K04.002
K04.002
12 mei 2004
De Codecommissie CGR (Kamer I) heeft het navolgende overwogen en beslist naar aan-leiding van de klacht (CGR nummer: K04.002) op de voet van artikel 10 lid 1 van het Reglement van de Codecommissie CGR van:
De xxxx X. xxx xxx XXXXX, arts, praktijkhoudende te Capelle aan den IJssel, verder te noemen: Xxx xxx Xxxxx,
gericht tegen:
ASTRAZENECA B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
verder te noemen: AstraZeneca,
inzake een op 12 april 2003 gehouden symposium met betrekking tot het geneesmiddel Crestor®.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De Codecommissie heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlagen van Xxx xxx Xxxxx, gedateerd 13 februari 2004;
- het verweerschrift van mr. X.X. Xxxxx, advocaat te Den Haag, namens AstraZeneca, gedateerd 5 april 2004;
- de pleitnota van Xxx xxx Xxxxx,
- de pleitnota van xx. Xxxxx.
1.2. De Codecommissie heeft de klacht behandeld ter zitting van 22 april 2004 te Gouda. Ter zitting was Xxx xxx Xxxxx in persoon aanwezig. AstraZeneca werd vertegenwoordigd door de heer X.X. Xxxxxxx, Medical Director, en mw. D.M. Xxxx, Director Clinical Research, bijgestaan door xx. Xxxxx voornoemd. Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de Codecommissie beantwoord.
1.3. AstraZeneca heeft de Codecommissie verzocht bijlage 3 bij haar verzoekschrift, bestaande uit een groot aantal op het hierna nader te noemen symposium gebruikte presentatiesheets, als strikt vertrouwelijke informatie te bestempelen en deze informatie voor de wederpartij slechts toegankelijk te doen zijn op voorwaarde dat deze zich schriftelijk verbindt ter zake deze documenten strikte geheimhouding in acht te zullen nemen. De Codecommissie
heeft dat verzoek gehonoreerd en Xxx xxx Xxxxx heeft op 13 april 2004 ter zake een geheimhoudingsverklaring ondertekend.
2. De vaststaande feiten
2.1. Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende –tussen partijen niet omstreden- feiten worden uitgegaan. AstraZeneca is in maart 2003 in Nederland op de markt gekomen met een statine, te weten rosuvastatine. Dit geneesmiddel is geïndiceerd bij patiënten met hypercholesterolemie. De merknaam van het product luidt Crestor®.
2.2. Op zaterdag 12 april 2003 heeft in het Circustheater te Scheveningen een door AstraZeneca georganiseerd symposium plaatsgevonden met als titel “Improving current dyslipidaemia treatment”, waaraan werd deelgenomen door ongeveer 100 cardiologen en internisten. AstraZeneca heeft aan alle deelnemers van deze bijeenkomst een vergoeding aangeboden en voldaan van € 230 alsmede een vergoeding voor reiskosten (€ 0,27 per kilometer) en deze deelnemers de gelegenheid geboden na afloop van het dagvullend programma deel te nemen aan een diner, gevolgd door een bezoek aan een voorstelling van de musical Aïda.
2.3. De tekst van deze convocatie bevat onder meer de volgende tekst: “Met veel genoegen nodigen wij u uit deel te nemen aan de Informatieve Investigator Meeting die op 12 april a.s. in het Circustheater te Scheveningen wordt gehouden. Het wetenschappelijk programma bestaat uit twee delen. Tijdens het ochtendprogramma (11.00 – 12.45 uur) wordt u op de hoogte gesteld van de laatste ontwikkelingen op het gebied van dyslipidemie en de behandeling daarvan. En tijdens het middagprogramma (13.45 – 17.15 uur) wordt u geïnformeerd over het huidige en toekomstige studieprogramma van rosuvastatine (Crestor®), waarvoor u uw belangstelling heeft getoond. In het programma voor cardiologen zullen de RADAR-, SATURN-, en CORONA-studie besproken worden. Bij de internisten staan de CORALL-, AURORA-, METEOR- en SATURN-studie op het programma. Internationale sprekers zoals Xxxx. X. Xxxxx en nationale sprekers zoals Prof.dr. J.J.P. Xxxxxxxxx, X.X. Xxxx en dr. J.W. Jukema, zullen u uitgebreid informeren over de status en ratio van deze studies. Voor uw wetenschappelijke inbreng tijdens het middagprogramma ontvangt u achteraf van ons een vergoeding van € 230. Tevens kunt u uw reiskosten bij ons declareren (€ 0,27 x.xx.). Deze dag wordt besloten met een avondprogramma waarin wij u de mogelijkheid bieden na het diner de voorstelling van de musical Aïda bij te wonen. Daarbij is uw partner uiteraard van harte welkom. Tevens bieden wij u de mogelijkheid om na de voorstelling te overnachten in het Steigenberger Kurhaus Hotel. Indien u gebruik maakt van de overnachting zijn wij genoodzaakt u deze in rekening te brengen. De kosten hiervoor bedragen € 190. AstraZeneca conformeert zich aan het Reclamebesluit Geneesmiddelen. Dit geeft aan dat de gastvrijheid zich niet mag uitstrekken tot anderen dan beroepsbeoefenaren. Derhalve zijn wij, indien uw partner u vergezelt tijdens het avondprogramma, verplicht een partnerbijdrage van € 135 in rekening te brengen. Beide bedragen worden, indien van toepassing, kort na afloop van de bijeenkomst van het door u opgegeven bank- of girorekeningnummer afgeschreven. Het aantal plaatsen is beperkt. Inschrijving geschiedt op volgorde van binnenkomst van de antwoordkaarten (….).”
2.4. Volgens opgave van AstraZeneca heeft ongeveer de helft van de deelnemers aan het symposium deelgenomen aan het avondprogramma.
3. De klacht van Xxx xxx Xxxxx
3.1. Xxx xxx Xxxxx stelt dat het door AstraZeneca georganiseerde symposium van 12 april 2003 moet worden gekwalificeerd als een promotionele, verkoopbevorderende bijeenkomst, welke werd gehouden voor een groep specialisten van wie een overwegend deel geen onderzoekscontract met AstraZeneca had gesloten. Nu die specialisten in werkelijkheid geen reële tegenprestatie leverden en er ook geen sprake was van een dienstverleningsovereenkomst, moet iedere betaling aan een deelnemer zonder contract worden aangemerkt als een geldschenking aan een voorschrijver van geneesmiddelen en derhalve als handelen in strijd met artikel 14 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen, aldus Van der Linde.
3.2. Xxx xxx Xxxxx stelt in dat verband – kort weergegeven - dat AstraZeneca ten onrechte het beeld schetst dat sprake was van een bijeenkomst van door haar gecontracteerde onderzoekers (een “Investigator Meeting”) en dat de vergoeding aan die deelnemers uitsluitend betrekking had op een gedeelte van het middagprogramma. Uit de door AstraZeneca verzonden convocatie blijkt immers dat ook specialisten die (nog) geen contract met AstraZeneca hadden gesloten én maatschapsleden van (aspirant)onderzoekers welkom waren. Bovendien werd in die convocatie niet gerefereerd naar een vergoeding op basis van gesloten contracten. Voorts blijkt uit die uitnodiging dat er maar een beperkt aantal plaatsen beschikbaar was en dat inschrijving zou geschieden op volgorde van binnenkomst van de antwoordkaarten. Dit laatste maakt niet erg aannemelijk dat sprake was van een besloten bijeenkomst voor door AstraZeneca gecontracteerde onderzoekers. Indien de bijeenkomst werkelijk alleen bedoeld was voor gecontracteerde onderzoekers, zou AstraZeneca er zeker voor gezorgd hebben dat er voldoende plaatsen waren voor alle onderzoekers, aldus Xxx xxx Xxxxx.
3.3. Xxx xxx Xxxxx stelt voorts dat de bijeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een wetenschappelijke bijeenkomst als bedoeld in artikel 16 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (nader: de Gedragscode) en de “Uitwerking normen Gunstbetoon” omdat aan geen van de in laatstgenoemde regeling gestelde voorwaarden werd voldaan. In de visie van Xxx xxx Xxxxx was – anders dan AstraZeneca betoogt - wel degelijk sprake van een bijeenkomst met een promotioneel karakter. Xxx xxx Xxxxx voert daartoe aan dat het middel Crestor® tijdens het symposium eenzijdig werd belicht en positief werd gepositioneerd ten opzichte van andere statines. Ook uit de door AstraZeneca overgelegde dia’s blijkt het sterk promotionele effect van de presentaties, vooral door het feit dat onderzoeken op zogeheten surrogaat-eindpunten werden gepresenteerd, xxxxx Xxx xxx Xxxxx.
3.4. Tot slot stelt Xxx xxx Xxxxx dat, zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat inderdaad slechts gecontracteerde onderzoekers deelnamen aan het symposium en dat de betaalde vergoeding uitsluitend betrekking had op twee van de vijf uren die de bijeenkomst duurde, die overige drie uren wel degelijk onder het bereik van de Gedragscode vielen. Immers, ook in de eigen visie van AstraZeneca betroffen dit geen onder de contracten vallende WMO-plichtige onderzoeksuren, zo benadrukt Xxx xxx Xxxxx.
4. Het verweer van AstraZeneca
4.1. AstraZeneca stelt dat het door haar ingediende registratiedossier voor Crestor® zeer omvangrijk was en dat daaraan een groot onderzoekstraject vooraf is gegaan. Ook nu vinden er onder de internationale paraplunaam “GALAXY” nog een 16-tal (vervolg)onderzoeken plaats in verschillende landen. Een aantal daarvan wordt ook (deels) in Nederland uitgevoerd. Dat betreft alle WMO-plichtige onderzoeken, die vooraf zijn goedgekeurd door een Medisch Etische Toetsings Commissie (METC). In de visie van AstraZeneca werd het gewraakte symposium gehouden in het kader van voormelde klinische onderzoeken en was, in weerwil van hetgeen Xxx xxx Xxxxx daaromtrent heeft aangevoerd, sprake van een bijeenkomst van investigators die verband hield met lopend (en nog op te zetten) klinisch onderzoek. AstraZeneca stelt zich daarom, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 16 van de Gedragscode, primair op het standpunt dat de Gedragscode en/of de “Uitwerking normen gunstbetoon” hier toepassing missen en dat de klacht reeds om die reden moet worden afgewezen.
4.2. Subsidiair voert AstraZeneca aan dat het doel van de Investigator Meeting drieledig was, te weten (I) het bespreken van de status van de in Nederland lopende klinische onderzoeken met rosuvastatine (II) het brainstormen over mogelijke nieuwe onderzoeksrichtingen met rosuvastatine en (III) het bespreken van de haalbaarheid van ingeplande toekomstige onderzoeken. Voor deze bijeenkomst waren alleen cardiologen en internisten uitgenodigd die op dat moment daadwerkelijk deelnamen aan klinisch onderzoek met rosuvastatine, alsmede hun maatschapsleden en artsen die eerder hadden aangegeven geïnteresseerd te zijn in deelname aan nieuw, nog op te starten, klinisch onderzoek. Voor de CORONA en de AURORA studies werden ten tijde van het symposium nog deelnemers gezocht.
De Investigator Meeting had niet tot doel rosuvastatine te promoten, maar had (enkel) een wetenschappelijk, studiegerelateerd karakter, aldus AstraZeneca. Ter staving van dat standpunt verwijst AstraZeneca naar de inhoud van de door haar in het geding gebrachte sheets van tijdens het symposium gehouden presentaties.
4.3. AstraZeneca voert voorts aan dat het gebruikelijk is dat investigators worden betaald voor deelname aan een investigators meeting. Artikel 5 van het door haar gebruikte (standaard) contract met investigators maakt daar ook melding van. Voor ieder uur dat door een investigator wordt besteed aan een meeting die verband houdt met de studie waaraan hij/zij deelneemt, vergoedt zij – naast de reiskosten – een bedrag van € 114,--. Voor de deelname aan het symposium in Scheveningen vergoedde AstraZeneca de deelnemer 2 uren op basis van het CTG-tarief ad € 115 per uur. Gedurende die twee uren van het middagprogramma werd namelijk naar inhoudelijke input en ervaringen van de onderzoekers zelf gevraagd, aldus AstraZeneca. Naar de mening van XxxxxXxxxxx kan de door haar betaalde vergoeding niet worden gezien als een ‘ontoelaatbare geldschenking’ maar vormde die betaling een gerechtvaardigde vergoeding voor verleende diensten, te weten een vergoeding van de tijd die de onderzoeker besteedde aan het bijwonen van (onderdelen van) een bijeenkomst, die
verband hield met zijn rol van investigator in een specifieke studie.
4.4. Ten aanzien van het avondprogramma voert AstraZeneca aan dat de onderzoekers afkomstig waren uit geheel Nederland en dat er dus een mogelijkheid geboden moest worden te overnachten na afloop van het dagvullende programma. Dat geschiedde echter, zoals ook in de uitnodiging vermeld, op eigen kosten van de arts. Het in rekening gebrachte bedrag van € 190 per kamer betrof de werkelijke kosten voor een overnachting in het Kurhaus. AstraZeneca wijst er voorts op dat het gebruikelijk is deelnemers na afloop van een dagvullend programma een diner aan te bieden. De mogelijkheid om mee te gaan naar de musical Aïda was zeker niet de reden voor deelname aan het symposium, aldus AstraZeneca.
4.5. AstraZeneca concludeert op grond van het vorenstaande tot ongegrond verklaring van de klacht van Xxx xxx Xxxxx.
5. De overwegingen van de Codecommissie
5.1. Zoals hierboven reeds overwogen staat als niet omstreden tussen partijen vast dat AstraZeneca op 12 april 2003 een symposium heeft gehouden met betrekking tot Crestor®. Voor dit symposium werden door AstraZeneca – naar eigen zeggen - ongeveer 150 cardiologen en internisten uitgenodigd. De uitnodiging tot het bijwonen van het symposium vond steeds schriftelijk plaats, door middel van een gedrukte uitnodigingsfolder met als titel: “Uitnodiging. Informatieve Investigator Meeting “Improving current dyslipidaemia treatment. Zaterdag 12 april 2003, Circustheater Scheveningen”. De tekst van de uitnodiging luidt zoals hierboven weergegeven.
5.2. Artikel 16 van de Gedragscode bepaalt dat die code ook van toepassing is op onderzoek met geneesmiddelen, tenzij het onderzoek valt onder de Wet medisch- wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) en op grond van artikel 3 WMO door een erkende medisch-ethische toetsingscommissie (METC) of de centrale commissie mensgebonden onderzoek (CCMO) is, wordt of dient te worden beoordeeld en goedgekeurd.
5.3. AstraZeneca betoogt dat zich in casu de in artikel 16 Gedragscode genoemde uitzonderingssituatie voordeed omdat het symposium werd gehouden in het kader van WMO- plichtig onderzoek. Zij is daarom van mening dat de Gedragscode niet van toepassing is. Xxx xxx Xxxxx daarentegen meent dat de Gedragscode wél van toepassing is omdat het symposium, anders dan XxxxxXxxxxx stelt, wel degelijk een openbaar karakter had.
5.4. De Codecommissie verwerpt het standpunt van AstraZeneca dat de Gedragscode hier niet van toepassing is. Dat standpunt van AstraZeneca zou mogelijk juist kunnen zijn indien sprake was van een besloten werkbespreking van investigators maar daarvan was naar het oordeel van de Codecommissie hier juist geen sprake. Ter zitting is namelijk desgevraagd door AstraZeneca verklaard dat van de 150 aangeschreven cardiologen en/of internisten uiteindelijk ongeveer 100 personen hebben deelgenomen aan het symposium en dat AstraZeneca op dat moment met slechts ongeveer 40 van de aanwezigen een onderzoekscontract had gesloten. Daaruit volgt dat ten tijde van het symposium meer dan de helft van de aanwezigen niet als
‘contractspartner’ van AstraZeneca beschouwd kon worden maar hooguit als potentiële investigator. Xxx xxx Xxxxx heeft dus gelijk als hij stelt dat het symposium zich in belangrijke mate zo niet in hoofdzaak richtte op anderen dan investigators van AstraZeneca. Het stond deze anderen voorts vrij om (ook) deel te nemen aan het middagprogramma - dat volgens AstraZeneca specifiek betrekking had op de status van lopend onderzoek - hetgeen aantoont dat ook dat deel van het symposium niet als besloten werkbespreking voor investigators en dus ook niet als geïntegreerd onderdeel van enig klinisch onderzoek is aan te merken.
5.5. De Codecommissie is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de gewraakte bijeenkomst niet kan worden beschouwd als een (onderdeel van een) “onderzoek” als bedoeld in artikel 16 van de Gedragscode en dat derhalve aan de hand van die Gedragscode moet worden getoetst of AstraZeneca zich al dan niet heeft gehouden aan de geldende regelgeving.
5.6. Artikel 6 van de “Uitwerking normen gunstbetoon, artikelen 16 tot en met 22 van de Gedragscode (nader: “de Uitwerking normen gunstbetoon”) onderscheidt samenkomsten naar hun aard in (I) wetenschappelijke bijeenkomsten (in welk geval sprake moet zijn van één van de drie in artikel 7 genoemde categorieën) en (II) overige bijeenkomsten, ofwel
‘manifestaties’ (samenkomsten die niet in één van de 3 categorieën onder artikel 7 genoemd vallen), om vervolgens in de artikelen 8 en 9 nadere regels te stellen voor die onderscheiden categorieën.
Artikel 7 van de “Uitwerking normen gunstbetoon” bepaalt vervolgens dat sprake is van een wetenschappelijke bijeenkomst in de navolgende gevallen (kort samengevat):
A) de inhoud van de bijeenkomst is door een wetenschappelijke vereniging of een van de farmaceutische industrie onafhankelijke en door de betrokken beroepsgroep erkende instantie als wetenschappelijk aangemerkt.
B) de organisatie is in handen van een samenwerkingsverband van beroepsbeoefenaren, wetenschappelijke organisaties of andere van de farmaceutische industrie onafhankelijke groeperingen of instanties.
C) de organisatie is in handen of vindt plaats in opdracht van een bedrijf, en de bijeenkomst is door de CGR, overeenkomstig artikel 13 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, preventief beoordeeld op inhoud en te verlenen gastvrijheid.
5.7. De Codecommissie stelt vast dat de door AstraZeneca georganiseerde bijeenkomst van 12 april 2003 niet valt onder één van de hierboven onder A t/m C genoemde gevallen, zodat niet kan worden gesproken van een ‘wetenschappelijke bijeenkomst’ als bedoeld in artikel 6. Die bijeenkomst valt daardoor in categorie II: “overige bijeenkomsten” (ofwel: manifestaties).
Artikel 9 van de “Uitwerking normen gunstbetoon” bepaalt dat bij manifestaties wordt aangenomen dat de gastvrijheid binnen redelijke perken blijft en dat deze ondergeschikt is aan het hoofddoel, wanneer de voor rekening van het bedrijf komende kosten van die gastvrijheid per beroepsbeoefenaar en per therapeutische klasse niet meer bedragen dan € 50 per keer en €
150 per jaar. De Codecommissie
dient derhalve te toetsen of AstraZeneca zich bij de organisatie van meerbedoeld symposium aan deze regel heeft gehouden.
5.8. Aan de deelnemers aan het symposium werd door AstraZeneca een vergoeding in het vooruitzicht gesteld van € 230 en, desgewenst, deelname aan het diner en het bijwonen van de musical Aïda. De Codecommissie constateert dat deze bedragen de in artikel 9 van de Uitwerking normen gunstbetoon genoemde limiet van € 50 aanmerkelijk te boven gaan.
5.9. AstraZeneca stelt zich wat betreft de aangeboden vergoeding van € 230 op het standpunt dat deze uitsluitend betrekking had op dienstverlening. Zij stelt daartoe dat het volstrekt gebruikelijk is in het kader van klinisch onderzoek onderzoekers te betalen voor de tijd die zij besteden aan studiegerelateerde activiteiten, zoals een Investigator Meeting. Juist de discussie met medeonderzoekers van andere centra en de leden van de internationale Steering Committee had een duidelijke meerwaarde, zowel voor de onderzoeker zelf als voor AstraZeneca. Naar de mening van AstraZeneca lijdt het dan ook geen twijfel dat deelname aan het middagonderdeel, dat specifiek betrekking had op de status en tussenresultaten van lopende klinische onderzoeken, te kwalificeren is als dienstverlening in het kader van klinisch onderzoek. Zij meent dan ook dat een vergoeding van de aan dit onderdeel bestede tijd op zijn plaats was. Het uitgangspunt, dat die beloning in redelijke verhouding moet staan tot de geleverde prestatie, is door haar in acht genomen en van ‘gunstbetoning’ is beslist geen sprake geweest, aldus AstraZeneca.
5.10. De regel van art. 14 RBG is xxxxx uitgewerkt in art. 18 van de Gedragscode, welke bepaling het aanbieden of in het vooruitzicht stellen van geschenken, premies of voordelen in geld of natura – behoudens geschenken van geringe waarde - verbiedt. Voorts is in art. 20 bepaald dat de honorering van beroepsbeoefenaren voor (adviseurschappen of) verleende diensten in een redelijke verhouding dient te staan tot de door dezen geleverde prestatie en dat met die diensten geen andere binding tussen vergunninghouders en beroepsbeoefenaren ontstaat anders dan direct verband houdende met die dienst.
5.11. In onderdeel D van de “Uitwerking normen gunstbetoon” is bepaald, onder meer en voor zo ver hier van belang, dat de overeenkomst van dienstverlening schriftelijk moet zijn vastgelegd en dat de tegenprestatie van de zijde van de vergunninghouder in redelijke verhouding moet staan tot de te verrichten werkzaamheden en, met name, dat een vergoeding op haar plaats is voor de tijd die de beroepsbeoefenaar heeft besteed, zulks aan de hand van de naar schatting bestede tijd en een uurtarief.
5.12. Zoals hiervoor overwogen, werd de vergoeding aangeboden aan alle deelnemers aan het symposium, ook aan hen met wie AstraZeneca geen overeenkomst van
dienstverlening had gesloten. Ten aanzien van die – verhoudingsgewijs: grote – groep van deelnemers kan niet worden gesproken van ‘dienstverlening’ als bedoeld in onderdeel D van de “Uitwerking normen gunstbetoon”. De aangeboden vergoeding moet daarom in die gevallen
worden gekwalificeerd als een kostenpost die AstraZeneca in het kader van gastvrijheid voor haar rekening heeft genomen en die gelet op de in artikel 9 van de “Uitwerking normen gunstbetoon” gestelde limiet van € 50 per evenement als bovenmatig moet worden aangemerkt.
5.13. De conclusie uit het bovenstaande luidt derhalve dat AstraZeneca in strijd heeft gehandeld met art. 14 lid 1 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen (RBG) juncto artikel 18 van de Gedragscode, voor zover het betreft de betaling van € 230 aan deelnemers aan het symposium met wie AstraZeneca ten tijde van het symposium (nog) geen schriftelijke dienstverleningsovereenkomst had gesloten. De klacht van Xxx xxx Xxxxx is in zo verre dan ook gegrond.
5.14. Betaling van een vergoeding van € 230 aan de deelnemers met wie AstraZeneca ten tijde van het symposium (al) wél een onderzoekscontract had gesloten acht de Codecommissie in de gegeven omstandigheden niet ongeoorloofd. Met betrekking tot deze groep van deelnemers kan immers gezegd worden dat zij diensten aan AstraZeneca verleenden in het kader van lopend onderzoek. De daarvoor geboden vergoeding, overeenkomende met 2 uren tegen het CTG adviestarief voor specialisten, acht de Codecommissie redelijk in verhouding tot de door die deelnemers verrichte diensten en het daarmee verbonden tijdsbeslag.
5.15. Voor zover de klacht zich mede richt tegen het betalen van € 230 aan deelnemers aan het symposium met wie AstraZeneca ten tijde van die bijeenkomst al wél een onderzoekscontract had gesloten, is de klacht dus ongegrond.
5.16. Ten overvloede overweegt de Codecommissie nog het volgende. Onderkend wordt dat bijeenkomsten als de onderhavige, op zichzelf beschouwd, voor een vergunninghouder van legitiem belang kunnen zijn. AstraZeneca heeft om haar moverende redenen niet vooraf advies van de Codecommissie ingewonnen teneinde dit symposium aan de Gedragscode te laten toetsen op de voet van art. 59 e.v. van het Reglement.Had zij dit wel gedaan, dan had wellicht de mogelijkheid bestaan de onderhavige bijeenkomst aan te merken als een wetenschappelijke bijeenkomst in de zin van art. 7 van de Uitwerking normen gunstbetoon, waardoor tevens ruimere criteria voor gunstbetoon van toepassing waren geweest.
5.17. De Codecommissie overweegt tot slot dat zij de onderhavige inbreuk op de regelgeving niet zodanig ernstig acht dat er aanleiding bestaat tot het opleggen van een sanctie. In dit geval acht zij het uitspreken van een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van de klacht afdoende.
6. De kosten van de procedure
Artikel 28 lid 1 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting CGR (nader: het Reglement) bepaalt dat de Codecommissie de partij, die in strijd met de Gedragscode heeft gehandeld, veroordeelt tot vergoeding van het griffiegeld als bedoeld in artikel 11 lid 1 van het Reglement en/of de procedurekosten, bestaande uit een vast bedrag ter dekking van de kosten die de Stichting CGR maakt in het kader van klachtenprocedures, welk bedrag jaarlijks door de Stichting CGR wordt vastgesteld en gepubliceerd.
De Codecommissie ziet in de omstandigheid dat het gewraakte symposium reeds in april 2003
– en derhalve ruim vóór inwerkingtreding van het (nieuwe) Reglement – plaatsvond aanleiding, onder toepassing van artikel 28 lid 2 van het Reglement, AstraZeneca als de in het ongelijk gestelde partij uitsluitend te veroordelen tot betaling van het griffiegeld en niet – tevens - tot betaling van de procedurekosten.
7. De beslissing van de Codecommissie
De Codecommissie (Kamer I):
Verstaat dat AstraZeneca door het organiseren van het symposium van 12 april 2003 in de vorm als hierboven omschreven, heeft gehandeld in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame;
Verklaart de klacht van Xxx xxx Xxxxx in zoverre gegrond; Veroordeelt AstraZeneca in de kosten van deze procedure ad € 50,--. Wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen te Gouda op 12 mei 2004 door xx. X. xx Xxxx, voorzitter, mevrouw drs. A. xxx Xxx-Xxxxxxx, mevrouw drs. X.X.X. xxx Xxxxxxxxx-Hazelzet en de heren G.H.A. Siemons en drs. X.X. xxx Xxxxxx, leden, in aanwezigheid van J.A.J. xxx xxx Xxxx, griffier.
J.A.J. van den Boom xx. X.xx Xxxx