Budgettaire gevolgen. In de budgettaire tabel is ervan uitgegaan dat invoering plaatsvindt na de eindtoets in het schooljaar 2025/2026. Eerdere invoering is alleen mogelijk als aanbieders daarvoor financi- eel gecompenseerd worden. De besparing bestaat uit het vervallen van subsidies aan aan- bieders van de toetsen. 2022 2023 2024 2025 2026 2027/struc -4,2 -4,2 BELEIDSOPTIE 4: MEER IMPACT VAN MIDDELEN DOOR POPULATIEBEKOSTIGING OMSCHRIJVING Naast leerlingaantallen worden ook leerlingkenmerken een integraal onderdeel van de ba- sisbekostigingsformule in het primair onderwijs (en mogelijk het voortgezet onderwijs). De OAB-middelen worden dus samengevoegd met de basisbekostiging tot één budget. Hierbij zijn twee uitvoeringen mogelijk: 1. aansluiten bij de huidige systematiek en 2. directer aansluiten bij individuele leerlingkenmerken op basis van de individuele onderwijsscores (zonder/met lagere drempelwaardes in de achterliggende systematiek). Ook wordt onder- zoek in gang gezet om scherp te krijgen wat een juiste verdeling van de middelen is en daarmee hoe de parameters in de bekostigingsformule eruit komen te zien. RATIONALE Niet elk type leerling kost evenveel voor een school. In de huidige bekostigingssystema- tiek krijgt een school voor elke leerling hetzelfde bedrag, waarbij wel onderscheid wordt gemaakt naar schoolsoort, en is er een extra bekostiging voor onder andere onderwijsach- terstanden (OAB).106 Het totale OAB-budget is nu echter separaat gebudgetteerd. Ook ko- men in de berekening van het OAB-budget per school diverse drempelwaardes voor. Dit kan betekenen dat een school geen aanspraak maakt op achterstandsmiddelen, terwijl een deel van de populatie wel degelijk uit achterstandsleerlingen bestaat. Wanneer de bekosti- ging per leerling niet voldoende aansluit bij de werkelijke kosten per leerling, ontstaat bo- vendien het risico dat scholen concurreren om (vooral) relatief kansrijke leerlingen binnen te halen. Door de verdeling van middelen meer te baseren op de kenmerken van individuele leer- lingen (dus zonder/met lagere drempelwaardes), sluit de bekostiging gemiddeld nauwkeu- riger aan bij de leerlingpopulatie van een school en komt het geld beter terecht waar dat nodig is. Ook neemt de prikkel af om te concurreren om kansrijke leerlingen wanneer de bekostiging per leerling goed is ingericht. Door OAB-middelen integraal onderdeel te ma- ken van de basisbekostiging, wordt de financiering van achterstandbeleid op macroniveau mogelijk stabieler. EFFECTEN • De maatregel heeft op zichzelf geen effect op het totale onderwijsbudget, maar ziet louter op een betere verdeling tussen scholen.107 • Wanneer parameters in de bekostigingsformule worden aangepast, vindt een herverde- ling tussen scholen plaats. Sommige scholen gaan erop vooruit, andere scholen gaan erop achteruit. Omdat de bekostiging in doorsnee beter aansluit bij de onderwijsbe- hoeften per school, valt per saldo (macro gezien) een positief effect op onderwijskwali- teit te verwachten. • Indien drempelwaardes volledig worden losgelaten, kan het budget versnipperen. Waar nu nog 41% van de po-scholen aanspraak maakt op achterstandsmiddelen, neemt dit zonder drempels toe tot 97%. • Beter rekening houden met verschillen in daadwerkelijke kosten tussen typen leer- lingen, stelt scholen beter in staat het onderwijs te bieden dat verschillende typen leer- lingen nodig hebben. Dit verkleint bovendien eventuele financiële prikkels om achter- standsleerlingen te weren. Beide helpen kansenongelijkheid te verkleinen. • Financiële risico’s voor scholen veranderen. Tegenover de instroom van achterstands- leerlingen staat een adequate(re) bekostiging. Daarnaast wordt de bekostiging voor scholen minder voorspelbaar, omdat die afhankelijk wordt van meer (lastig te voor- spellen) factoren. • Het financiële risico neemt mogelijk toe doordat de leerlingspecifieke middelen niet lan- ger afzonderlijk gebudgetteerd zijn. Het risico voor de schatkist wordt beheerst doordat tegenvallers in leerlingaantallen en/of -gewichten in lijn met de huidige begrotingsre- gels in beginsel gedekt worden in de OCW-begroting (cf. de systematiek die wordt ge- hanteerd bij de huidige referentieraming). • In de periode 2012-2019 kende de OAB-regeling leegloop, een deel van de werkgroep ziet dat risico ook bij deze vormgeving. • OAB-middelen worden integraal onderdeel van de basisbekostiging; er wordt in de communicatie dus geen beoogd bestedingsdoel meer meegegeven. De (ervaren) auto- nomie van scholen en besturen neemt hierdoor mogelijk licht toe. Wel neemt het in- zicht van scholen af in welk aandeel van hun bekostiging voor het tegengaan van on- derwijsachterstanden is bedoeld. Dit geeft scholen minder handvatten om hier het ge- sprek over aan te gaan, bijvoorbeeld met hun bestuur, waardoor meer ruimte voor be- sturen ontstaat om de middelen aan andere doeleinden/scholen te besteden. UITVOERING Financiering op basis van leerlinggewicht vergt twee stukjes informatie:
Appears in 4 contracts
Samples: Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs
Budgettaire gevolgen. In principe is de budgettaire tabel is ervan uitgegaan dat invoering plaatsvindt na maatregel budgetneutraal. Wel vraagt de eindtoets in maatregel inregelwerk bij DUO (= uitvoeringskosten) en extra inspanning van het schooljaar 2025/2026. Eerdere invoering is alleen mogelijk als aanbieders daarvoor financi- eel gecompenseerd wordeninterne en externe het toezicht. De besparing bestaat uit kos- ten voor DUO worden voorlopig op 10 miljoen geraamd (het vervallen van subsidies aan aan- bieders van bedrag dat DUO als grove ra- ming hanteert voor beleid met grote consequenties voor de toetsen. 2022 2023 2024 2025 2026 2027/struc -4,2 -4,2 BELEIDSOPTIE 4: MEER IMPACT VAN MIDDELEN DOOR POPULATIEBEKOSTIGING OMSCHRIJVING Naast leerlingaantallen worden ook leerlingkenmerken een integraal onderdeel van de ba- sisbekostigingsformule in het primair onderwijs (en mogelijk het voortgezet onderwijsuitvoering). De OAB-kosten komen hoger uit indien scholen gecompenseerd worden voor de extra administratieve lasten (zoals de extra accountantskosten en personele inzet). 0 0 5 10 10 10 BELEIDSOPTIE 8: TIJDELIJKE KWALITEITSIMPULS SLECHTPRESTERENDE SCHOLEN OMSCHRIJVING Scholen krijgen (tijdelijk) extra bekostiging als de prestaties onder een bepaald niveau lig- gen, zodat een impuls aan de onderwijskwaliteit kan worden gegeven. Hierbij wordt ook on- dersteuning geboden. Bij onvoldoende verbetering treedt aangescherpt toezicht in werking. RATIONALE Van scholen die onder een bepaald niveau presteren, is het wenselijk dat zij hun resultaten snel verbeteren. Het daartoe beschikbaar stellen van (tijdelijke) financiële middelen kan het benodigde aanpassingsproces versnellen of vergemakkelijken. Daarbij is het wel zaak voor- waarden aan deze vorm van financiering te stellen om te voorkomen dat de middelen een beloning voor slechte prestaties worden. EFFECTEN • Financiële middelen worden dus samengevoegd gericht ingezet zodat scholen voldoende middelen heb- ben of gestimuleerd