Common use of Wijze van verdeling Clause in Contracts

Wijze van verdeling. De 31 vergunningen voor de resterende kanalen in de allotments 7A, 9D-N en 9D-Z worden verdeeld door middel van een veilingprocedure. Voor deze verdeelmethode wordt gekozen om de volgende redenen. Uitgangspunt van het frequentiebeleid, als opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 (hierna: NFB 2016) en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Tw. Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de NFB 2016 gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Tw is aangegeven dat primair gekozen zal worden voor de veiling als verdeelinstrument. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Een vergelijkende toets is vooral opportuun als het beleidsmatig gewenst is dat bepaalde vergunningvoorschriften gebaseerd worden op hetgeen een aanvrager programmatisch (niet financieel) heeft geboden in de verdeling, zoals in het geval van geclausuleerde landelijke vergunningen voor commerciële radio- omroep. Gelet op deze beleidslijn moeten er goede redenen zijn om van deze uitgangspunten af te wijken. Dat is bij deze vergunningen voor digitale radio-omroep niet aan de orde. In dit kader wordt ook verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 20151, waarin reeds is aangegeven dat deze frequentieruimte middels een veilingsprocedure verdeeld zal worden. Een veiling vindt echter slechts plaats in geval er sprake is van schaarste. Onder schaarste wordt niet alleen begrepen absolute schaarste (meer aanvragen dan er vergunnningen worden uitgegeven in absolute zin ) maar ook relatieve schaarste (in geval er in één allotment meer vergunningen zijn aangevraagd dan het aantal vergunningen dat in dat allotment beschikbaar is, ongeacht of het absoluut aantal aanvragen groter is dan het totale aantal vergunningen).De verwachting is dat er in ieder geval sprake zal zijn van absolute schaarste. Daarnaast heeft een aantal partijen (zowel partijen die nog niet beschikken over digitale frequentieruimte als bestaande partijen) aangegeven interesse te hebben in spectrum in laag 4. Natuurlijk hangt veel af van de keuze van het veilingmodel. Er wordt bij deze verdeling gekozen voor een veiling en niet voor een vergelijkende toets zoals in 2003. Bij de keuze voor een bepaald veilingmodel (bijvoorbeeld een simultane meerrondenveiling, klokveiling of gesloten bod veiling) zal rekening worden gehouden met de lessen uit het verleden, zoals het voorkomen van een «winners-curse», de onzekerheid over de toekomst van FM en etherdistributie in het algemeen, het verlagen van toetredingsdrempels en het weren van niet-serieuze partijen. Het realiseren van een hoge veilingopbrengst is geen doelstelling. Het gaat om een efficiënte allocatie van het spectrum en het boven tafel krijgen van de waardering van marktpartijen voor de diverse vergunningen. Daarnaast moet het eenvoudig zijn voor deelnemers om effectief deel te nemen aan de veiling. Gegeven de relatieve ongelijkheid tussen de verschillende ondernemingen die actief zijn op de radiomarkt – van internationale multimediaconcerns tot mkb-ers – moet het niet nodig zijn experts in te huren om effectief deel te kunnen nemen aan de veiling. Dan zou er geen sprake zijn van een gelijk speelveld. De veiling moet bovendien transparant zijn. Het juiste verloop van de veiling moet tenminste achteraf gecontroleerd kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het biedproces na afloop van de veiling openbaar te maken. Op grond van de bovenstaande overwegingen is een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA) het optimale veilingtype voor het verdelen van de extra vergunningen in laag 4. Ook in de Kamerbrief van 19 mei 20162 staat deze veiling genoemd en wordt ook de keuze voor het veilingmodel benoemd. Er zullen drie verschillende veilingen georganiseerd worden om de beschikbare FM- en DAB+-vergunningen te verdelen. Naast de digitale frequentieruimte in laag 4 zal er binnenkort ook één extra landelijk dekkende laag met een gelijke indeling als laag 4 in band III worden uitgegeven. Het betreft hier beschikbare frequentieruimte in laag 7. Deze laag wordt als laatste uitgegeven. Daarnaast wordt er een aantal niet-landelijke analoge vergunningen met daaraan gekoppeld digitale vergunningen geveild. Het betreft hier vergunningen die teruggevallen zijn aan de Staat, dan wel niet verlengd zijn. Opgemerkt wordt nog dat bij toepassing van een veilingprocedure de administratieve lasten voor de aanvragers beduidend lager zijn dan bij een verdeling via een vergelijkende toets, omdat er geen indiening van een bedrijfsplan wordt vereist. 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2014-2015, 24095, nr. 384 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2015-2016, 24095, nr. 402.

Appears in 3 contracts

Samples: Ontwerpbesluit, Ontwerpbesluit, Ontwerpbesluit

Wijze van verdeling. De 31 vergunningen voor de resterende kanalen in de allotments 7A, 9D-N kavels B27 en 9D-Z B31 worden verdeeld door middel van een veilingprocedure. Voor deze verdeelmethode wordt gekozen om de volgende redenen. Uitgangspunt Het uitgangspunt van het frequentiebeleid, als opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 2005 (hierna: NFB 20162005) en het wettelijk kader, kader is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld verdeeld, met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw). Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de NFB 2016 2005 gesteld dat veilen primair wordt gekozen voor een veiling daar waar de hoofdregel ispublieke belangen vooraf zijn vast te leggen. Wanneer de voorwaarden om de publieke belangen zeker te stellen niet vooraf kunnen worden bepaald, kan in bepaalde gevallen het allocatiemechanisme gebruikt worden om informatie te verkrijgen over de achteraf vast te leggen voorwaarden. De vergelijkende toets is dan het eerst aangewezen instrument. Concreet vertaald naar het frequentiebeleid zal een vergelijkende toets alleen gebruikt worden als er een maatschappelijk of cultureel belang moet worden geborgd dat niet 1 ECLI:NL:CBB:2013:158 vooraf kan worden geclausuleerd, dat wil zeggen dat dit niet vooraf in vergunningvoorschriften kan worden vertaald. Naar aanleiding van de NFB 2005 is hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet gewijzigd2. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Tw toelichting3 is aangegeven dat conform het gestelde in de NFB 2005 en in lijn met het kabinetsstandpunt over het MDW-rapport «veilen en andere allocatiemechanismen»4 primair gekozen zal worden voor de veiling als verdeelinstrument. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Een vergelijkende toets is vooral opportuun als het beleidsmatig gewenst is dat bepaalde vergunningvoorschriften vergunningsvoorschriften gebaseerd worden op hetgeen een aanvrager programmatisch (niet financieel) heeft geboden in de verdeling, zoals in het geval van geclausuleerde landelijke vergunningen voor commerciële radio- radio-omroep. Gelet op deze beleidslijn moeten er goede redenen zijn om van deze uitgangspunten hiervan af te wijken. Dat is bij deze vergunningen Die redenen doen zich in dit geval niet voor, integendeel. Xx xxxxxx X00 xx X00 zijn bestemd voor digitale niet-landelijke commerciële radio. Beide kavels hebben een beperkt demografisch bereik en op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep niet 2003 (hierna: Regeling AGF) dient het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht te zijn op het gebied waarvoor het programma is bestemd, de zogenaamde regiogerichtheid. Een vergelijking op de mate waarin een radioprogramma regiogericht is, zou leiden tot biedingen in het percentage regiogerichtheid. Een hoog percentage regiogerichtheid beperkt de verdienmogelijkheden. Indien door middel van een vergelijkende toets, zoals in het verleden gebeurd is, getoetst zou worden in hoeverre een aanvrager voor kavels B27 en B31 significant meer biedt dan andere aanvragers en het hiervoor genoemde wettelijke minimum, is er een grote prikkel om een hoog programmatisch bod voor regiogerichte programmering uit te brengen. Bij een vergelijkende toets kan een aanvrager namelijk reeds op grond van het programmatisch bod als winnaar uit de bus komen. Ter vergelijking: de vorige vergunninghouder had een programmatisch bod van 64% regiogerichte programmering uitgebracht. Een hoog programmatisch bod heeft tot gevolg dat de exploitatiekosten voor de toekomstige vergunninghouder sterk toenemen. Dat kan gemakkelijk in de weg staan aan een bedrijfsmatig gezonde exploitatie van deze kavel, in het bijzonder omdat de ordevergunning een korte looptijd hebben en de digitaliseringsplicht. In dit kader wordt ook verwezen naar De kavels hebben volgens SEO economisch onderzoek een economische waarde van nihil. Onder die omstandigheden kan een vergelijkende toets contraproductief uitwerken. Zoals in de brief van 19 mei aan de Tweede Kamer is gemeld5, is de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de regiogerichtheidseis toe aan modernisering. Onder meer vanwege de digitalisering. De huidige vergunninghouders zijn ingevolge de aan hun vergunning verbonden voorschriften verplicht hun programma te richten op uitsluitend het voorspelde (theoretische) FM-bereik “groene gebied”6. Dit volgt uit een uitspraak van 26 juni 20151het CBb7. Bij een veiling is het mogelijk om de regio-eis terug te brengen naar het wettelijke minimum van 10%, waarin reeds dat ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling AGF betrekking heeft op het voorspelde FM-bereik en het bijbehorende digitale allotment. Dit draagt meer bij aan het realiseren van het digitaliseringsbeleid. Luisteraars dienen verleid te worden om over te stappen van de FM naar DAB+. Digital only (DAB+) is aangegeven dat deze frequentieruimte middels een veilingsprocedure verdeeld zal wordenimmers het beoogde einddoel. Een veiling vindt echter slechts plaats in geval er sprake is van schaarstesoepelere regio-eis draagt daar aan bij omdat vergunninghouders meer vrijheid hebben om het programma af te stemmen op de 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31412 3 Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31412, nr. Onder schaarste 3 4 Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 24036, nr. 254 5 Kamerstukken II, vergaderjaar 2015-2016, 24095, nr. 402 6 Het FM-bereik wordt niet alleen begrepen absolute schaarste (meer aanvragen dan er vergunnningen worden uitgegeven in absolute zin ) maar ook relatieve schaarste (in geval er in één allotment meer vergunningen zijn aangevraagd dan het aantal vergunningen dat in dat allotment beschikbaar is, ongeacht of het absoluut aantal aanvragen groter is dan het totale aantal vergunningen).De verwachting is dat er in ieder geval sprake zal zijn van absolute schaarste. Daarnaast heeft een aantal partijen (zowel partijen die nog niet beschikken over digitale frequentieruimte als bestaande partijen) aangegeven interesse te hebben in spectrum in laag 4. Natuurlijk hangt veel af voorspeld door middel van de keuze zerobaseplanningsnorm. 7 xxxx://xxxxxxxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx?xx=XXXX:XX:XXX:0000:000 behoefte van de luisteraar en te wijzigingen waarnaar de wensen van de luisteraar of de markt daarom vragen. Zeker in een transitieperiode die met onzekerheden is omgeven. Het uit de Regeling AGF voortvloeiende wettelijke minimum van 10% zorgt ervoor dat circa 1 uur per dag van de zendtijd daadwerkelijk op de regio, dat wil zeggen het FM- bereik (groene gebied) en het gekoppelde allotment, is gericht. Nu de vergunningen voor de kavels B27 en B31 opnieuw worden verdeeld, is modernisering van deze regiogerichtheidseis voor die vergunningen mogelijk, net als bij de verdeling van het veilingmodelkavel B38 in 2013. Er wordt In de voorliggende situatie zijn er dan ook geen goede redenen om een veilingdeelnemer te stimuleren inhoudelijke informatie te verstrekken teneinde voorschriften te kunnen stellen die verder gaan dan de gewenste voorschriften en beperkingen die zijn opgenomen in de bij deze verdeling dit besluit gevoegde vergunningen. Om die reden wordt, net als bij de veiling van kavel B38, gekozen voor een veiling en niet voor een vergelijkende toets zoals in 2003. Bij de keuze voor een bepaald veilingmodel (bijvoorbeeld een simultane meerrondenveiling, klokveiling of gesloten bod veiling) zal rekening worden gehouden met de lessen uit het verleden, zoals het voorkomen van een «winners-curse», de onzekerheid over de toekomst van FM en etherdistributie in het algemeen, het verlagen van toetredingsdrempels en het weren van niet-serieuze partijen. Het realiseren van een hoge veilingopbrengst is geen doelstelling. Het gaat om een efficiënte allocatie van het spectrum en het boven tafel krijgen van de waardering van marktpartijen voor de diverse vergunningen. Daarnaast moet het eenvoudig zijn voor deelnemers om effectief deel te nemen aan de instrument veiling. Gegeven de relatieve ongelijkheid tussen de verschillende ondernemingen die actief zijn op de radiomarkt – van internationale multimediaconcerns tot mkb-ers – moet het niet nodig zijn experts in te huren om effectief deel te kunnen nemen aan de veiling. Dan zou er geen sprake zijn van een gelijk speelveld. De veiling moet bovendien transparant zijn. Het juiste verloop van de veiling moet tenminste achteraf gecontroleerd kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het biedproces na afloop van de veiling openbaar te maken. Op grond van de bovenstaande overwegingen is een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA) het optimale veilingtype voor het verdelen van de extra vergunningen in laag 4. Ook in de Kamerbrief van 19 mei 20162 staat deze veiling genoemd en wordt ook de keuze voor het veilingmodel benoemd. Er zullen drie verschillende veilingen georganiseerd worden om de beschikbare FM- en DAB+-vergunningen te verdelen. Naast de digitale frequentieruimte in laag 4 zal er binnenkort ook één extra landelijk dekkende laag met een gelijke indeling als laag 4 in band III worden uitgegeven. Het betreft hier beschikbare frequentieruimte in laag 7. Deze laag wordt als laatste uitgegeven. Daarnaast wordt er een aantal niet-landelijke analoge vergunningen met daaraan gekoppeld digitale vergunningen geveild. Het betreft hier vergunningen die teruggevallen zijn aan de Staat, dan wel niet verlengd zijn. Opgemerkt Daarbij wordt nog opgemerkt dat bij toepassing van een veilingprocedure de administratieve lasten voor de aanvragers beduidend lager zijn dan bij een verdeling via een vergelijkende toets, omdat er geen indiening van een bedrijfsplan wordt vereist. De regels inzake de aanvraag van de vergunningen en de verdeling worden vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen kavel B27 en B31 (hierna: de Regeling). 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2014-2015, 24095, nr. 384 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2015-2016, 24095, nr. 402.

Appears in 2 contracts

Samples: Ontwerpbesluit Voor Vergunningen Voor Niet Landelijke Commerciële Radio Omroep, Ontwerpbesluit Vergunningen Voor Radio Omroep

Wijze van verdeling. De 31 vergunningen voor de resterende kanalen in de allotments 7A, 9D-N en 9D-Z worden verdeeld door middel van een veilingprocedure. Voor deze verdeelmethode wordt gekozen om de volgende redenen. Uitgangspunt van het frequentiebeleid, als opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 (hierna: NFB 2016) en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw). Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de NFB 2016 gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Tw is aangegeven dat primair gekozen zal worden voor de veiling als verdeelinstrumentverdeelinstrument1. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Een vergelijkende toets is vooral opportuun als het beleidsmatig gewenst is dat bepaalde vergunningvoorschriften gebaseerd worden op hetgeen een aanvrager programmatisch (niet financieel) heeft geboden in de verdeling, zoals in het geval van geclausuleerde landelijke vergunningen voor commerciële radio- omroep. Gelet op deze beleidslijn moeten er goede redenen zijn om van deze uitgangspunten af te wijken. Dat is bij deze vergunningen voor digitale radio-omroep niet aan de orde. In dit kader wordt ook verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 2015120152, waarin reeds is aangegeven dat deze frequentieruimte middels een veilingsprocedure verdeeld zal worden. Een veiling vindt echter slechts plaats in geval er sprake is van schaarste. Onder schaarste wordt niet alleen begrepen absolute schaarste (meer aanvragen dan er vergunnningen worden uitgegeven in absolute zin zin) maar ook relatieve schaarste (in geval er in één allotment meer vergunningen zijn aangevraagd dan het aantal vergunningen dat in dat allotment beschikbaar is, ongeacht of het absoluut aantal aanvragen groter is dan het totale aantal vergunningen).De vergunningen). De verwachting is dat er in ieder geval sprake zal zijn van absolute schaarste. Daarnaast heeft een aantal partijen (zowel partijen die nog niet beschikken over digitale frequentieruimte als bestaande partijen) aangegeven interesse te hebben in spectrum in laag 4. Natuurlijk hangt veel af van de keuze van het veilingmodel. Er wordt bij deze verdeling gekozen voor een veiling en niet voor een vergelijkende toets zoals in 2003. Bij de keuze voor een bepaald veilingmodel veiling- model (bijvoorbeeld een simultane meerrondenveiling, klokveiling of gesloten bod veiling) zal zal 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 31 412, nr. 3, p. 18 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2014–2015, 24 095, nr. 384 rekening worden gehouden met de lessen uit het verleden, zoals het voorkomen van een «winners-curse», de onzekerheid over de toekomst van FM en etherdistributie in het algemeen, het verlagen van toetredingsdrempels en het weren van niet-serieuze partijen. Het realiseren van een hoge veilingopbrengst is geen doelstelling. Het gaat om een efficiënte allocatie van het spectrum en het boven tafel krijgen van de waardering van marktpartijen voor de diverse vergunningen. Daarnaast moet het eenvoudig zijn voor deelnemers om effectief deel te nemen aan de veiling. Gegeven de relatieve ongelijkheid tussen de verschillende ondernemingen die actief zijn op de radiomarkt – van internationale multimediaconcerns tot mkb-ers – moet het niet nodig zijn experts in te huren om effectief deel te kunnen nemen aan de veiling. Dan zou er geen sprake zijn van een gelijk speelveld. De veiling moet bovendien transparant zijn. Het juiste verloop van de veiling moet tenminste achteraf gecontroleerd kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het biedproces na afloop van de veiling openbaar te maken. Op grond van de bovenstaande overwegingen is een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA) het optimale veilingtype voor het verdelen van de extra vergunningen in laag 4. Ook in de Kamerbrief van 19 mei 20162 staat 20163 wordt deze veiling genoemd en wordt ook de keuze voor het veilingmodel benoemd. Er zullen drie verschillende veilingen georganiseerd worden om de beschikbare FM- en DAB+-vergunningen DAB+- vergunningen te verdelen. Naast de digitale frequentieruimte (rest)frequentieruimte in laag 4 zal er binnenkort ook één extra landelijk dekkende laag met een gelijke indeling als laag 4 in band III worden uitgegeven. Het betreft hier beschikbare frequentieruimte in laag 7. Deze laag wordt als laatste uitgegeven. Daarnaast wordt er een aantal niet-landelijke analoge vergunningen met daaraan gekoppeld digitale vergunningen geveild. Het betreft hier vergunningen die teruggevallen zijn aan de Staat, dan wel niet verlengd zijn. Opgemerkt wordt nog dat bij toepassing van een veilingprocedure de administratieve lasten voor de aanvragers beduidend lager zijn dan bij een verdeling via een vergelijkende toets, omdat er geen indiening van een bedrijfsplan wordt vereist. 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2014-2015, 24095, nr. 384 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2015-2016, 24095, nr. 402.

Appears in 1 contract

Samples: Vergunningen Voor Digitale Radio Omroep