Grondslag Europese milieuwetgeving. De basis van het Europese milieubeleid is vervat in artikel 174 EG Verdrag: Het Europees milieubeleid krijgt - zoals het Europees beleid in het algemeen - gestalte door middel van de in het Verdrag voorziene instrumenten: verordeningen, richtlijnen, beschikkingen en aanbevelingen. Het belangrijkste instrument in het kader van de milieu en afvalstoffenwetgeving is de richtlijn. In tegenstelling tot een verordening is een richtlijn (art. 249, derde lid, EG) niet onmiddellijk en rechtstreeks toepasselijk. Een richtlijn is verbindend naar haar resultaat voor de lidstaten, doch aan hen wordt de keuze van de middelen gelaten om dit resultaat te bereiken. De lidstaten moeten binnen de termijn die de richtlijn bepaalt hun wetgeving en bestuurspraktijk in overeenstemming met de richtlijn brengen. Zij moeten dus hetzij een nieuwe wetgeving aannemen, hetzij bestaande wettelijke, bestuursrechtelijke of administratieve voorschriften wijzigen of intrekken. De uitvoeringsvrijheid van de lidstaten wordt in eerste instantie bepaald door de bewoordingen van de richtlijn, de doelstellingen, de harmonisatievorm, de eventuele vrijwaringsclausules en de algemenere context. In de mate dat een richtlijn voldoende concrete normen aangeeft, dient deze te worden opgenomen in het model als beperkende parameter ongeacht het feit of hij reeds door de Vlaanderen of de federale overheid is omgezet in federale of gewestelijke wetgeving, nu de lidstaten gebonden zijn door de Europese richtlijnen.