worden om te werken aan het verbeteren van de prestaties van hun leerlingen. • Voorwaarde voor deze tijdelijke kwaliteitsimpuls is beter inzicht in de prestaties van scholen op schoolniveau en de mogelijkheid om scores tussen scholen te vergelij- ken. Dit inzicht kan voor bredere doeleinden worden ingezet. • Door scholen tijdelijk extra bekostiging te verstrekken voor een kwaliteitsimpuls kunnen slechter presterende scholen zich verbeteren door extra (financiële) onder- steuning. Het ligt voor de hand om hier een tijdelijke impuls van te maken en dit te combineren met extra toezicht en ondersteuning, omdat het anders een beloning voor slechte prestaties zou kunnen zijn. • Door het gebruik van toetsgegevens voor bekostiging ontstaat er een risico op ver- smalling van de basisbekostiging tot één budgetfocus van de school. Hierbij zijn twee uitvoeringen mogelijkOok kunnen er perverse prikkels ontstaan: 1scholen kunnen met het oog op het verkrijgen van extra financiële middelen be- paalde leerlingen bewust wel of niet laten aannemen op school, laten doubleren of laten deelnemen aan eindtoetsen. aansluiten bij • Mogelijke negatieve effecten kunnen deels worden beperkt door de huidige systematiek hoogte van de bekostiging af te laten hangen van de mate van slecht of goed presteren (geen harde knip). • Verschillen tussen scholen kunnen kleiner worden omdat de scholen met minder goede prestaties extra geld ontvangen om bijvoorbeeld leerkrachten aan te trekken. UITVOERING Tot op heden is er nog geen indicator die schoolprestaties goed in beeld brengt. Als het bij- voorbeeld gaat om prestatiegegevens van leerlingen, dan is daarvoor nodig dat er een be- trouwbare, uniforme toetsing plaatsvindt (meerdere meetmomenten, gecombineerde me- thoden, bijvoorbeeld observatiegegevens). Dit vergt wijziging van wet- en 2regelgeving, toetsontwikkeling, uitvoering door de scholen en verwerken van de gegevens door uitvoe- ringsorganisaties. directer aansluiten bij individuele leerlingkenmerken Er is de afgelopen periode door OCW verkend hoe zo’n indicator eruit zou kunnen zien op basis van de individuele onderwijsscores het bestaande toetsinstrumentarium. De technische uitwerking komt uit op: o PO: referentieniveaus taal en rekenen op leerlingniveau (zonder/evt. in combinatie met lagere drempelwaardes in de achterliggende systematiekeindtoetsscores), corrigeren voor leerlingkenmerken, aggregeren tot schoolscore. Ook wordt onder- zoek in gang gezet om scherp o VO: eindexamencijfers Nederlands en Wiskunde op leerlingniveau, corrigeren voor leerlingkenmerken, per schoolsoort aggregeren tot schoolscore. o Om tot betrouwbare data te krijgen wat komen met deze nieuwe indicatoren, is een juiste verdeling periode van drie jaar dataverzameling nodig. Na het opstellen van de middelen is indicator zal een verdeelmodel gekozen moeten worden. Daarbij kan de verdeling verder worden uitgewerkt en daarmee hoe moet bepaald worden voor welke periode de parameters in score (en de bekostigingsformule eruit komen te zien. RATIONALE Niet elk type leerling kost evenveel voor een school. In de huidige bekostigingssystema- tiek krijgt een school voor elke leerling hetzelfde bedrag, waarbij wel onderscheid wordt gemaakt naar schoolsoort, en is er een extra bekostiging voor onder andere onderwijsach- terstanden (OAB).106 Het totale OAB-budget is nu echter separaat gebudgetteerd. Ook ko- men in de berekening van het OAB-budget per school diverse drempelwaardes voorbekostiging) moet worden vastgezet. Dit kan betekenen dat een school geen aanspraak maakt op achterstandsmiddelen, terwijl een deel vergt aanpassing van de populatie wel degelijk uit achterstandsleerlingen bestaat. Wanneer de bekosti- ging per leerling niet voldoende aansluit bij de werkelijke kosten per leerling, ontstaat bo- vendien het risico dat scholen concurreren om (vooral) relatief kansrijke leerlingen binnen te halen. Door de verdeling gingssystemen van middelen meer te baseren op de kenmerken van individuele leer- lingen (dus zonder/met lagere drempelwaardes), sluit de bekostiging gemiddeld nauwkeu- riger aan bij de leerlingpopulatie van een school DUO en komt het geld beter terecht waar dat nodig is. Ook neemt de prikkel af om te concurreren om kansrijke leerlingen wanneer de bekostiging per leerling goed is ingericht. Door OAB-middelen integraal onderdeel te ma- ken van de basisbekostiging, wordt de financiering van achterstandbeleid op macroniveau mogelijk stabieler. EFFECTEN • De maatregel heeft op zichzelf geen effect op het totale onderwijsbudget, maar ziet louter op een betere verdeling tussen scholen.107 • Wanneer parameters in de bekostigingsformule worden aangepast, vindt een herverde- ling tussen scholen plaats. Sommige scholen gaan erop vooruit, andere scholen gaan erop achteruit. Omdat de bekostiging in doorsnee beter aansluit bij de onderwijsbe- hoeften per school, valt per saldo (macro gezien) een positief effect op onderwijskwali- teit te verwachten. • Indien drempelwaardes volledig worden losgelaten, kan het budget versnipperen. Waar nu nog 41% van de po-scholen aanspraak maakt op achterstandsmiddelen, neemt leidt dit zonder drempels toe tot 97%. • Beter rekening houden met verschillen in daadwerkelijke kosten tussen typen leer- lingen, stelt scholen beter in staat het onderwijs te bieden dat verschillende typen leer- lingen nodig hebben. Dit verkleint bovendien eventuele financiële prikkels om achter- standsleerlingen te weren. Beide helpen kansenongelijkheid te verkleinen. • Financiële risico’s voor scholen veranderen. Tegenover de instroom van achterstands- leerlingen staat een adequate(re) bekostiging. Daarnaast wordt de bekostiging voor scholen minder voorspelbaar, omdat die afhankelijk wordt van meer (lastig te voor- spellen) factoren. • Het financiële risico neemt mogelijk toe doordat de leerlingspecifieke middelen niet lan- ger afzonderlijk gebudgetteerd zijn. Het risico voor de schatkist wordt beheerst doordat tegenvallers in leerlingaantallen en/of -gewichten in lijn met de huidige begrotingsre- gels in beginsel gedekt worden in de OCW-begroting (cf. de systematiek die wordt ge- hanteerd bij de huidige referentieraming). • In de periode 2012-2019 kende de OAB-regeling leegloop, een deel van de werkgroep ziet dat risico ook bij deze vormgeving. • OAB-middelen worden integraal onderdeel van de basisbekostiging; er wordt in de communicatie dus geen beoogd bestedingsdoel meer meegegeven. De (ervaren) auto- nomie van scholen en besturen neemt hierdoor mogelijk licht toe. Wel neemt het in- zicht van scholen af in welk aandeel van hun bekostiging voor het tegengaan van on- derwijsachterstanden is bedoeld. Dit geeft scholen minder handvatten om hier het ge- sprek over aan te gaan, bijvoorbeeld met hun bestuur, waardoor meer ruimte voor be- sturen ontstaat om de middelen aan andere doeleinden/scholen te besteden. UITVOERING Financiering op basis van leerlinggewicht vergt twee stukjes informatie:extra uitvoeringslasten.
Appears in 4 contracts
Samples: Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs