STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 57461
1 december
2016
Timmerindustrie 2016/2017
Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 2016 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Timmerindustrie
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie (NBvT); Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst Timmerindustrie1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
HOOFDSTUK 1 – DEFINITIES EN WERKINGSSFEER
Artikel 1 Definities komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 1 – Definities
1. Onder deze collectieve arbeidsovereenkomst (nader ook genoemd deze CAO) wordt verstaan de overeenkomst met de daarbij behorende bijlagen en reglementen.
2. a. Onder ‘werkgever’ wordt verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die, bij een bedrijfsuitvoe- ring als bedoeld in artikel 2, in Nederland arbeid doet verrichten door één of meer werknemers.
b. Onder ‘werkgever’ wordt eveneens verstaan een samenwerkingsverband welke is opgericht met het doel om met een (jeugdige) werknemer een arbeidsovereenkomst te sluiten en deze een opleiding te geven volgens de richtlijnen van de landelijke organen zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, (Staatsblad 2004, 353).
3. Onder ‘werknemer’ wordt verstaan hij/zij die in Nederland werkzaam is ingevolge een arbeidsover- eenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 van deze CAO.
Niet als ‘werknemer’ wordt beschouwd:
– de vakantiewerker;
1 Stcrt. 4 september 2015, nr. 24200, laatstelijk gewijzigd per Stcrt. 15 december 2016, nr. 24200-n2.
– de stagiair.
4. Onder ‘jeugdige werknemer’ wordt verstaan een werknemer beneden de leeftijd van 22 jaar.
5. Onder ‘volwassen werknemer’ wordt verstaan een werknemer van 22 jaar en ouder.
*5. a. Onder de ‘AOW-gerechtigde leeftijd’ wordt verstaan de in artikel 7, onderdeel A, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.
6. a. Onder ‘garantieloon’ wordt verstaan het loon waarop de werknemer na toepassing van artikel 23 of 26 krachtens artikel 28 per 4 weken of per kalendermaand recht kan doen gelden.
b. Onder ‘individueel overeengekomen loon’ (‘grondslag BTER’loon) wordt verstaan het loon waarop de werknemer krachtens zijn arbeidsovereenkomst recht heeft.
7. Onder ‘Stichting Vakraad’ wordt verstaan een door partijen ingesteld orgaan waarin werkgevers en werknemers zitting hebben op basis van gelijkheid.
9. a. Met ’gehuwde werknemer’ wordt gelijkgesteld de (on)gehuwde werknemer die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een andere (on)gehuwde en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie aan de werkgever bekend heeft gemaakt.
b. Met ’echtgeno(o)t(e)’ wordt gelijkgesteld de (on)gehuwde partner waarmee een werknemer in de zin van deze CAO een gezamenlijke huishouding voert en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie aan de werkgever bekend heeft gemaakt.
c. Met ’huwelijk’ wordt gelijkgesteld het geregistreerde partnerschap.
10. a. Onder ‘OR’ of ‘Ondernemingsraad’ wordt verstaan een ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.
b. Onder Personeelsvertegenwoordiging of ‘PVT’ wordt verstaan het vertegenwoordigend orgaan van werknemers zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.
c. Onder ‘Personeelsvergadering’ wordt verstaan de vergadering zoals bedoeld in de artikelen 35b en 36a van de Wet op de Ondernemingsraden, t.w. een bijeenkomst met het voltallige personeel die tenminste twee maal per jaar moet worden gehouden en waarin bestuurder en werknemers van de onderneming overleggen over onderwerpen die de onderneming en de positie van de werknemers betreffen.
11. Onder ‘APG’ wordt verstaan de ondernemingen onder leiding van de te Heerlen gevestigde naamloze vennootschap: APG Groep N.V.
12. Onder ‘STIFA’ wordt verstaan de Stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie, gevestigd te Bussum.
13. Onder ‘timmerwerk’ worden onder meer begrepen:
– het vervaardigen van (kunststof/composiet) kozijnen, ramen, trappen, deuren, gevelvullende elementen, andere houtconstructies zoals haspels en betonmallen alsmede decoratieve producten van hout voor de particuliere tuin;
– de producten in het kader van de lijm- en/of houtbouw, zoals gelijmde dragende houtconstruc- ties, kapelementen, uit elementen opgebouwde demontabele keten, hallen, scholen, zomer- huisjes en dergelijke alsmede onderdelen van bouwsystemen zoals bijvoorbeeld scheidings- wanden.
14. Onder ‘vervaardigen van timmerwerk’ wordt mede begrepen: het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gereed gemaakte producten;
15. Onder ‘houtbouw’ wordt mede begrepen:
– het vervaardigen en toeleveren van alle ‘verplaatsbare houten verblijfsruimten’ als verzamel- naam van twee soorten producten, te weten:
– de ruimten die in een onderneming geheel gebruiksklaar gemaakt worden en waarvoor op de plaats van bestemming geen of zo goed als geen verdere bewerking meer nodig is;
– de systeembouw: dat is het procedé en alle variaties daarop waarbij voor zover uitsluitend of in hoofdzaak -gemeten naar de loonsom- bouwelementen van hout en kunststof/ composiet in de fabriek worden gemaakt maar op de plaats van bestemming worden gemonteerd.
– wagenbouw voor zover de wagens naar bestemming niet mobiel zijn en de vervoersfunctie ondergeschikt is, zoals houten stacaravans, keet-, schaft- en woonwagens en casco-opbouw
waaronder wordt verstaan: de houten opbouw van casco’s van beton en/of staal met als eindproduct het woonschip;
– het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gemaakte producten.’ Artikel 2 Werkingssfeer komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 2 – Werkingssfeer
1. De bepalingen van deze CAO zijn van toepassing op ondernemingen of afdelingen van onderne- mingen waarin het bedrijf is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:
a. het met gemechaniseerde productiemiddelen vervaardigen van timmerwerk van hout of kunststof/composiet;
b. de vervaardiging van timmerwerk, maar waarin tevens de activiteiten zijn gericht op verhuur en lease;
c. het verrichten van loon-, zaag en/of schaafwerk, direct ten behoeve van de vervaardiging van timmerwerk;
d. de vervaardiging van kunststof/composiet timmerwerk en waar niet tevens de XXX Xxxxxx en Techniek en/of de CAO voor de Kunststof- en Rubberindustrie van toepassing is.
2. Deze CAO is niet van toepassing op:
a. Ondernemingen of delen van ondernemingen, waarvoor de CAO voor de Groothandel in Hout
c.q. de algemeen verbindend verklaring van deze CAO van toepassing is;
b. Werkzaamheden die resulteren in het optrekken van een traditioneel bouwwerk;
c. Een timmerfabriek die onderdeel is van een onderneming, waarvoor de landelijke CAO voor het Bouwbedrijf – of een in haar plaats getreden regeling – geldt en de producten van bedoelde timmerfabriek in hoofdzaak worden gebruikt in het kader van de bouwwerkzaamheden van die onderneming.
d. Deze CAO is eveneens niet van toepassing op de navolgende ondernemingen: Berkvens Deurenfabriek BV te Someren, Berkvens Houtindustrie Nederland BV te Someren, Java Deurenfabriek BV te Velsen, KegroDeuren BV te Groesbeek, alsmede Svedex BV en Svedex Deuren BV te Varsseveld.
e. Ondernemingen of delen van ondernemingen die in hoofdzaak -gemeten naar de loonsom- gericht zijn op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden in andere dan de in artikel 2 lid 1 sub a t/m d genoemde gebieden.
f. Een afzonderlijke afdeling, welke afdeling in hoofdzaak -gemeten naar de loonsom- is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden in andere dan de in artikel 2 lid 1 sub a t/m d genoemde gebieden. Afzonderlijke afdelingen worden aanwezig geacht indien iedere bedrijfsuitoefening feitelijk als zelfstandige eenheid is georganiseerd.’
Artikel 8 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 8 – Geschillen
1. Onder ‘geschillen’ wordt verstaan geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing en/of interpretatie van een of meer bepalingen van de cao’s.
2. De Vakraad is namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over geschillen die hun oorsprong vinden in deze cao.
3. Een verzoek om een uitspraak te doen in een geschil wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).
4. De procedure, bevoegdheden, en werkwijze zijn in het reglement Geschillen neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage D onderdeel uit van de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.’
Artikel 9 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 9 – Naleving
1. De werkgever is gehouden de bepalingen van de cao voor de Timmerindustrie na te leven.
2. Onder ‘nalevingonderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao naleeft.
3. De Vakraad stelt namens partijen nalevingonderzoeken in. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).
4. De werkgever dient te allen tijde mee te werken aan een nalevingonderzoek.
5. De Vakraad is door partijen belast met het houden van toezicht op de nalevingonderzoeken en namens partijen beslissingsbevoegd om uitspreken te doen over de nalevingonderzoeken.
6. Wanneer de cao niet worden nageleefd door de werkgever, kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld.
7. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade.
8. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Naleving neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage E onderdeel uit van de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.’
Artikel 10 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 10 – Aanvang van de arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt – tenzij schriftelijk anders is overeengekomen – aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Wanneer een proeftijd wordt overeengekomen, dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. Er kan geen proeftijd worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden.
3. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst kan overeenkomstig artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
– voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd: twee maanden;
– voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden die is aange- gaan voor korter dan twee jaar: een maand;
– voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden die is aange- gaan voor twee jaar of langer: twee maanden;
– voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan het einde niet op een kalenderda- tum is gesteld: een maand.
4. De werkgever die de arbeidsovereenkomst opzegt tijdens de proeftijd, geeft de werknemer op diens verzoek schriftelijke opgave van de reden van opzegging.’
Artikel 14 oud lid 3a vervalt; de leden 3b en 3c zijn nu vernummerd. Artikel 14 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 14 – Einde van de arbeidsovereenkomst
1. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
a. Opzegging van het dienstverband zal schriftelijk geschieden.
b. Het opzeggen van een dienstverband dient zodanig te geschieden dat het einde van de termijn van opzegging samenvalt met het einde van een loonbetalingsperiode.
c. De termijn van opzegging is voor zowel de werkgever als de werknemer tenminste gelijk aan één loonperiode van één maand, respectievelijk één vierweekse periode.
Laatstgenoemde beperking geldt niet voor zover een langere duur uit het in dit lid sub b, d, e, en f bepaalde voortspruit.
d. Behoudens het in sub c bepaalde en conform artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek, worden de termijnen van opzegging als volgt vastgesteld:
Voor de werkgever bedraagt de termijn van opzegging:
– één maand respectievelijk één vierwekelijkse periode indien de arbeidsovereenkomst op het moment van opzeggen korter dan vijf jaar heeft geduurd;
– twee maanden respectievelijk twee vierwekelijkse perioden indien de arbeidsovereenkomst op het moment van opzeggen langer dan vijf jaar, maar korter dan 10 jaar heeft geduurd;
– drie maanden respectievelijk drie vierwekelijkse perioden indien de arbeidsovereenkomst op het moment van opzeggen langer dan 10 jaar, maar korter dan 15 jaar heeft geduurd;
– vier maanden respectievelijk vier vierwekelijkse perioden indien de arbeidsovereenkomst
op het moment van opzeggen 15 jaar of langer heeft geduurd.
Voor de werknemer bedraagt de opzegtermijn één maand respectievelijk één vierwekelijkse periode.
Als in de individuele arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat de opzegtermijn voor de werknemer langer is dan één maand, dan bedraagt de opzegtermijn voor de werkgever het dubbele van die voor de werknemer. De opzegtermijn voor de werknemer mag niet langer zijn dan zes maanden.
*e. De werkgever kan, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, de arbeidsovereenkomst conform artikel 7:669 lid 4 BW opzeggen zonder voorafgaande toets of instemming van de werknemer in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, zulks tegen of na de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt indien de arbeidsover- eenkomst is aangegaan voor het bereiken van die leeftijd. Hetzelfde geldt in het geval werkgever en werknemer een andere leeftijd zijn overeengekomen waarop de arbeidsovereen- komst eindigt en de werknemer deze leeftijd heeft bereikt. De wettelijk geldende opzegtermij- nen dienen in acht te worden genomen. Indien de werknemer doorwerkt ná het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd, dan geldt voor de werkgever de wettelijke opzegtermijn van één maand, tenzij schriftelijk van de wettelijke termijn is afgeweken.
2. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
a. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken, waarvoor de arbeidsovereenkomst bij schriftelijke overeenkomst is aangegaan.
b. Conform artikel 7:668 van het Burgerlijk Wetboek geldt voor de arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor zes maanden of langer én waarvan het einde is gesteld op een kalenderdatum, dat de werkgever uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt een schriftelijke aanzegging moet doen over het al dan niet voortzetten van het contract alsmede -bij een eventuele voortzetting- de voorwaarden waaronder. Bij het niet (volledig) nakomen van de aanzegverplichting is de werkgever een vergoeding verschuldigd aan de werknemer.
c. Indien het recht tot tussentijdse opzegging schriftelijk is overeengekomen dan gelden de opzegbepalingen, voor zowel werkgever als werknemer, als vermeld in dit artikel onder de leden 1a tot en met 1 d en lid 1 f.
*3. Ketenregeling
a. Ketenregeling zoals geldend vanaf 1 juli 2015.
Per 1 juli 2015 geldt de nieuwe ketenregeling uit artikel 7:668a BW. Met betrekking tot het aangaan van meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd geldt dan de gewijzigde ketenregeling uit artikel 7:668a van het BW (3x2x6).
– Arbeidsovereenkomsten tellen mee in een keten als ze elkaar opvolgen met zes maanden of minder tussen twee opeenvolgende arbeidsovereenkomsten. Als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geëindigd en de volgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vangt meer dan zes maanden daarna aan, dan begint een nieuwe keten.
– Als een keten van twee of drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd langer dan 24 maanden heeft geduurd, dan is vanaf dat moment sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat ook van rechtswege vanaf het moment dat de keten van arbeidsovereenkomsten uit meer dan drie arbeidsovereenkomsten bestaat.
– Sub a is van overeenkomstige toepassing op elkaar op volgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
Op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is de ketenrege- ling conform artikel 7:668a lid 10 BW niet van toepassing. Dit geldt ook voor arbeidsovereen- komsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer, conform artikel 7:668a lid 9 BW. In opleiding zijnde werknemers kunnen maximaal vijf arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aangaan in een periode van maximaal vijf jaar. Per opleidingsniveau kunnen maximaal drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan.
*b. De periode, bedoeld in lid 3, onderdeel a van dit artikel, wordt verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bedraagt ten hoogste zes, indien het betreft een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Voor de vaststelling of de in dit lid bedoelde periode of het bedoelde aantal arbeidsovereenkomsten is overschreden worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
4. Ontslag wegens dringende redenen.
a. Bij opzegging om een dringende, aan de wederpartij onmiddellijk meegedeelde reden, zal de schriftelijke bevestiging van de ontslagreden aangetekend geschieden binnen 24 uur (zaterda- gen, zondagen en feestdagen niet meegerekend) na het tijdstip waarop het dienstverband werd beëindigd.
b. Dringende redenen voor de werkgever zijn omschreven in het Burgerlijk Wetboek, artikel 7:678.
c. Dringende redenen voor de werknemer zijn omschreven in het Burgerlijk Wetboek, artikel 7:679.’
Artikel 20 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 20 – Vakopleiding, Beroepsbegeleidende leerweg
1. a. De werkgevers en werknemers zullen de deelname aan vakopleiding en beroepsbegeleidende leerweg bevorderen. Daartoe zullen de werkgevers zoveel mogelijk voor de bij hen in dienst zijnde werknemers zonder opleiding een beroepspraktijkvormingsovereenkomst aangaan op basis van de Beroepsbegeleidende Leerweg zoals omschreven in de Wet Educatie Beroepson- derwijs (WEB) en zal het oprichten van samenwerkingsverbanden ten behoeve van de opleiding van zowel jeugdige als oudere werknemers worden bevorderd.
b. In principe zal aan werknemers waarmee een beroepspraktijkvormingsovereenkomst is aangegaan een werkgarantie worden geboden voor de duur van de opleiding tot maximaal twee jaar.
Mocht de leerling op dat moment de opleiding nog niet hebben voltooid, dan kan deze met maximaal een half jaar worden verlengd, indien naar de opvatting van de begeleider van het betrokken onderwijsinstituut de voltooiing binnen het tijdvak van een half jaar valt te verwach- ten. In bijzondere gevallen kan door de Vakraad aan de individuele werkgever dispensatie van deze opleidingsgarantie worden verleend.
2. De werknemer die in staat wordt geacht na niveau II de daaropvolgende niveaus te behalen en naar het oordeel van de praktijkopleider (voorheen: bedrijfsleermeester) en de begeleider van het betrokken opleidingsinstituut in staat moet worden geacht de Vakopleiding (voorheen: voortge- zette opleiding) te volgen, heeft het recht om de Vakopleiding in het bedrijf te vervolgen.
*3. De werkgever die met een werknemer een beroepspraktijkvormingsovereenkomst heeft afgesloten is verplicht, met inachtneming van de bepalingen als genoemd in artikel 19, deze werknemer in de gelegenheid te stellen:
a. tot bijwoning van het theoretisch onderwijs, als dit wordt gegeven binnen de normale werktijd. Dit voor ten hoogste 7,5 uur per week. Over de uren dat dit onderwijs binnen de normale werktijd valt, wordt het loon alsmede de overige tot het loon behorende aanspraken doorbe- taald. Deze afspraak geldt vanaf 1 juli 2016.
b. tot afleggen van het examen en andere activiteiten, welke in het belang van de vakopleiding nodig worden geacht door het opleidingsinstituut. Over de hieraan verbonden verzuimuren zal de werkgever eveneens het loon alsmede de overige tot het loon behorende aanspraken doorbetalen.
4. De jeugdige werknemer, die in dienst is van een samenwerkingsverband dat ten behoeve van de opleiding beschikt over, naar het oordeel van de onderwijsinstelling, adequate werkplaatsfacilitei- ten, ontvangt gedurende de eerste zes weken van zijn dienstverband per vier weken of per maand een loonbetaling ter grootte van 75% van het loon van een jeugdige in opleiding niveau 1 of 2. De werknemer van 22 jaar en ouder ontvangt een loonbetaling van 75% van het loon van de loon- groep waarin hij door het samenwerkingsverband is ingedeeld, met dien verstande dat dit loon per uur niet lager mag zijn dan het wettelijk minimumloon.
5. Wanneer bij een beroepspraktijkvormingsovereenkomst, waarbij een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 lid 2, optreedt als werkgever, de overeenkomst wordt verbroken, is op dat moment van rechtswege de arbeidsovereenkomst beëindigd. Werkgevers betrokken bij een samenwerkingsverband, zullen zoveel mogelijk behulpzaam zijn bij het plaatsen van de betref- fende werknemer bij een werkgever.’
HOOFDSTUK 6 – HET LOON
Artikel 22 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 22 – Wijze van loonbetaling
1. Tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen, is de periode tussen twee opeenvolgende betalingen (de loonperiode) gelijk aan een kalendermaand of aan vier weken. De loonbetaling zal
uiterlijk plaatsvinden op de tweede werkdag na de verstreken loonperiode. Dit is de betaaldag. Indien de werkgever om administratieve redenen niet in staat is op de betaaldag het volledige loon te betalen, zal hij uiterlijk op de betaaldag een voorschot verstrekken, dat ten minste gelijk moet zijn aan het voor de verstreken periode verschuldigde netto loon op basis van het garantieloon.
2. De werkgever dient er voor te zorgen dat de werknemer op de betaaldag over zijn loon of over zijn voorschot kan beschikken.
3. a. Indien de dienstbetrekking op een andere dag dan de betaaldag eindigt, zal de betaling uiterlijk op de laatste werkdag plaatsvinden.
b. Indien de werknemer zelf ontslag heeft genomen, anders dan met dringende reden, als bedoeld in artikel 7:679 BW, of als aan hem ontslag is verleend op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW zal de uitbetaling plaatsvinden op de eerstvolgende betaaldag.
4. Bij elke loonbetaling zal aan de werknemer een specificatie worden verstrekt van:
a. het brutoloon verdeeld in individueel overeengekomen loon, overuren, reisvergoeding en andere vergoedingen en/of toeslagen;
b. de wettelijke heffingen en de inhoudingen ingevolge de XXX Xxxxxxx en Werkgelegenheids- fonds Timmerindustrie en ingevolge de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnij- verheid (bpfBouw).
5. Achterstand ten aanzien van de in dit artikel voorgeschreven loonbetaling of in de betaling van rechten, kan voor de werknemer een dringende reden opleveren als bedoeld in artikel 7:679 BW, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.
6. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 10 weken na afloop van elk kalenderjaar zal de werkgever aan al zijn werknemers die op 31 december van dat jaar in dienst zijn, dan wel in dat kalenderjaar in dienst zijn geweest, een jaaropgaaf verstrekken. Hierin staan de gegevens die van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de inkomensaf- hankelijke bijdrage van de Zorgverzekeringswet.
7. Pensioensparen.
De werknemer is gerechtigd te zijner keuze een gedeelte van zijn vast overeengekomen loon c.q. een variabel loonbestanddeel binnen de voor hem geldende fiscale ruimte te bestemmen voor vrijwillige betaling van pensioenpremies. De werkgever is in dat geval gehouden tot administra- tieve medewerking bij de betaling van deze periodieke of eenmalige premie, indien en voor zover mogelijk, aan het betreffende pensioenfonds.
8. Levensloopregeling.
De werknemer is gerechtigd te zijner keuze een gedeelte van zijn vast overeengekomen loon binnen de voor hem geldende fiscale ruimte te bestemmen voor vrijwillige deelname aan de wettelijke levensloopregeling volgens de Wet Vut, Vroegpensioen en Levensloop. De werkgever is in dat geval gehouden tot administratieve medewerking tot het storten van het gewenste deel van het brutoloon. Het tegoed kan worden opgenomen voor elk gewenst verlofdoel.
*9. Contributiebetaling.
De werkgever verstrekt op verzoek van de werknemer, en op vertoon van zijn bewijs van betaling, eenmaal per jaar een vergoeding van € 50,– netto in de kosten van de vakbondscontributie.’
Artikel 29 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 29 – Wijziging lonen
1. Voor de contractduur van de CAO zullen de lonen (CAO en daadwerkelijke lonen) als volgt worden verhoogd:
Ingangsdatum | % (hierin is de algemene prijscompensatie verdisconteerd) |
1 juli 2016 | 1% |
1 januari 2017 | 0,5%’ |
Artikel 41 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 41 – Doorbetaling loon bij arbeidsongeschiktheid
1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer zijn van toepassing:
– de bepalingen van de Ziektewet;
– het Burgerlijk Wetboek;
– de Wet Verlenging loondoorbetaling bij Ziekte per 1 januari 2004
– de Wet Verbetering Poortwachter;
– de Wet Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd per 1 januari 2016
– de controlevoorschriften die het Uitvoeringsorgaan Sociale Zekerheid (UVI) heeft opgesteld in het kader van de vangnet ziekengeldverzekering (ex art. 39 ZW) met dien verstande dat:
a. voor nieuwe ziekmeldingen geldt dat de werkgever ter zake van arbeidsongeschiktheid een loondoorbetalingsverplichting heeft van het individueel overeengekomen loon volgens onderstaande staffel:
- Gedurende het eerste halfjaar | 100% |
- Gedurende het tweede halfjaar | 85% |
- Gedurende het derde halfjaar | 80% |
- Gedurende het vierde halfjaar | 75% |
Chronisch zieken, zulks naar het oordeel van de bedrijfsarts, en slachtoffers van een bedrijfsongeval ontvangen in ieder geval 100%. De werkgever voldoet aan de premie en bijdrageverplichtingen als zou de werknemer de arbeid hebben verricht. De werkgever mag op de loondoorbetaling alle uitkeringen uit hoofde van wettelijke verzekeringen en eventuele aanvullingen daarop uit hoofde van invaliditeits/ arbeidsongeschiktheidspensioenregelingen, op het door te betalen loon in mindering brengen.
b. De werkgever is vanaf de derde ziekmelding – gedurende een kalenderjaar – niet tot loondoorbetaling van de eerste ziektedag gehouden. Dit geldt niet voor chronisch zieken, zulks naar het oordeel van de bedrijfsarts, en slachtoffers van een bedrijfsongeval.
*c. De werknemer die op of na AOW-gerechtigde leeftijd arbeidsongeschikt wordt, behoudt recht op 100% van het vastgestelde loon overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a, van dit artikel, gedurende het tijdvak dat is opgenomen in artikel 7:629 lid 2 sub b BW.
2. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer zijn de sanctie- en controlevoorschriften van toepassing als omschreven in bijlage IV.
3. In geval van een re-integratietraject binnen twee jaar, in dezelfde of een andere functie ontvangt de werknemer 100% loon over ieder gewerkt uur. Re-integreert de werknemer in een lager gehono- reerde functie dan ontvangt hij 100% loondoorbetaling gebaseerd op zijn oude salaris van de functie, waarin hij uitviel. De werknemer die wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid vervroegd instroomt in de IVA heeft 2 jaar na de ziekmelding recht op een aanvulling op de IVA uitkering tot het in de CAO volgens de staffel van art 41 lid 1a behorend niveau van loondoorbeta- ling aan zieken.’
Artikel 50 komt als volgt te luiden:
‘*Artikel 50 – Verlof en verzuim
1. Algemeen.
De Wet Arbeid en Zorg zal onverkort van toepassing zijn. Negatieve afwijkingen van de wet zijn niet toegestaan. Met betrekking tot het recht op verlof en het recht op (gedeeltelijke) doorbetaling van het verlof c.q. onvermijdelijk verzuim gelden onderstaande bepalingen.
2. Kort verzuim i.v.m. bezoek artsen en medisch specialisten.
a. Bij tijdige kennisgeving zal de werkgever het noodzakelijk verzuim van de werknemer wegens een bezoek aan de huisarts, bedrijfsarts, dokter, tandarts, of erkend therapeut (mits het gaat om doorverwijzing door de huisarts) vergoeden tot ten hoogste 10 uur per jaar. Voor deeltijdwer- kers geldt dit maximum naar rato. Laatstgenoemd maximum is niet van toepassing indien het wordt overschreden in verband met een behandeling door een therapeut of tandarts die noodzaken tot een aantal opeenvolgende bezoeken.
b. Noodzakelijk verzuim wegens bezoek aan een medisch specialist op doorverwijzing van huisarts of dokter zal de werkgever vergoeden voor een naar billijkheid te berekenen tijd tot ten hoogste 1 werkdag per bezoek.
c. In geval het bezoek aan een arts of specialist plaatsvindt op verzoek van de werkgever, bijvoorbeeld voor een medische keuring, is de werkgever gehouden het werkelijk verzuim te vergoeden, alsmede de door de werknemer gemaakte kosten op basis van openbaar vervoer.
3. Calamiteiten en ander kortdurend verzuim.
Met inachtneming van het hierna sub a t/m f nader bepaalde heeft de werknemer recht op betaald verlof voor korte, naar billijkheid te berekenen, tijd, indien hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, onvoorziene omstandigheden, calamiteiten
of acute zorgtaken, alsmede voor het vervullen van door de wet of overheid opgelegde verplichtin- gen die niet in de vrije tijd kon plaatsvinden en voor het uitoefenen van het actief kiesrecht.
a. Overlijden en begrafenis.
In geval van overlijden van een huisgenoot van de werknemer zal de werkgever het werkelijk verzuim vergoeden vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van uitvaart doch maximaal vijf dagen.
In geval van overlijden van een familielid (zowel bloed- als aanverwanten) in de eerste graad (ouder(s) en kinderen) zal de werkgever het werkelijk verzuim vergoeden op de dag van overlijden en op de dag van de uitvaart.
Bij overlijden van een familielid (zowel bloed- als aanverwanten) in de tweede graad (grootou- ders, broer of zuster, kleinkinderen) zal de werkgever het werkelijk verzuim vergoeden op de dag van de uitvaart.
b. Huwelijk werknemer.
In geval van huwelijk van de werknemer zal de werkgever het daarvoor te verlenen verlof doorbetalen tot ten hoogste 2 dagen.
c. Jubilea.
Het recht op doorbetaling van xxxxxx bij gelegenheid van het 25-, 40-, en 50 jarig huwelijk van de werknemer; het 25-, 40-, 50- en 60 jarig huwelijksfeest van ouders en schoonouders, alsmede het 25-, 40- en 50 jarig dienstjubileum van de werknemer bedraagt ten hoogste één dag per kalenderjaar.
d. Sollicitatieverlof.
Na aanzegging van het ontslag wegens onvoldoende bedrijfsdrukte door de werkgever zal deze het door werknemer te vragen verlof voor het zoeken naar een andere werkgever doorbetalen tot ten hoogste één dag; e.e.a. mits het dienstverband tenminste drie maanden heeft geduurd.
e. Onvoorziene omstandigheden en calamiteiten.
In geval van een onvoorziene omstandigheid en calamiteit zal de werkgever het verzuim vergoeden voor een korte, naar billijkheid te berekenen, tijd welke in redelijkheid noodzakelijk was om een regeling te treffen om die calamiteit het hoofd te bieden. De werknemer is gehouden de noodzaak en duur van het verzuim aannemelijk te maken.
f. Acute zorgtaak.
Indien de werknemer verlof opneemt in verband met acute ziekte van een naaste waarvoor ook een recht op kortdurend zorgverlof (zie lid 4) geldt, of in verband met bevalling van de echtgenote dan wel in verband met opname in resp. ontslag uit het ziekenhuis van de naaste, waarvoor ook een recht op kortdurend zorgverlof (zie lid 4 geldt), eindigt het calamiteitenverlof in elk geval na één dag.
*4. Kortdurend zorgverlof.
