Relatie met de begroting. Er is sprake van een schijnbaar dilemma van een toekomstvaste concessie aan de ene kant, een spoorsector die volop in beweging is aan de andere kant en tenslotte het Besluit Infrastructuurfonds, dat alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhouding. Hiervoor is een oplossing gevonden in het in deze concessie opgenomen instrument beheerplan. Met dit beheerplan wordt tevens artikel 7, vierde lid, van richtlijn 91/440/EEG geïmplementeerd. Dit artikel bepaalt: “In het kader van het door de overheid vastgestelde algemene beleid stelt de infrastructuurbeheerder een bedrijfsplan op dat ook investerings- en financiële programma's bevat. Het plan moet zodanig worden opgesteld dat wordt gewaarborgd dat gebruik en ontwikkeling van de infrastructuur optimaal en efficiënt zijn, en tevens een financieel evenwicht wordt bereikt en in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wordt voorzien.” Een dergelijk beheerplan zal tegelijk met de subsidieaanvraag ingediend moeten worden. Niet alleen zullen daarin de activiteiten worden aangegeven die ProRail gaat uitvoeren voor het subsidiebedrag, maar ook de gedetailleerde prestatie-indicatoren die in die periode gehanteerd zullen gaan worden en de grenswaarden of richtwaarden die daaraan gekoppeld worden. Het opnemen van richtwaarden impliceert een inspanningsverplichting voor ProRail en geen resultaatsverplichting. Op dit moment wordt er nog niet voor alle prestatie-indicatoren uitgegaan van grenswaarden, welke een resultaatsverplichting zouden impliceren. Wel is ProRail gehouden om de in het plan vermelde maatregelen waarmee de minister heeft ingestemd (zie hierna), ook daadwerkelijk te nemen (zie artikel 4, tweede en vijfde lid, in samenhang met artikel 21, vierde lid). Het beheerplan dat ProRail moet opstellen, vereist op onderdelen instemming van de minister. In plaats van de - bij voorkeur met betrekking tot besluiten van bestuursorganen - gebruikte term ‘goedkeuring’, is, gelet op het feit dat ProRail geen bestuursorgaan is, de neutrale term ‘instemming’ gebruikt. Het besluit omtrent instemming is een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat (bezwaar bij de minister, beroep bij de rechtbank te Rotterdam, hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven). Het beheerplan zal waar mogelijk gebaseerd zijn op meerjarige afspraken die ProRail met de vervoerders maakt. Daarom bevat het beheerplan gegevens die zien op meer dan alleen de subsidieperiode. Uiteraard kan de minister zijn instemming aan de betreffende onderdelen van het plan onthouden als in onvoldoende mate invulling wordt gegeven aan de verplichtingen van ProRail zoals geformuleerd in deze concessie. De instemming van de minister betreft de artikelen 5, eerste lid, onder c, en 6, tweede lid, van het beheerplan, maar de minister kan de subsidie slechts verstrekken voor de subsidieperiode, vooralsnog dus voor één jaar. Zijn instemming met de in de betreffende onderdelen van het plan gegeven langjarige doorkijk kan hem dus niet binden wat betreft de daarvoor benodigde subsidie. De relatie tussen de concessie, de subsidiebeschikking en (de instemming met de betreffende onderdelen van) het beheerplan is aangegeven in onderstaande figuur.
Appears in 2 contracts
Samples: Beheerconcessie Hoofdspoorweginfrastructuur, Beheerconcessie Hoofdspoorweginfrastructuur
Relatie met de begroting. Er is sprake van een schijnbaar dilemma van een toekomstvaste concessie aan de ene kant, kant en een spoorsector die volop in beweging is aan de andere kant en tenslotte het Besluit Infrastructuurfonds, dat alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhoudingkant. Hiervoor is een oplossing gevonden in het in deze concessie opgenomen instrument beheerplanvervoerplan. Met dit beheerplan wordt tevens artikel Bepaalde onderdelen van het vervoerplan behoeven de voorafgaande instemming van de minister (zie de artikelen 7, vierde derde lid, en 28, derde lid). Nadat de minister met die onderdelen heeft ingestemd, moet de concessie worden uitgevoerd met inachtneming van richtlijn 91/440/EEG geïmplementeerddie onderdelen. Dit artikel bepaalt: “Die onderdelen hebben dus dezelfde rechtskracht als bepalingen in de concessie zelf. In de vervoerconcessie is een zorgplicht opgenomen voor de kernprestaties die NS moet leveren. In het kader van het door daaraan gekoppelde vervoerplan worden de overheid vastgestelde algemene beleid stelt de infrastructuurbeheerder een bedrijfsplan op dat ook investerings- en financiële programma's bevat. Het plan moet zodanig worden opgesteld dat wordt gewaarborgd dat gebruik en ontwikkeling van de infrastructuur optimaal en efficiënt zijnprestaties nader gespecificeerd naar indicatoren met daaraan gekoppelde grenswaarden, en tevens een financieel evenwicht wordt bereikt en respectievelijk (in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wordt voorzien.” Een dergelijk beheerplan zal tegelijk ingroeifase) naar indicatoren met de subsidieaanvraag ingediend moeten worden. Niet alleen zullen daarin de activiteiten worden aangegeven die ProRail gaat uitvoeren voor het subsidiebedrag, maar ook de gedetailleerde prestatie-indicatoren die in die periode gehanteerd zullen gaan worden daaraan gekoppelde richtwaarden en de grenswaarden of richtwaarden die daaraan gekoppeld wordenmaatregelen. Het opnemen van richtwaarden impliceert een inspanningsverplichting voor NS en geen resultaatsverplichting op de richtwaarden zelf maar op de bijbehorende maatregelen. Het opnemen van grenswaarden impliceert een resultaatsverplichting voor NS voor die grenswaarden. De financiële middelen die via de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ter beschikking worden gesteld aan de spoorsector betreffen met name de subsidie aan ProRail voor beheer en instandhouding van de infrastructuur. Dit gebeurt op basis van het Besluit Infrastructuurfonds, dat momenteel alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhouding van de infrastructuur. ProRail en geen resultaatsverplichting. Op dit moment wordt er nog niet voor alle prestatie-indicatoren uitgegaan van grenswaardenvervoerders leggen afspraken met de gerechtigden, welke een resultaatsverplichting zouden impliceren. Wel is ProRail gehouden om de bedoeld in het plan vermelde maatregelen waarmee de minister heeft ingestemd (zie hierna), ook daadwerkelijk te nemen (zie artikel 4, tweede en vijfde lid, in samenhang met artikel 21, vierde lid). Het beheerplan dat ProRail moet opstellen, vereist op onderdelen instemming 57 van de ministerSpoorwegwet, vast in toegangs- en kaderovereenkomsten. In plaats De prestaties die ProRail aan deze gerechtigden kan leveren worden randvoorwaardelijk bepaald door de financiële middelen die ProRail ter beschikking krijgt uit de gebruiksvergoeding, de subsidie van de - bij voorkeur met betrekking tot besluiten Minister van bestuursorganen - gebruikte term ‘goedkeuring’, is, gelet op het feit dat ProRail geen bestuursorgaan is, de neutrale term ‘instemming’ gebruiktVerkeer en Waterstaat en eventuele andere inkomstenbronnen. Het besluit omtrent instemming is een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat (bezwaar bij de minister, beroep bij de rechtbank te Rotterdam, hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven). Het beheerplan zal waar mogelijk gebaseerd zijn op meerjarige De afspraken die ProRail met de vervoerders gerechtigden maakt. Daarom bevat , worden vertaald in het beheerplan gegevens die zien op meer dan alleen de subsidieperiode. Uiteraard kan de minister zijn instemming aan de betreffende onderdelen van het plan onthouden als in onvoldoende mate invulling wordt gegeven aan de verplichtingen van ProRail zoals geformuleerd in deze concessiebeheerplan. De instemming afspraken die NS maakt met ProRail over de kwaliteit van de minister betreft de artikelen 5infrastructuur die ProRail levert, eerste lid, onder c, en 6, tweede lid, van worden vertaald in het beheerplan, maar de minister kan de subsidie slechts verstrekken voor de subsidieperiode, vooralsnog dus voor één jaar. Zijn instemming met de in de betreffende onderdelen van het plan gegeven langjarige doorkijk kan hem dus niet binden wat betreft de daarvoor benodigde subsidie. De relatie tussen de concessie, de subsidiebeschikking en (de instemming met de betreffende onderdelen van) het beheerplan is aangegeven in onderstaande figuurvervoerplan.
Appears in 1 contract
Samples: Vervoerconcessie
Relatie met de begroting. Er is sprake van een schijnbaar dilemma van een toekomstvaste concessie aan de ene kant, kant en een spoorsector die volop in beweging is aan de andere kant en tenslotte het Besluit Infrastructuurfonds, dat alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhoudingkant. Hiervoor is een oplossing gevonden in het in deze concessie opgenomen instrument beheerplanvervoerplan. Met dit beheerplan wordt tevens artikel Bepaalde onderdelen van het vervoerplan behoeven de voorafgaande instemming van de minister (zie de artikelen 7, vierde derde lid, en 29, derde lid). Nadat de minister met die onderdelen heeft ingestemd, moet de concessie worden uitgevoerd met inachtneming van richtlijn 91/440/EEG geïmplementeerddie onderdelen. Dit artikel bepaalt: “Die onderdelen hebben dus dezelfde rechtskracht als bepalingen in de concessie zelf. In de vervoerconcessie is een zorgplicht opgenomen voor de kernprestaties die NS moet leveren. In het kader van het door daaraan gekoppelde vervoerplan worden de overheid vastgestelde algemene beleid stelt de infrastructuurbeheerder een bedrijfsplan op dat ook investerings- en financiële programma's bevat. Het plan moet zodanig worden opgesteld dat wordt gewaarborgd dat gebruik en ontwikkeling van de infrastructuur optimaal en efficiënt zijnprestaties nader gespecificeerd naar indicatoren met daaraan gekoppelde grenswaarden, en tevens een financieel evenwicht wordt bereikt en respectievelijk (in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wordt voorzien.” Een dergelijk beheerplan zal tegelijk ingroeifase) naar indicatoren met de subsidieaanvraag ingediend moeten worden. Niet alleen zullen daarin de activiteiten worden aangegeven die ProRail gaat uitvoeren voor het subsidiebedrag, maar ook de gedetailleerde prestatie-indicatoren die in die periode gehanteerd zullen gaan worden daaraan gekoppelde richtwaarden en de grenswaarden of richtwaarden die daaraan gekoppeld wordenmaatregelen. Het opnemen van richtwaarden impliceert een inspanningsverplichting voor NS en geen resultaatsverplichting op de richtwaarden zelf maar op de bijbehorende maatregelen. Het opnemen van grenswaarden impliceert een resultaatsverplichting voor NS voor die grenswaarden. De financiële middelen die via de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ter beschikking worden gesteld aan de spoorsector betreffen met name de subsidie aan ProRail voor beheer en instandhouding van de infrastructuur. Dit gebeurt op basis van het Besluit Infrastructuurfonds, dat momenteel alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhouding van de infrastructuur. ProRail en geen resultaatsverplichting. Op dit moment wordt er nog niet voor alle prestatie-indicatoren uitgegaan van grenswaardenvervoerders leggen afspraken met de gerechtigden, welke een resultaatsverplichting zouden impliceren. Wel is ProRail gehouden om de bedoeld in het plan vermelde maatregelen waarmee de minister heeft ingestemd (zie hierna), ook daadwerkelijk te nemen (zie artikel 4, tweede en vijfde lid, in samenhang met artikel 21, vierde lid). Het beheerplan dat ProRail moet opstellen, vereist op onderdelen instemming 57 van de ministerSpoorwegwet, vast in toegangs- en kaderovereenkomsten. In plaats De prestaties die ProRail aan deze gerechtigden kan leveren worden randvoorwaardelijk bepaald door de financiële middelen die ProRail ter beschikking krijgt uit de gebruiksvergoeding, de subsidie van de - bij voorkeur met betrekking tot besluiten Minister van bestuursorganen - gebruikte term ‘goedkeuring’, is, gelet op het feit dat ProRail geen bestuursorgaan is, de neutrale term ‘instemming’ gebruiktVerkeer en Waterstaat en eventuele andere inkomstenbronnen. Het besluit omtrent instemming is een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat (bezwaar bij de minister, beroep bij de rechtbank te Rotterdam, hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven). Het beheerplan zal waar mogelijk gebaseerd zijn op meerjarige De afspraken die ProRail met de vervoerders gerechtigden maakt. Daarom bevat , worden vertaald in het beheerplan gegevens die zien op meer dan alleen de subsidieperiode. Uiteraard kan de minister zijn instemming aan de betreffende onderdelen van het plan onthouden als in onvoldoende mate invulling wordt gegeven aan de verplichtingen van ProRail zoals geformuleerd in deze concessiebeheerplan. De instemming afspraken die NS maakt met ProRail over de kwaliteit van de minister betreft de artikelen 5infrastructuur die ProRail levert, eerste lid, onder c, en 6, tweede lid, van worden vertaald in het beheerplan, maar de minister kan de subsidie slechts verstrekken voor de subsidieperiode, vooralsnog dus voor één jaar. Zijn instemming met de in de betreffende onderdelen van het plan gegeven langjarige doorkijk kan hem dus niet binden wat betreft de daarvoor benodigde subsidie. De relatie tussen de concessie, de subsidiebeschikking en (de instemming met de betreffende onderdelen van) het beheerplan is aangegeven in onderstaande figuurvervoerplan.
Appears in 1 contract
Samples: Vervoerconcessie
Relatie met de begroting. Er is sprake van een schijnbaar dilemma van een toekomstvaste concessie aan de ene kant, een spoorsector die volop in beweging is aan de andere kant en tenslotte het Besluit Infrastructuurfonds, dat alleen éénjarige subsidies kent voor onderhoud en instandhouding. Hiervoor is een oplossing gevonden in het in deze concessie opgenomen instrument beheerplan. Met dit beheerplan wordt tevens artikel 7, vierde lid, van richtlijn 91/440/EEG geïmplementeerd. Dit artikel bepaalt: “In het kader van het door de overheid vastgestelde algemene beleid stelt de infrastructuurbeheerder een bedrijfsplan op dat ook investerings- en financiële programma's bevat. Het plan moet zodanig worden opgesteld dat wordt gewaarborgd dat gebruik en ontwikkeling van de infrastructuur optimaal en efficiënt zijn, en tevens een financieel evenwicht wordt bereikt en in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wordt voorzien.” Een dergelijk beheerplan zal tegelijk met de subsidieaanvraag ingediend moeten worden. Niet alleen zullen daarin de activiteiten worden aangegeven die ProRail gaat uitvoeren voor het subsidiebedrag, maar ook de gedetailleerde prestatie-indicatoren die in die periode gehanteerd zullen gaan worden en de grenswaarden of richtwaarden die daaraan gekoppeld worden. Het opnemen van richtwaarden impliceert een inspanningsverplichting voor ProRail en geen resultaatsverplichting. Op dit moment wordt er nog niet voor alle prestatie-indicatoren uitgegaan van grenswaarden, welke een resultaatsverplichting zouden impliceren. Wel is ProRail gehouden om de in het plan vermelde maatregelen waarmee de minister heeft ingestemd (zie hierna), ook daadwerkelijk te nemen (zie artikel 4, tweede en vijfde lid, in samenhang met artikel 21, vierde lid). Het beheerplan dat ProRail moet opstellen, vereist op onderdelen instemming van de minister. In plaats van de - de, bij voorkeur - met betrekking tot besluiten van bestuursorganen - gebruikte term ‘goedkeuring’, is, gelet op het feit dat ProRail geen bestuursorgaan is, de neutrale term ‘instemming’ gebruikt. Het Er is verder geen verschil beoogd. Zo is het besluit omtrent instemming is een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat (bezwaar bij de minister, beroep bij de rechtbank te Rotterdam, hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven)openstaat. Het beheerplan zal waar mogelijk gebaseerd zijn op meerjarige afspraken die ProRail met de vervoerders maakt. Daarom bevat het beheerplan gegevens die zien op meer dan alleen de subsidieperiode. Uiteraard kan de minister zijn instemming aan de betreffende onderdelen van het plan onthouden als in onvoldoende mate invulling wordt gegeven aan de verplichtingen van ProRail zoals geformuleerd in deze concessie. De instemming van de minister betreft de artikelen 5, eerste lid, onder c, c en 6, tweede lid, van het beheerplan, maar de minister kan de subsidie slechts verstrekken voor de subsidieperiode, vooralsnog dus voor één jaar. Zijn instemming met de in de betreffende onderdelen van het plan gegeven langjarige doorkijk kan hem dus niet binden wat betreft de daarvoor benodigde subsidie. De relatie tussen de concessie, de subsidiebeschikking en (de instemming met de betreffende onderdelen van) het beheerplan is aangegeven in onderstaande figuur.
Appears in 1 contract