MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9431
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 29-11-2000, nr. 232
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderop- vang namens de Vereniging van Ondernemingen in de Gepremieerde en Gesubsidieerde sector en de Branchevereniging Ondernemers in de Kin- deropvang als partijen te ener zijde mede namens ABVAKABO FNV, CFO CNV-bond en de Unie vakbond voor industrie en dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kinderopvang, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bedenkingen zijn inge- bracht door:
A. Kinderdagverblijf Moppetoet;
B. Landelijke Bedrijfsorganisatie Verkeer (LBV);
dat de bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat: Ad A.
De bedenkingen richten zich tegen artikel 8 sub 2f en sub 4 (wijze van aangaan en inhoud arbeidsovereenkomst), artikel 9 sub 2 en sub 4 (aard en duur overeenkomst), artikel 39 sub 3 (kinderopvangregeling), artikel 46 sub 1 en sub 2 (pensioenvoorziening), artikel 55 sub b (buitengewoon
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2000 CAO94312000
CAO1776 1
xxxxxx), artikel 58 sub b (ouderschapsverlof), artikel 59 sub c (xxxx- xxxxxx).
Ad B.
De LBV en de Vereniging Particuliere Kinderopvang zijn op 24 decem- ber 1999 voor de eerste maal een CAO overeengekomen die zich speci- fiek richt op de particuliere kinderopvang. Deze CAO (hierna te noemen: CAO Kinderopvang LBV) heeft een looptijd van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001. Op 28 januari 2000 is voor wat betreft deze CAO aan betreffende CAO-partijen een kennisgeving van ontvangst, als bedoeld in artikel 4, tweede lid WLV verstuurd. Derhalve wordt bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot AVV van de onderhavige CAO Kinder- opvang en wordt verzocht de werkgevers en hun werknemers die krach- tens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten, vallende onder de wer- kingssfeer van de CAO Kinderopvang LBV, te dispenseren van deze AVV.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:
Ad A.
Door CAO-partijen is de CAO Kinderopvang aangemeld en is verzocht om AVV. De kennisgeving van ontvangst, als bedoeld in artikel 4 tweede lid WLV is verzonden op 9 augustus 2000; er is derhalve sprake van een rechtsgeldige CAO.
Kinderdagverblijf Moppetoet is lid van één der CAO-partijen. Hier zij gewezen op artikel 9 Wet CAO waarin is bepaald dat allen, die tijdens de duur van de CAO – te rekenen vanaf het tijdstip dat zij is aangegaan
– lid zijn of worden van een vereniging welke de overeenkomst is aan- gegaan, en bij de overeenkomst zijn betrokken, door die overeenkomst zijn gebonden. Kinderdagverblijf Moppetoet derhalve reeds gebonden is aan de CAO Kinderopvang. Algemeen verbindendverklaring van bepa- lingen van de CAO Kinderopvang doet aan deze gebondenheid niets toe of af.
Overigens geven de aangevoerde bedenkingen als zodanig waaronder bedenkingen van financiële aard, ook geen aanleiding om niet tot AVV over te gaan.
Ad B.
Ingevolge het Xxxxxxxxxxxxxx AVV wordt op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen AVV aan werkgevers die gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO dispensatie verleend van het besluit tot AVV. Derhalve zal het besluit niet van toepassing zijn op leden van de Vere- niging Particuliere Kinderopvang, indien althans het lidmaatschap van die vereniging reeds voor de inwerkingtreding van het besluit is aange- vangen. Nieuwe leden van de Vereniging Particuliere Opvang kunnen zich niet invoegen in de bestaande vrijstelling.
2
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2000 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kinderopvang alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Kinderopvangfonds Welzijnssector, zulks met inachtne- ming van hetgeen onder II, III, IV, V en VI is bepaald:
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Gebruikte begrippen
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. CAO: deze collectieve arbeidsovereenkomst;
b. De werkgeversorganisaties: de VOG en de Branchevereniging On- dernemers in de Kinderopvang;
c. De werknemersorganisaties: de ABVAKABO FNV, CFO CNV-bond en De Unie;
d. OAK: Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang: het tussen de onder b en c genoemde CAO-partijen functionerende overlegorgaan;
e. Werkgever: een onderneming als bedoeld onder artikel 2 van deze CAO;
f. Werknemer: de persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever en valt onder de werkingssfeer, zoals bepaald in artikel 2 van deze CAO;
g. Onderneming: elk als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst arbeid wordt ver- richt;
h. BW: Burgerlijk Wetboek;
3
i. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW;
j. OR: een ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de onderne- mingsraden;
k. PVT: een personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
l. Maand: een kalendermaand;
m. Maandsalaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandloon, exclusief vergoedingen en/of toelagen en de va- kantietoeslag;
n. Jaarsalaris: 12 keer het maandsalaris;
o. Jaarinkomen: 12 keer het maandsalaris, vermeerderd met de vakan- tietoeslag en de eindejaarsuitkering;
p. Uursalaris: het maandsalaris gedeeld door 156;
q. Arbeidsduur: de tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht;
r. Standplaats: de plaats of plaatsen waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;
s. Partner:
1. echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner;
2. een persoon, niet in de eerste of tweedegraad familie, met wie de werknemer op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijk huishouding voert, blijkend uit een daartoe strekkende notariële akte of een door beide partners ondertekende verklaring.
t. Vakantiekracht: een schoolgaand persoon die in zijn schoolvakantie eenvoudige niet structurele werkzaamheden verricht, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 4 weken.
Waar in deze CAO aanduidingen van personen, functiebenamingen en dergelijke in de mannelijke of vrouwelijke vorm voorkomen, worden de vrouwelijke of mannelijke equivalenten daaronder mede begrepen.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Deze CAO is van toepassing op ondernemingen die tegen vergoe- ding kinderopvang verzorgen voor kinderen vanaf 0 jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd.
Deze kinderopvang omvat: kindercentra (hele en halve dagopvang, buiten-, tussen- en naschoolse opvang) alsmede (bemiddeling bij) gastouderopvang.
2. De werkgever die naast de in lid 1 genoemde dienstverlening tevens tegen vergoeding andere diensten aan derden aanbiedt, kan ten aan- zien van een werknemer die in hoofdzaak werkzaamheden voor die andere diensten verricht in plaats van deze CAO de op die andere diensten van toepassing zijnde collectieve arbeidsvoorwaarden- regeling toepassen.
4
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Deze CAO is niet van toepassing op de werknemer die belast is met de statutaire eindverantwoordelijkheid, blijkend uit de bevoegdheid tot aanname en ontslag van werknemers en tot het opstellen van de begroting, jaarrekening en het jaarverslag.
Deze CAO is eveneens niet van toepassing op de vakantiekracht als bedoeld in artikel 1 onder t.
4. De artikelen 48 t/m 53 en Uitvoeringsregeling SI van deze CAO zijn niet van toepassing op de werknemer van wie is vastgesteld dat zijn salarisschaal, behorend bij een gemiddeld 36-urige werkweek, ein- digt boven volgnummer 56 van de in deze CAO opgenomen salaris- tabel. Werkgever en werknemer dienen over de daarin geregelde onderwerpen individuele afspraken te maken.
5. De werkgever die naast de in lid 1 genoemde dienstverlening tevens een peuterspeelzaal exploiteert kan op de daarvoor werkzame werk- nemers eveneens deze CAO toepassen, na hiertoe verkregen schrif- telijke toestemming van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderop- vang (OAK) en van partijen bij de XXX Xxxxxxxxxxxx. Onder peuterspeelzaal wordt verstaan: het bieden van speel- en/of aanvul- lende ontwikkelingsmogelijkheden aan kinderen vanaf 2 jaar tot aan het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, gedurende minder dan 4 aaneengesloten uren per dag.
Artikel 3
Ontheffing toepassing CAO
Door het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang (OAK) kan op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de werkgever, waarmee de OR of PVT instemt, geheel of gedeeltelijk ontheffing worden verleend van toepassing van deze CAO op de arbeidsverhouding tussen de werk- gever en alle of een deel van de werknemers, indien de werkgever tevens onder de werkingssfeer van een andere CAO valt en de daarin geregelde arbeidsvoorwaarden over het algemeen geen mindere aanspraken aan de werknemers geven dan voor hen gelden op grond van deze CAO.
Artikel 4
Deeltijdwerk
Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de gemiddelde arbeidsduur minder bedraagt dan een volledig dienstverband van gemid-
5
deld 36 uur per week, zijn de bepalingen van de CAO naar rato van de individuele arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing, ten- zij in de CAO anders is geregeld.
Artikel 5
Uitvoeringsregelingen
Uitvoeringsregelingen waarnaar in deze CAO wordt verwezen vormen één geheel met de CAO.
Artikel 6
Aard CAO en decentrale toepassing
1. Bepalingen in werkinstructie, huisregels of andere tussen werkgever en werknemer overeengekomen regelingen die met deze CAO en de uitvoeringsregelingen in strijd zijn, zijn nietig.
2. In aanvulling op hetgeen in deze CAO is geregeld kunnen werkge- ver en OR of PVT in schriftelijke overeenstemming andere regelin- gen treffen, indien en voor zover deze aanvullende regelingen niet in strijd zijn met deze CAO.
3. In afwijking van lid 1 kan in voor de werknemer gunstige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken in een sociaal plan, waarover tussen de werkgever(s) en de werknemersorganisaties over- eenstemming bestaat.
4. In afwijking van lid 1 kunnen werkgever en OR of PVT in schrifte- lijke overeenstemming bij die CAO-regelingen waar dat is aangege- ven ten aanzien van de daarin geregelde arbeidsvoorwaarde een spe- cifiek voor de eigen onderneming geldende regeling overeenkomen. Deze decentrale ondernemingsregeling wordt geacht deel uit te ma- ken van deze CAO en prevaleert boven de CAO-bepaling waarvan is afgeweken.
5. Indien een afwijkende decentrale ondernemingsregeling wordt ge- troffen gelden ten aanzien van de looptijd en opzegging hiervan de volgende bepalingen:
a. de decentrale ondernemingsregeling eindigt op het moment dat de CAO-regeling waarvan is afgeweken wordt gewijzigd. Vanaf dat tijdstip wordt de CAO-regeling (weer) van toepassing, tenzij de werkgever en de OR of PVT opnieuw een afwijkende ondernemingsregeling overeenkomen.
b. indien de CAO-regeling waarvan wordt afgeweken financiële arbeidsvoorwaarden regelt, kunnen de werkgever en de OR of PVT voor de decentrale ondernemingsregeling geen langere loop-
6
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
tijd afspreken dan 3 jaar. De OR of PVT dan wel de werkgever kan de decentrale ondernemingsregeling tot uiterlijk 3 maanden voor het einde van de tussen hen afgesproken looptijd opzeggen. Door opzegging wordt de CAO-regeling (weer) van toepassing, tenzij de werkgever en de OR of PVT opnieuw een afwijkende ondernemingsregeling overeenkomen. Indien geen opzegging plaatsvindt wordt de duur van de decentrale ondernemings- regeling geacht (steeds) met 1 jaar te zijn verlengd, waarbij (steeds) tot uiterlijk 3 maanden voor het einde van dat jaar opzeg- ging kan plaatsvinden.
6. Het in de leden 4 en 5 bepaalde geldt ten aanzien van de volgende arbeidsvoorwaarden uit deze CAO:
– de beoordelingsregeling (artikel 40 jo. Uitvoeringsregeling G);
– de verhuiskostenvergoeding en tegemoetkoming woon/ werkverkeer bij verhuisplicht (artikel 60 jo. Uitvoeringsregeling A);
– de reis- en verblijfkostenvergoeding (artikel 62 jo. Uitvoerings- regeling B);
– de telefoonkostenvergoeding (artikel 65 jo. Uitvoeringsregeling D).
HOOFDSTUK II INDIENSTTREDING EN ONTSLAG
Artikel 8
Wijze van aangaan en inhoud arbeidsovereenkomst
1. De werkgever gaat met iedere werknemer schriftelijk een arbeids- overeenkomst aan.
2. In de arbeidsovereenkomst worden tenminste de volgende gegevens opgenomen:1)
a. de naam en woonplaats van de werknemer en de werkgever;
b. de datum van indiensttreding;
c. de functie van de werknemer of de aard van de te verrichten arbeid;
d. de plaats of plaatsen waar de arbeid wordt verricht;
e. de arbeidsduur en de werktijden(regeling);
1) Zie voor een voorbeeld-arbeidsovereenkomst en voorbeeld-wijzigingsovereenkomst Bijlage BI en Bijlage BII bij deze CAO.
7
f. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd is aangegaan. In geval van bepaalde tijd wordt tevens de duur en de reden hiervan vermeld;
g. de salarisschaal, het salaris bij indiensttreding en de termijn van uitbetaling en de periodiekdatum;
h. of de werknemer wel of geen verplichting heeft om te verhuizen naar de standplaats;
3. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst kan schriftelijk een proeftijd worden overeengekomen. De duur hiervan bedraagt in afwijking van artikel 7:652 BW 2 maanden.
4. Degene die de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd beëindigt, geeft de andere partij op diens verzoek schriftelijk opgave van de reden van de beëindiging.
Artikel 9
Aard en duur arbeidsovereenkomst
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd.
2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij:
a. deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan ter vervanging van een (of meer) werknemer(s) die tijdelijk afwezig is (zijn). In dat geval kan de totale duur maximaal 2,5 jaar bedragen;
b. deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan ter vervanging van een werknemer die tijdelijk is belast met de uitvoering van tijde- lijke werkzaamheden zoals genoemd onder c. In dat geval kan de duur van de arbeidsovereenkomst maximaal gelijk zijn aan de duur van de tijdelijke werkzaamheden;
c. deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan in het geval de over- eengekomen tijdelijke werkzaamheden niet behoren tot de regu- liere werkzaamheden van de onderneming en/of na realisering van een bepaald omschreven doel niet meer worden uitgeoefend en slechts voor een beperkte tijdsduur worden verricht. In dat geval kan de duur van de arbeidsovereenkomst maximaal gelijk zijn aan de duur van de tijdelijke werkzaamheden;
d. deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan in verband met een gevolgde opleiding binnen het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501). In dat geval eindigt de ar- beidsovereenkomst op het tijdstip waarop de opleiding wordt beëindigd, maar uiterlijk 4 jaar na aanvang van de opleiding. Indien de opleiding binnen of uiterlijk na 4 jaar wordt beëindigd door het behalen van het diploma, wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet in een voor onbepaalde tijd.
8
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan en na het verstrijken van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, geldt vanaf die voortzetting voor onbepaalde tijd.
4. Een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan kan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door partijen voor bepaalde tijd worden voortgezet, voor zover de totale duur zoals genoemd in lid 2 niet wordt overschreden.
Artikel 10
Min/max-overeenkomst
1. In een arbeidsovereenkomst die alleen een minimumaantal, of een minimum en een maximumaantal te werken uren per week vermeldt, mag het verschil tussen het minimum en het maximum niet meer dan 10 uur per week bedragen.
2. De werknemer die 6 maanden aaneengesloten iedere week meer uren werkzaam is geweest dan het in zijn arbeidsovereenkomst vermelde minimum heeft, indien hij daarom verzoekt, recht op aanpassing van het vastgelegde minimum aan het laagste in enige week in die periode gewerkte aantal uren. Weken waarin de werknemer vakantie genoot of arbeidsongeschikt was blijven hierbij buiten beschouwing.
Artikel 11
Nul-urenovereenkomst
1. De werknemer die werkzaam is op basis van een arbeidsovereen- komst met uitgestelde prestatieplicht heeft, indien hij korter dan 3 uren werkzaamheden moet verrichten, recht op uitbetaling van drie- maal het voor hem geldende uurloon.
2. Indien de werknemer gedurende een aangesloten periode van 6 maanden werkzaamheden verricht zonder dat sprake is van tijdelijke vervanging als bedoeld in artikel 9 lid 2 onder a en b, wordt de arbeidsduur in de arbeidsovereenkomst aangepast aan de gemiddeld gewerkte arbeidsduur per maand gedurende deze 6 maanden.
3. Indien de werknemer in enige maand niet wordt opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden begint vervolgens een nieuwe pe- riode van 6 maanden, tenzij voor de werknemer een regelmatig
9
oproeppatroon geldt en hij op het tijdstip dat hij zou worden opge- roepen arbeidsongeschikt is of verlof geniet.
Artikel 12
Medische keuringen
1. Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de medische keu- ringen (Stb. 1997, 365) kan de werkgever de (kandidaat)werknemer verplichten tot een (aanstellings)keuring.
2. De werknemer vanaf 40 jaar heeft de mogelijkheid zich maximaal eenmaal per 2 jaar geneeskundig te laten onderzoeken door een arts.
3. De kosten verbonden aan een keuring of onderzoek komen voor rekening van de werkgever.
4. Onverminderd het bepaalde in de Wet op de medische keuringen zijn op aanstellingskeuringen voorts de volgende bepalingen van toepas- sing.
a. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Wet op de medi- sche keuringen mag een (kandidaat)werknemer in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeidsovereenkomst alleen medisch worden gekeurd indien aan de vervulling van de betref- fende functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld. Deze bijzondere eisen zijn in ieder geval aanwezig indien de werknemer in de uitoefening van de functie belast is met het tillen van personen of voorwer- pen.
De (kandidaat)werknemer mag in dat geval slechts worden ge- keurd op het bestaan van een aandoening aan de rug en het reële risico op het ontstaan daarvan, met als doel een (toename van een) aandoening aan de rug te voorkomen.
b. De aanstellingskeuring mag alleen worden verricht door een arts van de Arbo-dienst waarbij de werkgever is aangesloten en de keuring mag pas plaats vinden nadat de sollicitatieprocedure is afgerond en de werkgever van plan is de (kandidaat)werknemer in de (nieuwe) functie aan te nemen.
10
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK III ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
Artikel 13
Algemeen
De werkgever stelt de werknemer in staat de overeengekomen werk- zaamheden naar diens beste vermogen te verrichten en geeft daarbij aan- wijzingen aan de hand van de eisen van de functie en het doel van de onderneming.
Artikel 14
Geheimhouding
De werkgever zal, met inachtneming van het bepaalde in de Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665), zonder toestemming van de werk- nemer geen zaken openbaar maken of mededelingen doen over zaken die in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer liggen en waarvan de werkgever redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat geheimhouding is vereist.
Deze verplichting geldt ook na het eindigen van de arbeidsovereen- komst.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
Artikel 15
Algemeen
De werknemer zal de belangen van de onderneming van de werkgever als een goed werknemer behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
De werknemer zal alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen wor- den verlangd, zo goed mogelijk uitvoeren.
11
Artikel 16
Afwijkende werktijden en/of standplaats
Binnen redelijke grenzen en voor zover dit uit het belang van het werk of de onderneming voortvloeit is de werknemer, na overleg, verplicht in te stemmen met tijdelijke en incidentele wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden en/of van zijn standplaats.
Artikel 17
Melding afwezigheid
Indien de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid of andere oorzaak verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, is hij verplicht dit zo spoedig mogelijk onder vermelding van de reden door te (laten) geven aan de werkgever. De werkgever bepaalt op welke wijze dit dient te gebeuren. Zodra het tijdstip bekend is waarop de werknemer de werk- zaamheden kan hervatten, dient hij de werkgever dat te (laten) melden.
Artikel 18
Geheimhouding
Zowel gedurende als na het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer volstrekte geheimhouding betrachten ten aanzien van al het- geen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis is gekomen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding vereist is, ongeacht de wijze waarop de werknemer met deze informatie bekend is geworden.
Artikel 19
Niet-toegestane handelingen
De werknemer zal zich ervan onthouden:
a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever door derden uit te voeren aannemingen, leveringen of werken;
b. middellijk of onmiddellijk geschenken of beloningen aan te nemen van natuurlijke of rechtspersonen waarmee de werknemer in de uit- oefening van zijn functie direct of indirect in aanraking komt;
c. andere werknemers te verplichten tot het verrichten van persoonlijke diensten;
d. zonder toestemming goederen van de werkgever te gebruiken voor eigen doeleinden;
e. actief in wervende zin gebruik te maken van de klantenkring of
12
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
andere relaties van de werkgever. Dit geldt ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 20
Medewerking tot vordering schadevergoeding
Indien de werkgever xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid van de werkne- mer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer daaraan zijn medewerking verlenen.
Artikel 21
Concurrentiebeding
De werkgever kan in de arbeidsovereenkomst van de werknemer die buiten het primaire proces van de kinderopvang werkzaam is een con- currentiebeding opnemen.
Artikel 23
Bijscholing
De werknemer is verplicht die bijscholingsactiviteiten te volgen die voor de uitoefening van zijn functie noodzakelijk worden geacht en die als zodanig door de werkgever in overleg met de werknemer worden aan- gewezen.
Deze bijscholingsactiviteiten worden beschouwd als opgedragen werk- zaamheden en de daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de werkgever.
HOOFDSTUK VI SOCIAAL-ORGANISATORISCHE REGELINGEN
Artikel 24
Groepsgrootte en inzet groepsleiding
De werkgever leeft ten aanzien van de groepsgrootte en de inzet van groepsleidsters ten minste de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
13
,,Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang’’ (Stb. 1995, 578)1) na, met inachtneming van andere regelgeving zoals een gemeentelijke ver- ordening kinderopvang, waarvan de onderstaande regels deel uitmaken.
1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats, met dien verstande dat een groep van kinderen:
a. in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;
b. in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinde- ren omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;
c. in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinde- ren omvat.
2. Ten minste één groepsleidster wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:
a. 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;
b. 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;
c. 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;
d. 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;
e. 10 kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot het einde van de basisschoolleeftijd.
Het aantal groepsleidsters bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afge- rond.
3. In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, maar niet meer dan 1 uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere incidentele omstandigheden, één groepsleidster min- der worden ingezet, met dien verstande dat ten minste één groeps- leidster wordt ingezet.
4. Indien slechts één groepsleidster wordt ingezet ingevolge lid 2 of 3, wordt naast en ter ondersteuning van deze groepsleidster ten minste één andere groepsleidster, groepshulp of leidinggevende ingezet die in een gezagsrelatie tot de werkgever staat.
Artikel 26
Taakuren
De werkgever dient voor 1 januari 2001 in schriftelijke overeenstem- ming met de OR of PVT in een ondernemingsregeling vast te leggen welke werkzaamheden niet gelijktijdig gecombineerd kunnen worden met groepsgebonden taken en op welke wijze voor die werkzaamheden apart arbeidstijd beschikbaar is.
1) Ten behoeve van de toepassing van bovenstaande regels wordt verwezen naar (een gedeelte van) de AMvB-toelichting, als opgenomen in Bijlage BV bij deze CAO.
14
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Medezeggenschap
Artikel 27
Ondernemingsraad
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2, lid 1, van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) is de werkgever die een onderneming instandhoudt waarin in de regel ten minste 35 werknemers werkzaam zijn, verplicht een OR in te stellen.
4. Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dagelijkse leiding in de onderneming moet worden vervuld, stelt de werkgever de OR in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandidaat/kandidaten voor de vervulling van deze vacature. Het oordeel van de OR over deze kandidaat/kandidaten zal voor de standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen.
5. De werkgever stelt, alvorens de conceptbegroting van de onderne- ming wordt vastgesteld, de OR in de gelegenheid advies uit te bren- gen over deze conceptbegroting.
Artikel 28
Personeelsvertegenwoordiging
1. De werkgever die een onderneming instandhoudt waarin in de regel ten minste 10, maar minder dan 35, werknemers werkzaam zijn en waarvoor geen OR is ingesteld, is verplicht een PVT in te stellen.
2. Naast het bepaalde in de WOR ten aanzien van de PVT is op de PVT Uitvoeringsregeling K van deze CAO van toepassing.
3. Daar waar in deze CAO de OR wordt genoemd is het bepaalde, ten- zij in de desbetreffende bepaling anders wordt vermeld, van overeen- komstige toepassing op de PVT.
4. De werkgever dient van de instelling van de PVT schriftelijk mede- deling te doen aan de Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector1), onder vermelding van de samenstelling van deze PVT.
1) Adres: Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxx Xxxx (tel.: 000-0000000).
15
Faciliteiten leden en kaderleden werknemersorganisaties
Artikel 31
Fusiegedragsregels
1. Dit artikel is van toepassing op werkgevers die betrokken zijn bij een fusie die personele gevolgen met zich meebrengt. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) onderneming aan een andere rechtspersoon.
2. De werkgever die het voornemen heeft tot fusie over te gaan en hier- toe concrete plannen ontwikkelt, dient dit te melden aan de werk- nemersorganisaties, partij bij deze CAO. Hij maakt daarbij tevens melding van de rechtsvorm van de betrokken ondernemingen, de vestigingsplaats, de omvang en samenstelling van de personeelsbe- standen en de motieven voor het streven naar een fusie. Met betrek- king tot deze melding geldt voor de werknemersorganisaties een geheimhoudingsplicht zolang de OR of PVT van de fusieplannen nog niet op de hoogte is gesteld. Deze geheimhoudingsplicht geldt niet meer zodra de OR of PVT zonder geheimhoudingsplicht is geïn- formeerd door de werkgever, of indien blijkt dat de werknemers op andere wijze bekend zijn geworden met de fusieplannen.
De werkgever verstrekt desgevraagd nadere informatie aan de werk- nemersorganisaties en houdt deze op de hoogte van de contacten die hij over de voorgenomen fusie met andere werkgevers heeft gelegd.
3. Zodra duidelijk is welke werkgevers de potentiële fusiepartners zijn, wordt een fusie-overlegorgaan (FOO) ingesteld, van vertegenwoor- digers van de werkgevers en van de werknemersorganisaties.
4. In het FOO worden afspraken gemaakt over het tijdstip waarop met de betrokken ondernemingsraden het overleg zal worden gevoerd en over het tijdstip en de wijze waarop de werknemers zullen worden ingelicht.
In het FOO wordt overleg gevoerd over de arbeidsrechtelijke positie van de werknemers, de rechtspositieregeling van de nieuwe rechts- perso(o)n(en) en de rechtspositie gedurende de overgangssituatie, over de werkgelegenheid, de arbeidsomstandigheden en de personeel- sopbouw, over de wijze waarop het bestuur wordt samengesteld en de wijze waarop de medezeggenschap is geregeld in de periode dat een nieuwe OR of PVT nog niet is gekozen.
Uitgangspunt bij het overleg is dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van de werknemers en geen gedwongen ontslagen plaatsvinden, tenzij zodanige ontslagen onontkoombaar zijn.
Voordat een definitief besluit over het aangaan van een fusie wordt genomen, moet in het FOO het overleg afgerond zijn over de hier- voor genoemde onderwerpen.
16
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. Indien de besprekingen in het FOO leiden tot afspraken over de rech- ten van de werknemers van de bij de fusie betrokken ondernemingen worden deze afspraken in een sociaal plan vastgelegd.
6. Zodra de nieuwe rechtspersoon bestaat, wordt op de kortst mogelijke termijn een OR of PVT ingesteld. Zolang dat niet gebeurd is voeren de gezamenlijke bestaande ondernemingsraden of personeels- vertegenwoordigingen als zodanig het overleg met de vertegenwoor- diger van de nieuwe rechtspersoon.
7. Het FOO ziet toe op naleving van de gemaakte afspraken en wordt daartoe voortdurend op de hoogte gehouden van de voortgang van het WOR-overleg.
Als de gang van zaken bij de totstandkoming van de feitelijke fusie daar aanleiding toe geeft, kan het FOO zijn besprekingen op verzoek van elk der leden hervatten om tot wijziging of aanvulling te komen van de gemaakte afspraken.
Het FOO kan slechts worden opgeheven nadat daarover tussen de in dit orgaan vertegenwoordigde werkgevers en werknemersorganisaties overeenstemming is bereikt.
Artikel 32
Reorganisaties
1. De werkgever die overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de onderneming die een aanmerkelijke wijziging in de arbeidssituatie of ontslag van een of meer werknemers tot gevolg heeft, dient een reorganisatieplan op te stellen waarin hij ten minste aangeeft welke functiegroepen als gevolg van de reorganisatie kwantitatief en kwa- litatief zullen wijzigen en op welke wijze de reorganisatie zal wor- den geëffectueerd.
2. De werkgever dient de OR in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over het reorganisatieplan. Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de definitieve vaststelling van het reorganisatieplan.
3. Indien ten gevolge van het reorganisatieplan gedwongen ontslagen plaatsvinden, stelt de werkgever op basis van het definitieve reorganisatieplan een uitvoeringsplan vast, waarin in ieder geval wordt aangegeven welke functies zullen worden opgeheven en of binnen de onderneming functies voorkomen die hetzelfde dan wel
17
uitwisselbaar zijn met de functie(s) die zal (zullen) worden opgehe- ven.
4. Uitwisselbare functies zijn functies in een onderneming die als ge- meenschappelijk kenmerk hebben dat de uitgevoerde werkzaamhe- den en handelingen worden verricht op grond van een – in generale zin – gelijke taakstelling en zijn gericht op globaal eenzelfde resul- taat. Functies zijn echter niet uitwisselbaar indien zij worden uitge- oefend in een andere vestiging van de werkgever, waardoor de reis- kosten woon/werkverkeer bij gebruik van openbaar vervoer het in artikel 3 lid 2 van Uitvoeringsregeling A genoemde bedrag per maand zouden overschrijden.
7. De ontslagaanzeggingen die voortvloeien uit de reorganisatie worden schriftelijk beargumenteerd aan de hand van het reorganisatieplan en het hiervoor bepaalde.
Artikel 33
Bestuurssamenstelling
1. Het bestuur van een onderneming waarvan de rechtsvorm de stich- ting is, is verplicht voor 1 januari 2001 met instemming van de OR overeenkomstig artikel 27 WOR een keuze te maken tussen het bepaalde in lid 2 of 3. Deze keuze dient in de statuten te worden vastgelegd.
2. De OR of PVT heeft het recht van voordracht ten aanzien van iedere vacante bestuurszetel.
3. De OR of PVT heeft het recht van voordracht ten aanzien van ten- minste 1 vaste, voor dat doel gereserveerde bestuurszetel. Deze bestuurszetel kan slechts worden bezet door een door de OR of PVT voorgedragen kandidaat.
4. Voor ,,bestuur’’ als genoemd in de voorgaande leden moet ,,Raad van Toezicht’’ of ,,Raad van Commissarissen’’ worden gelezen indien de directievoering is opgedragen aan het bestuur.
5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op die ondernemin- gen waar de OR of PVT verderstrekkende bevoegdheden heeft dan genoemd in lid 2 of 3. In die ondernemingen blijft de verdergaande bevoegdheid van kracht.
18
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 34
Xxxxxxxxx- en loopbaanbeleid
1. De werkgever stelt in schriftelijke overeenstemming met de OR of PVT jaarlijks een plan vast met betrekking tot het te voeren scholings- en loopbaanbeleid voor de werknemers, gericht op hun huidig en toekomstig functioneren binnen en buiten de onderneming.
2. In dit plan komen in ieder geval de volgende zaken aan de orde:
a. het budget dat voor uitvoering hiervan beschikbaar is;
b. met betrekking tot studiefaciliteiten:
– aanvraagprocedure
– verlofmogelijkheden
– kostenvergoeding en eventuele terugbetalingsverplichting;
c. met betrekking tot loopbaanfaciliteiten:
– mogelijkheden voor een loopbaangesprek met een door de werknemer in overleg met de werkgever gekozen deskundige
– mogelijkheden ter bevordering van doorstroom.
Artikel 35
In- en doorstroombanen
1. De bepalingen van deze CAO zijn onverminderd van toepassing op een werknemer die werkzaam is op een op grond van de ,,Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen’’ (Stb. 1999, 591) gefinancierde arbeidsplaats, met uitzondering van artikel 70 jo. Uitvoeringsregeling I.
2. Ten aanzien van een in- en doorstroombaan neemt de werkgever de volgende regels in acht.
a. Bij het realiseren van een in- en doorstroombaan mag geen sprake zijn van verdringing van een bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. Het moet gaan om een extra arbeidsplaats boven de bestaande werk- gelegenheid bij de werkgever die zonder gebruikmaking van de in lid 1 genoemde regeling niet tot stand zou zijn gekomen.
b. De werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de werknemer, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aan-
19
wijzing van een begeleider die met de begeleiding van de werk- nemer is belast.
c. De werkgever zal zich inspannen om de werknemer bij vol- doende geschiktheid, indien zich binnen de onderneming een vacature voordoet, te laten doorstromen naar een reguliere ar- beidsplaats.
d. De werkgever zal ter beoordeling van de geschiktheid van de werknemer voor doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats ten minste na afloop van het eerste jaar van het dienstverband met deze werknemer een beoordelingsgesprek voeren.
3. De werkgever verstrekt jaarlijks aan de OR een overzicht van het aantal gerealiseerde in- en doorstroombanen, alsmede hoeveel van de in deze banen werkzame werknemers zijn doorgestroomd naar een reguliere arbeidsplaats.
Artikel 36
Doelgroepenbeleid
1. De werkgever stelt in schriftelijke overeenstemming met de OR of PVT een plan vast ter bevordering van de arbeidsdeelname van leden van etnische minderheden en arbeidsgehandicapten.
In dit plan moet in ieder geval aandacht worden besteed aan maatregelen/voorzieningen binnen de onderneming gericht op be- houd, herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers en op de integratie van werknemers afkomstig uit etni- sche minderheidsgroeperingen.
2. Sollicitanten afkomstig uit een van deze doelgroepen die voldoen aan de objectieve functie-eisen worden uitgenodigd voor een ge- sprek. Ten aanzien van sollicitanten uit etnische minderheidsgroepe- ringen geldt deze uitnodigingsverplichting niet indien de personeels- samenstelling in vergelijking met de samenstelling van de beroepsbevolking in de regio(s) /het werkgebied van de onderneming tenminste een evenredige vertegenwoordiging te zien geeft van werk- nemers uit die groeperingen, zoals bedoeld in de Wet SAMEN (Stb. 1998, 241). De uitnodigingsverplichting geldt in ieder geval voor de werkgever indien en zolang deze nog niet over het in lid 1 bedoelde plan beschikt.
Artikel 37
Gedragscode
De werkgever stelt in schriftelijke overeenstemming met de OR of PVT een gedragscode vast, gericht op het binnen de onderneming voorkomen en tegengaan van ongewenst gedrag (agressie, racisme, seksuele intimi-
20
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxxx, leeftijdsdiscriminatie) en het respecteren van ieders levensbe- schouwelijke opvattingen.
Artikel 38
Aanpassing arbeidsduur
1. Alle functies in deze CAO kunnen in beginsel in deeltijd worden ver- vuld.
2. a. De werknemer die in deeltijd werkzaam is heeft, in het geval van een vacature waarvoor hij volgens de objectieve functie-eisen in aanmerking komt, aanspraak op uitbreiding van zijn arbeidsover- eenkomst.
b. Dit recht van de deeltijdwerknemer op uitbreiding van zijn ar- beidsovereenkomst kan op grond van bedrijfseconomische,
-organisatorische, -sociale redenen op twee manieren worden ingeperkt c.q. teniet gedaan:
– doordat de werkgever met instemming van de OR in een regeling beperkingen/afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het uitbreidingsrecht vastlegt;
– doordat de werkgever, bij het ontbreken van een regeling hieromtrent, met instemming van de OR het uitbreidingsrecht niet aan de werknemer toekent.
c. In beide onder b bedoelde gevallen heeft de OR een instemmings- recht overeenkomstig artikel 27 WOR.
Artikel 39
Kinderopvangregeling
1. Er is een ,,Stichting Kinderopvangfonds Welzijnssector’’, waarvan de statuten en het reglement als Uitvoeringsregeling N en O aan deze CAO zijn gehecht en daarvan deel uitmaken.
2. Werknemers en werkgevers kunnen bij de in lid 1 genoemde stich- ting overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling M van deze CAO een aanvraag voor toekenning van (een financiële tege- moetkoming in de kosten van) kinderopvang indienen.
3. De werkgever is over het jaar 2000 aan de in lid 1 genoemde stich- ting een bijdrage verschuldigd van 0,3% van de totale loonsom van de onderneming over het direct voorafgaande kalenderjaar.
21
Onder ,,loonsom’’ wordt verstaan het totaal van alle verloonde bedra- gen waarover loonbelasting en premies volksverzekeringen moet worden afgedragen (is totaal loon voor de loonheffing). De wijze van vaststelling, verstrekken van gegevens over en betaling van de ver- schuldigde bijdrage is nader geregeld in Uitvoeringsregeling O van deze CAO.
Artikel 40
Beoordelingsregeling
1. De beoordeling van werknemers geschiedt ten minste per functie- groep, waarbij geen enkele werknemer wordt uitgezonderd. De werk- gever dient vooraf in schriftelijke overeenstemming met de OR of PVT vast te stellen welke functiegroepen binnen de onderneming voorkomen.
2. Indien de werkgever overgaat tot het beoordelen van werknemers in hun functioneren als werknemer, dient hij daarbij de gezichtspunten en de interne procedure te volgen zoals opgenomen in Uitvoerings- regeling G van deze CAO.1)
3. De werkgever kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze CAO een van Uitvoeringsregeling G afwijkende ondernemings- regeling vaststellen.
4. Indien een werknemer zich niet kan verenigen met een op basis van lid 2 of 3 totstandgekomen definitieve beoordelingsuitslag, kan hij bezwaar maken bij de landelijke ,,Bezwarencommissie Beoordelin- gen’’, zoals vermeld in Uitvoeringsregeling H van deze CAO.
HOOFDSTUK VII SALARIËRING
Artikel 41
Algemeen
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens Uitvoerings- regeling SI en de daaraan gekoppelde salarisregelingen. Indien de functie van de werknemer niet in een van de salarisregelingen voor- komt, dient de salarisschaal c.q. het salaris in ieder geval te worden uitgedrukt in volgnummers voorkomend in de salaristabel van Uitvoeringsregeling SI van deze CAO. Deze op de werknemer van toepassing zijnde volgnummers moeten worden vermeld in de indi- viduele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer.
1) Zie voor een voorbeeld-beoordelingsformulier Bijlage III bij deze CAO.
22
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Een wijziging in het salaris wordt de werknemer terstond gespecifi- ceerd en schriftelijk medegedeeld.
3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris en uiterlijk in de tweede maand vol- gend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris hierover te kunnen beschikken.
4. Geen salaris is verschuldigd over de tijd gedurende welke de werk- nemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werk- zaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld.
Artikel 42
PC-privéregeling / Fietsenplan
Indien de werkgever en de werknemer binnen het kader van een PC- privé-regeling of Fietsenplan omzetting van beloningsbestanddelen van de werknemer wensen overeen te komen, dient daarvoor gebruik te wor- den gemaakt van het in Uitvoeringsregeling F van deze CAO opgeno- men model.
Artikel 43
Waarneming
1. De werknemer met wie door de werkgever is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger gesalarieerde functie van een andere werkne- mer geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan wegens vakantie, ontvangt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waar- neming aanving een toelage. De toelage bedraagt het verschil tussen zijn salaris en het salaris dat hij zou ontvangen indien hij in de waar- genomen functie zou worden ingeschaald.
2. De werkgever kan niet meer dan twee werknemers met de waarne- ming van dezelfde andere werknemer belasten.
3. Wanneer de werkgever de waarneming opgedraagt aan twee werkne- mers, ontvangen deze werknemers deze toelage ieder naar evenre- digheid van het door de werkgever vastgestelde percentage van de waarneming.
23
Artikel 44
Arbeidsongeschiktheid
1. a. De werknemer die wegens ziekte, zwangerschap of bevalling als bedoeld in artikel 7:629 BW geheel of gedeeltelijk verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, heeft voor de duur van de arbeidsongeschiktheid – zolang de arbeidsovereenkomst voort- duurt – tot en met maximaal 52 weken aanspraak op doorbetaling van zijn laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in lid 4.
b. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uit- kering ingevolge de Ziektewet (ZW) wordt het bedrag van deze uitkering in mindering gebracht op de doorbetaling als onder a bedoeld.
2. a. De werknemer die na de in lid 1 genoemde maximale periode vervolgens wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geheel of ge- deeltelijk verhinderd is werkzaamheden te verrichten, heeft voor de duur van deze arbeidsongeschiktheid – zolang de arbeidsover- eenkomst voortduurt – tot en met maximaal 26 weken aanspraak op aanvulling tot zijn laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in lid 4 van de aan hem verstrekte WAO-uitkering, alsmede uitkering ingevolge de PGGM-pensioenregeling of een andere pensioen- regeling.
b. Indien de werknemer in verband met zijn gedeeltelijke arbeids- ongeschiktheid, als gevolg waarvan hij een lagere WAO-uitkering dan van 70% geniet, voor het deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is inkomsten uit arbeid bij dezelfde of een andere werkgever of uit bedrijf verwerft, worden deze inkomsten in mindering ge- bracht op de onder a bedoelde aanvulling tot zijn laatstgenoten nettosalaris.
c. De onder a bedoelde aanvulling strekt ertoe dat de werknemer zijn nettosalaris behoudt. In verband hiermede dient op deze aan- vulling een bedrag in mindering te worden gebracht gelijk aan die sociale verzekeringspremies welke de werknemer ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid niet verschuldigd is.
3. Voor de toepassing van het in de leden 1 en 2 onder a bepaalde wor- den perioden waarin de werknemer verhinderd is werkzaamheden te verrichten samengeteld, indien die perioden elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan 4 weken.
4. Onder laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in de voorgaande artikel- leden wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van:
a. het bruto maandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
24
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. overige loonbestanddelen ingevolge de dagloonregelen van de ZW en de WAO.
De hoogte van deze loonbestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van 3 maanden voorafgaande aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
5. Bijstelling van het laatstgenoten nettosalaris vindt plaats:
a. indien het bruto maandsalaris wijziging ondergaat ten gevolge van:
– toepassing van de voor de werknemer geldende salarisregeling (als ware hij niet arbeidsongeschikt);
– aanpassing van het bruto maandsalaris aan de algemene loon- ontwikkeling van deze CAO.
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekerings- en pensioenpremies, voor zover deze bij de werk- nemer zouden worden ingehouden in geval van arbeids- geschiktheid.
6. De werknemer behoudt gedurende de in de leden 1 en 2 onder a genoemde perioden recht op vakantietoeslag, onder aftrek van de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering als- mede ingevolge de PGGM-pensioenregeling toegekende vakantie- toeslag.
7. Het laatstgenoten nettosalaris wordt verminderd met:
x. het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toe- komt op grond van enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin xxxxxx- xxxx is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst;
b. het bedrag aan netto-inkomsten in of buiten arbeidsovereenkomst door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, indien hij niet arbeidsonge- schikt geweest was, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
8. De werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling of aanvulling als bedoeld in lid 1 onder a respectievelijk lid 2 onder a, dan wel dit recht vervalt geheel of gedeeltelijk:
a. indien de arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt;
b. indien de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een gebrek dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst je- gens de werkgever opzettelijk heeft verzwegen of waarover hij de werkgever opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt;
25
c. voor de tijd gedurende welke door toedoen van de werknemer zijn genezing belemmerd of vertraagd wordt;
d. voor de tijd gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke reden door de uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI) passend geachte arbeid niet verricht;
e. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering inge- volge de ZW of WAO dan wel de PGGM-pensioenregeling of een andere pensioenregeling geheel of gedeeltelijk komt te ver- vallen, tenzij de oorzaak hiervan bij de werkgever ligt.
De werkgever dient de werknemer van het geheel of gedeeltelijk ver- vallen van het recht op loondoorbetaling of aanvulling binnen een redelijke termijn schriftelijk in kennis te stellen.
9. Indien een WAO-uitkering in een van de in lid 8 onder a t/m d bedoelde gevallen gedeeltelijk door de Uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI) wordt geweigerd, wordt de in lid 2 onder a bedoelde aanvulling naar evenredigheid verminderd.
10. De werkgever is bevoegd het recht op loondoorbetaling of aanvul- ling als bedoeld in lid 1 onder a respectievelijk lid 2 onder a op te schorten voor de tijd gedurende welke de werknemer de verplichting ingevolge artikel 17 van deze CAO niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werk- gever behoeft om dit recht vast te stellen.
De werkgever dient de werknemer van het besluit tot opschorting binnen een redelijke termijn schriftelijk in kennis te stellen.
Artikel 45
Vakantietoeslag
1. Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.
2. Onder maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het maandsalaris, inclusief de loondoorbetaling, uitkeringen en aanvullingen als be- doeld in artikel 44 van deze CAO.
3. De werknemer ontvangt een vakantietoeslag ten bedrage van 8% van de som van de in het vakantietoeslagjaar verdiende maandinkomens. Voor de werknemer van 18 jaar en ouder bedraagt de vakantietoe- slag minimaal f 259,– per maand (volledig dienstverband). Voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar bedraagt de vakantietoeslag ten- minste f 259,– (volledig dienstverband), verminderd met 7,5% voor ieder leeftijdsjaar of gedeelte van een leeftijdsjaar dat hij jonger is dan 18 jaar.
In de uitbetaling van de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantieuitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
26
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De uitbetaling van de vakantietoeslag kan ten hoogste tweemaal per jaar plaatsvinden, maar in ieder geval op 31 mei.
Artikel 47
Eindejaarsuitkering
1. De werknemer ontvangt jaarlijks een eindejaarsuitkering van 0,5% van het door de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar feite- lijk verdiende totale jaarsalaris, vermeerderd met de in dat jaar opge- bouwde vakantietoeslag.
2. De eindejaarsuitkering wordt minimaal berekend op basis van het jaarsalaris en de vakantietoeslag die voorvloeien uit toepassing van volgnummer 23 van de in deze CAO opgenomen salaristabel.
3. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december uitgekeerd, dan wel zoveel eerder als het dienstverband tussen werkgever en werk- nemer in het desbetreffende kalenderjaar eindigt.
HOOFDSTUK VIII ARBEIDSDUUR, WERKTIJDEN EN VERLOF
Artikel 48
Arbeidsduur
1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienst- verband gemiddeld 36 uur per week.
2. Onder arbeidsduur vallen ook het deelnemen aan direct uit de werk- zaamheden voortvloeiende vergaderingen en de reis- en wachttijden die voortvloeien uit de opgedragen werkzaamheden en reistijd woon/ werkverkeer voor zover die meer bedraagt dan gebruikelijk door werkzaamheden buiten de standplaats.
Artikel 49
Arbeidsduurverkorting oudere werknemer
1. De werknemer van 55 jaar en ouder met een volledig dienstverband heeft recht op verkorting van de arbeidsduur met behoud van salaris
27
met 4 uren per week, in de vorm van een vierdaagse werkweek van 32 uur.
2. De werkgever kan deze arbeidsduurverkorting – na overleg met de betrokken werknemer – op een andere wijze vormgeven, met dien verstande dat 188 doorbetaalde verlofuren per kalenderjaar worden toegekend.
3. De werknemer met een niet volledig dienstverband en de werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft naar rato aanspraak op deze arbeidsduurverkorting, waarbij wordt afgerond op halve uren ten gunste van de werknemer.
4. De arbeidsduurverkorting dient in het desbetreffende kalenderjaar te worden opgenomen en aan het eind van het kalenderjaar eventueel niet-genoten arbeidsduurverkorting komt te vervallen.
Artikel 50
Modaliteiten 36-urige werkweek
1. Voor de toepassing van de gemiddeld 36-urige werkweek zijn in deze CAO diverse vormen mogelijk. Indien de werkgever geen afwijkende regeling vaststelt met instemming van de OR overeen- komstig artikel 27 WOR, geldt het volgende.
a. De werknemer met een volledig dienstverband die doorgaans op vaste tijden werkzaam is, werkt gedurende 40 uur per week.
b. De werknemer met een volledig dienstverband die op wisselende tijden werkzaam is, werkt gedurende 160 uur per vier weken, met een maximum van 50 uren per week.
c. De door de werknemer extra gewerkte uren boven de 36 uur per week worden hem op een ander tijdstip in de vorm van blokken van 4 of 8 aaneengesloten doorbetaalde uren extra vrije tijd beschikbaar gesteld. Dat geldt ook voor de deeltijdwerknemer, met dien verstande dat de extra gewerkte uren ook in kleinere of grotere blokken extra vrije tijd beschikbaar kunnen worden ge- steld, om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de omvang van de dagelijkse arbeidsduur van de deeltijdwerknemer om versnippe- ring van vrije tijd te voorkomen.
d. De werkgever bepaalt tijdig in overleg met de individuele werk- nemer de aanvang en het einde van de onder c bedoelde blokken aaneengesloten doorbetaalde uren extra vrije tijd.
e. De werkgever kan besluiten of en zo ja in hoeverre de doorbe- taalde uren extra vrije tijd collectief dienen te worden opgeno- men of slechts binnen bepaalde grenzen vrij opneembaar zijn. Zo’n besluit van de werkgever behoeft de instemming van de OR overeenkomstig artikel 27 WOR.
28
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werkgever die in aanvulling op en/of in plaats van het model in lid 1 wenst over te gaan tot invoering van een andere werktijden- regeling, dient met instemming van de OR overeenkomstig artikel 27 WOR een werktijdenregeling vast te stellen, waarin de binnen de onderneming te hanteren modellen zijn opgenomen. Voor die rege- ling geldt het volgende.
a. Indien sprake is van een regeling met een vaste arbeidsduur per week, komt deze overeen met de gemiddelde arbeidsduur in de individuele arbeidsovereenkomst.
b. Indien sprake is van een variabele arbeidsduur per week, voor- ziet de regeling erin dat per 31 december van het desbetreffende kalenderjaar geen urensaldo resteert, tenzij tussen de werkgever en de individuele werknemer anders wordt overeengekomen.
c. Indien sprake is van een regeling met een variabele arbeidsduur die met instemming van de OR wordt toegepast, kan per werk- week maximaal éénnegende deel naar boven of naar beneden worden afgeweken van de in de arbeidsovereenkomst vastge- legde gemiddelde omvang van het dienstverband per week.
Een werktijdenregeling met een grotere afwijking dan éénne- gende deel kan eveneens met instemming van de OR worden ingevoerd, maar toepassing hiervan op de individuele werknemer behoeft de instemming van die werknemer.
d. Indien de invoering van een nieuwe werktijdenregeling leidt tot een wijziging van de individueel met de werknemer overeenge- komen werktijden, behoeft dit de instemming van die werkne- mer.
3. De werkgever kan in het kader van een werktijdenregeling die met instemming van de OR wordt toegepast met de werknemer een spaarverlofregeling overeenkomen, waarbij voor een spaarperiode van maximaal 5 jaar de door de werknemer extra gewerkte uren, die per werkweek niet meer mogen bedragen dan éénnegende deel van de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week, worden opgespaard. Na afloop van de overeengekomen spaarperiode worden de door de werknemer in totaal extra gewerkte uren aan hem beschikbaar gesteld in de vorm van aaneengesloten doorbetaald langdurend verlof. De afspraken over de duur van de spaarperiode, het aantal extra te werken uren per week en de wijze van opnemen van de extra gewerkte uren in de vorm van doorbetaald langdurend verlof en dergelijke dienen te wor- den vastgelegd in een spaarverlofovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer, overeenkomstig het in Uitvoeringsregeling E van deze CAO opgenomen model.
29
4. De van toepassing zijnde werktijdenregeling blijft onverkort gelden bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer en in alle gevallen waarin de werknemer verlof met behoud van salaris geniet. Dit bete- kent enerzijds dat bij arbeidsongeschiktheid van of het genieten van doorbetaald verlof door de werknemer op de gebruikelijke wijze vol- gens de geldende werktijdenregeling opbouw van extra gewerkte uren plaatsvindt, alsmede anderzijds dat bij het zich voordoen hier- van op het tijdstip dat de werknemer de uit de geldende werktijden- regeling voortvloeiende doorbetaalde uren extra vrije tijd zal opne- men, de aanspraak hierop komt te vervallen. Voor het spaarverlof geldt hieromtrent een afwijkende regeling.
5. Indien en voor zover het tijdstip van opnemen van de door de werk- nemer extra gewerkte uren niet voortvloeit uit de van toepassing zijnde werktijdenregeling stelt de werkgever – behalve in de situatie van het spaarverlof – de werknemer in de gelegenheid de extra gewerkte uren binnen het desbetreffende kalenderjaar in de vorm van doorbetaalde uren extra vrije tijd op te nemen. Indien de werknemer van deze gelegenheid geen gebruikmaakt, stelt de werkgever na ommekomst van het kalenderjaar vast wanneer de extra gewerkte uren in de vorm van doorbetaalde uren extra vrije tijd worden geno- ten.
Artikel 51
Werktijden algemeen
1. a. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 48 t/m 50 stelt de werkgever – na overleg met de werknemer – de werktijden vast.
b. De werknemer die niet op wisselende tijden werkzaam is heeft recht op 2 dagen verlof per week, in de regel op zaterdag en zon- dag.
c. Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk reke- ning gehouden met de levensbeschouwelijke opvattingen van de werknemer.
2. a. Indien de werktijden bij rooster worden geregeld dient de werk- gever de dagen waarop gewerkt moet worden zo spoedig moge- lijk, maar ten minste 28 etmalen voor aanvang van de periode waarop het rooster betrekking heeft, ter kennis van de betrokken werknemers te brengen.
b. De werkgever dient de definitief vastgestelde individuele werk- tijden ten minste 10 etmalen van tevoren ter kennis van de des- betreffende werknemer te brengen, tenzij hiervan moet worden afgeweken in verband met het vervangen van een zieke collega- werknemer.
c. De werkgever kan in schriftelijke overeenstemming met de OR
30
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
of PVT van het onder a en/of b bepaalde afwijken bij een speci- fiek voor de eigen onderneming geldende regeling.
Artikel 52
Toepassing Arbeidstijdenwet
1. Waar in dit artikel het begrip ,,dienst’’, ,,nachtdienst’’ of ,,pauze’’ wordt gehanteerd, wordt hiermee bedoeld hetgeen de Arbeidstijden- wet (Stb. 1995, 598) daaronder verstaat, te weten:
a. ,,dienst’’: een aaneengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt ver- richt en die gelegen is tussen twee op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen voorgeschreven opeenvolgende on- afgebroken rusttijden;
b. ,,nachtdienst’’: een dienst waarin de uren tussen 00.00 uur en
06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen;
c. ,,xxxxx’’: een tijdruimte van ten minste 15 achtereenvolgende minuten, waarmee de arbeid tijdens de dienst wordt onderbroken en waarin de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aan- zien van de bedongen arbeid.
2. Ten aanzien van de onderwerpen ,,arbeids- en rusttijden’’ en ,,pauze’’ wordt in deze CAO de overlegregeling op grond van de Arbeids- tijdenwet van toepassing verklaard.1)
3. Ten aanzien van de onderwerpen ,,zondagsarbeid’’ en ,,arbeid in nachtdienst’’ wordt in deze CAO de standaardregeling op grond van de Arbeidstijdenwet van toepassing verklaard.1)
4. In afwijking van lid 3 kan de werkgever in schriftelijke overeenstem- ming met de OR of PVT voor de daarin genoemde onderwerpen de overlegregeling op grond van de Arbeidstijdenwet van toepassing verklaren.
Artikel 53
Onregelmatigheidstoeslag
1. De werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht bui- ten de uren gelegen tussen 07.00 uur en 19.00 uur op de werkdagen
1) Zie voor een schema met betrekking tot de standaard- en overlegregeling van de Arbeidstijdenwet Bijlage BIV bij deze CAO.
31
van maandag tot en met vrijdag of op een zaterdag, zondag of feest- dag, ontvangt een vergoeding overeenkomstig tabel 1:
Tabel 1 Onregematigheidstoeslag
Onregelmatigheidstoeslag 07.00–19.00 uur 19.00-07.00 uur
Maandag tm vrijdag | – | 20% |
Zaterdag | 30% | 40% |
Zon- en feestdagen | 45% | 45% |
2. De toeslag wordt op de werkdagen maandag tot en met vrijdag alleen toegekend indien de werknemer zijn werkzaamheden begint voor
06.00 uur of eindigt na 20.00 uur.
3. De toeslag wordt berekend over het uursalaris van de werknemer, maar ten hoogste over het uursalaris dat hoort bij volgnummer 19 van de in deze CAO opgenomen salaristabel.
4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de werknemer van wie is vastgesteld dat zijn salarisschaal eindigt boven volgnum- mer 40 van de in deze CAO opgenomen salaristabel en evenmin op de werknemer die uitsluitend buiten de in lid 1 genoemde tijdstippen werkzaam is in een ondersteunende functie buiten het primaire pro- ces van de kinderopvang.
Artikel 54
Verlof op feestdagen
1. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van salaris op de navolgende dagen, voor zover deze niet op een zaterdag of zondag vallen: nieuwjaarsdag, tweede paasdag, koninginnedag, 5 mei, he- melvaartsdag, tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag.
2. Indien het belang van het werk en de normale voortgang van de werkzaamheden in strijd zijn met toekenning van het genoemde ver- lof, vindt compensatie plaats door toekenning van vervangend ver- lof met behoud van salaris.
De werknemer die op wisselende tijden werkzaam is en die op een in lid 1 genoemde verlofdag heeft gewerkt, volgens rooster vrij was of wegens arbeidsongeschiktheid of vakantie niet kon werken, heeft eveneens recht op toekenning van een vervangend verlof met behoud van salaris.
3. De werknemer die voor de viering van een niet-christelijke feest- of gedenkdag tijdig daartoe een verzoek indient zal – voor zover de
32
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bedrijfsomstandigheden dit toelaten – op die dag niet te hoeven wer- ken. De werkgever bepaalt na overleg met de werknemer of dit wordt gerealiseerd via:
– vrij volgens rooster;
– het opnemen van een vakantiedag;
– buitengewoon verlof met of zonder behoud van salaris.
Artikel 55
Buitengewoon verlof
1. In de volgende gevallen kan de werknemer doorbetaald aaneengeslo- ten verlof opnemen, mits hij zo mogelijk ten minste een dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever van het verzuim kennis geeft, de gebeurtenis in het desbetreffende geval bij- woont en deze op een werkdag van de werknemer plaatsvindt:
a. voor de uitoefening van het kiesrecht en het voldoen aan een wet- telijke verplichting, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschie- den en omzetting van dienst niet mogelijk is;
b. bij verhuizing: 2 dagen per kalenderjaar;
c. bij ondertrouw of bij passeren notariële samenlevings- overeenkomst: 1 dag;
d. bij huwelijk of bij registratie van de partner in de zin van de Wet op de partnerregistratie (Stb. 1997, 324): 3 dagen;
e. voor het bijwonen van een huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad: 1 dag;
f. bij bevalling van zijn partner: 3 dagen;
g. voor het verrichten van werkzaamheden verband houdende met adoptie: ten hoogste 10 dagen per kind;
h. op het 25- en 40-jarige huwelijksjubileum van de werknemer en het 25-, 40-, 50- en 60-jarige huwelijksjubileum van zijn ouders, xxxxx-, pleeg- of schoonouders: 1 dag;
i. bij ernstige en/of acute ziekte van de partner, ouders, stiefouders, schoonouders, pleegouders, kinderen, stief-, pleeg- of aange- huwde kinderen: voor een duur ter beoordeling van de werkge- ver;
j. bij overlijden van bloed- of aanverwanten:
4 dagen bij het overlijden van de onder i bedoelde personen;
2 dagen bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad en 1 dag bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde graad;
Is de werknemer evenwel belast met de regeling van de begrafe-
33
nis, crematie en/of nalatenschap, dan worden ten hoogste 4 dagen verleend;
2. a. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer – met behoud van zijn gehele of gedeeltelijke salaris – recht op buiten- gewoon verlof voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges waarin de werknemer is benoemd of verkozen en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, een en ander voor zover dat niet in zijn vrije tijd kan geschieden.
b. De werkgever kan de werknemer verlof zonder behoud van sala- ris verlenen bij aanvaarding van de functie van lid van Gedepu- teerde Staten van een provincie, van wethouder van een ge- meente of van bestuurslid van een gewestraad of stadsdeelraad.
3. In alle andere bijzondere gevallen kan de werkgever, indien hij oor- deelt dat hiertoe aanleiding bestaat, buitengewoon verlof met behoud van salaris verlenen voor een van geval tot geval beperkte tijdsduur.
4. De werkgever is gehouden een afwijzing van een verzoek om bui- tengewoon verlof schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer mede te delen.
Artikel 56
Overige gevallen buitengewoon verlof
Buiten de in artikel 55 genoemde gevallen kan de werkgever de werk- nemer op diens verzoek buitengewoon verlof zonder behoud van salaris verlenen, indien de omstandigheden dat naar zijn oordeel rechtvaardi- gen.
Artikel 57
Vakantieverlof
1. Per kalenderjaar verwerft de werknemer met een volledig dienstver- band 170 uur vakantie met behoud van salaris.
2. Het in lid 1 genoemde aantal uren vakantie wordt, afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd overeenkomstig de hiernavolgende tabel.
34
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Leeftijd Verhoging
30 t/m 39 jaar 7,2 uur
40 t/m 44 jaar 14,4 uur
45 t/m 49 jaar 21,6 uur
50 t/m 54 jaar 36 uur
De werknemer die 55 jaar wordt heeft, in het kalenderjaar waarin hij deze leeftijd bereikt, tot de maand van zijn verjaardag aanspraak op verhoging van zijn vakantie met 3,6 uur per maand.
3. De vakantie dient in de regel in het desbetreffende kalenderjaar te worden opgenomen, tenzij werkgever en werknemer in overleg be- sluiten daarvan af te wijken. De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werk- nemer te worden bepaald, met dien verstande dat de vakantie ten minste 2 aaneengesloten weken bedraagt.
4. In enig jaar niet-genoten vakantieverlof wordt zoveel mogelijk in een volgend kalenderjaar door de werknemer opgenomen, met dien ver- stande dat de werknemer in geen kalenderjaar meer verlof kan opne- men dan anderhalf maal het hem volgens lid 1 en 2 toekomende ver- lof.
5. Indien de werknemer voorafgaand aan dan wel tijdens een vastge- stelde vakantie arbeidsongeschikt wordt, geldt de verleende vakantie niet als vakantie indien de werknemer deze arbeidsongeschiktheid aan de werkgever voldoende aantoont.
6. De werknemer die een deel van het kalenderjaar in dienst van de werkgever is (geweest), heeft een evenredige aanspraak op vakantie, waarbij afronding op hele uren ten gunste van de werknemer plaats- vindt.
Artikel 58
Ouderschapsverlof
In afwijking van en in aanvulling op artikel 7:644 BW gelden voor de werknemer die van het recht op ouderschapsverlof gebruik wil maken onderstaande bepalingen.
35
a. Het maximum aantal uren van het verlof wordt bepaald door de gemiddelde arbeidsduur per week van de werknemer te vermenig- vuldigen met 26.
b. Indien gebruik wordt gemaakt van het verlof ten behoeve van kin- deren geboren na 1 januari 1996, wordt over de opgenomen verlof- uren 25% van het salaris doorbetaald, zulks tot ten hoogste de helft van de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week.
c. Bij vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw van de werkne- mer betaalt de werkgever het werkgeversdeel van de pensioenpremie door.
d. Het verlof per week wordt opgenomen gedurende een aaneengeslo- ten periode van maximaal 12 maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
e. In afwijking van het onder d gestelde kan de werknemer de werkge- ver verzoeken om verlof voor een langere periode dan 12 maanden of om meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met dat verzoek tenzij gewichtige rede- nen zich daartegen verzetten.
f. Het bepaalde onder b en c is slechts van toepassing gedurende een periode van maximaal 12 maanden per kind.
Artikel 59
Zorgverlof
De werknemer die zorg draagt voor een of meer personen, te weten: partner, ouders, stiefouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, stief-, pleeg of aangehuwde kinderen, heeft recht op doorbetaald verlof over- eenkomstig het hierna bepaalde bij ernstige ziekte van een of meer vorenbedoelde personen indien uit een schriftelijke verklaring van een behandelend arts blijkt dat thuisverzorging noodzakelijk is.
a. Dit verlof wordt uitsluitend verleend aan de werknemer wiens dienst- betrekking ten minste een jaar heeft geduurd.
b. Het maximum aantal uren van het verlof wordt bepaald door de gemiddelde arbeidsduur per week van de werknemer te vermenig- vuldigen met 13.
c. Over de opgenomen verlofuren wordt 25% van het salaris doorbe- taald, zulks tot ten hoogste de helft van de in de arbeidsovereen- komst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week.
d. Bij vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw van de werkne- mer betaalt de werkgever het werkgeversdeel van de pensioenpremie door.
e. Het verlof per week wordt opgenomen gedurende een aaneengeslo- ten periode van maximaal 6 maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
f. In afwijking van het onder e gestelde kan de werknemer de werkge-
36
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ver verzoeken om verlof voor een langere periode dan 6 maanden of om meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met dat verzoek tenzij gewichtige rede- nen zich daartegen verzetten.
g. Het bepaalde onder c en d is slechts van toepassing gedurende een periode van maximaal 6 maanden.
HOOFDSTUK VIII TEGEMOETKOMINGEN EN TOELAGEN
Artikel 60
Verhuiskostenvergoeding en tegemoetkoming woon/werkverkeer bij verhuisplicht
1. De werknemer die verplicht is te verhuizen of op grond van medi- sche noodzaak – blijkende uit een verklaring van een door de werk- gever aangewezen geneeskundige – verhuist, heeft recht op een verhuiskostenvergoeding en tegemoetkoming woon/werkverkeer overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling A van deze CAO.
2. De werkgever kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze CAO een van Uitvoeringsregeling A afwijkende ondernemings- regeling vaststellen.
Artikel 61
Tegemoetkoming woon/werkverkeer
1. De werkgever kan met instemming van de OR overeenkomstig arti- kel 27 WOR een ondernemingsregeling vaststellen voor het vergoe- den van reiskosten woon/werkverkeer.
