaalt deze kinderbijslag voor alle gezinnen.
Waarom kiezen voor Acerta?
Acerta ondersteunt starters, zelfstandigen en ondernemers in elke groeifase en elk hr-proces.
We zijn marktleider in Vlaanderen en kennen een sterk groeiende aanwezigheid in Brussel en Wallonië.
Als full service hr-dienstengroep hebben we alles in huis: vestigingsformaliteiten, sociale zeker- heidsdiensten, payrollmanagement, gespecialiseerd juridisch advies, kinderbijslagdiensten, enz.
Je staat als klant steeds centraal
Correcte service
Onze permanente zorg gaat uit naar een correct beheer van jouw dossier, naar toegankelijke infor- matie en naar een kwaliteitsvolle dienstverlening.
Je geniet bij ons van een persoon- lijke begeleiding.
Innovatieve tools
Je kan gerust zijn dat wij te allen tijde investeren in onze tools en ondersteuning. Daarbij stellen wij veiligheid, efficiëntie en een gemakkelijk gebruik voorop.
Zo staan wij 24/24 voor jou klaar.
Bereikbaar en snel
Je bent steeds van harte welkom in onze plaatselijke kantoren.
Voor meer informatie kan je steeds terecht in onze kantoren. Een actueel overzicht van onze kantoren vind je terug op onze website xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxx.
34 35
xxxxxx.xx
KMO-007-1901
V.U.: Xxxxxxx Xxxxxx, Buro & Design Center - Xxxxxx Xxxxxxxxx XX 00, 0000 Xxxxxxx