Common use of Belang van de fysieke leefomgeving Clause in Contracts

Belang van de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet richt zich op de fysieke leefomgeving en reguleert activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Deze verbrede reikwijdte biedt het bevoegd gezag geen extra ruimte om financiële participatie van de omgeving in een project te eisen. Het begrip fysieke leefomgeving is niet in de wet gede- finieerd. Wel is een niet uitputtende opsomming van onderdelen van de fysieke leefomgeving opgenomen (art. 1.2 lid 2 Ow). In de wet zijn ook maatschappelijke doelen geformuleerd (art. 1.3 Ow). Bestuursorganen oefenen taken en bevoegdheden uit met het oog op deze doelen, tenzij in de wet specifieke kaders zijn gegeven (art. 2.1 lid 1 Ow). Voor energieprojecten zijn onder meer de kaders voor het omgevingsplan, de omgevingsvergunning voor een om- gevingsplanactiviteit en het projectbesluit relevant. In het omgevingsplan kunnen regels worden gesteld voor activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leef- omgeving (art. 4.1 lid 1 Ow). In het omgevingsplan staan ook regels die nodig zijn voor een evenwichtige toede- ling van functies aan locaties (art. 4.2 lid 1 Ow). Het gaat hierbij om het vinden van een balans tussen ontwikke- lingsmogelijkheden en het beschermen van aanwezige waarden in de fysieke leefomgeving. Naast het ruimte- lijke motief kunnen andere aan de fysieke leefomgeving gerelateerde motieven een rol spelen (zoals duurzaam- heid, milieu, landschap, natuurkwaliteit).38 Het omgevingsplan heeft een bredere reikwijdte dan een bestemmingsplan. De bevoegdheid om eisen te stellen is daarmee ruimer. Financiële participatie-eisen die ingrij- pen in de private constructie van een onderneming, of gericht zijn op uitbetaling van een bedrag aan particulie- ren, kunnen echter niet direct gekoppeld worden aan de belangen van de fysieke leefomgeving. Onder de Omgevingswet (die uitgaat van het principe: ‘ja, tenzij’) wordt het uitgangspunt van toelatingsplanologie (principe: ‘nee, mits’) verlaten. Daarmee is het op zichzelf mogelijk om in het omgevingsplan een gebodsbepaling op te nemen. Een gebodsbepaling kan een eigenaar verplichten tot gebruik overeenkomstig de toegelaten bestemming. Nu de directe link met de fysieke leef- omgeving ontbreekt, is het ook niet mogelijk om via een gebodsbepaling in het omgevingsplan financiële participatie voor te schrijven. Het opnemen van gebods- bepalingen mag bovendien het eigendomsrecht (art. 1 EP EVRM) en het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb) niet schenden.

Appears in 3 contracts

Samples: www.rvo.nl, www.regionale-energiestrategie.nl, energiesamen.nu

Belang van de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet richt zich op de fysieke leefomgeving en reguleert activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Deze verbrede reikwijdte biedt het bevoegd gezag geen extra ruimte om financiële participatie van de omgeving in een project te eisen. Toelichting Het begrip fysieke leefomgeving is niet in de wet gede- finieerd. Wel is een niet uitputtende opsomming van onderdelen van de fysieke leefomgeving opgenomen (art. 1.2 lid 2 Ow). In de wet zijn ook maatschappelijke doelen geformuleerd (art. 1.3 Ow). Bestuursorganen oefenen taken en bevoegdheden uit met het oog op deze doelen, tenzij in de wet specifieke kaders zijn gegeven (art. 2.1 lid 1 Ow). Voor energieprojecten zijn onder meer de kaders voor het omgevingsplan, de omgevingsvergunning voor een om- gevingsplanactiviteit en het projectbesluit relevant. In het omgevingsplan kunnen regels worden gesteld voor activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leef- omgeving (art. 4.1 lid 1 Ow). In het omgevingsplan staan ook regels die nodig zijn voor een evenwichtige toede- ling van functies aan locaties (art. 4.2 lid 1 Ow). Het gaat hierbij om het vinden van een balans tussen ontwikke- lingsmogelijkheden en het beschermen van aanwezige waarden in de fysieke leefomgeving. Naast het ruimte- lijke motief kunnen andere aan de fysieke leefomgeving gerelateerde motieven een rol spelen (zoals duurzaam- heid, milieu, landschap, natuurkwaliteit).38 Het omgevingsplan heeft een bredere reikwijdte dan een bestemmingsplan. De bevoegdheid om eisen te stellen is daarmee ruimer. Financiële participatie-eisen die ingrij- pen in de private constructie van een onderneming, of gericht zijn op uitbetaling van een bedrag aan particulie- ren, kunnen echter niet direct gekoppeld worden aan de belangen van de fysieke leefomgeving. Onder de Omgevingswet (die uitgaat van het principe: ‘ja, tenzij’) wordt het uitgangspunt van toelatingsplanologie (principe: ‘nee, mits’) verlaten. Daarmee is het op zichzelf mogelijk om in het omgevingsplan een gebodsbepaling op te nemen. Een gebodsbepaling kan een eigenaar verplichten tot gebruik overeenkomstig de toegelaten bestemming. Nu de directe link met de fysieke leef- omgeving ontbreekt, is het ook niet mogelijk om via een gebodsbepaling in het omgevingsplan financiële participatie voor te schrijven. Het opnemen van gebods- bepalingen mag bovendien het eigendomsrecht (art. 1 EP EVRM) en het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb) niet schenden.

Appears in 1 contract

Samples: www.gemeenteberkelland.nl