Bepalen standplaats Voorbeeldclausules

Bepalen standplaats a. Elke werknemer heeft twee standplaatsen. Het woonadres van de werknemer is er te allen tijde één van. b. De tweede standplaats is het adres (of indien er meer zijn: één van de adressen) waar het bedrijf zowel in administratieve zin (inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel) als materieel is gevestigd (hierna te noemen het vestigingsadres, zijnde standplaats). Met de term materieel wordt aangesloten bij de voorwaarden die de Kamer van Koophandel hanteert om een (neven)vestiging in te kunnen schrijven. Werkgever legt de standplaats schriftelijk vast en deelt deze mede aan werknemer. c. Indien de werkgever geen vestigingsadres als standplaats bepaalt, heeft werknemer naast zijn woonadres als tweede standplaats het voor werknemer, gerekend vanaf zijn woonadres, dichtstbijzijnde vestigingsadres van werkgever. Echter, in geval werkgever geen vestigingsadres als standplaats heeft bepaald en de werknemer het meeste van zijn tijd begint en eindigt op een vestigingsadres dat verder weg ligt dan het dichtstbijzijnde vestigingsadres, dan dient toch uitgegaan te worden van het voor werknemer, gerekend vanaf zijn woonadres, dichtstbijzijnde vestigingsadres als standplaats. d. Het staat werkgever en werknemer vrij om met wederzijds goedvinden een derde standplaats te bepalen, zijnde een tweede vestigingsadres of het adres van een andere werknemer, waar de werknemer een voertuig van de werkgever mee deelt. Deze derde standplaats wordt schriftelijk vastgelegd, voorzien van handtekening van zowel werkgever als werknemer. e. In geval van uitzendkrachten moet, in afwijking van het bepaalde onder b, onder de standplaats verstaan worden: het vestigingsadres (of indien er meer zijn: één van de adressen) van het bedrijf waar de uitzendkracht te werk gesteld wordt. De uitzendonderneming bepaalt voorgaand bedoelde standplaats. Het bepalen van standplaats is van belang om de te verlonen tijd te kunnen vaststellen.