ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST
X.X.Xx. 42.787 le blad.
ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST
OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.
DERDE KAMER
Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief
Xx.xx zaak:
v Xxxxx,
Appellante, vertegenwoordigd door mevrouw
M. De Ké, volmachtdrager en syndicaal af- gevaardigde voor het ACV, representatieve werknemersorganisatie.
Tegen:
Mr. XXXXX Xxxxxxx, advocaat, in zijn hoedanigheid van co-curator van het fail- lissement van de N. V. XXX XXX XXXXXX en Co, met kabinet te 1190 BRUSSEL (Vorst), Xxxxxxxxxxxxxxxx 000;
Geintimeerde;
*
*
Na beraadslaging, veIt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest:
Gelet op de stukken van de rechtspleging en onder- meer op:
het eensluidend verklaard afschrift van het von- nis uitgesproken op tegenspraak door de 12e kamer van de Arbeidsrechtbank te Brussel op 26 april 2001 (AR nr 6942/98) waarvan geen betekeningsak- te wordt voorgelegd;
het verzoekschrift tot hoger beroep ontvangen op de griffie van het Arbeidshof op 22 maart 2002; de besluiten van geintimeerde, ontvangen ter griffie op 15 november 2005;
het bundel met stukken van appellante ontvangen ter griffieop 11 oktober 2006;
Gehoord de partijen in hun middelen en verdediging op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2006.
Mr. Ronse qq. legt een stuk neer waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad werd genomen.
I. RELEVANTE FEITEN EN RECHTSPLEGING
Mevrouw V stratief bediende &Co.
trad op 1 maart 1994 aIs admini- in dienst van de NV Xxxxxx Xxxxxx
Met een brief van 26 juni 1996 die door mevrouw V voor ontvangst werd getekend, zegde de werkge-
ver de arbeidsovereenkomst op met een opzeggingster- mijn gelijk aan drie maanden loon die op 1 juli 1996 een aanvang zou nemen.
De arbeidsprestaties werden verder uitgevoerd tot het eind van de "opzegtermijn" die herhaaldelijk ge- schorst werd wegens ziekte en zwangerschapsverlof, hetzij tot 18 juni 1997.
Met dagvaarding van 18 maart 1998 spande mevrouw V een geding aan voor de Arbeidsrechtbank. Zij
vorderde de veroordeling van de vennootschap tot be- taling van een opzegvergoeding gelijk aan drie maan- den loon t.b.v. 154.884 BEF, de wettelijke en ge- rechtelijke intresten daarop en de afgifte van de sociale en fiscale documenten.
A. X.Xx. 42.787 3e blad.
De vennootschap werd intussen failliet verklaard bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Brussel van 11 februari 2003. Mr. Xxxxx werd aangesteld aIs curator.
Met het bestreden vonnis verklaarde de Arbeidsrecht- bank de vordering ontvankelijk doch ongegrond.
Zij oordeelde dat de opzegging, nu zij niet voldeed aan de wetteIijke vormvoorschriften nietig was het- geen gelijk stond met ontslag. Door de overeenkomst verder te presteren tot 18 juni 1997 had mevrouw V
zich volgens haar impliciet akkoord betoond om de overeenkomst uit te voeren tot het eind van de voorgestelde termijn en kon zij zich niet meer op het ontslag beroepen. Er was volgens haar ook geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen.
II. VORDERING IN ROGER BEROEP
Mevrouw V is het van de Arbeidsrechtbank. te niet te doen en haar Euro toe te kennen.
niet eens met de uitspraak Zij verzoekt het Hof deze vordering t.b.v. 3.839,49
De curator verzoekt om de bevestiging van het be- streden vonnis.
III. BEOORDELING
1. DE ONTVANKELIJKHEID
Nu geen betekeningsakte van het beroepen vonnis wordt voorgelegd, kan worden aangenomen dat het ho- ger beroep dat naar vorm regelmatig is, werd inge- steld binnen de wetteIijke termijn en derhalve ont- vankelijk is.
2. TEN GRONDE
Art. 37 WAO bepaalt dat de kennisgeving van de op- zegging uitgaande van de werkgever op straffe van nietigheid enkel bij ter post aangetekende brief of bij gerechtsdeurwaarderexploot kan gebeuren. EIke andere wijze van kennisgeving maakt de opzegging nietig. Het betreft een absolute nietigheid die
X.X.Xx. 42.787 4e blad. 1
niet door de werknemer kan worden gedekt en zelfs ambtshalve door de rechter moet vastgesteld worden.
De vennootschap beweerde doch bewees niet dat de op- zegging per aangetekende brief ter kennis werd ge- bracht van mevrouw V In hoger beroep wordt dit bewijs evenmin bijgebracht. Derhalve moet beslo- ten worden dat de opzegging nietig was.
De nietigheid van de opzegging tast de geldigheid van het ontslag niet aan. Er blijkt immers weI de wil van de werkgever uit om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. (Cass. 12-10-98, RW 98-99, 1351; Casso 14-12-92, JTT 93 P 226» Het Hof van Cassatie wees er reeds herhaaldelijk op dat het ontslag een eenzijdige handeling is die niet aan vormvereisten onderworpen is. (Cass.15-6-81, JTT 81,p 294;Cass. 6- 1-97, JTT 97, P 119).
In het arrest van 14 december 1992 oordeelt het Hof van Cassatie dat wanneer de opzegging nietig is, het ontslag geen geldige tijdsbepaling bevat, zodat de arbeidsovereenkomst onmiddellijk is beëindigd, ook al vermeldt de ontslagbrief een andere datuffi.
Mevrouw V heeft zich echter niet binnen een redelijke termijn op het ontslag beroepen en haar prestaties gewoon verder gezet.
De Arbeidsrechtbank heeft daar ten onrechte uit af- geleid dat er tussen partijen een akkoord was geslo- ten omtrent de ontslagmodaliteiten,nl.dat de ar- beidsovereenkomst tot het eind van de "nie tige" op- zeg zou worden verder gezet.
Zulks zou erop neerkomen dat de nietige opzegging wordt gedekt wat door de wet wordt uitgesloten.
De handtekening van mevrouw V op de haar overhandigde brief geldt bovendien enkel aIs bewijs van ontvangst zonder dat daaruit een akkoord van ha- rentwege kan worden afgeleid.
Volgens het Hof van Xxxxxxxx moet worden aangenomen dat wanneer de werknemer zich niet binnen een rede- lijke termijn op het ontslag heeft beroepen, daaruit moet worden afgeleid dat hij daaraan heeft verzaakt zodat het ontslag ongedaan wordt gemaakt en de ar- beidsovereenkomst wordt verder gezet tot zij op een andere wijze wordt beëindigd. (Cass. 11-4-2005, JTT 2005, p.382 en 30-5-2005, JTT 2005, p. 378) .
X.X.Xx. 42.787 5e blad.
.,,..,,;~.,~I " ' •.. -." '\ ,', .",'
Mevrouw V, is arbeidsprestaties"blijven leve- ren en heeft er kennelijk aan verzaakt zich op het ontslag te beroepen, zodat de" arbeidsovereenkomst is blijven bestaan.
Volgens haar heeft de werkgeverdaaraan op 18 juni 1997 een einde gesteld door de overhandiging van een C4 attest waaruit blijkt dat hij de overeenkomst aIs beëindigd beschouwde en qoor de schriftelijke beves- tiging dat de overeenkomst een einde had genomen. Die versie werd door de werkgever niet tegen gespro- ken.
Aangezien de e"erder gegeven opzegging nietig was, moet daaruit worden besloten dat hij op 18-6-97 "de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd en derhalve een opzeggingsvergoeding verschuldigd is.
De vordering van mevrouw Xxx Xxxxx is bijgevolg ge- grond.
OM DEZE REDENEN,
Het Arbeidshof,
Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewij- zigd, inzonderheid op artikel 24,
Rechtsprekend op tegenspraak,
Verklaart het hoger beroep ontvankelijken gegrond.
Zegt voor recht dat m~vrouw v aanspraak kan maken op een opzeggingsvergoeding gelijk aan drie maanden loon t.b.v. € 3.839,49 (drieduizend achthon- derdnegenendertig euro en negenenveertig cent) en de wettelijke en gerechtelijke intresten op het daarmee overeenstemmende nettobedrag tot de datum van het faillissement.
Deze bedragen dienen te worden opgenomen in het pas- sief van het faillissement. '
Xxxxxx de curator de met deze beslissing overeen- stemmende fiscale en sociale documenten te bezorgen aan mevrouw ,
De kosten van beide aanleggen komen eveneens laste van het passief van het faillissement. kosten werden tot op heden aIs volgt begroot:
- voor appellante:
ten Deze
- dagvaarding € 85,77
- voor geintimeerde:
- rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg € 182,95
Aldus gewezen en uitgesproken op de openbare te- rechtzitting van de derde kamer van het Arbeidshof te Brussel op eenentwintig november tweeduizend en zes.
Waren aanwezig:
X. XXXXX:
L. REYBROECK:
R. VANDENPUT:
Kamervoorzitter.
Raadsheer in sociale Zaken aIs werkgever.
Raadsheer in Sociale Zaken aIs werknemer-bediende.
X. XXXX: Griffier.
X. XXXX. X. XXXXX.
R. VANDENPUT. L. REYBROECK.