MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8728
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 17-02-1997, nr. 33
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HOGER PERSONEEL IN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie namens de FME-CWM, vereniging van on- dernemingen in de metaal-, kunststof-, elektronica en elektrotechnische en aanverwante sectoren als partij te ener zijde en de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV, de VHP Metalektro en de Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Hoger Personeel in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, strekkende tot algemeen verbin- dendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst.
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 CAO872897
7C0008 1
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1998 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Ho- ger Personeel in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie alsmede de daarbij behorende statuten van de Stichting Bijzondere Projecten Metaal- en Elektrotechnische Industrie en de Statuten van de Stichting Werkge- legenheid Metalektro, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
4. Partijen zien het verzuim wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid in de bedrijven als een blijvend punt van zorg. Zij zijn van mening dat in eerste instantie op het niveau van de onderneming het verzuim dat voortvloeit uit het werk, dient te worden aangepakt.
Het is van belang dat ondernemingen in de bedrijfstak voorkoming van (definitieve) uitval door ziekte nastreven.
Partijen onderschrijven het protocol Aanstellingskeuringen van 1 juni 1995, uitgegeven door KNMG. Dit protocol is bij partijen op te vragen.
Partijen bevelen aan om werknemers van 55 jaar en ouder in de gele- genheid te stellen een periodieke keuring te ondergaan.
5. Partijen bevelen aan in het in de onderneming te voeren beleid tevens aandacht te besteden aan de aan het produktieproces verbon- den milieueffecten. Aanbevolen wordt een intern milieuzorgsysteem in te voeren.
7. Op de werkgever wordt een beroep gedaan om overwerk waar moge- lijk te beperken.
8. Partijen bevelen werkgevers en werknemers aan te doen wat in hun vermogen ligt om conflictsituaties over gewetensbezwaren te voor- komen, onder meer door zo spoedig mogelijk, nadat de werknemer de gewetensbezwarende situatie kenbaar heeft gemaakt, met elkaar in overleg te treden.
9. Partijen achten het van belang dat de ondernemingen in de metalektro- industrie beschikken over gekwalificeerde werknemers. Zij stellen vast dat loopbaanbeleid gericht op optimale afstemming van de mogelijkheden van de werknemers op de eisen van de onderneming hierbij een belangrijk instrument is. Derhalve bevelen zij aan in de ondernemingen aan loopbaanbeleid aandacht te schenken.
2
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel I.1
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. ,,werknemer’’: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7A:1637a van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten;
2. ,,werkgever’’: de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werkne- mer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;
5. ,,Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie’’: de Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te ’s-Gravenhage.
De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen.
6. ,,Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering’’: het totaal van het loon als omschreven in de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatie- wet Sociale Verzekering, met dien verstande dat de in artikel X van de CAO voor het hoger personeel in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie bedoelde AAW/WAO- en NWW-uitkeringen die via de werkgever worden betaald, alsmede de in genoemd artikel bedoelde aanvullingen hiertoe niet worden gerekend.
Artikel I.2
Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst is van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten door werkgevers in de Metaal- en Elektrotechnische Indus- trie, met hun medewerkers, die een functie vervullen boven het niveau van de in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie opgenomen functies.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op de bestuurders van de onderneming en de functionarissen, die rechtstreeks bij het bepalen van het ondernemingsbeleid zijn betrokken.
Toelichting bij lid 2:
Voor de begrippen ,,bestuurder’’ en ,,onderneming’’ wordt verwezen naar de Wet op de Ondernemingsraden, artikel 1 lid 1.
3. Tot de Metaal- en Elektrotechnische Industrie worden, behoudens het hierna in punt 4 en 5 bepaalde, geacht te behoren ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende nor-
3
male aantal arbeidsuren, in de regel gedurende tenminste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inacht- neming van het gestelde onder 6 t/m 15 en 17 werkzaamheden wor- den verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder ondermeer wordt ver- staan:
1e. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, on- derhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, wal- sen van metaal (waaronder o.m. te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legerin- gen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werk- tuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeids- werktuigen, landbouwtractoren, -machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, auto- maten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gas- meters, haarden, instrumenten (waaronder optische appara- ten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, ma- trassen, matrijzen, meubels, moeren, motoren, motorrijwie- len, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonwerin- gen.
2e. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties,
stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, ver- bruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken met uitzondering van het vervaardigen van radio-apparaten;
3e. het staalblazen en/of zandstralen;
4e. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs gal- vanotechnische weg geschiedt;
5e. het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daar- van in de ruimste zin;
b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnisch scheeps- installatiebedrijf wordt uitgeoefend;
c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties worden gewikkeld of hersteld (elektrotechnisch wikkel- en reparateurs- bedrijf).
4
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Onder ,,vervaardigen’’ dient te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.
4. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werk- zaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in punt 3, tevens geacht tot de Metaal- en Elektrotechnische Industrie te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:
a. het walsen van staal;
b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;
d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.
Onder ,,vervaardigen’’ dient eveneens te worden verstaan het assem- bleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderde- len.
5. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van punt 4 val- len, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instan- tie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsover- eenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaalnijverheid van toepassing is.
6. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot de Metaal- en Elektrotech- nische Industrie, wordt indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfs- tak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbro- ken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in punt 7 bepaalde, geacht te behoren tot het metaal- bewerkingsbedrijf.
7. De in punt 6 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerst- volgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in punt 6 genoemde perioden.
8. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in punt 3 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal
5
werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de Be- drijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektrotechnische Industrie, doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat cri- terium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijver- heid had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metaal- en Electrotechnische Industrie.
9. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in punt 6 en 8 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in punt 6 en 8 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
10. Indien een onderneming als bedoeld in punt 8 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet Sociale Verzekering overgaat naar de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.
11. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onder- neming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende nor- male aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in punt 13 bepaalde, geacht te behoren tot de Metaal- en Electrotech- nische Industrie.
12. De in punt 11 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot de Metaal- en Elektrotechnische Industrie met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in punt 11 genoemde perioden.
13. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in punt 3 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de Be- drijfsvereniging voor de Metaalnijverheid, doch waarbij op voorge- noemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsver- eniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaal- bewerkingsbedrijf.
14. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in punt 11 en 13 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in punt 11 en 13 aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
15. Indien een onderneming als bedoeld in punt 13 in het kader van het 6
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet Sociale Verzekering overgaat naar de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot de Metaal- en Elektrotechni- sche Industrie.
16. De Commissie Werkingssfeer1) ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in punt 6 t/m 15 gestelde regelen.
17. Deze overeenkomst is niet van toepassing op Holland Repair and Service B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Hoofddorp en Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp alsmede op Lucent Tech- nologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum alsmede belden Wire and Cable B.V. te Venlo en Philips Components B.V. te Doetinchem.
Artikel II
Sollicitatie
De werkgever en degenen die bij de sollicitatieprocedure zijn betrokken zijn verplicht ten aanzien van een sollicitatie, indien en voorzover de sollicitant zulks verzoekt, geheimhouding te betrachten.
Artikel III
Bevestiging van aanstelling
1. De gesloten arbeidsovereenkomst wordt tussen partijen schriftelijk vastgelegd. In deze schriftelijke bevestiging worden in ieder geval vermeld:
a. de datum van ingang van het dienstverband;
b. indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de duur van de overeenkomst;
1) De commissie Werkingssfeer is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie en de Vakraad voor de Metaalnijverheid. Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd:
Postbus 1850, 2280 DW Rijswijk-ZH, telefoon 070-3160591.
In de commissie hebben tevens zitting de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie, de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid, het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie en het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid.
7
x. xx xxxxxxx, danwel een omschrijving van de belangrijkste te ver- richten werkzaamheden;
d. de plaats of plaatsen waar de arbeid wordt verricht;
e. de overeengekomen beloning, zowel de periodieke als eventuele éénmalige of bijzondere beloningselementen;
f. de salarisgroep, alsmede de plaats van betrokkene daarin, voor- zover een ondernemingssalarissysteem van toepassing is;
g. de vakantierechten: hierbij is ten minste van toepassing het ge- stelde in de artikelen V.5, V.6 en V.8 van de CAO in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie;
h. de voor de werknemer getroffen of te treffen pensioenverzeke- ring.
i. de financiële regeling die bij arbeidsongeschiktheid zal gelden;
j. de bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werkgever resp. werknemer ten minste in acht te nemen opzegtermijn;
k. een eventueel overeengekomen bijdrage van de werkgever in de ziektekostenverzekering en eventuele overeengekomen onkosten- vergoedingen;
2. Wijzigingen zullen eveneens schriftelijk worden bevestigd.
3. Het geheel van de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en werkne- mer overeengekomen en genoemd in dit artikel dient ten minste gelijkwaardig te zijn aan het betreffende pakket arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de onderneming op wie de CAO in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie van toepassing is.
Artikel IV
Gunstiger en andere bepalingen/Flexibilisering
1. De werkgever kan in voor werknemers gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.
2. De werkgever kan niet in voor werknemers ongunstige zin van bepa- lingen van deze overeenkomst afwijken.
4. De werkgever die om belangrijke redenen zoals de continuïteit van de onderneming en/of de daarmee verband houdende werkgelegen- heid in zijn onderneming voor alle of één of meer groepen van werk- nemers wenst af te wijken van het gestelde in lid 2 van dit artikel, kan daartoe overgaan indien daarover op ondernemingsniveau over- eenstemming is bereikt met v.v.1)
Het resultaat van het overleg dient te worden gemeld aan de ROM.2)
1) Bedoeld worden de werknemersorganisaties betrokken bij de CAO.
2) Adres: Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx, tel.: 000-0000000.
8
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De aldus vastgestelde regeling treedt voor zover nodig in de plaats van de betreffende CAO-bepalingen.
De werkgever stelt de betrokken werknemers schriftelijk in kennis van de gesloten overeenkomst, van de bepalingen van deze CAO waarop de afwijking betrekking heeft, van de ingangsdatum, welke na de kennisgeving moet zijn gelegen, en van de duur van de over- eenkomst.
5. De op basis van dit artikel van een vorige CAO overeengekomen regeling(en) blijft resp. blijven van kracht, ook na wijziging(en) van de CAO bepaling(en) waarvan bij die regeling(en) is afgeweken, zulks met inachtneming van de bij die regeling(en) overeengekomen looptijd.
Artikel V
Opzegging
1. Opzegging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereen- komst geschiedt schriftelijk, met inachtneming van de termijnen genoemd in de leden 2 en 3, zodanig dat het dienstverband eindigt aan het einde van een kalendermaand.
2. De opzeggingstermijn door de werkgever in acht te nemen bedraagt:
a. – indien de werknemer vijf jaren of minder onafgebroken in dienst is: één maand;
– voor iedere verdere vier jaar onafgebroken dienstverband: één maand meer;
b. – voor de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: voor iedere periode van vier jaar onafge- broken dienstverband na het bereiken door de werknemer van de leeftijd van 45 jaar en vóór het bereiken door de werkne- mer van de pensioengerechtigde leeftijd: één maand extra.
De krachtens het voorgaande berekende opzeggingstermijn bedraagt ten hoogste zes maanden.
3. De opzeggingstermijn door de werknemer in acht te nemen bedraagt:
a. – indien hij vijf jaren of minder onafgebroken in dienst is: één maand;
b. – voor iedere verdere vier jaar onafgebroken dienstverband: een halve maand meer, tot een maximum van drie maanden.
4. Een onvoltooide periode van vier jaar aan het einde van het dienst-
9
verband wordt voor de toepassing van lid 2 sub a en lid 3 als een volledige periode berekend. Dit geldt ook voor de toepassing van lid 2 sub b, doch alleen indien het dienstverband na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar ten minste een vol jaar heeft geduurd.
5. Bij het bereiken door de werknemer van de pensioengerechtigde leeftijd eindigt de dienstbetrekking zonder dat opzegging nodig is.
N.B.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op een voor een bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7A:1639e B.W.
6. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die voor bepaalde tijd is verlengd, eindigt van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging met toestemming van de Directeur Arbeidsvoorziening is vereist, indien deze arbeidsovereenkomst éénmalig en voor maximaal 6 maanden is verlengd, en de totale duur van beide overeenkomsten de 18 maanden niet overschrijdt. In overige gevallen van verlenging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gelden de in de vorige leden genoemde opzegtermijnen.
Aanbeveling:
Aanbevolen wordt dat indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd, de werkgever tenminste één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst, de werknemer er opmerkzaam op maakt dat het dienstverband zal eindigen.
Artikel VII
Salarissen
1. Indien en voor zover in de periode voor 31 oktober 1977, aan de werknemers periodieke verhogingen op grond van leeftijd en dienst- jaren, danwel op grond van persoonlijke beoordeling zijn toegekend, zullen deze verhogingen ook nà 31 oktober 1977 worden toegekend indien het toekennen van deze verhogingen geacht kan worden onderdeel uit te maken van het in artikel III genoemde arbeidsvoorwaardenpakket.
2. Per 1 oktober 19961) , worden de feitelijke salarissen verhoogd met 2,75%.
4. Per 1 oktober 1997 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 2,25%.
5. Bij de betaling van het salaris in de maand december 1997 zal een
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
10
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
uitkering ineens plaatsvinden van 0,91% van het jaarsalaris plus de in het jaar genoten ploegentoeslag bij regelmatige ploegendienst1). Het jaarsalaris wordt afgeleid van het salaris over de maand decem- ber 1997.
De uitkering wordt betaald aan de werknemers die op 1 december 1997 in dienst zijn van de werkgever en vanaf 1 januari 1997 onaf- gebroken in dienst zijn geweest van dezelfde werkgever. Voor de werknemers die na 1 januari 1997 in dienst van de werkgever zijn gekomen zal de uitkering ineens worden vastgesteld naar evenredig- heid van het aantal maanden dienstverband vanaf 1 januari 1997 tot en met december 1997.
Artikel VIII
Andere inkomstenbestanddelen
Indien en voor zover in de periode vóór 31 december 1984 aan de werk- nemer een vakantietoeslag is toegekend, zal deze vakantietoeslag ook ná 31 december 1984 worden toegekend. De vakantietoeslag wordt ver- diend in de periode van 1 juli t/m 30 juni en bedraagt 8% op jaarbasis. De uitvoering van deze bepaling kan nimmer leiden tot verhoging van aanspraken van de werknemer.
Artikel IX
Ziektekostenverzekering
1. De werkgever vergoedt aan de werknemer, die niet verplicht verze- kerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten onder voorwaarden die ten minste voldoen aan het hier- onder aangegeven standaardpakket, 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaardziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse. Wanneer in een onderne- ming een collectieve ziektekostenverzekering bestaat wordt deze ver- goeding slechts toegekend indien de werknemer daaraan deelneemt. Deze beperking geldt niet voor de werknemer die buiten zijn schuld niet aan deze verzekering deelneemt.
2. De werkgever vergoedt tevens aan de in het eerste lid van dit artikel
1) Noot van partijen: Onder ,,regelmatige ploegendienst’’ dient te worden verstaan ploe- gendienst, die ten minste gedurende 1 jaar is uitgeoefend resp. dient te worden uitgeoe- fend volgens een rooster, dat vooraf is vastgesteld.
11
bedoelde werknemer 50% van de door de werknemer te betalen bij- drage, die voortkomt uit de Wet medefinanciering oververtegenwoor- diging oudere ziekenfondsverzekerden (MOOZ), alsmede 50% van de bijdrage ,,Pooling voorheen vrijwillig verzekerden’’, die voort- vloeit uit de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ).
3. Onder standaardziektekostenverzekering wordt verstaan: verzekering van de werknemer en zijn gezin, omvattende de kosten van:
– verpleging tijdens het verblijf van xxxxxx dan 24 uur in een zie- kenhuis, sanatorium of psychiatrische inrichting, alsmede de tij- dens dat verblijf verschuldigde kosten van de klinische (opera- tieve en niet-operatieve) specialistische hulp en de z.g. bijkomende kosten;
– ziekenvervoer naar en van een ziekenhuis, sanatorium of psy- chiatrische inrichting;
– ambulante (niet-klinische of poliklinische) specialistische hulp en de tijdens deze specialistische behandeling verschuldigde bijko- mende kosten;
– kunst- en hulpmiddelen,
een en ander onder de gebruikelijke door de ziektekostenverzekeraars gestelde voorwaarden en met de door hem gebruikelijk gestelde maxima, beperkingen en uitbreidingen.
Overgangsbepaling
a. Indien reeds een afzonderlijke tegemoetkoming wordt gegeven voor het dragen van ziektekosten in verband met de omstandigheid dat de werknemer niet is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet, kan deze tegemoetkoming in mindering worden gebracht op de vergoeding genoemd in lid 1.
Artikel X.1
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een Ziektewet-uitkering een aanvulling op de wettelijk verplichte loondoorbetaling te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen de wettelijk verplichte loondoorbetaling en 100% van het volledige Ziektewet-dagloon1).
Indien de periode gedurende welke de loondoorbetaling verplicht is, langer duurt dan 52 weken tengevolge van te late aangifte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, vervalt de aanvullingsverplichting indien en voor zover de te late melding door de werknemer is veroorzaakt.
1) Noot van partijen: Zie bijlage P bij de CAO voor de samenstelling van het Ziektewet- dagloon.
12
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Over de eerste twee dagen waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden betaald en geen aanvulling te worden verstrekt, en na die dagen behoeft geen aanvulling op de wettelijk verplichte loon- doorbetaling te worden verstrekt indien
– de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
– de werknemer is opgenomen in een gevangenis of werkinrichting.
3. Over de eerste dag waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden doorbetaald en geen aanvulling te worden verstrekt in de gevallen en op de voorwaarden als is omschreven in de regeling ter voorkoming van misbruik welke in de onderneming reeds bestaat of na met de Ondernemingsraad bereikte overeenstemming door de werkgever wordt vastgesteld.
4. De werkgever zal geen gebruik maken van de wettelijke mogelijk- heid met de werknemer overeen te komen bij ziekmelding een vakantiedag af te boeken.
5. De werkgever is gerechtigd, zo nodig in afwijking van het gestelde in de leden 1 t/m 4 van dit artikel, sancties op te leggen aan de werk- nemer die de controlevoorschriften overtreedt die zijn neergelegd in een ondernemingsregeling waarin is geregeld hoe de werknemer dient te handelen bij ziekte. De sancties dienen in de regeling te zijn opgenomen.
Deze ondernemingsregeling zal in overleg met de Ondernemingsraad worden vastgesteld.
6. Voorts is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedu- rende één jaar aanvullingen op de AAW-WAO-uitkeringen te ver- strekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou heb- ben ontvangen, indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de AAW/WAO-uitkeringen lager zijn dan 70%, zullen, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit arti- kel, de volgens de vorige volzinnen berekende aanvullingen evenre- dig lager zijn.
Toelichting bij de laatste volzin van lid 6.
Bij een AAW/WAO-uitkering van bijvoorbeeld 28% (de huidige arbeidsongeschiktheidsklasse 35–45%) bedraagt de aanvulling 28/70 maal de bruto aanvulling bij volledige arbeidsongeschiktheid.
13
7. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de AAW/WAO-uitkeringen lager zijn dan 70% dan wel er geen AAW/ WAO-uitkeringen worden ontvangen en de werknemer (daarnaast) WW-uitkeringen ontvangt, is de werkgever verplicht aan de werkne- mer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedurende één jaar aanvullingen op de AAW/WAO-uitkeringen en de WW- uitkeringen tezamen te verstrekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Op de WW-uitkeringen kunnen toegepaste kortingen op de aanvul- lingen in mindering worden gebracht.
8. Tevens is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer die nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt arbeids- ongeschikt is geworden – te rekenen vanaf 1 september 1990 – en die direct voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag de laatste 7 jaar als werknemer in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie werkzaam is geweest en die niet aan de SUM-regeling deelneemt, na het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid aanvul- lingen op de AAW/WAO-uitkeringen te verstrekken. De aanvullin- gen bedragen 10% van de bruto grondslag die op grond van het reglement Stichting Uittreden Metaal- en Elektrotechnische Industrie wordt gehanteerd voor de berekening van de netto SUM-uitkering. Voorzover van toepassing wordt de bruto grondslag vermeerderd met de in het jaar direct voorafgaand aan de eerste arbeidsonge- schiktheidsdag op grond van regelmatige ploegendienst ontvangen ploegentoeslagen alsmede met de op de eerste arbeidsonge- schiktheidsdag voor de werknemer geldende toeslag op basis van het Systeem Arbeidsomstandigheden (SAO). Het netto bedrag van de aanvullingen op de AAW/WAO-uitkeringen zal echter tezamen met de netto AAW/WAO-uitkeringen niet
9. De werkgever is in het kader van zijn goed werkgeverschap gehou- den een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer zo mogelijk passend werk aan te bieden. Indien de werkgever geen passend werk beschikbaar heeft, deelt hij dat schriftelijk aan de werknemer mee.
10. De werkgever is verplicht aan de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer die passende werkzaamheden bij de werkgever hervat, gedurende maximaal twee jaren te rekenen vanaf de datum van werkhervatting aanvullingen op de AAW/WAO-uitkeringen te ver- strekken. Deze aanvullingen op de AAW/WAO-uitkeringen zijn zo- danig dat ze tezamen met het salaris, eventuele andere aanvullingen en/of uitkeringen en de AAW/WAO-uitkeringen, een netto bedrag opleveren dat gelijk is aan het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende die periode 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen.
14
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
11. Het in de leden 1, 6, 7 en 10 bedoelde Ziektewet-dagloon wordt gewijzigd met de in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie van toepassing zijnde algemene salariswijzigingen.
12.1) De werkgever zal de werknemer de mogelijkheid bieden een risicoverzekering aan te gaan welke een aanvulling geeft op de AAW/WAO-uitkeringen2) tot 70% van het WAO-dagloon. Par- tijen hebben hiertoe een voorziening voor de bedrijfstak inge- steld. Deze bestaat uit een mantelovereenkomst tussen de ROM en een vijftal verzekeraars. Werkgevers die vallen onder de wer- kingssfeer van deze CAO alsmede werkgevers die vrijwillig zijn toegetreden tot de SUM-regeling kunnen op grond van de mantel- overeenkomst op algemeen geldende voorwaarden de risico- verzekering aangaan ten behoeve van de deelnemende werkne- mers.
De voorwaarden liggen ter inzage bij de ROM.
De werkgever kan een eigen voorziening treffen nadat hierover overleg is geweest met de v.v.3)
De meerpremie die boven de gemiddelde bedrijfstakpremie moet worden betaald vanwege het hogere risico van de onderneming, is voor 75% voor rekening van de werkgever.
De gemiddelde bedrijfstakpremie is voor 1996 bepaald op 3,02% van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis (1996: f 75 582,–) en de AAW-grondslag op jaarba- sis 1996 (28 304,–).
Voor 1997 en 1998 wordt uitgegaan van een gemiddelde bedrijfstakpremie die door deskundigen, door partijen te benoe- men, wordt vastgesteld aan de hand van door de verzekeraar(s) aan te leveren relevante gegevens.
De meerpremie is het gedeelte van de door de onderneming gel- dende premie, uitgedrukt in procenten van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis en de AAW- grondslag op jaarbasis, dat de voor het betreffende kalenderjaar bepaalde gemiddelde bedrijfstakpremie te boven gaat.
Aanbeveling 1:
In het kader van de reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers binnen de bedrijfstak bevelen partijen aan dat de onderne- mingen onderzoeken welke functies binnen de onderneming geschikt
1) Artikel 1637s van het Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van toepassing.
2) Noot van partijen: Volgens het wetsvoorstel TBA van 28 januari 1993.
3) Bedoeld worden de werknemersorganisaties betrokken bij de cao.
15
zijn, dan wel geschikt zijn te maken om vervuld te worden door gedeel- telijk arbeidsongeschikte werknemers. Tevens bevelen partijen aan dat bij vacatures in deze functies, deze vacatures ter bemiddeling bij de Gemeenschappelijke Medische Dienst (GMD) worden gemeld.
Bij ontslag van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers zal aan de uitvoering van de richtlijn ten behoeve van de Directeuren van de Regio- nale bureaus voor de arbeidsvoorziening medewerking worden verleend. Deze richtlijn houdt in dat bij een ontslagaanvrage voor een (gedeelte- lijk) arbeidsongeschikte werknemer het advies van de GMD zal worden betrokken.
Aanbeveling 2:
Om te komen tot een integratie aanpak ter voorkoming van vermijdbaar ziekteverzuim en mogelijke arbeidsongeschiktheid bevelen partijen aan dat ondernemingen in de bedrijfstak in overleg met de ondernemings- raad of de WW-commissie een plan van aanpak gericht op de eigen onderneming ontwikkelen.
Aspecten die ten minste een onderdeel van een dergelijk plan van aan- pak zijn, betreffende:
– een tijdsfasering ten aanzien van de nagestreefde verbeteringen zodat effectieve bewaking van de voortgang en evaluatie mogelijk is;
– een inventarisatie van mogelijke verbeteringen met betrekking tot de kwaliteit van de arbeid binnen de onderneming, waarin met name aandacht zal zijn voor lawaai, ergonomische omstandigheden, so- ciale arbeidsomstandigheden en gevaarlijke stoffen;
– de gekozen aanpak ter bevordering van het terugdringen van het ziekteverzuim, waarbij gedacht moet worden aan het opzetten van een gericht verzuimbeleid waarvan een aanpak voor de sociaal- medische begeleiding onderdeel uitmaakt.
Artikel X.2
Overlijdensuitkering
De nagelaten betrekkingen van een werknemer hebben recht op een overlijdensuitkering overeenkomstig het gestelde in artikel 1639L van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat deze, voor zover nodig in afwijking van artikel 1639L BW, gaat over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond. Deze uitkering, die wordt betaald in een bedrag ineens, komt ten laste van de werkgever voor zover zij niet wordt gedaan door een uitvoeringsorgaan van de Ziektewet respectieve- lijk WAO.
16
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel XI
Detachering in binnen- en buitenland
Bij detachering in binnen- en buitenland verdient een aantal onderwer- pen de aandacht.1)
Artikel XII
Nevenbedingen
Indien tussen werkgever en werknemer een concurrentiebeding en/of regeling inzake octrooi-, auteurs- of publicatierecht is overeengekomen, zal/zullen die regelingen tussen partijen schriftelijk worden vastgelegd.
§ 1. Arbeidsduur
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN
Artikel XIII.1
Begrippen
1. Xxxxx Xxxxxxxxx Jaarlijkse Arbeidsduur (BSJA):
het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 8 uren.
2. Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur (SJA):
het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, met de vakantiedagen als bedoeld in artikel V.5 eerste en tweede volzin van de CAO in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, en met de feestdagen als bedoeld in het 4e lid van dit artikel, voorzover deze feestdagen niet vallen op een zaterdag of zondag, en dit saldo vermenigvuldigd met 8 uren.
3. Basis Jaarlijkse Arbeidsduur (BJA):
de Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur verminderd met het aantal vrije
1) Zie aanhangsel.
17
roosteruren als bedoeld in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel
XIII.2 van deze CAO.
4. Feestdagen:
de feestdagen bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn: Nieuw- jaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (30 april).
5. Vrije roosteruren:
het aantal uren, gedurende welke de werknemer met inachtneming van artikel XIII.8 van deze CAO aanspraak heeft op vrijstelling van dienst wegens arbeidsduurverkorting.
Artikel XIII.2
BSJA/SJA/BJA/Vrije roosteruren
1. De BSJA bedraagt in 1996: 2096 uur
1997: 2088 uur
1998: 2088 uur.
2. De SJA bedraagt in 1996: 1840 uur
1997: 1832 uur
1998: 1840 uur.
3. De BJA bedraagt in 1996: 1736 uur
1997: 1728 uur
1998: 1736 uur.
4. Bij voltijdarbeid bedraagt het aantal vrije roosteruren: 104 uren. Algemene toelichting bij artikel XIII.2:
Bij de toepassing van de BJA worden mede als gewerkte uren be- schouwd de uren gedurende welke niet is gewerkt op grond van omstan- digheden als vermeld in artikel XIII.II.
Artikel XIII.3
Deeltijdarbeid
1. Voor de werknemer, die deeltijdarbeid verricht, zal het aantal vrije roosteruren naar evenredigheid van het aantal door de werknemer te werken uren op kalenderjaarbasis ten opzichte van de BJA worden vastgesteld.
2. Elke werknemer die dit kenbaar maakt zal in overleg met de werk- gever zo mogelijk in de gelegenheid gesteld worden om in deeltijd dan wel voltijd te gaan werken. Indien deeltijdwerk in de betrokken
18
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
functie niet mogelijk is dient de werkgever, indien de werknemer schriftelijk om een motivering heeft gevraagd, schriftelijk aan te geven waarom deeltijdwerk in de betrokken functie naar zijn mening niet mogelijk is, en welke mogelijkheden door de werkgever zijn aangewend om eventuele bezwaren te verhelpen.
3. Indien de werkgever op het verzoek om in deeltijd te mogen werken afwijzend beslist, wordt de werknemer de gelegenheid geboden om binnen de onderneming in beroep te gaan.
Hiertoe wordt binnen de onderneming een paritaire beroepscommissie ingesteld. Deze commissie is bevoegd de werkgever advies uit te brengen over het verzoek van de werknemer en de afwijzing door de werkgever. Alvorens advies wordt uitgebracht zullen beide partijen worden gehoord. Indien de werkgever het advies van de beroeps- commissie niet opvolgt dient hij dit schriftelijk te motiveren.
Toelichting:
Bij vaststelling van de beroepsregeling is artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing.
Artikel XIII.4
Wijziging van de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling
1. De werkgever die voornemens is de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling in die zin te wijzigen, dat die arbeidsduur wordt vermeerderd tot boven de 8,5 uur, pleegt over dit voornemen over- leg met de v.v.
2. Wijzigingen als bedoeld in het voorgaande lid worden vastgesteld in overleg met de v.v. Het gestelde in de vorige volzin geldt niet indien de dagelijkse arbeidsduur zodanig wordt vermeerderd, dat deze voor een werknemer, die ingevolge het voor hem vastgestelde rooster op vier dagen in de week werkzaam zal zijn, de 9,5 uur per dag niet overschrijdt.
Toelichting:
Bij wijziging van de werktijdregeling is artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing.
19
§ 2. Werktijden
1. Dienstrooster:
Artikel XIII.5
Begrippen
het voor de werknemer vastgestelde rooster van werktijden en rust- tijden, vrije roostertijden en vakantietijden.
2. Vrije roostertijd:
de van dienst vrij gestelde uren, welke als vrije roosteruren voor de werknemer(s) binnen het dienstrooster door de werkgever worden aangewezen.
Artikel XIII.6
Vaststelling van het dienstrooster en de vrije roostertijd
1. De werkgever stelt na overleg met de werknemer het voor de werk- nemer geldende dienstrooster en de vrije roostertijden vast.
2. Op jaarbasis zal het jaarrooster in beginsel gericht zijn op een aantal te werken uren overeenkomstig de BJA.
3. Tenminste 14 kalenderdagen voor het in werking treden daarvan zal de werknemer van het voor hem geldende rooster en de vrije rooster- tijd in kennis worden gesteld.
Artikel XIII.7
Nadere regels inzake de vaststelling van het dienstrooster
Bij het opnieuw vaststellen van de begin- en eindtijden in de dienstroos- ters voor de dagdiensten op maandag tot en met vrijdag zal de werkge- ver in beginsel de aanvangstijd niet stellen voor 07.00 uur en de eindtijd niet na 19.00 uur.
Artikel XIII.8
Nadere regels inzake de vaststelling van vrije roostertijden
1. De aanwijzing van de vrije roostertijden geschiedt in de vorm van halve diensten volgens het rooster, hierna te noemen roostervrij dag- deel.
2. Bij een aantal te werken uren gelijk aan de BJA bedraagt het aantal roostervrije dagdelen 26.
20
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. De werkgever maakt een globale planning van de roostervrije dag- delen en maakt die na overleg met de Ondernemingsraad aan de werknemers bekend.
De niet voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk in het rooster op te nemen roostervrije dagdelen worden in deze planning over het jaar verdeeld, de werkgever zal daarbij als grove ondergrens de helft voor de zomervakantie, eenderde na de zomervakantie en het restant verdeeld over het hele kalenderjaar in de planning opnemen.
6. De werkgever zal de niet reeds voor alle of nagenoeg alle werkne- mers gezamenlijk aangewezen roostervrije dagdelen na overleg met de betrokken werknemer(s) aanwijzen. De werkgever zal daarbij de verdeling als bedoeld in lid 3 van dit artikel als leidraad aanhouden.
Toelichting:
Bij arbeidsongeschiktheid op vastgestelde roostervrije dagdelen bestaat geen recht op vervangende vrije roostertijd.
(zie ook de toelichting bij artikel XIII.11 lid 2)
§ 3. Afwijkingen
Artikel XIII.9
Afwijkingen van vorm van roostervrije dagdelen
1. Op grond van bedrijfseconomische, organisatorische en/of arbeidsmarkttechnische reden(en) kan worden afgeweken van de in artikel XIII.8 lid 1 aangegeven vorm.
2. Indien de in het voorgaande lid van dit artikel bedoelde afwijking de gehele onderneming of een afdeling betreft en niet incidenteel is, is artikel 27 WOR leden 1, 3, 4 en 5 van toepassing.
3. Andere afwijkingen dan in lid 2 van dit artikel bedoeld vinden plaats na overleg met betrokkene(n).
Artikel XIII.10
Afwijkingen van de verdeling van de roostervrije dagdelen
1. Op grond van bedrijfseconomische, organisatorische en/of arbeidsmarkttechnische reden(en) kan worden afgeweken van de ver- deling als bedoeld in artikel XIII.8 leden 3 en 6.
21
2. Indien de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwijking de gehele onder- neming of een afdeling betreft, is artikel 27 WOR leden 1, 3, 4 en 5 van toepassing.
3. Andere afwijkingen dan in lid 2 van dit artikel bedoeld vinden plaats na overleg met betrokkene(n).
5. In afwijking van het bepaalde in de voorafgaande leden van dit arti- kel kan de werkgever bij de aanwijzing van de roostervrije dagdelen afwijken van de verdeling als bedoeld in artikel XIII.8 lid 3 van deze CAO, indien werkzaamheden buiten eigen bedrijf moeten worden verricht en op de werkplek de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd als gevolg van een aldaar geldende regeling van collec- tief vrijaf. De werkgever kan in een dergelijk geval voor de betrok- ken werknemers meer dan 6 roostervrije dagdelen als bedoeld in arti- kel XIII.8 lid 4 na overleg vaststellen, waarbij hij eerst de beschikbare roostervrije dagdelen als bedoeld in artikel XIII.8 lid 4 hiervoor zal aanwenden.
§ 4. Overige bepalingen
Artikel XIII.11
Bijzonder verzuim
1. In het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur wordt – met de gevolgen als geregeld in de volgende leden van dit artikel – als gewerkte uren beschouwd het aantal uren gedurende welke hij in afwijking van het voor hem vastgestelde dienstrooster niet heeft gewerkt, of, bij gebreke van een dienstroos- ter een aantal van 8 uren per werkdag, in geval van:
art. XIII.12 – compenserende vrije roostertijd;
art. V.6 en 8 CAO Metaal- en Elektrotechnische Industrie – extra vakantie;
art. XV – kort verzuim;
art. XVI – werkloosheid tijdens dienstverband; art. XXIV – bijzonder verlof;
art. X – arbeidsongeschiktheid, en
art. XVII – vrije uren voor oudere werknemers.
2. Eveneens worden in het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur als gewerkte uren beschouwd de uren, die ingevolge het dienstrooster voor de werknemer reeds waren aan- gewezen als vakantie, indien hij gedurende deze uren arbeidsonge- schikt is.
22
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
§ 5. Compensatieregeling
Artikel XIII.12
Niet-genoten vrije roosteruren
1. De werknemer heeft als vergoeding voor niet-genoten vrije rooster- uren aanspraak op compenserende vrije uren op tijdstippen, waarop de bedrijfssituatie dit mogelijk maakt en waarop de werknemer xxxx- xxxxx zijn dienstrooster zou hebben moeten werken.
De vaststelling van de tijdstippen geschiedt na overleg met de werk- nemer door de werkgever.
Het verdient aanbeveling het compenserend vrijaf te realiseren bin- nen het kwartaal. De compensatie geschiedt in de vorm van ten min- ste halve diensten volgens het rooster.
2. In overleg tussen de werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden vervangen door een uitbetaling van de niet-genoten vrije roosteruren.
3. Niet-genoten vrije roosteruren die aan het einde van het kalenderjaar niet zijn gecompenseerd in vrije tijd, noch zijn vergoed overeenkom- stig het bepaalde in lid 2 van dit artikel, worden overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend, of in overleg met de werknemer wordt 50% van deze uren uitbetaald en het restant aan uren overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compen- serende vrije roostertijd toegekend.
Artikel XIII.13
Afrekening bij einde dienstverband
1. Bij einde van het dienstverband zullen – behoudens het gestelde in de volgende leden – de uren die als gevolg van het voor de werkne- mer geldende dienstrooster naar evenredigheid van de duur van het dienstverband in het kalenderjaar te veel of te weinig zijn gewerkt niet worden afgerekend.
2. Voor de werknemer, die de dienst verlaat, kunnen de hem overeen- komstig artikel XIII.8 naar evenredigheid van de duur van het dienst- verband in het kalenderjaar nog toekomende roostervrije dagdelen voor het einde van de dienstbetrekking alsnog worden aangewezen.
23
3. Indien van de in lid 2 genoemde mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft de werknemer aanspraak op een uitkering in geld, overeenkomend met het salaris over de hem nog toekomende vrije roosteruren.
4. Xxxxxxx de dienstbetrekking wordt beëindigd op verzoek van de werknemer en ingeval de dienstbetrekking eindigt wegens voor de werkgever dringende reden, kunnen voor de werknemer de door hem overeenkomstig artikel XIII.8 naar evenredigheid van de duur van het dienstverband in het kalenderjaar te veel genoten roostervrije dagdelen, vóór het einde van de dienstbetrekking alsnog als te wer- ken uren worden aangewezen.
5. Indien in de in lid 4 genoemde gevallen van de aldaar bedoelde mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt kan de werkgever de te veel genoten vrije roosteruren verrekenen met het salaris.
Artikel XIV
Christelijke Feestdagen en Nationale Feestdag
Op Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinkster- dag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (30 april) wordt, voor zover deze dagen niet vallen op een roostervrije dag, vrijaf gegeven met behoud van salaris. Deze dagen komen niet in mindering op de vakantie.
Artikel XV
Kort verzuim
1. Aan de werknemer, voor wie wegens bijzondere omstandigheden (kort) verzuim binnen de arbeidstijd noodzakelijk is, wordt dit toe- gestaan voor zover dit in de onderneming gebruikelijk is.
2. Bij zodanig verzuim wordt het salaris doorbetaald in de hieronder opgenomen gevallen tot de daarbij vermelde duur:
a. over 4 dagen: bij overlijden van de levenspartner; bij overlijden van een inwonend kind;
b. over 2 dagen: bij huwelijk van de werknemer; bij overlijden van een niet inwonend kind; bij overlijden van een van de ouders;
c. over 1 dag: bij bevalling van de levenspartner; bij 25- of 40-jarig huwelijk van de werknemer; bij huwelijk van een kind;
bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van: een van de grootouders van de werknemer of van de xxxxxxxxxx- xxx;
24
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
een zuster; een broer;
een van de ouders van de levenspartner; een zuster van de levenspartner;
een broer van de levenspartner; de levenspartner van een kind; een kleinkind;
bij keuring voor de militaire dienst;
d. over ten hoogste 1 dag in totaal per kalenderjaar: bij het huwe- lijk van een broer, zuster of kleinkind, professie van een kind, broer of zuster, priesterwijding van een kind of broer;
e. over een naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste 1 dag: bij de vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid opgelegde verplichting, welke persoonlijk moet worden nagekomen, voor zover hiervoor van de overheid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen;
voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma, indien dit in het belang van het bedrijf is;
bij ondertrouw;
f. over 2 uren: bij uitoefening van de kiesbevoegdheid; bij aangifte en inspectie voor de militaire dienst.
3. Onder levenspartner als bedoeld in lid 2 wordt verstaan de echtge- no(o)t(e) danwel hij of zij met wie de werknemer respectievelijk een kind van de werknemer een duurzame levensrelatie onderhoudt en die tevoren als zodanig bij de werkgever bekend is gemaakt door de werknemer.
4. Over eventuele afwijking van de in lid 2 genoemde gevallen, b.v. op grond van regionale of plaatselijke gebruiken, zal in de onderneming overleg worden gepleegd.
5. Voor verzuim in verband met bezoek aan huisarts, tandarts, specia- list of in verband met nabehandeling na ziekte, dient in de onderne- ming een regeling te worden getroffen.
Artikel XVI
Uitkering bij werkloosheid tijdens dienstverband
1. De toepassing van artikel 7A:1638d B.W. wordt beperkt tot één week. Gedurende deze tijd betaalt de werkgever het salaris.
25
2. In geval van onderbreking van het werk op grond van de ,,Algemene Machtiging tot werktijdverkorting bij onwerkbaar weer of ongun- stige waterstand’’ (Beschikking College van Rijksbemiddelaars d.d. 6 december 1945, Stcrt. 1945, nr. 129), geldt het in lid 1 bepaalde voor elke periode van werkonderbreking opnieuw.
3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting blijft, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, artikel 7A:1638d B.W. geheel buiten toepassing en betaalt de werkgever derhalve geen salaris over de uren waarin geen arbeid is verricht.
4. Wanneer de werknemer aanspraak heeft op uitkering krachtens de Werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in de voorgaande leden niet of niet meer verplicht is tot betaling van het salaris, zal de werkgever deze uitkering aanvullen tot het bedrag van het salaris.
5. Aan werknemers op wie het bepaalde in lid 4 niet kan worden toe- gepast in verband met de voorwaarden gesteld bij of krachtens de artikelen 15 t/m 21 van de Werkloosheidswet, zal de werkgever in de gevallen als bedoeld in de leden 2 en 3 het salaris doorbetalen.
Artikel XVII
Vrije uren voor oudere werknemers
1. De werknemer, die de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt en die vol- gens de voor hem vastgestelde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur 40 uur per week werkt, kan op verzoek per kalenderkwartaal vrije uren opnemen, met inachtneming van het volgende.
2. De tijden waarop de werknemer de vrije uren opneemt worden in overleg met de werkgever vastgesteld.
3. De werknemer die gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid tot het opnemen van vrije uren ontvangt over deze vrije uren 85% van zijn gederfde verdienste.
4. De beschikbare vrije uren bedragen voor de in het eerste lid bedoelde werknemer die op de eerste dag van een kalenderkwartaal de leeftijd van
– 62 jaar heeft bereikt 32 uur per kalenderkwartaal
– 63 jaar heeft bereikt 56 uur per kalenderkwartaal
– 64 jaar heeft bereikt 80 uur per kalenderkwartaal.
5. Voor de werknemer die de leeftijd van 62 resp. 63 resp. 64 jaar heeft bereikt doch volgens de voor hem vastgestelde gemiddelde weke-
26
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
lijkse arbeidsduur minder werkt dan 40 uur per week bedragen de beschikbare vrije uren het in het vorige lid bepaalde aantal uren, onder aftrek van 13 maal het aantal uren dat hij volgens zijn gemid- delde wekelijkse arbeidsduur per week minder werkt dan 40 uur.
6. De in het 4e lid bedoelde vrije uren kunnen uitsluitend in het betref- fende kalenderkwartaal worden opgenomen.
7. De vrije uren mogen niet worden vervangen door een uitkering in geld.
8. De verdere uitwerking van deze regeling vindt plaats in onderstaande Regeling van vrije uren voor oudere werknemers.
Regeling van vrije uren voor oudere werknemers
1. Indien de op grond van artikel XVII daarvoor in aanmerking ko- mende werknemer gebruik zal maken van de mogelijkheid tot het opnemen van vrije uren, dient het vaststellen van de beschikbare vrije uren in overleg met de werkgever te geschieden:
a. voor de aanvang van het betreffende kalenderkwartaal;
b. indien het sub a gestelde niet mogelijk is geweest tengevolge van arbeidsongeschiktheid, op de eerste dag van werkhervatting.
2. Teneinde te voorkomen dat het gebruik maken van de mogelijkheid tot het opnemen van vrije uren leidt tot ernstige organisatorische pro- blemen, zal, indien de werkgever en de betrokken werknemer bij het vaststellen van de beschikbare vrije uren niet tot overeenstemming komen, de werkgever vaststellen op welke tijden de beschikbare vrije uren kunnen worden opgenomen.
3. a. In geval van arbeidsongeschiktheid zal de betrokken werknemer de reeds vastgestelde doch niet opgenomen vrije uren niet alsnog kunnen opnemen.
b. Indien tengevolge van arbeidsongeschiktheid van de werknemer de vaststelling van de beschikbare vrije uren niet vóór de aan- vang van het betreffende kalenderkwartaal heeft kunnen geschie- den, zal de werknemer op de eerste dag van de werkhervatting aan de werkgever mededelen of hij gebruik zal maken van de mogelijkheid tot het opnemen van vrije uren in het lopende kalenderkwartaal.
Indien de werknemer gebruik wenst te maken van de mogelijk- heid tot het opnemen van vrije uren, zullen de beschikbare vrije
27
uren worden bepaald in evenredigheid tot het resterende gedeelte van het lopende kalenderkwartaal.
4. Indien vóór de aanvang van een kalenderkwartaal vaststaat dat het dienstverband in het betreffende kalenderkwartaal zal worden beëin- digd, zullen de beschikbare vrije uren worden bepaald in evenredig- heid tot het gedeelte van het kalenderkwartaal gedurende hetwelk het dienstverband nog voortduurt.
Artikel XIX
Fusie, reorganisatie, sluiting, inschakelen van organisatiebureaus
1. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan en organisatiebureau om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderneming, overleg plegen met de onder- nemingsraad en de v.v. inlichten ingeval daarbij werknemers zijn betrokken.
De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg met de ondernemingsraad.
2. De werkgever die overweegt een fusie aan te gaan zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.
a. In verband daarmede zal de werkgever zo spoedig mogelijk, mede gezien het hierna volgende, de v.v. inlichten over de over- wogen maatregelen. Uiterlijk een week hierna zullen de onder- nemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever wor- den ingelicht. In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de onderne- mingsraad zullen de werkgever, de v.v. de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.
b. Daarna zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daar- uit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen bespreken met de v.v., alsmede met de ondernemingsraad, teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden. De werkgever zal de resultaten van dit beraad mededelen aan de Raad van Commis- sarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.
3. De werkgever die overweegt een bedrijf of bedrijfsonderdeel te slui- ten en/of de personeelsbezetting ingrijpend te wijzigen zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.
a. Indien de werkgever verwacht dat bepaalde ontwikkelingen de omvang van de werkgelegenheid in de onderneming in ernstige mate in gevaar zullen brengen, zal hij de v.v. zo spoedig moge- lijk hiervan op de hoogte brengen en voor een gesprek uitnodi-
28
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gen. In dat gesprek zal de werkgever de v.v. inzicht verschaffen in aard en mogelijke consequenties van die ontwikkelingen.
Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht. In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. en de w.v. de geheimhouding over de over- wogen maatregelen in acht nemen.
b. Vervolgens zal met de v.v. worden besproken welke voorgeno- men maatregelen tot aanpassing van de personeelsbezetting bin- nen welk tijdsbestek dienen te worden getroffen, waarbij met medewerking van de betrokkenen wat betreft om-, her- en bij- scholing, over-, en herplaatsing, er naar zal worden gestreefd om gedwongen ontslagen te voorkomen. Hierbij zal o.m. worden gesproken over maatregelen die de herplaatsing hetzij binnen het bedrijf hetzij elders kunnen bevorderen en de wijze waarop e.e.a. zal plaatsvinden.
c. Voorts zal de werkgever de te treffen maatregelen bespreken met de ondernemingsraad teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden. De werkgever zal de resultaten van dit beraad mededelen aan de Raad van Commis- sarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.
4. Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolgen voor de werkne- mers of een aantal werknemers zijn te verwachten zal de werkgever in overleg met de v.v. een sociaal plan opstellen waarin wordt aan- gegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in ver- band daarmede kunnen worden getroffen.
In verband hiermede zal, indien de v.v. zulks verzoeken, hierbij tevens het inzicht van het betreffende R.B.A. worden gevraagd in- zake de plaatsbaarheid van de betrokken werknemers.
Ingeval te verwachten is dat daarbij beëindiging van het dienstver- band zal plaatsvinden in een omvang die gevolgen heeft voor de plaatselijke arbeidsmarkt, zal in het overleg tussen de werkgever, de
v.v. de vraag worden betrokken of het wenselijk is ter zake advies van de betreffende regionale raad voor de arbeidsmarkt te vragen.
5. Ten aanzien van het sociaal plan verdienen de volgende onderwer- pen de aandacht:
a. Ingeval herplaatsing binnen de onderneming of het concern mo- gelijk is o.a.:
29
her-, om- en bijscholing; verhuizing;
overgang van pensioenverzekering en ziektekostenverzekering; afwikkeling van verleende voorschotten en leningen; studiekostenregelingen;
huurwoningen;
gratificatie- en winstdelingsregelingen; salarisconsequenties.
b. Ingeval beëindiging van het dienstverband onvermijdelijk is o.a.: verzuim voor sollicitatie;
reiskosten voor sollicitatie; bemiddeling bij andere werkgevers; inschakeling van het R.B.A.; verhuizing;
pensioenverzekering en ziektekostenverzekering; afwikkeling van verleende voorschotten en leningen; studiekostenregelingen;
huurwoningen;
gratificatie- en winstdelingsregelingen; concurrentiebeding;
eventuele nadelige financiële gevolgen van voorafgaande werktijdverkorting;
alsmede:
financiële aanvullingsregelingen op de wettelijke uitkering c.q. op het nieuwe loon voor de werknemers die, niet aansluitend aan het dienstverband, elders vervangende c.q. in beloning gelijk- waardige arbeid kunnen vinden; duur en hoogte van deze rege- lingen dienen te worden afgestemd op leeftijd en diensttijd van de betrokken werknemers.
6. De onder 5 genoemde financiële regelingen komen ten laste van de betrokken onderneming, voor zover daarin niet wordt voorzien door een wettelijke regeling.
Artikel XXV
Vreemde werknemers
1. a. De werkgever draagt in zijn onderneming zonder voorafgaand overleg met de ondernemingsraad aan vreemde werknemers geen werkzaamheden op welke naar hun aard door werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht, noch direct noch indirect via (onder)aannemers.
b. Het algemeen beleid van de onderneming inzake het gebruik maken van vreemde werknemers zal ten minste tweemaal per jaar met de ondernemingsraad worden besproken.
c. Onder ,,vreemde werknemer’’ wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke persoon, die werkzaamheden verricht in de onderne-
30
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxx van een werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.
2. De werkgever zal bij het in lid 1 sub a bedoelde overleg de onder- nemingsraad informeren omtrent:
– naam en adres van xxxxxx(n) bij wie de vreemde werknemers in dienst zijn dan wel van degene(n) die de vreemde werknemers ter beschikking stelt (stellen);
– de vergunning als bedoeld in lid 3;
– aard en geschatte duur van de werkzaamheden;
– aantal, namen en leeftijden van de vreemde werknemers;
– de arbeidsvoorwaarden van de vreemde werknemers.
3. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden zal de werkge- ver slechts gebruik maken van hem ter beschikking gestelde arbeids- krachten in de zin van de wet, indien degene die deze arbeidskrach- ten ter beschikking stelt in het bezit is van een vergunning als vereist krachtens de wet.
5.1)Wanneer vaststaat dat het totaal van arbeidsvoorwaarden van de vreemde werknemers gemiddeld per functie en leeftijd meer dan 10% ligt boven dan wel 10% beneden dat van de vergelijkbare eigen werknemers in dezelfde salarisgroep, zal de werkgever van deze vreemde werknemers geen gebruik maken resp. het gebruik beëindi- gen, tenzij in overleg met de v.v. dit verschil in arbeidsvoorwaarden tot ten hoogste 10% wordt teruggebracht. In alle gevallen dient het totaal van arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk te zijn aan het totaal van de arbeidsvoorwaarden van deze CAO. Bij deze vergelijking van arbeidsvoorwaarden wordt ten aanzien van de vreemde werknemers uitgegaan van het totale inkomen uit deze arbeid, omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode. Onder dit to- tale inkomen worden alle, op geld waardeerbare elementen, hoe ook genaamd, begrepen.
Ten aanzien van de eigen werknemers wordt bij deze vergelijking uitgegaan van het gemiddelde salaris in de salarisgroep, zo nodig afzonderlijk berekend voor werknemers in vergelijkbare leeftijdsca- tegorieën. Hierbij wordt het jaarinkomen, waarin alle vaste toeslagen
1) Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer en voor zover het uitzendbureau gehouden is de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) CAO voor uit- zendkrachten na te leven. Zie in dit verband artikel 13 van de CAO voor uitzendkrach- ten.
31
en/of vaste gratificaties worden begrepen, vastgesteld en omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode.
Onder arbeidsvoorwaarden worden mede begrepen:
a. vakantierechten;
b. vergoedingen voor reisuren, reiskosten, koffiegeld, e.d.;
c. andere vergoedingen en toeslagen;
d. het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de inhouding van premies voor sociale verzekeringen en pensioenvoorzieningen;
e. duidelijke, kwantificeerbare verstrekkingen aan de betrokken werknemers zoals kleding, schoeisel en gereedschap;
f. duidelijke, kwantificeerbare voorzieningen voor de betrokken werknemers zoals pensioenvoorziening en ziektekostenverzeke- ring;
g. uitkeringen in het lopende jaar verband houdende met de winst, zodra de hoogte van de uitkering bekend is.
6. Wanneer de werkgever in de ondernemingsraad aantoont dat sprake is van:
a. aanneming van werk, indien de werkzaamheden geschieden door personeel in dienst van de betreffende (onder)aannemer en waar- bij:
1. de (onder)aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk;
2. de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoorde- lijkheid van de (onder)aannemer staan;
3. de (onder)aannemer economisch risico loopt ten aanzien van prijs, kwaliteit of levertijd;
b. collegiaal uitlenen zonder winstoogmerk;
c. werkzaamheden door werknemers in dienst van de leverancier terzake van montage ingebruikstelling en onderhoud van een geleverd product;
d. een gemeenschappelijk door ondernemers in de Metaal- en Elek- trotechnische Industrie in stand gehouden arbeidsreserve zonder winstoogmerk is het bepaalde in de leden 2, 3, 4 en 5 niet van toepassing.
In dit geval zal de werkgever de ondernemingsraad niettemin informeren omtrent:
– naam en adres van xxxxxx(n) bij wie de vreemde werknemers in dienst zijn;
– aard en geschatte duur van de werkzaamheden.
Artikel XXVI
Aanbeveling
Aanbevolen wordt werknemers van 55 jaar en ouder alsmede werkne- mers die specifieke werkzaamheden of werkzaamheden onder specifieke omstandigheden verrichten, periodiek medisch te laten onderzoeken.
32
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel XXVII
Fonds Werkgelegenheids Regelingen in de bedrijfstak
1. De werkgever is in december 1997 aan de door de Raad van Over- leg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) ingestelde Stichting Werkgelegenheid Metalektro (SWM) een bijdrage verschul- digd van 0,5% in 1997 van de in dat jaar voor zijn onderneming gel- dende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering.
De bijdragen zijn bestemd voor de realisatie van werkgelegenheids- projecten zowel op bedrijfstak- als op ondernemingsniveau.
De inning van deze bijdragen is opgedragen aan de Stichting Werk- gelegenheid Metalektro (SWM) waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.
2. Besteding op ondernemingsniveau
In overleg tussen werkgever en v.v. kan (gedeeltelijke) besteding van de in lid 1 genoemde bijdragen ten behoeve van regelingen ter bevor- dering van de werkgelegenheid op ondernemingsniveau worden over- eengekomen.
3. Besteding op bedrijfstakniveau
Het saldo van middelen, dat op bedrijfstakniveau beschikbaar komt, is bestemd voor de realisatie van werkgelegenheidsbevorderende maatregelen zoals projecten in de sfeer van werkervaringsplaatsen, opleidings- en bemiddelingsactiviteiten ten behoeve van werklozen en andere bijzondere doelgroepen.
5. De werkgever is verplicht in de maand december 1997 een door de ROM vast te stellen voorschot te betalen op de in lid 1 bedoelde in december 1997 verschuldigde bijdrage. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de in de maand december 1997 redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden in de maand augustus 1998.1)
6. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdragen is rente ver- schuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen nawerking.
33
7. De werkgever is verplicht aan de ROM gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 genoemde bijdragen noodzakelijk zijn, te verstrekken.
8. Aan de werkgever die een overeenkomst als bedoeld in lid 2 heeft gesloten met de v.v. kan door de SWM (gedeeltelijke) ontheffing c.q. (gedeeltelijke) restitutie van de in lid 1 genoemde bijdrage(n) wor- den verleend. Daartoe dient de werkgever de met de v.v. gesloten overeenkomst in te dienen bij de SWM. Beoordeling van bedoelde overeenkomst als grond voor ontheffing c.q. restitutie geschiedt aan de hand van objectieve criteria door het paritair bestuur van de SWM, bestaande uit vertegenwoordigers van CAO-partijen. Indien het bestuur van de SWM van oordeel is dat bedoelde overeenkomst geen grond voor ontheffing c.q. restitutie oplevert, zal daarvan gemo- tiveerd aan de werkgever kennis worden gegeven. Het bestuur zal uitvoeringsrichtlijnen vaststellen. Deze richtlijnen zijn op aanvraag verkrijgbaar1).
Met betrekking tot de heffing van 1997 kan door de werkgever uiter- lijk tot en met 31 januari 1998 (gedeeltelijke) ontheffing c.q. (gedeel- telijke) restitutie bij de Stichting worden aangevraagd.
Artikel XXVIII
ROM Projecten ten behoeve van de bedrijfstak
1. De huidige ROM projecten Kwaliteit van de Arbeid alsmede Kinder- opvang (zie bijlage O) worden gedurende de looptijd van deze CAO voortgezet.
2. De in lid 1 genoemde ROM projecten worden gefinancierd uit de middelen van de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elek- trotechnische Industrie (ROM) daartoe in 1993 ingestelde Stichting Bijzondere Projecten, waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.
Toelichting van de partijen:
Gedurende de looptijd van deze CAO’s is geen bijdrage verschuldigd. Dit laat onverlet de verplichting tot bijdragen uit vorige CAO’s voor het hoger personeel in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.
1) Noot van partijen: Stichting Werkgelegenheid Metalektro, Postbus 407, 2260 AK Leid- schendam.
34
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE O
REGELING BIJDRAGE KINDEROPVANG1)
1. Toepassing van de regeling
De regeling is van toepassing op de vrouwelijke werknemer in dienst van een onderneming die valt onder de werkingssfeer van de CAO in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie alsmede de vrouwen/ meisjes in opleiding in het kader van O+O doelgroepen projecten die ten behoeve van hun kind(eren) in de leeftijd van 0–4 jaar gebruik willen maken van een kindplaats.
2. Uitvoering
Deze regeling wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Indus- trie (ROM) ingestelde Commissie Kinderopvang en is feitelijk opge- dragen aan de Stichting Utrechtse Kinderopvang (SUK) gevestigd te Utrecht.
3. Inhoud van de regeling
Via de SUK zal aan werknemers die in aanmerking willen komen voor erkende vormen van kinderopvang voor kinderen van 0–4 jaar, een kindplaats worden aangeboden binnen een gemiddelde termijn van 3 maanden, zoveel mogelijk rekening houdend met de wensen van de vrouwelijke werknemer.
4. Kosten van de regeling
De kosten van de regeling komen voor rekening van de ROM. Wan- neer gebruik wordt gemaakt van de regeling is een ouderbijdrage verschuldigd. De SUK zal de ouderbijdrage innen. De ouderbijdrage wordt vastgesteld conform de SUK-tabel2). De hoogte van de ouder- bijdrage is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de ouders/ verzorgers, het aantal kinderen op het kinderdagverblijf en het aantal dagdelen dat uw kind(eren) het dagverblijf bezoek(t)(en) of via een gastouderproject opvang geniet(en).
1) Artikel 1637ij Burgerlijk Wetboek verbiedt het maken van direct onderscheid tussen mannen en vrouwen. Een regeling die vrouwen, in afwijking van dit verbod, in een bevoorrechte positie plaatst is slechts toegestaan als met de regeling wordt beoogd fei- telijke ongelijkheden op te heffen en de regeling geschikt is voor en in redelijke ver- houding staat tot het te bereiken doel. De bevoorrechting dient te worden beëindigd als de ongelijkheid is opgeheven.
2) Noot van partijen: De SUK-tabel is een afgeleide van de UWS-tabel.
35
5. Aanspraken
De aanvraag voor een kindplaats kan worden ingediend tot en met 30 juni 1998 met dien verstande dat de kindplaats ook voor of op deze datum feitelijk in gebruik moet zijn genomen en dient te wor- den aangevraagd door de betreffende vrouwelijke werknemer.
6. De SUK sluit alleen contracten met erkende kinderdagverblijven. Hierbij gelden twee belangrijke voorwaarden. Het kinderdagverblijf dient minimaal de model-verordening van de Vereniging van Neder- landse Gemeenten (VNG) te hanteren. Bovendien moet het personeel betaald worden volgens de Welzijns-CAO. Bij het zoeken naar kind- plaatsen maakt de SUK gebruik van bestaande (koepel)organisaties zoals Skobi, KOB, BKA en dergelijke. Indien een kind in een kin- derdagverblijf, dat aan bovengenoemde eisen voldoet, geplaatst kan worden, sluit de SUK met het dagverblijf een contract. Ten aanzien van opvang via een gastouder wordt als voorwaarde gesteld dat de gastouder aangesloten is bij een geregistreerde instelling die het gast- ouderproject coördineert, begeleidt en die borg staat voor kwaliteit en goed overleg met alle betrokkenen.
7. Einde regeling
Ingeval via de ROM aan degene genoemd onder lid 1, een kindplaats ter beschikking is gesteld, dan eindigt deze:
– op het tijdstip waarop het kind 4 jaar wordt;
– aan het einde van de periode waarvoor de kinderopvang is aan- gevraagd;
– op het moment waarop er geen gebruik meer wordt gemaakt van kinderopvang;
– wanneer door de aanvrager niet meer wordt voldaan aan het gestelde onder lid 1.
8. Aanvraagprocedure
Een aanvraag dient te worden ingediend bij de SUK, Xxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxx, tel. 030–0000000. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van de door de SUK te verstrekken formulieren.
9. Onvoorziene gevallen
In onvoorziene gevallen beslist de Commissie Kinderopvang.
10. Overige
De Commissie zal éénmaal per zes maanden, voor het eerst zes maanden na de datum van de eerste betaling, controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door middel van een verklaring. De Commissie behoudt zich het recht voor ingeval van niet-naleving van de gestelde voorwaarden het teveel betaalde terug te vorderen, verhoogd met wettelijke rente.
36
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
STATUTEN STICHTING BIJZONDERE PROJECTEN METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE
Artikel 1
Naam en zetel
De stichting draagt de naam: ,,Stichting Bijzondere Projecten Metaal- en Elektrotechnische Industrie’’, gevestigd te Leidschendam.
Artikel 2
Doel
De stichting heeft ten doel:
1. het financieren van bijzondere projecten in de Metaal- en Elektro- technische Industrie inzake instroming Werklozen + Werkervarings- plaatsen, kwaliteit van de Arbeid alsmede kinderopvang.
2. Het heffen en beheren van krachtens de collectieve arbeidsovereen- komst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie door werkgevers verschuldigde bijdragen, voor zover zulks in de betreffende collec- tieve arbeidsovereenkomst aan de stichting wordt opgedragen.
Artikel 3
Financiële middelen
De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
1. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotech- nische Industrie worden verstrekt ingevolge het bepaalde in de col- lectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.
2. Inkomsten uit het vermogen van de stichting.
3. Eventuele andere baten.
37
Artikel 4
Uitkeringen
Het bestuur is bevoegd tot het doen van uitkeringen indien en voorzo- ver de middelen daartoe toereikend zijn en de uitgave het doel van de stichting dient.
Artikel 5
Secretariaat en administratie
De stichting draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder de uit- voering van bestuursbesluiten en de inning van de in artikel 3 bedoelde bijdragen, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotech- nische Industrie (Cesmetel), gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noe- men: ,,Xxxxxxxx’’ en sluit daartoe met die stichting één of meer overeen- komsten.
Artikel 6
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee leden, te weten, één werkgeverslid en één werknemerslid.
2. De leden van het bestuur worden benoemd door Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de ,,ROM’’.
3. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De ROM stelt een rooster van aftreden op.
Een aftredend bestuurslid is terstond herbenoembaar.
4. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. het nemen van ontslag;
c. onder curatelestelling of faillissement;
d. ontslag als bedoeld in lid 4.
Artikel 7
1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. De voorzitter dient afwisselend uit werkgevers- kring en werknemerskring afkomstig te zijn.
38
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Het secretariaat wordt gevoerd door Xxxxxxxx.
3. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het bestuur verleent aan Xxxxxxxx volmacht om in het kader van de haar opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.
Artikel 8
Vergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls een bestuurslid dit gewenst acht, doch tenminste tweemaal ’s-jaars.
2. Het bestuur besluit bij eenstemmigheid.
3. Stemmen bij volmacht is toegestaan mits dit geschiedt middels een schriftelijke volmacht.
4. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel in een vol- gende bestuursvergadering opnieuw aan de orde gesteld.
Staken de stemmen dan weer, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten, mits het voorstel schriftelijk aan alle bestuursleden ter kennis is gebracht en deze allen zich schriftelijk daarmede akkoord hebben verklaard.
6. Het bestuur is bevoegd adviseurs uit te nodigen tot het bijwonen van de vergadering en deze de benodigde stukken te verstrekken.
Artikel 9
Financiën
1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Voorafgaande aan ieder jaar stelt het bestuur een begroting van inkomsten en uitgaven vast.
3. Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan de ROM omtrent het in het voorgaande jaar gevoerde beheer en beleid. Het rapport van de door het bestuur aan te wijzen registeraccountant wordt bij het ver- slag gevoegd.
39
Artikel 10
Reglementen
Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen. Bepalingen in het huishoudelijk reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 11
Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Een besluit tot statutenwijziging behoeft de goedkeuring van de ROM.
3. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.
Artikel 12
De bestuursvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een verte- genwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benodigde stukken zullen aan deze vertegenwoordiger worden toe- gezonden.
Artikel 13
Ontbinding
1. De stichting wordt ontbonden door een besluit van het bestuur. Dit besluit kan echter uitsluitend na het expireren van de algemeen ver- bindend verklaring van de overeenkomst betreffende het in deze sta- tuten geregelde Fonds worden genomen.
Het bepaalde in artikel 11 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
2. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de liquidatie door het bestuur. Aan een eventueel batig saldo na liquidatie der stichting zal een bestemming moeten worden gegeven, welke zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en karakter der stichting.
40
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
STATUTEN
Artikel 1
Naam en zetel
a. De stichting draagt de naam: Stichting Werkgelegenheid Metaalelek- tro.
b. Zij heeft haar zetel in de gemeente ’s-Gravenhage.
Artikel 2
Doel
1. De stichting heeft ten doel:
1. het bevorderen van de werkgelegenheid in de bedrijfstak Metaal- en Elektrotechnische Industrie;
2. het realiseren van werkervarings- en opleidingsprojecten ten be- hoeve van werklozen;
3. het bevorderen van bemiddeling van werklozen casu quo deelne- mers aan de onder twee genoemde projecten voor tewerkstelling in de bedrijfstak Metaal- en Elektrotechnische Industrie
één en ander ten behoeve van ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie en op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst (voor het hoger personeel) in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door bijdragen te heffen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze bijdragen naast andere baten van de stichting aan te wenden voor financiering van:
1. de werkgelegenheid op ondernemingsniveau;
De werkgever die daartoe een overeenkomst heeft gesloten met een vakorganisatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de statuten kan (gedeeltelijk) ontheffing casu quo gedeeltelijke restitutie van de bijdragen worden verleend.
Beoordeling van de overeenkomst als grond voor ontheffing casu quo restitutie geschiedt aan de hand van objectieve criteria door het bestuur.
2. de werkgelegenheid op bedrijfstakniveau;
Het ontwikkelen en realiseren van werkgelegenheids-
41
bevorderende maatregelen zoals projecten in de sfeer van werk- ervaringsplaatsen, opleidings- en bemiddelingsaktiviteiten ten be- hoeve van werkzoekenden en andere bijzondere doelgroepen.
Artikel 3
Financiële middelen
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
1. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotech- nische Industrie worden verstrekt ingevolge het bepaalde in de col- lectieve arbeidsovereenkomst (voor het hoger personeel) in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie;
2. inkomsten uit het vermogen van de stichting;
3. eventuele andere baten.
De beschikbare gelden van de stichting worden belegd met inachtne- ming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, ondermeer door kortlopende depositorekenin- gen bij solide Nederlandse bankinstellingen.
Artikel 4
Secretariaat en administratie
De stichting draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder het voorbereiden van werkplannen met bijbehorende begroting, de uitvoe- ring van de bestuursbesluiten, de inning van de in artikel 3 lid 1 bedoelde bijdragen, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie (Cesmetel), gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ,,Cesmetel’’.
De verantwoordelijkheid voor de door Xxxxxxxx uit te voeren boven- vermelde taken berust bij de stichting.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit acht leden, te weten: vier werkgeversleden en vier werknemersleden.
2. De leden van het bestuur worden benoemd door Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ,,ROM’’.
De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voor- dracht, op te maken voor elke te vervallen plaats.
De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een of meer bestuursleden de voordracht, te weten:
42
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– vier leden door de Vereniging FME-CWM te Zoetermeer;
– één lid door de Industriebond FNV te Amsterdam;
– één lid door de CNV Industrie- en Voedingsbond te Nieuwegein;
– één lid door de Vereniging De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening te Houten (hierna te noemen: ,,De Unie’’);
– één lid door de Vakorganisatie van het Middelbaar en Hoger Per- soneel VHP Metalektro te Houten.
De betreffende vereniging zal de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen een maand nadat deze vereniging hiertoe schrifte- lijk door de ROM is uitgenodigd.
3. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op ver- zoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.
4. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. het nemen van ontslag;
c. onder curatelestelling of faillissement;
d. ontslag als bedoeld in lid 3.
Artikel 6
1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van de Vereniging FME-CWM, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van één der werknemers- organisaties en zo telkenjare afwisselend.
2. De door Xxxxxxxx voor de uitvoering van de secretariële en admini- stratieve werkzaamheden ter beschikking gestelde functionarissen maken geen deel uit van het bestuur van de stichting.
3. Cesmetel kent één van de in lid 2 bedoelde functionarissen de titel secretaris van de stichting toe, die als zodanig toegang heeft tot bestuursvergaderingen en daarin een adviserende stem heeft.
4. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De stichting kan voorts vertegenwoordigd worden door twee gezamenlijk handelende be- stuursleden, te weten één werkgeverslid en één werknemerslid. Het bestuur verleent aan Xxxxxxxx volmacht om in het kader van de haar opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.
43
Artikel 7
Vergaderingen
Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste de helft van het aantal bestuursleden dit gewenst achten.
Artikel 8
Besluitvorming
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste twee bestuursleden vertegenwoordigend de werkgeversorganisatie en twee bestuursleden vertegenwoordigend de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 5 lid 2, aanwezig zijn.
2. Xxxxxxxx geschiedt per delegatie:
a. de delegatie, aangewezen door de Vereniging FME-CWM, brengt negen en twintig stemmen uit;
b. de delegatie, aangewezen door de Industriebond FNV, brengt twee en twintig stemmen uit;
c. de delegatie, aangewezen door CNV Industrie- en Voedingsbond, brengt vier stemmen uit;
d. de delegatie, aangewezen door De Unie, brengt twee stemmen uit;
e. de delegatie, aangewezen door VHP Metalektro, brengt één stem uit.
3. Ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden brengt de delegatie aangewezen door de werkgeversvakvereniging evenveel stemmen uit als de delegaties, aangewezen door de werknemersvakverenigingen gezamenlijk.
4. Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.
5. Bestuursbesluiten worden genomen met meerderheid van de uitge- brachte stemmen.
6. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.
7. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende verga- dering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door
– de ROM.
44
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9
Financiën
1. Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met éénen- dertig december daaraanvolgend.
2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afge- sloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt.
Cesmetel legt deze stukken, voorzien van het verslag van de in lid 3 bedoelde accountant, aan het bestuur ter vaststelling over.
3. De jaarstukken en de boekhouding worden onderzocht door een externe registeraccountant; de Raad van Toezicht van Xxxxxxxx ver- leent daartoe opdracht.
4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 3 bedoelde accountant.
Artikel 10
Begroting en werkplan
1. Het bestuur van de stichting zal voor de betreffende collectieve arbeidsovereenkomstperiode een werkplan met bijbehorende begro- ting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voor- dat de ROM het plan en de begroting heeft goedgekeurd.
2. Het goedgekeurde en vastgestelde werkplan en de bijbehorende begroting vormen de basis voor het door het bestuur voor de betref- fende periode te voeren beleid.
Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering van het werkplan brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.
45
Artikel 11
Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen in een vergadering, waarin tenminste drie/vierde van het aantal bestuursle- den vertegenwoordigd is en na verkregen goedkeuring van de ROM.
3. Is niet drie/vierde van het aantal bestuursleden tegenwoordig, dan wordt het voorstel opnieuw aan de orde gesteld in de eerstvolgende vergadering van het bestuur, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, kan worden besloten mits tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden tegen- woordig zijn.
4. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.
Artikel 12
Ontbinding
a. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit tot ont- binding van de stichting kan slechts worden genomen met algemene stemmen en na verkregen goedkeuring van de ROM.
b. Wanneer tot ontbinding is besloten treedt het laatste bestuur als liqui- dateur op.
c. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo.
Een dergelijk saldo zal zoveel mogelijk worden aangewend binnen het doel van de stichting.
Artikel 13
De bestuursvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een verte- genwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benodigde stukken zullen aan deze vertegenwoordiger worden toe- gezonden.
Artikel 14
Slotbepalingen
In alle gevallen waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
46
Metaal- en Elektrotechnische Industrie Hoger Personeel 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeids- voorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, pre- valeren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.
’s-Gravenhage, februari 1997
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
47
AANHANGSEL
1. Bij detachering naar het buitenland verdienen een aantal onderwer- pen de aandacht:
– overeenkomst met de Nederlandse werkgever;
– overeenkomst naar Nederlands recht;
– weigeringsmogelijkheid in verband met politieke situatie;
– duur van de uitzending in verband met sociale verzekering in Nederland;
– verzekeringen (ongevallen, reiskosten, ziektekosten, risico- verzekering bij molest, politiek geweld en oorlogsvoering e.d.);
– doorbetaling salaris ingeval het voor de werknemer om politieke redenen zowel onmogelijk is geworden de bedongen arbeid te verrichten als naar Nederland terug te keren;
– huisvestingsregelingen (voedingsregelingen);
– algemene onkostenregeling;
– vakantieregeling, waaronder verlof in Nederland;
– inconveniëntentoeslag;
– werkuren (overuren);
– scholing (kinderen);
– garantie herstel functie op gelijkwaardig niveau bij terugkeren;
– geen carrière-afbreuk;
– pensioenregeling;
– doorlopen van Nederlandse salarisopbouw.
2. Bij detachering in Nederland verdienen de volgende onderwerpen de aandacht:
– handhaving oorspronkelijk dienstverband;
– verplaatsingsregeling;
– reiskostenregeling;
– weekend regelingen;
– inconveniëntentoeslag;
– garantie herstel functie op gelijkwaardig niveau bij einde deta- chering;
– geen carrière-afbreuk;
– handhaving oorspronkelijke pensioenregeling.
48