ONSTOFFELIJKE SCHADE Voorbeeldclausules

ONSTOFFELIJKE SCHADE. Ieder geldelijk nadeel dat voortvloeit uit het verlies van voordelen verbonden met de uitoefening van een recht, het genot van een goed en inzonderheid: verlies van markten, cliënteel, handelsfaam, winst, prestatie, de gebruiksderving van onroerend goed of van roerend goed, de productiestilstand en dergelijke schade meer.
ONSTOFFELIJKE SCHADE elk geldelijk nadeel dat voortvloeit uit het genotsverlies van een goed of van iemands diensten - en met name een productievermindering, een activiteitsstilstand, een verlies van winst, clientèle of marktaan- deel, of een toename van algemene onkosten - op voorwaarde dat dit geldelijk nadeel aantoonbaar en in cijfers uit te drukken is. ◼ Onstoffelijke gevolgschade = elke onstoffelijke schade die het gevolg is van gedekte stoffelijke of lichamelijke schade. ◼ Onstoffelijke niet-gevolgschade = elke onstoffelijke schade die niet het gevolg is van stoffelijke of lichamelijke schade.
ONSTOFFELIJKE SCHADE. Iedere schade die geen letselschade of zaakschade is.
ONSTOFFELIJKE SCHADE. Ieder geldelijk nadeel dat voortvloeit uit de beroving van voordelen verbonden met de uitoefening van een recht, het genot van een goed. - de door de verzekeraar gevraagde maatregelen om de gevolgen van de schade te voorkomen of te verzachten; - de maatregelen die redelijkerwijs door de verzekerde uit eigen beweging worden genomen om de schade te voorkomen of om de gevolgen ervan te voorkomen of te verzachten, op voorwaarde dat die maatregelen dringend waren, dat wil zeggen dat de verzekerde ze onverwijld moet nemen en niet de mogelijkheid heeft eerst de verzekeraar te verwittigen en haar akkoord te vragen, zonder haar belangen te schaden. Als het gaat om maatregelen om een schadegeval te voorkomen, moet er bovendien dreigend gevaar zijn, dat wil zeggen dat als de maatregelen niet worden genomen, er onmiddellijk en zeker een schadegeval zal gebeuren. - zijn vennoten, zaakvoerders, bestuurders en aangestelden in de uitoefening van hun functie, - de stagiairs en medewerkers in de uitoefening van hun functie in dienst van de verzekeringnemer.
ONSTOFFELIJKE SCHADE. Ieder geldelijk nadeel dat voortvloeit uit de beroving van voordelen verbonden aan de uitoefening van een recht, aan het genot van een goed.
ONSTOFFELIJKE SCHADE. Elk waardeerbaar geldelijk nadeel dat rechtstreeks voortvloeit uit het ontzeggen van voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een recht, het genot van een goed, de onderbreking van een dienst die wordt verstrekt door een persoon of een goed, en met name: - het verlies van marktaandeel; - het verlies van klanten; - winstderving; - het verlies van commerciële bekendheid; - het verlies van rendement of het onvermogen het gemiddeld rendement van voor het ongeval te halen; - de onbruikbaarheid van roerende of onroerende goederen; - de stopzetting of onderbreking van de productie; - en andere vergelijkbare geldelijke nadelen. Er bestaan drie soorten Onstoffelijke schade: - die welke het gevolg is van gedekte Stoffelijke schade; (Onstoffelijke schade als gevolg van een gedekte schade); - die welke het gevolg is van een uitgesloten Stoffelijke schade (Onstoffelijke schade als gevolg van niet-gedekte schade); - die welke niet het gevolg is van Stoffelijke schade (zuivere Onstoffelijke schade). In de tekst van deze algemene verzekeringsvoor- waarden houdt de verwijzing naar Onstoffelijke gevolgschade enkel verband met Onstoffelijke schade die het gevolg is van gedekte Stoffelijke schade.

Related to ONSTOFFELIJKE SCHADE