Common use of Consultatie Clause in Contracts

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunning. <PM> In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris dienen te worden verstrekt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunning- houders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien een vergunning voor digitale radio-omroep op een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de nieuwe vergunninghouder tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven ‘spectrum mask 1’ van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedure). Inschrijving/Notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.

Appears in 1 contract

Samples: zoek.officielebekendmakingen.nl

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunningontwerp-vergunning. <PM> In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is De vergunninghouders dienen de bestemming frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunninggebruik te nemen en te houden. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris minister dienen te worden verstrekt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunning- houders vergunninghouders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een één rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of en /of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage Bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale radio-omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven spectrum mask 1van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur Figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik frequentie-gebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte frequentie-ruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedurenotificatieprocedure). Inschrijving/Notificatie notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. De vergunninghouders dienen de frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van de vergunning in gebruik te nemen en te houden. Dit artikel regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 januari 2020. De vergunninghouders dienen de frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van de vergunning in gebruik te nemen en te houden. Technisch gezien moeten alle vergunninghouders van eenzelfde allotment gebruik maken van hetzelfde netwerk. Er is reeds een bestaand netwerk in gebruik. Om deze reden wordt een verdere concretisering van de ingebruikname-verplichting voor de periode tot 1 januari 2018 niet nodig geacht. De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op tenminste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’. Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnen- en buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging. Het derde lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruiknameverplichting. De te behalen veldsterkte niveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterkte waardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnenontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantenne hoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06. Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen. De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst ervaart en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.

Appears in 1 contract

Samples: www.eerstekamer.nl

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunningontwerp- vergunning. <PM> In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is De vergunninghouders dienen de bestemming frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunninggebruik te nemen en te houden. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris minister dienen te worden verstrekt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunning- houders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een één rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of en /of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage Bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale radio-omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven ‘spectrum mask 1’ van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur Figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik frequentie- gebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte frequentie-ruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedure). Inschrijving/Notificatie notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. De vergunninghouders dienen de frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van de vergunning in gebruik te nemen en te houden. Dit artikel regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 januari 2020. De vergunninghouders dienen de frequentieruimte binnen drie maanden na inwerking- treding van de vergunning in gebruik te nemen en te houden. Technisch gezien moeten alle vergun- ninghouders van eenzelfde allotment gebruik maken van hetzelfde netwerk. Er is reeds een bestaand netwerk in gebruik. Om deze reden wordt een verdere concretisering van de ingebruikname-verplichting voor de periode tot 1 januari 2018 niet nodig geacht. De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op tenminste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’. Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnen- en buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging. Het derde lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruikna- meverplichting. De te behalen veldsterkte niveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterkte waardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnen- ontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantenne hoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06. Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen. De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst ervaart en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.

Appears in 1 contract

Samples: zoek.officielebekendmakingen.nl

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunningontwerp- vergunning. <PM> In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris minister dienen te worden verstrekt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunning- houders vergunninghouders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een één rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of en /of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage Bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale radio-omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven spectrum mask 1van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur Figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik frequentie- gebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte frequentie-ruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedurenotificatieprocedure). Inschrijving/Notificatie notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Dit artikel regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 januari 2020. Technisch gezien moeten alle vergunninghouders van eenzelfde allotment gebruik maken van hetzelfde netwerk. Er is reeds een bestaand netwerk in gebruik. De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’. Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnen- en buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging. Het derde lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruiknameverplichting. De te behalen veldsterkte niveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterkte waardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnenontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantenne hoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06. Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen. De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst ervaart en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.

Appears in 1 contract

Samples: www.eerstekamer.nl

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) * tot en met (datum) * geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunningontwerp-vergunning. <PM> Naar aanleiding van de consultatie van de vergunningen voor digitale radio-omroep zijn verschillende zienswijzen over artikel *ontvangen. *PM In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Mocht blijken, hoewel niet voorzien, dat een buurland terecht opwerpt storing te ondervinden als gevolg van een onderdeel van deze vergunning, dan kunnen mogelijk nadere voorschriften worden verbonden aan deze vergunning. Voorts is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP Nationaal Frequentieplan (NFP), zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. De Tevens is de minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens voorgeschreven en is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris minister dienen te worden verstrekt. Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot de samenwerkingsovereenkomst moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een De gezamenlijke vergunninghouders dienen daarom met een rechtspersoon een overeenkomst te sluiten in de zin van artikel 10.15, tweede lid, onder b, van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van Telecommunicatiewet. Deze rechtspersoon legt namens de vergunning- houders niet voldoet vergunninghouders het elektronische communicatienetwerk aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking en houdt deze voor hen in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgtstand. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van aan de contractuele verplichtingen door één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien een vergunning voor digitale radio-omroep op een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de nieuwe vergunninghouder tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven ‘spectrum mask 1’ van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedure). Inschrijving/Notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.

Appears in 1 contract

Samples: www.internetconsultatie.nl

Consultatie. Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunningontwerp- vergunning. <PM> In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild. In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris minister dienen te worden verstrekt. De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunning- houders vergunninghouders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een één rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon. Het toezicht door de Staatssecretaris minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft. Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of en /of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage Bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Indien Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale radio-omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt. Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven spectrum mask 1van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur Figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiege- bruik frequentie- gebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrum- masker spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren. In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: XXX0000X, XXX0000X, HOL0903H, XXX0000X, XXX0000X en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I. Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden. Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte frequentie-ruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren. Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatiepro- cedurenotificatieprocedure). Inschrijving/Notificatie notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort. De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghou- der(svergunninghouder(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Dit artikel regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning vanaf uiterlijk achttien maanden en 42 maanden na inwerkingtreding van een of meer andere vergunningen voor allotment 6C, die door middel van de procedure van veiling voor DAB+ laag 7 zijn verdeeld. Technisch gezien moeten alle vergunninghouders van eenzelfde allotment gebruik maken van hetzelfde netwerk. Om het netwerk op te bouwen en hiertoe investeringen te plegen wordt een verdere concretisering van de ingebruiknameverplichting voor deze periode niet nodig geacht. De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’. Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnen- en buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging. Het derde lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruiknameverplichting. De te behalen veldsterkte niveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterkte waardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnenontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantenne hoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06. Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen. De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst ervaart en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.

Appears in 1 contract

Samples: www.eerstekamer.nl