PROVINCIE WEST-VLAANDEREN OCMWINGELMUNSTER 8770 INGELMUNSTERTelefoon: 051/33 74 60Fax: 051/30 45 81Rekening: 091-0009220-34 ARBEIDSREGLEMENT
PROVINCIE WEST-VLAANDEREN OCMW INGELMUNSTER | 0000 XXXXXXXXXXXX Telefoon: 051/33 74 60 Fax: 051/30 45 81 Rekening: 000-0000000-00 |
Dossier behandeld door:
Xxxxxxx Xx Xxxxxx, bestuurssecretaris: 051/33 74 13 E-mail: xxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
Nummer van neerlegging bij het Toezicht op de Sociale Wetten:
Overheidswerkgever die inzake arbeidsduur ressorteert onder de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.
OCMW Ingelmunster Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXXXXXXXX
Plaats van tewerkstelling: zie artikel V.1 (technische bijlage)
TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN
Afdeling I. Toepassingsgebied
Artikel 1 - Dit arbeidsreglement is van toepassing op alle benoemde en contractuele personeelsleden van het OCMW Ingelmunster.
Dit arbeidsreglement is niet van toepassing op de personen die als vrijwilliger in dienst staan van het OCMW Ingelmunster.
De personeelsleden waarop dit arbeidsreglement van toepassing is en de werkgever zijn gebonden door de bepalingen die in het arbeidsreglement en zijn bijlagen voorkomen en zijn ertoe gebonden ze na te leven.
De bepalingen van dit arbeidsreglement doen geen afbreuk aan de dwingende bepalingen van de federale wetten, koninklijke besluiten en federale ministeriële besluiten en aan de dwingende bepalingen van de Vlaamse decreten, besluiten van de Vlaamse regering en de besluiten van de bevoegde Vlaamse minister.
De bijlagen I, II, III en IV maken integraal deel uit van dit arbeidsreglement.
Afdeling II. Begripsbepalingen
Artikel 2 - Voor de toepassing van dit arbeidsreglement en zijn bijlagen worden volgende begrippen gehanteerd in verband met de organisatie van het bestuur:
1° het bestuur: het OCMW van de gemeente Ingelmunster;
2° de raad: de raad voor maatschappelijk welzijn van het OCMW Ingelmunster; 3° raadslid: een lid van de raad, tevens de voorzitter van de raad;
4° de voorzitter: de voorzitter van de raad, tevens lid van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Ingelmunster;
5° het bevoegde orgaan: het bestuursorgaan dat of de dienstleider die overeenkomstig de wet of een reglement bevoegd werd gemaakt om de beoogde handeling te stellen;
6° de OCMW-secretaris: de OCMW-secretaris benoemd bij het bestuur;
7° de financieel beheerder: de financieel beheerder benoemd bij het bestuur of de gewestelijk ontvanger;
8° het diensthoofd: de persoon die in het organogram van het bestuur een hogere rang inneemt dan andere personeelsleden;
9° de dienstleider: de persoon die een dienst leidt.
Alle functiebenamingen en termen die gebruikt worden in dit arbeidsreglement of in de documenten waarnaar verwezen wordt, hebben zowel op vrouwen als op mannen betrekking.
Artikel 3 - Voor de toepassing van dit arbeidsreglement en zijn bijlagen worden volgende begrippen gehanteerd in verband met de rechtspositie van de personeelsleden:
1° het personeelslid: tenzij uit de context anders blijkt, om het even welke persoon op wie dit arbeidsreglement en zijn bijlagen van toepassing zijn overeenkomstig artikel 1 van dit arbeidsreglement;
2° contractueel personeelslid: elk personeelslid dat in dienst is genomen bij arbeidsovereenkomst, conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
3° statutair personeelslid: zowel het vast aangestelde statutaire personeelslid als het statutaire personeelslid op proef;
4° het vast aangestelde statutaire personeelslid: elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid vast is aangesteld in statutair dienstverband, ook genoemd “in vast verband benoemd” in afdeling 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
5° het statutaire personeelslid op proef: elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid toegelaten is tot de proeftijd met het oog op een vaste aanstelling in statutair dienstverband;
6° het bijzonder onderhandelingscomité en het hoog overlegcomité: de comités opgericht in uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
7° de arbeider: het personeelslid dat in hoofdzaak manuele arbeid verricht; 8° de bediende: het personeelslid dat in hoofdzaak geestesarbeid verricht.
Artikel 4 - Ten einde de goede werking van de diensten te verzekeren kan het bestuur volgende maatregelen nemen:
1° een tuchtmaatregel: dit is een maatregel waarbij het statutaire personeelslid bestraft wordt voor een tekortkoming. Hiervoor wordt verwezen naar het OCMW-decreet, meer bepaald artikel 117 tot 143;
2° een ordemaatregel: dit is een administratieve maatregel, die de schuldvraag onbeantwoord laat.
Hiervoor wordt verwezen naar bijlage I van dit arbeidsreglement;
3° een evaluatie: dit is een regelmatig weerkerende beoordeling van het functioneren van het personeelslid in het licht van de vooropgestelde doelstellingen van zijn functie zoals bepaald in de functiebeschrijving. Hiervoor wordt verwezen naar de rechtspositieregeling van de gemeente Ingelmunster, meer bepaald titel III – de loopbaan, hoofdstuk VIII – de evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2008.
Afdeling III. Het personeelsdossier
Artikel 5 - Over elk personeelslid wordt een personeelsdossier aangelegd. Het personeelsdossier omvat:
1° de uitslagen van het personeelslid in de loopbaanproeven; 2° de functiebeschrijving;
3° de gevolgde opleiding en vorming, de vormingsattesten en eventueel de resultaten; 4° de persoonlijke nota’s betreffende het personeelslid;
5° de persoonlijke nota’s betreffende de uitoefening van de functie en eventueel gebeurtenissen en gedragingen die de uitoefening beïnvloeden of in het gedrang brengen;
6° het evaluatiedossier;
7° de opmerkingen van het personeelslid ten aanzien van de stukken uit het persoonlijk dossier.
Artikel 6 - In het personeelsdossier worden alle stukken vermeld in artikel 5 opgenomen. De stukken vermeld in artikel 5, 4° en 5° worden enkel opgenomen indien het personeelslid deze stukken voor kennisneming heeft ondertekend.
Indien het personeelslid weigert te ondertekenen, wordt hem een voor eensluidend verklaarde kopie van het stuk aangetekend verzonden. Nadien wordt het stuk aan het personeelsdossier toegevoegd.
Het personeelslid heeft in antwoord op de kennisgeving de mogelijkheid binnen vijftien kalenderdagen zijn opmerkingen over te maken aan het bestuur.
Artikel 7 - Het personeelslid heeft het recht tijdens de kantooruren of op afspraak het personeelsdossier te raadplegen op de secretarie. Daarbij kan het zich laten vergezellen van of zich laten vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze.
TITEL II. ARBEIDSDUUR
Afdeling 1. Begripsbepalingen
Artikel 8 - Voor de toepassing van dit arbeidsreglement en zijn bijlagen worden volgende begrippen gehanteerd in verband met de prestaties van de personeelsleden:
1° arbeidsduur: de tijd gedurende welke het personeelslid ter beschikking is van het bestuur;
2° werkdag: de dag waarop het personeelslid verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die op hem van kracht is;
3° rustdagen: de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid, dus de zaterdag of de zondag of de compensatiedagen die daarvoor in de plaats komen voor de personeelsleden die regelmatig op de zaterdag en/of de zondag moeten werken;
4° activiteitsdag: de werkdag waarop een personeelslid moet werken overeenkomstig het uurrooster dat op hem van toepassing is;
5° inactiviteitsdag: de werkdag waarop een personeelslid niet moet werken;
6° voltijds en volledige prestaties: betrekking hebbend op een prestatie van achtendertig uur per week;
7° deeltijds: een arbeidsregeling waardoor het personeelslid minder dan voltijdse prestaties moet leveren en die ontstaan is ten gevolge van een aanwerving in een deeltijdse betrekking of ten gevolge van een verlof;
8° halftijds: een arbeidsregeling, ontstaan ten gevolge van een aanwerving in een deeltijdse betrekking of ten gevolge van een verlof, waarin het personeelslid ertoe gehouden is om in de loop van een week de helft van de prestaties te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling;
9° diensturen: uren waarop het personeel voor dienstverlening ter beschikking is, hetzij via het loket, hetzij op afspraak;
10° overuren: de uitzonderlijke prestaties die op verzoek van het bestuur geleverd worden boven op de uren die op grond van de gewone arbeidstijdregeling op weekbasis door het personeelslid gepresteerd worden;
11° extra uren: de arbeidsuren gepresteerd boven de achtendertig uur of het normale tijdsregime per week wegens prestaties die als normaal kunnen worden aanzien;
12° referentieperiode: de periode van vier maanden waarover het aantal te presteren/gepresteerde uren berekend wordt;
13° servicetijd: de tijd waarbinnen elke dienst en/of afdeling bereikbaar moet zijn (en dus niet elk individueel personeelslid).
Afdeling II. Dag- en weekgrenzen
Artikel 9 - De arbeidsduur mag niet meer bedragen dan elf uur per vierentwintig uur en niet meer dan vijftig uur per week.
Afdeling III. Gemiddelde weekprestaties
Artikel 10 - § 1. De arbeidsduur van het personeelslid mag, in principe, niet meer dan gemiddeld achtendertig uur per week belopen over een referentieperiode van vier maanden.
§ 2. In principe worden dienstvrijstellingen en verloven voor 7u36 gepresteerde uren in rekening gebracht als het om een hele dag gaat en voor 3u48 indien het om een halve dag gaat. In het geval van het systeem van vaste arbeidstijden worden dienstvrijstellingen en verloven voor het volgens het uurrooster te presteren uren in rekening gebracht.
Artikel 11 - Het personeelslid dient erover te waken dat het niet meer dan het toegelaten maximum aantal uren presteert. Eventuele extra uren, die dit maximum overtreffen, kunnen niet worden gecompenseerd of omgezet in overuren.
Afdeling IV. Rusttijden
Artikel 12 - Elke arbeidstijd van zes uur moet worden gevolgd door een rusttijd van een half uur.
De verplichting van het voorgaande lid geldt niet in geval van arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval.
Indien het personeelslid minderjarig is, is het verplicht een half uur pauze te nemen vóór de arbeid vier en een half uur in beslag neemt en een tweede half uur vóór de arbeid van die dag zes uur in beslag neemt.
Artikel 13 - Tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid heeft het personeelslid recht op ten minste elf opeenvolgende uren rust.
Tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid door een minderjarig personeelslid moeten zich minstens twaalf opeenvolgende uren rust bevinden.
Artikel 14 - Wat betreft de regeling voor nachtprestaties wordt verwezen naar artikel 199 tot en met 201 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
Artikel 15 - Wat betreft de regeling voor arbeid op zaterdag, zondag en feestdagen wordt verwezen naar artikel 199 tot en met 201 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
Afdeling V. Uurroosters
Artikel 16 - Het personeelslid moet prestaties leveren overeenkomstig het uurrooster dat op hem van toepassing is. De uurroosters worden opgenomen in bijlage II bij dit arbeidsreglement.
Artikel 17 - Voor het personeelslid dat deeltijdse prestaties levert ten gevolge van een verlofregeling, bepaalt de beslissing die het verlof toestaat het uurrooster volgens hetwelk het personeelslid de deeltijdse prestaties dient te leveren. Het uurrooster wordt bepaald in overleg met het betrokken personeelslid en volgens de noodwendigheden van de dienst.
Deze prestaties worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere verdeling over een week of over een maand verricht.
Artikel 18 - Voor de personeelsleden die in de buitendiensten werken, zijn de kantoren en lokalen van het bestuur toegankelijk tijdens de normale arbeidsdag.
Artikel 19 - § 1. Tijdens de diensturen, moet elke dienst een aanwezigheid van minstens één personeelslid verzekeren. Daartoe maken de personeelsleden werkzaam op de dienst onderling en onder leiding van de dienstleider de nodige afspraken.
§ 2. De diensturen stemmen overeen met de servicetijd. Het dagschema dat overeenkomt met de servicetijd wordt weergegeven in artikel II.9 (bijlage II).
Afdeling VI. Overuren
Artikel 20 - Wat betreft de regeling voor overuren wordt verwezen naar artikel 202 tot en met 204 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
TITEL III. BEPALINGEN IN VERBAND MET HET LOON
Afdeling I. Wijze, plaats en tijdstip van betalen van het loon
Artikel 21 - Wat betreft de wijze, plaats en tijdstip van betalen van het loon wordt verwezen naar artikel 174 tot en met 178 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
Afdeling II. Meten en controleren van de arbeid
Artikel 22 - § 1. De meting van de arbeid met het oog op het bepalen van het loon gebeurt per uur.
In het geval van glijdende werkuren wordt de arbeid gemeten door middel van een systeem van tijdsregistratie.
§ 2. De controle op de arbeid met het oog op het bepalen van het loon gebeurt door de OCMW- secretaris of zijn aangestelde. De OCMW-secretaris deelt de namen mee van de personeelsleden die hij aangesteld heeft aan de raad.
De raad houdt controle op de OCMW-secretaris en de financieel beheerder.
Wanneer een lid van het toezichthoudend personeel afwezig is, wordt hij vervangen. De plaatsvervanger krijgt dezelfde rechten en plichten.
Het toezichthoudend personeel volgt de productiviteit en de kwaliteit van het werk op, alsmede de naleving van de arbeidsvoorwaarden. Het toezichthoudend personeel is er toe gehouden de regels van rechtvaardigheid, beleefdheid en welvoeglijkheid in acht te nemen.
Bijgevolg is het bevoegd om de aanwezigheid te controleren, de taken te verdelen, dienstnota's te doen naleven, orde en tucht te behouden. In deze hoedanigheid beschikken ze over de bevoegdheid vaststellingen te doen.
Zij hebben ook het recht om vast te stellen dat een personeelslid dat zich op het werk aanbiedt, klaarblijkelijk niet geschikt is om te werken en hem te verbieden het werk te beginnen.
TITEL IV. FEESTDAGEN EN JAARLIJKSE VAKANTIE
Afdeling I. De feestdagen
Artikel 23 - De bepalingen betreffende de feestdagen zijn vastgelegd in artikel 230 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
Afdeling II. De jaarlijkse vakantie
Artikel 24 - Voor de praktische regelingen betreffende de jaarlijkse vakantie wordt verwezen naar artikel 227 tot 229 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
Het gedetacheerd personeelslid volgt de bepalingen betreffende de jaarlijkse vakantie van de werkgever waar betrokkene is tewerkgesteld.
Afdeling III. Collectief verlof
Artikel 25 – § 1. Op volgende dagen is er collectief verlof voor alle OCMW-diensten: 1° de dag na hemelvaartsdag;
2° ommegangmaandag;
3° kermismaandag.
Deze drie dagen collectief verlof dienen te worden afgetrokken van het aantal vakantiedagen van ieder personeelslid.
§ 2. Aangezien de personeelsleden, vermeld in artikel 104, § 6 van het OCMW-decreet, geen recht hebben op volgende drie extra feestdagen: 2 januari, 2 november en 26 december (zie artikel 230, § 1, tweede lid van rechtspositieregeling van het OCMW-personeel), dienen zij op deze drie dagen verlof te nemen en worden deze drie dagen in mindering gebracht van het aantal vakantiedagen van ieder personeelslid.
§ 3. Gelet op de noodzaak van een continue dienstverlening als overheidsdienst zijn er buiten de feestdagen, vermeld in artikel 230 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel, en de dagen collectief verlof, vermeld in § 1, geen collectieve sluitingsdagen, tenzij de raad daar anders over beslist.
TITEL V. WELZIJN OP HET WERK
Hoofdstuk I. Veiligheid op het werk
Afdeling I. Veiligheidspreventie
Artikel 26 - Het bestuur treft de nodige maatregelen ter bevordering van het welzijn van de personeelsleden bij de uitvoering van hun werk. Daartoe past het bestuur volgende algemene preventiebeginselen toe:
1° risico's voorkomen;
2° evaluatie van risico's die niet kunnen worden voorkomen; 3° de bestrijding van de risico's bij de bron;
4° vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is;
5° voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming;
6° aanpassing van het werk aan de mens, meer bepaald wat betreft de inrichting van de werkposten, en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en productiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken;
7° zo veel mogelijk de risico's inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek; 8° risico's op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang
op iedere andere maatregel;
9° planning van de preventie en de uitvoering van het beleid met betrekking tot het welzijn van de personeelsleden bij de uitvoering van hun werk met het oog op een systeembenadering waarin onder andere volgende elementen worden geïntegreerd: techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en omgevingsfactoren op het werk;
10° het personeelslid voorlichten over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico's en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken:
a) bij de indiensttreding;
b) telkens wanneer dit in verband met de bescherming van het welzijn noodzakelijk is; 11° verschaffen van passende instructies aan de personeelsleden en het vaststellen van
begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van deze instructies.
Artikel 27 - Preventiemaatregelen hebben inzonderheid betrekking op:
1° de organisatie van het bestuur met inbegrip van de gebruikte werk- en productiemethoden; 2° de inrichting van de arbeidsplaats;
3° de conceptie en aanpassing van de werkpost;
4° de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en van chemische stoffen of preparaten;
5° de bescherming tegen de risico's voortvloeiende uit chemische, biologische en fysische agentia; 6° de keuze en het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en van werkkledij; 7° de toepassing van een aangepaste veiligheids- en gezondheidssignalering;
8° het gezondheidstoezicht met inbegrip van de medische onderzoeken; 9° psychosociale belasting veroorzaakt door het werk;
10° de bekwaamheid, de vorming en de informatie van alle personeelsleden, met inbegrip van aangepaste instructies;
11° de coördinatie op de arbeidsplaats;
12° de noodprocedures, met inbegrip van de maatregelen in geval van situaties van ernstig en onmiddellijk gevaar en met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de personeelsleden.
Artikel 28 - Het bestuur past het welzijnsbeleid aan in het licht van de opgedane ervaring, de ontwikkeling van de werkmethoden of de arbeidsomstandigheden.
Afdeling II. Veiligheidsverplichtingen van de personeelsleden
Artikel 29 - § 1. De leden van de hiërarchische lijn (dit wil zeggen de OCMW-secretaris, de dienstleiders en de diensthoofden) voeren elk binnen hun bevoegdheid en op hun niveau het beleid van de werkgever met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk uit.
Hiertoe hebben zij inzonderheid de volgende taken:
1° voorstellen en adviezen formuleren aan de werkgever in het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem;
2° ongevallen en incidenten die zich op de arbeidsplaats hebben voorgedaan onderzoeken en maatregelen voorstellen om dergelijke ongevallen en incidenten te voorkomen;
3° een effectieve controle uitoefenen op de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte stoffen en preparaten teneinde onregelmatigheden vast te stellen en maatregelen te nemen om hieraan een einde te maken;
4° tijdig het advies inwinnen van de diensten voor preventie en bescherming op het werk;
5° controleren of de verdeling van de taken op een zodanige wijze geschiedt dat de verschillende taken worden uitgevoerd door de werknemers die de daartoe vereiste bekwaamheid hebben en de vereiste opleiding en instructies hebben ontvangen;
6° waken over de naleving van de instructies die in toepassing van de wetgeving inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk moeten worden verstrekt;
7° zich ervan vergewissen dat de werknemers de inlichtingen die zij gekregen hebben in toepassing van de wetgeving inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk goed begrijpen en in praktijk brengen.
§ 2. De hiërarchische lijn is verantwoordelijk voor de veiligheid in het bestuur.
Veiligheid is even belangrijk als de andere verantwoordelijkheden en mag niet los gezien worden van het dagelijks beleid. De hiërarchische lijn is belast met de uitvoering van het door de werkgever vastgelegde welzijnsbeleid. Dit houdt in dat zij er voor zorgen dat dit beleid in praktijk wordt gebracht.
Artikel 30 - Overeenkomstig zijn opleiding en de door het bestuur gegeven instructies moet het personeelslid op de arbeidsplaats in zijn doen en laten naar best vermogen zorg dragen voor de eigen veiligheid en gezondheid en deze van de andere betrokken personen. Dit gebeurt onder andere door de naleving van volgende verplichtingen:
1° het personeelslid moet persoonlijke kledij en goederen bewaren in de daarvoor bestemde opbergruimte;
2° het moet eten in de daarvoor bestemde lokalen van het bestuur;
3° het moet zich onderwerpen aan alle medische onderzoeken, telkens als deze georganiseerd worden volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen.
Artikel 31 - Het personeelslid moet overeenkomstig zijn opleiding en de door het bestuur gegeven instructies, overal:
1° op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen;
2° op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen die ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen;
3° de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken;
4° het bestuur en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk op de hoogte brengen van:
a) iedere werksituatie waarvan redelijkerwijs kan vermoeden worden dat deze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich brengt;
b) elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen;
5° bijstand verlenen aan het bestuur en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de personeelsleden bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd;
6° bijstand verlenen aan het bestuur en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is, opdat het bestuur ervoor kan zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein.
Artikel 32 - Het personeelslid moet op het einde van de werkdag volgens de instructies terzake volgende bijzondere regels in acht nemen:
1° de gebruikte voorwerpen reinigen en zo nodig leeg maken; 2° de gebruikte toestellen afzetten;
3° de lokalen afsluiten;
4° het alarmsysteem opzetten.
Afdeling III. Arbeidsongeval
Artikel 33 - Het personeelslid dat slachtoffer is van een ongeval op weg van en naar het werk of van een arbeidsongeval zal zo vlug mogelijk zijn diensthoofd en de voor het bestuur aangewezen persoon, belast met de aangifte, op de hoogte brengen, ook al heeft dit ongeval geen arbeidsongeschiktheid tot gevolg.
Het personeelslid geeft een volledige toelichting, indien het hiertoe in staat is, over de omstandigheden waarin het ongeval zich heeft voorgedaan.
De bevoegde dienst binnen het bestuur geeft het ongeval, hoe gering ook, aan de Administratieve Gezondheidsdienst aan met de voorgeschreven attesten.
Artikel 34 - Het personeelslid dat slachtoffer is van een ongeval op weg van en naar het werk of van een arbeidsongeval is vrij een dokter, een apotheker of een verzorgingsinstelling te kiezen.
Afdeling IV. Onthaal nieuwe personeelsleden
Artikel 35 - § 1. Bij de indiensttreding wordt het nieuwe personeelslid door het diensthoofd (of zijn vervanger) en een aangestelde coach (een ervaren werknemer die het peterschap op zich neemt) in zijn werking ingeleid. Het diensthoofd (of zijn vervanger) en de coach zorgen voor het eerste onthaal en een rondleiding bij de gemeentelijke diensten.
§ 2. Het nieuwe personeelslid bekomt alle documenten die verband houden met de rechtspositieregeling, de bezoldigingsregeling, een exemplaar van het arbeidsreglement (inclusief bijlagen), documenten betreffende de arbeidsveiligheid en preventie en bescherming op het werk en alle stukken van belang voor een goede werking binnen het OCMW.
Het diensthoofd (of zijn vervanger), belast met het verzekeren van het onthaal, tekent onder zijn naam een document waaruit blijkt dat de nodige informatie en instructies over het welzijn op het werk werden gegeven.
§ 3. Op regelmatige tijdstippen, en minstens halfjaarlijks, worden algemene personeelsvergaderingen georganiseerd waarbij alle personeelsleden een overzicht krijgen over onder andere hun rechten en plichten en alle andere reglementen en bepalingen die op hen van toepassing zijn.
Alle documenten die betrekking hebben op de rechten en plichten van de personeelsleden worden aan hen overhandigd.
Hoofdstuk II. Moederschapsbescherming
Afdeling I. Arbeidsduur
Artikel 36 - In afwijking van artikel 9 en 10 mag het zwangere personeelslid niet meer dan acht uur per vierentwintig uur en niet meer dan achtendertig uur per week werken.
Artikel 37 - Het zwangere personeelslid mag niet verplicht worden arbeid te verrichten tussen 20u00 en 6u00 en dit:
1° gedurende een periode van acht weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling;
2° op voorlegging van een geneeskundig getuigschrift waarin de noodzaak daarvan in verband met de veiligheid of de gezondheid van het personeelslid of de gezondheid van het kind wordt bevestigd:
a) gedurende andere periodes tijdens de zwangerschap;
b) gedurende een periode van vier weken die onmiddellijk volgt op het einde van de postnatale rust.
In bovenstaande gevallen wordt het personeelslid overgeplaatst naar werk overdag. Wanneer overplaatsing naar werk overdag technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd, bekomt het personeelslid verlof wegens beroepsziekte. Gedurende de zes weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling wordt het verlof evenwel omgezet in zwangerschapsverlof.
Artikel 38 - Zodra de periode waarvoor één van die maatregelen van toepassing is verstreken is, moet het personeelslid onder dezelfde voorwaarden als tevoren worden tewerkgesteld.
Afdeling II. Risico voor moeder en/of kind
Artikel 39 - Wanneer werkzaamheden een specifiek risico inhouden van blootstelling aan agentia, procédés of arbeidsomstandigheden, evalueert de arbeidsgeneesheer de aard, de mate en de duur van deze blootstelling ten einde ieder risico voor de veiligheid of de gezondheid, alsmede iedere terugslag op de zwangerschap of de lactatie van het personeelslid alsmede de gezondheid van het kind te beoordelen en teneinde vast te stellen welke algemene maatregelen moeten worden genomen.
Artikel 40 - Wanneer er een risico is vastgesteld, gaat het bestuur, rekening houdend met het resultaat van de evaluatie, over tot een tijdelijke aanpassing van de arbeidsomstandigheden of van de risicogebonden werktijden van het personeelslid, zodat de blootstelling van het personeelslid aan dit risico wordt vermeden.
Wanneer een aanpassing van de arbeidsomstandigheden of van de risicogebonden werktijden technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijze niet kan worden verlangd, zorgt het bestuur ervoor dat het betrokken personeelslid andere in haar toestand toelaatbare arbeid kan verrichten.
Wanneer ook overplaatsing technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd, bekomt het personeelslid verlof wegens beroepsziekte. Gedurende de zes weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling wordt het verlof evenwel omgezet in zwangerschapsverlof.
Artikel 41 - Zodra de periode waarvoor de maatregelen van toepassing zijn verstreken is, wordt het personeelslid onder dezelfde voorwaarden als tevoren tewerkgesteld.
Afdeling III. Medisch onderzoek
Artikel 42 - Het personeelslid dat ander werk of dienstvrijstelling bekomen heeft wegens nachtarbeid of wegens specifieke risico's voor moeder en/of kind en dat bevallen is, moet uiterlijk acht dagen na het hervatten van het werk, een geneeskundig onderzoek ondergaan.
Naar aanleiding van dit geneeskundig onderzoek kan de arbeidsgeneesheer voorstellen dat de maatregelen verder worden toegepast, wanneer hij vaststelt dat er nog steeds een risico is voor de veiligheid of de gezondheid van het betrokken personeelslid.
Hoofdstuk III. Ongewenste omgangsvormen op het werk
Afdeling I. Beginselverklaring
Artikel 43 - Het bestuur erkent dat de personeelsleden van het bestuur het recht hebben met waardigheid behandeld te worden. Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk kunnen niet toegelaten of getolereerd worden. Op alle personeelsleden rust de verantwoordelijkheid om bij te dragen tot een arbeidsklimaat waarin de waardigheid van de personeelsleden wordt geëerbiedigd. De personeelsleden en de andere personen op de arbeidsplaats moeten afzien van elke vorm van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag tegenover de personeelsleden en de andere personen op de arbeidsplaats.
Afdeling II. Begripsbepalingen
Artikel 44 - Voor de toepassing van dit arbeidsreglement worden volgende begrippen gehanteerd in verband met het welzijn op het werk:
1° ongewenste omgangsvormen op het werk: elke vorm van geweld, pesterijen, ongewenst seksueel gedrag en discriminatie in verband met het werk;
2° geweld: elke feitelijkheid waarbij een personeelslid of een andere persoon psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk;
3° pesterijen: elk onrechtmatig en terugkerend gedrag, buiten of binnen de arbeidsplaats, dat zich inzonderheid kan uiten in gedragingen, woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren en eenzijdige geschriften en dat tot doel of gevolg heeft dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een personeelslid of een ander persoon bij de uitvoering van het werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd;
4° psychosociale belasting: elke belasting van psychosociale aard die haar oorsprong vindt in de uitvoering van het werk of die voorkomt naar aanleiding van de uitvoering van het werk en die schadelijke gevolgen heeft voor de lichamelijke of psychische gezondheid van de persoon;
5° ongewenst seksueel gedrag: elke vorm van verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag van seksuele aard waarvan degene die zich er schuldig aan maakt, weet of zou moeten weten dat het gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van vrouwen en mannen op het werk. Ongewenst seksueel gedrag op het werk wordt vermoed een vorm van discriminatie op grond van geslacht te zijn;
6° discriminatie: elke handelwijze die erin bestaat dat men zich discriminerend opstelt of een ander persoon opdracht geeft zich discriminerend op te stellen jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of één van hun leden op grond van één van de discriminatiegronden, wanneer dat verschil in behandeling niet objectief en redelijkerwijze wordt gerechtvaardigd. De beslissing in verband met de toepassing van een arbeidsvoorwaarde is objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd indien een persoonlijk kenmerk, vanwege de aard van een beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig is aan dat doel;
7° discriminatiegronden: het geslacht, een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap;
8° het ontbreken van redelijke aanpassingen voor de persoon met een handicap vormt een discriminatie. Als een redelijke aanpassing wordt beschouwd de aanpassing die geen onevenredige belasting betekent, of waarvan de belasting in voldoende mate gecompenseerd wordt door bestaande maatregelen;
9° directe discriminatie: een verschil in behandeling dat rechtstreeks gebaseerd is op het geslacht, een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap;
10° indirecte discriminatie: een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze die als dusdanig een schadelijke weerslag heeft vergelijkbaar met de weerslag van een directe discriminatie;
11° andere personen op de arbeidsplaats: iedere persoon die in contact treedt met personeelsleden bij de uitvoering van het werk, inzonderheid de raadsleden, de inwoners van de gemeente, de leveranciers, dienstverleners en gebruikers van het bestuur;
12° de preventieadviseur (veiligheid): de natuurlijke persoon die verbonden is aan de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en bevoegd is inzake veiligheidsaangelegenheden;
13° de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen): de natuurlijke persoon die verbonden is aan een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en bevoegd is inzake ongewenste omgangsvormen;
14° de vertrouwenspersoon: de persoon die de preventieadviseur bijstaat in verband met de ongewenste omgangsvormen op het werk;
15° het hoog overlegcomité: het comité bevoegd voor preventie en bescherming op het werk, samengesteld uit vertegenwoordigers van het bestuur, vakbondsafgevaardigden en preventieadviseurs.
Artikel 45 - § 1. Ongewenste discriminatie doet zich onder andere voor door expliciet of impliciet te verwijzen naar een discriminatiegrond in verband met:
1° de toegang tot het arbeidsproces, onder andere:
a) in de werkaanbiedingen of in de advertenties voor betrekkingen;
b) in de toegangsvoorwaarden;
c) bij de selectie en in de selectiecriteria; 2° de promotiekansen;
3° de arbeidsvoorwaarden, onder andere door voorwaarden, criteria of redenen van het ontslag of in die voorwaarden, criteria of redenen elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar een discriminatiegrond, leiden tot discriminatie;
4° de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid.
§ 2. De bepalingen inzake de bescherming van zwangerschap en moederschap vormen geen discriminatie, maar zijn een voorwaarde voor de verwezenlijking van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Artikel 46 - Pesterijen zijn een vorm van discriminatie wanneer er sprake is van ongewenst gedrag dat verband houdt met het geslacht, een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap en dit ongewenste gedrag tot doel of tot gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.
Afdeling III. Plichten van de personeelsleden
Artikel 47 - De diensthoofden hebben de plicht om in de diensten waarvoor zij verantwoordelijk zijn ongewenste omgangsvormen te voorkomen. Het diensthoofd moet een luisterend oor hebben en steun verlenen aan ieder personeelslid dat een klacht over geweld, pesterijen en seksuele intimidatie wil indienen. Het diensthoofd moet volledige en duidelijke informatie over de te volgen procedure verstrekken, geheimhouding betrachten in gevallen van ongewenste omgangsvormen en er voor zorgen dat personeelsleden niet het slachtoffer worden van represailles na oplossing van het in de klacht aan de orde gestelde probleem.
Artikel 48 - De preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) en de vertrouwenspersoon staan het bestuur, de dienstleiders en de personeelsleden bij voor de toepassing van de maatregelen in verband met ongewenste omgangsvormen op het werk.
De preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) en de vertrouwenspersoon plegen regelmatig overleg.
Zij zijn gehouden tot geheimhouding, behalve ten aanzien van de personen die zij in het kader van hun opdracht informatie moeten verstrekken.
Artikel 49 - De vertrouwenspersoon die de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) bijstaat is inzonderheid belast met de volgende taken:
1° hij neemt deel aan de uitwerking van de te volgen procedures in verband met ongewenste omgangsvormen op het werk;
2° hij geeft raad en biedt opvang, hulp en de vereiste bijstand aan de klagers van ongewenste omgangsvormen op het werk;
3° hij ontvangt de met redenen omklede klachten van de klagers van ongewenste omgangsvormen op het werk;
4° hij bezorgt de met redenen omklede klachten aan de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen).
Artikel 50 - De preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) is belast met de volgende taken: 1° hij neemt deel aan de uitwerking van de te volgen procedures in verband met ongewenste
omgangsvormen op het werk;
2° hij geeft raad en biedt opvang, hulp en de vereiste bijstand aan de klagers van ongewenste omgangsvormen op het werk;
3° hij ontvangt de met redenen omklede klachten van de klagers van ongewenste omgangsvormen op het werk;
4° hij werkt mee aan de risicoanalyse en de incidentenanalyse;
5° hij onderzoekt de met redenen omklede klachten en stelt aan het bestuur maatregelen voor om een einde te maken aan de ongewenste omgangsvormen op het werk;
6° hij onderneemt de nuttige stappen, bedoeld in artikel 61, zodat er een einde kan worden gesteld aan de ongewenste omgangsvormen op het werk;
7° hij brengt advies uit over de diensten of instellingen waarop het bestuur beroep kan doen in verband met de psychologische begeleiding van de klager;
8° hij stelt een individueel klachtendossier samen betreffende de feiten van de ongewenste omgangsvormen op het werk en houdt het bij;
9° hij stelt regelmatig een verslag op over de met redenen omklede klachten die betrekking hebben op de feiten van de ongewenste omgangsvormen op het werk die zich bij het bestuur hebben voorgedaan.
Het verslag, waarvan sprake in voorgaand lid, bevat enkel collectieve en anonieme gegevens. Dit verslag is bestemd voor het bestuur en wordt bijgehouden door de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Het wordt ter beschikking gehouden van de ambtenaar van de sociale inspectie die met het toezicht belast is.
Afdeling IV. Preventiemaatregelen
Artikel 51 - Met het oog op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen werden volgende maatregelen genomen in verband met de materiële inrichting van de arbeidsplaatsen:
1° elk bureel is zo geschikt dat het personeelslid in geval van nood kan vluchten; 2° een goede verlichting in alle lokalen, gangen, garages en op de parking;
3° provocerende affiches en posters worden geweerd; 4° gescheiden toiletten voor mannen en vrouwen.
Artikel 52 - Met het oog op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen werden volgende middelen ter beschikking van de personeelsleden gesteld om hulp te verkrijgen:
1° ruime en duidelijke bekendmaking bij de personeelsleden van de naam, het adres en het telefoonnummer van de vertrouwenspersoon en van de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen);
2° het ter beschikking stellen van een lokaal waar de klager op verhaal kan komen;
3° de mogelijkheid om tijdens het werk discreet contact op te nemen met de vertrouwenspersoon en/of de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen).
Artikel 53 - Met het oog op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen werden volgende maatregelen genomen in verband met de verplichtingen van de hiërarchische lijn in het bestuur inzake ongewenste omgangsvormen op het werk:
1° bespreking en rapportering over dit onderwerp is in de hele organisatie voorzien;
2° er wordt aan alle personeelsleden gecommuniceerd dat iedereen verantwoordelijk is voor het voorkomen en desgevallend beëindigen van het pestgedrag binnen zijn dienst of afdeling aan alle werknemers;
3° er wordt voorzien in een vorm van periodieke thematische communicatie rond dit onderwerp via folders, vorming, dienstnota’s, werkoverleg,…;
4° in de opleiding van de hiërarchische lijn wordt dit onderwerp geïntroduceerd: hoe (re)ageren als men over feiten op de hoogte gebracht wordt; opmerken van alarmsignalen;
5° zo nodig afspraken maken rond gedragsnormen tussen personen; 6° kledij aanpassen conform de organisatienorm en context;
7° nultolerantie rond ongewenste omgangsvormen.
Artikel 54 - Met het oog op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen wordt de voorlichting en de opleiding van de personeelsleden verzekerd via:
1° een brochure;
2° infosessies.
Artikel 55 - Met het oog op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen werden volgende maatregelen genomen in verband met de voorlichting van het hoog overlegcomité:
1° het concretiseren van al deze maatregelen en de opname in het arbeidsreglement gebeurt na voorafgaand akkoord van de werknemersvertegenwoordiging;
2° de werknemersvertegenwoordiging krijgt ook jaarlijks een verslag met collectieve en anonieme gegevens van de met redenen omklede klachten die werden ingediend.
Afdeling V. Klachtenprocedure
Artikel 56 - De arbeidsgeneesheer die bij gelegenheid van om het even welk medisch onderzoek betreffende het gezondheidstoezicht op de personeelsleden vaststelt dat de gezondheidstoestand van een personeelslid aangetast is ingevolge ongewenste omgangsvormen op het werk:
1° informeert de klagers over de mogelijkheid zich te wenden tot de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) of de vertrouwenspersoon;
2° kan de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) zelf informeren, indien hij oordeelt dat de klager niet in staat is zich tot deze adviseur te wenden en dit onder voorbehoud van het akkoord van de klager.
Artikel 57 - Elk personeelslid heeft het recht een situatie in verband met geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag te signaleren aan een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon neemt contact op met het vermeende slachtoffer. Het vermeende slachtoffer beslist zelf of er al dan niet een procedure wordt gestart.
Artikel 58 - § 1. Het personeelslid dat meent het slachtoffer te zijn van ongewenste omgangsvormen op het werk wendt zich tot de vertrouwenspersoon, behalve indien hij verkiest zich rechtstreeks te richten tot de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen). In voorkomend geval vervult de preventieadviseur de taken die dit artikel aan de vertrouwenspersoon opdraagt.
§ 2. De vertrouwenspersoon hoort de klager en bemiddelt op zijn verzoek met de aangeklaagde van de ongewenste omgangsvormen op het werk.
Indien de bemiddeling tot geen resultaat leidt of onmogelijk blijkt, neemt de vertrouwenspersoon, op uitdrukkelijk verzoek van de klager, de met redenen omklede klacht in ontvangst, die hij onmiddellijk doorzendt aan de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen).
Artikel 59 - De met redenen omklede klacht wordt opgenomen in een document dat wordt gedateerd en waarin de verklaringen van de klager en de getuigen worden opgenomen en in voorkomend geval het resultaat van de bemiddeling.
De klager en de getuige ontvangen een afschrift van hun verklaring.
Artikel 60 - De vertrouwenspersoon en/of de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) verzekeren de eerste hulp en eerste ondersteuning van de klager.
Zo nodig verwijzen zij de klager door naar het centrum voor geestelijke gezondheidszorg of het centrum voor slachtofferhulp voor verdere begeleiding.
Artikel 61 - Van zodra een met redenen omklede klacht is ingediend, brengt de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) het bestuur hiervan op de hoogte door het bestuur een afschrift van het document te bezorgen. Daarnaast nodigt hij het bestuur uit om passende maatregelen te nemen.
De preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen) onderzoekt volledig onpartijdig de met redenen omklede klacht en doet aan het bestuur een voorstel betreffende de toe te passen maatregelen.
Het bestuur treft de passende maatregelen om een einde te stellen aan de feiten van de ongewenste omgangsvormen op het werk.
Indien de feiten van de ongewenste omgangsvormen op het werk doorgaan na de inwerkingtreding van de maatregelen of indien het bestuur nalaat de nodige maatregelen te treffen, wendt de preventieadviseur zich, in overleg met de klager, tot de ambtenaren van de medische inspectie.
Artikel 62 - De klager heeft het recht om zich rechtstreeks te richten tot de ambtenaar van de medische inspectie of om een gerechtelijke procedure in te stellen.
Afdeling VI. Register betreffende de ongewenste omgangsvormen op het werk
Artikel 63 - De vertrouwenspersoon is ertoe gehouden de verklaring te noteren van elk personeelslid dat meent het slachtoffer te zijn van feiten in verband met ongewenste omgangsvormen op het werk wanneer de aangeklaagde van die feiten een andere persoon op de arbeidsplaats is.
De vertrouwenspersoon waakt erover dat de verklaringen van het personeelslid meegedeeld worden aan de preventieadviseur (ongewenste omgangsvormen).
Het bestuur bewaart de verklaring in verband met ongewenste omgangsvormen op het werk gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf de dag dat de klager deze verklaring heeft afgelegd.
Artikel 64 - Die verklaring in verband met de ongewenste omgangsvormen, waarbij de aangeklaagde een andere persoon op de werkplaats is, wordt opgenomen in het register betreffende de ongewenste omgangsvormen op het werk.
Alleen de raad, de OCMW-secretaris, de preventieadviseur, de vertrouwenspersoon en de bevoegde ambtenaar van de medische inspectie hebben toegang tot het register betreffende de ongewenste omgangsvormen op het werk en dit voor zover zij niet zelf aangewezen zijn als (mede-) aangeklaagde van de feiten.
Het register over feiten van geweld wordt ter beschikking gehouden van de ambtenaar van de medische inspectie die met het toezicht belast is.
Artikel 65 - Onverminderd de risicoanalyse waartoe de preventieadviseurs verplicht zijn, voert het bestuur een incidentenanalyse uit voor alle feiten in verband met ongewenste omgangsvormen op het werk waarvan een personeelslid het slachtoffer is geweest en die het voorwerp zijn van een met redenen omklede klacht of die werden ingeschreven in het register betreffende de ongewenste omgangsvormen op het werk.
Deze analyse moet toelaten de doeltreffendheid van de preventiemaatregelen te evalueren.
Afdeling VII. Verbod op discriminatie
Artikel 66 - Elke vorm van directe of indirecte discriminatie is verboden. Meer bepaald is elke vorm van discriminatie verboden op volgende terreinen:
1° het leveren of het ter beschikking stellen van goederen en diensten aan het publiek;
2° de voorwaarden voor toegang tot de statutaire of de contractuele functies, tot het vrijwilligerswerk, en dat bijvoorbeeld op het vlak van de selectie- en aanstellingscriteria, de bevorderingskansen,…;
3° de benoeming of de bevordering van een ambtenaar of de aanwijzing van een ambtenaar voor een dienst;
4° de werkgelegenheid, de arbeidsvoorwaarden, het ontslag en de bezoldiging; 5° de vermelding in een officieel stuk of in een proces-verbaal;
6° het verspreiden, het publiceren of het openbaar maken van een tekst, een bericht, een teken of enig andere drager van discriminerende uitlatingen;
7° de economische, sociale, culturele of politieke activiteit die toegankelijk is voor het publiek.
Artikel 67 - Elk personeelslid dat zich het slachtoffer acht van één of andere vorm van discriminatie door het bestuur op grond van één van de discriminatiegronden kan zich tot de arbeidsrechtbank wenden.
Wanneer het slachtoffer van de discriminatie voor de arbeidsrechtbank feiten, zoals statistische gegevens of praktijktests, aanvoert die het bestaan van een directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast dat er geen discriminatie is, ten laste van het bestuur.
Het bewijs van discriminatie op grond één van de discriminatiegronden kan worden geleverd met behulp van een praktijktest die kan worden uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder.
Artikel 68 - Het personeelslid kan bij de arbeidsrechtbank een procedure instellen ten einde een discriminatie op grond van geslacht te doen eindigen.
Wanneer het personeelslid voor de rechtbank feiten aanvoert die het bestaan van een directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast dat er geen schending van het beginsel van gelijke behandeling is, ten laste van het bestuur.
Hoofdstuk IV. Eerste hulp bij ongevallen
Artikel 69 - § 1. Voor een ongeval op het werk is er een verbandkist ter beschikking op de plaatsen vermeld in artikel V.2 (technische bijlage).
§ 2. De eerste hulp wordt verstrekt door opgeleide EHBO’ers in de verschillende arbeidsplaatsen, zoals opgelijst in artikel V.2 (technische bijlage).
Hoofdstuk V. Hulpverlenende instanties en nuttige informatie
Artikel 70 - Alle informatie betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en de contactgegevens van de preventieadviseur zijn vermeld in artikel V.3 (technische bijlage).
Artikel 71 - Alle informatie betreffende de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk is te vinden in artikel V.4 (technische bijlage).
Artikel 72 - De leden van het bijzonder onderhandelingscomité worden vermeld in artikel V.5 (technische bijlage).
Artikel 73 - De leden van het hoog overlegcomité worden vermeld in artikel V.6 (technische bijlage).
Artikel 74 - De inspecties die behoren tot de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden vermeld in artikel V.7 (technische bijlage).
Artikel 75 – Het sociaal secretariaat dat de lonen van de personeelsleden berekent en voorbereidt wordt vermeld in artikel V.8 (technische bijlage).
Arbeidsongevallen zijn verzekerd. Daartoe heeft het bestuur een verzekeringspolis afgesloten met de verzekeraar vermeld in artikel V.9 (technische bijlage).
Andere nuttige informatie is verder te vinden in artikel V.10 (technische bijlage).
TITEL VI. BEËINDIGING VAN DE RECHTSVERHOUDING
Artikel 76 - De ontslagprocedure en opzeggingstermijnen worden respectievelijk bepaald in de rechtspositieregeling van de gemeente Ingelmunster, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2008 voor de vastbenoemde personeelsleden en in bijlage III voor de contractuele personeelsleden.
Artikel 77 - Zonder afbreuk te doen aan het soevereine beslissingsrecht van de rechter, worden voor het contractueel personeel volgende tekortkomingen beschouwd als een dringende reden, met onmiddellijk ontslag zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding voor gevolg:
1° de weigering het opgedragen werk uit te voeren wanneer dit werk past in de functieomschrijving van het personeelslid;
2° het zich niet onderwerpen aan het medisch onderzoek uitgevoerd door de controlegeneesheer of door de arbeidsgeneesheer;
3° opzettelijk of herhaaldelijk overtreden van elementaire veiligheidsvoorschriften;
4° alcoholintoxicatie, dronkenschap, druggebruik of het verhandelen van drugs in de gebouwen of op de terreinen eigendom van of in gebruik door het bestuur;
5° elke vorm van verbaal en non-verbaal geweld op het werk of naar aanleiding van het werk ten aanzien van meerderen, collega's, ondergeschikten en bezoekers;
6° elke vorm van ongewenst seksueel gedrag op het werk of naar aanleiding van het werk; 7° elke vorm van pesten op het werk of naar aanleiding van het werk;
8° elke vorm van ernstig wangedrag op de werkplaats ter attentie van collega’s, toezichthoudend personeel of klanten;
9° het misbruiken of doorgeven van paswoorden en identificatiecodes;
10° het voorleggen van valse attesten en/of getuigschriften bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst of tijdens de loopbaan;
11° valse rapporten opstellen (onkostennota’s en tijdsrapporteringen inbegrepen); 12° diefstal;
13° het opzettelijke schade toebrengen aan materiaal of materieel; 14° de schending van het beroepsgeheim;
15° het uitoefenen van een beroepsactiviteit zonder daartoe de nodige machtiging bekomen te hebben;
16° het deelnemen aan of voordeel halen uit onethische of illegale activiteiten; 17° elke handeling die de waardigheid van het ambt in het gedrang kan brengen;
18° de dienst niet hervatten na een geoorloofde afwezigheid en vervolgens tenminste tien werkdagen afwezig blijven;
19° de arbeidsplaats verlaten en meer dan tien werkdagen afwezig blijven;
20° zich in een toestand bevinden waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten het ontslag tot gevolg heeft.
Deze opsomming is niet limitatief en houdt niet in dat, zonder afbreuk te doen aan het soevereine beslissingsrecht van de rechter, geen andere tekortkomingen kunnen worden ingeroepen voor ontslag om dringende redenen.
Artikel 78 - Voor de vast aangestelde statutaire personeelsleden geven de tekortkomingen vermeld in artikel 77 aanleiding tot het opstarten van een tuchtprocedure, overeenkomstig artikel 117 tot en met 143 van het OCMW-decreet.
TITEL VII. INWERKINGTREDINGSBEPALING
Artikel 79 - Dit arbeidsreglement treedt in werking op 1 mei 2010 en werd aangepast bij besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 mei 2013, 26 november 2013 en 25 maart 2014.
BIJLAGE I. ORDEMAATREGELEN
Afdeling I. Algemeen
Artikel I.1 - Om de goede werking van de diensten te bevorderen of te herstellen kan de raad, in overleg met de betrokken personeelsleden, ordemaatregelen nemen, met name volgende organisatorische maatregelen:
1° de overplaatsing of mutatie;
2° het verbod tot het zoeken van contact met personeel van het bestuur in de lokalen van het bestuur;
3° het ontnemen van de leiding over een dienst;
4° onder het rechtstreeks gezag van een hoog (hoger) geplaatste brengen; 5° het schrappen van bepaalde opdrachten uit de functiebeschrijving;
6° het ontheffen van een bijkomende functie; 7° de intrekking van de detachering;
8° het ontnemen van het hogere ambt, dat extra toelagen en extra verantwoordelijkheid met zich brengt.
Afdeling II. Organisatorische maatregelen
Artikel I.2 - Het bestuur heeft het recht en de plicht de dienstverlening zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren volgens de opties die verwoord zijn in het algemeen beleidsprogramma dat de OCMW-secretaris aan de raad heeft voorgelegd. Dit recht impliceert dat, in overleg met de betrokken personeelsleden, de functies van het personeelslid kunnen aangepast worden aan de gewijzigde noodzakelijkheden en dat personeelsleden andere gelijkwaardige functies en taken dienen op te nemen of aan andere diensten worden toegevoegd, dan deze waartoe zij voordien behoorden. In voorkomend geval heeft het personeelslid recht op de nodige vorming en opleiding.
Artikel I.3 - Wanneer de organisatorische maatregel een reorganisatie inhoudt, waardoor taken en bevoegdheden opnieuw verdeeld worden, dan ontvangt het personeelslid schriftelijk een voorstel van reorganisatie, waarbij de wijzigingen die betrekking hebben op het personeelslid geëxpliciteerd worden. Aan het personeelslid wordt in dat geschrift meegedeeld bij wie het verdere informatie kan bekomen over deze aangelegenheid.
Artikel I.4 - Het personeelslid wordt in hetzelfde geschrift uitgenodigd om gehoord te worden door de raad. De termijn tussen het ogenblik van de ontvangst van de uitnodiging en het ogenblik van de bespreking bedraagt minstens vier werkdagen.
Artikel I.5 - De bespreking bestaat uit twee onderdelen.
Tijdens het eerste onderdeel controleert de raad of het personeelslid de reorganisatie en de implicaties daarvan voor hemzelf begrepen heeft. Zonodig wordt bijkomende informatie verstrekt.
Tijdens het tweede onderdeel kan het personeelslid bedenkingen formuleren in verband met de voorgenomen organisatie.
Desgewenst kan het personeelslid zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze.
Artikel I.6 - De raad neemt de beslissing in verband met de voorgenomen reorganisatie ongeacht of het personeelslid ingegaan is op de uitnodiging. Waar de beslissing indruist tegen de bezwaren van het personeelslid, wordt deze beslissing gemotiveerd.
BIJLAGE II. UURROOSTERS
Afdeling I. Dienst administratie (exclusief cel extramurale diensten en cel onderhoud), sociale dienst, de Cirkel (exclusief onderhoudspersoneel) en de Ermitage (exclusief onderhoudspersoneel)
Artikel II.1 - Een systeem van glijdende werktijden is van toepassing. Glijdende werktijden of glijtijden zijn facultatieve arbeidstijden. Door glijdende werkuren ligt het gepresteerde aantal uren per dag niet meer vast, doch kan dit door het personeelslid vrij gekozen worden.
Het reglement inzake variabele arbeidstijd is van toepassing (zie bijlage II, afdeling III).
Afdeling II. Dienst administratie: cel extramurale diensten
Artikel II.2 - Een systeem van variabele werktijden is van toepassing voor de cel extramurale diensten. Door variabele werktijden staat het totaal aantal uren per dag wel vast, maar de begin- en einduren worden pas vastgelegd na toestemming van de dienstverantwoordelijke en akkoord van de klant.
Voor de dienst gezinszorg:
Er wordt in pakketten van ten minste 2,00 uren gewerkt.
De personeelsleden (verzorgenden) hebben een variabel uurrooster afhankelijk van de vraag van de klanten. De planning voor de verzorgenden met het uurrooster voor de volgende werkweek wordt opgemaakt door de verantwoordelijke gezinszorg en ten laatste de vrijdag vóór aanvang van de werkweek meegedeeld aan de verzorgende.
Mogelijke uren per week: 19 uren; 28,50 uren; 30,40 uren of 38 uren.
Voor de dienst maaltijden aan huis:
Er wordt in pakketten van 3,80 uren gewerkt.
Volgend uurrooster is van toepassing voor de dienst maaltijden aan huis:
Maaltijden | 19 uren week |
Maandag | 3,80 uren |
Dinsdag | 3,80 uren |
Woensdag | 3,80 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | 3,80 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Voor de Poetsdienst:
Er wordt in pakketten van 3,80 uren gewerkt. Volgende uurroosters zijn van toepassing:
Poetsdienst 1 | 19 uren week |
Maandag | 3,80 uren |
Dinsdag | 3,80 uren |
Woensdag | 3,80 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | 3,80 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 2 | 38 uren week |
Maandag | 7,60 uren |
Dinsdag | 7,60 uren |
Woensdag | 7,60 uren |
Donderdag | 7,60 uren |
Vrijdag | 7,60 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 2a | 30,40 uren week |
Maandag | 7,60 uren |
Dinsdag | 7,60 uren |
Woensdag | 7,60 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | 3,80 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 2b | 30,40 uren week |
Maandag | 7,60 uren |
Dinsdag | 3,80 uren |
Woensdag | 7,60 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | 7,60 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 3a | 28,50 uren week 1 | 28,50 uren week 2 |
Maandag | 3,80 uren | 7,60 uren |
Dinsdag | 7,60 uren | 7,60 uren |
Woensdag | 3,80 uren | 3,80 uren |
Donderdag | 7,60 uren | 7,60 uren |
Vrijdag | 3,80 uren | 3,80 uren |
Zaterdag | ||
Zondag |
Het gemiddeld aantal uren over week 1 en 2 bedraagt hier 28,50 uren.
Poetsdienst 3b | 28,50 uren week 1 | 28,50 uren week 2 |
Maandag | 3,80 uren | 7,60 uren |
Dinsdag | 7,60 uren | 7,60 uren |
Woensdag | 3,80 uren | 3,80 uren |
Donderdag | 7,60 uren | 7,60 uren |
Vrijdag | 3,80 uren | 3,80 uren |
Zaterdag | ||
Zondag |
Het gemiddeld aantal uren over week 1 en 2 bedraagt hier 28,50 uren.
Poetsdienst 4 | 26,50 uren week |
Maandag | 3,80 uren |
Dinsdag | 7,60 uren |
Woensdag | 3,80 uren |
Donderdag | 7,50 uren |
Vrijdag | 3,80 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 5 | 15,20 uren week |
Maandag | 3,80 uren |
Dinsdag | 3,80 uren |
Woensdag | 3,80 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | |
Zaterdag | |
Zondag |
Poetsdienst 6 | 11,40 uren week |
Maandag | |
Dinsdag | |
Woensdag | 3,80 uren |
Donderdag | 3,80 uren |
Vrijdag | 3,80 uren |
Zaterdag | |
Zondag |
Artikel II.3 - Voor het onderhoudspersoneel zijn volgende roosters van toepassing:
Sociaal Huis 19 uren | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 5u15 tot 09u00 | |
Dinsdag | van 5u15 tot 09u00 | |
Woensdag | van 5u15 tot 09u00 | |
Donderdag | van 5u15 tot 09u00 | |
Vrijdag | van 5u00 tot 09u00 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
De Ermitage 20 uren | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 8u00 tot 12u00 | |
Dinsdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Woensdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Donderdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Vrijdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
De Cirkel 19 uren | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 8u00 tot 11u45 | |
Dinsdag | van 8u00 tot 11u45 | |
Woensdag | van 8u00 tot 11u45 | |
Donderdag | van 8u00 tot 11u45 | |
Vrijdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Dinsdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 15u00 |
Woensdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Donderdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Vrijdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 15u00 |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Dinsdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 13u30 |
Woensdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 14u30 |
Donderdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 14u30 |
Vrijdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 13u30 |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Dinsdag | ||
Woensdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 14u30 |
Donderdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 14u30 |
Vrijdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 14u30 |
Zaterdag | van 6u00 tot 9u00 | |
Zondag | van 6u00 tot 9u00 |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Dinsdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 14u00 |
Woensdag | ||
Donderdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 13u00 |
Vrijdag | van 6u00 tot 10u00 | van 10u30 tot 12u00 |
Zaterdag | van 6u00 tot 9u00 | |
Zondag | van 6u00 tot 9u00 |
Jeugdcentrum | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u00 tot 11u00 | |
Dinsdag | van 7u00 tot 11u00 | |
Woensdag | van 7u00 tot 11u00 | |
Donderdag | van 12u30 tot 16u15 | |
Vrijdag | van 7u00 tot 10u15 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Gemeenteschool 1 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 8u00 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u30 |
Dinsdag | van 8u00 tot 12u00 | van 12u30 tot 15u30 |
Woensdag | van 8u30 tot 11u30 | van 13u30 tot 17u30 |
Donderdag | van 8u00 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u30 |
Vrijdag | van 8u00 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u30 |
Zaterdag | ||
Zondag |
Gemeenteschool 2 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 8u30 tot 11u30 | |
Dinsdag | van 8u30 tot 11u30 | van 13u00 tot 17u00 |
Woensdag | van 8u30 tot 11u30 | |
Donderdag | van 8u30 tot 11u30 | |
Vrijdag | van 8u30 tot 11u30 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 6u15 tot 9u45 | |
Dinsdag | van 6u15 tot 9u45 | |
Woensdag | van 6u15 tot 9u45 | |
Donderdag | van 6u15 tot 9u45 | |
Vrijdag | van 6u15 tot 8u15 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 12u00 tot 16u00 | |
Dinsdag | van 12u00 tot 16u00 | |
Woensdag | van 8u00 tot 11u00 | |
Donderdag | van 12u00 tot 16u00 | |
Vrijdag | van 12u00 tot 16u00 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 7u30 tot 12u00 | |
Dinsdag | van 7u30 tot 12u00 | van 12u30 tot 16u00 |
Woensdag | van 8u00 tot 12u00 | van 13u00 tot 17u00 |
Donderdag | van 7u30 tot 12u00 | van 13u00 tot 16u00 |
Vrijdag | van 7u30 tot 11u30 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Het rooster ‘gemeentehuis 3’ omvat ook activiteiten in de muziekacademie, de tekenacademie en het brandweerarsenaal.
Bibliotheek | Voormiddag | Namiddag |
Maandag | van 8u00 tot 12u00 | |
Dinsdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Woensdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Donderdag | van 8u00 tot 12u00 | |
Vrijdag | van 8u00 tot 11u00 | |
Zaterdag | ||
Zondag |
Het aantal uren toegekende zomerdienst aan de cel uitvoering van de dienst openbare werken en patrimonium van de gemeente wordt na 30 september ook toegekend aan het onderhoudspersoneel. Deze uren worden in hun geval toegevoegd aan hun verlofsaldo, pro rata hun tewerkstellingsbreuk.
Afdeling III. Reglement variabele arbeidstijd
Artikel II.4 - Het beginsel van de achtendertig uren werkweek wordt behouden. Dit is gemiddeld 7,6 uur per dag. Gespreid over vier maanden moet een gemiddelde van achtendertig uur per week bereikt worden.
De variabele arbeidstijd wordt bijgehouden aan de hand van tijdschrijven.
Artikel II.5 - De arbeidsdag bestaat enkel uit glijtijden. Dit wil zeggen dat het personeel vrij is zijn uur van aankomst en vertrek te kiezen.
Dagschema:
Glijtijd | |
Maandag | van 7u30 tot 18u30 |
Dinsdag | van 7u30 tot 18u30 |
Woensdag | van 7u30 tot 18u30 |
Donderdag | van 7u30 tot 18u30 |
Vrijdag | van 7u30 tot 18u30 |
Zaterdag | |
Zondag |
De arbeidsdag mag de elf uur niet overschrijden. Extra uren die de elf uur per dag overschrijden, worden niet verrekend. Elke volledige werkdag dient een rustpauze van minstens een half uur te omvatten. Indien bij een volledige werkdag geen rustpauze van minstens een half uur wordt genomen, wordt toch een half uur van het dagtotaal afgetrokken.
Artikel II.6 - De referentieperiode bedraagt vier maanden, zodat de theoretische prestatie gelijk is aan het aantal arbeidsdagen in die periode maal 7,6.
Het overschot aan extra uren op het einde van de referentieperiode mag niet meer bedragen dan achtendertig uur ten opzichte van de theoretische prestaties.
Het tekort aan extra uren op het einde van de referentieperiode mag niet meer bedragen dan 3,8 uur ten opzichte van de theoretische prestaties.
Dit betekent dat het overschot of tekort aan extra uren dat groter is dan de opgegeven grenzen tijdens de lopende referentieperiode gecompenseerd moet worden. Is het overschot groter, dan wordt dit niet verrekend. Is het tekort groter, dan is dat een overtreding die aanleiding kan geven tot het nemen van de maatregelen voorzien in artikel 4 of bijlage III van dit arbeidsreglement.
Stelselmatige overtredingen geven aanleiding tot het nemen van de maatregelen voorzien in artikel 4 of bijlage III van dit arbeidsreglement.
Artikel II.7 - De recuperatie van het overschot aan extra uren kan gebeuren tijdens de glijtijden. Per dag wordt op deze manier 7,6 uur verrekend en per voor- of namiddag telkens 3,8 uur.
Artikel II.8 - Vastgestelde onregelmatigheden worden gesanctioneerd.
Afdeling IV. Servicetijd
Artikel II.9 - Wat betreft de servicetijd geldt volgend dagschema:
Servicetijd | |
Maandag | van 9u00 tot 12u00 en van 13u30 tot 17u00 |
Dinsdag | van 9u00 tot 12u00 en van 13u30 tot 17u00 |
Woensdag | van 9u00 tot 12u00 en van 13u30 tot 17u00 |
Donderdag | van 9u00 tot 12u00 en van 13u30 tot 17u00 |
Vrijdag | van 9u00 tot 12u00 en van 13u30 tot 16u00 |
Zaterdag | |
Zondag |
BIJLAGE III. BEËINDIGEN VAN DE RECHTSVERHOUDING VOOR CONTRACTUEEL PERSONEEL
Afdeling I. Algemene bepalingen
Artikel III.1 - Het dienstverband van een personeelslid neemt een einde door: 1° door het verstrijken van de termijn van het contract voor bepaalde duur; 2° door het verwezenlijken van het werk bij een contract voor bepaald werk; 3° door het wegvallen van de reden van de vervangingsovereenkomst;
4° door onderling akkoord tussen personeelslid en bestuur; 5° door ontslag wegens dringende redenen;
6° door overmacht;
7° door pensionering;
8° door overlijden.
Artikel III.2 - § 1. De laatste werkdag of zo spoedig mogelijk overhandigt het bestuur volgende documenten aan het personeelslid dat uit dienst treedt:
1° een vakantieattest per jaar waarvoor het personeelslid nog recht heeft op vakantiegeld bij uitdiensttreding;
2° een tewerkstellingsattest;
3° het werkloosheidsattest; 4° de individuele rekening.
§ 2. Elk vakantieattest vermeldt:
1° de periode gedurende welke het personeelslid bij het bestuur in dienst was en eventueel de gelijkgestelde periode;
2° het bruto bedrag van het verschuldigd vakantiegeld;
3° het percentage dat voor de berekening van dit vakantiegeld in aanmerking werd genomen. Artikel III.3 - Het bestuur betaalt de laatste vergoedingen als volgt:
1° het loon van de laatst gewerkte maand: ten laatste de vierde werkdag van de volgende maand; 2° het verschuldigde vakantiegeld: binnen de maand na de datum uitdienst;
3° de eindejaarstoelage: binnen de maand na de datum uitdienst.
Afdeling II. Bijzondere arbeidsovereenkomsten
Onderafdeling I. Automatisch einde van het contract
Artikel III.4 - Wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde duur, dan eindigt de arbeidsovereenkomst, zonder dat een opzeg vereist is, door het verstrijken van de termijn.
Artikel III.5 - Wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een bepaald werk, dan eindigt de arbeidsovereenkomst, zonder dat een opzeg vereist is, door de voltooiing van het werk. Het werk is evenwel pas voltooid wanneer het bestuur het werk als dusdanig aanvaard heeft.
Artikel III.6 - Wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de vervanging van een titularis, dan eindigt de arbeidsovereenkomst, zonder dat een opzeg vereist is, op het ogenblik waarop de reden van de vervanging ophoudt te bestaan.
Onderafdeling II. Voortijdig einde van de arbeidsovereenkomst
Artikel III.7 - De onder deze afdeling genoemde arbeidsovereenkomsten kunnen niet voortijdig beëindigd worden, behoudens in geval van onderling akkoord.
De partij die een hier bedoelde arbeidsovereenkomst zonder onderling akkoord beëindigt is ertoe gehouden de andere partij een opzegvergoeding te betalen gelijk aan het loon voor de resterende termijn van de overeenkomst of - indien deze vergoeding lager ligt - het loon voor een termijn gelijk aan het dubbel van de opzegtermijn die zou gelden indien het om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur zou gaan.
Artikel III.8 - Het personeelslid dat tewerkgesteld is op grond van een werkgelegenheidsmaatregel heeft het recht de arbeidsovereenkomst te beëindigen mits aan het bestuur een opzegbrief te overhandigen. Die brief heeft onmiddellijk effect zonder dat een termijn of een vergoeding dient in acht genomen te worden.
Artikel III.9 - Het bestuur mag de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding beëindigen indien de bediende gedurende een ononderbroken periode van minstens zeven dagen in ziekteverlof is tijdens de uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van minder dan drie maanden of voor een duidelijk omschreven werk waarvan de uitvoering normaal een tewerkstelling van minder dan drie maanden vergt.
Artikel III.10 - Het bestuur mag de arbeidsovereenkomst ten allen tijde beëindigen, indien de bediende tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van ten minste drie maanden of voor een duidelijk omschreven werk waarvan de uitvoering normaal een tewerkstelling van ten minste drie maanden vergt, gedurende ten minste zes maanden in ziekteverlof is, mits het betalen van een vergoeding.
Deze vergoeding is gelijk aan het loon dat nog moest worden uitbetaald tijdens de overeengekomen tijd of tijdens de termijn die nog nodig is voor de verwezenlijking van het werk waarvoor de bediende werd aangeworven met een maximum van drie maanden loon en onder aftrek van hetgeen betaald werd sedert het begin van de arbeidsongeschiktheid.
Afdeling III. Beëindiging door onderling akkoord
Artikel III.11 - Het personeelslid en het bestuur kunnen in onderling akkoord een einde maken aan de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst en dat ongeacht de duur van de overeenkomst. Zij komen daarbij overeen op welk ogenblik de overeenkomst een einde neemt.
Afdeling IV. Beëindiging wegens dringende redenen
Artikel III.12 - Zowel het personeelslid als het bestuur kunnen wegens dringende redenen een einde maken aan de arbeidsovereenkomst. De dringende reden wordt aan het oordeel van de rechter overgelaten.
Indien deze de dringende reden niet aanvaardt, is de partij die de arbeidsovereenkomst beëindigd heeft een schadevergoeding verschuldigd aan de andere partij.
Artikel III.13 - Onder dringende reden wordt de ernstige tekortkoming verstaan die elke professionele samenwerking tussen het personeelslid en het bestuur onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
Artikel III.14 - De voorvallen en situaties vermeld in artikel 77 worden door het bestuur als reden tot dringend ontslag gezien.
Artikel III.15 - De partij, die de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen wegens dringende redenen, is ertoe gehouden volgende verplichtingen na te komen:
1° het ontslag om een dringende reden moet gegeven worden vooraleer het feit, waarop het gebaseerd is, drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept;
2° dringende redenen, waarop het ontslag gebaseerd is, moet binnen drie werkdagen na het ontslag hetzij bij een per post aangetekende brief, hetzij bij gerechtsdeurwaarderexploot ter kennis gebracht worden aan de andere partij. Indien het ontslag uitgaat van het personeelslid, mag de kennisgeving ook gebeuren door afgifte van een geschrift aan het bestuur met ontvangstbewijs.
De partij die een dringende reden inroept, dient daarvan voor de rechter het bewijs te leveren en te bewijzen dat de termijnen, die in dit artikel genoemd werden, gerespecteerd werden.
Afdeling V. Ontslag gegeven door het personeelslid
Artikel III.16 - Het personeelslid kan vrijwillig een einde maken aan de benoeming op proef of aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Het dient daartoe een opzeg te geven.
Artikel III.17 - Deze opzeg wordt gegeven door afgifte van een geschrift aan het bestuur met ontvangstbewijs of bij een per post aangetekende brief. Het geschrift wordt geacht ontvangen te zijn op de datum van de ontvangst ervan. De aangetekende brief wordt geacht ontvangen te zijn op de derde kalenderdag na de datum van verzending. De zondag wordt niet meegerekend in deze termijn.
Artikel III.18 - De opzegtermijn gaat in de maandag volgend op de datum van de ontvangst van de opzeg indien de opzeg gegeven werd door:
1° het contractuele personeelslid, dat onder de regeling van de arbeiders valt;
2° het contractuele personeelslid, dat onder de regeling van de bedienden valt, en dit tijdens de proefperiode;
3° het contractueel personeelslid dat tewerkgesteld is op grond van een werkgelegenheidsmaatregel.
Artikel III.19 - De opzegtermijn gaat in de eerste van de maand volgend op de datum van de ontvangst van de opzeg indien de opzeg gegeven werd door het contractuele personeelslid dat onder de regeling van de bedienden valt, en dit buiten de proefperiode.
Artikel III.20 - De in acht te nemen opzegtermijn wordt vastgesteld conform de wettelijke bepalingen.
Artikel III.21 - Het personeelslid heeft recht op sollicitatieverlof. Dit verlof is gelijk aan een halve dag per week, indien het personeelslid een opzegtermijn van maximum zeven dagen moet respecteren, en een hele dag per week, indien het personeelslid een langere opzegtermijn moet respecteren.
Afdeling VI. Ontslag gegeven door het bestuur
Onderafdeling I. Algemene bepalingen
Artikel III.22 - Het bevoegde orgaan kan een einde maken aan de benoeming op proef of aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Het dient daartoe een opzeg te geven.
Artikel III.23 - Deze opzeg wordt gegeven bij een per post aangetekende brief of bij gerechtsdeurwaarderexploot. Het exploot wordt geacht ontvangen te zijn op de datum van de ontvangst ervan. De aangetekende brief wordt geacht ontvangen te zijn op de derde kalenderdag na de datum van verzending. De zondag wordt niet meegerekend in deze termijn.
Artikel III.24 - De opzegtermijn gaat in de maandag volgend op de datum van de ontvangst van de opzeg indien de opzeg gegeven werd aan:
1° het contractuele personeelslid, dat onder de regeling van de arbeiders valt;
2° het contractuele personeelslid, dat onder de regeling van de bedienden valt, en dit tijdens de proefperiode.
Artikel III.25 - De opzegtermijn gaat in de eerste van de maand volgend op de datum van de ontvangst van de opzeg indien de opzeg gegeven werd aan het contractuele personeelslid dat onder de regeling van de bedienden valt, en dit buiten de proefperiode.
Artikel III.26 - § 1. Indien het bestuur de opzegtermijn niet wenst te respecteren, kan het bestuur het personeelslid een vergoeding betalen die gelijk is aan het loon en de voordelen verworven krachtens de overeenkomst voor de niet gerespecteerde duur van de opzegtermijn.
§ 2. Het bestuur kan er ook voor opteren meteen een vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon en de voordelen verworven krachtens de overeenkomst voor de volledige duur van de opzegtermijn.
Onderafdeling II. Opzegtermijnen bij opzeg tijdens de proefperiode
Artikel III.27 - De in acht te nemen opzeg bedraagt zeven dagen, die ten vroegste de laatste dag van de eerste maand van de proefperiode kan eindigen.
Artikel III.28 - Het bestuur mag de arbeidsovereenkomst afgesloten met een bediende zonder vergoeding beëindigen, wanneer het personeelslid meer dan zeven dagen in ziekteverlof is.
Onderafdeling III. Opzegtermijnen bij opzeg van een arbeider
Artikel III.29 - De opzeg varieert in functie van de ononderbroken dienstanciënniteit die het personeelslid op het ogenblik waarop de opzeg ingaat verworven heeft bij het bestuur. De opzegtermijn wordt vastgesteld conform de wettelijke bepalingen.
Onderafdeling IV. Opzegtermijnen bij opzeg van een bediende
Artikel III.30 - Het bestuur kan te allen tijde aan de arbeidsovereenkomst een einde maken mits een vergoeding uit te betalen nadat het ziekteverlof van de bediende, die voor onbepaalde tijd aangeworven werd, meer dan zes maanden heeft geduurd.
De vergoeding is gelijk aan het loon dat overeenstemt met de opzeggingstermijn welke ten opzichte van de bediende in acht moet worden genomen. Deze vergoeding wordt verminderd met het loon dat werd uitbetaald sedert het begin van de arbeidsongeschiktheid, of sedert de datum waarop de opzeg is beginnen te lopen, wanneer de ziekte is aangevangen tijdens die opzegtermijn.
Artikel III.31 - Behoudens voor de personeelsleden waarvoor de wet een langere opzegtermijn bepaalt, kan het bestuur een einde maken aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, mits een opzegtermijn te respecteren die overeenkomt met drie maanden per vijf jaar dienstanciënniteit.
Artikel III.32 - De in aanmerking komende anciënniteit is de dienstanciënniteit die het personeelslid wegens ononderbroken diensten verworven heeft op het ogenblik waarop het ontslag ingaat.
Artikel III.33 - De opzegtermijn bedraagt zes maanden indien het bestuur een einde wenst te maken aan de arbeidsovereenkomst vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de bediende de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
Onderafdeling V. Sollicitatieverlof
Artikel III.34 - Het personeelslid heeft recht op sollicitatieverlof. Dit verlof is gelijk aan:
1° een halve dag per week, indien een opzegtermijn van maximum zeven dagen werd gegeven; 2° een hele dag per week gedurende de laatste zes maanden van de opzeg en een halve dag per
week gedurende de voorafgaande maanden van de opzeg, indien de opzeg langer dan zeven dagen duurt.
Afdeling VII. Overmacht en overlijden
Artikel III.35 - Door overmacht ontstane gebeurtenissen hebben in principe slechts de schorsing van de arbeidsovereenkomst voor gevolg.
Artikel III.36 - Wanneer het personeelslid door ziekte of ongeval in de definitieve onmogelijkheid is de arbeidsovereenkomst verder uit te voeren, gaat het om een geval van overmacht, dat een onmiddellijk einde stelt aan de arbeidsovereenkomst, zonder dat het bestuur hierbij een opzegvergoeding verschuldigd is.
Artikel III.37 - Het overlijden van het personeelslid vormt een geval van overmacht, dat een onmiddellijk einde stelt aan de arbeidsovereenkomst, zonder dat het bestuur hierbij een opzegvergoeding verschuldigd is.
BIJLAGE IV. ORGANOGRAM
Artikel IV.1 - Voor het organogram van de OCMW-diensten wordt verwezen naar de beslissing van de raad van 29 april 2009 en latere wijzigingen.
BIJLAGE V. TECHNISCHE BIJLAGE
Artikel V.1 - Plaats van tewerkstelling:
OCMW administratie (Sociaal Huis): Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx De Ermitage, serviceflatgebouw: Xxxxxxxxxx 00 – 8770 Ingelmunster
De Cirkel (logistieke dienst): Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx Technische diensten: Xxxxxxxxxxxx 00 - 0000 Xxxxxxxxxxxx
Deze dienst werkt o.a. in doorgangswoningen, lokale opvanginitiatieven, bejaardenwoningen, serviceflats,…
Thuisdiensten (Poetsdienst, Gezinszorg, Maaltijden aan Huis): ten huize van de aanvragers Gemeentelijke administratie: Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Jeugd- en cultuurdienst: Xxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Sportdienst: Xxxxxxxxxxxxxxx 00X – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Bibliotheek: Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Technische diensten: Xxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Brandweerarsenaal: Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Tekenacademie: Xxxxxxx-Xxxx 00X – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Muziekacademie: Xxxxxxxxxxxxxx 0 – 8770 Ingelmunster Gemeenteschool ‘De Zon’: Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx Gemeenteschool ‘De Wingerd’: Xxxxxxxxxxxx 0x – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Artikel V.2 - § 1. Voor een ongeval op het werk is er een verbandkist ter beschikking op volgende plaats(en) van hierna genoemde gebouwen:
OCMW administratie (Sociaal Huis): Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx De Ermitage, serviceflatgebouw: Xxxxxxxxxx 00 – 8770 Ingelmunster
De Cirkel (logistieke dienst): Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx Technische diensten: Xxxxxxxxxxxx 00 - 0000 Xxxxxxxxxxxx Gemeentelijke administratie: Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx Jeugd- en cultuurdienst: Xxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Sportdienst: Xxxxxxxxxxxxxxx 00X – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Bibliotheek: Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Technische diensten: Xxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Brandweerarsenaal: Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Tekenacademie: Xxxxxxx-Xxxx 00X – 0000 Xxxxxxxxxxxx
Muziekacademie: Xxxxxxxxxxxxxx 0 – 8770 Ingelmunster Gemeenteschool ‘De Zon’: Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx Gemeenteschool ‘De Wingerd’: Xxxxxxxxxxxx 0x – 0000 Xxxxxxxxxxxx
§ 2. De eerste hulp wordt verstrekt door:
Arbeidsplaats | EHBO’er |
Sociaal Huis | Xxx Xxxxxxxxxxxxx/Xxxxxx Xxxxxxxx |
De Ermitage | Xxxxxxx Xxxxxxxxx |
De Cirkel | Xxxxxxx Xxxxx |
Technische diensten | Xxxxxx Xxxxx |
Gemeentehuis | Xxx Xxxxxxxxxxxxx/Xxx Xxxxxxxxxxxxxx |
Jeugd- en cultuurcentrum | Xxxxx Xxxxx |
Sportcentrum | Xxxxx Xxxxxxxxxxxx/Xxxx Xxxxxxx |
Bibliotheek | Lieve De Doncker |
Gemeentelijke werkplaats | Xxxxx Xxxxxxxx |
Brandweerarsenaal | Xxxxx Xxxxxxxx |
Gemeenteschool ‘de Zon’ | Xxxxxxxxx Xxxxxxxx |
Gemeenteschool ‘de Wingerd’ | Xxxxxxxxx Xxxxxxxx |
Artikel V.3 - De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk is te vinden op volgend adres: Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 – 8770 Ingelmunster
De contactgegevens van de preventieadviseur:
De xxxx Xxx Xxxxxxxxx Gemeentehuis Ingelmunster
Oostrozebekestraat 4 – 8770 Ingelmunster xxx.xxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
Tel. 051/33 74 38
Artikel V.4 - De externe dienst voor preventie en bescherming is te vinden op volgend adres: PROVIKMO Brugge
Xxxx Xxxxxxxxxxxxx 00 xxx 0 – 0000 Xxxxxx
Tel. 050/47 47 47 – Fax. 050/47 47 58
De arbeidsgeneesheer is Dr. An Van de Maele, Reepkaai 4 – 0000 Xxxxxxxx
De preventieadviseur in verband met ongewenste omgangsvormen is aangeduid door PROVIKMO, team psychosociaal welzijn (050/47 47 35).
Crisisfoon: 078/150 200
Artikel V.5 - § 1. Volgende personen zijn lid van het bijzonder onderhandelingscomité: 1° van werkgeverszijde:
Burgemeester, Xxxx Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxxxxx;
Voorzitter OCMW, Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx; 2° technici:
OCMW-secretaris, Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxxx 00 – 8770 Ingelmunster; Gemeentesecretaris, xx. Xxxxxxx Xxxxx, Xxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxxxxx; Secretaris BOC, Xxxxxxx Xx Xxxxxx, Kweekstraat 48 – 0000 Xxxxxxxxxxxx;
3° van werknemerszijde:
Afgevaardigde ACV-Openbare Diensten, Xxxxx Xxxxxxx, President Kennedypark 16D – 0000 Xxxxxxxx;
Afgevaardigde ACV-Openbare Diensten, Xxxxxxx Xxxxxxxx, Heirweg-Noord 7 – 0000 Xxxxxxxxxxxx;
Afgevaardigde ACV-Openbare Diensten, Xxxx Xxxxxxxx, Schoolstraat 15 – 0000 Xxxxxxxxxxxx; Afgevaardigde ACV-Openbare Diensten, Xxxxxxx Xxxxxx, Xxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxx; Afgevaardigde ACOD-LBR, Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, St. Amandsstraat 112 – 0000 Xxxxxxxxx; Afgevaardigde VSOA, Xxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxxxxx.
§ 2. De leden van werkgeverszijde en de technici kunnen zich laten vervangen bij hun eventuele afwezigheid. Zij staan in voorkomend geval zelf in voor het doorgeven van de agenda en de eventuele bijlagen. Bij aanvang van de vergadering van het bijzonder onderhandelingscomité worden deze eventuele vervangingen gemeld en opgenomen in het proces-verbaal.
Artikel V.6 - § 1. De leden van het bijzonder onderhandelingscomité zijn lid van het hoog overlegcomité. Daarnaast hebben volgende personen ook zitting in het hoog overlegcomité:
1° preventieadviseur Xxx Xxxxxxxxx, Mandenmakersstraat 3 – 0000 Xxxxxxxxxxxx; 2° arbeidsgeneesheer Dr. An Van de Maele, PROVIKMO, Reepkaai 4 – 0000 Xxxxxxxx.
§ 2. De mogelijkheid tot vervanging zoals bepaald in artikel V.5, § 2, geldt ook voor de vergaderingen van het hoog overlegcomité.
Artikel V.7 - De hierna genoemde inspecties behoren alle tot de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg:
1° toezicht op de sociale wetten, bevoegd in verband met de naleving van de arbeidswetten:
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxxxx
tel. 051/26 54 30
2° toezicht op het welzijn op het werk (hergroepering van de vroegere technische en medische inspectie), bevoegd voor de naleving van de regels in verband met de veiligheid op de werkplaats en voor de gezondheid en ongewenste omgangsvormen op de werkplaats:
Xxxxxxxxxxxxx 0 – 0000 Xxxxxx
tel. 050/44 20 20 – fax. 050/44 20 29 – e-mail: xxx.xxxx-xxxxxxxxxx@xxxx.xxxxxx.xx
Artikel V.8 - Het sociaal secretariaat dat de lonen van de personeelsleden berekent en voorbereidt is: Weddecentrale Schaubroeck, Xxxxxxxx xx Xxxxxx 000 – 0000 Xxxxxxxx, tel. 09/000 00 00.
Artikel V.9 - Het bestuur heeft een verzekeringspolis voor arbeidsongevallen afgesloten met: Ethias NV, Xxxxx-Xxxxxxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxxx, tel. 011/28 21 11.
Alle informatie betreffende deze verzekeringspolis is te verkrijgen bij de personeelsdienst.
Artikel V.10 - Het uniek ondernemingsnummer (KBO) van het OCMW van Ingelmunster is 0212.221.845.
Het bestuur is aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Plaatselijke en Provinciale Overheden (RSZ PPO) met nummer: 3553-00-86.