Common use of Standaardregeling vergoeding dienstreizen Clause in Contracts

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 boven 20.000 km € 0,18; • € 0,11 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fiets, met een minimum van € 0,70 per dag; • € 0,12 per kilometer (onbelast) bij gebruik van bromfiets, met een minimum van € 1,92 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer voor zijn werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem - tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel 2. 8. De werknemer dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het in lid 1 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.

Appears in 3 contracts

Samples: Cao (Collective Labor Agreement) for Childcare 2018 2019, Cao Kinderopvang 2018 2019, Cao (Collective Labor Agreement) for Childcare

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer medewerker anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer medewerker wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 0,21 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 0,46 • 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 0,33 • 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 0,26 • boven 20.000 km € 0,18; 0,23 • € 0,11 0,14 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 0,07 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fietsfiets zonder of met elektrische ondersteuning (waarvoor geen kenteken nodig is), met een minimum van € 0,70 0,89 per dag; • € 0,12 0,15 per kilometer (onbelast) bij gebruik van bromfietseen eigen gemotoriseerd vervoermiddel waarvoor een kenteken nodig is, anders dan een auto, motor of motorscooter, met een minimum van € 1,92 2,42 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 175,61 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer medewerker voor zijn haar werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem haar - tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer medewerker gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij zij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer medewerker een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer medewerker dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer medewerker aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer medewerker aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel lid 2. 8. De werknemer medewerker dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het De in lid 1 2 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.

Appears in 3 contracts

Samples: Cao (Collectieve Arbeidsovereenkomst) Voor Kinderopvang, Cao (Collective Labor Agreement) for Childcare 2023 2024, Cao Kinderopvang

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer medewerker anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer medewerker wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 0,23 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 0,46 • 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 0,33 • 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 0,26 • boven 20.000 km € 0,18; 0,23 • € 0,11 0,14 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 0,07 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fietsfiets zonder of met elektrische ondersteuning (waarvoor geen kenteken nodig is), met een minimum van € 0,70 0,89 per dag; • € 0,12 0,15 per kilometer (onbelast) bij gebruik van bromfietseen eigen gemotoriseerd vervoermiddel waarvoor een kenteken nodig is, anders dan een auto, motor of motorscooter, met een minimum van € 1,92 2,42 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 175,61 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer medewerker voor zijn haar werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem haar - tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer medewerker gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij zij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer medewerker een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer medewerker dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer medewerker aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer medewerker aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel lid 2. 8. De werknemer medewerker dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het De in lid 1 2 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.

Appears in 3 contracts

Samples: Cao Kinderopvang 2024, Cao Kinderopvang 2024, Cao Kinderopvang 2024

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer medewerker anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer medewerker wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 0,23 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 0,46 • 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 0,33 • 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 0,26 • boven 20.000 km € 0,18; 0,23 • € 0,11 0,14 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 0,07 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fietsfiets zonder of met elektrische ondersteuning (waarvoor geen kenteken nodig is), met een minimum van € 0,70 0,89 per dag; • € 0,12 0,15 per kilometer (onbelast) bij gebruik van bromfietseen eigen gemotoriseerd vervoermiddel waarvoor een kenteken nodig is, anders dan een auto, motor of motorscooter, met een minimum van € 1,92 2,42 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 175,61 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- woon - werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen volksverz ekeringen en werknemersverzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer medewerker voor zijn haar werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem haar - tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer medewerker gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij zij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer medewerker een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer medewerker dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer medewerker aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer medewerker aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel lid 2. 8. De werknemer medewerker dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het De in lid 1 2 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.

Appears in 1 contract

Samples: Cao Kinderopvang 2024

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer medewerker anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer medewerker wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 0,46 • 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 0,33 • 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 0,26 • boven 20.000 km € 0,18; 0,23 • € 0,11 0,14 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 0,07 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fiets, met een minimum van € 0,70 0,89 per dag; • € 0,12 0,15 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een bromfiets, met een minimum van € 1,92 2,42 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 175,61 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer medewerker voor zijn haar werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem haar - tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer medewerker gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij zij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer medewerker een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer medewerker dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer medewerker aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer medewerker aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel lid 2. 8. De werknemer medewerker dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het De in lid 1 2 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.

Appears in 1 contract

Samples: Cao Kinderopvang 2023 – 2024

Standaardregeling vergoeding dienstreizen. (op grond van artikel 6.6 cao) 1. De reizen in opdracht van de werkgever worden gemaakt met het openbaar vervoer tenzij werkgever en werknemer medewerker anders overeenkomen. 2. Aan de werknemer medewerker wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen de volgende reiskostenvergoeding toegekend: • bij gebruik van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel op basis van verleende toestemming door de werkgever voor dit gebruik gelden de volgende vergoedingsbedragen (tot € 0,19 0,21 onbelast): Per kalenderjaar Personenauto's, motoren en scooters 1 t/m 5.000 km € 0,37 0,46 • 5.001 t/m 10.000 km € 0,26 0,33 • 10.001 t/m 20.000 km € 0,21 0,26 • boven 20.000 km € 0,18; 0,23 • € 0,11 0,14 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een eigen auto in plaats van openbaar vervoer, zonder toestemming van de werkgever; • € 0,06 0,07 per kilometer (onbelast) bij gebruik van een fietsfiets zonder of met elektrische ondersteu- ning (waarvoor geen kenteken nodig is), met een minimum van € 0,70 0,89 per dag; • € 0,12 0,15 per kilometer (onbelast) bij gebruik van bromfietseen eigen gemotoriseerd vervoermiddel waarvoor een kenteken nodig is, anders dan een auto, motor of motorscooter, met een minimum van € 1,92 2,42 per dag; • volledige vergoeding bij gebruik van openbaar vervoer gebaseerd op het laagste tarief; • volledige vergoeding taxikosten indien geen openbaar aanwezig is, noch eigen vervoermiddel en er toestemming is verleend door de werkgever; • vergoeding voor verblijfskosten, bij verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de standplaats tot een maximum van € 139,03 175,61 per etmaal. 3. De werkgever is verplicht de fiscaal vrijgestelde vergoedingsmogelijkheden optimaal te benutten door de vergoeding voor dienstreizen te salderen met de vergoeding voor woon- woon-werkverkeer. 4. Indien de vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen werknemers- verzekeringen in mindering worden gebracht. 5. De werkgever kan aan de werknemer medewerker voor zijn haar werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking beschik- king stellen ofwel hem - haar – tot wederopzegging - toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel. Bij deze opzegging dient een redelijke termijn in acht te worden genomen. 6. Indien de werknemer medewerker gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij zij een verzekering af te sluiten, die tevens van kracht is gedurende het zakelijk gebruik van het gemotoriseerd gemotori- seerd vervoermiddel en die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt, indien deze krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. Tevens dient de werknemer medewer- ker een mede-inzittendenverzekering af te sluiten. De werknemer medewerker dient de polis daartoe aan de werkgever ter inzage te verstrekken. 7. Aan de werknemer medewerker aan wie door de werkgever een vervoermiddel ter beschikking is gesteld, kan door de werkgever toestemming worden verleend dit vervoermiddel voor privédoeleinden te gebruiken. Voor dit privégebruik betaalt de werknemer medewerker aan de werkgever een vergoeding die wordt berekend volgens de tabel uit artikel lid 2. 8. De werknemer medewerker dient de gegevens te overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. 9. De vergoedingen worden als regel gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling na indiening van de declaratie uitgekeerd. 10. Het De in lid 1 2 genoemde vergoedingsbedragen worden jaarlijks per 1 januari van jaar t geïndexeerd op basis van de stijging meest recent vastgestelde van de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van oktober van het jaar t-2 tot oktober t-1. Deze herziene bedragen worden cumulatief berekend door het OAK en indien deze berekening leidt tot een verhoging van 0,5 eurocent of meer dan worden deze afgerond op hele eurocenten aangepast in de cao.’ Bijlage 12 - functieboek onderdeel Differentiaties pedagogisch medewerker komt te luiden: Differentiaties pedagogisch medewerker Algemene kenmerken De Pedagogisch Medewerker (differentiatie 2) kenmerkt zich, naast de taken en werkzaamheden zoals benoemd in de functiebeschrijving van Pedagogisch Medewerker, door het intensief begeleiden van kinderen met een extra geïndiceerde ontwikkelbehoefte en waarvoor een groeps- of individueel ontwikkelplan moet worden opgesteld. De Pedagogisch Medewerker (differentiatie 2) richt zich op kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar waarbij sprake is van ontwikkelings-, gedrags- en opvoedingsproblematiek met een behoefte in ondersteuning bij ontwikkelen. De doelgroep en het soort opvang waarbinnen deze functie voorkomt kan verschillen, zoals kinderdagverblijven, peuterscholen met voorschoolse educatie, buiten-, tussen-, en/of naschoolse opvang. Doel van de functie Het in samenwerking met een Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach en/of leidinggevende voorkomen of terugdringen van ontwikkelingsachterstanden bij kinderen tot 12 jaar door middel van (vroeg)signalering en door ouders te betrekken bij de begeleiding om er zo voor te zorgen dat kinderen hun eigen gedrag kunnen reguleren en een optimale leeromgeving is gecreëerd. Organisatorische positie Zie basisfunctie. Resultaatgebieden De Pedagogisch Medewerker (differentiatie 2) verricht de werkzaamheden zoals weergegeven in de basisfunctie Pedagogisch Medewerker, doch is daarboven structureel belast met: Groeps- of individueel ontwikkelingsplan opstellen – Verzamelt (met toestemming van de ouders) gegevens door middel van observatie, gesprekken met ouders/verzorgers en eventueel andere hulpverleners. – Stelt in overleg met de Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach, hulpverleners en/of leidingge- vende, het taal- en ontwikkelingsniveau van het individuele kind vast. – Signaleert en herkent eventuele afwijkingen in cognitieve, sociale, emotionele, zintuiglijke, motorische, creatieve en/of taalontwikkeling. – Xxxxx regie in de totstandkoming van en formuleert in afstemming met Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach, hulpverleners en/of leidinggevende, individuele doelen voor het kind of doelen voor de groep op basis van planmatig en methodisch handelen. – Plant individuele activiteiten, stelt in overleg met de Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach en/of leidinggevende vast welke activiteiten het meest geschikt zijn. – Vertaalt individuele doelen naar groepsactiviteiten en groepsdoelen. Resultaat: Ontwikkelingsplan in afstemming met anderen opgesteld, zodanig dat het individuele kind (binnen de groep) zo optimaal mogelijk begeleid en de ontwikkeling gerealiseerd wordt. Groeps- of individueel ontwikkelingsplan realiseren – Houdt de regie over, en voert in samenwerking met de ouders het begeleidingsplan uit, waarbij het kind zowel aan gerichte individuele activiteiten als groepsactiviteiten deelneemt en creëert een dagstructuur; maakt hierbij gebruik van gerichte methodes. – Is in staat om een sociaal veilig klimaat te creëren waarin het individuele kind in de groep zich optimaal kan ontwikkelen. – Stimuleert en motiveert het kind om betrokken te zijn en het eigen gedrag te reguleren, zodat het kind een goede aansluiting vindt met de groep. – Stimuleert de cognitieve, sociale, emotionele, zintuiglijk motorische, creatieve en taalontwikke- ling door middel van op de leeftijd en capaciteiten afgestemde activiteiten. – Houdt toezicht gedurende de uitvoering van activiteiten, stelt regels en kaders, geeft grenzen aan, corrigeert waar nodig en bewaakt hygiëne en veilig gebruik van materialen. – Observeert het kind, monitort de voortgang/ontwikkeling en evalueert het effect van het ontwikkelingsplan tussentijds. Stelt het ontwikkelingsplan bij indien nodig, in samenwerking met een Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach en/of leidinggevende. – Signaleert en adviseert naar leidinggevende indien een kind meer hulp of ondersteuning nodig heeft dan binnen de organisatie geboden kan worden (rekening houdend met de draagkracht van het team). – Verwijst onder verantwoordelijkheid van de leidinggevende kinderen door naar andere instanties of instellingen of betrekt (ambulante) hulpverlening, indien nodig. – Stelt in samenwerking met een Pedagogisch Beleidsmedewerker/Coach en/of leidinggevende een eindverslag op. Resultaat: Ontwikkelingsplan gerealiseerd, zodat opgelopen ontwikkelingsachterstanden zo veel mogelijk teruggedrongen kunnen worden. Relatie onderhouden en bouwen met ouders/verzorgers – Xxxxxxx ouders bij het formuleren van activiteiten en doelen van het ontwikkelingsplan. – Xxxxxxxxx, stimuleert en instrueert ouders om een actieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het ontwikkelingsplan. – Xxxxx (zorg)gesprekken met ouders. – Organiseert wekelijks/maandelijks bijeenkomsten voor ouders om de voortgang en ontwikkelin- gen van het kind te bespreken. Resultaat: Relatie met ouders/verzorgers opgebouwd, zodanig dat ouders/verzorgers betrokken zijn en gemotiveerd zijn om een zo optimaal mogelijke ontwikkeling voor het kind te realiseren. Profiel van de functie Kennis Als basisfunctie, aangevuld met: – Minimaal mbo 4 werk- en denkniveau (door opleiding of ervaring). – Begrijpend lezen, luisteren, spreken en gesprekken voeren op 3F taalniveau. – Kennis van de methodieken om geïndiceerde ontwikkelingsachterstanden van doelgroepkinde- ren te kunnen oplossen of beperken – Kennis van specifieke pedagogische en educatieve methodes. – Xxxxxx xxx xxxxxxxxx en methodisch werken. – Kennis van actuele en voorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen. – Kennis van en inzicht in het inpassen van een individu binnen een groepsdynamisch proces. – Vaardigheden om de methoden te kunnen toepassen. – Kennis van gesprekstechnieken. Extra eisen kunnen worden gesteld. Dit is per gemeente verschillend. Specifieke functiekenmerken Als basisfunctie, aangevuld met: – Sociale vaardigheden voor het motiveren, stimuleren en instrueren van kinderen en hun ouders/verzorgers. – Zelfstandigheid voor het mede opstellen/bijstellen van het ontwikkelingsplan. – Oplettendheid voor het toezicht houden op een groep waar op veel aspecten tegelijkertijd moet worden gelet. Onvoldoende oplettendheid heeft gevolgen voor het behalen van de gestelde doelstellingen. ’ Bijlage 13 onderdeel 13.1. Kwalificatie-eis pedagogisch medewerker en de daarbij behorende bijlage I - Diplomalijst komt te luiden:

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)