Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0836
Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0836
19-06-2017
BIJLAGE
Bijlage nr. 2
Arbeidsreglement van de busbegeleiders van de VGC Onderwijsinstellingen
1. Toepassingsgebied
Artikel 1. Het arbeidsreglement is van toepassing op de busbegeleiders, vermeld in de rechtspositieregeling van de busbegeleiders van de VGC Onderwijsinstellingen, vastgesteld bij het collegebesluit nr. 20162017-0836 van 19 juni 2017, opgenomen als bijlage 1.
2. Rechten en plichten van de busbegeleiders en van het toezichthoudend personeel Art. 2. Zijn toezichthoudend personeel voor de busbegeleiders:
1° de algemeen directeur Onderwijs en Vorming;
2° de directeurs en de beheerder van het internaat van de VGC Onderwijsinstellingen; 3° de eerste en de tweede evaluator, voor de busbegeleider van wie ze evaluator zijn; 4° andere personeelsleden die de algemeen directeur Onderwijs en Vorming aanduidt,
waarbij wordt vermeld over welke busbegeleiders toezicht kan worden uitgeoefend.
Art. 3. Het toezichthoudend personeel volgt de doelmatigheid en de kwaliteit van het werk op, evenals de naleving van de arbeidsvoorwaarden. Zij zijn bevoegd om de aanwezigheid te controleren, de taken te verdelen, de rechtspositieregeling, de afsprakenkaders en het arbeidsreglement te doen naleven en de orde te waarborgen. Ze dienen alle maatregelen te doen naleven die in de organisatie getroffen zijn of die zich opdringen voor het welzijn op het werk van het personeel.
Art. 4. Voor alle busbegeleiders gelden de rechten en plichten opgenomen in de rechtspositieregeling van de busbegeleiders van de VGC Onderwijsinstellingen, vastgesteld bij het collegebesluit nr. 20162017-0836 van 19 juni 2017, opgenomen als bijlage 1, en in de afsprakenkaders, opgenomen als bijlagen 2 en 3.
De busbegeleiders onthouden zich te allen tijde binnen hun opdrachten van levensbeschouwelijke, politieke, godsdienstige en commerciële uitspraken, handelingen of kentekenen die afbreuk kunnen doen aan de objectiviteit.
Art. 5. Elke busbegeleider is ertoe gehouden om met het oog op een correcte personeelsadministratie, bij zijn indiensttreding zijn relevante persoonlijke gegevens kenbaar te maken aan de buscoördinator van de onderwijsinstelling waar hij tewerkgesteld is. De buscoördinator maakt deze informatie over aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse
Gemeenschapscommissie. Wijzigingen hieraan gedurende de tewerkstelling dienen eveneens onmiddellijk doorgegeven te worden aan de buscoördinator van de onderwijsinstelling waar hij tewerkgesteld is, zodat deze dit aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan bezorgen. Het betreft hier onder meer gegevens in verband met naam, adres, verblijfplaats, nationaliteit, telefoonnummer, burgerlijke staat, gezinssituatie, rekeningnummer en in voorkomend geval het diploma. Bij fouten of onregelmatigheden ten gevolge van niet of niet correct verschafte informatie kan de werkgever in geen geval aansprakelijk gesteld worden.
Art. 6. De busbegeleider heeft recht op informatie bij de uitoefening van zijn taak. Inzonderheid is het toezichthoudend personeel verplicht om de dienstmededelingen bestemd voor de busbegeleiders te verspreiden. Daarnaast dienen de toezichthoudende personeelsleden ervoor te zorgen dat dienstvrijstelling verleend wordt voor alle activiteiten waarop personeelsleden worden uitgenodigd door of namens de algemeen directeur Onderwijs en Vorming of door of namens de directeur van de VGC Onderwijsinstelling of de beheerder van het internaat waar de busbegeleider tewerkgesteld is. De dienstnoodwendigheden kunnen enkel ingeroepen worden na voorafgaand akkoord van de het toezichthoudend personeel. Toezichthoudende personeelsleden die deze rechten van de busbegeleiders miskennen, kunnen daarvoor een sanctie oplopen.
Art. 7. De busbegeleider heeft het recht om zijn personeelsdossier te raadplegen. De busbegeleider krijgt dienstvrijstelling voor de tijd die hij nodig heeft om zijn personeelsdossier te raadplegen.
Art. 8. Als een toezichthoudend personeelslid vaststelt dat een busbegeleider die zich op het werk aanbiedt klaarblijkelijk niet geschikt is om zijn functie behoorlijk uit te voeren, verwittigt hij de buscoördinator die, in samenwerking met het toezichthoudend personeelslid en desgevallend de interne preventiedienst en/of de directie Personeel en HRM, de gepaste maatregelen oplegt, waaronder aangepast werk, het verbod het werk te beginnen, of het verzoek het werk neer te leggen en de arbeidsplaats te verlaten.
Art. 9. Bij het einde van de tewerkstelling, of op elk ogenblik waarop het gevraagd wordt, zal de busbegeleider alle materiaal, werkkledij, sleutels en badges, telefonietoestellen en ICT-materiaal van welke aard ook en waarvoor de busbegeleider voor ontvangst heeft getekend, hem ter beschikking gesteld door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, onmiddellijk teruggeven, zelfs al zijn deze in slechte staat. De busbegeleider zal de tekortkomingen in het hem ter beschikking gestelde materiaal onmiddellijk melden aan de buscoördinator.
3. Arbeidsduur en uurroosters
Art. 10. In de periode van vijf werkdagen vóór de start van het schooljaar op 1 september werkt de busbegeleider aan 38u.
De ritduur en de werktijd worden berekend overeenkomstig de door het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap vastgestelde regelgeving (omzendbrief NO/2008/02 van 23 mei 2008 betreffende het zonaal leerlingenvervoer van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd), verhoogd met de duur van de rit ’s ochtends na het afzetten van de leerlingen aan de school tot aan de eigen afstapplaats, en met de duur van de rit ’s middags of ‘s avonds van aan de eigen opstapplaats tot aan het ophalen van de leerlingen aan de school.
De busbegeleider is ertoe verplicht om vorming te volgen, die wordt vastgelegd op een verplichte minimumduur van 21u per schooljaar en die in opdracht van de werkgever wordt georganiseerd.
De busbegeleider dient aanwezig te zijn op coaching, vergaderingen en teamactiviteiten in opdracht van de werkgever.
Het individuele rittenschema en de jaarkalender worden voor aanvang van het contract vastgelegd tussen de buscoördinator en de busbegeleider. Het wordt mee ter goedkeuring ondertekend door de directeur of de beheerder van het internaat van de VGC Onderwijsinstelling.
4. Afwezigheden
4.1. Wekelijkse rustdagen
Art. 11. De gewone dagen van regelmatige onderbreking zijn zaterdag en zondag.
4.2. Wettelijke en decretale feestdagen
Art. 12. De busbegeleider heeft recht op de volgende wettelijke en decretale feestdagen:
- 1 januari (Nieuwjaar);
- Paasmaandag;
- 1 mei (Feest van de arbeid);
- O.L.H. Hemelvaart;
- Pinkstermaandag;
- 1 november (Allerheiligen);
- 11 november (Wapenstilstand);
- 25 december (Kerstmis).
4.3. Jaarlijkse vakantie
Art. 13. De busbegeleider heeft recht op vakantie tijdens de korte schoolvakanties (herfst-, kerst-, krokus-, paasvakantie). De busbegeleider heeft recht op vakantie tijdens de leerlingvrije dagen, tenzij op die dagen vorming, coaching, vergaderingen of teamactiviteiten worden georganiseerd door het toezichthoudend personeel.
4.4. Omstandigheidsverlof
Art. 14. De busbegeleider heeft recht op omstandigheidsverlof, zoals bepaald in deel 2, titel 7, hoofdstuk 3, afdeling 8 van het collegebesluit nr. 20162017-0664 van 30 maart 2017 houdende de rechtspositieregeling van het personeel van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met name:
1° huwelijk van xx xxxxxxxxxxxxx: vier werkdagen;
2° afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door de busbegeleider: vier werkdagen;
3° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner van xx xxxxxxxxxxxxx: tien werkdagen;
4° overlijden van de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner van xx xxxxxxxxxxxxx: vier werkdagen;
5° overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner: vier werkdagen;
6° huwelijk van een kind van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner: twee werkdagen;
7° afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door een kind van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner: twee werkdagen;
8° overlijden van een bloed- of aanverwant van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner in eender welke graad maar onder hetzelfde dak wonend als de busbegeleider: twee werkdagen;
9° overlijden van een bloed- of aanverwant van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet onder hetzelfde dak wonend als de busbegeleider: de dag van de begrafenis;
10° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner: de dag van het huwelijk.
11° afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de busbegeleider, de echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner: de dag van het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning.
4.5. Dienstvrijstelling
Art. 15. De busbegeleider kan in uitzonderlijke omstandigheden dienstvrijstelling krijgen. Het toezichthoudend personeel beoordeelt de vraag tot dienstvrijstelling. Wanneer de busbegeleider een dienstvrijstelling verkrijgt, worden de niet-gepresteerde uren niet vergoed.
5. Procedure bij ziekte, zwangerschap of arbeidsongeval
Art. 16. De busbegeleider die afwezig is wegens ziekte, brengt de buscoördinator persoonlijk en telefonisch op de hoogte van zijn afwezigheid, behalve in geval van overmacht. De melding gebeurt minimum één uur vóór het begin van zijn busrit.
Als de busbegeleider de werkdag aanvangt en tijdens de werkuren ziek wordt, mag de busbegeleider na toestemming van de buscoördinator het werk stopzetten. De resterende uren van de werkdag worden dan beschouwd als effectief gepresteerde uren.
Bij ziekte dient de busbegeleider zich te laten onderzoeken door zijn behandelende arts. De busbegeleider legt aan zijn behandelende arts het medisch attest van het medisch controleorganisme Certimed voor dat beschikbaar is bij de buscoördinator. De busbegeleider is verplicht om het ingevulde medisch attest binnen 48 uur na de telefonische melding van zijn afwezigheid op te sturen naar Certimed, Xxxxxxx 00000, 0000 Xxxxxxxxxx, of via mail te verzenden naar xxxxxxxxxxx.xxx@xxxxxxxx.xx. De poststempel of de datum van de mail geldt als bewijs voor het tijdig versturen van het attest.
Als het ziekteverlof van de busbegeleider verlengd wordt, brengt de busbegeleider de buscoördinator persoonlijk en telefonisch op de hoogte van de verlenging van zijn afwezigheid ten laatste op de laatste werkdag van de vorige ziekteperiode. De busbegeleider is verplicht om een medisch attest (van verlenging) aan het medisch controleorganisme Certimed af te leveren binnen 24 uur die volgen op de laatste werkdag van de vorige ziekteperiode (op te sturen naar Certimed, Xxxxxxx 00000, 0000 Xxxxxxxxxx, of via mail te verzenden naar xxxxxxxxxxx.xxx@xxxxxxxx.xx; de poststempel of de datum van de mail geldt als bewijs voor het tijdig versturen van het attest).
Als de busbegeleider opnieuw afwezig is wegens ziekte binnen veertien kalenderdagen die volgen op het einde van zijn ziekteverlof, moet het medisch attest vermelden of het nieuwe ziekteverlof al dan niet te wijten is aan een andere ziekte. Bij gebrek aan een dergelijke vermelding wordt de busbegeleider geacht te zijn hervallen.
Art. 17. De busbegeleider die zijn afwezigheid wegens ziekte niet staaft met het vereiste medisch attest, verliest het recht op salaris vanaf de eerste dag van zijn afwezigheid wegens ziekte waarvoor geen medisch attest werd ingediend.
Art. 18. Als de busbegeleider tijdens zijn ziekteverlof in het buitenland wil verblijven, moet de busbegeleider ten laatste veertien dagen vóór het vertrek naar het buitenland schriftelijk of via e- mail aan de buscoördinator, die het overmaakt aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, melden wanneer en waar hij in het buitenland verblijft.
Voor een verblijf buiten Europa dient op voorhand een controlebezoek van het medisch controleorganisme plaats te vinden. De busbegeleider zal na de controle van de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een bericht ontvangen met de melding of hij al dan niet buiten Europa kan verblijven, dit op basis van het verslag van de controlearts.
Art. 19. Als de busbegeleider afwezig is wegens ziekte, kan een controlearts bij hem langskomen. Die controlearts is gemachtigd en wordt betaald door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het betreft een controlearts van het medisch controleorganisme.
De busbegeleider kan medische controle krijgen vanaf de eerste dag van het ziekteverlof.
De medische controle kan op elke dag van de week gebeuren, ook tijdens het weekend en op feestdagen, tussen 07u30 uur ’s ochtends en 18u30 ’s avonds.
De controlearts zal controleren:
- of de busbegeleider al dan niet in staat is om zijn werk normaal uit te voeren;
- hoe lang de busbegeleider niet in staat is om zijn werk uit te voeren en wanneer hij zijn taken opnieuw zal kunnen opnemen. Die periode kan anders zijn dan degene die de behandelende arts hem heeft voorgeschreven.
De controlearts zal een aantal vragen stellen over de symptomen van de busbegeleider en de medicatie die hij neemt. De controlearts kan ook overgaan tot een medisch onderzoek, maar zal geen diagnose over de ziekte stellen. Hij mag geen medicatie voorschrijven of een mening uiten over de behandeling of de behandelende arts. Bij twijfel kan hij wel contact opnemen met de behandelende arts.
De busbegeleider kan niet weigeren om de controlearts binnen te laten en om zich te laten onderzoeken.
De medische controle vindt plaats op het domicilie-adres dat de busbegeleider aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft doorgegeven. Als de busbegeleider tijdens zijn ziekteverlof op een ander adres verblijft, moet de busbegeleider dit verblijfsadres (laten) vermelden op het medisch attest van het medisch controleorganisme en doorgeven aan de buscoördinator, die het communiceert aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De busbegeleider moet altijd op het domicilie- of verblijfsadres aanwezig zijn als:
- op het medisch attest staat dat het verboden is om de woning te verlaten;
- op het medisch attest niet staat dat het verlaten van de woning toegelaten is.
Als de busbegeleider die van zijn behandelende arts toestemming kreeg om de woning te verlaten, niet op het domicilie- of verblijfsadres aanwezig is op het moment dat de controlearts bij hem langskomt, wordt hij door de controlearts schriftelijk in kennis gesteld van de dag en het uur waarop hij zich bij de controlearts moet aanbieden.
Het zich niet of te laat aanbieden bij de controlearts wordt beschouwd als het verhinderen van een medische controle.
Art. 20. Als de controlearts na een medisch onderzoek oordeelt dat de arbeidsongeschiktheid en de vermoedelijke duur hiervan niet correct zijn, bepaalt hij een aangepaste werkhervattingsdatum. De busbegeleider krijgt een medisch attest dat de busbegeleider voor ontvangst ondertekent en waarop de werkhervattingsdatum vermeld staat.
De busbegeleider moet het werk hervatten op deze datum. Als de busbegeleider niet akkoord is met de beslissing van de controlearts, moet hij binnen 24 uur na het tijdstip van de controle contact opnemen met zijn behandelende arts en hem het document ‘overlegprocedure’ bezorgen. De controlearts en de behandelende arts nemen contact met elkaar op en zullen tot een overeenkomst proberen te komen over de werkhervattingsdatum.
Als de behandelende arts en de controlearts een akkoord bereiken, meldt het medisch controleorganisme dat aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie en aan de busbegeleider. De busbegeleider moet deze datum respecteren. Als de busbegeleider dat niet doet, heeft de busbegeleider geen recht op salaris voor de betwiste periode. Ook een nieuw medisch attest volstaat in dat geval niet.
Als de behandelende arts en de controlearts geen akkoord bereiken, bestaat een gerechtelijke procedure waarbij zij samen een arts-scheidsrechter aanstellen die binnen 24 uur een bindende beslissing neemt. Zowel de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het medisch controleorganisme, de behandelende arts als de busbegeleider moeten die uitspraak respecteren.
Als de uitspraak van de arts-scheidsrechter in het nadeel van de busbegeleider is, moet de busbegeleider opnieuw aan het werk op de datum die de arts-scheidsrechter heeft bepaald. Als
de busbegeleider dat niet doet, heeft de busbegeleider geen recht op salaris voor de betwiste periode.
Als de busbegeleider weigert om het document waarbij hem de beslissing van de controlearts of de arts-scheidsrechter wordt meegedeeld voor ontvangst te ondertekenen, wordt dit beschouwd als een weigering om zich aan de controle te onderwerpen. De beslissing van de controlearts of de arts-scheidsrechter om de afwezigheid wegens ziekte van een personeelslid niet of niet langer te aanvaarden, heeft tot gevolg dat de busbegeleider geen nieuw ziekteattest met hetzelfde ziektebeeld kan insturen gedurende de periode waarop het controleonderzoek betrekking had.
De kosten van het medisch onderzoek dat de arts-scheidsrechter uitvoert, moeten volledig betaald worden door de partij die ongelijk krijgt.
Als de busbegeleider klachten heeft over de medische controle, moet hij die binnen 48 uur volgend op het controleonderzoek schriftelijk meedelen aan de buscoördinator, die deze informatie doorgeeft aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Alleen dan worden de klachten als ontvankelijk beschouwd.
Art. 21. Als de busbegeleider vroeger wenst terug te komen dan de einddatum waarvoor hij zich ziek heeft gemeld, dient de busbegeleider dit persoonlijk te laten weten aan de buscoördinator, die deze informatie doorgeeft aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De busbegeleider bezorgt een medisch attest van de behandelende arts aan de buscoördinator waarin de behandelende arts akkoord gaat met een vervroegde werkhervatting. De directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie brengt het medisch controleorganisme op de hoogte van de vervroegde werkhervatting.
Art. 22. Als de busbegeleider meer dan 28 dagen afwezig is geweest wegens ziekte, zal de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de busbegeleider bij zijn werkhervatting doorverwijzen naar de arbeidsgeneesheer.
Art. 23. Na een lange periode van afwezigheid wegens ziekte bestaat de mogelijkheid om een re- integratietraject te volgen waarbij de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie aan de busbegeleider begeleiding en ondersteuning biedt bij de werkhervatting. Het re-integratietraject gebeurt op maat van de busbegeleider. De busbegeleider kan zo tijdelijk een verminderd of ander takenpakket opnemen, eventueel in combinatie met een verminderde arbeidstijd op basis van het verlof voor deeltijdse prestaties om geleidelijk opnieuw de oorspronkelijke prestaties en arbeidstijd op te nemen.
Een re-integratietraject duurt maximaal zes maanden. Op gemotiveerd advies van de directeur Personeel en HRM en de arbeidsgeneesheer kan deze duur verlengd worden.
Art. 24. De busbegeleidster die zwanger is, brengt de buscoördinator op de hoogte en stuurt zo snel als mogelijk een medisch getuigschrift met de vermoedelijke bevallingsdatum naar de buscoördinator, met het oog op de inwerkingtreding van de wettelijke beschermingsmaatregelen, die dit overmaakt aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Wanneer de moederschapsrust eindigt, laat de busbegeleidster de datum van werkhervatting weten aan de buscoördinator, die dit meedeelt aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Vanaf de zesde maand van de zwangerschap kan de busbegeleidster het kraamgeld en/of de kinderbijslag aanvragen bij de buscoördinator, die de aanvraag overmaakt aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Art. 25. Een arbeidsongeval is een ongeval op het werk of onderweg naar en van het werk.
Als de busbegeleider een arbeidsongeval heeft, brengt hij zo snel als mogelijk de buscoördinator op de hoogte. De buscoördinator meldt dit zo snel als mogelijk aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De busbegeleider moet het formulier Aangifte arbeidsongeval invullen, laten ondertekenen door de buscoördinator en bezorgen aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bezorgt het formulier aan de verzekeringsmaatschappij en brengt de interne preventieadviseur op de hoogte.
De afwezigheidsattesten voor een arbeidsongeval worden bezorgd aan de directie Personeel en HRM van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
6. Sanctioneerbare tekortkomingen
Art. 26. Een sanctioneerbare tekortkoming is een inbreuk op één of meerdere van de plichten die op de busbegeleider van toepassing zijn overeenkomstig dit arbeidsreglement of de rechtspositieregeling of de afsprakenkaders.
Art. 27. Voor de busbegeleider kunnen de sanctioneerbare tekortkomingen aanleiding geven tot: 1° een persoonlijke nota in het evaluatiedossier;
2° een ontslag overeenkomstig de arbeidswetgeving;
3° een ontslag om dringende reden overeenkomstig de arbeidswetgeving.
Art. 28. Zonder limitatief te zijn kunnen onder meer de volgende feiten als sanctioneerbare tekortkomingen worden beschouwd:
- het niet naleven van de bepalingen opgenomen in de rechtspositieregeling en het afsprakenkader;
- het niet naleven van de regels opgenomen in het arbeidsreglement en zijn bijlagen;
- herhaaldelijke ongerechtvaardigde afwezigheid en afwezigheid zonder verwittiging, na schriftelijke ingebrekestelling;
- daden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk;
- zich niet onderwerpen aan een medisch onderzoek door de controlearts of door de arbeidsgeneesheer;
- voorleggen van valse attesten, verslagen of kostennota’s;
- dronkenschap of onder invloed zijn van drugs op het werk;
- het niet naleven van het rookverbod, zoals bepaald onder afdeling 7.4.;
- overtreden van elementaire veiligheidsvoorschriften;
- opzettelijk schade toebrengen aan goederen of personen;
- diefstal, bedrog of geweld;
- ernstige tekortkomingen aan het beroepsgeheim;
- actieve of passieve corruptie;
- voor de buscoördinator: het niet doorgeven van een aanvraag of informatie, uitgaand van een personeelslid.
Art. 29. Worden als onwettige afwezigheid beschouwd:
- afwezig zijn op het werk zonder geldige reden;
- niet op het werk verschijnen zonder tijdig verwittigd te hebben bij ziekte, behalve in geval van overmacht;
- de arbeidsplaats verlaten tijdens de diensturen zonder toestemming van de buscoördinator;
- zich na uitnodiging niet aanbieden bij de controlearts als men bij ziekte de woning mag verlaten.
7. Welzijn op het werk
7.1. Algemeen
Art. 30. De werkgever is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden en het welzijn van de busbegeleiders bij de uitvoering van hun werk. De werkgever waakt erover dat de uitvoering van het werk niet leidt tot schade aan de lichamelijke of psychische gezondheid van de busbegeleider.
De busbegeleider mag aan de interne preventieadviseur vragen zijn werkpost te onderzoeken.
Iedere busbegeleider moet in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de buscoördinator gegeven instructies, zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid, deze van de leerlingen waarvoor hij verantwoordelijk is, en deze van de andere werknemers.
Daartoe moet de busbegeleider:
1° het verkeersreglement (laten) naleven; in het bijzonder, zorg dragen voor de veiligheid van de leerlingen bij het op- en afstappen van de bus;
2° op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen;
3° op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen die ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen;
4° de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken;
5° de buscoördinator en desgevallend de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk op de hoogte brengen van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich meebrengt, alsmede van elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen;
6° bijstand verlenen aan de buscoördinator en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd;
7° bijstand verlenen aan de buscoördinator en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is, opdat de werkgever ervoor kan zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein;
8° zich onderwerpen aan alle medische onderzoeken, telkens als deze georganiseerd worden volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen.
7.2. Psychosociale risico’s (stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk)
Art. 31. De werkgever neemt de gepaste maatregelen om een einde te stellen aan de schade die voortvloeit uit de psychosociale risico’s op het werk, waaronder stress, burn-out, conflicten en geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
De busbegeleider draagt op een positieve manier bij tot het preventiebeleid dat wordt aangewend in het kader van de psychosociale risico’s op het werk.
Het toezichthoudend personeel en de busbegeleider zijn ertoe gehouden zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterijen of van ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Definities
Onder psychosociale risico’s wordt verstaan: de kans dat een of meerdere personeelsleden psychische schade ondervinden die al dan niet kan gepaard gaan met lichamelijke schade, ten gevolge van de blootstelling aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk, waarop de werkgever een impact heeft en die objectief een gevaar inhouden.
Onder geweld op het werk wordt verstaan: elke feitelijkheid waarbij de persoon, psychisch of fysiek wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk.
Onder pesterijen op het werk wordt verstaan: een onrechtmatig geheel van meerdere gelijkaardige of uiteenlopende gedragingen, buiten of binnen de organisatie, die plaats hebben gedurende een bepaalde tijd, die tot doel of gevolg hebben dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een personeelslid bij de uitvoering van zijn werk wordt aangetast, dat zijn functie in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd, en die zich inzonderheid uiten in woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften. Ze kunnen verband houden met discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst.
Onder ongewenst seksueel gedrag wordt verstaan: elk ongewenst verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een personeelslid wordt aangetast of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.
Specifieke tussenkomende partijen
De busbegeleider die meent psychische schade, die kan gepaard gaan met lichamelijke schade, te ondervinden ten gevolge van psychosociale risico’s op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, kan zich wenden tot de buscoördinator.
Hij kan ook een beroep doen op specifieke tussenkomende partijen om een interventie te vragen in het kader van de interne procedure:
- de vertrouwenspersonen;
- de externe preventieadviseur psychosociale aspecten.
De contactgegevens van deze tussenkomende partijen worden vermeld in dit arbeidsreglement onder “Diverse inlichtingen”.
De interne procedure in de onderneming
De vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten ontvangen, luisteren naar en lichten de busbegeleider in over de mogelijkheden tot interventie.
Nadat hij de nodige informatie heeft ontvangen, kiest de busbegeleider welk type interventie hij wenst te gebruiken. De mogelijkheden tot interventie zijn de volgende:
1° het verzoek tot informele psychosociale interventie: de informele psychosociale interventie houdt in dat de busbegeleider die het verzoek heeft ingediend samen met de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten op informele wijze zoekt naar een oplossing.
De vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten kunnen op vraag van de busbegeleider:
a) gesprekken voeren met de busbegeleider (dit omvat het onthalen van de busbegeleider, het actief luisteren naar zijn problematiek en eventueel het verstrekken van een advies);
b) interveniëren bij een ander personeelslid zoals het toezichthoudend personeel of de sociale dienst;
c) een verzoening trachten te bereiken met de perso(o)n(en) waarmee de busbegeleider een probleem heeft (als het over een relationeel probleem gaat).
Het type informele interventie wordt opgenomen in een ondertekend en gedateerd document.
2° het verzoek tot formele psychosociale interventie: als de busbegeleider geen informele psychosociale interventie wenst of als deze interventie niet tot een resultaat leidt, kan hij een verzoek tot formele psychosociale interventie indienen bij de preventieadviseur psychosociale aspecten. De busbegeleider moet verplicht een persoonlijk onderhoud hebben gehad met de preventieadviseur alvorens hij zijn verzoek kan indienen. Het verplicht persoonlijk onderhoud moet plaatsvinden binnen een termijn van maximum tien kalenderdagen. De busbegeleider ontvangt een kopie van het document dat dit onderhoud bevestigt. Om geldig te zijn moet het formele verzoek opgenomen worden in een door de busbegeleider gedateerd en ondertekend document. Daarin moet een beschrijving van de problematische arbeidssituatie worden opgenomen alsook het verzoek aan de werkgever om passende maatregelen te treffen. De busbegeleider bezorgt het document aan de preventieadviseur psychosociale aspecten. Alvorens de situatie van de busbegeleider te onderzoeken, beslist de preventieadviseur psychosociale aspecten of hij de indiening van het verzoek zal aanvaarden of weigeren. Hij zal de indiening van het verzoek weigeren als de situatie beschreven in het verzoek kennelijk geen betrekking heeft op psychosociale risico’s op het werk. Hij zal deze beslissing nemen binnen een termijn van maximum tien kalenderdagen. Als de preventieadviseur psychosociale aspecten het verzoek heeft aanvaard, zal hij een tweede analyse uitvoeren: hij zal nagaan of de situatie beschreven in het verzoek hoofdzakelijk betrekking heeft op risico’s met een collectief karakter of op risico’s met een individueel karakter.
Als het verzoek een hoofdzakelijk collectief karakter heeft: de preventieadviseur psychosociale aspecten brengt de werkgever schriftelijk op de hoogte van het feit dat een dergelijk verzoek werd ingediend zonder daarbij de identiteit van de busbegeleider die het verzoek heeft ingediend te vermelden. Hij brengt ook de busbegeleider op de hoogte van het hoofdzakelijk collectief karakter van zijn verzoek.
Het verzoek met een hoofdzakelijk collectief karakter wordt behandeld door de werkgever. Hij zal de risicosituatie binnen de onderneming onderzoeken en de nodige maatregelen op collectief niveau treffen om deze situatie op te lossen. Hij kan hiertoe een risicoanalyse uitvoeren, eventueel met bijstand van de preventieadviseur psychosociale aspecten. De werkgever zal het Comité voor preventie en bescherming op het werk hierover informeren. De werkgever beslist welk gevolg hij aan het verzoek zal geven binnen een termijn van maximum drie maanden nadat hij op de hoogte werd gebracht van de indiening van het verzoek. Als hij een risicoanalyse uitvoert overeenkomstig de wettelijke voorschriften, mag deze termijn verlengd worden tot maximum zes maanden. De busbegeleider wordt door de preventieadviseur psychosociale aspecten op de hoogte gebracht van de beslissing van de werkgever.
Als de werkgever beslist om geen maatregelen te nemen of nalaat om een beslissing te nemen binnen de termijn of als de busbegeleider meent dat de maatregelen van de werkgever niet aangepast zijn aan zijn individuele situatie, kan de busbegeleider schriftelijk verzoeken dat de preventieadviseur psychosociale aspecten zijn verzoek behandelt zoals een verzoek met een hoofdzakelijk individueel karakter (zie hieronder) op voorwaarde dat de preventieadviseur psychosociale aspecten niet bij de risicoanalyse van de situatie betrokken is geweest.
Als het verzoek een hoofdzakelijk individueel karakter heeft: de preventieadviseur psychosociale aspecten brengt de werkgever schriftelijk op de hoogte van het feit dat een dergelijk verzoek werd ingediend. Hij deelt hem ook de identiteit van de busbegeleider die het verzoek heeft ingediend mee. Daarna onderzoekt de preventieadviseur psychosociale aspecten het verzoek in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Hij bezorgt een schriftelijk advies aan de werkgever binnen een termijn van maximum drie maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met maximum drie maanden. Het advies analyseert de oorzaken van het probleem en stelt maatregelen voor aan de werkgever. De preventieadviseur brengt de partijen op de hoogte van de datum waarop hij zijn advies aan de werkgever heeft meegedeeld en van de maatregelen die hij ten aanzien van de specifieke situatie heeft voorgesteld aan de werkgever.
De werkgever beslist zelf welke maatregelen hij (niet) neemt. Als hij beslist individuele maatregelen te nemen ten aanzien van een personeelslid, licht hij de busbegeleider in die door de maatregelen geviseerd wordt en dit binnen een termijn van een maand nadat hij het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten heeft ontvangen. Als deze maatregelen de arbeidsvoorwaarden van de busbegeleider kunnen wijzigen, deelt de werkgever een afschrift van het advies van de preventieadviseur mee aan de busbegeleider en hoort hij deze busbegeleider die zich tijdens het onderhoud kan laten bijstaan. Ten laatste twee maanden nadat hij het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten heeft ontvangen, informeert de werkgever de partijen over zijn definitieve beslissing.
Een busbegeleider die meent het voorwerp uit te maken van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk kan een verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk indienen bij de preventieadviseur psychosociale aspecten. Dit verzoek wordt op dezelfde wijze behandeld als een verzoek tot formele psychosociale interventie met een hoofdzakelijk individueel karakter (zie hierboven) maar er zijn een aantal bijzonderheden van toepassing:
- in het verzoek moeten de volgende elementen vermeld worden: een nauwkeurige beschrijving van de feiten die volgens de busbegeleider constitutief zijn voor geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, de datum waarop en de plaats waar deze feiten zich hebben voorgedaan, de identiteit van de aangeklaagde en het verzoek aan de werkgever om gepaste maatregelen te nemen die een einde maken aan de feiten;
- het verzoek moet persoonlijk overhandigd worden of verzonden worden door middel van een aangetekende brief aan de preventieadviseur psychosociale aspecten;
- de busbegeleider die het verzoek indient en de directe getuigen genieten ontslagbescherming overeenkomstig artikel 32tredecies van de welzijnswet van 4 augustus 1996. Dit betekent dat het de werkgever verboden is om de arbeidsverhouding te beëindigen of om, bij wijze van represaille voor de stappen ondernomen door de busbegeleider, een nadelige maatregel te treffen ten aanzien van deze busbegeleider. Als de werkgever ten aanzien van het beschermd personeelslid maatregelen neemt om de situatie op te lossen, moeten deze maatregelen een redelijk en proportioneel karakter hebben;
- de preventieadviseur psychosociale aspecten deelt aan de aangeklaagde mee welke feiten hem ten laste worden gelegd;
- als de xxxxx xxx xx xxxxxx het vereist, moet de preventieadviseur bewarende maatregelen voorstellen aan de werkgever alvorens hem zijn advies te bezorgen;
- als de busbegeleider die het verzoek heeft ingediend of de aangeklaagde een rechtsvordering wensen in te stellen, deelt de werkgever hen op hun vraag een afschrift van het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten mee.
Consultatie-uren van de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten
De vertrouwenspersoon en de preventieadviseur psychosociale aspecten kunnen geraadpleegd worden tijdens hun normale werkuren. De busbegeleider waakt erover dat deze raadpleging het normaal verloop van de busritten die hij moet uitvoeren, niet in het gedrang brengt. De tijd besteed aan de raadpleging van de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten wordt beschouwd als arbeidstijd als de busbegeleider hiertoe een aanvraag indient bij de buscoördinator.
De verplaatsingskosten zijn ten laste van de werkgever ongeacht het moment waarop de raadpleging plaatsvond.
Vertrouwelijkheid
De vertrouwenspersoon en de preventieadviseur psychosociale aspecten zijn gehouden tot het beroepsgeheim. Ze mogen geen informatie meedelen aan derden die ze ontvangen in het kader van hun functie, tenzij de wetgeving het hen toelaat.
De werkgever, het toezichthoudend personeel en de personen die gehoord worden door de preventieadviseur verbinden zich ertoe absolute discretie in acht te nemen betreffende de betrokken partijen, de eventuele feiten en de omstandigheden waarin de feiten zich hebben voorgedaan.
Sancties
Zonder afbreuk te doen aan de regels die van toepassing zijn in geval van ontslag en de sancties die zouden opgelegd worden in geval van een gerechtelijke actie, kan de persoon die beschuldigd wordt van geweld, ongewenst seksueel gedrag of pesterijen op het werk, of de persoon die misbruik heeft gemaakt van de interne procedure, een sanctie krijgen zoals vermeld in deel 6.
Register van de feiten van derden
De busbegeleider die meent het voorwerp te zijn van feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk veroorzaakt door een derde kan een verklaring doen in een register dat aan het secretariaat van de VGC Onderwijsinstelling ter beschikking ligt.
De busbegeleider is niet verplicht zijn identiteit hierin kenbaar te maken. Deze verklaring staat niet gelijk met het indienen van een verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk. Ze dient enkel ter verbetering van de preventie van deze feiten in de organisatie.
Externe procedures
Als de problematische situatie aanhoudt ondanks de door de werkgever in het kader van de interne procedure genomen maatregelen of als ze aanhoudt omdat de werkgever geen maatregelen heeft genomen, kan de busbegeleider een beroep doen op de Algemene directie toezicht op het welzijn op het werk.
In het kader van een verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, is de preventieadviseur psychosociale aspecten in de volgende hypothesen verplicht om een beroep te doen op de inspectiediensten:
1° als hij vaststelt dat de werkgever geen (geschikte) bewarende maatregelen heeft getroffen;
2° als hij, nadat hij zijn advies aan de werkgever heeft verstrekt, vaststelt dat deze werkgever geen (geschikte) maatregelen heeft getroffen en:
a) ofwel bestaat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de busbegeleider;
b) ofwel is de aangeklaagde de werkgever of maakt hij deel uit van het toezichthoudend personeel.
Deze verplichting voor de preventieadviseur psychosociale aspecten verhindert niet dat de busbegeleider zelf een beroep doet op de inspectiediensten.
De busbegeleider kan op elk ogenblik een rechtsvordering instellen bij de arbeidsrechtbank of bij de bevoegde rechterlijke instanties.
7.3. Alcohol- en drugsbeleid
Art. 32. Het alcohol- en drugsbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie geldt voor de busbegeleiders en bestaat uit de volgende onderdelen:
1° alcohol is verboden tijdens de diensturen en op de arbeidsplaats. Feesten en sociale aangelegenheden (verjaardag, pensionering, speciale vergadering, …) zijn een uitzondering. Dan kan de busbegeleider beperkt alcohol drinken, onder strikte voorwaarden:
- maak een duidelijke afspraak met de buscoördinator over het moment en de duur;
- er moeten ook niet-alcoholische dranken zijn;
- de buscoördinator moet ermee akkoord gaan en ervoor zorgen dat het gebruik beperkt blijft;
2° er mag geen alcohol op de arbeidsplaats aanwezig zijn, behalve bij feesten of sociale aangelegenheden beschreven onder 1°;
3° als de busbegeleider alcohol drinkt buiten de diensturen en buiten de arbeidsplaats, mag dat geen effect hebben op zijn werk;
4° illegale drugs gebruiken is verboden;
5° elke busbegeleider is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.
Art. 33. Het toezichthoudend personeel treedt op bij:
1° chronisch misbruik: de busbegeleider functioneert herhaaldelijk (gedurende een bepaalde periode) minder goed tot slecht als gevolg van een (vermoedelijk) alcohol- of drugsprobleem;
2° acuut misbruik: de busbegeleider heeft zoveel alcohol of drugs gebruikt dat hij op dat ogenblik niet meer normaal kan functioneren. Het gaat hierbij om een eenmalige gebeurtenis.
Het toezichthoudend personeel zal een busbegeleider met alcohol- of drugsproblemen aanspreken als hij niet goed functioneert, en neemt, overeenkomstig artikel 8, de gepaste maatregelen.
7.4. Rookbeleid
Art. 34. Overeenkomstig de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook gelden de volgende bepalingen:
1° in alle gebouwen en arbeidsplaatsen (de bus geldt ook als arbeidsplaats) van de Vlaamse Gemeenschapscommissie geldt een strikt rookverbod; en op alle plaatsen waar leerlingen kunnen zien dat een busbegeleider rookt;
2° roken mag evenmin in de dienstwagens en -voertuigen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
3° roken mag nergens, tenzij in de daarvoor bedoelde afgescheiden en geventileerde rookkamers;
4° alle elementen die kunnen aanzetten tot roken of die doen uitschijnen dat roken is toegelaten, moeten verwijderd worden. Het rookverbod wordt duidelijk aangeduid door de wettelijke verbodstekens;
5° de busbegeleiders mogen op geen enkele manier leerlingen ertoe aanzetten om te roken; 6° er zijn geen uitzonderingen. Ook op recepties en bij etentjes in de gebouwen van de
Vlaamse Gemeenschapscommissie geldt een volledig rookverbod.
8. ICT-code: de terbeschikkingstelling en het gebruik van een toestel voor mobiele communicatie
Art. 35. De Vlaamse Gemeenschapscommissie geeft onder de hierna vermelde voorwaarden een toestel voor mobiele communicatie (standaard toestel met als functies bellen en sms’en), dat onder eender welke (merk)naam op de markt wordt gebracht, en een SIM-kaart in bruikleen voor de periode dat de busbegeleider zijn functie uitoefent. Dit toestel kan enkel gebruikt worden voor professionele doeleinden.
Het toestel en de SIM-kaart zijn eigendom van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De bruikleen van het toestel en de SIM-kaart door de busbegeleider heeft een persoonlijk karakter. Afstaan of uitlenen van het toestel en/of de SIM-kaart aan een derde is niet toegestaan.
De busbegeleider kan geen aanspraak maken op bruikleen van een nieuw toestel als een passend tweedehandstoestel voorradig is.
Als de busbegeleider om persoonlijke redenen een ander type van toestel wenst te gebruiken, dient het dit toestel op eigen kosten aan te kopen. Enkel de SIM-kaart wordt in dat geval door de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter beschikking gesteld.
Art. 36. De busbegeleider gaat ermee akkoord dat het nummer van zijn toestel wordt getoond in het telefoonrepertorium dat ter beschikking wordt gesteld van de personeelsleden tewerkgesteld in de VGC Onderwijsinstelling of het internaat waar de busbegeleider tewerkgesteld is.
Art. 37. De toekenning, overhandiging en terugname van het toestel en de SIM-kaart worden gecoördineerd door de buscoördinator van de onderwijsinstelling waar de busbegeleider tewerkgesteld is.
Het toestel en de SIM-kaart worden slechts overhandigd nadat de busbegeleider een bruikleenovereenkomst heeft ondertekend.
In geval van uitdiensttreding of bij het intrekken van de terbeschikkingstelling van het toestel, levert de busbegeleider het toestel met alle toebehoren en de SIM-kaart in bij de buscoördinator tegen ontvangstbewijs.
Art. 38. De busbegeleider behandelt het toestel als een goede huisvader opdat de risico’s op het beschadigen of verloren gaan van het toestel tot een minimum beperkt zouden blijven.
Art. 39. De busbegeleider dient iedere schade aan het toestel onmiddellijk aan de buscoördinator te melden. De buscoördinator meldt de schade onmiddellijk aan de dienst ICT van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die instaat voor herstelling of vervanging van het toestel.
Art. 40. Bij verlies of diefstal van het toestel dient de busbegeleider onmiddellijk de buscoördinator te verwittigen. De buscoördinator verwittigt onmiddellijk de dienst ICT van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die de nodige stappen onderneemt bij de mobiele- communicatieprovider om de SIM-kaart en het toestel te laten blokkeren. Bij diefstal van het toestel dient de busbegeleider hiervan bovendien binnen 24 uur aangifte te doen bij de politie. Een kopie van het proces-verbaal dient, uiterlijk binnen 24 uur na ontvangst door de busbegeleider, aan de buscoördinator te worden overhandigd.
Art. 41. De kosten van schade, verlies of diefstal van het toestel, ontstaan door opzet, grove fout of ernstige nalatigheid van de busbegeleider, zijn onder alle omstandigheden voor rekening van de busbegeleider.
Art. 42. De Vlaamse Gemeenschapscommissie kan de inhoud van de gesprekken en de sms- berichten niet raadplegen, hetgeen door de mobiele-communicatieprovider conform de geldende wetgeving wordt gewaarborgd.
Art. 43. Het toezichthoudend personeel heeft het recht om het gebruik van het in bruikleen gegeven toestel voor mobiele communicatie en de SIM-kaart door de busbegeleider te controleren.
Iedere controle wordt getoetst aan de volgende drie beginselen:
1° het finaliteitsbeginsel: een controle is alleen mogelijk voor het nastreven van gerechtvaardigde doelen;
2° het transparantiebeginsel: er wordt open gecommuniceerd over de controles en de doeleinden en de voorwaarden van de controles;
3° het proportionaliteitsbeginsel: de controle en het soort controle moeten in verhouding staan tot het doel van de controle.
Deze drie beginselen hebben als doel het evenwicht te houden tussen:
- het recht van de werkgever op controle van werkmiddelen;
- het recht van de busbegeleider op zijn privéleven.
Art. 44. Controle door het toezichthoudend personeel is alleen mogelijk als een of meerdere van de volgende doeleinden worden nagestreefd:
1° het voorkomen en vaststellen van ongeoorloofde feiten, lasterlijke feiten of feiten die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden of die de waardigheid van een andere persoon kunnen aantasten;
2° het beschermen van informatie in het kader van de regelgeving over de openbaarheid van bestuur;
3° het verzekeren van de veiligheid, de performantie of de goede technische werking van de ICT-systemen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Daarbij hoort de controle op de bijbehorende kosten en de fysieke bescherming van de ICT-omgevingen (installaties) van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
4° het louter professioneel gebruik van het in bruikleen gegeven toestel voor mobiele communicatie en de SIM-kaart. Controle is enkel mogelijk bij ernstige aanwijzingen van oneigenlijk gebruik die blijken uit de facturatiegegevens verstrekt door de mobiele- communicatieprovider aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
5° het te goeder trouw naleven van deze ICT-code en de daarmee verband houdende bepalingen van de deontologische code;
6° het verzekeren van de continuïteit van de dienstverlening bij overlijden, onvoorziene afwezigheid of vertrek van een busbegeleider.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor een controle met een of meerdere van de bovenstaande doeleinden, kunnen niet gebruikt worden voor een controle met andere doeleinden. Als een wettelijke bepaling dat toestaat of oplegt, kan het toezichthoudend personeel de gegevens voor een ander doel gebruiken, inkijken en herleiden tot een bepaald personeelslid.
Art. 45. De busbegeleider die aan een individuele controle is onderworpen, kan zich tot het toezichthoudend personeel wenden met het verzoek om een volledig overzicht van zijn verwerkte persoonsgegevens. Het verzoek wordt binnen vier weken beantwoord.
De busbegeleider die verantwoordelijk wordt gesteld voor een onregelmatigheid bij het gebruik van het in bruikleen gegeven toestel voor mobiele communicatie en de SIM-kaart zal, op initiatief
van het toezichthoudend personeel, worden uitgenodigd voor een gesprek alvorens een beslissing wordt genomen die de busbegeleider individueel kan raken.
Art. 46. De mogelijke gevolgen van het ongeoorloofd gebruik van het in bruikleen gegeven toestel voor mobiele communicatie en de SIM-kaart zijn:
1° het definitief of tijdelijk ontzeggen van het gebruik van het in bruikleen gegeven toestel voor mobiele communicatie en de SIM-kaart;
2° maatregelen overeenkomstig het arbeidsrecht.
9. Beëindiging van de tewerkstelling
Art. 47. De contractuele tewerkstelling kan worden beëindigd door de busbegeleider of door de werkgever. In dit geval gelden de opzeggingstermijnen, vermeld in de arbeidswetgeving.
De arbeidsovereenkomst van bepaalde duur eindigt op de datum vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Een vervangingsovereenkomst eindigt als het motief van de vervanging vervalt.
10. Uitbetaling van het salaris
Art. 48. De uitbetaling van het salaris gebeurt met inachtneming van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon en de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het loonbeslag.
Art. 49. Het salaris wordt betaald na het verlopen van de termijn, behalve als het anders bepaald wordt.
Art. 50. Het salaris wordt uitbetaald door overschrijving op het door de busbegeleider opgegeven rekeningnummer. De busbegeleider moet elke wijziging van het rekeningnummer onmiddellijk meedelen aan de buscoördinator van de onderwijsinstelling waar de busbegeleider tewerkgesteld is, die het doorgeeft aan de directie Personeel en HRM.
Art. 51. Maandelijks ontvangt elk personeelslid een salarisfiche, die een gedetailleerd overzicht bevat van de berekening van het salaris en de vergoedingen.
Art. 52. Het vakantiegeld wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.
Art. 53. De eindejaarstoelage wordt betaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.
11. Slotbepaling
Art. 54. Het arbeidsreglement treedt onmiddellijk in werking en heeft voor de eerste maal uitwerking op de busbegeleiders in dienst in functie van het schooljaar 2017-2018.
12. Diverse inlichtingen
12.1. Lijst vestigingsplaatsen en voorzieningen (EHBO)
Zaveldal BuSO | Xxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxx |
Kasterlinden BuBaO | Xxxxx-Xxxxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxx-Xxxxxx-Xxxxxxx |
Kasterlinden BuSO | Xxxxx-Xxxxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxx-Xxxxxx-Xxxxxxx |
Kasterlinden Internaat | Xxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxx-Xxxxxx-Xxxxxxx |
12.2. Afgevaardigden in het Bijzonder Comité en het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk
12.2.1. Bijzonder Comité
ACOD:
Effectieve leden: de heer Xxxxxx Xxxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxxxx Xx Xxxxxx, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx
Plaatsvervangende leden: mevrouw Xxxxxxxx Xxxxxxxx, de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx Adjunct-Gewestelijk Secretaris ABVV-ACOD Brussel: de xxxx Xxxxxx Xxx
ACV Openbare Diensten:
Effectieve leden: xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, de xxxx Xxxx Xxxxxx, de xxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx leden: xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxx Xxxxxx
Gewestelijk secretaris ACV Openbare Diensten Secretariaat Brussel: de xxxx Xxxx Xx Xxxxxx
VSOA:
Effectieve leden: de heer Xxxx Xxx Xxxxxxxxx, de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxxx Xx Xxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx lid: xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxx
Voorzitter VSOA Sector Vlaamse Overheid: de xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxx
12.2.2. Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk
ACOD:
Effectieve leden: de xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Plaatsvervangende leden: xxxxxxx Xxxx Xxxxxx, mevrouw Xxxxxxxx Xxxxxxxx Adjunct-Gewestelijk Secretaris ABVV-ACOD Brussel: de xxxx Xxxxxx Xxx
ACV Openbare Diensten:
Effectieve leden: xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, de xxxx Xxxx Xxxxxx, xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Plaatsvervangende leden: de xxxx Xxxx Xxxxxxx, de xxxx Xxx Xxxxxxx, xxxxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxx secretaris ACV Openbare Diensten Secretariaat Brussel: de xxxx Xxxx Xx Xxxxxx
VSOA:
Effectieve leden: de heer Xxxx Xxx Xxxxxxxxx, de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxx Plaatsvervangend lid: xxxxxxx Xxxxxxx Xx Xxxx
Voorzitter VSOA Sector Vlaamse Overheid: de xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxx
Onderwijs:
ACOD: de xxxx Xxxx Xxxxxxxxx COC: xxxxxxx Xxxxxx Xx Xxxx VSOA: de xxxx Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxx
12.3. Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk
De heer Xxxx Xxx xxx Xxxxxx, interne preventieadviseur Xxxxx Xxxxxxxxxxxx 000
0000 Xxxxxxx
Tel. 00 000 00 00
12.4. Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk
IDEWE
Buro & Design Center Xxxxxxxxx 0 xxx 0
0000 Xxxxxxx
Tel. 00 000 00 00
12.5. Preventiebeleid inzake psychosociale aspecten op het werk
12.5.1. Preventieadviseur psychosociale aspecten op het werk
Mevrouw Xxxxx Xxx xxx Xxxxx IDEWE
Buro & Design Center Xxxxxxxxx 0 xxx 0
0000 Xxxxxxx
Tel. 00 000 00 00
12.5.2. Vertrouwenspersonen
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx, xxxxxxx.xxxxxxxx@xxx.xx of 02 430 68 68
Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxxxxx.xxxxxxxxxxx@xxx.xx of 02 430 67 00
Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx, xxxxx.xxxxxxx@xxx.xx of 02 563 06 65
Xxxxxxx Xxxx Xxxxx, xxxx.xxxxx@xxx.xx of 02 563 04 71
12.6. Inspectiediensten
12.6.1. Algemene directie Toezicht op het Welzijn op het Werk
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx
Xxx. 00 000 00 00
12.6.2. Arbeidsinspectie Toezicht op het Welzijn op het Werk
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Toezicht op het Welzijn op het Werk Directie Brussel-Hoofdstad Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx
Xxx. 00 000 00 00
12.7. Medisch controleorganisme
Certimed Xxxxxxx 00000
0000 Xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxx.xxx@xxxxxxxx.xx
12.8. Arbeidsongevallenverzekeraar
Ethias
Xxxxx-Xxxxxxxxxxxxxxx 00
0000 Xxxxxxx
Tel. 000 00 00 00
Polisnummer: 6.051.017
12.9. Pensioenen
Federale Pensioendienst Xxxxxxxxxxx
0000 Xxxxxxx
Xxx. 0000
xxx.xxxx.xxxx.xx/xx xxx.xxxxxxxxx.xx
12.10. Kinderbijslag
Famifed Xxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx
Tel. 00 000 00 00
Bijlagen
Bijlage 1: rechtspositieregeling van de busbegeleiders van de VGC Onderwijsinstellingen Bijlage 2: afsprakenkader busvervoer begeleiding
Bijlage 3: afsprakenkader busvervoer ouders Bijlage 4: deontologische code