2. De werknemer die in opdracht van de werkgever op een zodanig tijd- stip moet reizen tussen woonplaats en standplaats dat naar het oor- deel van de werkgever aan dit reizen voor de werknemer een sociaal veiligheidsrisico is verbonden, heeft aanspraak op een vergoeding van de reiskosten:
– kosten van openbaar vervoer (laagste tarief); of
– bij gebruik eigen auto met toestemming werkgever 19 cent per kilometer indien de reis ook doelmatig per openbaar vervoer kan worden gemaakt; of
37
– bij gebruik eigen auto met toestemming werkgever 68 cent per kilometer indien de reis niet of niet doelmatig per openbaar ver- voer kan worden gemaakt; of
– taxikosten indien de reis niet of niet doelmatig per openbaar ver- voer of met eigen auto kan worden gemaakt; of
– indien de werkgever en de werknemer dat overeenkomen kan de werkgever voor diens rekening aan de werknemer voor de reis een auto ter beschikking stellen.
Artikel 62
Reis- en verblijfkostenvergoeding
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed overeenkomstig de bepalingen van Uitvoerings- regeling B van deze CAO.
2. De werkgever kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze CAO een van Uitvoeringsregeling B afwijkende ondernemings- regeling vaststellen.
Artikel 64
Jubileumtoelage
1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van een of meer werkgevers die onder de werkingssfeer van deze CAO of de XXX Xxxxxxxxxxxx vallen, heeft recht op een jubileum- gratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25, 40 of 50 jaar en wel bij:
– 25 dienstjaren een half maandsalaris
– 40 dienstjaren een heel maandsalaris
– 50 dienstjaren een heel maandsalaris.
2. Onder maandsalaris wordt begrepen het bruto maandsalaris, ver- meerderd met de vakantietoeslag over een maand en met het bedrag dat gemiddeld per maand over een periode van 3 maanden vooraf- gaande aan het jubileum aan onregelmatigheidstoeslag is genoten, afgerond op (een veelvoud van) 5 gulden.
Artikel 65
Telefoonkosten
1. De werknemer die in opdracht van de werkgever thuis over een tele- foonaansluiting dient te beschikken, ontvangt een vergoeding over- eenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling D van deze CAO.
38
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werkgever kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze CAO een van Uitvoeringsregeling D afwijkende ondernemings- regeling vaststellen.
Artikel 66
Thuiswerk/telewerk
1. Indien de werkgever aan de werknemer, al dan niet op diens eigen verzoek, het thuis verrichten van werkzaamheden wil kunnen opdra- gen, dient de werkgever hiervoor in schriftelijke overeenstemming met de OR of PVT een regeling vast te stellen.
2. Deze regeling dient in ieder geval bepalingen te bevatten over het aan de werknemer verstrekken van een vergoeding voor het gebruik van ruimte, energie, inventaris en apparatuur. Bij het vaststellen van een dergelijke vergoeding moeten de hiermede verband houdende fiscale aspecten eveneens in aanmerking worden genomen.
HOOFDSTUK IX SCHORSING EN OP NON-ACTIEFSTELLING
Artikel 67
Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor maximaal 14 kalenderdagen schorsen, als hij vermoedt dat een dringende reden in de zin van arti- kel 7:677 en 678 BW aanwezig is om de werknemer op staande voet te ontslaan en de werkgever van mening is dat schorsing in het belang van het werk dringend noodzakelijk is. Deze termijn kan hoogstens eenmaal met 14 dagen worden verlengd.
2. De werkgever deelt het besluit tot schorsing en het besluit tot ver- lenging ervan direct aan de werknemer mee. Hij vermeldt daarbij de duur van de schorsing en de redenen voor de schorsing c.q. verlen- ging ervan. De werkgever bevestigt het besluit zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer.
3. De werkgever zal de werknemer uitnodigen zich te laten horen voor- dat hij tot schorsing overgaat. De werknemer kan zich laten bijstaan door een raadsman.
39
4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris.
5. Als blijkt dat de schorsing ongegrond is, zal de werkgever de werk- nemer schriftelijk rehabiliteren. Als de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman komen de kosten daarvan in dit geval voor rekening van de werkgever.
6. De werknemer kan de werkgever verzoeken derden die door de werkgever van de schorsing op de hoogte zijn gesteld mededeling te doen van de rehabilitatie. De werkgever is verplicht dit verzoek in te willigen.
7. Als de werkgever de werknemer niet rehabiliteert of de rehabilitatie van de werknemer niet tijdig schriftelijk meedeelt of bevestigt indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid niet juist blijkt te zijn, kan dit voor de werknemer een grond opleveren voor onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:679 BW.
Artikel 68
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van maximaal twee weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werk- zaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belem- merd. Deze termijn kan eenmaal met dezelfde periode worden ver- lengd.
2. De werkgever deelt het besluit tot op non-actiefstelling en het besluit tot verlenging ervan zo spoedig mogelijk aan de werknemer mee, onder vermelding van de redenen waarom de voortgang van de werkzaamheden deze maatregel vereist.
3. Na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode van twee respec- tievelijk vier weken is de werknemer gerechtigd zijn werkzaamhe- den te hervatten, tenzij inmiddels een ontslagvergunning is aange- vraagd of de rechter is verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In dat geval kan de werkgever, gehoord de werknemer, de op non- actiefstelling telkens met een door hem te bepalen termijn verlengen, tot het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst eindigt of de hiervoor bedoelde procedures zijn geëindigd.
4. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris.
5. De werkgever is gehouden gedurende de periode(n) van op non- actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden weer voortgang te laten vinden.
40
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
6. Op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
HOOFDSTUK X EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 69
Wijzen van beëindiging
Bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van het BW, met inachtneming van het volgende:
a. opzegging geschiedt schriftelijk en onder opgave van redenen;
b. de opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand vol- gend op de opzegging;
x. xx xxxxxxxxxxxx is voor werkgever en werknemer gelijk. In geval van een werknemer met een salarisschaal die niet boven volgnum- mer 56 van de in deze CAO opgenomen salaristabel eindigt, be- draagt de opzegtermijn 2 maanden. Met overige werknemers kan een langere opzegtermijn worden overeengekomen;
d. de arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat en voor zover als de werknemer op grond van de PGGM-pensioenregeling gebruik maakt van de mogelijkheid tot vervroegde pensionering;
x. xx arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Artikel 70
Wachtgeld
Aan de werknemer die uitsluitend wordt ontslagen ten gevolge van een door de overheid opgelegd fusie-, reorganisatie-, of bezuinigingsbesluit, wordt een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling I van deze CAO. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW.
Artikel 72
Overlijden van de werknemer
1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden,
41
een uitkering ineens toegekend ten bedrage van het salaris en de vakantietoeslag waarop de werknemer aanspraak zou hebben kunnen maken over de periode vanaf de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvond aan de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde xx, indien deze echtgenoot reeds overleden is dan wel duurzaam gescheiden leefde van de overledene, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk.
2. Indien er geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in lid 1, wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overleden werknemer kostwinner was.
3. Indien er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1 en lid 2 kan in bijzondere gevallen de uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
4. De uitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat ter zake van het overlijden van de werknemer wordt verstrekt krach- tens een wettelijk voorgeschreven arbeidsongeschiktheidsverze- kering.
HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 74
Verkregen rechten
1. De werknemer die jegens de werkgever op de datum van inwerking- treding van deze CAO (1-1-2000) recht heeft op een (of meer) van de in lid 2 genoemde arbeidsvoorwaarden behoudt deze. Deze ar- beidsvoorwaarden worden door partijen bij deze CAO als verkregen recht aangemerkt.
2. a. Een langere periode van loondoorbetaling en aanvulling bij arbeidsongeschiktheid dan geregeld in artikel 44 van deze CAO, tot en met maximaal 24 maanden;
b. Xxxx beperking van de wachtgeldduur als geregeld in artikel 4 lid 1 Uitvoeringsregeling I van deze CAO;
c. Een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week en in samen- hang daarmee 6 uur arbeidsduurverkorting als geregeld in artikel 49 van deze CAO;
d. Het voor de in artikel 64 van deze CAO geregelde jubileum- toelage meetellen van tot en met 1999 doorgebrachte diensttijd
42
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
vallend onder de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx en/of de CAO Ge- zinsverzorging;
e. Een gunstiger onregelmatigheidstoeslag dan geregeld in artikel 53 van deze CAO;
4. De werknemer kan tot uiterlijk 1 januari 2001 andere dan de in lid 2 genoemde arbeidsvoorwaarden schriftelijk en voorzien van bewijs- stukken aan partijen bij deze CAO voorleggen, ter beoordeling of deze als een verkregen recht kunnen worden aangemerkt.
43
SALARISREGELINGEN CAO UITVOERINGSREGELING SI
ALGEMENE BEPALINGEN SALARIËRING
HOOFDSTUK I INPASSINGSBEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze Uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
1. Salarisschaal: een vaste oplopende reeks volgnummers en de daarbij behorende salarisbedragen uit de in hoofdstuk II van deze uitvoerings- regeling opgenomen tabellen.
2. Xxxxxxx: het voor de werknemer geldende bruto maandbedrag, beho- rend bij een volgnummer uit de op hem van toepassing zijnde sala- risschaal.
3. Volgnummer: een nummer dat voorkomt in de tabellen als opgeno- men in hoofdstuk II van deze uitvoeringsregeling en dat onderdeel uitmaakt van een reeks volgnummers waaruit een salarisschaal be- staat.
4. Periodiek:
a. een verhoging van het salaris met één volgnummer, binnen het maximum van de salarisschaal, indien deze salarisschaal aan- vangt met een lager volgnummer dan 28.
b. een verhoging van het salaris met twee volgnummers, binnen het maximum van de salarisschaal, indien deze salarisschaal aan- vangt met volgnummer 28 of hoger.
Artikel 2
Algemene bepalingen inzake salarisvaststelling
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende salarisschaal, zoals opgenomen in een van de salarisregelingen die onderdeel uitmaken van deze CAO.
2. Indien een functie niet voorkomt in een van de in deze CAO opge- nomen salarisregelingen, dient de werkgever bij de vaststelling van de voor de betrokken functie geldende salarisschaal zoveel mogelijk aan te sluiten bij de waardering en onderlinge rangorde van wel in deze salarisregelingen genoemde functies.
3. Het salaris van de werknemer die 18 jaar of ouder is, komt overeen 44
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met het bruto maandbedrag genoemd achter het voor de werknemer geldende volgnummer uit de in hoofdstuk II van deze uitvoerings- regeling opgenomen tabel van salarisbedragen per maand voor de werknemer vanaf 18 jaar.
4. Het salaris van de werknemer die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, komt overeen met het bruto maandbedrag genoemd achter het voor de werknemer geldende volgnummer uit de voor zijn leeftijd in hoofdstuk II van deze uitvoeringsregeling opgenomen tabel van salarisbedragen per maand.
5. Het salaris van de werknemer die een deeltijddienstverband heeft, wordt vastgesteld naar evenredigheid van de overeengekomen ge- middelde arbeidsduur ten opzichte van een volledig dienstverband van gemiddeld 36 uur per week.
6. Het salaris van de werknemer wiens dienstverband een gedeelte van de maand heeft geduurd, wordt vastgesteld naar evenredigheid van de in de desbetreffende maand gewerkte tijd.
Artikel 3
Inschaling bij indiensttreding
1. Bij indiensttreding wordt het salaris van de werknemer in de regel vastgesteld op basis van het laagste volgnummer van de voor zijn functie geldende salarisschaal.
2. a. Indien de werknemer voorafgaand aan zijn indiensttreding eerder in dezelfde functie werkzaam is geweest bij een andere onder de werkingssfeer van deze CAO of de XXX Xxxxxxxxxxxx vallende werkgever, heeft de werknemer jegens zijn nieuwe werkgever aanspraak op ten minste het laatstgeldende volgnummer in die vorige overeenkomstige functie.
b. Indien en voor zover dit laatstgeldende volgnummer voor een deel tot stand is gekomen als gevolg van toepassing door de vorige werkgever van het bepaalde in artikel 8, kan de nieuwe werkgever de onder a bedoelde minimumaanspraak met dat ge- deelte verminderen.
3. Bij indiensttreding kan de werkgever, indien daarvoor naar zijn oor- deel grond bestaat, in afwijking van het bepaalde in lid 1 en onver- let het bepaalde in lid 2, het salaris van de werknemer van 18 jaar of
45
ouder op basis van een hoger volgnummer vaststellen. Daarbij mag het maximum van de voor de desbetreffende functie geldende sala- risschaal niet worden overschreden.
Artikel 4
Periodieke verhoging
1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek tot het maximum van de voor zijn functie geldende sala- risschaal is bereikt.
2. Deze periodieke verhoging gaat in per 1 januari, dan wel op de eer- ste dag van de kalendermaand waarin de werknemer:
– bij de werkgever in dienst trad; of
– de leeftijd van 18 jaar bereikte; of
– bevorderd werd naar een hogere functie bij de werkgever.
3. In de individuele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werkne- mer wordt vermeld welke van de in lid 2 genoemde mogelijkheden van toepassing is. Bij het ontbreken van deze vermelding geldt als datum van periodieke verhoging 1 januari.
Artikel 5
Inschaling bij overgang naar functie op gelijk salarisniveau
Indien op de werknemer bij dezelfde werkgever na plaatsgevonden over- leg een andere functie van toepassing wordt, waaraan eenzelfde salarisschaalmaximum is verbonden, behoudt de werknemer op het mo- ment van deze functiewijziging ten minste aanspraak op het in de vorige functie laatstgeldende volgnummer.
Artikel 6
Inschaling bij overgang naar functie op hoger salarisniveau
Indien op de werknemer bij dezelfde werkgever na plaatsgevonden over- leg een andere functie van toepassing wordt, waaraan een hoger salarisschaalmaximum is verbonden, verkrijgt de werknemer op het moment van deze functiewijziging ten minste aanspraak op het volg- nummer dat voor hem zou gelden in geval van toekenning van één periodieke verhoging binnen de salarisschaal behorend bij zijn vorige functie, met dien verstande dat het nieuwe volgnummer niet kan worden vastgesteld beneden het laagste volgnummer van de voor zijn nieuwe functie geldende salarisschaal.
46
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Inhouden periodieke verhoging
1. a. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever zijn functie onvoldoende vervult, kan de werkgever vóóraf besluiten de periodieke verhoging als bedoeld in artikel 4 niet toe te ken- nen.
b. Toepassing van het onder a bepaalde kan niet achteraf plaatsvin- den, in die zin dat de werkgever besluit een reeds toegekende periodieke verhoging alsnog ongedaan te maken.
2. Aan het bepaalde in lid 1 kan door de werkgever niet eerder toepas- sing worden gegeven dan nadat op basis van artikel 40 (Beoordelings- regeling) van deze CAO ten aanzien van de werknemer definitief is komen vast te staan dat aan ten minste eenderde van de te beoorde- len gezichtspunten de kwalificatie onvoldoende is toegekend.
3. De werkgever kan met terugwerkende kracht toepassing van het bepaalde in het eerste lid onder a weer ongedaan maken, met dien verstande dat dit dient te geschieden vóór het verstrijken van de voor de werknemer geldende datum van de eerstkomende periodieke ver- hoging.
4. De werkgever dient de werknemer direct schriftelijk en met redenen omkleed mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen maatregelen, onder opgave van de daaruit voor de salariëring van de werknemer voortvloeiende gevolgen.
Artikel 8
Toekenning extra periodieken
1 a. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever zijn functie zeer goed of uitstekend vervult, kan de werkgever jaar- lijks besluiten aan de werknemer maximaal drie extra periodie- ken toe te kennen.
b. De werkgever kan aan het onder a bepaalde uitsluitend toepas- sing geven ten aanzien van een werknemer die bij hem tenmin- ste 1 jaar in dienst is.
2. Dit besluit wordt door de werkgever schriftelijk en met redenen
47
omkleed aan de werknemer medegedeeld, onder opgave van de daar- uit voor de salariëring van de werknemer voortvloeiende gevolgen.
3. Door toepassing van het bepaalde in lid 1 kan het maximum van de salarisschaal geldend voor de door de werknemer vervulde functie met ten hoogste twee periodieken worden overschreden.
Artikel 9
Afwijking
Van het bepaalde in dit hoofdstuk kan slechts worden afgeweken, indien en voorzover dat in de desbetreffende salarisregeling is bepaald.
HOOFDSTUK II SALARISTABELLEN
Hieronder volgen de bruto salarisbedragen per maand die per 1 januari 2000 (middelste kolom) behoren bij de in deze CAO genoemde volgnummers/salarisschalen.
Tabel van salarisbedragen per maand voor de werknemer vanaf 18 jaar
Volgnummer | Salarisbedragen per | Salarisbedragen per |
1-1-2000 (guldens) | 1-1-2000 (euro’s) | |
1 | F 2.319 | 1.052,32 |
2 | F 2.440 | 1.107,22 |
3 | F 2.563 | 1.163,04 |
4 | F 2.624 | 1.190,72 |
5 | F 2.686 | 1.218,85 |
6 | F 2.746 | 1.246,08 |
7 | F 2.807 | 1.273,76 |
8 | F 2.866 | 1.300,53 |
9 | F 2.931 | 1.330,03 |
10 | F 3.001 | 1.361,79 |
11 | F 3.086 | 1.400,37 |
12 | F 3.181 | 1.443,47 |
13 | F 3.289 | 1.492,48 |
14 | F 3.396 | 1.541,04 |
15 | F 3.497 | 1.586,87 |
16 | F 3.607 | 1.636,79 |
17 | F 3.713 | 1.684,89 |
18 | F 3.821 | 1.733,89 |
19 | F 3.919 | 1.778,36 |
20 | F 4.027 | 1.827,37 |
48 |
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Volgnummer | Salarisbedragen per | Salarisbedragen per |
1-1-2000 (guldens) | 1-1-2000 (euro’s) | |
21 | F 4.132 | 1.875,02 |
22 | F 4.234 | 1.921,31 |
23 | F 4.338 | 1.968,50 |
24 | F 4.441 | 2.015,24 |
25 | F 4.548 | 2.063,79 |
26 | F 4.664 | 2.116,43 |
27 | F 4.777 | 2.167,71 |
28 | F 4.879 | 2.213,99 |
29 | F 4.990 | 2.264,36 |
30 | F 5.104 | 2.316,09 |
31 | F 5.213 | 2.365,56 |
32 | F 5.315 | 2.411,84 |
33 | F 5.427 | 2.462,67 |
34 | F 5.539 | 2.513,49 |
35 | F 5.644 | 2.561,14 |
36 | F 5.744 | 2.606,51 |
37 | F 5.867 | 2.662,33 |
38 | F 5.988 | 2.717,24 |
39 | F 6.111 | 2.773,05 |
40 | F 6.216 | 2.820,70 |
41 | F 6.338 | 2.876,06 |
42 | F 6.459 | 2.930,97 |
43 | F 6.578 | 2.984,97 |
44 | F 6.691 | 3.036,24 |
45 | F 6.794 | 3.082,98 |
46 | F 6.892 | 3.127,45 |
47 | F 6.999 | 3.176,01 |
48 | F 7.107 | 3.225,02 |
49 | F 7.214 | 3.273,57 |
50 | F 7.321 | 3.322,12 |
51 | F 7.429 | 3.371,13 |
52 | F 7.537 | 3.420,14 |
53 | F 7.646 | 3.469,60 |
54 | F 7.752 | 3.517,70 |
55 | F 7.860 | 3.566,71 |
56 | F 7.967 | 3.615,27 |
57 | F 8.074 | 3.663,82 |
58 | F 8.182 | 3.712,83 |
49
Volgnummer | Salarisbedragen per | Salarisbedragen per |
1-1-2000 (guldens) | 1-1-2000 (euro’s) | |
59 | F 8.289 | 3.761,38 |
60 | F 8.398 | 3.810,85 |
61 | F 8.506 | 3.859,85 |
62 | F 8.614 | 3.908,86 |
63 | F 8.721 | 3.957,42 |
64 | F 8.828 | 4.005,97 |
65 | F 8.962 | 4.066,78 |
66 | F 9.097 | 4.128,04 |
67 | F 9.232 | 4.189,30 |
68 | F 9.368 | 4.251,01 |
69 | F 9.503 | 4.312,27 |
70 | F 9.636 | 4.372,63 |
71 | F 9.771 | 4.433,89 |
72 | F 9.907 | 4.495,60 |
73 | F 10.041 | 4.556,41 |
74 | F 10.176 | 4.617,67 |
75 | F 10.311 | 4.678,93 |
76 | F 10.445 | 4.739,73 |
77 | F 10.580 | 4.800,99 |
78 | F 10.731 | 4.869,52 |
Tabel van salarisbedragen per maand voor de werknemer van | ||
17 jaar | ||
Volgnummer | Salarisbedragen per | salarisbedragen per |
1-1-2000 (guldens) | 1-1-2000 (euro’s) | |
1 | F 1.880 | 853,11 |
2 | F 1.921 | 871,71 |
3 | F 1.966 | 892,13 |
4 | F 2.007 | 910,74 |
5 | F 2.052 | 931,16 |
6 | F 2.100 | 952,94 |
7 | F 2.160 | 980,17 |
8 | F 2.227 | 1.010,57 |
9 | F 2.302 | 1.044,60 |
10 | F 2.377 | 1.078,64 |
11 | F 2.448 | 1.110,85 |
12 | F 2.524 | 1.145,34 |
13 | F 2.601 | 1.180,28 |
14 | F 2.675 | 1.213,86 |
15 | F 2.744 | 1.245,17 |
50 |
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Volgnummer | Salarisbedragen per 1-1-2000 (guldens) | salarisbedragen per 1-1-2000 (euro’s) |
16 | F 2.819 | 1.279,21 |
17 | F 2.892 | 1.312,33 |
Tabel van salarisbedragen per maand voor de werknemer van 16 jaar
Volgnummer | Salarisbedragen per | Salarisbedragen per |
1-1-2000 (guldens) | 1-1-2000 (euro’s) | |
1 | F 1.717 | 779,14 |
2 | F 1.755 | 796,38 |
3 | F 1.792 | 813,17 |
4 | F 1.832 | 831,33 |
5 | F 1.876 | 851,29 |
6 | F 1.929 | 875,34 |
7 | F 1.988 | 902,12 |
8 | F 2.056 | 932,97 |
9 | F 2.123 | 963,38 |
10 | F 2.187 | 992,42 |
11 | F 2.255 | 1.023,27 |
12 | F 2.322 | 1.053,68 |
13 | F 2.389 | 1.084,08 |
14 | F 2.449 | 1.111,31 |
15 | F 2.524 | 1.145,34 |
16 | F 2.604 | 1.181,64 |
51
UITVOERINGSREGELING SII SALARISREGELING KINDEROPVANGFUNCTIES
HOOFDSTUK I FUNCTIEOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1
Functieomschrijvingen kindercentrum
Groepshulp
Is onder eindverantwoordelijkheid van het hoofd uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende taken:
– het uitvoeren van lichte huishoudelijke werkzaamheden ter onder- steuning van de groepsleiding, zoals het medeverzorgen van de maaltijden, het wasgoed en het schoonmaken en opruimen van speel- goed, commodes, boxen en speel/slaapruimten;
– het uitvoeren van licht verzorgende werkzaamheden, zoals het kin- deren eten geven, verschonen en dergelijke;
– het mede toezicht houden tijdens (buiten)activiteiten;
– het mede helpen scheppen van een situatie binnen de groep waarin kinderen zich geborgen voelen;
– het uitvoeren van algemene huishoudelijke werkzaamheden ten be- hoeve van het kindercentrum, zoals boodschappen doen, verzorgen van koffie/thee en dergelijke, voorraden bijhouden;
– het ophalen en wegbrengen van kinderen die van naschoolse opvang gebruik maken;
– het (desgevraagd) bijwonen van werkbesprekingen en team- bijeenkomsten;
– het uitvoeren van overige incidenteel voorkomende werkzaamheden. Salarisschaal: 3–12.1)
Voorwaarden die gelden bij de functie van groepshulp:
1. de functie van groepshulp kan uitsluitend vervuld worden op een arbeidsplaats die tot stand is gekomen in het kader van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen (voorheen Mel- kertregeling);
2. de functie van groepshulp betreft een boventallige functie;
1) Indien en voor zover de ,,Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen’’ (voorheen Melkertregeling) dit vereist kan de werknemer gedurende het eerste jaar van het dienstverband, in plaats van overeenkomstig volgnummer 3, worden gesalarieerd volgens het voor de werknemer geldende wettelijk minimum(jeugd)loon (WML). Ver- volgens vindt salariëring plaats overeenkomstig volgnummer 4 enzovoort.
52
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. de werkgever beoordeelt de werknemer die de functie van groeps- hulp vervult in ieder geval na afloop van het eerste jaar van het dienstverband, overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 lid 2 onder d, op diens geschiktheid voor doorstroming naar de groepsleidster- functie;
4. de werkgever kan de werknemer die de functie van groepshulp ver- vult en ten aanzien van wie een positieve uitslag van de bij punt 3 bedoelde beoordeling is vastgesteld in de gelegenheid stellen een opleiding te volgen, teneinde het voor de groepsleidsterfunctie ver- eiste opleidingsniveau te kunnen behalen.
Groepsleidster
Is onder eindverantwoordelijkheid van het hoofd uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met de dagelijkse verzorging en opvoeding van een groep kinderen, waarvan de leeftijd kan variëren vanaf 0 jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd. Verricht in dat kader de navolgende taken:
– begeleidt de kinderen zowel in groepsverband als in individueel opzicht en draagt zorg voor het scheppen van een situatie binnen de groep waarin kinderen zich veilig voelen en worden gestimuleerd zich verder te ontwikkelen. Beschikt daartoe over relevante kennis en vaardigheden op sociaal-pedagogisch en sociaal-hygiënisch ter- rein alsmede over inzicht in doel en werkplan van het kindercentrum;
– draagt zorg voor een goed (periodiek) contact met ouders/verzorgers en informeert bij deze naar specifieke aandachtspunten (dagritme, voeding en dergelijke) en bijzonderheden van de op te vangen kin- deren;
– houdt de ontwikkeling van de kinderen bij en rapporteert hierover periodiek alsmede indien het gedrag van het kind daartoe aanleiding geeft aan het (adjunct)hoofd;
– levert een bijdrage aan de integrale beoordeling van het kind en stelt desgevraagd een observatierapport op;
– woont werkbesprekingen en teambijeenkomsten bij;
– is bij aanwezigheid van stagiaires in de groep belast met de dage- lijkse begeleiding hiervan en rapporteert hierover periodiek aan het (adjunct)hoofd;
53
– draagt de dagelijkse zorg voor de door de groep in gebruik zijnde ruimte(n) en de inventaris alsmede verricht lichte huishoudelijke werkzaamheden.
Opleidingsniveau: X. Salarisschaal: 9–19.1)
Hoofd
Algemene functiekarakteristiek
Is onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming dan wel van een hieronder ressorterende algemeen directeur, in geval de onderneming meerdere kindercentra instandhoudt, uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met de inhoudelijke beleidsvorming en -uitvoering binnen/door het kindercentrum, alsmede met het te voeren financiële en personeelsbeleid. Verricht in dat kader de navolgende taken:
– draagt zorg voor het optimaal functioneren van het kindercentrum en heeft een coördinerende en sturende rol waar het de sociaal- pedagogische en sociaal-hygiënische taken van het kindercentrum betreft, teneinde een verantwoorde opvang van de kinderen te reali- seren;
– heeft een begeleidende taak ten aanzien van de groepsleidsters bij de uitvoering van hun dagelijkse werkzaamheden en houdt daartoe periodiek kinder- en/of werkbesprekingen;
– bespreekt met ouders de ontwikkeling van hun kind(eren) en bemid- delt zo nodig in het contact van deze met externe deskundigen;
– voert het wachtlijst- en plaatsingsbeleid uit conform de hieromtrent door het bestuur vastgestelde richtlijnen/afspraken, stelt de werk- planning op en draagt zorg voor de cliëntenadministratie (wachtlijst, incasso ouderbijdragen), personeelsadministratie en financiële admi- nistratie;
– heeft de dagelijkse verantwoordelijkheid voor de door het kinder- centrum in gebruik zijnde accommodatie(s) en inventaris;
– onderhoudt contact met diverse externe instanties, zoals bijvoorbeeld gemeenten, bedrijven (verkoop kindplaatsen, opzetten joint ventu- res), fondsen en opleidingsinstituten (in verband met stagiaires).
1) a. Indien de werkzaamheden van een werknemer duidelijk afwijken van de functie van groepsleidster in een kindercentrum als hiervoor omschreven, zoals in geval van opvang in winkelcentra, incidentele opvang buiten een gewoon kindercentrum, thuis- opvang en dergelijke, kan de werkgever de navolgende salarisschaal toepassen: 8–16.
b. Indien werkgever en werknemer van mening verschillen over het zich voordoen van een afwijkende situatie als onder a bedoeld, kan een van hen het OAK verzoeken hierover een voor beide partijen bindende uitspraak te doen.
54
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Hoofd C
Verricht de in de algemene functiekarakteristiek omschreven taken en geeft daarbij leiding aan een kindercentrum waar gelijktijdig opvang wordt geboden aan 1 of 2 groepen.1)
Verricht eventueel zo nodig eveneens groepsleidstertaken. Opleidingsniveau: X+.
Salarisschaal: 16–26.2)
Hoofd B
Verricht de in de algemene functiekarakteristiek omschreven taken en geeft daarbij leiding aan een kindercentrum waar gelijktijdig opvang wordt geboden aan 3 of 4 groepen.1)
Opleidingsniveau: Y. Salarisschaal: 20–29.2)
Hoofd A
Verricht de in de algemene functiekarakteristiek omschreven taken en geeft daarbij leiding aan een kindercentrum waar gelijktijdig opvang wordt geboden aan 5, 6 of 7 groepen.1)
Opleidingsniveau: Y. Salarisschaal: 26–35.2)
Hoofd AA
Verricht de in de algemene functiekarakteristiek omschreven taken en geeft daarbij leiding aan een kindercentrum waar gelijktijdig opvang wordt geboden aan 8 of meer groepen.1)
Opleidingsniveau: Y. Salarisschaal: 29–40.2)
Adjuncthoofd/vrijgesteld
Is onder eindverantwoordelijkheid van het hoofd uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met de zelfstandige verrichting van (een deel van de) taken als in de algemene functiekarakteristiek van hoofd omschreven. Staat het hoofd bij in de uitvoering van diens taken en vervangt deze volledig in geval van afwezigheid.
1) Voor de vaststelling van het aantal groepen waaraan gelijktijdig opvang wordt geboden, ter bepaling van welke functie van hoofd van toepassing is, tellen de buitenschoolse opvanggroepen voor tweederde alsmede de halve-dagopvang- en de naschoolse opvang- groepen voor de helft mee. Indien de berekening van het aantal groepen op een gebroken getal uitkomt, vindt afronding naar boven plaats op het eerstvolgende gehele getal.
2) Zie de overgangsbepaling in hoofdstuk III van deze salarisregeling.
55
Het kan hier zowel gaan om de zelfstandige vervulling van alle taken van hoofd voor een deel van het kindercentrum (bijvoorbeeld ten be- hoeve van een of meer groepen of dependances dan wel van een bepaalde vorm van opvang binnen het kindercentrum) als om specifieke taken voor het gehele kindercentrum.
Opleidingsniveau: X+. Salarisschaal: 16–26.1)
Adjuncthoofd/groepsleidster
Is naast het functioneren als groepsleidster tevens belast met de vervan- ging van het hoofd bij diens afwezigheid (wegens ziekte, verlof en der- gelijke). Verricht ter ondersteuning en onder eindverantwoordelijkheid van het hoofd voorts taken op het terrein van het beheer van het kinder- centrum.
Opleidingsniveau: X. Salarisschaal: 12–21.2
Artikel 2
Functieomschrijvingen gastouderopvang
Bemiddelingsmedewerker B
Is onder verantwoordelijkheid van de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het ver- richten van de navolgende taken:
– het werven en selecteren van gast- en vraagouders en het in dit ver- band onder meer doen van publiciteitsvoorstellen en voorstellen voor al dan niet opname in het gastouderbestand aan de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator;
– het aan de hand van diverse factoren nagaan van de meest passende verbintenis(koppeling) tussen gast- en vraagouders en het hierom- trent doen van voorstellen aan de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator;
– het regelen van een kennismakingsgesprek tussen gast- en vraag- ouders en tussen deze ouders en de bemiddelingsmedewerker zelf, alsmede vervolgens het opstellen van een modelcontract waarin over alle opvangaspecten duidelijke afspraken worden vastgelegd;
– het regelmatig evalueren van de ervaringen van gast- en vraagouders met betrekking tot de opvangsituatie en het voorleggen van de bevin- dingen hieromtrent aan de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator;
– het bemiddelen bij verschillen van inzicht tussen gast- en vraag- ouders en het voorleggen van probleemgevallen aan de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator;
– het zorgdragen voor noodoplossingen bij plotselinge verhindering van xxxxxxxxxx;
1) Zie de overgangsbepaling in hoofdstuk III van deze salarisregeling.
56
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het leveren van een ondersteunende bijdrage bij de organisatie van introductiebijeenkomsten, basiscursussen en thema-avonden voor gastouders;
– het verstrekken van informatie en uitleg over gastouderopvang in relatie tot andere kinderopvangmogelijkheden, onder meer door het houden van een (telefonisch) spreekuur;
– het op basis van eigen praktijkervaringen leveren van een bijdrage aan de beleids- en werkontwikkeling binnen het gastouderbureau, alsmede het deelnemen aan werkbesprekingen.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde opleiding op MBO-niveau. Salarisschaal: 12–24.
Bemiddelingsmedewerker A
Is onder verantwoordelijkheid van de directeur of het sectorhoofd dan wel de coördinator uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het ver- richten van overeenkomstige werkzaamheden als bij bemiddelings- medewerker B omschreven, met dien verstande dat de bemiddelings- medewerker A de werving en selectie van gast- en vraagouders zelfstandig verzorgt en tevens de verbintenis(koppeling) tussen deze ouders en het treffen van een oplossing bij conflicten op zelfstandige wijze totstandbrengt.
Voorts levert de bemiddelingsmedewerker A een mede op theoretische vakkennis gestoelde grotere bijdrage aan de kwaliteitsbewaking van de door gastouders uitgevoerde kinderopvang en aan de beleids- en werk- ontwikkeling binnen het gastouderbureau, door onder meer het organi- seren en zelf (gedeeltelijk) verzorgen van introductiebijeenkomsten, ba- siscursussen en thema-avonden voor gast- en vraagouders.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde opleiding op HBO-niveau. Salarisschaal: 18–30.
Sectorhoofd
Is binnen een bredere (meer dan alleen gastouderopvang instand- houdende) onderneming onder verantwoordelijkheid van de directie uit- sluitend dan wel in hoofdzaak belast met het verrichten van de navol- gende taken:
– het geven van werkinhoudelijke leiding aan de bemiddelings- medewerkers en het verdelen van het werk op hoofdlijnen alsmede bewaken van de kwaliteit van uitvoering hiervan;
– het regelmatig evalueren en zonodig bijstellen van binnen het gast- ouderbureau toegepaste werkmethoden en procedures, alsmede het leveren van een bijdrage aan de (landelijke) ontwikkeling van me- thodieken ter ondersteuning van de gastouderopvang en toepasbaar maken van deze voor de eigen gastouderbureausituatie;
57
– het samenstellen van deskundigheidsbevorderingprogramma’s ten be- hoeve van gastouders en het zorgdragen voor de ontwikkeling van cursusmateriaal;
– het zorgdragen voor de aanschaf van documentatie-, informatie- en uitleenmateriaal en het beheren van het voor cursusdoeleinden be- schikbare budget van het gastouderbureau;
– het ondersteunen van de directie bij de voorbereiding van het ondernemingsbeleid op het terrein van de gastouderopvang en het zorgdragen voor de uitvoering van bestuursbesluiten op dit gebied;
– het ondersteunen van de directie op het vertegenwoordigende en publicitaire vlak in het overleg met de gemeente en andere overhe- den respectievelijk het bedrijfsleven op het punt van het beleid en de financiën met betrekking tot de gastouderopvang respectievelijk het afsluiten van contracten inzake bedrijfsgerichte gastouderopvang;
– het in concept opstellen van begrotingen, jaarplannen en subsidie- aanvragen voor zover het de gastouderopvang betreft;
– het eventueel zorgdragen voor de inning en uitbetaling van de gast- oudervergoedingen;
– het eventueel verrichten van (een deel van de) werkzaamheden als bij bemiddelingsmedewerker A omschreven;
– het zorgdragen voor de afstemming met andere gastouderbureaus en andere vormen van kinderopvang, alsmede het onderhouden van overige uit de functie voortvloeiende externe contacten.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde opleiding op HBO-niveau. Salarisschaal: 22–33.
Coördinator
Is onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming uit- sluitend dan wel in hoofdzaak belast met het zorgdragen voor een opti- maal functioneren in al haar doelstellingen van een kleiner, zelfstandig, gastouderbureau dat maximaal 75 kinderopvangplaatsen bij gastouders (koppelingen) onder haar bemiddeling heeft en verricht in dat kader de navolgende taken:
– het, veelal als enige bemiddelingsfunctionaris, verrichten van werk- zaamheden als bij bemiddelingsmedewerker A omschreven;
– het, indien en voor zover deze aanwezig zijn, geven van leiding, hië- rarchisch en werkinhoudelijk, aan (bemiddelings)medewerkers;
– het zich op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen met betrekking tot het kinderopvangbeleid en het voorbereiden op hoofd- lijnen van het door de onderneming te voeren beleid;
– het voorbereiden van de vergaderingen van het bestuur en het zorg- dragen voor de uitvoering van de daar genomen besluiten;
– het regelmatig evalueren en zonodig bijstellen van binnen het gast- ouderbureau toegepaste werkmethoden en procedures, alsmede het leveren van een bijdrage aan de (landelijke) ontwikkeling van me- thodieken ter ondersteuning van de gastouderopvang en toepasbaar maken van deze voor de eigen gastouderbureausituatie;
– het samenstellen van deskundigheidsbevorderingprogramma’s ten be-
58
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
hoeve van gastouders en het zorgdragen voor de ontwikkeling van cursusmateriaal;
– het vertegenwoordigen van de onderneming in het overleg met de gemeente en andere overheden over het beleid en de financiering daarvan respectievelijk het ondersteunen van het bestuur hierbij;
– het vertegenwoordigen van de onderneming in het overleg met het bedrijfsleven inzake het afsluiten van contracten met betrekking tot bedrijfsgerichte gastouderopvang respectievelijk het ondersteunen van het bestuur hierbij;
– het in concept opstellen van begrotingen, jaarrekeningen en subsidie- aanvragen alsmede het ondersteunen van het bestuur bij het gevoerde financieel beheer van de onderneming;
– het eventueel zorgdragen voor de inning en uitbetaling van de gast- oudervergoedingen;
– het zorgdragen voor de afstemming met andere gastouderbureaus en andere vormen van kinderopvang, alsmede het onderhouden van overige uit de functie voortvloeiende externe contacten.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde opleiding op HBO-niveau. Salarisschaal: 22–33.
Directeur
Is onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming uit- sluitend dan wel in hoofdzaak belast met het zorgdragen voor een opti- maal functioneren in al haar doelstellingen van een gastouderbureau dat meer dan 75 kinderopvangplaatsen bij gastouders (koppelingen) onder haar bemiddeling heeft en verricht in dat kader de navolgende taken:
– het zich op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen met betrekking tot het kinderopvangbeleid en het voorbereiden op hoofd- lijnen van het door de onderneming te voeren beleid;
– het voorbereiden van de vergaderingen van het bestuur en het zorg- dragen voor de uitvoering van de daar genomen besluiten;
– het leidinggeven, hiërarchisch en werkinhoudelijk, aan de (bemiddelings)medewerkers van de onderneming;
– het verdelen van het werk op hoofdlijnen en bewaken van de kwali- teit van uitvoering hiervan, alsmede het zorgdragen voor het effec- tief en efficiënt functioneren van de onderneming;
– het regelmatig evalueren en zonodig bijstellen van binnen het gast- ouderbureau toegepaste werkmethoden en procedures, alsmede het leveren van een bijdrage aan de (landelijke) ontwikkeling van me- thodieken ter ondersteuning van de gastouderopvang en toepasbaar maken van deze voor de eigen gastouderbureausituatie;
– het zorgdragen voor de afstemming met andere gastouderbureaus en andere vormen van kinderopvang;
59
– het uitvoeren van het personeelsbeleid van de onderneming;
– het voeren van het financieel beheer van de onderneming, waaron- der het in concept opstellen van begrotingen, jaarrekeningen en subsidieaanvragen, alsmede het hierover verantwoording afleggen aan het bestuur;
– het eventueel zorgdragen voor de inning en uitbetaling van de gast- oudervergoedingen;
– het naar het bedrijfsleven uitdragen van de mogelijkheden van gast- ouderopvang en het in dat kader afsluiten van contracten inzake bedrijfsgerichte gastouderopvang;
– het vertegenwoordigen van de onderneming, onder meer in het over- leg met de gemeente en andere overheden inzake het beleid en de financiering daarvan.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde opleiding op HBO-niveau. Salarisschaal: 24–36.
HOOFDSTUK II OPLEIDINGSNIVEAUS EN SALARISSCHALEN
Artikel 3
Schema van opleidingsniveaus kindercentrum
Opleidingsniveaus
W – een opleiding als genoemd onder X dan wel Y volgend X – diploma MBO-CW, -IW, -SD, -V, -VZ, -SA, -AW
– diploma MDGO-AW/RW, -AW/CW, -AB, -SA/SD, -VZ, -VP,
-SPW
– diploma MBO-SPW en ’SD (kwalificatieniveau 3 en 4), -AB en
-SCW (kwalificatieniveau 4), conform WEB
– diploma KV/JV (3-jarig)
– diploma Leidster kindercentra van de Landelijke Stg. OVDB
– diploma vakopleiding Leidster kindercentra, conform WEB
– akte Kleuterleidster B
– akte Lager onderwijs zonder hoofdakte (‘oude’ kweekschool- opleiding)
– diploma applicatiecursus leraar basisonderwijs (als vervolg op en in combinatie met kleuterakte A/B)
– diploma Arbeidstherapie (MBO-AT)
– diploma HBO Creatieve therapie
– diploma docent Dans
– diploma docent Drama
– diploma lerarenopleiding Omgangskunde
– diploma Verpleegkunde A, -B, -Z
– overgangsbewijs naar laatste jaar pedagogische academie
60
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Opleidingsniveaus
– 3e jr. p.o. HBO volgend – SPH, CMV, MWD
Indien de werknemer als groepsleidster uitsluitend werkzaam is in de buitenschoolse of naschoolse opvang volstaan alle
sociaal-pedagogische, sociaal-culturele, pedagogische, sport/ lichamelijke opvoedings- en culturele/kunstzinnige vormingsop- leidingen op ten minste MBO-niveau.
X+ – als opleidingsniveau X, doch aangevuld met een management- opleiding op (post)MBO-niveau of vergelijkbare opleiding, bijvoorbeeld: opleiding directie kinderopvang
Y – diploma HBO-IW, -CW, -MW, -J, -V
– diploma pedagogische academie
– diploma NXX
– diploma K en O
– diploma Pedagogiek MO-A
– kandidaatsexamen Pedagogiek
– diploma EMGZ
– diploma Mikojel
– diploma HSAO: richtingen CMV, MWD en SPH
Voor opleidingsniveau Y geldt naast de hier genoemde opleidingen tevens: bij voorkeur aangevuld met een management- opleiding op (post)HBO-niveau of vergelijkbare opleiding.
Verklaring afkortingen
MBO – middelbare beroepsopleiding
CW – cultureel werk
IW – inrichtingswerk
SD – sociale dienstverlening
V – verplegende beroepen
VZ – verzorging
SA – sociale arbeid
AW – agogisch werk
MDGO – middelbaar dienstverlenings- en gezondheidszorg-
onderwijs
AW/RW – agogisch werk/(semi)residentieel werk
61
Verklaring afkortingen
AW/CW – agogisch werk/cultureel werk AB – activiteitenbegeleiding
SA/SD – sociale arbeid/sociale dienstverlening VZ – verzorging
VP – verpleegkunde
SPW – sociaal pedagogisch werk
SCW – sociaal cultureel werk
WEB – Wet Educatie en Beroepsonderwijs
KV/JV – kinderverzorging/jeugdverzorging
OVDB – opleiding verzorgende en dienstverlenende beroepen HBO – hogere beroepsopleiding
p.o. – parttime opleiding
SPH – sociaal pedagogische hulpverlening
CMV – culturele en maatschappelijke vorming MWD – maatschappelijk werk en dienstverlening MW – maatschappelijk werk
J – jeugdwelzijnswerk
NXX – akte NXX, volgens de Wet op het Voortgezet Onderwijs K en O – kinderverzorging en opvoeding
EMGZ – extramurale gezondheidszorg
Mikojel – dagopleiding academies Middeloo, Kopse Hof en Jelburg HSAO – hoger sociaal agogisch onderwijs
CMV – culturele en maatschappelijke vorming MWD – maatschappelijk werk en dienstverlening SPH – sociaal pedagogische hulpverlening
62
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Schema van salarisschalen kindercentrum
Functie Aantal
W | X | X+ | Y | ||
Groepshulp | 3–12**** | ||||
Groepsleidster | ** | 9–19 | |||
Hoofd C | 1–2 | *** | 16–26 | ||
Hoofd B | 3–4 | *** | 20–29 | ||
Hoofd A | 5–7 | *** | 26–35 | ||
Hoofd AA | 8 of | 29–40* | |||
meer | |||||
Adjuncthoofd/vrijgesteld | *** | 16–26 | |||
Xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx | 00–21 |
groepen
Opleidingsniveaus
1. De nummers van de in het schema vermelde salarisschalen corres- ponderen met de volgnummers van de tabel van salarisbedragen (zie Uitvoeringsregeling S I).
2. * = Deze salarisschaal gaat – tot het genoemde schaalmaximum – per periodieke verhoging met 2 volgnummers omhoog.
3. ** = Met een (kandidaat)werknemer die een in artikel 3 onder X dan wel Y genoemde opleiding volgt kan eveneens een arbeidsovereen- komst worden aangegaan voor de functie van groepsleidster, maar in dat geval wordt – nadat inpassing in de bij deze functie behorende salarisschaal heeft plaatsgevonden – hierop een vermindering toege- past met drie volgnummers. Deze vermindering met drie volgnum- mers blijft gelden zolang de werknemer de opleiding niet heeft afge- rond. Na afronding van de opleiding verkrijgt de werknemer met ingang van de maand volgend op die waarin het diploma is behaald (waardoor ten minste over het X-opleidingsniveau wordt beschikt) aanspraak op verhoging, voor zover het schaalmaximum niet wordt overschreden, van de op dat moment geldende salariëring met drie volgnummers.
4. *** = Met een (kandidaat)werknemer die in het bezit is van het X-opleidingsniveau respectievelijk het X+-opleidingsniveau kan eveneens een arbeidsovereenkomst worden aangegaan voor de func-
63
tie van hoofd C en adjuncthoofd/vrijgesteld respectievelijk hoofd B en hoofd A, maar in dat geval wordt – nadat inpassing in de bij de desbetreffende functie behorende salarisschaal heeft plaatsgevonden
– hierop een vermindering toegepast met twee volgnummers. Deze vermindering met twee volgnummers blijft gelden zolang de werk- nemer het in de volgende zin vermelde opleidingsniveau niet heeft behaald.
Bij het behalen van het voor de functie van hoofd C en adjuncthoofd/ vrijgesteld respectievelijk hoofd B en hoofd A genoemde X+- opleidingsniveau respectievelijk Y-opleidingsniveau verkrijgt de werknemer met ingang van de maand volgend op die waarin dit het geval is aanspraak op verhoging, voor zover het schaalmaximum niet wordt overschreden, van de op dat moment geldende salariëring met twee volgnummers.
5. **** = Indien en voor zover de ,,Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen’’ (voorheen Melkertregeling) dit vereist kan de werknemer gedurende het eerste jaar van het dienstverband, in plaats van overeenkomstig volgnummer 3, worden gesalarieerd volgens het voor de werknemer geldende wettelijk minimum(jeugd-) loon (WML). Vervolgens vindt salariëring plaats overeenkomstig volgnummer 4 enzovoort.
Artikel 5
Schema van opleidingsniveaus en salarisschalen gastouderopvang
Functie Opleidingniveaus/
Salarisschalen
MBO HBO
Bemiddelingsmedewerker B 12–24
Bemiddelingsmedewerker A 18–30
Xxxxxxxxxxx 00–33
Coördinator 22–33
Directeur 24–36
De nummers van de in het schema vermelde salarisschalen correspon- deren met de volgnummers van de tabel van salarisbedragen (zie Uitvoeringsregeling S I).
64
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK III OVERGANGSBEPALING
Artikel 6
Bepaling betreffende de salariëring van werknemers die voor 1 januari 2000 werkzaam zijn in de functie adjuncthoofd/groepsleidster, adjuncthoofd/vrijgesteld, hoofd C, hoofd B, hoofd A of hoofd AA
De werknemer heeft per 1 januari 2000 recht op een extra periodieke verhoging.
De werknemer loopt voorts, overeenkomstig de voor hem ingevolge Uitvoeringsregeling SI geldende datum van periodieke verhoging, door tot het maximum van zijn salarisschaal.
65
UITVOERINGSREGELING SIII SALARISREGELING ADMINISTRATIEVE EN SECRETARIAATSFUNCTIES
HOOFDSTUK I ALGEMEEN
Artikel 1
Functies, algemene functiekarakteristieken en functievarianten
In hoofdstuk III zijn een zevental functies opgenomen die, afhankelijk van de aard en het niveau van de te verrichten taken, in oplopende functiezwaarte worden onderscheiden in de niveaus A.o., A.a., A.b., A.c., A.d., A.e. en A.f.
Voor ieder van de onderscheiden functies wordt in algemene bewoordin- gen weergegeven aan welke algemene kenmerken de werkzaamheden, verricht binnen de desbetreffende functie, voldoen. Deze algemene ken- merken geven het ‘werk- en denkniveau’ van de desbetreffende functie aan.
De werkzaamheden die binnen een onderscheiden functie kunnen wor- den verricht kunnen uiteenlopend van aard zijn. Daarom worden de functies onderverdeeld in een of meer functievarianten, die worden aan- geduid met de cijfers 1, 2, et cetera.
HOOFDSTUK II VASTSTELLING FUNCTIE EN FUNCTIEVARIANT(EN)
Artikel 2
1. Binnen het kader van deze salarisregeling gelden ten aanzien van de vaststelling van de op de werknemer van toepassing zijnde functie
c.q. functievariant de navolgende bepalingen:
a. In de individuele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werk- nemer dient te worden vastgelegd welke functie voor de werkne- mer geldt, alsmede welke van de met betrekking tot deze functie onderscheiden functievarianten op de werknemer van toepassing is.
b. Indien het niet mogelijk is te komen tot de vaststelling van één voor de werknemer geldende functie, omdat de werknemer meer- dere zowel naar niveau als in omvang duidelijk van elkaar te onderscheiden taken verricht, kan worden overgegaan tot het op de werknemer van toepassing verklaren van maximaal twee in deze salarisregeling opgenomen, in niveau direct opeenvolgende, functies. In dat geval dient in de individuele arbeidsovereen- komst tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk te worden vermeld voor welk gedeelte ieder van beide functies voor de
66
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werknemer geldt. Een zodanig gedeelte kan niet lager worden gesteld dan op 30% van het totaal overeengekomen dienstver- band.
d. Indien de werknemer werkzaamheden verricht die tot meer dan één, al dan niet onder dezelfde functie vallende, functievariant behoren, dienen al de op de werknemer van toepassing zijnde functievarianten in de individuele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer te worden vermeld.
2. a. Indien met betrekking tot de door de werknemer te verrichten werkzaamheden voorts nog een nadere individuele taakomschrij- ving wordt vastgesteld, dient deze te worden opgenomen in dan wel gehecht aan de individuele arbeidsovereenkomst tussen werk- gever en werknemer.
b. De onder a bedoelde taakomschrijving moet zowel in overeen- stemming zijn met de algemene kenmerken genoemd in de bij de desbetreffende functie behorende algemene functiekarakteristiek, als met hetgeen gesteld is bij de van toepassing verklaarde functievariant(en).
HOOFDSTUK III FUNCTIES, ALGEMENE FUNCTIE- KARAKTERISTIEKEN EN FUNCTIEVARIANTEN
Artikel 3
Functie: A.o. Aankomende administratieve/secretariaatsfunctie
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden – onder directe begeleiding – waarvan de opdrachten duidelijk zijn bepaald door aanwijzigingen en instructies en die bestaan uit:
– variërende, veelal op afzonderlijke aanwijzingen verrichte, enkelvou- dige handelingen; of
– een volgens vast patroon verricht eenvoudig samenstel van enkel- voudige handelingen; of
– combinaties van beide.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief ondersteunende hulpwerkzaamheden waar onder:
– eenvoudig schrijfwerk (adressen, paklijsten, en dergelijke);
67
– invullen of bijhouden van eenvoudige registers, lijsten, kaarten en dergelijke;
– maken van kopieën met eenvoudig te bedienen apparatuur.
Variant 2.
Typewerkzaamheden en werkzaamheden met aan typemachines ver- wante apparatuur, waarbij aan de bedieningsvaardigheid nauwelijks ei- sen worden gesteld, waar onder:
– het van basisdocumenten (bonnen, formulieren, en dergelijke) over- typen of intoetsen van veelal eenregelige boekingsgegevens (in- schrijvingen, reserveringen, voorraadmutaties, en dergelijke).
Artikel 4
Functie: A.a. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau a
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden – onder directe begeleiding – waarvan de opdrachten duidelijk zijn bepaald door aanwijzigingen en instructies, alsmede die afzonderlijk of in combinatie een afgeronde taak vormen en als zodanig de eis stellen van:
– vaardige verrichting (bepaald door handigheid, zorgvuldigheid) en enige ‘organisatie van het eigen werk’, alsmede
– een zodanige kennis van de te verrichten werkzaamheden, dat ten aanzien van de uit te voeren handelingen op zich als regel geen detailuitleg of -aanwijzingen nodig zijn.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief ondersteunende (variërende) hulpwerkzaamheden waar onder:
– typen van in het Nederlands gestelde, niet moeilijk leesbare, teksten, dan wel van formulieren, bonnen, lijsten of overzichten, naar voor- geschreven of gebruikelijke indeling en aan de hand van duidelijk leesbaar en geordend materiaal;
– in-/uitschrijven van post;
– telefoon aannemen, doorverbinden, ‘standaard’-inlichtingen geven en dergelijke;
– ‘opvangen’ en doorverwijzen van bezoekers;
– opbergen/opzoeken van stukken, volgens eenvoudige ingangen of code, in dossiers en dergelijke.
Variant 2.
Typewerkzaamheden en werkzaamheden met aan typemachines ver- wante apparatuur, waarbij het gaat om het naar voorgeschreven of gebruikelijke indeling vaardig typen van in het Nederlands gestelde tek- sten op schrijfmachines, tekstverwerkende of data-entry apparatuur, als-
68
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mede waarbij eventuele tempoverstorende knelpunten, zoals bijvoor- beeld ten aanzien van de leesbaarheid van het concept, de tekstindeling, ontbrekende gegevens en dergelijke, reeds door voorbewerking zijn opgeheven en de machinebediening beperkt blijft tot de eenvoudiger (routine)handelingen, waaronder:
– het aan de hand van een duidelijk concept of voorgecodeerd/bewerkt materiaal, typen van standaardbrieven, formulieren, staten en derge- lijke op schrijfmachines of tekstverwerkers, waarbij het manipuleren met tekstgedeelten beperkt blijft tot het toevoegen, afvoeren, wijzi- gen en herschikken van tekstdelen.
Variant 3.
Het met vaardigheid verrichten van (een samenstel van) hulp- werkzaamheden ten behoeve van post- en archiefzaken, zoals onder meer:
– het op aanwijzingen of volgens eenvoudige coderingen opzoeken/ opbergen van dossiers en dergelijke;
– het op nummer, letter, datum en dergelijke sorteren/op volgorde plaatsen van poststukken, kaarten, fiches;
– het bedienen van een machinale briefopener, adresseermachine, reproduktie-, frankeer-, microfilmapparaat.
Artikel 5
Functie: A.b. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau b
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden – onder indirecte begeleiding – waarvan de voorname- lijk niet-enkelvoudige opdrachten duidelijk bepaald zijn in de vorm van normen/voorbeelden met betrekking tot de aanpak, alsmede waarbij de nadruk ligt op de praktische uitvoering, waarvoor vakkennis en inzicht in de problematiek van de uitvoering alsook bekwaamheid in de hante- ring van algemeen toegepaste methoden is vereist.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief ondersteunende (variërende) werkzaamheden omvattende onder meer:
– typen van Nederlandse teksten aan de hand van een onvolledig con- cept (verkortingen, weglatingen van bij te zoeken verwijzingen, namen en dergelijke) c.q. van handgeschreven stukken in vreemde talen;
69
– aan de hand van aanwijzingen met betrekking tot de inhoud stellen van eenvoudige brieven (mededelingen, verzoeken om informatie en dergelijke);
– op aanwijzing/in overleg indelen van agenda, maken van afspraken, gereedmaken van vergaderstukken en het bewaken van de voortgang van afdoening van lopende zaken, verrichten van eenvoudige notuleerwerkzaamheden, informeren, rappelleren en tijdig (doen) verzamelen en verzenden van gegevens, inclusief het vragen om en verstrekken van inlichtingen over de administratieve gang en stand van zaken;
– verzamelen, ordenen en verwerken van cijfermatige en andere admi- nistratieve gegevens op formulieren, in kaartsystemen, overzichten en dergelijke
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.a.
Variant 2.
Typewerkzaamheden en werkzaamheden met aan typemachines ver- wante apparatuur, waarbij onder meer:
– teksten nader moeten worden uitgewerkt, getypt/ingetoetst en/of cor- rectief gecollationeerd, dan wel met behulp van een software- programma grafisch vorm worden gegeven (bijvoorbeeld brochures, folders, bulletins, jaarverslagen), zulks aan de hand van onvolledige concepten of dictaten, waarin globale verwijzingen naar bij te zoe- ken gegevens voorkomen, alsmede waarbij een ruime vaardigheid is vereist wat betreft het op een tekstverwerker manipuleren met tekst- gedeelten, zoals toevoegen, wissen van blokken, herschikken en zor- gen voor de juiste lay-out.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.a.
Variant 3.
Werkzaamheden met betrekking tot post- en archiefzaken, die afwisse- lend of in vaste combinatie zelfstandigheid, inzicht en eigen oordeel ver- eisen, zoals onder meer:
– coderen (‘vertalen’ van vaststaande gegevens in de codenummers), afdelingsgewijs indelen, retro-acta bijvoegen en routing aangeven;
– agenderen, waar onder korte inhoud aanduiden, nummeren en in- schrijven van brieven in een register, respectievelijk fichesysteem;
– vormen van dossiers en dergelijke over in het algemeen gemakkelijk te begrenzen onderwerpen/zaken, alsmede controleren van af te leg- gen dossiers op hiaten in de afhandeling;
– opzoeken/opsporen van door gebruikers vaag aangeduide stukken, alsmede verstrekken van informatie over de behandelingsprocedure. Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau
A.a.
70
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Variant 4.
Financieel-administratieve werkzaamheden van ondersteunende aard waar onder:
– het verrichten van verificatiewerkzaamheden met betrekking tot de- claraties, rekeningen en facturen, beperkt naar soort en/of complexi- teit, inclusief controle op vereiste parafen en verklaringen;
– het bijhouden van de verlofregistratie van de werknemers;
– het doen van aangifte van arbeidsongeschiktheid van de werknemers bij de bedrijfsvereniging, waarbij de salariscomponenten door derden worden aangeleverd;
– het beheer van de zogenaamde kleine kas.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.a.
Variant 5.
Werkzaamheden met betrekking tot de bediening van apparatuur ten behoeve van de verwerking, waarbij een combinatie van rand- en peri- fere apparatuur wordt bediend en welke elementaire kennis van het gehanteerde besturingssysteem vereisen, onder meer inhoudende:
– het bedrijfsklaar maken en in werking stellen van apparatuur, welke al dan niet gebruik maakt van een automatische opstartprocedure;
– het bedienen van de apparatuur en controleren van de juiste werking tijdens het verwerkingsproces;
– het nemen van de voorgeschreven maatregelen bij storingen en het uitvoeren van het eerstelijns onderhoud;
– het, binnen de productieplanning en in afstemming op de productie van de centrale verwerkingseenheid, bepalen van de volgorde en route van de uit te voeren opdrachten, alsmede het registreren van productiegegevens en dergelijke;
– het aanvullen van het logboek met bijzonderheden.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.a.
Artikel 6
Functie: A.c. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau c
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden – zonder directe begeleiding – waarvan de opdrachten, die in het algemeen betrekking hebben op algemeen toegepaste methoden/normen, worden verstrekt aan de hand van aanwijzingen, welke ruimte laten voor gemotiveerde voorstellen ten aanzien van de kwalitatieve eisen met betrekking tot en de wijze van uitwerking van de
71
uitvoering. De nadruk ligt op de praktische opzet van de uitvoering, waarbij tevens gesteund wordt op kennis van en inzicht in theoretische grondslagen, bekendheid met en inzicht in de hantering van algemeen toegepaste methoden en normen, alsmede theoretische oriëntatie in aan- verwante disciplines.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief-ondersteunende werkzaamheden waarbij de nadruk ligt op:
– het zelfstandig concipiëren van niet-specialistische correspondentie, al of niet in een vreemde taal gesteld;
– het zelfstandig maken van ontwerpverslagen waarin de essentie van het besprokene wordt samengevat;
– werkzaamheden ter uitvoering van regelingen in verband met het bewerken van gegevens of in verband met het verstrekken van voor- lichting, waarbij vakkennis op het betrokken werkterrein een vereiste is.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.b.
Variant 2.
Werkzaamheden met betrekking tot post- en archiefzaken, gericht op dynamische archieven, van dezelfde aard als vermeld bij variant 3 van de Ab-functie, echter op een breed of ingewikkeld terrein van archive- ring, aan de hand van een gecompliceerd registratuurplan, op basis van zowel verdergaande archieftechnische kennis als – voor wat betreft de materie in het toepassingsgebied een breder zicht op samenhangen en verbanden, waarbij het accent valt op:
– het klasseren, dat wil zeggen interpreteren van de archiefcode en bepalen van de aard van het object/onderwerp met het oog op de codering;
– het bepalen van de onderlinge relatie tussen in stukken behandelde onderwerpen en het op basis hiervan, met inachtneming van de voor- geschreven procedure, (doen) samenstellen van dossiers respectieve- lijk aanbrengen van eventueel noodzakelijke verwijzingen in de dossierregistratie;
– het verstrekken van uitgebreide informatie over de voorgeschreven procedure en de strekking/inhoud van stukken;
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.b.
Variant 3.
Werkzaamheden met betrekking tot de financiële administratie waar onder:
– het verrichten van verificatiewerkzaamheden met betrekking tot de- claraties, rekeningen en facturen naar soort en/of complexiteit, inclu-
72
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
sief controle op vereiste parafen, verklaringen en/of bijbehorende stukken;
– het verwerken van een grote verscheidenheid aan ingediende declaraties/rekeningen in de financiële administratie naar kostensoort of groep; groeperen en inboeken op crediteur en/of groepen van cre- diteuren; inschrijven van uitgaande rekeningen en afboeken van ont- vangen betalingen;
– het ten behoeve van de kredietbewaking voor een omvangrijk en gevarieerd gedeelte van de onderneming opstellen van cijfer- overzichten met betrekking tot aan te gane en aangegane verplich- tingen en verloop van uitgaven en ontvangsten;
– het dagelijks beheer van de kas.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.b.
Variant 4.
Financieel/administratieve werkzaamheden met betrekking tot de salaris/ personeelsadministratie waar onder:
– het doen van aangifte van arbeidsongeschiktheid van de werknemers bij de uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI), inclusief het daarbij verstrekken van de salariscomponenten;
– het al dan niet door middel van een standaard(mutatie)formulier aan- leveren van (basis)gegevens ten behoeve van de door derden uitge- voerde salarisadministratie;
– het zorgen voor registratie van polissen van verzekeringen en derge- lijke;
– het kennisdragen van de belangrijkste bepalingen van de CAO en het geven van eenvoudige informatie hierover;
– het beschikken over basiskennis met betrekking tot de opbouw van salarissen van netto naar bruto, alsmede de voor de werkgever hier- aan verbonden totale loonkosten.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.b.
Variant 5.
Werkzaamheden van dezelfde aard als vermeld bij variant 5 van de A.b.- functie, doch die meer uitgebreide kennis van het gehanteerde besturings- systeem vereisen en waarbij daarenboven sprake is van:
– het zelfstandig lokaliseren en verhelpen van foutmeldingen die te maken hebben met de bediening van de apparatuur;
– het bieden van ondersteuning bij het oplossen van bedieningsfout- meldingen waar andere werknemers binnen de onderneming mee worden geconfronteerd;
73
– het kunnen omgaan met het gehanteerde database-programma en het kunnen toepassen van dit programma ten behoeve van de aanmaak van andere nieuwe databestanden.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.b.
Artikel 7
Functie: A.d. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau d
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden waarbij de nadruk ligt op het opzetten en uitwerken van uitvoeringsmethoden, die vooral zijn gericht op het vinden van oplossin- gen, zowel op theoretische als op praktische basis.
Zij geschieden voornamelijk met deskundigen binnen het vakgebied en zonder – zowel in organisatorisch als vaktechnisch opzicht – directe begeleiding.
De opdrachten worden verstrekt in de vorm van omschrijvingen van de te bereiken resultaten, waarbij de uitwerking in het algemeen duidelijk ruimte biedt voor het uitwerken/aanpassen van de methoden en normen. Zij vragen inzicht in en ervaring met algemeen en niet-algemeen toege- paste methoden en normen, verwerkingswijzen, documentatie, alsmede het vermogen om diagnoses te stellen mede vanuit de achtergrond van het vakgebied.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief-ondersteunende werkzaamheden waarbij de nadruk ligt op:
– het zelfstandig concipiëren en afhandelen van niet-specialistische correspondentie, al dan niet in een vreemde taal gesteld;
– het zelfstandig voorbereiden en het bijwonen van vergaderingen ten behoeve van het maken van ontwerpverslagen en/of notulen waarin het besprokene en de besluitvorming inhoudelijk goed worden weer- gegeven;
– het zelfstandig maken van agenda-afspraken met de daarbij beho- rende correspondentie;
– werkzaamheden ter uitvoering van regelingen in verband met het bewerken van gegevens en/of het geven van voorlichting, waarbij vakkennis op het betrokken werkterrein en van de desbetreffende organisatie vereist is.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.c.
Variant 2.
Werkzaamheden met betrekking tot de financiële administratie waar onder:
74
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het verwerken van een grote verscheidenheid aan ingediende decla- raties, rekeningen, facturen in de financiële administratie naar kosten- soort of groep; inboeken op crediteur en/of groepen van crediteuren; inschrijven van uitgaande rekeningen en afboeken van ontvangen betalingen;
– het ten behoeve van de leiding van de organisatie en/of budgetbewa- king periodiek opstellen van cijferoverzichten met betrekking tot aan te gane en aangegane verplichtingen en verloop van uitgaven en ont- vangsten.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meerdere werknemers t/m A.c.
Variant 3.
Financieel/administratieve werkzaamheden met betrekking tot de salaris/ personeelsadministratie waar onder:
– het zelfstandig met behulp van een ponsconcept of eigen computer technisch voorverwerken (codering) en vervolgens aanleveren van de benodigde gegevens ten behoeve van de door derden geautoma- tiseerd uitgevoerde salarisadministratie, alsmede het uitoefenen van controle op deze uitvoering en hieruit voortvloeiend zorgen voor de juiste afdrachten aan de belastingdienst, uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI) en pensioenfonds;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de inhoud van de CAO en hieruit voortvloeiend zorgen voor de opstelling van concept- arbeidsovereenkomsten en een juiste inschaling van werknemers, alsmede voor de toepassing van overige CAO-verplichtingen namens de werkgever;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de belasting- en sociale verzekeringswetgeving en in verband hiermede toezien op een juiste naleving hiervan, zowel door de werkgever als de uitvoe- ringsinstelling sociale verzekeringen (UVI), zoals het uitoefenen van controle op de uitbetaling van ziekengelden;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de opbouw van sala- rissen van netto naar bruto en de hieraan voor de werkgever verbon- den totale loonkosten, alsmede het in verband hiermede verstrekken van algemene en individuele toelichtingen op de salarisafrekeningen;
– het aanleveren van financiële gegevens ten behoeve van de opstel- ling van de begroting/jaarrekening.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.c.
75
Variant 4.
Werkzaamheden die kennis vereisen van de bedieningsinstructies en de besturingstaal van een computersysteem, alsmede van de toegepaste software, waarbij het met name gaat om:
– het zorgdragen voor een zodanig computergebruik binnen de onder- neming dat de gewenste (gegevens)verwerking c.q. informatie op een efficiënte wijze plaatsvindt c.q. beschikbaar komt, alsmede dat een efficiënt beleid kan worden gevoerd;
– het kunnen overdragen van computerkennis en de toepassingsmoge- lijkheden aan andere werknemers binnen de onderneming;
– het kunnen schrijven van eenvoudige applicatieprogrammatuur ten behoeve van het gemakkelijker verwerken van de aangeboden gege- vens;
– het kunnen lokaliseren en verhelpen van geconstateerde fouten in de gehanteerde applicatieprogrammatuur.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meerdere werknemers t/m niveau A.c.
Artikel 8
Functie: A.e. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau e
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden vanuit een theoretische achtergrond, zowel op het eigen als op (een onderdeel van) aanverwante vakgebieden, waarbij de nadruk ligt op het analyseren, theoretisch uitwerken en praktisch vormgeven aan opdrachten met een gevarieerde vaktechnische problematiek op het ge- hele vakgebied.
Zij vereisen kennis van algemeen en niet-algemeen toegepaste, alsook bijzondere methoden en normen en daaraan te ontlenen vaktechnische voorwaarden, volgend uit theoretisch gefundeerde oriëntatie op en in- zicht in aanverwante vakgebieden.
Zij geschieden – veelal zonder directe begeleiding – voornamelijk in samenwerking met vakgenoten/deskundigen.
De opdrachten worden verstrekt in de vorm van een algemeen geformu- leerde probleemstelling (doel, principe, etcetera) waarbij een belangrijke inbreng dient te worden geleverd aan de hand van literatuur/methode/ normenanalyse, overleg met deskundigen, ter plaatse te onderzoeken situaties, het uitwerken van alternatieve verwerkingsmogelijkheden.
Functievarianten
Variant 1.
Administratief-ondersteunende werkzaamheden als bedoeld bij variant 1 van de Ad-functie, doch die in dit geval naar het oordeel van de werk- gever een grote mate van complexiteit in zich dragen alsmede op zeer zelfstandige wijze verricht worden.
76
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.d.
Variant 2.
Financieel/administratieve werkzaamheden met betrekking tot de salaris/ personeelsadministratie waar onder:
– het in eigen beheer uitvoeren van de salarisadministratie dan wel het dragen van eindverantwoordelijkheid met betrekking tot de door der- den feitelijk uitgevoerde salarisadministratie;
– het beschikken over uitgebreide kennis met betrekking tot de inhoud van de CAO en hieruit voortvloeiend eindverantwoordelijkheid dra- gen ten aanzien van de juiste toepassing van voor de werkgever uit de CAO voortkomende verplichtingen;
– het beschikken over een uitgebreide kennis op het gebied van de belasting- en sociale verzekeringswetgeving en van salaris- berekeningen en in verband hiermede dragen van eindverantwoor- delijkheid met betrekking tot een juiste gang van zaken op deze ter- reinen;
– het maken van personeelskostenberekeningen ten behoeve van de opstelling van de begroting/jaarrekening;
– het begeleiden van ontslagprocedures en zorgen voor een juiste financiële afwikkeling hiervan.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.d.
Variant 3.
Werkzaamheden die uitgebreide kennis vereisen van de besturingstaal van een computersysteem en van de toegepaste software, alsmede in- zicht vragen in de mogelijke relevantie voor de onderneming van nieuw verschenen computerapparatuur en -programmatuur, waarbij het met name gaat om:
– het zorg dragen voor een juist en volledig beheer van het binnen de onderneming gehanteerde computersysteem;
– het kunnen schrijven van ingewikkelde applicatieprogrammatuur;
– het belast zijn met het verstrekken van adviezen met betrekking tot door de onderneming aan te schaffen nieuwe harden software en het in dat kader volgen van de plaatsvindende ontwikkelingen op automatiseringsgebied.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.d.
77
Variant 4.
Werkzaamheden met betrekking tot de begrotingsvoorbereiding,
-samenstelling en de jaarrekening waarvoor vereist is kennis van en inzicht in:
– de desbetreffende administratie(s), voorschriften en procedures;
– de samenhang met aangrenzende taakgebieden binnen de organisatie en de relatie tot externe instanties, omdat op voorschriften daarvan, via signalering van gegevens en informatie moet worden ingespeeld;
– de desbetreffende organisatieonderdelen (taken, bevoegdheden, ma- terie, onderwerpen en dergelijke).
Bij de begrotingsvoorbereiding, -samenstelling en de jaarrekening gaat het om werkzaamheden zoals onder meer:
– het artikels- en onderdeelsgewijs samenbrengen van voorgestelde programma’s en ramingen: daartoe beoordelen van de gegevens op ordening, volledigheid en opbouw overeenkomstig voorgeschreven procedures; vragen van andere gegevens, verduidelijkingen, verkla- ringen of toelichtingen bij het desbetreffende organisatieonderdeel; rapporteren omtrent bevindingen, met name ten aanzien van interpretatieverschillen;
– het aan de hand van de beschikbare basisinformatie in eerste aanzet opstellen van de begroting/jaarrekening en vervolgens na verkregen instructies afronden hiervan; eventueel in overleg met de organisatie- onderdelen leveren van bijdragen aan de artikelsgewijze toelichting; opstellen van (tussentijdse) cijfermatige overzichten en naar aanlei- ding daarvan adviezen verstrekken met betrekking tot het te voeren financiële beleid; bijhouden planning en voortgangscontrole ten aan- zien van de onderscheidene stadia in de totstandkoming van de begroting/jaarrekening;
– het bijwonen van besprekingen (met organisatieonderdelen); verzor- gen van verslaglegging; verstrekken van inlichtingen over en toezien op toepassing van (begrotings)voorschriften.
Eventueel wordt leidinggegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.d.
Variant 5.
Werkzaamheden van leidinggevende aard met betrekking tot de gehele (financiële) administratie van de onderneming, waarbij de nadruk ligt op:
– het zorgen voor de voortgang en de onderlinge afstemming van, als- mede het dragen van eindverantwoordelijkheid voor, alle binnen de onderneming verrichte (financieel) administratieve en secretariële werkzaamheden.
78
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9
Functie: A.f. Administratieve/secretariaatsfunctie niveau f
Algemene functiekarakteristiek
Werkzaamheden vanuit een theoretische achtergrond, zowel op het eigen als op (een onderdeel van) aanverwante vakgebieden, waarbij de nadruk ligt op het analyseren, theoretisch uitwerken en praktisch vormgeven aan opdrachten met een gevarieerde vaktechnische problematiek op het ge- hele vakgebied.
Zij vereisen kennis van algemeen en niet-algemeen toegepaste, alsook bijzondere methoden en normen en daaraan te ontlenen vaktechnische voorwaarden, volgend uit theoretisch gefundeerde oriëntatie op en in- zicht in aanverwante vakgebieden. Zij geschieden – veelal zonder di- recte begeleiding – voornamelijk in samenwerking met vakgenoten/ deskundigen. De opdrachten worden verstrekt in de vorm van een algemeen geformuleerde probleemstelling (doel, principe, et cetera) waarbij een belangrijke inbreng dient te worden geleverd aan de hand van literatuur-/methode-/normenanalyse, overleg met deskundigen, ter plaatse te onderzoeken situaties, het uitwerken van alternatieve verwerkingsmogelijkheden.
Functievarianten
Variant 1.
Werkzaamheden met betrekking tot de begrotingsvoorbereiding,
-samenstelling en de jaarrekening als bedoeld bij variant 4 van de A.e.- functie, doch die in dit geval naar het oordeel van de werkgever een grote mate van complexiteit in zich dragen. Eventueel wordt leiding gegeven aan een of meer werknemers t/m niveau A.e.
Variant 2.
Werkzaamheden van leidinggevende aard als bedoeld bij variant 5 van de A.e.-functie, doch die in dit geval naar het oordeel van de werkgever een grote mate van complexiteit in zich dragen.
79
HOOFDSTUK IV SALARISSCHALEN
Artikel 10
Salarisschalen administratieve/secretariaatsfuncties in schema
Functie Salarisschaal
A.o. aankomende adm./secr.functie | 2–12 |
A.a. adm./secr.functie niveau a | 6–14 |
A.b. adm./secr.functie niveau b | 10–19 |
A.c. adm./secr.functie niveau c | 14–23 |
A.d. adm./secr.functie niveau d | 18–27 |
A.e. adm./secr.functie niveau e | 24–33 |
A.f. adm./secr.functie niveau f | 28–40 |
1. De nummers van de in het schema vermelde salarisschalen corresponderen met de volgnummers van de tabel van salarisschalen (zie Uitvoeringsregeling S I).
2. * = Deze salarisschaal gaat – tot het genoemde schaalmaximum – per perio- dieke verhoging met 2 volgnummers omhoog.
80
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING SIV
SALARISREGELING HUISHOUDELIJKE EN TECHNISCHE FUNCTIES
HOOFDSTUK I FUNCTIEGROEPEN EN FUNCTIE- OMSCHRIJVINGEN
Artikel 1
Functiegroepen
Binnen deze salarisregeling worden de navolgende functiegroepen on- derscheiden:
A. Huishoudelijke functies;
B. Onderhouds- en technische functies;
C. Conciërge- en beheerdersfuncties;
D. Koks- en keukenhulpfuncties;
E. Overige functies.
Artikel 2
Functieomschrijvingen huishoudelijke functies
a. Huishoudelijk medewerker/schoonmaker
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het schoonhouden van gangen, toiletten, trappen, kamers, lokalen en andere dienstruimten;
– het bereiden en serveren van koffie, thee en dergelijke;
– de verzorging van broodmaaltijden;
– het doen van de afwas.
Werkt onder dagelijkse leiding van een andere medewerker. Salarisschaal: 2–11.
b. Medewerker linnenkamer
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met de uitvoe- ring van herstelwerk aan linnengoed en dienstkleding, alsmede even- tueel de bewassing daarvan.
Werkt onder dagelijkse leiding van een andere medewerker. Opleidingsniveau: LHNO dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 4–11.
81
c. Hoofd huishoudelijke dienst/linnenkamer en wasserij
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met het leidinggeven aan en/of de coördinatie van de werkzaamheden van het huishoudelijk personeel en de medewerkers linnenkamer, als- mede met de zorg voor het linnen- en beddegoed en (eventueel) de dienstkleding, het herstel en de bewassing daarvan inbegrepen.
Adviseert met betrekking tot de indienstneming van de medewerkers waaraan leiding wordt gegeven.
Vervangt eventueel het hoofd civiele dienst tijdens afwezigheid. Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur dan wel van een door de directeur daartoe aangewezen andere medewerker.
Opleidingsniveau: MHNO, MDGO-CCD dan wel vergelijkbaar ni- veau.
Salarisschaal: 8–19.
d. Hoofd civiele dienst
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met het leidinggeven aan en/of de coördinatie van de werkzaamheden van de medewerkers linnenkamer, het huishoudelijk en technisch personeel, alsmede eventueel het keukenpersoneel bij het ontbreken van de functie van eerste kok/hoofd van de keuken.
Adviseert met betrekking tot de indienstneming van de medewerkers waaraan leiding wordt gegeven.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur. Opleidingsniveau: MBO-CD, MBO-HT of MDGO-CCD dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 12–23.
Artikel 3
Functieomschrijvingen onderhouds- en technische functies
a. Algemeen onderhoudsmedewerker/tuinman
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het voorbereiden van de onderhoudswerkzaamheden;
– het mede-inkopen van materialen, onderdelen en dergelijke;
– het uitvoeren van overwegend kleine schilders-, stukadoors-, metsel-, timmer-, elektriciens-, loodgieters- en overige (onder- houds)werkzaamheden aan gebouwen, inventaris en dergelijke;
– het onderhouden en eventueel aanleggen van het niet-verharde terrein rond de gebouwen;
– het verwisselen van planten en dergelijke alsmede het aanleggen van borders en gazons.
Werkt onder leiding van een andere medewerker. Opleidingsniveau: diploma LBO dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 7–16.
82
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Technisch medewerker
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met het ver- richten van werkzaamheden verband houdende met (de planning van) het (periodiek) onderhoud en herstel van de gebouwen, inven- taris, installaties, apparatuur en gereedschappen, alsmede met het terrein-/tuinbeheer, waarvoor enig vakmanschap en ervaring vereist is.
Verricht de inkoop van voor dit onderhoud en herstel benodigde materialen, onderdelen en dergelijke.
Geeft eventueel leiding aan de algemeen onderhoudsmedewerker/ tuinman.
Werkt onder leiding van een andere medewerker. Opleidingsniveau: diploma LTS dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 11–23.
Artikel 4
Functieomschrijvingen conciërge- en beheerdersfuncties
a. Conciërge (H-1)
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met de navol- gende taken:
– het toezicht op het gebruik van de accommodatie, waartoe onder meer gerekend wordt het openen en sluiten, het juiste gebruik van verwarming, verlichting, apparatuur, inventaris en dergelijke;
– het leidinggeven aan en medewerken met huishoudelijke krach- ten en het onderhoudspersoneel;
– het bevorderen van de nakoming van de huisregels door de deel- nemers.
Werkt onder leiding van degene die met de zakelijke leiding is belast.
Salarisschaal: 11–19.
b. Conciërge met beheerderstaken (H-2)
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met de navol- gende taken:
– het toezicht op het gebruik van het gebouw, de apparatuur en inventaris;
– het leidinggeven aan en eventueel medewerken met huishoude- lijke krachten en het onderhoudspersoneel, alsmede – indien aan- wezig – de conciërge;
– het eventueel verrichten van eenvoudige reparaties;
– het verrichten van inkopen met betrekking tot de exploitatie van
83
kantine en bar volgens de daartoe gegeven richtlijnen van dan wel na afzonderlijk overleg met het bestuur of de functionaris onder wiens leiding hij staat;
– de zorg voor de exploitatie van kantine en bar en/of de verhuur van zaalruimte alsmede de hiermede gemoeide financiële midde- len;
– het periodiek afdragen van de inkomsten uit kantine, bar en/of zaalverhuur aan de functionaris zakelijke leiding of de penning- meester;
– het verrichten van uit bovenstaande taken voortvloeiende admi- nistratieve werkzaamheden.
Werkt onder leiding van een andere (leidinggevend) medewerker dan wel van het bestuur.
Opleidingsniveau: diploma LBO dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 14–23.
c. Beheerder/functionaris zakelijke leiding (H-3)
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met de navol- gende taken:
– de zorg voor het gebouw, de apparatuur en inventaris;
– het bevorderen van een optimaal gebruik van de beschikbare accommodatie(s);
– het leidinggeven aan een conciërge en/of een conciërge met beheerderstaken;
– het zelfstandig verrichten van inkopen alsmede maken van af- spraken met leveranciers;
– het toezicht op de exploitatie van kantine en bar, alsmede op de regeling van verhuur van zaalruimte;
– het periodiek afrekenen van de inkomsten uit kantine, bar en zaalverhuur met de penningmeester;
– het dagelijks beheer van de kas van de accommodatie;
– het verrichten van uit de functie voortvloeiende administratieve werkzaamheden.
Werkt onder verantwoordelijkheid van een andere leidinggevend medewerker dan wel van het bestuur.
Opleidingsniveau: MEAO dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 17–27.
Artikel 5
Functieomschrijvingen koks- en keukenhulpfuncties
a. Keuken/huishoudassistent
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het assisteren bij het bereiden en serveren van maaltijden, dan wel het zelf onder leiding bereiden en serveren van maaltijden;
84
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het schoonhouden van de keuken en keukeninventaris, alsmede het op peil houden c.q. aanvullen van het benodigde keukengerei;
– het doen van de afwas en andere bijkomende huishoudelijke werkzaamheden;
– het onder leiding inkopen van xxxxxx- en schoonmaakmiddelen. Werkt onder dagelijkse leiding van een andere medewerker.
Opleidingsniveau: LHNO dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 4–14.
b. Kok
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het volgens een week/dagmenu bereiden en serveren van maal- tijden, daarbij rekening houdend met diëten;
– het regelmatig opnemen van de voorraden van de voedingswaren en het opslaan hiervan, alsmede het adviseren omtrent de inkoop daarvan, dan wel de bestelling van voedingswaren bij het ontbre- ken van de functie van eerste kok;
– het in overleg met de directeur samenstellen van het week/ dagmenu bij het ontbreken van de functie van eerste kok;
– het geven van leiding aan het keukenpersoneel bij het ontbreken van de functie van eerste kok;
– het zorgdragen voor de verrichting van afwas- en schoonmaak- werkzaamheden.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de eerste kok dan wel de directeur.
Opleidingsniveau: LTS-horeca dan wel vergelijkbaar niveau. Salarisschaal: 7–16.
c. Eerste kok
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het leidinggeven aan het keukenpersoneel;
– het na overleg met het hoofd civiele dienst of de directeur samen- stellen van het week/dagmenu;
– het zorgdragen voor de volgens een week/dagmenu te bereiden maaltijden, waarbij rekening wordt gehouden met diëten;
– de inkoop van voedingswaren en het zorgdragen voor het opslaan daarvan;
– het zorgdragen voor de verrichting van afwas- en schoonmaak- werkzaamheden;
– het adviseren met betrekking tot de indienstneming van de mede- werkers waaraan leiding wordt gegeven;
85
– het eventueel vervangen van de eerste kok/hoofd van de keuken tijdens afwezigheid.
Werkt onder verantwoordelijkheid van het hoofd civiele dienst dan wel de directeur.
Opleidingsniveau: LTS-horeca en diploma instellingskok dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 8–19.
d. Eerste kok/hoofd van de keuken
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met overeen- komstige werkzaamheden als genoemd bij de functie van eerste kok, doch welke werkzaamheden in dit geval naar het oordeel van de werkgever complexer van aard zijn en een grotere mate van vakman- schap, vindingrijkheid en zelfstandigheid vereisen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat de aard van de activiteiten/ dienstverlening van de onderneming met zich meebrengt dat veelvul- dig wisselingen in het gasten/bewonersbestand optreden, hetgeen voorts gepaard gaat met het stellen van hogere eisen aan de kwali- teit van de maaltijden en de gevarieerdheid van menu’s.
Werkt onder verantwoordelijkheid van het hoofd civiele dienst dan wel de directeur.
Opleidingsniveau: LTS-horeca en diploma instellingskok dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 12–23.
Artikel 6
Functieomschrijvingen overige functies
a. Receptionist/telefonist/portier
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het te woord staan en informeren van bezoekers/gasten/bewoners, alsmede het in ontvangst nemen van post en goederen;
– het bedienen van de telefooninstallatie en het verrichten van een- voudige typewerkzaamheden;
– het toezien op en verzorgen van de veiligheid van de gasten/ bewoners, alsmede van de naleving van de huisregels.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur dan wel van een door de directeur daartoe aangewezen andere medewerker.
Salarisschaal: 6–14.
b. Gastvrouw/-heer
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– de (zorg voor een) goede ontvangst en verdere doorverwijzing van de gasten/bezoekers, alsmede de indeling van de in gebruik te nemen kamers;
86
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het vervullen van een intermediaire rol tussen bezoekers/gasten en medewerkers van de onderneming, alsmede het bevorderen van een goede sfeer;
– het verrichten van eenvoudige administratieve werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het beheer van cursusmaterialen, bediening fotokopieerapparaat en dergelijke.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur dan wel van een door de directeur daartoe aangewezen andere medewerker.
Salarisschaal: 6–14.
c. Nachtportier
Degene die gedurende de nacht uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het toezien op en verzorgen van de veiligheid van de gasten/ bewoners en gebouwen;
– het bedienen van de telefooninstallatie en eventueel andere appa- ratuur;
– het vormen van aanspreekpunt voor de huishoudelijke gang van zaken ten behoeve van de gasten/bewoners en het bewerkstelli- gen van de naleving door de gasten/bewoners van de huisregels;
– het eventueel verrichten van eenvoudige huishoudelijke en admi- nistratieve werkzaamheden.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur dan wel van een door de directeur daartoe aangewezen andere medewerker.
Salarisschaal: 4–14.
d. Barbeheerder
Degene die uitsluitend dan wel in hoofdzaak is belast met (enkele van) de navolgende taken:
– het ontvangen, te woord staan en de bediening van gasten in de ontmoetingsruimte/bar;
– het beheer van de drankvoorraad en de afdracht van de uit de bar- exploitatie voortkomende opbrengsten aan een daartoe door de directeur aangewezen andere medewerker.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directeur dan wel van een door de directeur daartoe aangewezen andere medewerker.
Opleidingsniveau: beschikt over voldoende kennis van de horeca- regelgeving.
Salarisschaal: 4–14.
87
HOOFDSTUK II SALARISSCHALEN
Artikel 7
Salarisschalen huishoudelijke-, onderhouds/technische-, conciërge/beheerders-, koks/keukenhulp- en overige functies in schema
Functie (groep) Salarisschaal
huishoudelijke functies
huish.medewerker/schoonmaker 2–11
medewerker linnenkamer 4–11
hoofd huish. dienst/linnenkamer en wasserij 8–19
hoofd civiele dienst 12–23
onderhouds/technische functies
algemeen onderhoudsmedewerker/tuinman 7–16
technisch medewerker 11–23
conciërge/beheerdersfuncties
conciërge 11–19
conciërge met beheerderstaken 14–23
beheerder/functionaris zakelijke leiding 17–27
koks/keukenhulpfuncties
keuken/huishoudassistent 4–14
kok 7–16
eerste kok 8–19
eerste kok/hoofd van de keuken 12–23
overige functies
receptionist/telefonist/portier 6–14
gastvrouw/-heer 6–14
nachtportier 4–14
barbeheerder 4–14
De nummers van de in het schema vermelde salarisschalen corresponderen met de volgnummers van de tabel van salarisbedragen (zie Uitvoeringsregeling
S I).
88
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING SV SALARISREGELING STAFFUNCTIES
HOOFDSTUK I ALGEMEEN
Artikel 1
Functies en algemene functiekarakteristiek
In hoofdstuk II zijn een viertal functies opgenomen die, afhankelijk van de aard en het niveau van de te verrichten taken, in oplopende functie- zwaarte worden onderscheiden in de niveaus 0, 1, 2 en 3.
Voor alle onderscheiden functies wordt in algemene bewoordingen weer- gegeven aan welke algemene kenmerken de werkzaamheden, verricht binnen de desbetreffende functies, voldoen. Deze algemene kenmerken geven het ‘werk- en denkniveau’ van de desbetreffende functies aan.
HOOFDSTUK II ALGEMENE FUNCTIEKARAKTERISTIEK EN FUNCTIEOMSCHRIJVINGEN
Artikel 2
Algemene functiekarakteristiek
Is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende in, dan wel de directie of het bestuur van, de onderneming uitsluitend dan wel in hoofd- zaak belast met specifieke taken op beleidsmatig en/of organisatorisch gebied binnen de (professionele) onderneming, zoals:
– het leveren van een specifieke bijdrage aan de beleidsvoorbereiding,
-uitvoering en -evaluatie;
– het verzorgen van informatie en advies binnen de onderneming;
– het adviseren en begeleiden van onderdelen/personen binnen de onderneming;
– het leveren van een bijdrage aan deskundigheidsbevordering;
– het begeleiden, deelnemen en entameren van projecten en experi- menten;
– het vertegenwoordigen van de onderneming;
– het doen van onderzoek naar en bestudering van relevante ontwik- kelingen van belang voor de werksoort(en) en/of de onderneming.
De functie-uitoefening en de uitvoering van de specifieke taken veron- derstelt een professionele bekwaamheid, gestoeld op ten minste een
89
afgeronde hogere beroepsopleiding, een aantoonbare oriëntatie binnen het (eigen) vakgebied en inzicht en kennis van de praktijk.
De functie-uitoefening kan geschieden op vier niveaus. Deze niveaus verschillen wat betreft de zelfstandigheid, ervaring en deskundigheid
c.q. omvang/complexiteit welke voor de op basis van de geldende functie- en taakomschrijving uit te voeren werkzaamheden is vereist c.q. welke deze werkzaamheden behelzen.
Artikel 3
Functieomschrijvingen
S-0 Aankomend staffunctionaris
Is uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met werkzaamheden als onder S-1 omschreven, met dien verstande dat deze werkzaamheden worden verricht onder directe begeleiding van een staffunctionaris S-2 of S-3 alsmede zonder dat de werknemer in het bezit is van een op de functie van staffunctionaris afgestemde hogere beroepsopleiding dan wel verge- lijkbaar niveau.
Benoeming in de aankomende functie S-0 is slechts mogelijk voor een tijdelijke periode, bedoeld om zich uitoefening van de functie van staf- functionaris in volle omvang eigen te maken, totdat de werknemer een op de functie van staffunctionaris afgestemde hogere beroepsopleiding met succes heeft afgerond.
Voor de werknemer die de aankomende functie S-0 uitoefent geldt de verplichting tot het (gaan) volgen en afronden – binnen een tussen werk- gever en werknemer overeen te komen, in de individuele arbeidsover- eenkomst vast te leggen, termijn – van een op de functie van staf- functionaris afgestemde hogere beroepsopleiding.
Salarisschaal: 24–34.
S-1 Staffunctionaris 1
Is uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het relatief zelfstandig verrichten van een of meer specifieke taken als bedoeld in de algemene functiekarakteristiek van artikel 2. De werkzaamheden worden hierbij verricht binnen daartoe door de werkgever in de algemene taakstelling van de betrokken functionaris nauwkeurig aangegeven richtlijnen en onder een nauwe verantwoordings- of rapportageplicht aan een leiding- gevende in, dan wel de directie of het bestuur van, de onderneming.
Werkt onder directe verantwoordelijkheid van een staffunctionaris S-2 of S-3 dan wel van de directie of het bestuur van de onderneming.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde hogere beroepsopleiding dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 30–40.
90
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
S-2 Staffunctionaris 2
Is uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het zelfstandig verrichten van een of meer specifieke taken als bedoeld in de algemene functie- karakteristiek van artikel 2.
De werkzaamheden worden hierbij verricht binnen daartoe door de werkgever in de algemene taakstelling van de betrokken functionaris aangegeven richtlijnen en onder een verantwoordingsof rapportageplicht aan een leidinggevende in, dan wel de directie of het bestuur van, de onderneming.
Verzorgt onder eindverantwoordelijkheid van de directie of het bestuur van de onderneming eventueel de begeleiding en/of coördinatie van de werkzaamheden van een of meer aankomend staffunctionarissen en/of staffunctionarissen S-1 binnen de onderneming.
Werkt onder verantwoordelijkheid van een staffunctionaris S-3 dan wel van de directie of het bestuur van de onderneming.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde hogere beroepsopleiding dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 36–46.
S-3 Staffunctionaris 3
Is uitsluitend dan wel in hoofdzaak belast met het zelfstandig verrichten van een of meer specifieke taken als bedoeld in de algemene functie- karakteristiek van artikel 2, met dien verstande dat in dit geval de te ver- richten werkzaamheden in een of meer aspecten een duidelijke verzwa- ring te zien geven door bijvoorbeeld de gecompliceerdheid of gevarieerdheid van het deelgebied of de deelgebieden waarop de betrok- ken functionaris werkzaam is.
Dit kan onder meer gelegen zijn in:
– de ingewikkeldheid of omvang van de te hanteren problematiek dan wel de bijzondere gevoeligheid daarvan uit beleidsmatig en/of orga- nisatorisch oogpunt;
– de aard van de tegenstellingen of weerstanden die worden ontmoet en de belangenafweging die hierbij moet plaatsvinden;
– de eisen van specialistische aard en daarmee gepaard gaande nood- zakelijke en aantoonbare ervaring;
– de zwaarte van de begeleiding en/of coördinatie van de werkzaam- heden van andere staffunctionarissen binnen de onderneming.
De werkzaamheden worden verricht binnen daartoe door de werkgever in de algemene taakstelling van de betrokken functionaris aangegeven richtlijnen en onder een globale verantwoordings- of rapportageplicht aan een leidinggevende in, dan wel de directie of het bestuur van, de onderneming, waarbij de betrokken functionaris beschikt over meer zelf- standigheid, vrijheid van interpretatie van richtlijnen en voorschriften,
91
uitvoeringsmogelijkheden, en dergelijke, dan bij de staffunctionaris X-0 xx X-0 het geval is.
Verzorgt onder eindverantwoordelijkheid van de directie of het bestuur van de onderneming de begeleiding en/of coördinatie van de werkzaam- heden van een of meer aankomend staffunctionarissen en/of staf- functionarissen S-1 en/of S-2 binnen de onderneming.
Werkt onder verantwoordelijkheid van de directie of het bestuur van de onderneming.
Opleidingsniveau: op de functie afgestemde hogere beroepsopleiding
+ voortgezette opleiding of doctoraal examen in een op de functie afge- stemde wetenschap, dan wel vergelijkbaar niveau.
Salarisschaal: 42–52.
HOOFDSTUK III SALARISSCHALEN
Artikel 4
Salarisschalen staffuncties in schema
Functie Salarisschaal
S-0 Aankomend staffunctionaris 24–34
S-1 Staffunctionaris 1 30–40*
S-2 Staffunctionaris 2 36–46*
S-3 Staffunctionaris 3 42–52*
1. De nummers van de in het schema vermelde salarisschalen corresponderen met de volgnummers van de tabel van salarisbedragen (zie Uitvoerings- regeling S I.
2. * = Deze salarisschalen gaan – tot het genoemde schaalmaximum – per perio- dieke verhoging met 2 volgnummers omhoog.
92
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELINGEN CAO UITVOERINGSREGELING A
VERHUISKOSTENVERGOEDING EN TEGEMOETKOMING WOON/WERKVERKEER
(ex artikel 60 CAO)
Artikel 1
Het verlenen van een verhuiskostenvergoeding en tegemoetkoming woon/werkverkeer als bedoeld in artikel 60 van deze CAO geschiedt op grond van de volgende bepalingen.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: woonplaats: de gemeente waar de werknemer is gevestigd; standplaats/werkgebied: de plaats of het gebied waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;
gezinsleden: de partner, de wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen van de werknemer, die deel uitmaken van zijn gezin;
eigen huishouding voeren: het bewonen van woonruimte bestaande uit ten minste 2 vertrekken, waaronder de woonkeuken kan worden begre- pen, met eigen meubilair en stoffering en ingeval sprake is van een woonkeuken met eigen keukenuitrusting;
jaarsalaris: twaalfmaal het tussen werkgever en werknemer overeenge- komen bruto maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag als be- doeld in artikel 45 van deze CAO;
dienstwoning: de woning die de werknemer met het oog op de aard van de door hem te verrichten werkzaamheden in opdracht van de werkge- ver moet betrekken.
Artikel 3
1. De werknemer heeft aanspraak op een verhuiskostenvergoeding in- dien:
a. de werkgever hem schriftelijk de verplichting tot verhuizen heeft opgelegd;
b. hij ten gevolge van een verandering van standplaats dient te ver- huizen;
c. het medisch noodzakelijk is – blijkend uit een schriftelijke ver- klaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige – dat hij of een van de gezinsleden verhuist. De kosten van het ver-
93
krijgen van deze verklaring zijn voor rekening van de werkge- ver;
d. hij een dienstwoning betrekt of moet verlaten, anders dan wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of ontslag op staande voet op grond van een dringende reden in de zin van arti- kel 7:678 BW. Bij het verlaten van de dienstwoning in verband met het overlijden van de werknemer gaat de aanspraak over op de partner met wie de werknemer de dienstwoning bewoonde of, indien deze reeds is overleden, op de gezamenlijke wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen van de werknemer die met hem de dienstwoning bewoonden.
2. Indien de werknemer in verband met zijn verhuisverplichting een woning buiten de standplaats heeft betrokken, wordt de verhuiskostenvergoeding slechts verleend indien de keuze van de woonplaats door de werkgever is goedgekeurd.
Indien de werknemer later in opdracht van de werkgever naar de standplaats verhuist heeft hij aanspraak op de verhuiskosten- vergoeding, mits de eerdere vestiging buiten de standplaats een erkend gevolg van woningnood was. Dit geldt eveneens in geval van verhuizing naar de nabijheid van de standplaats, indien de werkne- mer daardoor aanmerkelijk dichter bij de standplaats komt te wonen. Onder nabijheid wordt verstaan een zodanige afstand van de woning tot de standplaats dat de noodzakelijk te maken kosten van het dage- lijks reizen tussen de woning en de standplaats bij gebruik van een openbaar middel van vervoer (laagste tarief) een bedrag van ƒ 205,– per maand niet overschrijdt.
3. De werknemer dient de ontvangen verhuiskostenvergoeding terug te betalen in geval van ontslag op verzoek dan wel in geval van ont- slag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van arti- kel 7:678 BW, tenzij dit ontslag ingaat twee jaar of langer na de indiensttreding en een jaar of langer na de verhuizing.
Overgang zonder onderbreking of met een onderbreking van niet lan- ger dan een maand naar een andere werkgever die onder de wer- kingssfeer van deze CAO, de XXX Xxxxxxxxxxxx of de XXX Xxxxx- hulpverlening valt, wordt niet als een ontslag op verzoek beschouwd.
Artikel 4
1. De aanspraak op een verhuiskostenvergoeding vervalt indien de ver- huizing niet heeft plaatsgevonden binnen 2 jaar nadat de verplichting is ontstaan, tenzij er sprake is van goedkeuring door de werkgever als bedoeld in artikel 3 lid 2.
2. In het geval de verhuizing ten gevolge van buiten de invloedssfeer van de werknemer liggende factoren niet binnen de in lid 1 ge- noemde termijn heeft kunnen plaatsvinden, kan het OAK op een
94
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
daartoe strekkend verzoek van werkgever en werknemer de van toe- passing zijnde termijn met een maximum van 1 jaar verlengen.
Artikel 5
1. De verhuiskostenvergoeding bestaat uit:
a. een bedrag voor de reiskosten en indien noodzakelijk overnachtingskosten van de werknemer en eventueel zijn partner, voor één reis, ter bezichtiging van woonruimte (reiskosten);
b. een bedrag voor de reiskosten en indien noodzakelijk overnachtingskosten van de werknemer en zijn gezinsleden in verband met het betrekken van de nieuwe woning (reiskosten);
c. een bedrag voor de kosten van vervoer van bagage en inboedel naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van in- en uitpakken (transportkosten). Deze vergoeding wordt toege- kend op basis van de gebruikelijke tarieven, maar maximaal op basis van de adviesprijzen van de georganiseerde verhuisbedrij- ven;
d. het bedrag voor de huur van de oude woning gedurende maxi- maal 2 maanden, indien tegelijkertijd de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald (dubbele huishuur);
e. een bedrag voor alle andere uit de verhuizing voortvloeiende kos- ten (herinrichtingskosten en dergelijke).
2. Het bedrag van de reiskosten bedoeld in lid 1 onder a en b wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 leden 1 t/m 3 van deze regeling, met dien verstande dat in dit geval geen vermindering wordt toegepast. Indien het op medisch advies noodzakelijk is – blijkend uit een schriftelijke verklaring van de behandelend arts – dat het vervoer van de werknemer en/of zijn gezinsleden op de dag van verhuizing niet per openbaar vervoer geschiedt, worden de werkelijk voor het vervoer betaalde noodzakelijke kosten vergoed. Het bedrag van de overnachtingskosten bedoeld in lid 1 onder a en b wordt bere- kend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 4 van deze rege- ling.
3. Indien de werknemer een eigen huishouding voert en deze naar de nieuwe woning wordt overgebracht wordt het bedrag, bedoeld in lid 1 onder e, gesteld op 12 procent van het jaarsalaris, verhoogd met een bedrag van ƒ 150,– voor elk tot het gezin behorend mede- verhuizend en ten laste van de werknemer komend kind. Daarbij zal deze vergoeding niet minder bedragen dan 12% van het jaarsalaris behorend bij volgnummer 23 van de in deze CAO opgenomen
95
salaristabel, maar niet meer dan 12% van het jaarsalaris behorend bij volgnummer 78 van deze salaristabel.
4. Voor de werknemer die niet eerder in dienst is geweest bij een werk- gever vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, de CAO Wel- zijnswerk of de CAO Jeugdhulpverlening, bedraagt het in lid 3 bedoelde vergoedingspercentage 6%.
5. Voor de werknemer die na een verhuizing als bedoeld in artikel 3 onder a, b of d binnen een termijn van 3 jaar opnieuw moet verhui- zen op grond van artikel 3 onder b of d bedraagt het in lid 3 bedoelde vergoedingspercentage 14%.
6. Indien de werknemer geen eigen huishouding voert, of deze niet naar de nieuwe woning wordt overgebracht, maar één kamer met gebrui- kelijke meubilering en stoffering bewoont, wordt hem een vergoe- ding als bedoeld in lid 1 onder e toegekend voor de werkelijk gemaakte kosten tot maximaal 4% van het jaarsalaris, verhoogd met een bedrag van ƒ 150,– voor elk tot het gezin behorend mede- verhuizend en ten ten laste van de werknemer komend kind.
7. Indien de verhuizing van de werknemer naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard is, bestaat slechts aanspraak op vergoe- ding van de reiskosten en de transportkosten van de bagage van de werknemer zelf. Hierbij is het gestelde in het vorige lid van overeen- komstige toepassing.
8. a. Bij verhuizing van een gezin waarvan beide partners belangheb- bende in de zin van deze regeling zijn, wordt de hiervoor be- doelde vergoeding slechts toegekend aan de partner van wie het jaarsalaris het hoogste is. Indien beide partners hetzelfde jaarsa- laris genieten wordt aan ieder van hen de hiervoor bedoelde ver- goeding slechts voor de helft toegekend.
b. Indien het een verhuizing betreft van een gezin waarvan een van de partners belanghebbende is in de zin van deze regeling en aan deze belanghebbende of diens partner uit anderen hoofde ter zake van deze verhuizing ook een tegemoetkoming wordt toegekend, wordt vergoeding op basis van deze regeling slechts verleend indien en voor zover deze vergoeding de uit anderen hoofde ont- vangen tegemoetkoming overschrijdt.
Artikel 6
1. Indien de werknemer die verplicht is te verhuizen ondanks alle pogingen daartoe er niet in slaagt passende woonruimte in of nabij de standplaats te verkrijgen, wordt hem vanaf het tijdstip dat de ver- plichting is ontstaan een tegemoetkoming in de kosten van het dage-
96
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
lijks heen en weer reizen tussen zijn woning en de standplaats ver- leend.
2. De tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen tussen de woning en de standplaats is gelijk aan de noodzakelijk te maken reis- kosten op basis van het laagste tarief openbaar vervoer verminderd met een bedrag van ƒ 96,25 per maand, met dien verstande dat indien het resterende bedrag ƒ 5,– of minder is per maand geen tegemoet- koming wordt toegekend.
Bij gebruik van een fiets bedraagt de tegemoetkoming f 20,– per maand (inclusief stalling).
3. Indien tussen woonplaats en standplaats geen openbaar vervoer aan- wezig is, is het bedrag van de noodzakelijk te maken reiskosten gelijk aan het bedrag berekend naar de kilometerafstand via de kort- ste route over de openbare weg op basis van het laagste tarief van de Nederlandse Spoorwegen.
4. Indien de werkgever van oordeel is dat het dagelijks heen en weer reizen niet in het belang van de werkzaamheden is, wordt aan de werknemer een tegemoetkoming verleend in de kosten van een pen- sion gelegen in of nabij de standplaats, alsmede in de reiskosten voor gezinsbezoek.
De tegemoetkoming in de pensionkosten bedraagt 90% van de wer- kelijk gemaakte kosten tot een maximumbedrag van 90% van f 400,– per maand.
De werknemer aan wie een tegemoetkoming in de pensionkosten is verleend komt op basis van een keer per week in aanmerking voor een tegemoetkoming in de reiskosten naar de woonplaats van die gezinsleden en terug.
5. De tegemoetkomingen, bedoeld in de voorgaande leden, worden door de werkgever aan de werknemer voor de eerste maal voor niet langer dan 6 maanden verleend. De werkgever kan deze termijn tel- kens voor maximaal 3 maanden verlengen, maar uiterlijk tot het tijd- stip waarop ingevolge het bepaalde in artikel 4 de aanspraak op een verhuiskostenvergoeding vervalt. Indien de werknemer nalaat al dat- gene te doen wat redelijkerwijs van hem verwacht mag worden om ten spoedigste passende woonruimte in of (meer) nabij zijn stand- plaats te verkrijgen vervallen de tegemoetkomingen eveneens.
Artikel 7
1. Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding moet zo
97
spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 maanden na de verhuizing, gespecificeerd bij de werkgever worden ingediend.
2. Het verzoek om uitbetaling van de tegemoetkoming in de reisen pensionkosten moet maandelijks bij de werkgever gespecificeerd worden ingediend.
3. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek is de werkgever verplicht tot uitbetaling over te gaan.
4. Desgevraagd kan de werknemer een voorschot worden verleend.
98
Kinderopvang 2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING B
REIS- EN VERBLIJFKOSTENVERGOEDING
(ex artikel 62 CAO)
Artikel 1
Aan de werknemer wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen een reiskostenvergoeding toegekend.
Indien deze reizen een verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats meebrengen wordt bovendien een verblijfkostenvergoeding toegekend.
Artikel 2
1. De reizen in opdracht van de werkgever geschieden met het open- baar vervoer op basis van het laagste tarief, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
2. Van een taxi kan slechts gebruik worden gemaakt indien:
a. de werkgever daarin toestemt;
b. openbaar vervoer niet aanwezig is.
Artikel 3
1. De werkgever kan aan de werknemer voor zijn werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem – tot weder- opzegging – toestemming geven gebruik te maken van een eigen ver- voermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen.
2. Indien de werknemer op grond van lid 1 en artikel 5 van deze rege- ling gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij een verzekering af te sluiten die tevens van kracht is gedu- rende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken.
99