OVEREENKOMST TUSSEN
OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK MAROKKO
INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
* * *
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK MAROKKO INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË
handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg krachtens bestaande overeenkomsten,
de Vlaamse Regering de Waalse Regering,
en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK MAROKKO, anderzijds,
hierna te noemen “de Overeenkomstsluitende Partijen”
VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door de investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;
OVERWEGENDE dat een dergelijke Overeenkomst een gunstige invloed kan uitoefenen met het oog op het verbeteren van zakencontacten en het versterken van het vertrouwen op het gebied van investeringen.
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
ARTIKEL 1
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term:
1. “investeringen”: gelijk welke vorm van vermogensbestanddeel en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in om het even welke maatschappij of onderneming van welke economische sector ook, en namelijk maar niet uitsluitend:
a) roerende en onroerende goederen alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en soortgelijke rechten;
b) aandelen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in de ondernemingen;
c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;
d) auteursrechten, merken, octrooien, technische werkwijzen, handelsnamen en alle nijverheidsrechten alsmede goodwill;
e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd, doen geen afbreuk aan hun kwalificatie als “investeringen” als bedoeld in deze Overeenkomst. De investeringen dienen wel te gebeuren overeenkomstig de wetten en voorschriften van het Gastland.
Indien de investering wordt verricht door een investeerder via een in onderstaand lid 2.c bedoelde rechtspersoon waarin hij een deelneming in het kapitaal heeft, geniet deze investeerder de voordelen als bedoeld in deze Overeenkomst voor de investering die beantwoordt aan deze onrechtstreekse deelneming, met dien verstande evenwel dat hij deze voordelen niet geniet indien hij zich beroept op de geschillenregeling waarin wordt voorzien door een andere overeenkomst voor de bescherming van buitenlandse investeringen, gesloten door een Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering werd gedaan.
2. “investeerders”:
a) elke natuurlijke persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel het Koninkrijk Marokko respectievelijk de Belgische, Luxemburgse dan wel Marokkaanse nationaliteit heeft en die een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij doet.
b) elke rechtspersoon die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg, dan wel het Koninkrijk Marokko en die is opgericht in overeenstemming met de Belgische, Luxemburgse, dan wel Marokkaanse wetgeving en die een investering doet op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
c) de rechtspersonen die op het grondgebied van ongeacht welk land zijn gevestigd, overeenkomstig de wetgeving ervan, en die al dan niet rechtstreeks onder de controle staan van onderdanen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen, of van rechtspersonen die hun zetel hadden op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Partij en aldaar reële economische activiteiten uitoefenden; voor de uitoefening van de controle is een aanzienlijke deelneming vereist.
3. “opbrengst”: de netto-opbrengst van een investering en met name doch niet uitsluitend, winsten, interesten, dividenden, tantièmes, royalty ’s uit licenties.
4. “grondgebied”:
- Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de maritieme gebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staat uitstrekken en waarin deze overeenkomstig het volkenrecht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.
- Voor het Koninkrijk Marokko, het grondgebied van het Koninkrijk Marokko, met inbegrip van elk maritiem gebied dat zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk Marokko uitstrekt en dat door de wetgeving van het Koninkrijk Marokko, overeenkomstig het volkenrecht, reeds werd aangewezen of nog kan worden aangewezen als een zone waarbinnen het Koninkrijk Marokko rechten kan uitoefenen inzake de zeebodem en de ondergrond daarvan en de natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
BEVORDERING VAN DE INVESTERINGEN
Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe op haar grondgebied in overeenstemming met haar wetgeving. Ook staat zij het sluiten en uitvoeren van daarmee verband houdende licentiecontracten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe.
ARTIKEL 3
BEHANDELING EN BESCHERMING VAN DE INVESTERINGEN
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt op haar grondgebied een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, op gelijk welke manier het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren. Deze behandeling is niet minder gunstig dan die welke zij verleent aan haar eigen investeerders of de investeerders van de meestbegunstigde natie, naar gelang van wat het gunstigst is.
2. Inkomsten die opnieuw worden geïnvesteerd overeenkomstig de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij, genieten dezelfde bescherming als de oorspronkelijke investering.
3. Tenzij maatregelen nodig zijn ter handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, die ten minste gelijk zijn aan die welke de investeerders van de meestbegunstigde natie genieten en die conform algemeen aanvaarde beginselen van het internationaal recht zijn.
4. De in lid 1 bedoelde behandeling strekt zich echter niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij kan toekennen aan de investeerders van een derde Staat op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een economische unie, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt, een vrijhandelszone of een internationale economische regionale organisatie, dan wel op grond van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting of enige andere belastingovereenkomst.
ARTIKEL 4
ONTEIGENING EN SCHADELOOSSTELLING
1. Mocht een Overeenkomstsluitende Partij maatregelen nemen tot onteigening of nationalisatie, of enige andere maatregel die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen, dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
a) de maatregelen worden gerechtvaardigd door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang;
b) ze worden genomen volgens een wettelijke procedure;
c) ze zijn niet discriminatoir of in strijd met een bijzondere verbintenis;
d) ze gaan vergezeld van bepalingen waarbij wordt voorzien in de betaling van een billijke en reële schadeloos-stelling.
Het bedrag van de schadeloosstelling moet overeenstemmen met de marktwaarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop zulke maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt.
2. De schadeloosstelling dient te kunnen worden overgemaakt tegen de in artikel 6 bepaalde voorwaarden en dient in een vrij omwisselbare munt en zonder ongeoorloofde vertraging te worden betaald. In geval van laattijdige betaling levert ze rente op tegen de commerciële rentevoet vanaf de datum dat ze opeisbaar is.
3. In ieder geval kent elke Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling toe die ten minste gelijk is aan die welke wordt toegekend aan de eigen investeerders of aan de investeerders van de meestbegunstigde natie, naar gelang van wat het gunstigst is.
Deze behandeling dient te stroken met de algemeen aanvaarde beginselen van het internationaal recht.
ARTIKEL 5
SCHADELOOSSTELLING VOOR VERLIEZEN
Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die schade of verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of enige andere soortgelijke gebeurtenis op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die niet discriminatoir is en ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan de eigen investeerders of aan investeerders van de meestbegunstigde natie toekent, naar gelang van wat het gunstigst is.
ARTIKEL 6
OVERMAKINGEN
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij garandeert de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, onverminderd de fiscale verplichtingen van deze investeerders, de vrije overmaking van hun met een investering verband houdende liquide middelen en inzonderheid, doch niet uitsluitend:
a) van een kapitaal of een aanvullend bedrag bestemd om de investering te behouden of uit te breiden;
b) van winsten, dividenden, renten, royalty ’s en andere lopende inkomsten;
c) van de gelden die nodig zijn voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;
d) van de opbrengst van een gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investering;
e) van de uit hoofde van de artikelen 4 en 5 verschuldigde schadeloosstellingen.
2. De in het eerste lid bedoelde overmakingen gebeuren zonder ongeoorloofde vertraging tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking geldt en overeenkomstig de deviezen-reglementering van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering is gedaan.
3. De in het eerste en tweede lid vermelde waarborgen zijn tenminste gelijk aan die welke worden gegeven aan investeerders van de meestbegunstigde natie.
ARTIKEL 7 SUBROGATIE
1. Indien op grond van een wettelijke of contractuele waarborg tegen niet-commerciële risico ’s in verband met een investering, een schadeloosstelling wordt uitgekeerd aan een investeerder van een van de Overeenkomstsluitende Partijen, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de verzekeraar in de rechten van de investeerder is getreden.
2. Op grond van de garantie die voor de betreffende investering werd geboden, kan de verzekeraar alle rechten doen gelden die de investeerder had kunnen uitoefenen indien de verzekeraar niet in zijn rechten was getreden. De subrogatie strekt zich ook uit tot de rechten tot overmaking en arbitrage, als omschreven in de artikelen 6 en 11.
3. Zodanige rechten en vorderingen kunnen worden uitgeoefend door de verzekeraar naar evenredigheid van het risico dat door het waarborgcontract is gedekt en door de investeerder die aanspraak kan maken op de waarborg, naar evenredigheid van het risico dat niet door het contract is gedekt.
4. Met betrekking tot de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten.
ARTIKEL 8 TOEPASSELIJKE REGELS
Als een kwestie in verband met de investeringen zowel door deze Overeenkomst als door de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering is gedaan, wordt geregeld, dan wel door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of nog zullen worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen welke voor hen het gunstigst zijn.
ARTIKEL 9 ANDERE VERPLICHTINGEN
1. Investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen met de andere Overeenkomstsluitende Partij bijzondere verbintenissen aangaan waarvan de bepalingen evenwel niet strijdig mogen zijn met deze Overeenkomst. De investeringen die krachtens dergelijke bijzondere verbintenissen worden verricht, zijn eveneens aan de onderhavige Overeenkomst onderworpen.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij leeft te allen tijde de verbintenissen na die zij tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.
ARTIKEL 10
REGELING VAN GESCHILLEN INZAKE DE UITLEGGING EN TOEPASSING VAN DE ONDERHAVIGE OVEREENKOMST
1. Geschillen inzake de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden in de mate van het mogelijke tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg beslecht.
2. Bij gebrek aan beslechting langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen. Deze commissie komt zo spoedig mogelijk samen op verzoek van de meest gerede Partij.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen binnen zes maanden na het begin van de onderhandelingen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan een scheidsgerecht voorgelegd.
4. Dit gerecht wordt samengesteld als volgt: elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsman aan en deze twee scheidsmannen wijzen te zamen een derde scheidsman aan als Voorzitter van het gerecht. Deze dient een onderdaan van een derde Staat te zijn.
De scheidsmannen en de Voorzitter dienen te zijn aangewezen onderscheidenlijk binnen drie en vijf maanden na de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij kennis heeft gegeven van haar voornemen het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen.
5. Indien de in lid 3 voorgeschreven termijnen niet werden nageleefd, wordt de President van het Internationale Gerechtshof verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de President van het Internationale Gerechtshof de nationaliteit heeft van een der Overeenkomstsluitende Partijen of verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Vice-
President van het Internationale Gerechtshof verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President de nationaliteit heeft van een der Overeenkomstsluitende Partijen of verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is en dat geen onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
6. Het scheidsgerecht doet uitspraak op de grondslag van de bepalingen van deze Overeenkomst en van de algemeen aanvaarde regels en beginselen van het internationale recht.
7. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.
8. Het scheidsgerecht doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. De uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
9. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten die uit hoofde van haar scheidsman en haar vertegenwoordiging bij de arbitrageprocedure ontstaan. De kosten uit hoofde van de Voorzitter en de andere kosten worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
ARTIKEL 11
REGELING VAN INVESTERINGSGESCHILLEN
1. Van elk investeringsgeschil tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijk kennis gegeven.
De partijen bij het geschil proberen in de mate van het mogelijke tot een minnelijke schikking te komen.
2. Indien de partijen niet binnen zes maanden na de datum van de schriftelijke kennisgeving via een rechtstreekse regeling een minnelijke schikking hebben bereikt of het geschil langs diplomatieke weg hebben kunnen beslechten, wordt het naar keuze van de investeerder voorgelegd aan de nationale rechterlijke instanties van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering is gedaan, dan wel aan internationale arbitrage.
In dat laatste geval wordt het geschil voorgelegd aan het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D), dat is opgericht door het “ Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten”, ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965.
Te dien einde geeft elke Overeenkomstsluitende Partij, krachtens deze Overeenkomst, haar onherroepelijke toestemming om elk investeringsgeschil aan arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat de Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve of rechtsmiddelen te verzoeken.
3. Geen Overeenkomstsluitende Partij, die partij is bij een geschil, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 7 van deze Overeenkomst voorziene waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.
4. Het scheidsgerecht doet uitspraak op grond van het nationaal recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan, met inbegrip van de regels inzake wetconflicten, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van het eventuele specifieke akkoord met betrekking tot de investering en de beginselen van het internationaal recht.
5. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 12 VORIGE INVESTERINGEN
Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die voor de inwerkingtreding in deviezen werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het
grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming voorschriften van laatstgenoemde.
met de wetten en
ARTIKEL 13 INWERKINGTREDING EN DUUR
1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat aan de in hun onderscheiden landen vereiste grondwettelijke procedures is voldaan. Ze blijft van kracht voor een tijdvak van tien jaar. Tenzij een der Overeenkomstsluitende Partijen de Overeenkomst ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van tien jaar. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt het recht ze ten minste twaalf maanden voor het einde van een lopende geldigheidstermijn bij kennisgeving op te zeggen.
2. In geval van opzegging blijven investeringen die in het kader en voor de datum van beëindiging van deze Overeenkomst zijn gedaan, onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van tien jaar na die datum.
3. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is het bepaalde in de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, tot aanmoediging van kapitaalsinvesteringen en tot bescherming van de goederen, ondertekend te Rabat op 28 april 1965, niet langer van toepassing tussen het Koninkrijk Marokko en de Belgisch- Luxemburgse Economische Unie.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Rabat op 13 a p r il twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Franse tekst doorslaggevend.
VOOR DE BELGISCH- VOOR DE REGERING VAN LUXEMBURGSE HET KONINKRIJK MAROKKO:
ECONOMISCHE UNIE:
van
V oor de R egering
B elgië handelend zow el in eigen naam als in naam van de R egering
van het G roothertogdom Luxem burg: V oor de V laam se R egering:
V oor de W aalse R egering:
V oor de R egering van het
B ru sse lse H oo fd stede lijke G e w e st: