CAO voor het Levensmiddelenbedrijf
XXX voor het Levensmiddelenbedrijf
van 1 april 2013 tot 1 april 2017
XXX voor het Levensmiddelenbedrijf
van 1 april 2013 tot 1 april 0000
Xxxxxxxxxxxxx
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Werkingssfeer 6
Definities 7
Verplichtingen van de werkgever 9
Verplichtingen van de werknemer 12
Verbod op nevenarbeid 12
Arbeidstijden en arbeidsduur 13
Arbeidsduurverkorting 16
Toeslagen in winkels 18
Afwijkende regels voor werknemers in distributiecentra 19
Overwerk 23
Arbeidsongeschiktheid 24
Re-integratie 28
Uitkering bij overlijden 30
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24
Artikel 25
Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 29
Artikel 30
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34
Plaatsvervanging 39
Dienstwoning 39
Hulpkrachten 39
Oproepkrachten 41
Vakantiewerkers 41
Vervroegd uittreden (VUT) 41
Pensioen 42
Vakbondsfaciliteiten 42
Naleving van de CAO 43
Naleving van de CAO 44
Scholing 45
Veiligheid 45
Duur, wijziging en opzegging 47
Artikel 14
Vakantie 30
Protocollen 48
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
Vakantietoeslag 31
Tijdsparen 32
Buitengewoon verlof 32
Schorsing 34
Einde arbeidsovereenkomst 34
Functie-indeling en beloning 36
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Bijlage 6
Functiewaardering 54
Loonschalen 56
Handleiding bij de toepassing van artikel 11 en 12 76
Historische rechten 80
Monitorlist Geweld & Agressie Supermarktbranche 82
Werkwijze CNi 92
Artikel 21
Loonaanpassingen 38
Algemeen Verbindend Verklaring 95
2 CAO voor het Levensmiddelenbedrijf 2013-2017 CAO voor het Levensmiddelenbedrijf 2013-2017 3
XXX voor het Levensmiddelenbedrijf 2013-2017
a. de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers, gevestigd te Velp, en
b. het Vakcentrum, beroepsorganisatie van detaillisten, gevestigd te Woerden ter ene zijde, hierna te noemen de werkgeversorganisatie en
c. de CNV Xxxxxxxxx.xx, tot 1 januari 2016 CNV Dienstenbond, gevestigd te Utrecht
ter andere zijde, hierna te noemen de werknemersorganisatie hebben de volgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Vakcentrum
Xxxxxxxxxxxx 0
0000 XX Xxxxxxx
T (0348) 41 97 71
xxxx@xxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxx.xx
Coop Supermarkten
Xxxxxxx 00
0000 XX Xxxx
T (000) 00 00 000
CNV Vakmensen
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
T (000) 00 00 000
Contact via webformulier xxx.xxxxxxxxxxxx.xx
Werkingssfeer
ARTIKEL 1
1. Deze overeenkomst geldt, tenzij in dit artikel of elders in deze CAO anders is bepaald, voor alle werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met Coop of een werkgever die is aangesloten bij het Vakcentrum en alle werkgevers die één of meer winkels exploiteren die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 onder a, met uitzondering van:
a. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in een kantoor van de onderneming;
b. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in of voor een distributiecentrum van de werkgever, waaronder begrepen chauffeurs, als hun arbeidsvoorwaarden in een andere CAO geregeld zijn;
c. personen, uitsluitend belast met leiding, toezicht of controle over meer dan een winkel en niet zelf in de verkoop werkzaam zijnde;
d. personen, uitsluitend belast met schoonmaakwerkzaamheden of bewakingswerkzaamheden.
2. Voor hulpkrachten gelden, in afwijking van lid 1, alle artikelen met uitzondering van artikel 8 lid 1a en 3 tot en met 7 en artikel 9 lid 1 tot en met 3 en artikel 9 lid 5 tot en met 13.
3. Voor oproepkrachten gelden de artikelen 1 tot en met 4, artikel 6 lid 1, 2, en lid 4 tot en met lid 14, artikel 8 lid 2, artikel 9 lid 4 en de artikelen 24, 25, 26 en 28 tot en met 34.
4. Voor vakantiewerkers gelden, in afwijking van lid 1, alle artikelen met uitzondering van de artikelen 7, 8, 9, 14, 15, 17, 20, 21, 22, 23, 27 en 28.
5. De werkgever dient zich er van te verzekeren dat voor een uitzendkracht of een werknemer die via payroll werkzaam is die meer dan drie maanden voor hem werkzaam is:
a. hetzelfde loon (zoals bepaald in de artikelen 20 en 21), werktijden (zoals bepaald in de artikelen 6, 7 en 9 lid 1 en 2) en dezelfde overige
vergoedingen (zoals bepaald in de artikelen 8, 9, 10, en 15) van toepassing zijn als voor een werknemer die bij hem in dienst is;
b. vergelijkbare overige arbeidsvoorwaarden (zoals bepaald in de artikelen 11, 12, 13, 14, 17, 22, 29, 30, 31, 34 en 35) van toepassing zijn als in deze CAO geregeld voor een werknemer die bij hem in dienst is.
Definities
ARTIKEL 2
Deze overeenkomst verstaat onder:
x. xxxxxx: iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen, maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoep- en zoetwaren, zoutjes, onder- leggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en
wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen. Tevens iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords wordt geëxploiteerd, gespecialiseerde zuiveldetailhandel of supermarkten, levensmiddelenwinkels op recreatieparken.
In geval van samenloop is bepalend de hoofdactiviteit in loonbedrag en aantal arbeidsdagen. Is de hoofdactiviteit niet een fysieke of virtuele winkel, kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin van het woord of
gespecialiseerde zuiveldetailhandel, dan vallen alleen de werknemers die zich met het levensmiddelenbedrijf bezighouden onder de CAO.
b. distributiecentrum (DC): iedere inrichting waarin logistieke activiteiten worden verricht ten behoeve van de belevering van de winkels. Onder werknemers
van een DC worden tevens begrepen de chauffeurs van de lichte en zware vrachtwagens.
c. werkgever: ieder, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die is aangesloten bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL).
d. xxxxxxxxx: iedere man of vrouw in dienst van een werkgever.
e. normale arbeidsduur: gemiddeld 40 uur per week berekend over een periode van vier aaneensluitende weken, waarbij deze perioden elkaar niet mogen overlappen.
x. xxxxxxxxx in volledige dienst (fulltimer): iedere werknemer die in de regel gedurende 4/5 of meer van de normale arbeidsduur werkzaam is; voor het vaststellen van deze norm worden de als gevolg van de partiële leerplicht niet gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt, ongeacht of voor deze uren al dan niet loon wordt betaald.
x. xxxxxxxxx in onvolledige dienst (parttimer): iedere werknemer die in de regel meer dan 12 uur maar minder dan 4/5 van de normale arbeidsduur werkzaam is; voor het vaststellen van deze norm worden als gevolg van de partiële leerplicht niet gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt, ongeacht of voor deze uren al dan niet loon wordt betaald.
h. hulpkracht: iedere werknemer die in de regel niet meer dan 12 uren per week werkzaam is.
i. vakantiewerker: iedere scholier of student die tijdens een aaneengesloten vakantiesluiting van onderwijsinstellingen als werknemer gedurende ten hoogste acht weken arbeid verricht.
j. oproepkracht: iedere werknemer die wegens tijdelijke drukte of andere redenen op oproep werkzaam is.
k. uitzendkracht: ieder die krachtens een uitzendovereenkomst conform artikel 7:690 BW werkzaamheden verricht voor de werkgever.
l. payroll: Payrolling is een vorm van dienstverlening waarbij de werkgever een werknemer zelf werft, waarna de geworven werknemer in dienst treedt bij een payroll-onderneming (een onderneming die er zijn beroep of bedrijf van maakt werknemers langdurig en exclusief ter beschikking te stellen aan een derde). De payroll-onderneming vervult de rol van c.q. is de juridische werkgever. De werkgever heeft het toezicht en geeft feitelijk leiding. De payroll-onderneming betaalt het loon, voert alle relevante administratie-activiteiten uit en draagt de (financiële) risico’s van het werkgeverschap.
x. xxxx: het bruto loon plus eventuele provisie. Jaarlijkse uitkeringen, waaronder gratificaties en vakantiebijslag, alsmede kosten- en overwerkvergoedingen en de toeslag voor bijzondere uren vallen niet onder het begrip loon.
n. in de regel: daar waar in de bovenstaande leden “in de regel” wordt genoemd, wordt bedoeld in een periode van 13 weken meer dan de helft van het aantal weken of vier weken achtereenvolgens.
o. nachtdienst: een dienst waarin de uren tussen 0.00 en 06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen (Arbeidstijdenwet artikel 1:7 lid 1 sub d).
x. xxxxxxxxxxxx: de periode van 1 juli tot en met 30 juni, tenzij door de werkgever een andere periode is vastgesteld.
q. feestdag: de algemeen erkende feestdagen Nieuwjaarsdag, beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, beide Pinksterdagen en de beide Kerstdagen, alsmede de bevrijdingsdag in de lustrumjaren en de jaarlijkse dag waarop de verjaardag van
Z.M. de Koning wordt gevierd.
Verplichtingen van de werkgever
ARTIKEL 3
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werkgever is verplicht in iedere winkel tenminste een exemplaar van deze CAO ter vrije inzage voor de werknemer neer te leggen en voorts op aanvraag van een werknemer hem een exemplaar van deze CAO te verstrekken.
3. De werkgever zet zich in voor een beleid, gericht op gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie voor gelijkwaardige werknemers, ongeacht leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of
geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze, zonder dat er strijdigheid ontstaat met de objectieve vereisten van de functie.
4. De werknemer ontvangt een schriftelijke arbeidsovereenkomst, waarin ten minste worden vermeld:
a. de datum van indiensttreding,
b. de functie, waarin hij wordt aangesteld,
c. de groep, bedoeld in artikel 20, waarin hij is ingedeeld,
d. het aan de functie verbonden loon,
e. eventuele bijzondere voorwaarden.
De werknemer retourneert bij instemming een getekend kopie van de arbeidsovereenkomst aan de werkgever.
5. De werknemer ontvangt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel bepaalde tijd.
In het geval de werknemer wordt aangesteld op een contract voor bepaalde tijd worden eventuele voorafgaande uitzendovereenkomsten, die door een periode van ziekte zijn onderbroken, voor het vaststellen van een mogelijke overgang naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (artikel 7:668a lid 2 BW) samen beschouwd als één arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
6. Wijziging van de arbeidsovereenkomst wordt tijdig schriftelijk kenbaar gemaakt onder vermelding van de datum van ingang. De werknemer retourneert bij instemming een getekend kopie van de gewijzigde arbeidsovereenkomst aan de werkgever.
7. De werkgever mag geen arbeidsvoorwaarden overeenkomen, die in strijd zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, tenzij er sprake is van afwijking in gunstige zin ten aanzien van medewerkers, e.e.a. onverlet het bepaalde in
artikel 34 lid 7. Deze afspraken kunnen niet eenzijdig worden aangepast e.e.a. onverlet het bepaalde in art 7:611, 7:613 BW.
8. Voor ieder nieuw dienstverband langer dan zes maanden geldt een proeftijd van twee maanden. De werkgever en de werknemer kunnen schriftelijk geen of een kortere proeftijd overeenkomen. Voor een nieuw dienstverband korter of gelijk aan zes maanden geldt geen proeftijd.
9. De werkgever heeft het recht om voor een partieel leerplichtige werknemer een afzonderlijke arbeidsovereenkomst af te sluiten, waarin worden geregeld de arbeidsduur, een loon naar evenredigheid daarvan, een aangepaste vakantieregeling en het loon over die dagen waarop de betreffende werknemer vrijwillig arbeid verricht.
Represailles
10. Uitgangspunt is dat werknemers gevaarlijke situaties of overtredingen intern melden bij de werkgever en/of de ondernemingsraad. Melding van dergelijke situaties, intern of bij de Inspectie SZW, leidt niet tot represailles.
Streefnormen
11. Gegeven de doelstelling dat moet worden voorkomen dat de werknemer vroegtijdig uitvalt, stelt de werkgever geen normen vast die boven algemeen geldende normen uitgaan. Als er normen worden vastgesteld, zijn dat streefnormen. Een vastgestelde collectieve norm geeft de werkgever de mogelijkheid tijdig, met inachtneming van de Arbo-normen, uitval te voorkomen.
Uitzendbureaus
12. Werkgevers maken alleen gebruik van uitzendbureaus die bij de Stichting Normering Arbeid in het Register Normering Arbeid zijn geregistreerd en voldoen aan NEN 4400, dan wel die geregistreerd zijn als aangemelde onderneming
die bezig zijn met NEN 4400 certificering, dan wel indien het een buitenlands uitzendbureau betreft, die aan gelijkwaardige voorwaarden voldoet, hetgeen kan blijken uit registratie in het Register van Vereniging Registratie Ondernemingen.
Verplichtingen van de werknemer
ARTIKEL 4
1. De werknemer is verplicht alles te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten; daaronder valt in ieder geval het zich houden aan reglementen en voorschriften en het stipt opvolgen van redelijke orders en instructies van leidinggevenden.
2. De werknemer is onder meer verplicht:
a. geen geld van de werkgever eigenmachtig of als voorschot ten eigen bate op te nemen of in te houden;
b. zich geen goederen van de werkgever buiten de geldende verkoopvoorwaarden toe te eigenen;
c. zonder schriftelijke toestemming van de werkgever geen andere goederen te (doen) verkopen of ten verkoop in voorraad te hebben dan die van de werkgever;
d. zich door een arts te laten onderzoeken, wanneer de werkgever dit, na overleg met hem, nodig oordeelt en de kosten daarvan voor zijn rekening neemt;
e. zowel gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst als na beëindiging daarvan strikte geheimhouding te betrachten ten aanzien van zaken en personen betreffende het bedrijf van de werkgever, waarvan openbaarmaking in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid en het fatsoen, die in het maatschappelijk verkeer betamelijk zijn.
Verbod op nevenarbeid
ARTIKEL 5
1. Het is de werknemer in volledige dienst verboden zonder toestemming van zijn werkgever betaalde of onbetaalde arbeid voor derden te verrichten, indien deze arbeid een dusdanig beslag legt op de tijd van de betrokken werknemer, dat de vervulling van zijn functie daaronder lijdt.
2. De werkgever zal geen persoon te werk stellen, die al een arbeidsovereenkomst heeft bij één of meer andere werkgevers voor de normale arbeidsduur.
Arbeidstijden en arbeidsduur
ARTIKEL 6
1. De werkgever stelt de arbeidstijden vast, waarbij hij rekening houdt met artikel 6 t/m 10 van deze CAO en de Arbeidstijdenwet en de Wet flexibel werken (Wfw). Uitgangspunt bij de indeling van de dagelijkse arbeidstijd is dat deze zoveel mogelijk aaneengesloten zal zijn.
2. De normale arbeidsduur bedraagt:
a. gemiddeld 40 uur per week berekend per periode van vier aaneensluitende weken, waarbij deze perioden elkaar niet mogen overlappen,
b. ten hoogste negen uur per dag.
Onder de normale arbeidsduur vallen niet de uren waarmee in enige week een arbeidstijd van 45 uur is overschreden.
3. a. Bij het opstellen van roosters wordt rekening gehouden met de (structurele) afspraken die met de werknemer zijn gemaakt over zijn arbeidstijden. Wijziging van deze afspraken vindt plaats in overleg met de betrokken werknemer. Een verzoek van de werknemer tot wijziging wordt gehonoreerd indien dit redelijkerwijs mogelijk is.
b. Bij het opstellen van de roosters wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met aanvullende wensen van de werknemer.
c. Van de overeengekomen arbeidsduur wordt minimaal 50% vastgelegd als structurele arbeidstijd.
d. Bij de vaststelling van de arbeidstijden wordt volledig rekening gehouden met afspraken over kinderopvang.
e. Van de bedrijfstijd minus de overeengekomen arbeidsduur wordt, binnen de bedrijfstijd, minimaal 50% aangemerkt als vaste vrije tijd. In de vaste vrije tijd zijn in ieder geval twee avonden per week inbegrepen. Inzet van de werknemer op uren die zijn aangemerkt als vaste vrije tijd is alleen mogelijk op vrijwillige basis.
f. Roosters en arbeidstijden worden tijdig bekend gemaakt. Dit betekent dat:
- het volledige rooster minimaal één volle week voor aanvang bekend wordt gemaakt behoudens onvoorziene omstandigheden. Indien voor de werknemer het rooster niet één week van tevoren bekend is gemaakt, kan de werknemer slechts worden verplicht om te werken op zijn structurele arbeidstijd;
- roostervrije uren, alsmede een vaste vrije dag uiterlijk twee weken tevoren bekend wordt gemaakt.
4. Indien tijdens een pauze bij uitzondering toch moet worden gewerkt, moet de gewerkte tijd betaald worden in geld of tijd. Misbruik van het werken in pauzes kan gemeld worden bij de Vaste Commissie (zie artikel 30, Naleving van de CAO).
5. De werknemer die op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt, heeft recht op een warme maaltijd van redelijke kwaliteit.
6. De werknemer kan op de avonden van Xxxxx Xxxxxxx en 4 mei (Dodenherdenking) na 19.00 uur niet worden verplicht om te werken. De werknemer kan niet worden verplicht om op de avond van 5 december na 18.00 uur te werken.
7. De werknemer in de winkel kan niet worden verplicht om meer dan twee avonden per week te werken, tenzij de werknemer op grond van de bepalingen in bijlage 4A verdergaande historische rechten heeft. Op individuele basis in overleg tussen de werkgever en de werknemer kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt.
8. De werknemer, in dienst voor 1 juni 2008, kan niet worden verplicht om meer dan 12 zaterdagen per jaar te werken, tenzij de werknemer verdergaande historische rechten heeft. Zie ook bijlage 4A voor de historische rechten. De werkgever en werknemer kunnen in overleg afwijkende afspraken maken.
9. a. Op zondagen en op feestdagen wordt geen arbeid verricht, tenzij bijzondere omstandigheden zulks noodzakelijk maken en de desbetreffende wettelijke bepalingen zich daartegen niet verzetten.
b. De werknemer kan niet tot het werken op zondag, Hemelvaartsdag of Eerste Kerstdag worden verplicht.
c. De werknemer kan bij voorrang een vrije dag (vakantie of ADV) opnemen op een voor hem geldende religieuze feestdag, tenzij gewichtige bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
Xxxxxxxxxxx
00. Alle werkelijke in opdracht van de werkgever gewerkte tijd, moet worden beloond in tijd of geld.
11. In geval er sprake is van een structurele situatie dat een werknemer meer uren werkt dan is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, zal de werkgever deze arbeidsovereenkomst aanpassen aan de feitelijke situatie. Aanpassing kan maximaal plaatsvinden tot de normale arbeidsduur.
a. In het geval er sprake is van een structurele wijziging van het aantal te werken uren, wordt de arbeidsovereenkomst direct aangepast.
b. Indien een werknemer gedurende drie achtereenvolgende loonperioden van vier weken / één maand, inclusief eventuele roostervrije uren, meer uren heeft gewerkt dan in de arbeidsovereenkomst is bepaald zal de werkgever de arbeidsovereenkomst aanpassen aan het gemiddeld aantal uren dat de werknemer in voornoemde periode heeft gewerkt, tenzij er sprake is van tijdelijke incidentele situaties, zoals:
- vervanging wegens arbeidsongeschiktheid;
- vervanging wegens zwangerschap;
- vervanging tijdens verlof;
- extra uren in vakantieperiode (juli/augustus) en in verband met feestdagen.
Bij kortdurende incidentele situaties wordt de meetperiode verlengd met de duur daarvan.
Aanpassing van de arbeidsovereenkomst vindt niet plaats indien de werknemer dit niet wenst.
12. De werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft voor minder dan de normale arbeidsduur, maar meer uren werkt dan de arbeidsovereenkomst aangeeft, heeft naast recht op loon voor de extra gewerkte uren, recht op aanvullende opbouw van vakantie, vakantiegeld, roostervrije uren, opbouw van pensioen, VUT (indien van toepassing) en sociale verzekeringsrechten, tenzij de extra gewerkte uren door betaalde vrije uren worden gecompenseerd.
13. De werkgever zal verzoeken van de werknemer om verkorting van de arbeidsduur met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandelen. De belangen van de werkgever en de werknemer zullen worden afgewogen. Beslissingen kunnen op zorgvuldigheid worden getoetst door de Vaste Commissie.
14. Ter verwezenlijking van een vijfdaagse werkweek wordt door de werknemer op 52 dagen per jaar geen arbeid verricht, los van de overige vrije dagen ten
gevolge van overwerk, feestdagen, vakantie, tijdsparen en buitengewoon verlof.
15. De werkgever stelt de in het voorgaande lid genoemde 52 vrije dagen vast, waarbij hij rekening houdt met de wensen van de werknemer.
De vrije dagen worden in ieder geval zodanig vastgesteld, dat deze zoveel mogelijk als hele vrije dagen en over het hele jaar verspreid kunnen worden genoten.
16. De werknemer, die gedurende het hele jaar wekelijks een vaste vrije dag heeft, wordt geacht zijn vrije dag genoten te hebben, indien deze dag samenvalt met een feestdag als bedoeld in artikel 2 sub p.
17. De werknemer die in één werkweek zes dagen heeft gewerkt, heeft recht op compensatie van deze dag binnen twee periodes (van vier weken of één maand). Een aaneengesloten werkperiode kan niet langer dan zes dagen duren.
18. De werknemer in volledige dienst die de normale arbeidsduur werkt, kan op zijn verzoek één dag per week korter gaan werken. Dit kan voor de duur van maximaal één jaar voorafgaand aan aanvang van het pensioen. Tegelijkertijd wordt vastgelegd op welke datum de werknemer met de VUT of pensioen zal gaan. Het nieuwe loon bedraagt in dat geval 90% van het tot dan toe verdiende loon.
Arbeidsduurverkorting
ARTIKEL 7
1. a. De werknemer met een normale wekelijkse arbeidsduur van 40 uur heeft recht op arbeidsduurverkorting van 156 roostervrije uren per kalenderjaar.
b. De werknemer met een normale wekelijkse arbeidsduur van minder dan 40 uur, heeft naar rato van zijn wekelijkse arbeidsduur recht op een evenredig deel van het onder a. genoemde aantal roostervrije uren.
c. De werknemer met wie het dienstverband in de loop van het kalenderjaar wordt aangegaan dan wel beëindigd, heeft naar rato van de lengte van het dienstverband in dat jaar recht op een evenredig deel van de onder a.
genoemde en eventueel op grond van b aangepast aantal roostervrije uren.
d. Roostervrije uren worden ofwel ingeroosterd, of worden aangewend voor tijdsparen, waarbij de werknemer op grond van artikel 16 lid 2 van de CAO het recht behoudt om maximaal 50% van de roostervrije uren aan te mogen wenden voor tijdsparen.
2. De roostervrije uren worden in overleg met de ondernemingsraad vastgesteld. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad worden de roostervrije uren na overleg met de werknemers door de werkgever vastgesteld. De werkgever zal rekening houden met de wensen van de werknemers.
Indien over de in de onderneming geldende regelingen geen duidelijkheid bestaat, zullen de roostervrije uren worden toegekend door ten minste:
- een halve roostervrije dag per twee weken of
- een hele roostervrije dag per vier weken.
3. De roostervrije uren zullen niet samenvallen met buitengewoon verlof, feestdagen of vakantiedagen.
4. Bij volledige arbeidsongeschiktheid worden de op te bouwen roostervrije uren geacht direct te zijn opgenomen. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden roostervrije uren naar evenredigheid opgebouwd. Eerder opgebouwde roostervrije uren die volgens het rooster samenvallen met arbeidsongeschiktheid worden na afloop van de arbeidsongeschiktheid opnieuw ingeroosterd. Bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling geldt het voorgaande in dit lid niet.
5. Indien de arbeidsduurverkorting is geregeld door een structurele verlaging van de dagelijkse arbeidstijd, worden geen vervangende uren gegeven bij arbeidsongeschiktheid en bij het samenvallen met buitengewoon verlof- en feestdagen.
6. a. De roostervrije uren voor de werknemer in volledige of onvolledige dienst kunnen worden uitbetaald door een toeslag van 8,1% op het loon. Voorwaarde is dat zowel de werkgever als de werknemer instemmen met uitbetaling. Deze afspraak kan worden herzien op basis van dezelfde voorwaarde.
b. De roostervrije uren voor hulpkrachten kunnen worden uitbetaald door middel van een toeslag van 8,1% op het loon.
c. De toeslag van 8,1% wordt ook betaald over het loon dat tijdens vakantiedagen wordt doorbetaald.
7. In afwijking van lid 2 (en rekening houdend met lid 1 onder d) kunnen voor (assistent-) bedrijfsleiders maximaal 52 roostervrije uren per jaar (uitgaande van een dienstverband van 40 uur per week) worden opgespaard en aangewend ten behoeve van bijvoorbeeld extra vakantie of educatief verlof dan wel naar keuze van de werknemer, worden bestemd ten behoeve van een aanvulling op de pensioenvoorziening. Afspraken hieromtrent worden schriftelijk vastgelegd.
Toeslagen in winkels
ARTIKEL 8
1a. Toeslagen op door-de-weekse dagen tot en met 30 juni 2016 (maandloon) of 20 juni 2016 (periodeloon)
Aan de werknemer in volledige of onvolledige dienst wordt voor elk gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een toeslag van:
a. op maandag tot en met vrijdag
- tussen 00.00 en 06.00 uur 50%
- tussen 20.00 en 21.00 uur 331 3 %
- tussen 21.00 en 24.00 uur 50%
b. op zaterdag
- tussen 18.00 en 24.00 uur 50%
1b. Toeslagen op door-de-weekse dagen per 1 juli 2016 (maandloon) of 20 juni 2016 (periodeloon)
Aan de werknemer in winkels wordt voor elk gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een toeslag van:
op maandag tot en met zaterdag
- tussen 22.00 en 06.00 uur 50%
2. Toeslagen en beloning op zon- en feestdagen
Voor de werknemer in volledige en onvolledige dienst en voor hulpkrachten geldt een toeslag:
a. Wanneer op een zondag (ongeacht of het wel of geen feestdag is) wordt gewerkt, wordt per gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een toeslag van 100%.
b. Wanneer op een feestdag (niet tevens zondag) niet wordt gewerkt, geldt voor de loondoorbetaling de voorwaarde dat de werknemer in de aan de feestdag voorafgaande 12 weken, tenminste op 6 gelijknamige dagen moet zijn ingeroosterd. Het aantal door te betalen uren is dan gelijk aan het aantal uren dat in die periode gemiddeld op de bedoelde dag is gewerkt.
c. Wanneer op een feestdag (niet tevens een zondag) - een dag waarop volgens het rooster normaal wordt gewerkt - wel wordt gewerkt, wordt, naast de doorbetaling op grond van punt b, per gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een (de gehele dag geldende) toeslag van 100%.
3. De toeslag wordt gegeven in vrije tijd of in geld.
4. Indien de toeslag wordt gegeven in vrije tijd geldt:
a. de werkgever neemt de vrije tijd op in het werkrooster en houdt hierbij rekening met de wensen van de werknemer;
b. indien niet binnen zes maanden is gecompenseerd, vindt alsnog uitbetaling plaats.
5. Indien werkzaamheden volgens het werkrooster eindigen op de tijdsgrens van een toeslagpercentage, geldt voor aansluitende werktijd in verband met het afmaken of overdragen van werkzaamheden het toeslagpercentage van het voorafgaande tijdsblok. Dit geldt alleen als deze werkzaamheden binnen een half uur zijn afgerond en een incidenteel karakter hebben.
6. Voor bepaalde werknemers kunnen er historische rechten zijn met betrekking tot toeslagen zoals die in het verleden bestonden. Zie daarvoor bijlage 4B.
7. a. Werknemers die in de eerste helft van 2016 in de regel op toeslaguren werken, kunnen tot 1 juli 2017 als eerste aanspraak maken op de toeslaguren conform het toeslagenvenster per 1 juli 2016 of per periode 7 (20 juni 2016).
b. Werknemers die voor 1 maart 2016 in de regel niet werken op uren binnen het toeslagregime kunnen na 1 juli 2016 of na periode 7 (20 juni 2016) niet worden verplicht om te worden ingezet doordeweeks van 20 tot 22 uur en op zaterdag van 18 tot 22 uur.
Deze afspraak geldt tot er een nieuwe afspraak is gemaakt in de vernieuwingsagenda en eindigt op 31 december 2017 of periode 1 van 2018
(1 januari 2018).
Afwijkende regels voor werknemers in distributiecentra
ARTIKEL 9
1. De werknemer in volledige of onvolledige dienst kan niet worden verplicht om meer dan één zaterdag in een periode van 4 weken te werken. Op individuele basis in overleg tussen de werkgever en de werknemer kan een afwijkende afspraak worden gemaakt. Zie ook bijlage 4A.
2. De werknemer in het DC in volledige of onvolledige dienst kan niet worden verplicht tot het werken in een nachtdienst.
3. Toeslagen op door-de-weekse dagen.
Aan de werknemer in volledige of onvolledige dienst wordt voor elk gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een toeslag van:
Van maandag tot en met vrijdag
- tussen 20.00 en 22.00 uur 25%
- tussen 22.00 en 06.00 uur 50% Zaterdag
- tussen 06.00 en 18.00 uur 30%
- tussen 18.00 en 06.00 uur 50%
4. Toeslagen en beloning op zon- en feestdagen.
Voor werknemers in volledige en onvolledige dienst en voor hulpkrachten geldt een toeslag:
a. Wanneer op een zondag (ongeacht of het wel of geen feestdag is) wordt gewerkt, wordt per gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een toeslag van 100%.
b. Wanneer op een feestdag (niet tevens zondag) niet wordt gewerkt, geldt voor de loondoorbetaling de voorwaarde dat de werknemer in de aan de feestdag voorafgaande 12 weken, tenminste op 6 gelijknamige dagen moet zijn ingeroosterd. Het aantal door te betalen uren is dan gelijk aan het aantal uren dat in die periode gemiddeld op de bedoelde dag is gewerkt.
c. Wanneer op een feestdag (niet tevens een zondag) - een dag waarop volgens het rooster normaal wordt gewerkt - wel wordt gewerkt, wordt, naast de doorbetaling op grond van punt b, per gewerkt uur het uurloon betaald, verhoogd met een (de gehele dag geldende) toeslag van 100%.
5. De toeslag wordt gegeven in vrije tijd of in geld.
6. Indien de toeslag wordt gegeven in vrije tijd geldt:
- de werkgever neemt de vrije tijd op in het werkrooster en houdt hierbij rekening met de wensen van de werknemer;
- indien niet binnen zes maanden is gecompenseerd, vindt alsnog uitbetaling plaats.
7. Indien werkzaamheden volgens het werkrooster eindigen op de tijdgrens van een toeslagpercentage, geldt voor aansluitende werktijd in verband met het afmaken of overdragen van werkzaamheden het toeslagpercentage van het voorafgaande tijdsblok. Dit geldt alleen indien deze werkzaamheden binnen een half uur zijn afgerond en een incidenteel karakter hebben.
8. Voor bepaalde werknemers kunnen er historische rechten zijn met betrekking tot toeslagen zoals die in het verleden bestonden. Zie daarvoor bijlage 4B.
9. Voor elk in een vriescel gewerkt uur geldt een vriestoeslag van 8% op het uurloon.
10. Voor de chauffeur die niet in een filiaal of kantine kan koffiedrinken en/of ‘s
avonds warm eten geldt:
- een koffievergoeding van € 1,05 per dagdeel (maximaal twee dagdelen).
- op vertoon van een bon een maaltijdvergoeding van € 5,45 per dag, indien de werknemer op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt;
11. a. Voor de chauffeur met een normale wekelijkse arbeidsduur van 40 uur geldt een bonusregeling voor goed rijgedrag en voor schadevrij rijden. Bekeuringen die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag van de chauffeur, komen voor rekening van de chauffeur.
b. Voor goed rijgedrag wordt een bonus van maximaal € 765,00 bruto per kalenderjaar uitgekeerd. De kwaliteit van het rijgedrag wordt vastgesteld door middel van een objectieve analyse van de tachograafgegevens topsnelheid, constant rijgedrag en rempedaalgebruik. Indien op alle drie de criteria een voldoende wordt gescoord, ontvangt de chauffeur de maximale vergoeding. Wordt op één criterium niet een voldoende gescoord, dan wordt
€ 252,00 bruto op de bonus in mindering gebracht. Wordt op twee of meer
criteria geen voldoende gescoord, dan ontvangt de chauffeur geen bonus.
c. Voor schadevrij rijden wordt een bonus van maximaal € 765,00 bruto per kalenderjaar uitgekeerd. Bij schade waarvan de schuld bij de chauffeur ligt, wordt op de bonus het schadebedrag met een maximum van € 252,00 bruto per schadegeval in mindering gebracht. Per kalenderjaar kunnen maximaal drie schadegevallen leiden tot vermindering van de bonus. Bij meer dan drie schadegevallen vervalt de bonus.
d. Voor de werknemer, die minder dan de normale arbeidsduur of slechts een deel van een kalenderjaar in dienst van de werkgever is, gelden deze rechten naar evenredigheid.
12. Ingeval scholing (code 95) voor beroepschauffeurs, waarbij rijbewijs C of D noodzakelijk is, wordt gevolgd in opdracht van de werkgever en/of op grond van een aan de functie verbonden wettelijke verplichting, dienen aan de werknemer de cursuskosten, het examengeld en de reiskosten (volgens de in dat jaar geldende forfaitaire reiskostenvergoeding) te worden vergoed. Voorts zal de werkgever de cursustijd, die overdag wordt gevolgd op de doordeweekse dagen, vergoeden. Deze uren tellen niet mee bij de bepaling van het aantal overuren.
De werkgever heeft de mogelijkheid om, voor aanvang van de opleiding code 95 voor beroepschauffeurs, onderstaande studiekostenregeling aan zijn werknemers voor te leggen.
Deze studiekostenregeling verplicht de werknemer:
- bij ontslagname van de werknemer binnen een jaar na het behalen van het diploma, 75% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen;
- bij ontslagname van de werknemer binnen twee jaar na het behalen van het diploma, 50% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen;
- bij ontslagname van de werknemer binnen drie jaar na het behalen van het diploma, 25% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen.
13. Voor de werknemer in volledige en onvolledige dienst die zich beschikbaar moet houden voor werkzaamheden voortvloeiend uit hoofde van zijn functie, in verband met gebeurtenissen die zich kunnen voordoen, maar niet bij voorbaat te plannen zijn, geldt een consignatieregeling. Per etmaal ontvangt deze werknemer een vergoeding van € 12,16 bruto naast het loon voor de te werken uren (inclusief de reistijd). De vergoeding bedraagt € 36,50 bruto voor een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag.
Overwerk
ARTIKEL 10
1. a. Van overwerk is sprake, indien de werknemer, na overleg tussen de werkgever en de werknemer, opdracht heeft gekregen langer te werken dan de normale arbeidsduur zoals omschreven in artikel 6 lid 2.
b. Overwerk zal zo min mogelijk worden opgedragen.
c. De werknemer van 55 jaar en ouder kan niet tot het verrichten van overwerk worden verplicht.
2. Onder overwerk wordt niet verstaan:
a. de arbeid verricht gedurende niet langer dan een kwartier per dag aansluitend aan de werktijd volgens rooster, wegens drukke werkzaamheden of voor het afmaken van een bepaalde taak; voor deze arbeid geldt geen toeslag, maar de gewerkte tijd wordt uitbetaald of in tijd gecompenseerd;
b. de arbeid verricht voor het inhalen van uren waarop niet gewerkt is wegens bedrijfssluiting op andere dan in artikel 2 sub p genoemde feestdagen, mits deze uren worden ingehaald uiterlijk in de week voorafgaand aan of volgend op de week waarin de sluiting valt;
c. de arbeid verricht op één van de in artikel 6 lid 15 bedoelde 52 vrije dagen, voor zover deze dag voor het einde van het vakantiejaar door een gelijkwaardige vrije dag is vervangen.
3. Voor elk uur overwerk wordt het normale uurloon betaald vermeerderd met een toeslag van 35%, bij voorkeur uitgekeerd in vrije tijd. Deze vrije tijd,
overeenkomende met het bedrag van loon plus toeslag, dient binnen vier weken na het overwerken te worden gegeven. Indien het overwerk niet binnen vier weken is gecompenseerd, heeft de werknemer het recht om te bepalen welke vorm van compensatie wordt toegepast, in tijd, door middel van tijdsparen zoals beschreven in artikel 16, of in geld.
4 Lid 3 van dit artikel geldt niet voor de werknemer ingedeeld in functiegroep E tot en met I.
5. Bij overwerk door leidinggevenden wordt het uurloon betaald naast een daarenboven eventueel geldende overwerktoeslag, tenzij er een afspraak is gemaakt in de individuele arbeidsovereenkomst dat dit voor één of meer uren (tot een maximum van vijf uur) per week reeds in het loon is verdisconteerd en het loon evenredig hoger is dan het van toepassing zijnde bedrag in de loonschalen.
6. Overwerk voor bedrijfsleiders bedraagt nooit meer dan:
a. Per dag: drie uur.
b. Per week: tien uur.
c. Per drie loonperiodes van vier weken: 36 uur.
d. Per drie loonperiodes van één maand: 39 uur.
Arbeidsongeschiktheid
ARTIKEL 11
1. De werknemer, die door ziekte of ongeval niet kan werken, laat dit de werkgever op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid zo spoedig mogelijk doch uiterlijk één uur voor aanvang van zijn dienst weten, tenzij de ziekte zich later openbaart.
2. a. De werknemer, die door ziekte of ongeval niet kan werken, is verplicht zich te houden aan de voorschriften, waaronder de medische en lekencontrole alsmede de aanwijzingen tot re-integratie, die op grond van de wetgeving zijn vastgesteld.
b. Indien de werknemer aangeeft dat de arbeidsongeschiktheid haar oorzaak vindt in zwangerschap of bevalling kan de werkgever vaststelling van die relatie door het UWV eisen.
c. Indien de werknemer zich niet aan de voorschriften en aanwijzingen houdt kan de werkgever besluiten binnen de wettelijke grenzen (een gedeelte van) het loon niet te betalen. De werkgever moet de werknemer hieromtrent schriftelijk informeren.
3. a. De werkgever dient aan de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden, gerekend vanaf de tweede dag van de arbeidsongeschiktheid, gedurende 26 weken het bruto bedrag aan loon uit te keren waarop hij bij normale functie-uitoefening aanspraak zou hebben gehad. Voor de werknemer boven de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen andere bepalingen van toepassing zijn.
b. Als de arbeidsongeschiktheid van de werknemer na de onder a genoemde 26 weken voortduurt, is de werkgever over de hierop volgende 26 weken jegens de werknemer verplicht 90% van het brutoloon waarop hij bij normale functie-uitoefening recht zou hebben gehad, uit te betalen.
c. De werkgever dient gedurende het tweede ziektejaar van de werknemer 80% van het brutoloon uit te betalen over de uren van arbeidsongeschiktheid.
d. Het percentage onder c wordt verhoogd naar 90% van het brutoloon indien werknemer zich voldoende inzet om zijn restverdiencapaciteit te benutten en ook daadwerkelijk arbeid verricht. Op het moment dat door de bedrijfsarts / arbo-arts in het behandelplan wordt bepaald dat de werknemer zijn restverdiencapaciteit absoluut niet kan benutten, ontvangt de werknemer in het tweede ziektejaar 90% van het brutoloon
waarop de arbeidsongeschikte werknemer bij normale functie-uitoefening recht zou hebben gehad. Over de uren die de werknemer werkt naast zijn arbeidsongeschiktheid ontvangt hij zijn normale loon.
Wachtdag
4. a. Bij de eerste ziekmelding per kalenderjaar zal geen wachtdag worden ingehouden. Ziekmeldingen die op grond van de bepalingen in lid 4b geen wachtdag mogelijk maken, laten voor de werknemer een nog bestaand recht op ‘geen wachtdag’ voor de eerste ziekmelding per kalenderjaar voortbestaan.
b. Geen wachtdag wordt ingehouden indien de werknemer arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap of bevalling, een overval, een bedrijfsongeval of een chronische ziekte. Of de werknemer aan een chronische ziekte
lijdt moet blijken uit een doktersverklaring om recht te verkrijgen op het bepaalde in dit lid. Of de arbeidsongeschiktheid haar oorzaak
vindt in zwangerschap of bevalling dient vastgesteld te worden door de verzekeringsarts van het UWV.
c. Indien van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt een wachtdag in te houden, wordt als wachtdag beschouwd de eerste dag of deel van de eerste dag die wordt verzuimd wegens arbeidsongeschiktheid.
Aanvullingen op de loondoorbetaling
5. a. Na 104 weken wachttijd zal door het UWV worden bepaald of de werknemer valt onder de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) of onder de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
Aanvulling WGA
b. De werknemer die onder de regeling WGA valt, ontvangt, met als voorwaarde dat de werknemer ook daadwerkelijk een WGA-uitkering geniet, in het 3e, 4e tot en met het 5e ziektejaar een aanvulling op de WGA- uitkering van maximaal 5% van zijn brutoloon bepaald op basis van uurloon op moment van intreding ziekte. De regeling voor de aanvulling op de WGA- uitkering geldt ook indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd gedurende de periode waarin werknemer een uitkering krachtens de WGA ontvangt.
Aanvulling IVA
c. De werknemer die onder de regeling IVA valt, ontvangt in het 3e ziektejaar waarin werknemer een IVA-uitkering geniet, 90% van zijn brutoloon op moment van intreding arbeidsongeschiktheid. In het 4e, 5e, 6e tot en
met het 7e ziektejaar ontvangt de werknemer, die in deze jaren ook daadwerkelijk een IVA-uitkering geniet, 80% van zijn brutoloon op moment van intreding ziekte. In afwijking van lid 5a kan de IVA-vaststelling ook in het 1e en 2e ziektejaar plaatsvinden. Indien de IVA-indicatie in het eerste ziektejaar wordt vastgesteld, zal de werkgever aan de werknemer met terugwerkende kracht tot de eerste dag van intreding arbeidsongeschiktheid een aanvulling tot 100% van het brutoloon verlenen tot de aanvang van het tweede ziektejaar. In het tweede jaar wordt dit percentage verlaagd naar 90%. Indien de IVA-indicatie in het tweede ziektejaar geschiedt, zal de werkgever met terugwerkende kracht over het gehele eerste ziektejaar 100% van het brutoloon aan de werknemer uitbetalen en over het gehele tweede ziektejaar 90%. De regeling voor de aanvulling op de IVA-uitkering geldt ook indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd gedurende de periode waarin werknemer een uitkering krachtens de IVA ontvangt.
d. Indien de werknemer, na twee ziektejaren voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht en als gevolg van arbeidsongeschiktheid geen volledig loon ontvangt, zal hij voor de 3 jaren volgende op het tweede ziektejaar een aanvulling tot maximaal 5% van het dan geldende brutoloon ontvangen, zoals genoten per aanvang ziekte. Deze aanvulling tot maximaal 5% wordt alleen verlaagd op het moment dat de inkomsten van de werknemer uit loon en/of uitkeringen het bedrag aan geld van het
volledig brutoloon overschrijden. De regeling van de 5% aanvulling geldt ook
indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd gedurende de periode waarin werknemer deze aanvulling genoot.
6. a. De werknemer, die een uitkering geniet krachtens de WAO, ontvangt gedurende maximaal twee jaar een aanvulling, zodat de werknemer in totaal het volgende percentage van het bruto bedrag ontvangt waarop hij bij normale functie-uitoefening aanspraak zou hebben gehad:
- in het eerste jaar waarin WAO wordt genoten: 95% van het brutoloon,
- in het tweede jaar waarin WAO wordt genoten: 90% van het brutoloon.
b. Deze aanvulling geldt niet:
- voor de werknemer die bij aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid nog geen twee jaar in dienst van werkgever was.
- voor de werknemer die bij de werkgever reeds een volledige aanspraak (in tijd en in omvang) op de aanvulling op de WAO-uitkering heeft genoten.
- voor de heringetreden arbeidsgehandicapte werknemer die na zijn herintreden nog geen zes jaar in dienst van werkgever was.
c. Deze aanvulling geldt wel:
- in het geval dat een heringetreden arbeidsgehandicapte werknemer na zijn eerdere arbeidsongeschiktheid (of arbeidsongeschiktheden) niet de volledige aanspraak heeft genoten: voor de resterende tijd en/of omvang.
- in het geval dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid optreedt na meer dan zes jaar na herintreden.
d. De regeling voor de WAO-aanvulling uit dit lid geldt ook indien de arbeidsovereenkomst geëindigd is gedurende de WAO-periode.
7. De in dit artikel bedoelde uitkeringen c.q. aanvullingen zijn niet verschuldigd indien en voor zover:
a. aan de werknemer de wettelijke uitkering niet of niet meer wordt toegekend.
b. de werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid dan wel uit hoofde van een door hem overkomen ongeval een vordering tot schadevergoeding tegen derden kan doen gelden; dit geldt tevens voor de aanvulling op grond van het recht op vakantietoeslag.
In een zodanig geval zal de werkgever de in dit artikel bedoelde aanvullingen aan de werknemer slechts betalen bij wijze van voorschot op de schadevergoeding.
De werknemer wordt geacht zijn recht op schadevergoeding ten bedrage van het voorschot aan de werkgever te hebben overgedragen en is desverlangd verplicht een hierop betrekking hebbende akte van cessie te tekenen.
De werkgever zal het voorschot met de uit te keren schadevergoeding verrekenen.
8. Gedurende de arbeidsongeschiktheid van de werknemer blijven de verplichtingen van de werkgever en de werknemer betreffende de te betalen pensioenpremie(s) onverminderd gehandhaafd, tenzij het pensioenreglement anders bepaalt.
9. Een handleiding voor de toepassing van dit artikel is opgenomen in bijlage 3.
Re-integratie
ARTIKEL 12
Bij re-integratie gelden de volgende bepalingen:
1. Primair wordt gezocht naar re-integratie bij de eigen werkgever. In geval van re- integratie bij een andere werkgever (externe re-integratie) dient sprake te zijn van detachering, terugkeergarantie of een arbeidsovereenkomst met een gelijke looptijd.
2. Bij interne re-integratie in een functie met lagere arbeidsvoorwaarden garandeert de werkgever de werknemer, gerekend vanaf de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid voor het eerste jaar een loondoorbetaling van 100% van zijn laatst verdiende loon. Voor het tweede en derde jaar bedraagt deze loondoorbetaling 95% respectievelijk 90%.
3 Bij externe re-integratie in een functie met een lager loon ontvangt de (oud-) werknemer van de (oud-)werkgever, gerekend vanaf de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid voor het eerste jaar een aanvulling tot 100% van zijn oude loon, het tweede jaar een aanvulling tot 90% en het derde jaar tot 80%. De externe re-integratie geschiedt overigens op basis van gelijkwaardige (secundaire) arbeids- voorwaarden, tenzij tussen de betrokken werkgevers en de werknemer anders is overeengekomen.
4. Indien de werknemer een deskundigenoordeel (voorheen second opinion) aanvraagt, is de werkgever, één keer per kalenderjaar, verplicht het loon gedurende de procedureperiode met een maximum van 4 weken
overeenkomstig artikel 11 volledig door te betalen. Indien de werknemer in het gelijk wordt gesteld, behoudt hij het recht op doorbetaling bij een tweede deskundigenoordeel.
Uitkering bij overlijden
ARTIKEL 13
Bij overlijden van de werknemer ontvangen zijn nagelaten betrekkingen van de werkgever het loon over de week waarin het overlijden plaatsvindt, los van de uitkering waarop de betrokken personen krachtens de wet recht hebben.
Vakantie
ARTIKEL 14
1. De werknemer heeft bij een normale arbeidsduur recht op 24 werkdagen of 192 uur vakantie met behoud van loon per vakantiejaar.
Voor de werknemer, die minder dan de normale arbeidsduur of slechts een deel van een vakantiejaar in dienst van de werkgever is, gelden deze rechten naar evenredigheid.
2. a. De werkgever is verplicht om de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen om vakantie op te nemen waarop de werknemer op grond van lid 1 van dit artikel recht heeft.
b. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
c. Indien de werkgever niet binnen 2 weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.
d. Voor de werkgever is het echter ongeacht het bovenstaande toegestaan nadere regelen te stellen voor het opnemen van de vakantie; met name kunnen hierbij regelen worden gesteld ter voorkoming van het bijeentellen van vakantiedagen, verkregen in opeenvolgende vakantiejaren, alsmede ten aanzien van het doen samenvallen van de aaneengesloten vakantie met eventueel verplichte sluitingsperioden.
3. De aaneengesloten vakantie zal zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september worden genoten. De werknemer heeft hierbij in een vakantiejaar recht op een aaneengesloten vakantie van tenminste drie weken.
4. a. Voor aanspraak op extra vakantiedagen op grond van diensttijd of leeftijd van de werknemer is zijn situatie bij de aanvang van het vakantiejaar bepalend.
b. De diensttijdvakantie bedraagt bij:
- 25 tot 40 dienstjaren: drie extra vakantiedagen per vakantiejaar;
- 40 of meer dienstjaren: vijf extra vakantiedagen per vakantiejaar.
c. De leeftijdsvakantie bedraagt bij een leeftijd van:
- 50 tot 55 jaar: één extra vakantiedag per vakantiejaar;
- 55 tot 60 jaar: twee extra vakantiedagen per vakantiejaar;
- 60 jaar of meer: vier extra vakantiedagen per vakantiejaar.
d. De in b en c genoemde vakantiedagen worden niet bij elkaar opgeteld, het hoogste aantal geldt.
5. Bij arbeidsongeschiktheid, geldt geen beperking in de opbouw van vakantiedagen.
6. Vervanging van de wettelijke vakantiedagen door uitbetaling van een geldbedrag is slechts geoorloofd bij of in verband met het einde van de arbeidsovereenkomst. Uitbetaling in geld is echter in dit laatste geval verplicht, indien de werknemer dit wenst. De werkgever is verplicht de werknemer de
resterende aanspraak op vakantie in dagen of uren te verlenen, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.
Vakantietoeslag
ARTIKEL 15
1. a. Eenmaal per jaar, uiterlijk in de maand mei, zal de werkgever aan de werknemer een vakantietoeslag uitbetalen ter grootte van 8% van het door hem in het voorafgaande jaar verdiende loon.
b. Ten hoogste een derde deel van deze vakantietoeslag mag desgewenst op een vroeger tijdstip in hetzelfde vakantiejaar worden uitbetaald.
c. De werknemer, wiens dienstverband eindigt, ontvangt een vakantietoeslag over de periode, waarover hij nog geen vakantietoeslag heeft genoten.
2. De werknemer heeft ook gedurende de periode, dat hij arbeidsongeschikt is, recht op vakantietoeslag, waarbij de vakantietoeslag, die uitgekeerd wordt via de sociale verzekeringswetten, in mindering wordt gebracht.
Tijdsparen
ARTIKEL 16
1. De werknemer kan tijd sparen om op een later tijdstip op te nemen voor langdurig verlof. Op de gespaarde vrije tijd is de wettelijke verjaringstermijn niet van toepassing. Het te sparen tijdsaldo bedraagt maximaal zes maanden.
2. Voor sparen komen in aanmerking:
- de bovenwettelijke vakantie, dit zijn (bij de normale arbeidsduur) de vakantierechten boven 20 dagen of 160 uur per jaar;
- 50% van de ADV-uren, dit zijn bij de normale arbeidsduur 78 uur per jaar (zie ook artikel 7 lid 1 sub d);
- overwerkcompensatie (zie artikel 10 lid 3).
3. Het verlof als bedoeld in lid 1 van dit artikel dient de werknemer zolang van tevoren aan te vragen als de duur van het verlof, evenwel met een minimum van drie maanden, waarna het verlof in overleg tussen werkgever en werknemer wordt vastgesteld. Een geschil hierover kan worden voorgelegd aan de Vaste Commissie.
4. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt de resterende gespaarde vrije tijd uitbetaald op basis van het dan geldende uurloon.
Buitengewoon verlof
ARTIKEL 17
1. Voor het deelnemen aan of het bijwonen van de navolgende gebeurtenissen wordt, gedurende de vermelde tijd verlof met behoud van loon toegestaan, wanneer de werknemer daarbij anders niet aanwezig kan zijn.
a. huwelijk (geregistreerd partnerschap is gelijkgesteld aan het huwelijk)
- eigen huwelijk met inbegrip van ondertrouw: drie dagen;
- huwelijk van xxxxx, pleeg- of stiefkinderen, ouders en schoonouders, broers en zusters, zwagers en schoonzusters, grootouders en kleinkinderen: één dag;
- 25-, 40- en 50-jarig eigen huwelijkfeest of dat van ouders of schoonouders: één dag.
b. overlijden
- overlijden van de echtgenote/echtgenoot, inwonende eigen, pleeg- of
- stiefkinderen: vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie;
- overlijden van ouders en schoonouders, niet inwonende eigen, pleeg- of stiefkinderen, schoondochters en schoonzoons gedurende één dag (tussen de dag van overlijden en begrafenis of crematie) alsmede voor het bijwonen van de begrafenis/crematie: één dag;
- overlijden of begrafenis/xxxxxxxx xxx xxxxxxxxxxx, broers en zusters, zwagers en schoonzusters: één dag.
c. overige
- noodzakelijk bezoek aan arts, tandarts, therapeut of polikliniek;
- arbeidsverhindering wegens het vervullen van een krachtens de wet opgelegde verplichting, indien en voor zover de vervulling van deze verplichting niet kan geschieden in de vrije tijd: ten hoogste één dag;
- het voltooien van een reeds begonnen studie uit hoofde van een BBL-opleiding detailhandel met leerovereenkomst en/of de
slagersvakopleiding, indien en voor zover de leerling 17 jaar is en er daarvoor geen wettelijke compensatieregeling bestaat: één dag per week.
2. In de periode van vijf jaar voorafgaande aan zijn pensionering heeft een werknemer eenmaal recht op maximaal vijf dagen verlof met behoud van loon voor het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op zijn pensionering.
3. Een werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor het bijwonen van vergaderingen van organen en commissies van publiekrechtelijke organen, indien hij van een dergelijk orgaan of commissie deel uitmaakt.
4. In alle bovengenoemde gevallen dient de werknemer direct de werkgever in kennis te stellen van de noodzaak om van het buitengewoon verlof gebruik te maken.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, sub a (2e en 3e gedachtestreepje) en b wordt met huwelijk gelijkgesteld duurzame samenlevingsvormen, die van tevoren aan de werkgever kenbaar zijn gemaakt.
Schorsing
ARTIKEL 18
1. De werkgever mag een werknemer schorsen met inhouding van loon bij:
a. gebleken gemis aan ijver en plichtsbetrachting, met een maximum van twee dagen;
b. het zich niet houden aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5 lid 1, met een maximum van twee dagen;
c. aanwezigheid van een dringende reden tot ontslag, als bedoeld in artikel 7:678 BW, indien de werkgever nog niet tot ontslag wil overgaan, met een maximum van twee weken;
d. verdenking van een vergrijp, dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 BW zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken; de inhouding van loon kan maximaal drie weken duren. Onmiddellijk zal een onderzoek worden ingesteld of het vergrijp inderdaad is begaan. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan zal het ingehouden loon alsnog worden uitbetaald en zal de werknemer worden gerehabiliteerd.
2. De schorsing dient schriftelijk te worden bevestigd met vermelding van de reden en de duur van de schorsing.
Einde arbeidsovereenkomst
ARTIKEL 19
1. Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
2. De arbeidsovereenkomst eindigt:
a. in geval van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd van rechtswege na het verstrijken van de tijd waarvoor de overeenkomst is aangegaan, zonder dat enige opzegging is vereist. Het is mogelijk om een contract voor bepaalde tijd tussentijds op te zeggen als bedoeld onder lid 2c van dit artikel, mits opgenomen in de arbeidsovereenkomst;
b. door schriftelijke instemming met een opzegging of een beëindigingsovereenkomst; als de werkgever niet binnen twee werkdagen na instemming of in de beëindigingsovereenkomst niet wijst op de bedenktermijn van veertien dagen waarin de werknemer zonder opgaaf van reden haar instemming kan herroepen of de overeenkomst schriftelijk kan ontbinden, dan geldt een bedenktijd van drie weken;
c. door schriftelijke opzegging, na verkregen ontslagvergunning van het UWV wanneer de werkgever opzegt, onder opgave van de reden door de werkgever of de werknemer;
x. door schriftelijke opzegging op of wegens het bereiken van de AOW- gerechtigde leeftijd door de werknemer, tenzij werkgever en werknemer xxxxxx xxxxxxxxxxxx;
e. bij overlijden van de werknemer;
f. door ontslag op staande voet wegens dringende reden;
g. door ontbinding door de kantonrechter;
h. door opzegging gedurende de proeftijd.
3. De opzegging onder 2c van de dienstbetrekking vindt plaats tegen de eerste dag van een kalendermaand. Bij opzegging geldt een opzegtermijn (artikel 7:672 BW) die bedraagt:
- bij maandloners: tenminste één maand;
- bij periodeloners (vier weken): tenminste vier weken.
4. De werkgever informeert de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van minimaal 6 maanden van rechtswege eindigt, over het wel of niet voortzetten van de
arbeidsovereenkomst. In het geval de werkgever de arbeidsovereenkomst wenst voort te zetten, meldt deze de voorwaarden waaronder. Indien de werkgever deze verplichting niet is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan een maandloon. Indien de werkgever deze verplichting niet tijdig is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd.
5. Bij het verlengen van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gelden de bepalingen van artikel 7:668a BW. De in artikel 7:668a BW bepaalde ketenregels zijn niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst:
a. die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
b. met een werknemer die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.
Bij een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt de keten als bedoeld in artikel 7:668a lid 1 BW verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal overeenkomsten tot ten hoogste zes. Voor de vaststelling of het aantal arbeidsovereenkomsten is
overschreden worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
6. De werkgever is op grond van de artikelen 7:673 – 7:673d BW aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten
minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is opgezegd, ontbonden of na een einde van rechtswege niet aansluitend is voortgezet door de werkgever.
De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst:
a. geschiedt voor de dag waarop de werknemer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen;
b. geschiedt in verband met of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of een nadere leeftijd waarop voor de werknemer recht op pensioen ontstaat; of
c. het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Voor de bepaling van de duur van 24 maanden worden de maanden waarin de gemiddelde omvang van de door de werknemer verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen, tot het bereiken van de achttienjarige leeftijd buiten beschouwing gelaten.
Functie-indeling en beloning
ARTIKEL 20
1. De werknemer wordt uitsluitend op grond van de door hem te verrichten werkzaamheden ingedeeld in één van de functiegroepen van het referentiefunctieraster dat is opgenomen in bijlage 1.
Voor een nadere uitwerking van functiewaardering wordt verwezen naar het handboek functiewaardering dat onderdeel uitmaakt van de CAO.
2. De werknemer kan beroep aantekenen tegen de indelingsbeslissing. De beroepsprocedure is opgenomen in het handboek functiewaardering.
3. a. Het loon van de werknemer ingedeeld in één van de functiegroepen is
ten minste gelijk aan het voor zijn leeftijd, dan wel voor zijn functiejaren, vastgestelde bedrag genoemd in de loonschalen in bijlage 2.
b. De werknemer die 13 of 14 jaar is, ontvangt het loon van een 15-jarige.
c. In afwijking van het bepaalde in lid 3 onder a, gelden voor langdurig werklozen die via bemiddeling door het UWV in dienst treden voor het verrichten van eenvoudige werkzaamheden, die volgens de functiegroepindeling structureel in functiegroep A ingedeeld moeten
worden, voor de duur van maximaal één jaar de lonen zoals vermeld in bijlage 2. Onder een langdurig werkeloze wordt verstaan een persoon die langer dan 12 maanden zonder onderbreking als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij de daarvoor ingestelde instantie.
4. a. Behoudens de situatie, zoals bedoeld in lid 5, wordt aan de werknemer in de functiegroep A die, na het bereiken van de 18-jarige leeftijd, één
jaar in de functiegroep heeft doorgebracht, één functiejaar toegekend. Behoudens de situatie, zoals bedoeld in lid 5, worden aan de werknemer in de functiegroepen B t/m E die, na het bereiken van de 18-jarige leeftijd, respectievelijk één, twee of drie jaren in de functiegroep heeft doorgebracht, respectievelijk één, twee of drie functiejaren toegekend.
Aan de werknemer in de functiegroepen B t/m E die na het bereiken van de 23-jarige leeftijd respectievelijk vier of vijf jaren in de functiegroep heeft doorgebracht, waarbij maximaal drie jaren meetellen die voor het bereiken van de 23-jarige leeftijd in de functiegroep zijn doorgebracht, worden respectievelijk vier of vijf functiejaren toegekend.
De toekenning geschiedt steeds per 1 januari van enig jaar. Een onderneming die op structurele basis van de datum van 1 januari wil afwijken is hiertoe na melding bij de Vaste Commissie (artikel 30) gerechtigd. De datum van toekenning mag dan niet later vallen dan 1 april van enig jaar.
b. Aan de werknemer in de functiegroepen B t/m D die, na het bereiken van de 17-jarige leeftijd één jaar in de betreffende functiegroep heeft doorgebracht, wordt één functiejaar toegekend. Aan de werknemer in de
functiegroepen B t/m D, die na het bereiken van de 17-jarige leeftijd twee jaar in de betreffende functiegroep heeft doorgebracht, wordt een tweede functiejaar toegekend.
c. De werknemer in de functiegroepen F t/m I heeft na vijf functiejaren tenminste aanspraak op het in de loonschalen bij vijf functiejaren vermelde bedrag.
5. Aan de werknemer in de groepen D en E kan éénmaal de toekenning van een functiejaar worden onthouden indien de werknemer aantoonbaar onvoldoende functioneert. In dat geval zal de werkgever dit grondig gemotiveerd schriftelijk aan de werknemer mededelen.
6. Bij een kortere dan de normale arbeidsduur is het loon naar evenredigheid lager.
7. Betaalperiode: vier weken- en maandloon.
In de loonschalen is steeds het loon per uur, per vier weken en per maand vermeld. Het periodeloon is berekend door het bedrag per uur te
vermenigvuldigen met factor 160 en het bedrag per maand door het uurloon te vermenigvuldigen met factor 174.
8. Het is de werkgever toegestaan het loon afhankelijk te stellen van de behaalde omzet, mits het premie- of provisiestelsel zodanig wordt opgesteld, dat, maximaal over een tijdvak van een jaar genomen, gemiddeld de in dit artikel genoemde lonen worden bereikt.
Loonaanpassingen
ARTIKEL 21
1. a. - per de 1e dag van de 1e periode 2014 (31 december 2013 bij periodeloon) of 1 januari 2014 (maandloon) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 1,25%. De door werkgevers vrijwillig gegeven loonsverhoging van deze datum wordt hiermee verrekend;
- per de 1e dag van de 1e periode 2015 (29 december 2014 bij periodeloon) of 1 januari 2015 (maandloon) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 1,25%. De door werkgevers vrijwillig gegeven loonsverhoging van deze datum wordt hiermee verrekend;
- per de 1e dag van de 4e periode 2016 (28 maart 2016 bij periodeloon) of 1 april 2016 (maandloon) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 1,75%;
- per de 1e dag van de 1e periode 2017 (2 januari 2017 bij periodeloon) of 1 januari 2017 (maandloon) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 0,75%.
b. Het loon van de medewerker van 22 jaar wordt per periode 7 (20 juni 2016 bij periodeloon) of 1 juli 2016 (maandloon) aangepast naar het niveau van 23 jaar.
2. Bij de berekening van de aanpassing van de loonschalen in deze CAO wordt uitgegaan van de niet afgeronde periodelonen zoals CAO-partijen die sedert 1992 bijhouden. Sinds 1 april 2008 vormen niet afgeronde uurlonen de basis. Daaruit worden periode- en maandlonen berekend.
Plaatsvervanging
ARTIKEL 22
1. De werknemer, die een hogere functie vervangt, heeft gedurende de tijd van vervanging recht op een toeslag van tenminste 15% van het bedrag bij nul functiejaren in de schaal waarin de te vervangen functie is ingedeeld. Loon plus toeslag mogen echter niet meer bedragen dan het bedrag bij nul functiejaren in de schaal waarin de te vervangen functie is ingedeeld.
2. Het in lid 1 bepaalde geldt niet:
a. bij ambtshalve vervanging;
b. bij vervanging ten gevolge van vakantie;
c. bij vervanging die korter dan vier weken duurt.
Dienstwoning
ARTIKEL 23
Indien een werknemer een dienstwoning ter beschikking wordt gesteld, mag zijn loon worden verminderd met een bedrag gelijk aan de huurwaarde van de woning, zoals deze waarde voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van de inkomsten- en/of loonbelasting is vastgesteld. Deze aftrek mag niet meer bedragen dan 15% van zijn loon.
Hulpkrachten
ARTIKEL 24
Hulpkrachten (artikel 2 sub h) zullen minimaal twee uur per week te werk worden gesteld en betaald, met uitzondering van de gevallen waarin het Burgerlijk Wetboek anders voorschrijft.
Oproepkrachten
ARTIKEL 25
1. Oproepkrachten (artikel 2 sub j) met een nulurencontract zijn niet verplicht om aan de oproep van de werkgever gehoor te geven.
2. Oproepkrachten ontvangen tenminste het voor hen geldende wettelijk minimum (jeugd)loon, met dien verstande dat dit minimum wordt herleid tot uurloon door deling door 40.
Vakantiewerkers
ARTIKEL 26
1. De beloning van de vakantiewerker (artikel 2 sub i) wordt vastgesteld op het voor hem geldende wettelijk minimum(jeugd)loon.
2. Het wettelijk recht (artikel 7:634 BW) van de vakantiewerker op vakantie (gesteld op 20 dagen per jaar bij een volledig dienstverband) en vakantiebijslag (8%) wordt aan het eind van het dienstverband verrekend door middel van betaling van 15,7% van het genoten loon.
Vervroegd uittreden (VUT)
ARTIKEL 27
Omdat per 1 januari 2006 de prepensioenregeling beperkt wordt tot de werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder waren, wordt de VUT-gerechtigde leeftijd in de periode 2006 tot en met 2010 geleidelijk verhoogd tot 60 jaar en zeven maanden. De voorwaarden voor een uitkering, de hoogte daarvan en andere bepalingen zoals de premie zijn vastgelegd in de VUT-CAO en het reglement van de VUT-Stichting.
Na 2011 worden geen VUT-uitkeringen meer toegekend. Eerder uittreden is dan mogelijk door het vervroegen van het ouderdomspensioen.
Pensioen
ARTIKEL 28
De werkgever zal de werknemers van 21 jaar tot 67 jaar die dienen deel te nemen aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf, aanmelden bij dit fonds.
De voorwaarden voor deelname, de omvang van de pensioenrechten en andere bepalingen van deze pensioenregelingen zijn vervat in de statuten en het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het
Levensmiddelenbedrijf, waartoe werkgever en werknemer op gelijke wijze gehouden zijn als tot deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De actuele premies en opbouwpercentages staan op de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/
Deze bepaling geldt niet voor de onderneming die vrijstelling van het Bedrijfstakpensioenfonds heeft verkregen.
Vakbondsfaciliteiten
ARTIKEL 29
1. Ieder lid van de werknemersorganisatie kan gebruik maken van de publicatieborden in zijn vestiging voor mededelingen van zijn organisatie na overleg met de leiding van de vestiging.
2. Voor het deelnemen aan of het bijwonen van de navolgende gebeurtenissen wordt, gedurende de vermelde tijd, verlof met behoud van loon toegestaan, wanneer de werknemer daarbij anders niet aanwezig kan zijn:
a. het als lid van één van de besturende organen of als afgevaardigde bijwonen van de algemene vergaderingen van de contracterende werknemersorganisatie en/of het bijwonen van de door deze werknemersorganisatie georganiseerde cursussen of andere vakbondsactiviteiten: per jaar ten hoogste zes dagen, op voorwaarde dat dit verlof is overeen te brengen met de eisen van een geregelde gang van zaken in het bedrijf tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten;
b. in plaats van zes dagen geldt voor kaderleden in vertegenwoordigende lichamen van vakorganisaties een maximum van zeven dagen.
c. aan de werknemer, lid van de CAO-commissie of van de sectorraad supermarkten van een bij deze CAO betrokken werknemersorganisatie, wordt kort verzuim met behoud van loon toegestaan voor activiteiten in relatie met de onderhandelingen over deze CAO, tenzij dit leidt tot organisatorische problemen in de onderneming;
d. aan de werknemer, lid van de onderhandelingsdelegatie van de bij deze CAO betrokken werknemersorganisatie, wordt verlof met behoud van loon gegeven, zolang als nodig voor de CAO-onderhandelingen, op voorwaarde dat dit verlof tijdig tevoren aan de werkgever is gemeld.
3. Opzegging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer mag niet plaatsvinden als gevolg van het enkele feit, dat de werknemer als kaderlid van de werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, staat ingeschreven.
Bij voorgenomen ontslag van een werknemer die als kaderlid van de werknemersorganisatie bekend is gemaakt bij het bedrijf, zal vooraf melding met opgave van reden van ontslag aan en - indien gewenst - overleg met de werknemersorganisatie plaatsvinden.
Naleving van de CAO
ARTIKEL 30
1. Er bestaat een Vaste Commissie, die de taak heeft om een goede uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst te bevorderen met alle daartoe dienstige middelen, in het bijzonder door het adviseren van partijen, leden van partijen en andere belanghebbenden over alle vragen die rijzen bij de uitvoering van deze CAO of uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomsten, waarop deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is.
2. De Vaste Commissie heeft mede tot taak het verlenen van ontheffingen van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De ontheffing kan
onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorwaarden en
voorschriften worden verbonden.
De werkgever die een eigen rechtsgeldige CAO heeft kan een schriftelijk dispensatieverzoek richten tot het secretariaat van CAO-partijen, p.a. CBL, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx. CAO-partijen zullen dit verzoek gezamenlijk in behandeling nemen en binnen 8 weken tot een gemotiveerd besluit komen, dat schriftelijk aan de dispensatie-verzoekers wordt verstrekt. Een gesprek met dispensatie-verzoekers en het opvragen van aanvullende informatie kunnen deel uitmaken van de procedure. De telling van deze behandeltermijn van 8 weken
wordt onderbroken gedurende de periode tussen aanvragen van dit gesprek en het daadwerkelijke gesprek, alsmede tussen het opvragen van aanvullende informatie en het ontvangen ervan, waarna de telling wordt hervat.
In beginsel zullen CAO-partijen een onderbouwd dispensatieverzoek honoreren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de CAO waarvoor dispensatie wordt verzocht, concurreert op arbeidsvoorwaarden. De dispensatie-verzoekers worden schriftelijk en gemotiveerd door het secretariaat over de beslissing op het verzoek geïnformeerd.
3. De samenstelling en werkwijze van de Vaste Commissie is geregeld in een reglement. De Vaste Commissie is paritair samengesteld.
4. Het secretariaat van de Vaste Commissie is gevestigd bij het CBL, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx.
Naleving van de CAO
ARTIKEL 31
1. Naast de mogelijkheden genoemd in artikel 30 (de Vaste Commissie) kan de vakorganisatie, zonder namen van aanbrengers te noemen, structurele problemen over de toepassing van de CAO bij een bedrijf melden bij de werkgeversorganisatie waar de betreffende werkgever is aangesloten. De
werkgeversorganisatie zal de betreffende werkgever benaderen en, indien de CAO inderdaad onvoldoende wordt nageleefd, de naleving bevorderen. Per geval wordt aan de vakorganisatie teruggerapporteerd.
2. De werkgever moet – indien de werknemersorganisatie daarom verzoekt – de onder artikel 3 lid 4 en 6 vermelde afspraken in de arbeidsovereenkomst aannemelijk maken.
3. CAO-partijen hebben een CAO-nalevingsinstrument ingesteld op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Het beleid van alle ondernemingen, betrokken bij de CAO, is de CAO na te leven. Uit recent onderzoek door werkgevers is gebleken, dat bij medewerkers een grote mate van tevredenheid bestaat. Werkgevers ontkennen niet dat op individueel-/filiaalniveau de XXX beter kan worden nageleefd.
Met CAO-nalevingspunten, die niet intern worden opgelost, kunnen medewerkers zich melden bij het CNi. De sanctie/kosten bij een veroordeling door het CNi bedraagt minimaal € 1.500,00 of zoveel meer als de daadwerkelijke kosten zijn.
Afhankelijk van de zaak kan het CNi een matiging toepassen. De gronden en de omvang van de gevorderde schade of de opgelegde boete worden schriftelijk medegedeeld. Zie ook bijlage 6.
Bij herhaling van de overtreding in dezelfde winkel (binnen 3 jaar) wordt de in rekening te brengen sanctie/kosten verdubbeld.
Scholing
ARTIKEL 32
1. De werknemer wordt jaarlijks geïnformeerd over opleidingsmogelijkheden en opleidingsfaciliteiten in de branche (CBL-Opleidingenhuis, MBO-BBL). Hiervoor zullen werknemers worden gewezen op de website die hiervoor is ingericht. Indien een aanvraag van een werknemer door de werkgever wordt afgewezen, zal dit (desgewenst schriftelijk) worden gemotiveerd.
2. Als de werkgever of werknemer daar behoefte aan heeft, vindt een functioneringsgesprek plaats waarbij opleidingen aan de orde komen. Afspraken over opleidingen worden schriftelijk vastgelegd.
Veiligheid
ARTIKEL 33
1. a. De werkgever is verplicht om iedere werknemer op de hoogte te stellen van de veiligheidsrisico’s en de veiligheidsafspraken die gelden binnen het bedrijf. De werknemer wordt jaarlijks geïnformeerd over het
veiligheidsprotocol in het bedrijf, inclusief beschikbare cursussen, websites en informatiemateriaal.
In iedere winkel zal minimaal aan de punten 1 tot en met 10 en 12 tot en met 22 van de monitorlist “Geweld en Agressie Supermarktbranche” (zie bijlage 5) worden voldaan.
b. Plaatsing van een camerasysteem verdient aanbeveling indien de winkelsituatie daarom vraagt. De afweging of dit het geval is, is een kwalitatieve afweging waarbij het veiligheidsbeleid in de winkel,
de incidenten- en overvalhistorie, ligging van de winkel en de veiligheidsbeleving van de werknemers in de winkel in onderlinge samenhang
moeten worden beoordeeld. Een toelichting op deze overwegingen is opgenomen in bijlage 5.
c. De werkgever is verplicht tot plaatsing van een camerasysteem conform de specificatie opgenomen in bijlage 5 over te gaan indien in de afgelopen 2 jaar tweemaal een overval – conform de definitie van de KLPD (Korps Landelijke Politie Diensten) – heeft plaatsgevonden. Hierbij wordt
onder overval verstaan het met geweld of onder bedreiging van geweld, wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich in een afgeschermde ruimte bevinden of op een gepland/georganiseerd waardetransport, of de poging daartoe.
2. Iedere werknemer in de winkel krijgt bij in dienst treden tijdens de introductieperiode een veiligheidsinstructie. Jaarlijks informeert de werkgever tijdens de week van de veiligheid (week 41) alle werknemers in de winkel
over geldende veiligheidsafspraken in hun winkel. Indien na zes maanden een werknemer geen veiligheidstraining heeft gekregen heeft hij het recht zich voor een ‘basistraining Omgaan met Geweld en Agressie in de detailhandel’ in te schrijven. De kosten komen voor rekening van de werkgever en de cursustijd wordt beschouwd als werktijd.
3. De werkgever stelt veiligheid jaarlijks in brede zin aan de orde in het overleg met werknemers (OR, werkoverleg, PVT).
Duur, wijziging en opzegging
ARTIKEL 34
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 april 2013 tot 1 april 2017.
2. Zij is niet van toepassing op de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst eindigt voordat deze overeenkomst door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geregistreerd.
3. Alle voor de datum van inwerkingtreding van deze CAO bestaande bepalingen, die voor de werknemer ongunstiger zijn, verliezen met ingang van inwerkingtreding van deze CAO hun kracht. Nieuwe afspraken mogen alleen in voor de werknemer in gunstige zin van deze CAO afwijken.
4. Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden voor het tijdstip, waarop deze overeenkomst eindigt, aan de andere partij schriftelijk heeft te kennen gegeven, dat zij beëindiging van of wijziging in deze overeenkomst wenst, zal deze geacht worden telkens voor één jaar stilzwijgend en ongewijzigd te zijn verlengd.
5. In geval van buitengewoon ingrijpende veranderingen in de algemene sociaaleconomische verhoudingen zijn zowel partijen te ener zijde als partijen te andere zijde gerechtigd tijdens de duur van deze overeenkomst wijzigingen in de overeenkomst aan de orde te stellen. Partijen zijn in dat geval verplicht de aan de orde gestelde voorstellen in behandeling te nemen.
6. Indien het rechtstreekse overleg tussen partijen tot overeenstemming leidt, treedt de in dit overleg overeengekomen regeling in de plaats van de voorheen geldende regeling met ingang van de datum, waarop de bevoegde autoriteiten deze nieuwe regeling hebben geregistreerd.
7. Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande collectieve arbeidsovereenkomst(en).
PROTOCOL I
Werkgelegenheid
Op bedrijfstakniveau zal regelmatig, doch tenminste eenmaal per jaar tussen CAO- partijen overleg plaatsvinden over de economische vooruitzichten van de bedrijfstak ten aanzien van in het bijzonder de werkgelegenheid. Dit overleg heeft tot doel informatie te verstrekken ten einde de werkgelegenheidsontwikkeling te kunnen volgen.
PROTOCOL II
Volwaardige banen
Daar waar mogelijk beogen collectieve werkgevers gedurende de looptijd van de CAO minimaal 1.000 arbeidsovereenkomsten van meer dan 12 uur af te sluiten. Dit zijn bestaande contracten die worden uitgebreid, dan wel nieuwe
arbeidsovereenkomsten. Nulmeting is 1 februari 2016. Het beoogde resultaat wordt geëvalueerd aan het einde van de looptijd van deze CAO.
PROTOCOL III
Ongewenst gedrag
Partijen verplichten zich tot het voeren van een beleid dat het vóórkomen van ongewenst gedrag in de werkorganisatie bestrijdt. Aan alle werknemers zal door partijen te kennen worden gegeven dat ongewenst gedrag niet getolereerd wordt.
PROTOCOL IV
Positie van vrouwen
De instroom van vrouwen in de bedrijfstak zal worden gestimuleerd.
De doorstroom van vrouwen naar die functies waar sprake is van een onevenwichtige situatie zal worden bevorderd.
PROTOCOL V
Wervingsbeleid
Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming dienen de werknemers van deze onderneming eerst in de gelegenheid te worden gesteld daarnaar te solliciteren.
PROTOCOL VI
Dienstplicht
Indien in Nederland de actieve dienstplicht wordt heringevoerd, zal de tekst van artikel 12 in de CAO die gold van 1 april 2002 tot 1 april 2003 opnieuw worden opgenomen in de CAO.
PROTOCOL VII
Daglicht
Daglicht is van belang voor het functioneren van werknemers. Werkplekken waar daglicht toetreedt of zichtbaar is hebben derhalve een duidelijke voorkeur.
PROTOCOL VIII
Veiligheid
1. De werkgever onderschrijft beleidsmatig de aanwezigheid van een bevoegd en
gekwalificeerde werknemer tijdens opening en sluiting van de winkel.
2. CAO-partijen zullen bespreken hoe veiligheidsmaatregelen en –protocollen goed met alle werknemers kunnen worden gecommuniceerd.
3. CAO-partijen organiseren gezamenlijk een Nationale Week van de Veiligheid in week 41. Doel van de week is om iedere winkelmedewerkers bewust te maken van zijn bijdrage aan veiligheid in de winkel. Alle CAO-partijen afzonderlijk zullen actief participeren in de organisatie van de Week van de Veiligheid. Invulling daarvan door partijen zal vooraf met elkaar worden afgestemd.
PROTOCOL IX
Toepassing en bevordering naleving van de CAO
Partijen zullen een actief beleid voeren ter bevordering van een correcte toepassing van deze CAO door hun leden op alle niveaus in de bedrijven. Dit gebeurt onder meer door het geven van voorlichting en uitleg.
CAO-partijen zullen de structuur van de Vaste Commissie bespreken om de effectiviteit en efficiency te verbeteren. Voor de Vaste Commissie zullen structurele overlegmomenten vooraf worden vastgelegd.
Er zal een digitale versie van de CAO worden uitgebracht met uitgebreide zoekmogelijkheden en verwijzingen naar wetgeving. Aan deze digitale CAO wordt een signaallijn gekoppeld met als doel om vermeende misstanden bij de toepassing van de CAO te kunnen melden. Vakbonden richten een meldpunt in met hetzelfde doel. De ontvangen meldingen zullen anoniem en gecategoriseerd worden besproken door partijen.
Werkgeversorganisaties zullen hun leden informeren over de instelling van de signaallijn en het meldpunt. Voor winkels zal een verkorte versie van de CAO worden uitgebracht.
PROTOCOL X
3e jaar WW
Partijen doen onderzoek naar de wenselijkheid van reparatie duur en opbouw van de WW conform de afspraken die hierover in het sociaal akkoord van april 2013 zijn gemaakt.
PROTOCOL XI
Werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt
CAO-partijen komen tot een gezamenlijke aanpak om meer werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt in de branche aan een baan te helpen door in kaart te brengen welke initiatieven nu al in de branche zijn opgestart.
PROTOCOL XII
Pensioen
Werkgevers zijn bereid om de nadelige gevolgen voor de aanvullende pensioenregeling bij gedwongen overname te repareren via afspraken over wederkerigheid. Een werkgroep van partijen zal zich hiermee bezig houden.
Het betreft uitsluitend de wederkerigheid ten aanzien van de aanvullende pensioenregeling (15-jaars financiering) bij gedwongen overname. Afspraken zullen pas in de CAO worden vastgelegd als alle pensioenfondsen c.q. ondernemingen met een eigen pensioensregeling met deze afspraak meedoen.
PROTOCOL XIII
Scholing en Erkenning van Verworven Competenties (EVC)
XXX-partijen doen onderzoek naar de mogelijkheden om EVC in te voeren in de branche. Het resultaat wordt geagendeerd in het najaarsoverleg.
PROTOCOL XIV
Rij- en rusttijden chauffeurs
CAO-partijen hebben nader overleg over aanpassing van het rij- en rusttijdenregime voor chauffeurs naar aanleiding van de nieuwe Europese richtlijnen. Bij het bereiken van een akkoord over aanpassing van de huidige afspraken, komt de regeling schade- vrij-rijden te vervallen.
PROTOCOL XV
Vernieuwingsagenda
Sociale partners stellen zo snel mogelijk een gezamenlijke agenda op om te komen tot vernieuwing van de CAO. Hiervoor wordt externe begeleiding ingeschakeld. Er rust geen taboe op onderwerpen voor de agenda. Een niet-limitatieve lijst van te bespreken onderwerpen is:
- Scholing en ontwikkeling van medewerkers
- Arbeidsvoorwaarden op maat voor verschillende typen medewerkers
- Zeggenschap voor medewerkers versus bezettingseisen organisatie
- Relatie tussen productiviteit en leeftijd
- Relatie tussen inconvenientie en toeslagen
Partijen hebben overleg over een definitieve lijst.
Bijlagen
1: Functiewaardering
2: Loonschalen
3: Handleiding bij de toepassing van artikel 11 en 12
4: Historische rechten
5: Monitorlist Geweld & Agressie Supermarktbranche
6: Werkwijze CNi
Vakcentrum Xxxxxxxxxxxx 0
0000 XX Xxxxxxx
T (0348) 41 97 71
xxxx@xxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxx.xx