Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.17 d.d. 26 juli 2021 te Amsterdam (mr. I.M. Bilderbeek, xx. X. Xxxxx en mr. J.W. Wagenaar).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift d.d. 14 juli 2020 van betrokkene;
- een aanvullend klachtschrift d.d. 6 augustus 2020;
- een verweerschrift d.d. 7 oktober 2020 van de deelnemer.
- de schriftelijke repliek d.d. 9 november 2020;
- de schriftelijke dupliek d.d. 24 december 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 28 juni 2021 te Amsterdam.
Op de zitting is betrokkene verschenen met haar echtgenoot en namens de deelnemer mevrouw [X]. Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een overig obligo (nummer ******605).
Betrokkene acht de registratie disproportioneel.
2.2. De deelnemer voert gemotiveerd verweer. De klacht is ongegrond en de registratie niet disproportioneel.
2.3. Op hetgeen partijen hebben gesteld in de schriftelijke stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard, wordt in de beoordeling voor zover nodig ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. Betrokkene heeft een registratie ter zake van een overig obligo (nummer ******605). De registratie kent een A op 3 november 2016, een code 3 op 31 mei 2019 en ook een werkelijke einddatum op 31 mei 2019. Betrokkene heeft de zaak bij de Commissie aanhangig gemaakt en zij heeft het acceptatieformulier uitsluitend voor zichzelf ondertekend. De Commissie gaat er daarom niet van uit dat de klacht tevens betrekking heeft op de registratie op naam van de heer [Y].
3.2. Het krediet betrof een zakelijke lening waarvoor betrokkene hoofdelijk aansprakelijk was. Xxxxxxxxxx had samen met haar echtgenoot een campingwinkel die zij voor eigen rekening en risico exploiteerde. De camping, die door een ander werd geëxploiteerd, ging in 2015 failliet. Er waren plannen gemaakt voor een doorstart met nieuwbouw vakantiehuizen waarbij betrokkene en haar echtgenoot een nieuwe winkel zouden blijven exploiteren maar dat plan is niet gerealiseerd. Betrokkene heeft het gehele krediet uiteindelijk gebruikt. De totale vordering bedroeg in oktober 2016 EUR 71.213,11. De deelnemer heeft een achterstandsmelding gedaan in november 2016. Partijen hebben in januari 2019 een vaststellingsovereenkomst afgesloten. De totale openstaande schuld was toen EUR 70.162,48. Partijen zijn overeengekomen dat betrokkene daarvan EUR 55.000 zou betalen waarna de deelnemer finale kwijting zou verlenen voor het geheel en aldus het verschil zou afboeken. In mei 2019 heeft betrokkene het overeengekomen bedrag betaald waarna de deelnemer een code 3 heeft geregistreerd in verband met de afboeking tegen finale kwijting. Ook werd een werkelijke einddatum geregistreerd.
Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
3.3. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen
van aankopen of financiering van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie, bijvoorbeeld in de vorm van een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
3.5. Betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Zij wil met haar man (uiteindelijk) buitenaf gaan wonen. Een hypotheekaanvraag is moeilijk met een code 3. Code 3 staat ook de aanvraag van een credit card in de weg. Betrokkene heeft haar belang hiermee voldoende onderbouwd. Of dat persoonlijke belang moet prevaleren boven het algemeen belang komt in het onderstaande aan de orde.
Voor de te maken belangenafweging zijn de volgende omstandigheden relevant.
3.6. Voldoende duidelijk is geworden dat de betalingsproblemen zijn ontstaan doordat de exploitatie van de winkel die betrokkene had tegenslag had toen de camping waarop de winkel was gevestigd failliet ging en ook de doorstart van de winkel op een nieuw te ontwikkelen nieuwbouw park niet van de grond is gekomen, omdat de plannen daarvoor niet konden worden gerealiseerd. Hoewel betrokkene hiervan geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, bevinden de omstandigheden zich wel in haar risicosfeer als ondernemer. Aldus komt de Commissie niet tot het oordeel dat sprake was van verzachtende omstandigheden.
3.7. Nadat de betalingsproblemen waren ontstaan heeft betrokkene contact onderhouden met de deelnemer en het door haar ingeschakelde incassobureau. Omdat betrokkene niet de financiële middelen had om de openstaande schuld ineens terug te betalen heeft zij een betalingsregeling afgesproken waarbij zij EUR 500 per maand afloste. Vanwege de hoge rente op de uitstaande lening, die in beginsel niet zou worden aangepast omdat het een zakelijke lening betrof, zo heeft de deelnemer toegelicht, hadden de afbetalingen van die grootte maar een beperkt gevolg op de gehele schuld. Betrokkene heeft aangeboden om een tweede hypotheekrecht op haar woning te vestigen om de deelnemer aldus voldoende comfort te bieden dat zij zekerheid zou hebben voor de aflossing van de openstaande schuld. De deelnemer heeft dat geweigerd en dat staat haar in beginsel vrij. De
Commissie stelt niettemin vast dat betrokkene doorlopend contact is blijven onderhouden en ook aan de betalingsregeling heeft voldaan wat in beginsel in haar voordeel weegt.
3.8. De problemen zijn uiteindelijk opgelost doordat partijen een finale regeling hebben afgesproken waarbij betrokkene nog een groot deel van de vordering zou betalen en de deelnemer finale kwijting zou geven voor het geheel. Het was goed dat hiermee het einde van de problemen in zicht kwam voor betrokkene. De deelnemer heeft echter een fors bedrag van ongeveer EUR 15.000 moeten afboeken, zo blijkt uit de overgelegde vaststellingsovereenkomst. Die omstandigheid weegt in het nadeel van betrokkene. Daarbij komt dat betrokkene voor registratie van code 3 is gewaarschuwd in de begeleidende brief waarmee de deelnemer de vaststellingsovereenkomst heeft toegestuurd.
3.9. Xxxxxxxxxx heeft voldoende onderbouwd dat zij samen met haar echtgenoot financieel inmiddels weer een stuk stabieler is dan ten tijde van de betalingsproblemen. Bedacht moet wel worden dat de gunstige financiële situatie nu mede is veroorzaakt door de afboeking van de deelnemer.
3.10. Deze zaak vraagt om een afweging van veel omstandigheden die wisselend in het voordeel en in het nadeel van betrokkene uitvallen. Onmiskenbaar heeft betrokkene zich als een goed debiteur gedragen door nadat de problemen waren ontstaan nieuw werk en inkomen te zoeken om de schuld af te lossen en door de deelnemer zekerheid aan te bieden voor de openstaande schuld in de vorm van een (tweede) hypotheekrecht op de woning waarin voldoende overwaarde aanwezig was. In haar nadeel weegt dat de deelnemer een fors bedrag heeft moeten afboeken en de deelnemer betrokkene in het vooruitzicht had gesteld dat dat zou leiden tot registratie van code 3, waartegen betrokkene de grootste bezwaren heeft. Alles overziende valt de te maken belangenafweging niet in het voordeel van betrokkene uit. Daarbij speelt ook een rol dat het door betrokkene gestelde belang, dat zij en haar echtgenoot op enig moment buitenaf willen gaan wonen, niet zodanig knellend is dat dat belang nu al zou moeten prevaleren boven het algemeen belang. Het niet kunnen verkrijgen van een credit card is ook niet zodanig nijpend dat de belangafweging in het voordeel van betrokkene dient uit te vallen.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene ongegrond is.