Op grond van de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer recht op verlof als dit noodzakelijk is voor de verzorging van een zieke partner, een inwonend kind of een eigen ouder. Dit geldt ook voor de verzorging van een zieke in de tweede graad (grootouders, kleinkinderen, broer en zus), andere huisgenoten dan de kinderen of partner, of voor mensen met wie een sociale relatie bestaat en die van de hulp van de werknemer afhankelijk zijn. De werkgever kan verlangen dat de werknemer aannemelijk maakt dat het verlof noodzakelijk is voor de verzorging van de patiënt. De duur van het verlof bedraagt per 12 maanden ten hoogste tweemaal de arbeidsduur per week. De werknemer kan verzoeken het verlof meerdere keren per jaar op te nemen. Gedurende het verlof houdt de werknemer recht op 70% van het loon, voor zover dat niet meer bedraagt dan het maximum dagloon voor de sociale verzekeringen en niet minder is dan het wettelijk minimum- loon.
*5. Langdurig (onbetaald) zorgverlof.
De Wet Arbeid en Zorg biedt aan de werknemer het recht op verlof bij verzorging van een kind, echtgenoot, partner of bloedverwant in de eerste graad die levensbedreigend ziek is. De werkgever kan verlangen dat de werknemer aannemelijk maakt dat het verlof noodzakelijk is voor de verzorging van de patiënt. De duur van het verlof bedraagt per 12 aaneengesloten maanden maximaal 6 maal de wekelijkse arbeidsduur.
Het recht op langdurig zorgverlof geldt ook voor de verzorging van een zieke in de tweede graad (grootouders, kleinkinderen, broer en zus), andere huisgenoten dan de kinderen of partner, of voor mensen met wie een sociale relatie bestaat en die van de hulp van de werknemer afhankelijk zijn. Daarnaast kan de werknemer ook langdurig zorgverlof opnemen als iemand hulpbehoevend of ziek is.
Er bestaat de mogelijkheid voor werkgevers om het verzoek af te wijzen op grond van zwaarwe- gende bedrijfs- of dienstbelangen.
6. Zwangerschaps- en bevallingsverlof.
a. Op grond van de Wet Arbeid en Zorg hebben werkneemsters recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. De ingangsdatum is niet eerder dan 6 weken en niet later dan 4 weken voor
de vermoedelijke bevallingsdatum. Het bevallingsverlof gaat in vanaf de dag na de bevalling. De duur van het verlof is in totaal tenminste 16 aaneengesloten weken verlof, indien van toepassing vermeerderd met het aantal dagen tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de later gelegen daadwerkelijke bevallingsdatum. Het zwangerschapsverlof geldt vanaf de ingangsdatum tot en met de dag van de bevalling. Het bevallingsverlof geldt vanaf de dag na de bevalling tot en met 10 weken daarna, indien van toepassing aangevuld met de niet genoten zwangerschapsverlofdagen.
Er is recht op loondoorbetaling, want de werkneemster heeft recht op een uitkering ter hoogte van 100% van haar dagloon (beperkt tot het geldende maximumdagloon). De werkgever kan de verzuimkosten verhalen via de Vangnetregeling van de Ziektewet. Hij dient dit uiterlijk 2 weken voor de ingangsdatum aan te vragen.
b. Het bevallingsverlof na zes weken waarop het recht op verlof is ingegaan, kan in deeltijd worden opgenomen over een maximale periode van 30 weken. Het verzoek daartoe wordt gedaan uiterlijk drie weken nadat het verlof is ingegaan.
Onder de voorwaarden zoals geformuleerd in hoofdstuk 3 van de Wet Arbeid en Zorg, bestaat recht op verlenging van het bevallingsverlof met maximaal 10 weken bij langdurige ziekenhuis- opname van het pasgeboren kind en overdracht van het bevallingsverlof van de moeder op de partner indien zij overlijdt bij de geboorte van het kind.
*7. Kraamverlof.
Op grond van de Wet Arbeid en Zorg heeft de echtgenoot, geregistreerde partner dan wel degene die ongehuwd samenwoont of het kind erkend heeft, recht op betaald kraamverlof voor de duur van drie dagen op te nemen gedurende de eerste vier weken dat het kind feitelijk op hetzelfde adres woont als de werknemer. Dit verlof is inclusief het verzuim voor het nakomen van de wettelijke verplichting tot aangifte van de geboorte waarvoor geen afzonderlijk recht wordt toegekend. De echtgenoot, geregistreerde partner dan wel degene die ongehuwd samenwoont of het kind erkend heeft, heeft onverkort recht op opname van maximaal drie dagen (onbetaalde) ouderschapsverlofdagen binnen het tijdvak van vier weken volgend op het kraamverlof. De werkgever kan dit verlof niet weigeren.
*8. Adoptieverlof en Pleegzorgverlof.
Op grond van de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer een wettelijk recht op adoptieverlof van maximaal 4 weken welk verlof vanaf vier weken voor de feitelijke adoptie of opneming ter adoptie aanvangt. Tijdens het adoptieverlof ontvangt de werknemer een uitkering van het UWV ter hoogte van 100% van het dagloon. Eenzelfde recht komt toe aan de werknemer die een pleegkind duurzaam opneemt in het gezin ter verzorging en opvoeding. Het recht op verlof bestaat gedu- rende een tijdvak van 26 weken. Het verlof kan zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gespreid over een periode van maximaal 26 weken.
*9. (Onbetaald) Ouderschapsverlof.
Ingevolge de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer recht op onbetaald ouderschapsverlof voor een eigen kind of een kind dat bij hem woont en waarvoor hij duurzaam de zorg op zich heeft genomen. Het recht bestaat totdat het kind de leeftijd van 8 jaar heeft bereikt. De omvang van het verlof is gelijk aan 26 maal de wekelijkse arbeidsduur van betrokken werknemer. De werknemer mag elke gewenste vorm van opname van het ouderschapsverlof verzoeken.
Werkgever kan de gewenste invulling van het ouderschapsverlof op grond van een zwaarwegend bedrijfsbelang wijzigen.
10. Palliatief verlof.
De werknemer heeft gedurende ten hoogste tien dagen recht op betaald palliatief verlof ten behoeve van stervensbegeleiding van de partner, ouder (niet zijnde de schoonouder) of kind, indien de behandelend arts aangeeft dat er sprake is van een levensbedreigende situatie. De werknemer heeft gedurende dit verlof recht op een loondoorbetaling van 100% via de werkgever. De werkgever zal het loon gedurende dit palliatief verlof voor 100% doorbetalen en kan bij doorbetaling van het loon de verzuimkosten voor 15% verhalen conform het reglement Palliatief- en Rouwverlof van het Sociaal en Werkgelegenheids-fonds Timmerindustrie van de CAO Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie. Aansluitend op het betaalde palliatief verlof heeft de werknemer recht op onbetaald verlof met hetzelfde doel volgens de Wet Arbeid en Zorg.
11. Rouwverlof.
De werknemer heeft gedurende ten hoogste tien kalenderdagen, gelegen direct na de dag van de uitvaart, recht op betaald rouwverlof in verband met de verwerking van het overlijden van een partner, ouder (niet zijnde de schoonouder) of kind. De werkgever zal het loon gedurende dit rouwverlof voor 85% doorbetalen en kan bij doorbetaling van het loon de verzuimkosten verhalen conform het reglement Palliatief- en Rouwverlof van het Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie van de CAO Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.
Aansluitend op het betaalde rouwverlof heeft de werknemer recht op onbetaald verlof met hetzelfde doel.
12. (On)betaald buitengewoon verlof wegens mantelzorg.
De werkgever kan op verzoek van de werknemer buitengewoon verlof voor mantelzorg verlenen indien hij vindt dat hiertoe aanleiding bestaat. Het buitengewoon verlof kan mét en zonder behoud van salaris worden afgesproken en voor een per situatie beperkte tijdsduur, ter beoordeling van de werkgever. Een eventuele afwijzing door de werkgever moet schriftelijk en gemotiveerd worden gedaan.’
Bijlage I komt als volgt te luiden: Lonen per 1 juli 2016
Lonen per 1 juli 2016
Lonen per 1 juli 2017
Lonen per 1 juli 2017
Bijlage II komt als volgt te luiden:
Bijlage II Vergoedingen en toeslagen
Procentuele toeslagen
soort toeslag percentage
Artikel 31 lid 1 – Verschoven arbeidstijd 25%
Artikel 31 lid 2
– Ploegendienst tussen 06.00 en 22.00 uur 12%
– Ploegendienst tussen 22.00 en 06.00 uur 22%
Artikel 31 lid 3
– Voorliedentoeslag ten minste 12,5%
– Voorliedentoeslag ten hoogste 20%
– Voorliedentoeslag spantenbouw ten minste 12,5%
– Voorliedentoeslag spantenbouw ten hoogste 25%
Artikel 31 lid 4
– Gevarentoeslag bij een werkhoogte van 4-6 meter 2%
– Gevarentoeslag bij een werkhoogte van 6-8 meter 3%
– Gevarentoeslag bij een werkhoogte van 8-10 meter 4%
– Gevarentoeslag bij een werkhoogte van 10 meter en 5% hoger
Artikel 32 lid 1
– Overwerktoeslag 50%
– Overwerk in het weekeinde tussen zaterdag 21.00 uur en maandag
05.00 uur, alsmede op Koningsdag, Hemelvaartsdag 100%
– Overwerk op de beide Paasdagen, Pinksterdagen en Kerstdagen
200%
Artikel 32 lid 3
– Overwerktoeslag voor deeltijdwerkers tot het 40ste gewerkte uur
10%
*Toeslagen en vergoedingen in geld
soort toeslag bedrag in €
*Per 1 januari 2016
Artikel 35
– EHBO-toeslag 5,63 per week
– BHV-toeslag 5,63 per week
– Gereedschapsvergoeding 0,54 per dag
Tabel reiskostenvergoeding
soort toeslag bedrag in €
*Per 1 januari 2016
Artikel 36 lid 2
– reiskosten rijwiel 0,05 per km
– reiskosten bromfiets 0,10 per km
– reiskosten motor 0,32 per km
– reiskosten auto 0,32 per km’
Dictum II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 28 november 2016
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx