Inwerkingtreding en wijzigingen. 1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2013 en is laatstelijk gewijzigd op 01-01- 2024. 2. Per 1 januari 2015 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,75% naar 1,70%. 3. Per 1 januari 2016 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,70% naar 1,50%. 4. Per 1 januari 2020 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,50% naar 1,33%. Bijlage 1 : Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben. 2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan. 3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen. 4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd. 5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling. 6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald. 7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze – als ook zijn werkgever vrijgesteld is – direct aan het pensioenfonds betaald. 8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn. 9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd. 10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar. 11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13. 12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13. 13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen. 14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. 15. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken. 16. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd. 17. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum. De tekst van deze bijlage is doorgehaald. a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3):
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Inwerkingtreding en wijzigingen. 1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2013 en is laatstelijk gewijzigd op 01-01- 20242019.
2. Per 1 januari 2015 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,75% naar 1,70%.
3. Per 1 januari 2016 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,70% naar 1,50%.
4. Per 1 januari 2020 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,50% naar 1,33%.
Bijlage 1 1: Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben.
2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.
3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze – als ook zijn werkgever vrijgesteld is – direct aan het pensioenfonds betaald.
8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn.
9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar.
11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
15. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken.
16. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
17. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum. De tekst van deze bijlage is doorgehaald.
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3):): I. voor de werknemers van de aangesloten ondernemingen in de sector Herwinning grondstoffen (Hegro): € 40.379
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Inwerkingtreding en wijzigingen. 1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2013 en is laatstelijk gewijzigd op 01-01- 20242021.
2. Per 1 januari 2015 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,75% naar 1,70%.
3. Per 1 januari 2016 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,70% naar 1,50%.
4. Per 1 januari 2020 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,50% naar 1,33%.
Bijlage 1 1: Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben.
2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.
3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze – als ook zijn werkgever vrijgesteld is – direct aan het pensioenfonds betaald.
8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn.
9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar.
11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
15. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken.
16. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
17. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum. De tekst van deze bijlage is doorgehaald.
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3):): I. voor de werknemers van de aangesloten ondernemingen in de sector Herwinning grondstoffen (Hegro): € 46.321
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Inwerkingtreding en wijzigingen. 1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2013 en is laatstelijk gewijzigd op 01-01- 20242023.
2. Per 1 januari 2015 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,75% naar 1,70%.
3. Per 1 januari 2016 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,70% naar 1,50%.
4. Per 1 januari 2020 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,50% naar 1,33%.
Bijlage 1 : Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben.
2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.
3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze – als ook zijn werkgever vrijgesteld is – direct aan het pensioenfonds betaald.
8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn.
9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar.
11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
15. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken.
16. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
17. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum. De tekst van deze bijlage is doorgehaald.
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3):
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Inwerkingtreding en wijzigingen. 1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2013 en is laatstelijk gewijzigd op 01-01- 202401-2017.
2. Per 1 januari 2015 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,75% naar 1,70%.
3. Per 1 januari 2016 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,70% naar 1,50%.
4. Per 1 januari 2020 is het in artikel 9, derde lid vermelde standaard-opbouwpercentage ouderdomspensioen verlaagd van 1,50% naar 1,33%.
Bijlage 1 : Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben.
2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.
3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze – als ook zijn werkgever vrijgesteld is – direct aan het pensioenfonds betaald.
8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn.
9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar.
11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
15. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken.
16. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
17. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum. De tekst van deze bijlage is doorgehaald.
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3):
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations