Hoesten en niezen. Bij hoesten en niezen ontstaan kleine vochtdruppeltjes, die in de lucht blijven zweven. In deze vochtdruppeltjes kunnen micro-organismen zitten. Als deze vochtdruppeltjes door een ander worden ingeademd, nestelen de micro-organismen zich bij deze persoon in de neus, mond of keel met mogelijk ziekte tot gevolg. Snot en slijm kunnen ook een verspreidingsweg zijn. Een kind veegt bijv. een snottebel weg met speelgoed en een ander kind pakt gelijk het stuk speelgoed vast, wat direct daarna weer door het andere kind in de mond word gestopt. - Niet hoesten of niezen in de richting van een ander kind. Leer de kinderen het hoofd weg te draaien of het hoofd naar beneden te buigen. - Na het hoesten, niezen of snuiten de handen wassen; Zorg dat de kinderen op tijd de neus snuiten, om snottebellen te voorkomen. Tissues altijd binnen bereik. Voor de leidsters is het van belang om na elke snuitbeurt de handen te wassen, de ruimte gedurende de dag voldoende te ventileren en te luchten en om elk papieren zakdoekje/tissue direct weg te gooien.